Het volledige eerste thema van MikS

Page 1

IK ALS PERSOON


INHOUD THEMA A: IK ALS PERSOON INLEIDING 11 Hoofdstuk 1: Hoe kun je aan je zelfvertrouwen werken? 12 Strip de strip Vertel wat je denkt, voelt en doet Ontdek het verschil tussen rationele, emotionele en intuïtieve keuzes Denk na over feiten die je zelfvertrouwen geven of onzeker maken Lijst een aantal tips op om meer zelfvertrouwen te krijgen Neem je socialemediagebruik onder de loep Evalueer jezelf Hoofdstuk 2: Welke inkomsten kunnen jongeren hebben? Ontdek wat mogelijke inkomstenbronnen voor jongeren zijn Breng de inkomstenbronnen van jongeren in kaart Stel een plan van aanpak op Verwerf informatie Verwerk de resultaten van de enquête Trek besluiten Stel het resultaat van je onderzoek voor Vraag feedback aan je klasgenoten Bespreek de samenwerking in groep Evalueer jezelf Hoofdstuk 3: Welke uitgaven kunnen jongeren hebben? Ontdek wat mogelijke uitgavenposten van jongeren zijn Ga na waar je informatie kunt vinden Stel een plan van aanpak op Verwerf informatie Verwerk de resultaten Trek besluiten Evalueer jezelf Hoofdstuk 4: Hoe ga je verantwoord met geld om? Ontdek hoe je verantwoord met geld kunt omgaan Ontdek welke vraag je spilfiguur heeft in verband met het beheren van het budget Breng de problemen die jongeren ondervinden bij het beheren van hun budget in kaart Verwerf informatie Verwerk de informatie Trek besluiten Stel je resultaten voor Bundel de resultaten tot een geheel Vraag feedback aan je klasgenoten Bespreek de samenwerking in groep Evalueer jezelf

A

10   |

THEMA A: INHOUD

12 14 18 19 20 21 22

23 23 24 27 28 29 30 32 33 33 34

35 35 36 44 46 46 47 48

49 49 50 51 52 53 53 54 54 54 55 55


INLEIDING

Met de overstap van het lager naar het secundair onderwijs, ga je als tiener een boeiende periode tegemoet. Je ontwikkelt geleidelijk aan van een lagereschoolkind naar een puber tot een adolescent. Op het einde van je periode in het secundair onderwijs zal je een jong volwassene zijn. Deze periode zorgt voor heel wat veranderingen. Heel wat deuren gaan voor je open, je krijgt een bredere blik op de wereld. Nieuwe mogelijkheden betekent ook dat je keuzes zal moeten maken en dat je bepaalde verantwoordelijkheden krijgt. Stap voor stap ga je daarin begeleid worden. Sociale media zijn niet meer weg te denken uit je leven als tiener. Bij het aanmaken van een eigen profiel, toon je anderen wie jij als persoon bent. Tijd om vooraf bewust stil te staan bij wat je al dan niet van jezelf wilt prijsgeven. a Stel je eigen profiel op aan de hand van hashtags (#). Met die kernwoorden en -zinnen stel je jezelf voor in de klas. b Ga thuis op zoek naar foto's of afbeeldingen die bij de #'s horen en plak ze op de voorziene ruimte. FOLLOW

Ik word gelukkig van ... #

FOLLOW

Ik ontmoet mijn vrienden graag op mijn favoriete plek:

Ik word boos van ...

1204 likes

#

FOLLOW

1204 likes

#

1204 likes

#

#

#

¨ familie/vrienden   ¨ iedereen

¨ familie/vrienden   ¨ iedereen

¨ familie/vrienden   ¨ iedereen

FOLLOW

FOLLOW

FOLLOW

Dit is wat ik graag doe in mijn vrije tijd:

Familie betekent voor mij ...

#

#

#

#

1204 likes

1204 likes

#

#

¨ familie/vrienden   ¨ iedereen

¨ familie/vrienden   ¨ iedereen

1204 likes

#

THEMA A: INLEIDING | 11

A


HOOFDSTUK 1:

HOE KUN JE AAN JE ZELFVERTROUWEN WERKEN? O OPDRACHT 1: Strip de strip 1 Bekijk en lees de strip hieronder en op p. 13. a Wat denk jij wanneer je het probleem van Julan leest?

b Wat kun je zeggen over de gevoelens van Julan?

c Hoe denk je dat Julan zich kan gedragen hebben na de gebeurtenissen?

Op een zaterdag …

Hey, hoe ging het met jou op school deze week?

Bwah, het viel wel mee.

Sorry, ik heb weer lang gegamed gisterenavond en ik heb slecht geslapen.

Oh, dat klinkt niet erg goed.

Heb je misschien nog een koek in je handtas? Ik heb eigenlijk nog niks gegeten vanmorgen.

Ik heb nog een klein suikerwafeltje van gisteren. Neem maar.

A

12  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON

Gaat het, Julan?

Eigenlijk niet. Ik zit al even met een probleem, maar ik heb er nog niet over durven praten.


Ik ben niet zo goed in L.O. Als twee leerlingen om de beurt iemand mogen kiezen om bij hun team aan te sluiten, blijf ik vaak als laatste over. Toen ik gisteren de bal moest vangen, miste ik hem ook nog. Ik voelde me zo’n mislukkeling.

Wat scheelt er dan?

Ja, jij hebt makkelijk praten. Jij bent goed in sport.

Oh, Julan! Dat is echt niet fijn, maar daar hoef jij je echt niets van aan te trekken.

Maar jij kunt goed met de computer werken.

Wat heb ik daar nu aan?

Dat is toch geweldig, Julan. Ik moest deze week een presentatie maken en de mijne was de slechtste van de klas. Ik zakte door de grond van schaamte.

HOOFDSTUK 1:  HOE KUN JE AAN JE ZELFVERTROUWEN WERKEN? | 13

A


2 Je kunt je aandacht maar bij de les houden, als je je ook in het algemeen goed in je vel voelt. In dit hoofdstuk ga je dan ook het volgende onderzoeken: WAT GEEFT JOU ZELFVERTROUWEN?

V OPDRACHT 2: Vertel wat je denkt, voelt en doet 1 Om inzicht te krijgen in het verband tussen wat je denkt, voelt en doet, maken we gebruik van het G-schema. In het G-schema staan de G's voor gebeurtenis, gedachte, gevoel en gedrag.

GEBEURTENIS

Wat is er gebeurd? (Alsof je door een camera kijkt naar de situatie.)

GEDACHTE

Wat zijn je gedachten bij een bepaalde gebeurtenis?

GEVOEL

Wat voel je bij de gebeurtenis?

GEDRAG

Wat doe je bij de gebeurtenis? (Alsof je door een camera kijkt naar je gedrag.)

a Verdeel de klas in twee groepen. b Elke groep analyseert een krantenartikel aan de hand van het G-schema. Groep 1 analyseert het eerste krantenartikel op p. 15, groep 2 het tweede op p. 16. c Bespreek jullie bevindingen klassikaal.

A

14  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


1

Amerikaanse onderzoekers gaven aan dat personalisatie dé trend is voor de modesector in 2019: we zijn op zoek naar producten en ervaringen die als uniek bestempeld worden, en daar spelen bedrijven op in. ‘Je bent wat je hebt’, dat is het idee achter de trend. Met de keuzes die we maken vertellen we aan anderen wat onze stijl is, wat onze waarden zijn en hoe ons zelfbeeld is.

Gebeurtenis

Vooral de jongere generaties delen zowat alles op sociale media. Ze proberen zoveel mogelijk ‘likes’ te verkrijgen en bouwen hun imago op met items of ervaringen die de aandacht van hun volgers trekken. Tegenwoordig wil iedereen graag iets dat gepersonaliseerd is, zoals bv. een merkhandtas of een dure sjaal met de eigen naam op. Bron: vrij naar De Standaard

Wat is er gebeurd?

Gedachte

Wat zijn je gedachten bij de gebeurtenis?

Gevoel

Wat voel je bij de gebeurtenis?

Gedrag

Wat doe je bij de gebeurtenis?

HOOFDSTUK 1:  HOE KUN JE AAN JE ZELFVERTROUWEN WERKEN? | 15

A


2

'Ze gedragen zich alsof hun kind de nieuwe Messi is.' Op een platform naast de kantine, 10 à 15 meter van het speelveld verwijderd. Daar stonden de ouders van de jeugdspelers van VC GrootDilbeek gisteravond tijdens de training. En voor de rest van het seizoen zullen ze ook niet verder mogen komen. Dat besliste het jeugdbestuur op vraag van de trainers, die het geschreeuw, de bemoeienissen en het slechte gedrag van

sommige ouders grondig beu waren. ‘Sommige papa’s en mama’s denken dat ze de nieuwe Messi of Ronaldo in huis hebben. Ze gedragen zich daar ook naar.’, zegt Steve Goethaert van VC Groot-Dilbeek. ‘Of ze zien zichzelf als coach en roepen hun kind toe wat het moet doen. Totaal andere instructies dan die van de trainer, met veel verwarring tot gevolg.’ Bron: De Standaard

Gebeurtenis

Wat is er gebeurd?

Gedachte

Wat zijn je gedachten bij de gebeurtenis?

Gevoel

Wat voel je bij de gebeurtenis?

Gedrag

Wat doe je bij de gebeurtenis?

A

16  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


2 Stel je eigen G-schema op. Groep 1 analyseert de derde situatie, groep 2 de vierde. 3

4

Je hebt een vriend een bericht verzonden. Je ziet dat hij het gelezen heeft en online is, maar hij reageert niet.

Je wandelt tijdens de middagpauze naar het toilet en passeert een van je beste vriendinnen, die in een andere klas zit. Je zwaait naar haar, maar je vriendin zegt niets terug.

Gebeurtenis

Wat is er feitelijk gebeurd?

Gedachte

Wat zijn je gedachten bij de gebeurtenis?

Gevoel

Wat voel je bij de gebeurtenis?

Gedrag

Wat doe je bij de gebeurtenis?

Je kunt in situatie 3 of 4 reageren met of zonder woorden of beiden combineren. Als je reageert met woorden (gesproken of geschreven), spreek je van verbaal gedrag. Reageer je zonder woorden (via een emoji of een gelaatsuitdrukking), dan spreek je van non-verbaal gedrag. Hoe je reageert op een gebeurtenis, houdt al dan niet bewust, bepaalde keuzes in.

HOOFDSTUK 1:  HOE KUN JE AAN JE ZELFVERTROUWEN WERKEN? | 17

A


V OPDRACHT 3: Ontdek het verschil tussen rationele, emotionele en intuïtieve keuzes 1 Verbind de onderstaande begrippen met de juiste afbeelding. hoofd eerst doen en dan denken zakelijk

impulsief

hart eerst denken en dan doen doordacht

ontroerd 2 Duid aan of er in de volgende situaties rationeel of emotioneel gereageerd wordt. Emotioneel

In de bus moet je door de drukte rechtstaan. Wanneer er nieuwe mensen opstappen, trapt een passagier per ongeluk op je tenen. Je reageert boos en roept: ‘Kun je niet beter uit je doppen kijken, dom mens?’ Je komt thuis na een rotdag op school. Je hebt een onvoldoende op een toets en je liefje maakt het uit omdat hij/ze verliefd is op een ander. Je vliegt de snoepkast in en eet een grote zak chips op (in plaats van de kom fruitsla waar je deze middag nog zo naar had uitgekeken). Er komt een nieuwe versie van je favoriete game op de markt. De vorige versie heeft je buurjongen met zijn spaargeld gekocht. Nu ben jij aan de beurt. Jullie hebben namelijk beslist om afwisselend een game te kopen, zodat jullie geld kunnen uitsparen en toch samen kunnen gamen. Je zit volop in de examenperiode. Je hebt zin om in je pauze even met vrienden van je klas te chatten. Toch doe je dat niet en ga je buiten wandelen, omdat je in de vorige examenperiode hebt gemerkt dat je nadien weer met meer energie aan een volgend hoofdstuk kunt beginnen. Je bent nieuw op school en je kent niemand. Tijdens de middagpauze praten zowel klasgenoot A als klasgenoot B met jou. De volgende dag trek je liever op met klasgenoot B. Je merkt dat klasgenoot A niet meteen bij jou past.

A

18  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON

Rationeel

Geen van beide


3 Bekijk het fragment over Keuzestress.

Noteer drie voorbeelden van beslissingen die je de laatste weken hebt genomen, waarbij het handig zou geweest zijn om je intuïtie te volgen of waarbij je je intuïtie echt hebt gevolgd.

Intuïtie wordt ook wel het buikgevoel genoemd. Intuïtie kun je niet altijd emotioneel of rationeel verklaren. Het is een soort innerlijk kompas van waaruit je ‘weet’ of dingen goed voor je zijn of niet.

U OPDRACHT 4: Denk na over feiten die je zelfvertrouwen geven of onzeker maken 1

We zijn allemaal wel eens onzeker. Fouten maken mag, want uit fouten kun je leren. Denk even na wat jou zelfvertrouwen geeft of net onzeker maakt. a Verspreid in het klaslokaal liggen een aantal kaartjes. Neem even de tijd om de kaartjes te bekijken. b Onthoud een kaartje van iets dat je zelfvertrouwen geeft. c Onthoud een kaartje van iets dat je onzeker maakt. d Je mag dat in de klas of met je buur bespreken.

2 Bekijk de strip van opdracht 1 op p. 12 en 13 en focus opnieuw op Julan. We hebben al ontdekt dat Julan niet gelukkig is, omdat hij zich tijdens de lessen lichamelijke opvoeding een mislukkeling voelde. Dat maakt Julan onzeker. a Welke aspecten spelen nog een rol, waardoor Julan zich niet goed in zijn vel voelt?

b Welke tips zouden Elena en Marieke aan Julan kunnen geven, zodat hij zich beter kan voelen?

c Wat zouden Elena en Marieke nog kunnen doen voor Julan om hem opnieuw wat meer zelfvertrouwen te geven? Geen inspiratie? Denk even terug aan de kaartjes uit oefening 1.

d Waar of bij wie kan Julan terecht als hij hulp zou willen inschakelen om zich terug beter te voelen?

HOOFDSTUK 1:  HOE KUN JE AAN JE ZELFVERTROUWEN WERKEN? | 19

A


Een gezonde levensstijl heeft een positieve invloed op je zelfvertrouwen. Je algemeen goed in je vel voelen heeft te maken met je lichamelijke, geestelijke/psychologische en sociale gezondheid, die onderling ook sterk verbonden zijn en dus invloed op elkaar hebben.

sociale gezondheid

lichamelijke gezondheid

geestelijke/ psychologische gezondheid

3 Als je je niet goed voelt, weet dan dat je er niet alleen voor staat. Maar waar kun je terecht? a Bekijk het fragment Niet goed in je vel. Bespreek welke verklaringen er worden gegeven waarom het normaal is dat jongeren zich niet altijd goed in hun vel voelen.

b Waar kun je terecht als je persoonlijke problemen ervaart die je zelfvertrouwen een flinke deuk hebben gegeven?

U OPDRACHT 5: Lijst een aantal tips op om meer zelfvertrouwen te krijgen Als een vriend(in) van je onzeker is, sta je klaar met het beste advies. Noteer hier in een woordenwolk concrete tips voor een vriend(in) zodat die zich lichamelijk, geestelijk en sociaal beter zal voelen. Wedden dat zijn/haar zelfvertrouwen zal toenemen?

TIPS VOOR EEN GEZONDE GEEST IN EEN GEZOND LICHAAM

A

20  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


U OPDRACHT 6: Neem je socialemediagebruik onder de loep 1

Ga op speeddate en overtuig je klasgenoten voor/tegen een profiel op sociale media. a Verdeel de klas in twee. Groep 1 heeft al een profiel op sociale media, groep 2 (nog) niet. b Vorm duo's met leerlingen uit groep 1 en uit groep 2. c De leerlingen van groep 1 proberen de leerlingen van groep 2 te overtuigen om ook een profiel op sociale media te nemen, aan de hand van drie voordelen of mogelijkheden. d De leerlingen van groep 2 proberen de leerlingen van groep 1 te overtuigen om geen profiel op sociale media te nemen, aan de hand van drie nadelen of risico's. e Je krijgt even de tijd om je argumenten te formuleren. Om de twee minuten wordt er gewisseld van date.

2 Noteer drie mogelijkheden en drie risico's van een profiel op sociale media die je zijn bijgebleven en waar je rekening mee gaat houden na het speeddaten.

Mogelijkheden

Risico’s

3 Bekijk je profiel op p. 11 in de inleiding opnieuw. Duid aan welke delen je voor iedereen openbaar zou zetten en welke delen enkel zichtbaar zouden zijn voor vrienden/familie.

HOOFDSTUK 1:  HOE KUN JE AAN JE ZELFVERTROUWEN WERKEN? | 21

A


R OPDRACHT 7: Evalueer jezelf Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan. Checklist

Ja

Kan beter.

Ik kan bij een feit met behulp van richtvragen mijn gedachten, gevoelens, gedragingen en de gevolgen voor mezelf verwoorden.

¨

¨

Ik kan het onderscheid verwoorden tussen rationele, emotionele en intuïtieve keuzes aan de hand van voorbeelden.

¨

¨

Ik kan verwoorden welke feiten me zelfvertrouwen geven.

¨

¨

Ik kan verwoorden welke feiten me onzeker maken.

¨

¨

Ik kan het belang van een gezonde levensstijl verklaren.

¨

¨

Ik kan tips geven om een gezonde levensstijl te bevorderen op lichamelijk, psychisch en sociaal vlak.

¨

¨

Ik kan mogelijkheden en risico's van socialemediagebruik beoordelen voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid.

¨

¨

Ik kan aangeven waar ik hulp kan vinden indien ik persoonlijke problemen heb.

¨

¨

1   Mens en samenleving

2   Sociale vaardigheden •

Ik kan respectvol reageren wanneer anderen ervaringen delen in verband met onzeker zijn.

¨

¨

Ik kan aandachtig luisteren wanneer bij een feit gedachten, gevoelens, gedragingen en gevolgen uitgewisseld worden.

¨

¨

¨

¨

¨

¨

3   Onderzoeksvaardigheden •

Ik kan informatie (teksten ...) interpreteren.

4   Reflectievaardigheden •

A

Ik kan reflecteren over hoe het met mijn zelfvertrouwen gesteld is.

22  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


HOOFDSTUK 2:

WELKE INKOMSTEN KUNNEN JONGEREN HEBBEN? O OPDRACHT 1: Ontdek wat mogelijke inkomstenbronnen voor jongeren zijn 1 Bekijk het filmfragment van Mila en Anouar. a Waar gaat het fragment over?

b Waarvan hangt het af hoeveel Anouar aan het cadeau van zijn zus wil spenderen?

c Waar halen Anouar en Mila hun geld vandaan?

Anouar en Mila hebben dus inkomsten. Jongeren hebben inkomsten dankzij zakgeld, verjaardagen enzovoort. Inkomsten of inkomen is het geld dat je krijgt.

2 Je kunt wel bedenken waar jij en andere jongeren jullie inkomsten vandaan halen, maar je mag er nooit van uitgaan dat dat voor iedereen hetzelfde is. Daarom ga je dat nu onderzoeken. Voor dat onderzoek kun je de volgende onderzoeksvraag formuleren: WELKE INKOMSTEN KUNNEN JONGEREN HEBBEN? a Denk na over welke jongeren je het wilt hebben. •

Ga je alle jongeren in België bevragen?

­Ga je alle jongeren in jouw provincie vragen stellen?

­Ga je aan één jongere vragen welke inkomsten hij heeft?

­Ga je alle leeftijdsgroepen bevragen, dus jongeren van 10 jaar, 14 jaar en 18 jaar?

­Waarom maak je de groep die je gaat bevragen het best niet te groot?

­Waarom maak je de groep die je gaat bevragen het best niet te klein?

b Je zult je onderzoek dus een beetje moeten beperken. De volgende vragen helpen je daarbij. •

­Wat is de leeftijd van de jongeren die je wilt ondervragen? Kleur het vakje in.

jongeren tussen 10 en 19 jaar

jongeren tussen 11 en 12 jaar

jongeren tussen 12 en 15 jaar

jongeren tussen 16 en 18 jaar

HOOFDSTUK 2:  WELKE INKOMSTEN KUNNEN JONGEREN HEBBEN? | 23

A


Aan welke jongeren kun je makkelijk vragen stellen over zakgeld? Kleur het vakje in. jongeren in de familie olomgeving en

scho

jongeren in

jongeren

de provincie

in België

jongeren

in Europa

c Je kunt nu de algemene onderzoeksvraag op p. 23 nauwkeuriger formuleren. Noteer die nieuwe vraag hieronder.

V OPDRACHT 2: Breng de inkomstenbronnen van jongeren in kaart 1 Waar denk je dat jongeren tussen 12 en 15 jaar hun geld vandaan halen? a Brainstorm met de klas en vul de mindmap aan.

zakgeld

b Verdeel de klas in vijf groepjes. Elk groepje krijgt één spilfiguur toegewezen. Bekijk het filmpje van je spilfiguur en noteer hier waar jouw spilfiguur zijn/haar inkomen haalt. Wat is de naam van jouw spilfiguur?

B

groep 1

Wat is de naam van jouw spilfiguur?

groep 2

Waar haalt jouw spilfiguur zijn/haar inkomen vandaan?

Waar haalt jouw spilfiguur zijn/haar inkomen vandaan?

Hoeveel geld heeft jouw spilfiguur op het einde van één

Hoeveel geld heeft jouw spilfiguur op het einde van één

maand verzameld?

maand verzameld?

24  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


Wat is de naam van jouw spilfiguur?

groep 3

Wat is de naam van jouw spilfiguur?

groep 4

Waar haalt jouw spilfiguur zijn/haar inkomen vandaan?

Waar haalt jouw spilfiguur zijn/haar inkomen vandaan?

Hoeveel geld heeft jouw spilfiguur op het einde van één

Hoeveel geld heeft jouw spilfiguur op het einde van één

maand verzameld?

maand verzameld?

Wat is de naam van jouw spilfiguur?

groep 5

Waar haalt jouw spilfiguur zijn/haar inkomen vandaan? Hoeveel geld heeft jouw spilfiguur op het einde van één maand verzameld?

c Ieder groepje vertelt de klas over zijn spilfiguur. Vul de schema’s aan voor de vier andere spilfiguren. 2 Hoe lees je een grafiek? a Waarover gaat grafiek 1 op de volgende bladzijde?

b Welk onderscheid wordt in de grafiek gemaakt?

c Waar zie je dat?

d Hoeveel zakgeld krijgt een jongen van 16 jaar gemiddeld per maand?

HOOFDSTUK 2:  WELKE INKOMSTEN KUNNEN JONGEREN HEBBEN? | 25

B


e Hoeveel zakgeld krijgt iemand van jouw leeftijd gemiddeld per maand?  f

Welk soort grafiek is grafiek 1?

g Waarom is het handig dat het gemiddelde zakgeld per maand in zo'n grafiek is weergegeven?

Grafiek 1: Gemiddeld zakgeld per maand

Gemiddeld zakgeld per maand

€ 41,50

€ 40,00 € 25,00

€ 30,00 € 19,00 € 20,00 € 10,00

€ 7,60

10-11 jaar

12-13 jaar

14-15 jaar

16-17 jaar

Leeftijd Bron: Wikifin (2017)

3 Bereken het gemiddelde. a Bekijk opnieuw grafiek 1 bij vraag 2. Wat betekent ‘een gemiddelde van € 19,00’ als je kijkt naar het zakgeld bij de leeftijd van 12-13 jaar?

b Bereken nu het gemiddelde zakgeld per week van de onderstaande personen. Als je daar hulp bij nodig hebt, bekijk dan een van de instructiefilmpjes bij het onlinelesmateriaal. • Anouar: € 32,00/maand • Mila: € 10,00/week • Marieke: € 5,00/week • Elena: € 10,00/week • Julan: € 0,00/week

A

26  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


V OPDRACHT 3: Stel een plan van aanpak op 1

Je wilt een antwoord op de onderzoeksvraag die je noteerde op p. 24. Schrijf hier die onderzoeksvraag nog eens neer:

a Hoe kun je te weten komen waar jongeren hun inkomen vandaan halen?

b Waarom is het belangrijk om goed notities te maken bij het overlopen van de vragen?

c Welke vragen zou je aan jongeren stellen om meer te weten over hun zakgeld?

Wanneer je een vragenlijst maakt en aan meerdere personen vragen stelt, dan neem je een enquête af. Een enquête is een vragenlijst waarmee je iets te weten wilt komen en die je bij meerdere personen afneemt. Het is ook belangrijk dat je heel makkelijk en snel antwoorden kunt noteren. Je kunt het best eerst jouw vragen oplijsten en al een aantal antwoordopties geven. Je kruist dan gewoon het juiste antwoord aan. Je stelt hier meerkeuzevragen. Meerkeuzevragen maken het ook makkelijk om achteraf een besluit te trekken. Je kunt ook het best alle vragen nummeren.

Voorbeeld 1 Hoe oud ben je?

¨  12 jaar

¨  13 jaar

¨  14 jaar

¨  15 jaar

2 Welke hobby's heb je? Noteer: 3 Hoe vaak beoefen je je hobby?

¨  1 keer per week

¨  2 keer per week

¨  3 keer per week ¨  meer dan 3 keer per week 4 Hoeveel tijd spendeer je in het totaal aan je hobby’s? (per week)

¨  1-2 uur

¨  2-3 uur

¨  meer dan 3 uur

5 Hoe ga je naar je hobby?

¨  met de fiets

¨  met de auto

¨  met een ander vervoersmiddel zoals

¨  met de bus

¨  Ik beoefen mijn hobby thuis.

HOOFDSTUK 2:  WELKE INKOMSTEN KUNNEN JONGEREN HEBBEN? | 27

A


FORUM Een hobby uitoefenen is gezond voor lichaam en geest, want je bent bezig met iets dat je leuk vindt en dat je tegelijkertijd energie geeft.

2 Stel je enquête op. a Bekijk de instructiefiche bij het onlinelesmateriaal. Stel vervolgens de enquête op met een tekstverwerker. Volg daarvoor de volgende stappen. ¨ Open de tekstverwerker. ¨ Geef je document de bestandsnaam: ‘Enquête inkomsten jongeren’. ¨ Dat is ook de titel. Zet die titel vet en plaats hem bovenaan in het midden van het blad. ¨ Typ de vragen. ¨ Nummer de vragen. ¨ Voeg eventueel een symbool in, zoals een vierkantje, om de antwoorden af te vinken. ¨ Druk het blad met de vragenlijst af. b Denk na hoe je te werk zult gaan om de gegevens te verkrijgen. Stel de vragen in kleine groepjes. •

Hoeveel jongeren gaat elk groepje ondervragen?

­Wanneer ga je dat doen? Noteer hier de dag, datum (en eventueel uur).

c Nadat je de enquêtes hebt afgenomen, verwerk je die in de klas. •

­Noteer hier alvast wanneer je alle ingevulde enquêtes naar de klas meeneemt om ze te verwerken.

­Noteer die datum ook in je agenda en zet misschien ook een herinnering in je gsm.

U OPDRACHT 4: Verwerf informatie 1

Bekijk eerst deze tips om een gesprek te voeren, voor je de enquête gaat afnemen. Vink aan welke tips juist zijn. Fase van het gesprek Inleiding

Tips ¨ Hallo, ik ben … en voor de school doe ik een onderzoek. Ik wil je een paar vragen stellen over de inkomsten van jongeren. Heb je even tijd? ¨ Hallo, mag ik je een aantal vragen voor de school stellen alsjeblieft? Het duurt maar 2 minuten. ¨ Hey, een vraagje, hoeveel zakgeld krijg jij elke week?

Naam van de ondervraagde

¨ Wat is jouw naam? Dan schrijf ik dat op mijn blad.

Vragen die je stelt

¨ Wanneer iemand op een vraag niet wil antwoorden, zeg je: ‘Dat begrijp ik. Dat is niet erg’.

¨ Deze enquête is anoniem. Je moet je naam niet zeggen.

¨ Wanneer iemand op een vraag niet wil antwoorden, zeg je: ‘Ik wil het toch weten, want ik moet mijn vragenlijst invullen’. Einde van het gesprek

¨ Oké, dat waren de vragen. Yow … ¨ Bedankt voor je medewerking.

A

28  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


2 Houd ook rekening met een aantal praktische tips. Vink aan of je … ¨ ¨ ¨ ¨

goed voorbereid bent en de vragen zelf enkele keren gelezen hebt; voldoende kopieën van de vragenlijst bij je hebt; meer dan één balpen bij je hebt; een klembord of een harde kaft hebt om makkelijk te kunnen noteren.

3 Neem nu met je groepje de enquête af.

U OPDRACHT 5: Verwerk de resultaten van de enquête 1

Verwerk de resultaten van jouw enquête en trek daaruit (een) besluit(en). Sorteer eerst de enquêtes per leeftijd. a Verdeel de enquêtes over de groepjes. Een groep moet wel dezelfde leeftijdscategorie (12-13 jaar, 14-15 jaar) hebben. b Waarom moet dat?

2 Kijk nu hoe vaak elk antwoord op iedere vraag gegeven werd en verwerk die gegevens in een grafiek. Dat kan op drie manieren.  Optie 1: Verwerk de enquêtes op papier. • Neem een lege papieren enquête erbij. • Tel bij de enquêtes het aantal keren dat een antwoord op een vraag gegeven is. Tip: trek een streepje per gegeven antwoord. • Noteer dat aantal achter het antwoord. Opgelet! Wanneer je een onderscheid maakt tussen verschillende leeftijden, moet je ook het aantal antwoorden gescheiden houden in een ander document. • Maak nu een kolomgrafiek van de resultaten per vraag op mm-papier. • Bekijk eerst de online instructiefiche om te zien hoe je een kolomgrafiek maakt. • Bewaar elke grafiek op een apart blad en nummer de grafieken.

Optie 2: Verwerk de enquêtes in een sjabloon van een rekenblad. • Open het rekenblad dat je bij het onlinelesmateriaal terugvindt. • Typ de vragen op de aangegeven plaats. • Typ de mogelijke antwoorden ook daar waar dat voorzien is. • Tel voor enquêtes het aantal keren dat een antwoord op een vraag gegeven is. • Noteer dat aantal achter het antwoord in het rekenblad. • Opgelet! Wanneer je een onderscheid maakt tussen verschillende leeftijden, moet je ook het aantal antwoorden gescheiden houden in een ander document. • Dat kan er zo uitzien: Vraagnummer

Vraag

Antwoord

Aantal

2

Krijgen jullie wekelijks of maandelijks zakgeld?

Wekelijks Maandelijks

4 7

4

Krijgen jullie ook geld als jullie klusjes doen?

Ja Nee

5 9

De grafiek wordt automatisch gemaakt.

HOOFDSTUK 2:  WELKE INKOMSTEN KUNNEN JONGEREN HEBBEN? | 29

A


Optie 3: Verwerk de enquêtes in een leeg rekenblad. • Neem elke vraag en elk antwoord over in een rekenblad. • Tel bij de enquêtes het aantal keren dat een antwoord op een vraag gegeven is. • Noteer dat aantal achter het antwoord in het rekenblad. • Opgelet! Wanneer je een onderscheid maakt tussen verschillende leeftijden, moet je ook het aantal antwoorden gescheiden houden in een ander document. • Maak nu een kolomgrafiek van de resultaten per vraag. • Bekijk eerst de online instructiefiche om te zien hoe je een kolomgrafiek maakt. • Bewaar elke grafiek op een apart blad en nummer de grafieken.

U OPDRACHT 6: Trek besluiten Trek nu een besluit voor elke vraag op basis van de kolomgrafiek. a Noteer eerst alle vragen in de tabel. b Vul vervolgens aan met het besluit per vraag. Vraag

1

2

3

4

5

6

7

A

Besluit

30  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


c Controleer of je een antwoord hebt gekregen op je algemene onderzoeksvraag. Vul daarvoor eerst de tabel aan. Onderzoeksvraag

Antwoord

d Trek je besluit. Dat kan op twee manieren. Optie 1: tekst Schrijf je besluit uit in een tekst. Bewaar dat besluit in jouw portfolio.

Optie 2: schema of mindmap Geef je besluit weer in een schema of mindmap en bewaar het daarna in jouw portfolio. Hieronder zie je van beide een voorbeeld. De mindmap kun je ook met online tools maken. Voorbeeld 1 Meer

Groenten Fruit Brood, volkoren graanproducten en aardappelen Noten en zaden Peulvruchten Plantaardige vetten

VOEDINGSDRIEHOEK

Vis Melk en alternatieven Wit vlees Eieren Kaas Minder

Oliën en vetten (bv. kokosvet en palmolie) Rood vlees

Zo weinig mogelijk

Suikerhoudende voedingsmiddelen Zo weinig mogelijk Zout, keukenzout, kruidenmengelingen en bouillon op basis van zout Bewerkt vlees Alcoholische dranken Vetrijke snacks en fastfood

HOOFDSTUK 2:  WELKE INKOMSTEN KUNNEN JONGEREN HEBBEN? | 31

A


Voorbeeld 2 Stilzitten op school

Fietsen naar school

Gamen Sedentair gedrag Smarthone/tablet gebruiken

Matig intensief gedrag

Werken in de tuin

De trap nemen

Bewegingsdriehoek

Stevig doorfietsen

Staand knutselen

Traag stappen

Yoga

Licht intensief gedrag

Hoog intensief gedrag

Joggen

Traplopen met een boodschappentas

U OPDRACHT 7: Stel het resultaat van je onderzoek voor 1

Meestal worden resultaten van een onderzoek gepubliceerd in kranten, tijdschriften, het nieuws, sociale media enzovoort.

a Bekijk hier een aantal manieren om onderzoeksresultaten voor te stellen. Optie 1: presentatie Kopieer je grafieken in een PowerPointpresentatie. In je presentatie vertel je vervolgens kort wat het besluit is van elke vraag.

Optie 2: verslag Kopieer je grafieken naar een tekstverwerker. Onder elke grafiek geef je uitleg over de resultaten die je op de grafiek kunt aflezen.

Optie 3: video Druk elke grafiek af op papier. Je maakt met een camera (van tablet, smartphone …) een journaal of een tv-uitzending. In die tv-uitzending toon je de grafiek en geef je als nieuwslezer kort informatie over de grafiek.

A

32  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


b Voor welke optie kies jij? c Waarom heb je voor die mogelijkheid gekozen? Kun je je talenten daarvoor inzetten of is het eerder een uitdaging?

2 Stel nu het resultaat van jouw groepje voor aan de rest van de klas en aan je leerkracht. 3 Je hebt grafieken gemaakt en ook een presentatie, een verslag of een video. Daar mag je zeker trots op zijn. Bewaar daarom die bestanden in je eigen portfolio.

R OPDRACHT 8: Vraag feedback aan je klasgenoten Vraag aan je klas wat ze van jouw onderzoek vinden. Duid dat aan op de volgende schaal.

Mijn klasgenoten vinden de resultaten van mijn onderzoek duidelijk. Mijn klasgenoten vinden de voorstelling van mijn resultaten duidelijk.

R OPDRACHT 9: Bespreek de samenwerking in groep Evalueer de samenwerking in groep aan de hand van het G-schema. Gebeurtenis

Wat is er gebeurd?

Gedachte

Wat zijn je gedachten bij de gebeurtenis?

Gevoel

Wat voel je bij de gebeurtenis?

Gedrag

Wat doe je bij de gebeurtenis?

HOOFDSTUK 2:  WELKE INKOMSTEN KUNNEN JONGEREN HEBBEN? | 33

A


R OPDRACHT 10: Evalueer jezelf 1

Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan. Checklist

Ja

Kan beter.

1  Mens en samenleving •

Ik kan mogelijke inkomstenbronnen voor een jongere opsommen.

¨

¨

Ik kan verwoorden dat bepaalde hobby's zorgen voor een gezonde levensstijl.

¨

¨

2  Mondelinge en sociale vaardigheden •

Ik kan op de gepaste manier vragen stellen voor een enquête.

¨

¨

Ik kan het resultaat van een onderzoek mondeling voorstellen.

¨

¨

Ik kan in groep werken.

¨

¨

• Ik kan een onderzoeksvraag formuleren.

¨

¨

• Ik kan informatie (teksten, tabellen, grafieken …) interpreteren.

¨

¨

• Ik kan informatie verzamelen.

¨

¨

• Ik kan informatie verwerken.

¨

¨

• Ik kan reflecteren (zelfevaluatie, peerevaluatie …) over het verloop van het onderzoek.

¨

¨

• Ik kan cijfers ingeven in een rekenblad.

¨

¨

• Ik kan zelf een grafiek maken.

¨

¨

• Ik kan de resultaten van een onderzoek presenteren.

¨

¨

• Ik kan een enquête ontwerpen met een tekstverwerker.

¨

¨

3 Onderzoeksvaardigheden

4 ICT

2 Wat zou je anders doen wanneer je de volgende keer enquêtes afneemt?

A

34  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


HOOFDSTUK 3:

WELKE UITGAVEN KUNNEN JONGEREN HEBBEN? O OPDRACHT 1: Ontdek wat mogelijke uitgavenposten van jongeren zijn 1 Bestudeer de cartoon. Welke boodschap wil de cartoonist meegeven, denk je?

2 Je hebt misschien een goed beeld van jouw uitgavenpatroon, maar je mag er nooit van uitgaan dat dat voor iedereen hetzelfde is. Daarom ga je dat nu bestuderen. De eerste stap is het opstellen van een onderzoeksvraag. a Lees eerst nog even de onderstaande tips door. ­ Tip 1 Hoe specifieker de onderzoeksvraag, hoe gerichter je onderzoek kunt doen. Je kunt dan concretere interviews voeren, duidelijkere vragenlijsten opstellen … WAARAAN BESTEDEN DE LEERLINGEN VAN MIJN KLAS HUN GELD? Tip 2 ­Een onderzoeksvraag is meestal (ondanks de afbakening) te groot om in één keer te beantwoorden. Door deelvragen te maken los je dat probleem op. b Noteer hier een zo nauwkeurig mogelijke deelvraag.

HOOFDSTUK 3:  Welke uitgaven kunnen jongeren hebben?  | 35

A


V OPDRACHT 2: Ga na waar je informatie kunt vinden 1 Waar denk je dat de meeste jongeren tussen 12 en 15 jaar hun geld aan besteden? a Maak met je klasgenoten opnieuw vijf groepjes. Elk groepje krijgt een spilfiguur toegewezen. Bekijk het filmpje van je spilfiguur. Beantwoord daarna de vragen. •

Wat is de naam van jouw spilfiguur?

­Noteer hier de top drie van zaken waaraan jouw spilfiguur het meeste geld uitgeeft.

b Bespreek de antwoorden met de klas. Vul de mindmap aan met de top drie van de andere spilfiguren.

2 Noteer hier de drie zaken waaraan jij het meeste geld uitgeeft.

A

36  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


3 Bekijk de bewegings- en voedingsdriehoek en beantwoord de vragen. a Zijn jouw uitgaven bevorderend voor een gezonde levensstijl of net niet? b Leg uit waarom.

ELKE WEEK

ELKE DAG

ELKE ST

TELT AP

ELKE 30 MIN. EVEN RECHTSTAAN

BEWEGINGSDRIEHOEK

© Vlaams Instituut Gezond Leven

HOOFDSTUK 3:  Welke uitgaven kunnen jongeren hebben?  | 37

A


VOEDINGSDRIEHOEK DRINK VOORAL

WATER

MEER

ZO WEINIG MOGELIJK

MINDER

© Vlaams Instituut Gezond Leven

c Noteer voor jouw spilfiguur twee tips om zijn of haar gezondheid te bevorderen. Denk daarbij niet alleen aan het lichamelijke, maar ook aan het psychische en sociale welbevinden. Want door een gezonde levensstijl te hanteren, zit je vaak beter in je vel. Gezonde voeding, voldoende beweging en minder lang stilzitten liggen meestal aan de basis van een gezonde levensstijl.

A

38  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


4 Bestudeer tabel 1 in verband met de uitgaven van jongeren. a Noteer hier de top drie van de uitgavenposten voor de drie leeftijdsgroepen. 13-14 jaar

15-16 jaar

17-18 jaar

Plaats 1

Plaats 2

Plaats 3

b Welke verschillen in uitgaven stel je vast naarmate jongeren ouder worden?

c Waarom geven jongeren in verhouding meer uit aan persoonlijke verzorging/make-up en sierraden/ accessoires naarmate ze ouder worden?

Tabel 1: Percentage jongeren dat zelf geld uitgeeft aan de uitgavenposten, naar leeftijd 12 jaar

13-14 jaar

15-16 jaar

17-18 jaar

Abonnement (bv. op tijdschrift)

11

12

14

19

Cadeaus

47

66

76

87

Dagje uit (bv. dierentuin)

26

39

61

78

Games

66

63

59

61

Kleding en schoenen

17

37

50

67

Mobiele telefoon

27

34

41

52

Persoonlijke verzorging/make-up

31

41

49

55

Schoolspullen

21

15

14

19

Sieraden en accessoires

38

49

57

64

Snoep en snacks

63

73

82

84

Sport/hobby

5

11

16

24

Uitgaan (bv. bioscoop, discotheek)

46

60

79

90

Bron: Scholierenonderzoek 2016

HOOFDSTUK 3:  Welke uitgaven kunnen jongeren hebben?  | 39

A


5 Bestudeer tabel 2 in verband met de uitgaven van jongeren. a Wat is de populairste uitgavenpost bij: •

jongens:

meisjes:

b Bij welke uitgavenposten merk je de grootste verschillen tussen jongens en meisjes? Kun je hier een mogelijke verklaring voor geven?

c Er zijn dus duidelijke verschillen tussen het uitgavenpatroon van jongens en meisjes. Welke andere factoren beïnvloeden volgens jou nog het uitgavenpatroon van jongens en meisjes?

Tabel 2: De meest voorkomende uitgavenposten, naar geslacht

Geeft hier zelf geld aan uit (in %).

Wordt per maand uitgegeven (in �).

Jongens

Meisjes

Jongens

Meisjes

Abonnement (bv. op tijdschrift)

14

12

8

8

Cadeaus

65

74

8

9

Dagje uit (bv. dierentuin)

45

54

11

11

Games

84

39

17

8

Kleding en schoenen

29

56

43

39

Mobiele telefoon

38

37

12

10

Persoonlijke verzorging/make-up

14

74

8

9

Schoolspullen

12

20

9

6

Sieraden en accessoires

30

74

12

6

Snoep en snacks

76

77

13

9

Sport/hobby

16

10

28

24

Uitgaan (bv. bioscoop, discotheek)

64

73

18

14

Bron: Scholierenonderzoek 2016

A

40  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


6 84 % van de jongens geeft zijn zakgeld uit aan games. Gamen houdt risico’s in, maar gezond gamen kan ook. a Lees eerst de onderstaande artikels. 1

Gameverslaving: ‘Tot 12 uur per dag was ik aan het gamen.’ Een onderzoek van de KU Leuven heeft uitgewezen dat drie procent van de 12- tot 17-jarigen een problematische gamer is. De 20-jarige student J. M. was iemand die tot twee jaar geleden zijn vrije tijd vulde met niets dan gamen.

2

In het weekend gamede ik dan 9 tot 12 uur per dag. De hele dag ongeveer, alles moest wijken.’

‘Ik kwam thuis van school en at toen soms al aan de computer’, getuigt hij bij VTM Nieuws. ‘Een zestal uur per dag was ik dan aan het gamen.

Jens zocht geen professionele hulp, maar wel nieuwe hobby’s. Zo wist hij zijn verslaving onder controle te krijgen. ‘Veel jongeren lijden eraan en beseffen niet dat het een ziekte is. Het kan voor velen een oplossing bieden.’ Soms geraken jongeren er niet uit en moeten ze professionele hulp inroepen.

Uit een leerlingenbevraging blijkt dat 90 % van de gamende jongeren (12-18 jaar) in Vlaanderen geen problemen ervaart met gamen. Ook wetenschappers zijn ervan overtuigd dat ‘gameverslaving’ vaak te snel in de mond wordt

genomen. De meeste gamers doen dus aan recreatief gamen, dat wil zeggen dat het blijft bij gamen als hobby of ontspanning. Voor een kleine groep kun je wel spreken van problematisch gamen.

Bron: www.gva.be

Bron: www.gezondheid.be

b Bekijk vervolgens twee filmpjes in verband met gamen en de mogelijke risico's ervan. c Markeer nu de positieve kanten van gamen in het groen en de risico’s in het rood. Je leert probleemoplossend denken.

Sommige games zijn goed voor je ruimtelijk inzicht en je reactiesnelheid.

Voor sommigen neemt gamen zoveel tijd in beslag, dat het ten koste van andere activiteiten gaat.

Door te gamen leer je je concentreren en doorzetten. Games verbeteren de oog-handcoördinatie door de combinatie van bewegen en kijken.

Sommige jongeren zonderen zich meer en meer af om te gamen en geraken geïsoleerd.

School, vrienden en/ of vroegere hobby’s kunnen onder druk komen te staan.

Veel zitten heeft gevolgen voor de gezondheid.

Als er dag en nacht gegamed wordt, kan het dag- en nachtritme vervagen en de gamer slaapt slecht of te weinig.

Je leert snel beslissingen te nemen en keuzes te maken. Te lang achter een beeldscherm zitten, is niet goed voor je gezondheid.

In games met meerdere spelers leer je samenwerken, afspraken maken en andere sociale relaties aangaan. Gamen stimuleert creativiteit.

HOOFDSTUK 3:  Welke uitgaven kunnen jongeren hebben?  | 41

A


d Bij het onlinelesmateriaal vind je een test om vast te stellen of het gamegedrag van iemand problematisch is. Doe de test en stel vast of jouw gamegedrag ongezond is. e Steek jij meer tijd in je avatar op World of Warcraft dan in je vrienden? Of word je vervelend als je niet op het internet kunt? Kun je moeilijk stoppen met een game? Zoek online op waar en bij wie je terecht kunt, wanneer je op zoek bent naar hulp of informatie in verband met problemen rond gamen.

7 Maken jongeren afspraken met hun ouders in verband met hun uitgaven? a Bekijk opnieuw het filmpje van jouw spilfiguur. •

Welke afspraken heeft jouw spilfiguur gemaakt met zijn/haar ouders over de dingen waaraan zijn/haar zakgeld uitgegeven wordt?

Heb jij afspraken gemaakt met je ouders over de dingen waaraan jouw zakgeld uitgegeven wordt? Indien wel, noteer hier dan de afspraken. Indien niet, schrijf dan waarom je dat niet nodig vindt.

b Bestudeer de tabel op de volgende pagina en beantwoord de vragen. •   •   •   •

Zoek de betekenis van de letter ‘n’.

Hoeveel jongeren hebben geen afspraken gemaakt met hun ouders?

Hoeveel jongeren mogen hun zakgeld niet volledig uitgeven?

Hoe komt het dat de som van de tweede kolom niet gelijk is aan 100 %?

A

42  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


Tabel 3: Afspraken met ouders gemaakt over de besteding van het zakgeld (meerdere antwoorden mogelijk) Afspraak

%

Neen, we hebben geen afspraken gemaakt.

33

Ja, we hebben afgesproken dat ik helemaal zelf mag beslissen waar ik het geld aan uitgeef.

32

Ja, we hebben afgesproken wat ik van het geld moet kopen.

21

Ja, we hebben afgesproken dat ik vertel waar ik het geld aan uitgeef.

16

Ja, ik moet een deel van het geld sparen.

11

Ja, we hebben afgesproken wat ik niet van het geld mag kopen.

7

Ja, namelijk …

3 Bron: Scholierenonderzoek 2016 (n = 2 858)

8 De ouders van Julan maken zich zorgen over het gamegedrag van hun zoon. Welke afspraken zouden de ouders met Julan kunnen maken, zodat gamen een ‘gezonde’ hobby is en blijft? Noteer twee voorbeelden.

9 Naast gamen zijn veel jongeren heel actief op sociale netwerksites. Ook daarover worden het best afspraken gemaakt, zodat je op een bewuste, kritische en gezonde manier leert omgaan met die media. Ga op onderzoek met de ontdekplaten ‘Sociale netwerken’ en ‘Een goede online reputatie’, zodat je de nodige info vindt om de onderstaande vragen te kunnen beantwoorden. a Op welke sociale netwerksites ben jij actief?

b Hoe oud moet je zijn om een account aan te maken op Facebook? c Hoeveel % van de jongeren heeft een profiel op Facebook? d Geef één reden waarom jij actief bent op een sociale netwerksite.

e Welke tip vond je het meest nuttig om de risico’s van het gebruik van sociale media te vermijden?

HOOFDSTUK 3:  Welke uitgaven kunnen jongeren hebben?  | 43

A


10 Mila heeft sinds kort ook een profiel op Facebook. De mama van Mila vindt het wel belangrijk dat haar dochter kritisch en veilig leert omgaan met sociale media. a Welke afspraak met haar dochter zou jij de mama van Mila aanbevelen?

b Welke stappen heb je al ondernomen of zou je willen ondernemen om je online reputatie ‘goed’ te houden?

V OPDRACHT 3: Stel een plan van aanpak op 1 Hoe ga je de nodige informatie verzamelen om de deelvraag te kunnen beantwoorden? a Noteer de deelvraag even opnieuw. (Zie p. 35.)

b Denk vervolgens na of er nog andere uitgavenposten zijn die niet in de lijst van het scholierenonderzoek voorkomen. Vul de tabel eventueel verder aan.

A

Abonnement (bv. op tijdschrift)

Schoolspullen

Cadeaus

Sieraden en accessoires

Dagje uit (bv. dierentuin)

Snoep, eten en drinken

Games

Sport/hobby

Kleding en schoenen

Uitgaan (bv. bioscoop, discotheek)

Mobiele telefoon

Persoonlijke verzorging/make-up

44  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


c Bedenk samen met je buur op welke manier je de top vijf van de uitgavenposten van de leerlingen van je klas kunt verzamelen.

d Wie gaat de top vijf ophalen bij de leerlingen?

e Wanneer ga je dat doen? Noteer de dag en het lesuur.

2 Bepaal hoe en wanneer je je resultaten gaat voorstellen. a Noteer hier welke voorstellingswijze je gekozen hebt. Je vindt de verschillende opties terug op p. 32.

b Wanneer moet je het resultaat aan je leerkracht bezorgen? Noteer hier de dag.

c Noteer die datum ook in je agenda en zet eventueel een herinnering in je gsm.

HOOFDSTUK 3:  Welke uitgaven kunnen jongeren hebben?  | 45

A


U OPDRACHT 4: Verwerf informatie 1

Haal de top vijf van de uitgavenposten op. Maak daarbij een onderscheid tussen de antwoorden van jongens en die van meisjes.

2 Vul de onderstaande tabel in door alle cijfers verzameld bij opdracht 3 (zie top vijf van jouw klasgenoten) bij de uitgavenposten op te tellen. Jongens

Meisjes

a

Abonnement (bv. op tijdschrift)

b

Cadeaus

c

Dagje uit (bv. dierentuin)

d

Games

e

Kleding en schoenen

f

Mobiele telefoon

g

Persoonlijke verzorging/make-up

h

Schoolspullen

i

Sieraden en accessoires

j

Snoep, eten en drinken

k

Sport/hobby

l

Uitgaan (bv. bioscoop, discotheek)

m

n

o

p

U OPDRACHT 5: Verwerk de resultaten 1

Je hebt de informatie in verband met het uitgavenpatroon van je klasgenoten verzameld. Jouw onderzoek moet nu een antwoord bieden op de (deel)onderzoeksvragen. Bekijk bij het onlinelesmateriaal de verschillende tips en stappenplannen om jouw resultaten voor te stellen in een infographic.

2 Bewaar het resultaat in je portfolio.

A

46  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


U OPDRACHT 6: Trek besluiten 1

Welke uitgaven staan, volgens het klasonderzoek, op de eerste vijf plaatsen voor de jongens? En welke voor de meisjes? Jouw onderzoek Jongens

Meisjes

1

2

3

4

5

2 Met de resultaten van je onderzoek heb je een antwoord geformuleerd op de onderzoeksvraag op p. 44. Noteer dat antwoord hier:

3 Komen de resultaten van het klasonderzoek overeen met de bevindingen van het scholierenonderzoek? Vul de onderstaande tabel verder aan. Scholierenonderzoek Jongens

Jouw onderzoek

Meisjes

Jongens

Meisjes

1

Games

Snoep, eten, drinken

2

Snoep, eten, drinken

Persoonlijke verzorging/make-up

3

Cadeaus

Sieraden en accessoires

4

Uitgaan (bv. bioscoop, discotheek)

Cadeaus

5

Daguitstap (bv. dierentuin)

Uitgaan (bv. bioscoop, discotheek)

HOOFDSTUK 3:  Welke uitgaven kunnen jongeren hebben?  | 47

A


a Welke gelijkenissen stel je vast?

b Welke verschillen stel je vast? Noteer bij elk verschil een mogelijke verklaring.

R OPDRACHT 7: Evalueer jezelf 1

Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan. Checklist

Ja

Kan beter.

1  Mens en samenleving •

Ik kan het uitgavenpatroon van jongeren toelichten.

¨

¨

Ik kan verschillen tussen het uitgavenpatroon van jongeren toelichten.

¨

¨

Ik kan de mogelijkheden van mediagebruik kritisch toelichten.

¨

¨

Ik kan de risico's van mediagebruik toelichten.

¨

¨

2 Onderzoeksvaardigheden •

Ik kan (deel)vragen formuleren voor een onderzoek.

¨

¨

Ik kan een tabel/infographic begrijpen.

¨

¨

Ik kan procenten berekenen.

¨

¨

3 ICT •

Ik kan informatie opzoeken op het internet.

¨

¨

Ik kan cijfers ingeven in een rekenblad.

¨

¨

Ik kan een infographic maken.

¨

¨

2 Wat zou je anders doen, wanneer je de volgende keer een onderzoek moet uitvoeren?

A

48  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


HOOFDSTUK 4:

HOE GA JE VERANTWOORD MET GELD OM? O OPDRACHT 1: Ontdek hoe je verantwoord met geld kunt omgaan Hoe we de financiële competenties van Vlaamse jongeren kunnen én moeten verbeteren?

op school leren Door financiële vorming het belang van jongeren al op vroege leeftijd sparen. In de loop een budget beheren en van groeit de financiële van het secundair onderwijs Ze sparen voor zelfstandigheid van jongeren. zelfstandige reis of een bromfiets of hun eerste ontdekken grote dromen.

12 % van de Vlaamse leerlingen halen het basisniveau van financiële geletterdheid niet. Die leerlingen kunnen bijvoorbeeld de waarde van een eenvoudig budget niet herkennen. Opvallende kenmerken in dagelijkse financiële documenten zoals 'rekeninguittreksel' kunnen ze ook niet interpreteren.

Bron: KBC

Een gezond budget is belang rij k. Het zor gt erv oor dat je je geen zor gen moet maken over geld.

Bron: Knack

Bron: www.jongerengids.be

1

Ga naar het onlinelesmateriaal. Daar vind je een tool om na te gaan hoe gezond jouw budget is. Noteer hier de feedback die je krijgt nadat je de test ingevuld hebt.

2 Omschrijf het begrip ‘budget’ in je eigen woorden.

3 Misschien ben je al goed op weg om je budget te beheren, maar kun je met enkele tips je budgetbeheer nog gezonder maken. De onderzoeksvraag waar je nu rond gaat werken is dan ook: HOE GA JE VERANTWOORD MET GELD OM?

In de loop van dit hoofdstuk ga je die onderzoeksvraag nog verder verfijnen in deelvragen. Noteer hier twee deelvragen die nu al bij je opkomen.

HOOFDSTUK 4:  HOE GA JE VERANTWOORD MET GELD OM? | 49

A


V OPDRACHT 2: Ontdek welke vraag je spilfiguur heeft in verband met het beheer van het budget Welke vragen hebben jongeren tussen 12 en 15 jaar over het beheer van hun budget? Maak met je klasgenoten opnieuw vijf groepjes. Elk groepje krijgt een spilfiguur toegewezen. Lees de tekst over de financiële situatie van je spilfiguur. Anouar @ Julan Heb je de advertentie van de nieuwste Playstation al gezien? Vet, man … die moet ik hebben. Mijn ouders vinden dat prima, maar ik moet hem wel zelf betalen. Dat moet lukken, want ik krijg elke maand € 32 zakgeld en ik heb ook nog het geld dat ik van mijn opa heb gekregen voor mijn verjaardag. Pff … ik zou alleen graag weten hoelang ik nog moet sparen voor ik naar de winkel kan gaan.

Mila @ Marieke Marieke, heb je die nieuwe trui in de etalage van Zeb zien hangen? Vorig weekend ben ik samen met mijn mama een nieuwe jeans gaan kopen. De kleuren van die trui zouden daar perfect bij passen! Maar ... ze gaat het nooit goed vinden dat ik nu weer een nieuwe trui wil. Ik zou hem zo graag van mijn zakgeld kopen, maar mijn spaarpot is zo goed als leeg. Meer zakgeld krijgen zit er niet in. Weet jij hoe ik op een andere manier wat geld kan verdienen?

Marieke @ Anouar Hey Anouar, ik heb een probleem. Gisteren is mijn gsm gevallen en het scherm is gebarsten. Ik ben al even langsgeweest bij een gsm-winkel, maar de herstelling zou volgens de verkoper duurder zijn dan een nieuwe gsm. Misschien is dat ook maar een verkooppraatje ... Jij kent veel van die toestellen, niet? Ik zou wel een nieuw toestel willen kopen, maar ik ken er te weinig van. Ik heb een advertentie gezien waarbij ik een geweldige smartphone kan kopen voor € 9,99 als ik een abonnement neem van € 10 per maand. Wat denk je?

Elena @ Vrienden Ik begrijp er niets van. Ik krijg € 5 per week van mijn mama en € 5 per week van mijn papa. Gisteren wilde ik een cadeautje kopen voor mijn beste vriendin, Thirza, en wat denk je? Geen rotte euro meer. Ik ben telkens verrast. Soms ben ik verbaasd dat ik nog geld overheb aan het einde van de maand. Maar soms heb ik niets meer en zou ik toch graag nog iets kopen. Hoe doen jullie dat?

Julan @ Elena Man, man … Mijn allerbeste vriend, Xiam, spreekt niet meer tegen mij. Het is mijn eigen schuld. Ik krijg geen zakgeld. Soms verdien ik wat door klusjes te doen bij mijn bejaarde buurvrouw. En als ik iets wil kopen, kan ik dat wel aan mijn ouders vragen ... maar welke 12-jarige doet dat nog graag? Ik heb al een paar keer iets geleend bij Xiam. Ik moet toegeven dat hij meestal heel lang moet wachten voor ik hem terugbetaal, maar nu … Ik moet dat goedmaken.

A

50  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


a Wat is de naam van jouw spilfiguur?

b Welke vraag/vragen heeft jouw spilfiguur in verband met het beheer van zijn/haar budget?

V OPDRACHT 3: B reng de problemen die jongeren ondervinden bij het beheren van hun budget in kaart 1

Breng de financiële situatie van jouw spilfiguur grondig in kaart. a Noteer in de tabel de inkomensbronnen van jouw spilfiguur. b Geef ook aan of dat terugkerende inkomensbronnen zijn of dat het eerder om een eenmalig inkomen gaat. Inkomensbronnen

Terugkerend of eenmalig

¨ terugkerend    ¨ eenmalig

¨ terugkerend    ¨ eenmalig

¨ terugkerend    ¨ eenmalig

c Noteer hieronder in de tabel de verschillende uitgavenposten. d Geef ook aan of dat terugkerende uitgavenposten zijn of dat het om eenmalige uitgaven gaat. Uitgavenposten

Terugkerend of eenmalig

¨ terugkerend    ¨ eenmalig

¨ terugkerend    ¨ eenmalig

¨ terugkerend    ¨ eenmalig

2 Hoe kun je berekenen of de spilfiguur maandelijks kan sparen?

HOOFDSTUK 4:  HOE GA JE VERANTWOORD MET GELD OM? | 51

A


3 Bij het onlinelesmateriaal vind je verschillende manieren om een duidelijk overzicht te geven van de financiële situatie van jouw spilfiguur. a Bepaal samen met jouw groep welke manier jullie gaan gebruiken. b Noteer je keuze hieronder en leg uit waarom jullie daarvoor kiezen.

4 Je gaat vervolgens een poster maken om de antwoorden op de vragen van de spilfiguren weer te geven. a Noteer hier op welke manier je dat gaat aanpakken. Je kunt dat op papier doen, maar online vind je ook enkele digitale tools om een poster te maken.

b Vermeld eventueel de software die je wilt gebruiken.

U OPDRACHT 4: Verwerf informatie 1

Kijk de situatie van jouw spilfiguur nog eens grondig na. Vul de tabel aan met de maandelijkse inkomsten (soort en bedrag). Maandelijkse inkomsten Januari Soort

Februari Bedrag

Soort

Maart Bedrag

Soort

Bedrag

2 Ga naar het onlinelesmateriaal en bestudeer de kastickets die je daar vindt voor jouw spilfiguur. Vul online onder ieder kasticket de uitgavenpost en de maand in.

A

52  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


3 Tel alle bedragen van dezelfde uitgavenpost op en verwerk de som in de onderstaande tabel. Maandelijkse uitgaven Januari Soort

Februari Bedrag

Soort

Maart Bedrag

Soort

Bedrag

U OPDRACHT 5: Verwerk de informatie 1

Bereken nu of jouw spilfiguur op het einde van de maand kan sparen. Januari

Februari Bedrag

Maart Bedrag

Bedrag

Inkomsten

Inkomsten

Inkomsten

Uitgaven

Uitgaven

Uitgaven

Sparen?

Sparen?

Sparen?

2 Waarom is het nuttig om te sparen?

U OPDRACHT 6: Trek besluiten 1

Noteer hier opnieuw de vraag van jouw spilfiguur.

2 Welk advies geef je aan je spilfiguur? Noteer. Gebruik duidelijke argumenten.

HOOFDSTUK 4:  HOE GA JE VERANTWOORD MET GELD OM? | 53

A


U OPDRACHT 7: Stel je resultaten voor 1

Vorm groepjes. Elk groepje vertegenwoordigt een spilfiguur. Stel nu het resultaat van jullie spilfiguur aan de rest van de klas en aan je leerkracht voor.

2 Noteer hier de antwoorden op de vragen van de vier andere spilfiguren.

U OPDRACHT 8: Bundel de resultaten tot een geheel 1

Verwerk de adviezen voor de verschillende spilfiguren in een poster. Iedere leerling maakt die poster individueel. Bespreek daarna klassikaal de posters.

2 De onderzoeksvraag luidde: 'Hoe ga je verantwoord om met geld?' Noteer de adviezen die een antwoord zijn op die vraag.

R OPDRACHT 9: Vraag feedback aan je klasgenoten Vraag aan je klas wat ze van jouw onderzoek vinden. Duid dat aan op de volgende schaal.

Mijn klasgenoten vinden het overzicht in verband met de financiële situatie van mijn spilfiguur heel duidelijk. Mijn klasgenoten vinden de antwoorden op de vraag van mijn spilfiguur heel helder.

A

54  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


R OPDRACHT 10: Bespreek de samenwerking in groep Bespreek de samenwerking in groep en vink de juiste score aan. --

-

+

++

We lieten elkaar uitpraten. We legden de meningsverschillen op een goede manier bij. Met elkaar omgaan

Iedereen had een taak. We stonden open voor elkaars mening. Iedereen leefde de afspraken na. Ik had er zin in om deze opdracht samen aan te pakken. Er was een prettige werksfeer in de groep.

Individuele gevoelens

Ik heb met plezier aan mijn deelopdracht gewerkt. Ik voel me tevreden met het resultaat. Ik wil een volgende keer vlotter samenwerken.

R OPDRACHT 11: Evalueer jezelf Duid aan of je de volgende vaardigheden goed beheerst of dat het nog beter kan. Checklist

Ja

Kan beter.

1  Mens en samenleving •

Ik kan een indeling maken in inkomstenbronnen van jongeren.

¨

¨

Ik kan een indeling maken in uitgavenposten van jongeren.

¨

¨

Ik kan de financiële situatie van een jongere in kaart brengen.

¨

¨

Ik kan tips geven voor een goed budgetbeheer van jongeren.

¨

¨

Ik kan eenvoudige documenten interpreteren in functie van het beheer van mijn budget.

¨

¨

¨

¨

2  Mondelinge vaardigheden •

Ik kan het resultaat van een onderzoek mondeling voorstellen.

3 ICT •

Ik kan inkomsten en uitgaven in een digitale tool weergeven.

¨

¨

Ik kan een poster maken.

¨

¨

HOOFDSTUK 4:  HOE GA JE VERANTWOORD MET GELD OM? | 55

A


A

56  |  THEMA A:  IK ALS PERSOON


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.