5
€
T
VRAAG
AANBOD
I L
F Algemene economie Doorstroomfinaliteit DO & DG
Via www.ididdit.be heb je toegang tot het onlineleerplatform bij Lift. Activeer je account aan de hand van de onderstaande code en accepteer de gebruiksvoorwaarden. Kies je ervoor om je aan te melden met je Smartschool-account, zorg er dan zeker voor dat je e-mailadres aan dat account gekoppeld is. Zo kunnen we je optimaal ondersteunen.
!
N
IN
LIFT
LET OP: DEZE LICENTIE IS UNIEK, EENMALIG TE ACTIVEREN EN GELDIG VOOR EEN PERIODE VAN 1 SCHOOLJAAR. INDIEN JE DE LICENTIE NIET KUNT ACTIVEREN, NEEM DAN CONTACT OP MET ONZE KLANTENDIENST.
VA
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van deze mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hen dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. Meer informatie over de gebruiksvoorwaarden leest u op www.ididdit.be. © Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2023
©
De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden. Credits: Thema 2 – Level 2 – p. 21: Air Jordan 4 © Shutterstock / Danny Bakker Thema 2 – Level 2 – p. 26: Ipo’s 2022 © LYNX B.V. – https://www.lynx.be/beurs/beurs-koersen/aandelen/beursgang-ipo/ beursintroducties-ipo-kalender/ Thema 3 – Level 3 – p. 59: Reproductie van de artikels met toestemming van de uitgever, alle rechten voorbehouden. Elk hergebruik dient het voorwerp uit te maken van een specifieke toestemming van de beheersvennootschap License2Publish: info@license2publish.be Eerste druk 2023 ISBN 978-94-647-0071-8 D/2023/0078/95 Art. 603739/01 NUR 160
Vormgeving en ontwerp cover: Shtick Zetwerk: Crius Group Tekeningen: Theo Smit
5
IN
T
VA
N
F
I
©
L
Thema 1: Marktwerking en rol van de overheid in diverse marktvormen
Starten met Lift Welkom bij Lift. We leggen graag even uit hoe je met dit leerpakket aan de slag gaat.
1 OP WEG MET LIFT Het leerwerkboek bestaat uit drie thema’s en online ICT-fiches. Elk thema is op dezelfde manier opgebouwd.
5
IN
In totaal zul je drie thema’s doorlopen: Marktwerking en rol van de overheid in diverse marktvormen, Werking van de kapitaalmarkt en Ongelijkheid, herverdeling en herverdelingsbeleid. Elk thema start met een Themapagina.
T F
Inkomen
Inkomen is alles wat iemand als opbrengst uit arbeid, ondernemen of vermogen verkrijgt, zoals loon, winst, dividend of rente. Niet alleen geld maar ook goederen en diensten kunnen tot het inkomen behoren.
Lees de case en beantwoord de vragen.
Andreas is leerkracht informatica. Daarnaast is hij zelfstandige in bijberoep. Hij baat thuis een eigen websitebedrijf uit. Van het plaatselijke reisbureau krijgt hij jaarlijks een all-invakantie voor het onderhoud van de website. Hij heeft doorheen de jaren wat gespaard en op het geld dat op zijn spaarboekje staat, ontvangt hij rente. Andreas bezit aandelen van de Colruyt Group en krijgt daarop jaarlijks een dividend als vergoeding. Hij verhuurt ook het huis dat hij van zijn ouders heeft geërfd. Andreas heeft een zoon voor wie hij kinderbijslag ontvangt. Hij heeft ook nog een wei maar bij gebrek aan tijd geeft hij die voor een klein bedrag in pacht aan een boer. In het totaal verdient Andreas 2 724,80 euro netto per maand.
I L
Explore 1— Wat is een inkomen?
Thema 3:
a
Ongelijkheid, herverdeling en herverdelingsbeleid
PRODUCTIEFACTOR
N
VA De kapitaalmarkt
Op de kapitaalmarkt worden financiële activa, zoals aandelen en obligaties, verhandeld. Die effecten hebben een looptijd van minstens een jaar. Zowel bedrijven, institutionele beleggers als particuliere
beleggers hebben toegang tot de kapitaalmarkt. Op de markt kan een vennootschap eigen vermogen of vreemd vermogen aantrekken.
Het eigen vermogen is permanent en het bedrijf moet het dus niet terugbetalen aan de kredietverlener. Een bedrijf kan ook vreemd vermogen aantrekken door:
een hypothecaire lening: de kredietverlener heeft een hypotheekrecht op een onroerend goed. Bij een faillissement wordt de kredietverlener (deels) terugbetaald van de verkoop van het onroerend goed;
een onderhandse lening: het bedrijf leent geld van een persoon of een instelling. De kredietverlener en de ontlener spreken onderling de voorwaarden van de lening af;
—
Kapitaal •
inkomsten uit roerende goederen
•
inkomsten uit onroerende goederen
Ondernemerschap Natuur b
c
6
Plaats de overgebleven vergoedingen in de volgende rubrieken.
inkomsten in natura:
sociale uitkeringen:
Noteer nog twee andere voorbeelden van inkomsten.
THEMA 3
LEVEL 1
De essentie van de leerstof is gebundeld in To the point. Die studeer je goed voor je toets of examen samen met de kennislijnen van elke Explore.
TO THE POINT
—
VERGOEDING
Arbeid
Je doorloopt per thema verschillende Levels, waarbij je telkens een centrale onderzoeksvraag beantwoordt. Je verkent de onderzoeksvraag aan de hand van verschillende opdrachten, onder de noemer Explore.
—
Zoek de verschillende vergoedingen en plaats ze, waar mogelijk, bij de juiste productiefactor.
obligaties: een belegger koopt een obligatie en leent op die manier voor een bepaalde looptijd geld
uit aan een bedrijf of de overheid. De belegger krijgt in ruil (jaarlijks) rente en het ontleende bedrag op de eindvervaldag.
De effectenbeurs is een deelmarkt van de kapitaalmarkt. Wanneer een bedrijf groeit kan het geld
aantrekken via een aandelenuitgifte. Later kan het bedrijf zelfs naar de beurs gaan om nieuwe aandelen uit te geven.
Bedrijven en overheden die obligaties of aandelen uitgeven, bepalen het aanbod op de kapitaalmarkt. De vragers van die effecten zijn de gezinnen en institutionele beleggers. De prijs die op de kapitaalmarkt
door de wet van vraag en aanbod van geld op de lange termijn tot stand komt, is de rente op overheids obligaties met een looptijd van tien jaar. Dat type obligatie heet een OLO op tien jaar, afkorting van
Nu is het tijd om je opgedane kennis in te oefenen aan de hand van verschillende Actions.
Obligation Linéaire of Lineaire Obligatie.
Een aantal economische omstandigheden hebben een sterke invloed op de vraag en / of het aanbod op de kapitaalmarkt. —
Inflatie(verwachting): wanneer de belegger een stijging van de inflatie verwacht, neemt zijn bereid heid om geld uit te lenen af. Daarop zullen de centrale banken de rente verhogen om de belegger te
©
overtuigen toch geld te ontlenen. Door die rentestijging dalen de vraag op de goederen en diensten markt, de prijzen en dus de inflatie.
—
Reputatie / Debiteurenrisico: overheden en bedrijven krijgen een kredietrating die de krediet waardigheid ervan uitdrukt. Die ratings worden bepaald door een kredietratingagentschap, zoals
Action 5— 1
Kun je de inkomensverdeling van verschillende regio’s of landen vergelijken?
Bestudeer de onderstaande gegevens in verband met de ginicoëfficiënt. Kies, afhankelijk van je interesse, of je tabel 5 en 6 (optie 1) of grafiek 5 en 6 (optie 2) wilt gebruiken. Vink de gekozen optie aan.
2
Wat kun je afleiden over de evolutie van de inkomensongelijkheid tussen: a
de gewesten?
b
België en de andere landen van de EU27?
Standard & Poor’s (S&P), Moody’s en Fitch Ratings. Beleggers in obligaties van overheden of bedrijven met een slechte kredietwaardigheid eisen een hogere rente als compensatie voor het extra risico dat ze nemen.
—
Consumenten- / Producentenvertrouwen: bij een daling van het economisch vertrouwen is de consument en / of de producent onzeker over de eigen financiële toekomst. De vraag naar geld daalt, waardoor de rente zakt.
THEMA 2
LEVEL 1
13
Bij verschillende opdrachten kun je kiezen uit twee of meerdere Opties. De opties geven je de keuze of je graag een uitdaging wilt aangaan of liever meer ondersteuning wenst. Soms kun je ook kiezen volgens je interesse.
Optie 1
Tabellen
Tabel 4: Gini-index van equivalent beschikbaar inkomen volgens gewest: België (Schaal 0-100) 2012
2014
2015
2018
2019
2020
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
35,9
35,7
35,7
32,4
31,2
33,2
Vlaams Gewest
24,8
23,8
24,0
23,8
23,3
23,7
Waals Gewest
25,6
25,3
25,8
25,6
25,1
24,6
Bron: Statbel; Eurostat (2022), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC)
Tabel 5: Gini-index van equivalent beschikbaar inkomen: België en internationale vergelijking (Schaal 0-100) 2004
2005
2019
2020
België
26,1
28,0
26,6
25,9
26,2
25,7
25,1
25,4
EU27
-
-
2010
30,2
2014
30,9
2015
30,8
2018
30,4
30,2
-
THEMA 3
LEVEL 1
Bron: Statbel; Eurostat (2022), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC)
2 STARTEN MET LIFT
21
2
Uit welke sectoren worden financiële producten uitgesloten?
3
Zoek op dezelfde website een beleggingsfonds dat duurzaam is op het gebied van klimaatactie en veiligstelling van grondstoffen. Waarom is dat fonds opgenomen?
b
Is er blootstelling aan omstreden sectoren? Zo ja, aan welke?
c
Zijn er indicatoren over nadelige gevolgen? Zo ja, welke?
Action 7— MORE MORE
Waarin kun je nog beleggen?
MORE
Good to know Een belegger heeft nog tal van andere mogelijkheden om te zorgen voor een appeltje voor de dorst. —
Een verzekeringsbon – Tak21 – is een levensverzekering met een beperkte looptijd die je ‘koopt’ bij je verzekeringsmaatschappij of financiële instelling. Als de koper overlijdt tijdens de looptijd van de verzekering, ontvangt de begunstigde een uitkering. De uitkering bedraagt meestal 130 % van het belegde kapitaal. De bon is niet verhandelbaar. In veel gevallen is geen roerende voorheffing verschuldigd op de meerwaarde.
—
Een spaarverzekering – Tak23 – is een levensverzekering waarvan de opbrengst niet gegarandeerd is, in tegenstelling tot Tak21. De premies worden door de verzekeringsmaatschappij belegd in de vorm van een beleggingsfonds. De opbrengst is dus gebonden aan die fondsen. De belegger krijgt minimaal de inleg van
IN
Een Action More bevat een verbreding van het leerplandoel. Het is niet verplicht die Action te maken om het leerplandoel te behalen. De Action More biedt je de mogelijkheid om je kennis van het leerplandoel te verruimen en dat doel in een breder kader te situeren. De Action More maakt ook differentiatie in interesse mogelijk.
a
zijn premies terug.
—
Belegging in goud wordt vooral gedaan bij hoge inflatie of prijsstijgingen. Ook in onzekere tijden zoals
oorlog of crisis, kopen mensen goud(munten), aandelen van goudmijnen of fondsen die beleggen in die
aandelen. Goud behoudt immers zijn waarde omwille van het beperkte aanbod. De prijs van het goud is afhankelijk van de vraag naar en het aanbod aan goud.
—
Belegging in producten: een belegger kan zijn geld ook beleggen in bijvoorbeeld stripverhalen, postzegels, wijn, kunst … Voor sommige kunstwerken worden enorme bedragen betaald. Die kunstwerken kunnen een jaar later het dubbele of slechts de helft waard zijn.
—
NFT’s (Non-Fungible Token) zijn een digitaal bewijs dat ‘iets digitaals’, zoals een afbeelding, een filmpje of een tweet, jouw eigendom is. Dat bewijs wordt in een blockchain bijgehouden op een computernetwerk. De blockchain kun je vergelijken met een groot virtueel boek. Zo werd de allereerste tweet van Twitter-
oprichter Jack Dorsey als NFT verkocht voor ruim 2,9 miljoen dollar. De eerste emoticon :-) is verkocht voor 200 000,00 euro.
74
Action 5—
Wat houdt het sociaal tarief in?
1
Lees het artikel.
2
Wat houdt het sociaal tarief in? Gebruik het internet.
THEMA 2
LEVEL 3
17 procent van Limburgse gezinnen doet een beroep op sociaal tarief bij hoge energieprijzen De hoge energieprijzen zorgen voor een flinke stijging van de energieschuld bij gezinnen. De enige reden waarom die stijging niet groter is, is de belangrijke bescherming door het sociaal tarief. verlaagde wettelijke tarief. Procentueel heeft Limburg het meeste aantal rechthebbenden van alle Vlaamse provincies. ‘Het sociaal tarief geldt tot na de winter. En als het van ons afhangt, verlengen we het sociaal tarief zolang als nodig. Uit studies blijkt immers dat de maatregel erg effectief is in de strijd tegen groeiende ongelijkheid.’
© Shutterstock / Alex Yeung
Bron: hln.be, 2022-07-23
Aan het einde van elk level sta je stil bij de actualiteit omtrent de inhoud van dat level in de rubriek Breaking News. Op iDiddit vind je de bijbehorende artikels of filmpjes en de verwante vragen.
BREAKING NEWS 1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst. KAN BETER
Elk level eindigt met een Checklist. Het is een hulpmiddel om te beoordelen of je de doelen van dat level onder de knie hebt.
EXTRA OEFENMATERIAAL
VA
JA
N
In Limburg doet 17,20 procent van de gezinnen een beroep op dat
1
Ik kan het verschil tussen armoede en inkomensongelijkheid omschrijven.
2
Ik kan aangeven hoe armoede gemeten kan worden
3
Ik kan toelichten wat de oorzaken en gevolgen van
in België.
armoede zijn.
©
THEMA 3
LEVEL 4
83
5
T F
De ICT-fiches vind je op iDiddit. Ze helpen je om zelfstandig met een tekstverwerker, een rekenblad of een presentatiepakket aan de slag te gaan; infographics te creëren, foto’s en video’s te monteren en online samen te werken.
I L
ICT-fiches
STARTEN MET LIFT
3
2 HANDIG VOOR ONDERWEG In elk thema vind je dezelfde hulpmiddelen.
Hoeveelheid tomaten (in kg)
Explore 3— Hoe ontstaat de collectieve of marktvraagcurve?
Doorheen het thema vind je de belangrijkste zaken op een rijtje naast de rode kennislijn. De begrippen die je moet kennen vallen extra op door de stippellijn.
Collectieve vraagcurve Op een markt is er niet één consument maar zijn er meerdere consumenten. Op een perfect competitieve markt zijn er dus veel consumenten die de prijs als een gegeven nemen. Om te bepalen wat de totale marktvraag is, tel je de individuele vraagcurven op. Zo tel je per prijsniveau alle hoeveelheden op van de individuele consumenten. Je krijgt dan de marktvraag of de collectieve vraagcurve. Dat is de horizontale som van de individuele vraagcurven van alle consumenten in de markt voor in dit geval tomaten.
Je vindt die woorden ook achteraan in de Begrippenlijst.
Begrippenlijst Thema 2 BEGRIP
VERKLARING
IN JE EIGEN WOORDEN
1
(krediet)rating
Dat is een beoordeling van de financiële
1
(krediet-)
Dat is een bedrijf dat de kredietwaardigheid
rating-
van een land of een bedrijf onderzoekt. Zijn
agentschap
beoordeling bepaalt mee de rentevoet en
IN
LEVEL
gezondheid van een vennootschap of een overheid die een lening uitgeeft.
de prijs van een obligatie. bv. Moody’s, Fitch Ratings, S&P 1
consumenten-
Dat cijfer geeft informatie over het
vertrouwen
vertrouwen van de consument in de economische toestand van een land en over de verwachtingen van de consument.
1
debiteurenrisico
Dat is het risico dat ontstaat wanneer een debiteur of schuldenaar niet aan zijn verplichtingen of schuldaflossing kan voldoen.
effectenbeurs
1
hypothecaire
Dat is een geldlening van de krediet-
lening
verstrekker waarbij de lener een onderpand
verkopers van effecten zoals aandelen en obligaties elkaar vinden.
onderpand kan de ontlener te gelde maken
, in dit geval, de maximumhuurprijs, zorgt voor De Alle lidstaten van de EU hanteren dezelfde geharmoniseerde concepten en methoden bij de berekening van de een tekort aan woningen. De aanbieders bieden maar woningen genderloonkloof. Daardoor kun je de Belgische situatie vergelijken met de loonkloof in de overige EU-lidstaten. aan terwijl de vragers woningen vragen bij die prijs. Bovendien
wanneer de schuld niet wordt afgelost.
belegger
of verzekeringsmaatschappij, dat geld belegt in effecten en in vastgoed voor grote groepen beleggers.
1
kapitaalmarkt
1
OLO of
Dat zijn obligaties in euro die op de
obligation
middellange, lange of zeer lange termijn zijn
linéaire /
uitgegeven door de Belgische staat.
Op die markt worden financiële activa, zoals aandelen en obligaties, verhandeld.
Er zijn verschillende oorzaken de loonkloof tussen mannen en vrouwen. zouden vragers voor 6 000voor woningen euro betalen, dat bedrag is nog
Die activa hebben een looptijd van minstens een jaar.
obligatie
—
Deeltijds werk: vrouwen doen meer uren onbetaald werk dan mannen, zoals kinderopvang of huishoudelijk danbetaald het oorspronkelijke . Daardoor werk waardoor er minder tijd voor werk is.
—
Loopbaankeuze: vrouwelijke werknemers laten hun loopbaankeuzes beïnvloeden door gezinszorg kan een ontstaan aangezien het goed (de huurwoningen) schaars is.en De verantwoordelijkheden binnen de familie en nemen bijvoorbeeld loopbaanonderbreking voor medische aanbieders zullen allerlei wegen vinden om toch een hogere prijs te vragen. Tot slot zal de verdeling van bijstand.
N
lineaire
1
onderhandse
Dat is een lening waarbij partijen recht-
lening
streeks met elkaar onderhandelen over de
13
uitgesloten.
zoals een onroerend goed, inzet. Dat
Dat is een bedrijf, zoals een pensioenfonds
Duid het nieuwe producentensurplus in het rood aan.
Duid het welvaartsverlies, of meer bepaald het deadweight loss, in het geel aan. Het gehanteerde loonconcept omvat betaalde overuren evenals de premies die iedere betalingsperiode THEMA 1 LEVEL 1 m Is het probleem nu opgelost? Met andere woorden, helpt de lagere opgelegde maximumhuurprijs de worden uitbetaald. Premies voor nacht- of weekendwerk zijn daar voorbeelden van. Premies die slechts huurders? Vul de tekst aan. op uitzonderlijke basis worden uitgekeerd, zoals een dertiende maand of het dubbelvakantiegeld, worden
Dat is de abstracte plaats waar kopers en
institutionele
Duid het nieuwe consumentensurplus in het groen aan.
k l
1
1
j
voorwaarden van het lening.
—
THEMA 2
BEGRIPPENLIJST
Sector van tewerkstelling: meer vrouwen werken in sectoren die weinig betalen. Ongeveer 30 % van de het goed, door het aanbodtekort, al snel gebeuren door genderloonkloof kan toegeschreven worden aan een overgrote meerderheid vrouwen in relatief slechter en volgens de voorkeur van de producent. betaalde sectoren zoals de zorgsector, verkoopsector of het onderwijs. Het aantal vrouwen in wetenschap,
79
Prijs per huurwoning (in euro)
technologie en toegepaste wetenschappen is gestegen. Grafiek 3: Vraag en aanbod huurmarkt — Functie: er zijn minder vrouwelijke managers die vaak ook nog minder betaald worden.
In de Good to know-kaders staan handige tips of weetjes bij de uitvoering van de opdrachten.
1 600,00
A
V
Good to know 1 400,00
VA
Loonkloof tussen man en vrouw in België bijna volledig verdwenen in 2020 of toch niet? 1 200,00
Het loonverschil tussen voltijds werkende mannen en vrouwen in ons land is bijna volledig weggewerkt. Dat blijkt uit cijfers van het Belgische statistiekbureau, Statbel, over het jaar 2020. Meer nog: in Wallonië 1 000,00
verdienden vrouwen gemiddeld iets meer dan mannen. Al zijn de cijfers vertekend door corona. Bovendien blijft de loonkloof groot bij de deeltijds werkenden. 800,00
Het lijkt een inhaalbeweging maar eigenlijk ook weer niet. In 2020 zijn veel mensen noodgedwongen deeltijds gaan werken of deeltijds werkloos geworden. Dat ging vaker over lageropgeleide mensen. En vooral in Wallonië 600,00
daalde het aantal voltijds werkende vrouwen in horeca of winkels zeer fel, veel meer dan het aantal voltijds werkende mannen. Daardoor krijg je in de cijfers van 2020 qua voltijdse werknemers relatief gezien meer 400,00
hogeropgeleide vrouwen tegenover lageropgeleide mannen, waardoor de loonkloof tijdens het coronajaar enigszins kunstmatig kleiner is geworden aangezien hogeropgeleiden doorgaans meer verdienen. Dat geeft in 200,00
zekere mate een vertekend beeld. 0,00
1
©
In een Forum voer je in groepjes of met de hele klas een gesprek over een bepaalde stelling. Het is de bedoeling dat je luistert naar elkaars mening en leert hoe anderen denken, maar ook dat je je eigen mening leert onderbouwen met argumenten.
0
2
4
6
8
10
12
14
18
20
22
24
26
Forum Waarom stelt de overheid toch een maximumprijs in ook al heeft dat mogelijke gevolgen zoals het ontstaan van een zwarte markt?
THEMA 1 28
THEMA 3
LEVEL 2
De volgende iconen helpen je ook nog een eind op weg: Je vindt op iDiddit extra (ondersteunend) materiaal. Het beeldfragment dat hierbij hoort, vind je op iDiddit. Het luisterfragment dat hierbij hoort, vind je op iDiddit. Je vindt op iDiddit een ontdekplaat. Je moet iets bewaren in je portfolio.
4 STARTEN MET LIFT
16
Bestudeer grafiek 1. Hoe doet België het ten opzichte van de andere Europese landen als het gaat om gelijke Hoeveelheid huurwoningen (* 1 000) uurlonen voor vrouwen en mannen?
LEVEL 3
69
Het onlineleerplatform bij Lift Mijn lesmateriaal Hier vind je alle inhouden uit het boek, maar ook meer, zoals ontdekplaten, filmpjes, audiofragmenten, extra oefeningen ...
IN
Extra materiaal Bij bepaalde stukken theorie of oefeningen kun je extra materiaal openen. Dat kan een bijkomend audio- of videofragment zijn, een woorden- of begrippenlijst, een extra bron of een leestekst. Kortom, dit is materiaal dat je helpt om de leerstof onder de knie te krijgen.
Adaptieve oefeningen In dit gedeelte kun je de leerstof inoefenen op jouw niveau. Hier kun je vrij oefenen of de oefeningen maken die de leerkracht voor je heeft klaargezet.
N
Opdrachten Hier vind je de opdrachten die de leerkracht voor jou heeft klaargezet. Evalueren Hier kan de leerkracht toetsen voor jou klaarzetten.
VA
Resultaten Wil je weten hoever je al staat met oefenen, opdrachten en toetsen? Hier vind je een helder overzicht van al je resultaten.
©
Notities Heb je aantekeningen gemaakt bij een bepaalde inhoud? Via je notities kun je ze makkelijk terug oproepen.
Meer weten? Ga naar www.ididdit.be
STARTEN MET LIFT
5
N
THEMA
IN
1
©
VA
Marktwerking en rol van de overheid in diverse marktvormen
LEVEL
LEVEL
7
LEVEL
Hoe komt de prijs bij onvolkomen p. 159 concurrentie tot stand?
Hoe komt de prijs bij een monopolie tot stand?
N
6
LEVEL
©
VA
5
LEVEL
4
LEVEL
3
LEVEL
2
LEVEL
1
p. 183
IN
8
Hoe probeert de overheid de concurrentie te vrijwaren?
p. 125
Waarom biedt de overheid publieke goederen aan?
p. 117
In welke gevallen faalt de markt?
p. 93
Waarom en hoe grijpt de overheid in op de competitieve markt?
p. 66
Leidt vrije prijsvorming tot optimale welvaart?
p. 46
Hoe komt de prijs op een competitieve markt tot stand?
p. 8
LEVEL 1 Hoe komt de prijs op een competitieve markt tot stand?
Good to know
IN
INTRO
The first lesson of economics is scarcity: there is never enough of
anything to fully satisfy all those who want it. The first lesson of politics is to disregard the first lesson of economics.
Thomas Sowell
© Courtesy of Rod Searcey
Bekijk grafiek 1. Wat kan er een hogere of een lagere prijs veroorzaken?
N
1
VA
Grafiek 1 toont de prijsevolutie van koper. Op het moment van de uitbraak van de coronapandemie in februari-maart 2020 is er een sterke daling van de koperprijs. Later, wanneer de industrie weer op volle toeren begint te draaien, is er een sterke stijging zichtbaar. Dat komt onder andere ook door de verschuiving naar elektrische voertuigen waarvoor er batterijen – met koper – nodig zijn. Die prijsschommeling is er niet alleen bij koper maar bij veel goederen en diensten.
©
Grafiek 1: Prijsevolutie van koper
Bron: grondstofprijs.com
2
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe komt de prijs op een competitieve markt tot stand?
8
THEMA 1
LEVEL 1
Explore 1— Wat is een perfect competitieve markt?
Perfect competitieve markt Je hebt al geleerd dat de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid van elk product bepaald worden door het snijpunt van de marktvraagcurve met de marktaanbodcurve. Dat model van vraag en aanbod gaat uit van een perfect competitieve markt en is een handig economisch model om verschillende markten te bestuderen. De kenmerken van een perfect competitieve markt staan hier in het Engels, als voorbereiding op het hoger onderwijs.
IN
Firms in competitive markets are price takers.
There are many firm in the market and each firm faces a significant number of competitors. Each firm sells a
sufficiently small proportion of total market output, so its decisions have no impact on market price. The firms will take the market price as a given. If a firm wants to raise the price of its product, the customers will go to other competitors. The same applies to customers. Because there are so many customers, the quantity they purchase will have no impact on the price; therefore customers are also price takers.
Products are identical or nearly identical. In other words, products are homogeneous.
Price taking is only possible if the products on the market are (nearly) identical because, when the products substitutable.
N
are homogeneous, no firm can raise the price without losing customers to competitors. The products are
Firms can easily enter or exit the market.
This means that new producers can easily enter a market because there are no special costs. This means that consumers can easily switch between different firms. So, if a firm sees an industry and thinks it can make a profit, it can easily enter the market and start to produce and sell. On the other hand, if there is an expected
VA
loss, the firm will exit the market. Transparency
Consumers are well-informed about the features of the product and the price charged by each firm.
1
Bij welke producten of op welke markten is er sprake van
©
homogene producten?
2
Voor welke markten of industrieën zijn er grote kosten om te starten en dus om de markt te betreden?
THEMA 1
LEVEL 1
9
3
Vervolledig de eerste vijf rijen van de tabel: vul aan en markeer. PERFECTE COMPETITIE Aantal producenten
veel / weinig
Aantal consumenten
veel / weinig
Productkenmerken
IN
Toetreding Beslissingsvariabele
hoeveelheid / prijs
Prijsnemer / prijszetter
prijsnemer / prijszetter
Individuele vraagcurve voor producent
VA
N
Wanneer is er winstmaximalisatie?
Explore 2— Hoe ontstaat de individuele vraagcurve?
Indifferentiecurve
©
Een consument probeert steeds om zijn tevredenheid of zijn nut te vergroten: hoe meer hij kan kopen, hoe groter zijn nut. Om na te gaan hoe de voorkeur van een consument voor twee producten is, gebruik je een indifferentiecurve. Indifferent betekent onverschillig. Een indifferentiecurve bevat dus alle goederenbundels of goederencombinaties die voor een consument eenzelfde nutsniveau opleveren. De consument is met andere woorden indifferent ten opzichte van de bundels: er zijn meerdere combinaties van twee geconsumeerde goederen die eenzelfde nut opleveren voor de consument. Met elke combinatie is de consument even tevreden. Op grafiek 2 zie je de voorkeur van één consument voor twee producten, met name tomaten en aardappelen. Er zijn meerdere combinaties mogelijk die elk ook een bepaald nut of een bepaalde tevredenheid geven aan de consument. Daarom kun je meerdere indifferentiecurven tekenen, de indifferentiemap. Hoe verder van de oorsprong een indifferentiecurve ligt, hoe hoger de tevredenheid of het nut voor de consument.
10
THEMA 1
LEVEL 1
34 33 32 31 30 29 28 27 26 25 24 23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
0
1
2
3
4
5
6
7
8
IN
Hoeveelheid aardappelen (in kg)
Grafiek 2: Indifferentiemap
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
N
Hoeveelheid tomaten (in kg)
Een consument probeert steeds om zijn tevredenheid te maximaliseren. Zijn voorkeur gaat dus uit naar de hoogste curve, maar er is natuurlijk een beperking, met name zijn budget. Een budgetlijn geeft weer welke combinaties van de twee producten de consument kan kopen. De vergelijking van de budgetlijn is als volgt:
VA
budget = q1 * p1 + q2 * p2.
Het punt waar de budgetlijn de indifferentiecurve raakt, is de optimale goederencombinatie. Het is die combinatie van goederen die de consument een bepaalde tevredenheid oplevert. De tevredenheid of het nut is maximaal daar waar de indifferentiecurve de budgetlijn raakt. In dat punt is de helling van de indifferentiecurve gelijk aan de helling van de budgetlijn. Wanneer je op de indifferentiemap meerdere budgetlijnen tekent terwijl de prijs van slechts één product verandert, zullen er meerdere optimale goederencombinaties zijn. Uit die optimale goederencombinaties kun je de vraagcurve afleiden. Een individuele vraagcurve geeft het verband weer tussen de gevraagde hoeveelheid bij verschillende prijzen. Die verloopt dalend omdat een consument meer wil kopen bij een lagere prijs en minder wil kopen bij een hogere
©
prijs. Op een perfect competitieve markt kan de consument zelf niets aan de prijzen veranderen.
THEMA 1
LEVEL 1
11
1
Veronderstel dat de consument oorspronkelijk 60,00 euro budget heeft om tomaten en aardappelen te kopen. De aardappelen kosten 2,00 euro per kilogram, de tomaten 7,50 euro per kilogram. a
Teken de budgetlijn op grafiek 2.
b
Noteer hoe je daaraan komt.
IN
c
Hoeveel bedraagt de optimale goederencombinatie?
2
Veronderstel dat de prijs van een kilogram tomaten verandert naar 12,00 euro. Hoeveel bedraagt de optimale goederencombinatie?
b 3
N
a
Teken de nieuwe budgetlijn op grafiek 2.
VA
Veronderstel dat de prijs van een kilogram tomaten verandert naar 3,00 euro. a
Hoeveel bedraagt de optimale goederencombinatie?
b
4
Teken opnieuw de budgetlijn op grafiek 2.
Op grafiek 2 staan er telkens drie verschillende gevraagde hoeveelheden bij verschillende prijzen van tomaten. a
Noteer bij de prijzen in tabel 1 de optimale hoeveelheid die je uit grafiek 2 kunt afleiden.
©
Tabel 1: Optimale hoeveelheid tomaten HOEVEELHEID TOMATEN (IN KG)
12
PRIJS PER KG TOMATEN (IN EURO)
12,00
7,50
3,00
THEMA 1
LEVEL 1
b
Teken op grafiek 3 de individuele vraagcurve.
IN
Prijs (in euro)
Grafiek 3: Vraagcurve van een consument naar tomaten
N
Hoeveelheid tomaten (in kg)
Explore 3— Hoe ontstaat de collectieve of marktvraagcurve?
VA
Collectieve vraagcurve
Op een markt is er niet één consument maar zijn er meerdere consumenten. Op een perfect competitieve markt zijn er dus veel consumenten die de prijs als een gegeven nemen. Om te bepalen wat de totale marktvraag is, tel je de individuele vraagcurven op. Zo tel je per prijsniveau alle hoeveelheden op van de individuele consumenten. Je krijgt dan de marktvraag of de collectieve vraagcurve. Dat is de horizontale som van de
©
individuele vraagcurven van alle consumenten in de markt voor in dit geval tomaten.
THEMA 1
LEVEL 1
13
Prijs (in euro)
Grafiek 4: Individuele vraagcurven van alle consumenten naar tomaten 14,00 12,00
V1 V2 V3
V4
10,00 8,00
4,00 2,00 0,00 0
1
2
3
4
5
IN
6,00
6
7
8
9
10
Hoeveelheid tomaten (in kg)
N
Teken op basis van grafiek 4 de totale marktvraag op grafiek 5.
©
VA
Prijs (in euro)
Grafiek 5: Totale marktvraag tomaten
14
THEMA 1
LEVEL 1
Hoeveelheid tomaten (in kg)
Good to know De vraagcurve is – ook in realiteit – niet altijd een rechte. Toch gebruik je hier wel vaak rechten omdat je zo gemakkelijker grafieken en berekeningen kunt uitvoeren. Van een rechte is het ook gemakkelijk om de functievergelijking te bepalen. Het functievoorschrift van een vraagcurve is dan: p = -aq + b. Soms zul je de vergelijking in de andere richting gebruiken omdat economen graag berekenen welke hoeveelheid zal gevraagd worden wanneer een prijs gegeven is. De vergelijking ziet er dan zo uit: q = -ap + b.
IN
Explore 4— Hoe ontstaat de individuele aanbodcurve?
Individuele aanbodcurve
Op een perfect competitieve markt is een onderneming prijsnemer. Ze bepaalt op basis van de kosten en de marktprijs welke hoeveelheid ze zal produceren. De onderneming wordt geconfronteerd met de wet van de toe- en afnemende meeropbrengst.
N
2 500
TP
2 000 1 500
VA
Totale productie
Grafiek 6: Totale productie
1 000
500 0
0
2
4
6
8
10
12
14
16
Hoeveelheid arbeiders
Wanneer de onderneming meer werknemers aanneemt, zal de totale productie eerst tot een bepaald punt
©
progressief stijgen, dan degressief stijgen om uiteindelijk weer te dalen. Dat heeft te maken met arbeidsverdeling en arbeidsspecialisatie. Een bijkomende arbeider zorgt ervoor dat de arbeid kan verdeeld worden: de arbeiders worden specialist in hun taak. De bijkomende arbeider zorgt dus voor meer productietoename dan de vorige arbeider. Dat gaat zo door tot de zesde arbeider. Vanaf dan draagt een bijkomende arbeider minder productie bij dan de vorige. Na verloop van tijd zullen er immers te weinig kapitaalgoederen zijn voor de arbeiders en op een bepaald ogenblik zullen de arbeiders elkaar ook in de weg lopen. Op dat moment zal ook de totale productie dalen. Het marginaal product is immers negatief.
THEMA 1
LEVEL 1
15
Grafiek 7: Gemiddelde en marginale productie
GP en MP (in euro)
350,00 300,00 250,00 200,00
GP
100,00
MP
50,00 0,00
IN
150,00
2
4
-50,00
6
8
10
12
14
16
Hoeveelheid arbeiders
N
-100,00
Het verloop van de gemiddelde en marginale productie bepaalt het verloop van de gemiddelde en marginale kosten. Wanneer de gemiddelde productie per arbeider stijgt dankzij arbeidsverdeling en -specialisatie, dalen de gemiddelde kosten per eenheid product. De kosten van onder andere de arbeiders kunnen over meer producten verdeeld worden en door de toename van de gemiddelde productie per arbeider zijn in het begin de
VA
gemiddelde kosten dus ook lager.
De optimale productiegrootte bevindt zich in het snijpunt van de marginale opbrengsten en de marginale kosten. In dat punt maakt de producent maximale winst. In een perfect competitieve markt is de marginale opbrengstencurve gelijk aan de gemiddelde opbrengstencurve en aan de prijs. De producent in een volkomen concurrentie wordt geconfronteerd met een horizontale vraagcurve. De snijpunten van de verschillende prijzen – de MO-curven – met de MK-curve vormen telkens een andere optimale productiegrootte. Zolang het zinvol is om te blijven produceren, streeft de ondernemer steeds de optimale productiegrootte na. De prijzen die op de markt gelden, bepalen dus de hoeveelheid die de aanbieder
©
produceert.
De individuele aanbodcurve bestaat uit het opwaartse deel van de MK-curve vertrekkende vanaf het snijpunt van de MK-curve met de GVK-curve. Of met andere woorden, vanaf het punt waar de marktprijs groter is dan de GVK .
Een onderneming maakt winst zolang de prijs hoger is dan de gemiddelde totale kosten (GTK = GVK + GCK). Ze draait break-even als de prijs gelijk is aan de gemiddelde kosten. Er is verlies als de verkoop- of marktprijs lager is dan de gemiddelde kosten. Op de korte termijn zullen ondernemingen nog blijven produceren, ook al is er verlies. Op dat moment kunnen ze immers nog een gedeelte van de vaste kosten dekken. Op het ogenblik dat de prijs beneden de gemiddelde variabele kosten zakt, kan de onderneming beter stoppen met produceren. De producent beslist dus welke hoeveelheid hij zal produceren maar niet aan welke prijs.
16
THEMA 1
LEVEL 1
1
Hieronder vind je de kostenstructuur van een tomatenteler. Vul de tabel aan.
Tabel 2: Kostenstructuur tomatenteler (in euro) OUTPUT = TP
TCK
TVK
TK
0
10,00
0,00
10,00
GCK
GVK
GTK
MK
1
10,00
7,50
17,50
2
10,00
11,70
IN
21,70
3
10,00
14,70
24,70
5
16,80
26,80
10,00
10,00
19,50
22,50
29,50
32,50
VA
6
10,00
7
8
©
9
10
11
N
4
10,00
10,00
10,00
26,25
30,60
36,30
36,25
40,60
46,30
10,00
45,00
55,00
10,00
57,75
67,75
12
10,00
77,70
87,70
THEMA 1
LEVEL 1
17
2
Teken op grafiek 8 de GTK-, de MK- en de GVK-curve.
3
Veronderstel dat de marktprijs voor tomaten 7,50 euro per kilogram bedraagt.
4
a
Teken op grafiek 8 de marginale opbrengstencurve.
b
Duid de optimale productiegrootte aan.
c
Teken de winst die de producent maakt.
Het punt waar winstmaximalisatie wordt bereikt, heet het punt van Cournot. Duid dat punt aan op grafiek 8.
5
IN
De aanbodcurve valt samen met het opgaande deel van de MK-curve, vertrekkende vanaf de gemiddelde variabele kostencurve. Duid de aanbodcurve met een markeerstift aan op grafiek 8.
©
VA
N
GTK, MK, GVK, MO en GO (in euro)
Grafiek 8: GTK-, MK-, GVK-, MO- en GO-curve
6
18
THEMA 1
Vervolledig nu de tabel van Explore 1 (p. 10).
LEVEL 1
Hoeveelheid tomaten (in kg)
Explore 5— Hoe ontstaat de collectieve of marktaanbodcurve?
Collectieve aanbodcurve Een competitieve markt kenmerkt zich onder meer door het grote aantal aanbieders. De hoeveelheid product die op de markt wordt aangeboden, is de som van de aangeboden hoeveelheid van elke producent. Als je per prijsniveau alle hoeveelheden van de individuele producenten optelt, krijg je het marktaanbod of de collectieve aanbodcurve. Dat is de horizontale som van de individuele aanbodcurven van alle producenten op de markt
IN
voor in dit geval tomaten. Teken op basis van de individuele aanbodcurven de totale marktaanbodcurve.
25,00
A1
20,00
A2
A3
N
Prijs (in euro)
Grafiek 9: Aanbieders op de tomatenmarkt
VA
15,00
10,00
5,00
0,00
1
©
0
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
Hoeveelheid tomaten (in kg)
Good to know De aanbodcurve is – ook in realiteit – niet altijd een rechte. Toch gebruik je hier wel vaak rechten omdat je zo gemakkelijker grafieken en berekeningen kunt uitvoeren. Van een rechte is het ook gemakkelijk om de functievergelijking te bepalen. Het functievoorschrift van een aanbodcurve is dan: p = aq + b. Soms zul je de vergelijking in de andere richting gebruiken omdat economen graag berekenen welke hoeveelheid zal aangeboden worden wanneer een prijs gegeven is. De vergelijking ziet er dan zo uit: q = ap + b.
THEMA 1
LEVEL 1
19
Explore 6— Hoe ontstaat het marktevenwicht?
Marktevenwicht Je hebt nu de marktvraagcurve en het marktaanbod bepaald. Door de confrontatie van vraag en aanbod komt er op de competitieve markt een evenwichtsprijs tot stand waarbij de aangeboden hoeveelheid met de gevraagde hoeveelheid overeenkomt. De partijen op een competitieve markt hebben te weinig macht om van dat marktevenwicht af te wijken. 1
IN
Welk marktevenwicht komt er tot stand op de tomatenmarkt? Duid aan met de letter ‘e’ op grafiek 10.
2
Welke situatie is er bij een prijs van 10,00 euro per kilogram? Duid dat punt aan op grafiek 10.
3
Welke situatie is er bij een prijs van 4,00 euro per kilogram? Duid dat punt aan op grafiek 10.
N
Grafiek 10: Vraag- en aanbodcurve op tomatenmarkt
VA
Prijs (in euro)
25,00
20,00
A
15,00
V
10,00
©
5,00
0,00
0
4
THEMA 1
4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36
Hoeveelheid tomaten (in kg)
Zal de producent afwijken van de marktprijs? Leg uit.
20
2
LEVEL 1
Explore 7— Wanneer verschuiven vraag- en aanbodcurve?
Vraag- en aanbodcurve Een markt staat niet stil. De economische spelers of actoren nemen continu beslissingen die vraag of aanbod beïnvloeden. Er wordt hier gekozen om vraag- en aanbodcurven als rechten te tekenen. Dat maakt het gemakkelijker om verschuivingen te tekenen. Als voorbeeld neem je hier de koffiemarkt. De koffiemarkt benadert een perfect competitieve markt.
IN
Good to know
De twee bekendste koffieboonsoorten zijn de arabica en de robusta. Consumenten houden van koffie uit 100 % arabicabonen omwille van de verfijnde smaak. Arabicabonen zijn zoet en zacht. Je vindt ze in hogergelegen gebieden rond de evenaar, vooral in Midden- en Zuid-Amerika (Brazilië en Colombia).
De smaak van robustabonen is stevig en krachtig. Koffie bestaat zelden voor 100 % uit robustabonen omdat de bonen bitter smaken. Robustabonen komen uit lagergelegen streken rond de evenaar, vooral in Zuidoost-Azië (Vietnam, Indonesië).
Werk in groepen. Lees de onderstaande situaties.
N
1
a
Teken de verschuiving van de juiste curve.
b
Markeer wat er gebeurt met de vraag of het aanbod alsook met de evenwichtsprijs en de evenwichtshoeveelheid.
Grafiek 12: Koffiemarkt – situatie 2
Door de droogte in Colombia is er een slechte oogst.
Dankzij genetische manipulatie kunnen de nieuwe
8,00 7,00
V
A
5,00 4,00 3,00 2,00
6,00
A
V
5,00 4,00 3,00 2,00 1,00
Hoeveelheid (in kg)
25 000
20 000
0
15 000
18 000
16 000
14 000
12 000
10 000
8 000
0,00 6 000
4 000
0
2 000
0,00
7,00
10 000
©
1,00
8,00
5 000
6,00
koffieplanten en -bonen tegen allerhande soorten weer.
Prijs per kg (in euro)
Prijs per kg (in euro)
VA
Grafiek 11: Koffiemarkt – situatie 1
Hoeveelheid (in kg)
Marktprijs stijgt / daalt.
Marktprijs stijgt / daalt.
Evenwichtshoeveelheid stijgt / daalt.
Evenwichtshoeveelheid stijgt / daalt.
Vraag / aanbod koffie stijgt / daalt.
Vraag / aanbod koffie stijgt / daalt.
THEMA 1
LEVEL 1
21
Grafiek 13: Koffiemarkt – situatie 3
Grafiek 14: Koffiemarkt – situatie 4
Uit onderzoek blijkt dat vier tassen koffie per dag
Door de stijging van de energieprijzen daalt de
in plaats van twee de kans op ziekten zoals kanker
koopkracht van de consument. Hij moet besparen op
vermindert.
alle producten om de energie te kunnen betalen, met andere woorden, zijn budget om levensmiddelen te
8,00
Prijs per kg (in euro)
7,00 6,00
V
A
5,00 3,00 2,00
7,00
V
6,00
A
5,00 4,00 3,00
IN
4,00
8,00
2,00 1,00
1,00
Hoeveelheid (in kg)
16 000
14 000
12 000
10 000
8 000
0
6 000
16 000
14 000
12 000
10 000
8 000
6 000
4 000
2 000
0
4 000
0,00
0,00
2 000
Prijs per kg (in euro)
kopen daalt.
Hoeveelheid (in kg)
Marktprijs stijgt / daalt.
Evenwichtshoeveelheid stijgt / daalt.
Evenwichtshoeveelheid stijgt / daalt.
Vraag / aanbod koffie stijgt / daalt.
Vraag / aanbod koffie stijgt / daalt.
Grafiek 15: Koffiemarkt – situatie 5
Grafiek 16: Koffiemarkt – situatie 6
De prijs van thee, een substitutiegoed, stijgt.
De prijs van koffiezetapparaten, een complementair
N
Marktprijs stijgt / daalt.
1,00
16 000
14 000
12 000
10 000
8 000
6 000
4 000
©
0
2 000
0,00
Hoeveelheid (in kg)
22
3,00 2,00 1,00 0,00 0
Hoeveelheid (in kg)
Marktprijs stijgt / daalt.
Marktprijs stijgt / daalt.
Evenwichtshoeveelheid stijgt / daalt.
Evenwichtshoeveelheid stijgt / daalt.
Vraag / aanbod koffie stijgt / daalt.
Vraag / aanbod koffie stijgt / daalt.
THEMA 1
LEVEL 1
16 000
2,00
4,00
14 000
3,00
A
5,00
12 000
4,00
V
6,00
10 000
A
8 000
V
5,00
7,00
6 000
6,00
8,00
4 000
7,00
2 000
8,00
Prijs per kg (in euro)
Prijs per kg (in euro)
VA
goed, stijgt fel door een tekort aan chips.
2
Het is ook mogelijk dat zich tegelijk een verschuiving van vraag en aanbod voordoet. Bij een gezamenlijke verschuiving van de vraag- en aanbodcurve blijft het mogelijk om het effect op de markt deels te voorspellen. a
Duid het nieuwe marktevenwicht aan.
b
Vul onder elke grafiek het effect op de marktprijs en de verhandelde hoeveelheid in (↗, ↘, =). Grafiek 18: Koffiemarkt – marktevenwicht 2
Het aanbod en de vraag dalen.
Het aanbod daalt en de vraag stijgt.
7,00 6,00
V
Prijs per kg (in euro)
A
5,00
6,00
A
V
5,00 4,00
IN
4,00
7,00
3,00 2,00 1,00
2,00 1,00
Hoeveelheid (in kg)
16 000
14 000
12 000
10 000
8 000
6 000
4 000
0
16 000
14 000
12 000
8 000
10 000
6 000
4 000
0,00
0
2 000
0,00
3,00
2 000
Prijs per kg (in euro)
Grafiek 17: Koffiemarkt – marktevenwicht 1
Hoeveelheid (in kg)
.
.
Marktprijs
Verschuiving V < verschuiving A: marktprijs
.
Verschuiving V > verschuiving A: qe
.
Verschuiving V = verschuiving A: marktprijs
.
Verschuiving V < verschuiving A: qe
.
Verschuiving V = verschuiving A: qe
.
Evenwichtshoeveelheid
N
Verschuiving V > verschuiving A: marktprijs
.
Het aanbod en de vraag stijgen.
Het aanbod stijgt en de vraag daalt.
1,00 0
Hoeveelheid (in kg)
16 000
0,00
16 000
14 000
12 000
8 000
10 000
6 000
4 000
0
2 000
©
0,00
2,00
14 000
1,00
3,00
12 000
2,00
4,00
10 000
3,00
A
V
5,00
8 000
4,00
6,00
6 000
V
5,00
7,00
4 000
6,00
A
2 000
Prijs per kg (in euro)
7,00
Prijs per kg (in euro)
Grafiek 20: Koffiemarkt – marktevenwicht 4
VA
Grafiek 19: Koffiemarkt – marktevenwicht 3
Hoeveelheid (in kg)
Verschuiving V > verschuiving A: marktprijs
.
Marktprijs
Verschuiving V < verschuiving A: marktprijs
.
Verschuiving V > verschuiving A: qe
.
Verschuiving V = verschuiving A: marktprijs
.
Verschuiving V < verschuiving A: qe
.
Verschuiving V = verschuiving A: qe
.
Evenwichtshoeveelheid
.
.
THEMA 1
LEVEL 1
23
Explore 8— Wat is prijselasticiteit?
Prijselasticiteit van de vraag Wanneer het aanbod toeneemt, daalt de evenwichtsprijs en stijgt de evenwichtshoeveelheid. Maar zal de prijs sterk dalen en de hoeveelheid een beetje stijgen? Of net omgekeerd? Het antwoord op die vraag hangt af van de mate waarin de gevraagde hoeveelheid reageert op een prijswijziging en dat hangt dan weer af van de helling van de vraagcurve. Bij een steile vraagcurve verandert de gevraagde hoeveelheid niet veel bij een prijswijziging. In het geval van een vlakke(re) vraagcurve verandert de gevraagde hoeveelheid veel bij een prijswijziging.
5,50 5,00
V
4,50
A1
A2
4,00 3,50 3,00
IN
Prijs (in euro)
Grafiek 21: Evenwichtsprijs en hoeveelheid steile vraagcurve
2,50 1,50 1,00 0,50 0,00
0
2
4
6
N
2,00
8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28
VA
Hoeveelheid
Prijs (in euro)
Grafiek 22: Evenwichtsprijs en hoeveelheid vlakke vraagcurve 5,50
A1
5,00
A2
4,50 4,00
V
3,50 3,00
©
2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0,00
0
2
4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28
Hoeveelheid
24
THEMA 1
LEVEL 1
Om na te gaan hoe sterk de gevraagde of aangeboden hoeveelheid zal wijzigen ten gevolge van een wijziging van de prijs moet je de prijselasticiteit van de vraag berekenen. De prijselasticiteitscoëfficiënt is de verhouding tussen de procentuele wijziging van de hoeveelheid en die van de prijs. (q1 – q0) / qgem
|Epv | = ____________ (p – p ) / p 1
0
gem
waarbij qgem = (q1 + q0) / 2 waarbij pgem = (p1 + p0) / 2
De prijselasticiteit van de vraag zal altijd een negatief getal zijn omdat er een omgekeerd verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid bestaat. Bij het aanbod is de prijselasticiteit altijd een positief getal. Door gebruik te maken van de absolute waarde van de prijselasticiteitscoëfficiënt kun je een onderscheid tussen elastische en inelastische vraag- en aanbodcurven maken. Als de vraag of het aanbod volledig ongevoelig is voor prijswijzigingen, spreek je van een perfect inelastische curve. De elasticiteitscoëfficiënt bedraagt dan 0. De vraag- of aanbodcurve is dan verticaal. Als de
IN
elasticiteitscoëfficiënt tussen 0 en 1 ligt, is er een inelastische curve. Een prijswijziging zal een procentueel kleinere hoeveelheidswijziging met zich meebrengen. Als de procentuele wijziging van de prijs en de
verhandelde hoeveelheid aan elkaar gelijk zijn, is er sprake van een unitair elastische curve. Het kan ook zijn dat een kleine prijswijziging een relatief grotere hoeveelheidswijziging veroorzaakt. In dat geval bevindt de
elasticiteitscoefficiënt zich boven 1. Je spreekt dan van een elastische vraag of een elastisch aanbod. In het
extreme geval dat de elasticiteitscoëfficiënt oneindig bedraagt, wordt de curve perfect elastisch genoemd. De vraag- of aanbodcurve is dan horizontaal. 1
Op grafiek 23 zie je de vraagcurve voor versgeperst sinaasappelsap. De vraagcurve geeft weer hoeveel
N
sinaasappelsap er per uur wordt gevraagd afhankelijk van de prijs. Bereken de prijselasticiteit: wanneer de prijs stijgt van 2,00 naar 3,00 euro.
b
wanneer de prijs stijgt van 3,00 naar 5,00 euro.
c
wanneer de prijs stijgt van 0,00 naar 2,00 euro.
©
VA
a
THEMA 1
LEVEL 1
25
Prijs (in euro)
Grafiek 23: Vraag versgeperst sinaasappelsap 5,50
V
5,00 4,50 4,00
IN
3,50 3,00 2,50 2,00 1,50
0,50 0,00 1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27
VA
0
N
1,00
2
Hoeveelheid (in stuks)
Vul aan:
In het midden van de curve worden bij een prijs van 2,50 euro,
stuks verkocht. Wanneer de prijs
stijgt van 2,00 euro naar 3,00 euro, in het midden van de curve dus, is er een prijselasticiteit van
. Bij
prijzen boven het midden van de vraagcurve is de vraagcurve prijselastisch / prijsinelastisch. De prijselasticiteit is er groter / kleiner dan 1. Bij prijzen onder het midden van de vraagcurve is de vraagcurve prijselastisch /
©
prijsinelastisch. De prijselasticiteit is er groter / kleiner dan 1.
26
THEMA 1
LEVEL 1
Explore 9— Welk effect heeft prijselasticiteit op een vraag- of aanbodschok op de markt?
Invloed van de prijselasticiteit Verschillende factoren beïnvloeden de prijselasticiteit van de vraag. De belangrijkste factor is de substitueer baarheid van het product. Als er bij een prijsstijging maar weinig (financieel haalbare) alternatieven voorhanden zijn, is de gebruiker verplicht het nu duurdere product te blijven kopen of de consumptie stop te zetten. Voor sommige producten is stopzetten geen optie, omdat het product voor de consument levensnoodzakelijk is, of omdat de consument eraan verslaafd is. Dat maakt de vraag inelastischer.
IN
De prijselasticiteit van goedkope producten ligt vaak lager dan die van dure producten, omdat hun impact
op het gezinsbudget minimaal is. Tot slot is de elasticiteit op de lange termijn meestal hoger dan op de korte termijn, omdat er meer tijd is om naar een alternatief over te stappen.
Ook het inkomen van de consument beïnvloedt de elasticiteit. Mensen met een hoger inkomen reageren vaak minder sterk op prijswijzigingen dan consumenten met een lager inkomen.
Op een markt kunnen zich soms schokken voordoen: plotse en soms aanzienlijke veranderingen in vraag
of aanbod. De elasticiteit van vraag en aanbod bepaalt hoe het marktevenwicht op een verschuiving van de vraag- of aanbodcurve zal reageren. Hoe lager de absolute waarde van de prijselasticiteitscoëfficiënt, hoe
N
kleiner het hoeveelheidseffect bij een verschuiving van de curven. Zo zal er bij een elasticiteitscoëfficiënt van 0 alleen een prijseffect zijn. Als de coëfficiënt oneindig is, zal alleen de verhandelde hoeveelheid wijzigen. Bij een inelastische curve (steilere curve) zal het prijseffect groter zijn dan het hoeveelheidseffect. Dat is bij een elastische curve (vlakkere curve) net omgekeerd.
Onderzoek het effect van een verschuiving van de aanbodcurve in de volgende situaties.
VA
1
Grafiek 25:
Vraagcurve is perfect elastisch / inelastisch.
Vraagcurve is perfect elastisch / inelastisch.
v E p =
| |
v E p =
Gevolgen:
Gevolgen:
5,50
5,50
A2
4,50 4,00 3,50 3,00
5,00
V
4,50
A1
A2
4,00 3,50 3,00
V
2,50
| |
Prijs (in euro)
A1
5,00
©
Prijs (in euro)
Grafiek 24:
2,50
2,00
2,00
1,50
1,50
1,00
1,00
0,50
0,50
0,00
0,00 0
2
4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28
Hoeveelheid
0
2
4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28
Hoeveelheid
THEMA 1
LEVEL 1
27
2
Teken de gevraagde aanbodcurve en een verschuiving van de vraagcurve.
a Grafiek 26: Aanbodcurve is perfect elastisch. (E p = oneindig)
Gevolgen van de vraagverschuiving:
N
IN
Prijs (in euro)
enkel effect op hoeveelheid
Hoeveelheid
©
Prijs (in euro)
VA
a Grafiek 27: Aanbodcurve is perfect inelastisch. (E p = 0)
Hoeveelheid
28
THEMA 1
LEVEL 1
Gevolgen van de vraagverschuiving: enkel prijseffect
3
Bestudeer grafiek 28. a
Welke vraagcurve is het meest elastisch? Leg uit waarom.
b
Welk effect heeft de verschuiving van de aanbodcurve bij beide vraagcurven?
5,50 5,00
V2
4,50 4,00
A1
A2
N
Prijs (in euro)
Grafiek 28: Verschuiving vraag en aanbod
IN
V1
3,50
VA
3,00 2,50 2,00 1,50 1,00
©
0,50 0,00
0
2
4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30
Hoeveelheid
THEMA 1
LEVEL 1
29
TO THE POINT Kenmerken van een competitieve markt Veel vragers en aanbieders
—
Een homogeen product
—
Transparantie: alle informatie over prijzen en hoeveelheden is beschikbaar.
—
Open markt: gemakkelijke toegang tot en uittreding uit de markt
Ontstaan van de vraag- en aanbodcurve consument voor twee goederen weer. Hoe verder een indifferentiecurve van de oorsprong ligt, hoe meer tevredenheid of nut dat oplevert voor de consument. De consument moet rekening houden met zijn
IN
Indifferentiecurven geven de voorkeur van de
Hoeveelheid product 2
—
budget om een aankoop te doen. Het punt waar de goederencombinatie voor de consument.
Wanneer de prijs van een product verandert, ontstaat
q1
Prijs product 1
budgetlijn de indifferentiecurve raakt, is de optimale
q2
q3
Hoeveelheid product 1
p1
er een andere budgetlijn die dan ook weer een p2
N
indifferentiecurve raakt. Dat levert dan weer een
andere optimale goederencombinatie op. De prijzen
p3
en de bijbehorende optimale goederencombinatie
bepalen de individuele vraagcurve voor de consument. De som van alle individuele vraagcurven van alle
q1
q2
q3
De producent op een markt van perfecte competitie
moet de prijs als een gegeven beschouwen. Daarom is de MO-curve gelijk aan de GO-curve en dus
ook de prijs van de markt. Hij laat de hoeveelheid die hij produceert en aanbiedt, afhangen van zijn kostenstructuur. De optimale productiegrootte,
MO, MK, GO, GTK, GVK (in euro)
VA
consumenten, vormt de totale vraag van de markt.
55,00 50,00 45,00 40,00
MK
35,00 30,00 25,00 20,00
MO = GO
15,00
GTK
10,00
GVK
5,00
daar waar zijn winst maximaal is, bevindt zich in het
0,00 0
200
400
600
800
snijpunt van de MO-curve met de MK-curve.
©
opgaande deel van de MK-curve vertrekkende vanuit de GVK-curve.
De som van alle individuele aanbodcurven van alle producenten vormt het totale aanbod van de markt.
30
THEMA 1
LEVEL 1
1 000 1 200 1 400 1 600 1 800 2 000
Hoeveelheid
MO, MK, GO, GTK, GVK (in euro)
De aanbodcurve van de producent is gelijk aan het
Hoeveelheid product 1
55,00 50,00 45,00 40,00
MK
35,00 30,00 25,00 20,00
MO = GO
15,00
GTK
10,00
GVK
5,00 0,00 0
200
400
600
800
1 000 1 200 1 400 1 600 1 800 2 000
Hoeveelheid
Verschuiving van de vraag- en aanbodcurve De vraagcurve verschuift wanneer er een wijziging is: —
in het aantal consumenten,
—
in de voorkeur van de consument,
—
in het inkomen van de consument,
—
in de prijs van het substitutiegoed,
—
in de prijs van het complementair goed.
—
in het aantal producenten,
—
in de technologie,
—
in de kosten voor de producent.
Prijselasticiteit van de vraag (q1 – q0) / qgem
waarbij qgem = (q1 + q0) / 2
|Epv | = ____________ (p – p ) / p waarbij p 0
GROOTTE
| | E pv
|Epv | = 0 | |
0 < E pv < 1
gem
= (p1 + p0) / 2
SITUATIE
GEVOLG PRIJSWIJZIGING
| |
GEVOLG VERSCHUIVING VAN V OF A
perfect inelastisch
q wijzigt niet.
alleen prijseffect
inelastisch
q wijzigt relatief zwakker
– groot prijseffect
dan p.
– klein hoeveelheidseffect
q wijzigt relatief even hard
gelijk prijs- en hoeveelheids-
als p.
effect
q wijzigt relatief sterker
– groot hoeveelheidseffect
dan p.
– kleiner prijseffect
q wordt nul of oneindig.
alleen hoeveelheidseffect
unitair elastisch
VA
|Epv | = 1
gem
N
1
IN
De aanbodcurve verschuift wanneer er een wijziging is:
elastisch
|Epv | = ∞
perfect elastisch
©
1 < E pv < ∞
THEMA 1
LEVEL 1
31
Action 1— 1
Wat leid je af uit de indifferentiemap?
Grafiek 29 toont de indifferentiemap van Roman. Roman heeft een budget van 250,00 euro per maand. Ofwel besteedt hij dat aan zijn vrije tijd, meer bepaald aan bioscooptickets, ofwel koopt hij er een herlaadkaart voor zijn gsm mee. a
Teken de budgetlijn als het budget van Roman 250,00 euro bedraagt en de prijs van zowel een bioscoopticket als van een herlaadkaart 10,00 euro bedraagt. Teken zo nauwkeurig mogelijk.
b
Wat is zijn optimale goederencombinatie?
Duid die optimale goederencombinatie aan.
d
Teken een nieuwe budgetlijn wanneer de prijs van een bioscoopticket 25,00 euro bedraagt.
e
Wat is zijn optimale goederencombinatie nu?
IN
c
f
Duid die optimale goederencombinatie aan.
g
Teken een nieuwe budgetlijn wanneer de prijs van een bioscoopticket 5,00 euro bedraagt.
h
Wat is zijn optimale goederencombinatie deze keer?
i
N
Duid die optimale goederencombinatie aan.
35
VA
Hoeveelheid herlaadkaarten gsm
Grafiek 29: Indifferentiemap Roman
I1
30
I2
I3
I4
I5
25 20 15 10
©
5 0
32
THEMA 1
0
LEVEL 1
2
4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24 26 28 30 32 34 36 38 40 42 44 46 48 50 52 54 56
Hoeveelheid bioscooptickets
2
Leid nu de vraagcurve van Roman af voor bioscooptickets. a
Vul de tabel in.
b
Teken de vraagcurve op grafiek 30.
Tabel 3: Bioscooptickets Roman
Hoeveelheid bioscooptickets
©
VA
N
Prijs (in euro)
Grafiek 30: Individuele vraagcurve Roman
PRIJS (IN EURO)
IN
GEVRAAGDE HOEVEELHEID
THEMA 1
LEVEL 1
33
Action 2— 1
Hoeveel zal de producent produceren?
Een producent heeft de volgende kosten- en opbrengstenstructuur. Vul de tabel aan.
Tabel 4: Kosten- en opbrengstenstructuur (in euro)
0
8
18
32
48
62,00
139,50
248,00
372,00
527,00
TK
GVK
90
114
883,50
1 023,00
©
132
697,50
144
152
156
34
THEMA 1
LEVEL 1
1 116,00
1 178,00
1 209,00
GK
MK
MO
125,00
225,00
325,00
425,00
525,00
625,00
VA
68
0,00
TVK
IN
TO
N
q
725,00
825,00
925,00
1 025,00
1 125,00
1 225,00
2
Teken alle curven die nodig zijn om de optimale productiegrootte aan te duiden.
3
Markeer de aanbodcurve in het geel.
30,00 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00 0,00
0
20
40
60
80
100
IN
Prijs (in euro)
Grafiek 31: Optimale productiegrootte
120
140
160
180
Action 3—
Hoe bereken je het marktevenwicht wiskundig?
Op een perfect competitieve markt zijn de volgende vraag- en aanbodvergelijking gegeven.
VA
1
N
Hoeveelheid
p = 12 + 0,30 qa
p = 40 – 0,40 qv
Bereken het marktevenwicht.
©
a
b
Vul in tabel 5 de waarden van p en q in.
THEMA 1
LEVEL 1
35
Tabel 5: Aangeboden en gevraagde hoeveelheid PRIJS (IN EURO)
qv
12,00
18,00
24,00
30,00
36,00
IN
c
qa
Teken de vraag- en aanbodcurve op grafiek 32.
VA
N
Prijs (in euro)
Grafiek 32: Vraag en aanbod
Hieronder vind je de vergelijking van de vraag- en aanbodcurve op de graanmarkt. Graan wordt verhandeld in
©
2
Hoeveelheid
bussels. De hoeveelheid is in miljoen bussels. De prijs is in US-dollar. a
Bereken het marktevenwicht. q = 20 – 2p
q = -10 + 2p
36
THEMA 1
LEVEL 1
b
3
Welk overschot is er bij een prijs van 10,00 US-dollar? Toon aan.
The next equations are the equations of demand and supply of robusta coffee beans in US dollars. The quantity
a
Calculate market equilibrium. qd = 700 – p
N
qs = 500 + 3p
IN
is in 100,000 tonnes.
b
Draw the demand and supply curve using a spreadsheet.
c
Bewaar het bestand in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk level. Geef die submap de naam ‘Thema_1_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals
©
VA
‘Action_3_robusta_coffee’.
THEMA 1
LEVEL 1
37
4
Op de internationale markt van olie zijn dit de vraag- en aanbodcurven. Bereken het marktevenwicht wiskundig. Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies optie 1 wanneer je een uitdaging wilt. Kies optie 2 wanneer je meer ondersteuning wilt. Vink de gekozen optie aan.
160,00 140,00
V
A
120,00
IN
Prijs (in US-dollar)
Grafiek 33: Vraag en aanbod internationale oliemarkt
100,00 80,00 60,00 40,00
0,00
0
2
N
20,00
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
Hoeveelheid (in miljoen liter)
Bereken hieronder het marktevenwicht wiskundig.
©
VA
Optie 1
Optie 2
38
THEMA 1
Ga naar iDiddit. Daar vind je tips om dit te berekenen.
LEVEL 1
5
Op de internationale markt van groenten gelden de volgende gegevens: een producent van groenten wil bij een prijs van 1,00 euro of lager niets aanbieden. Vanaf een hogere prijs wil hij wel verkopen. De hoeveelheid is in miljoen kilogram. Het evenwicht op de markt wordt gevormd bij een prijs van 15,00 euro. De vraagvergelijking is qv = 40 – 2p. a
Bepaal de verhandelde hoeveelheid bij dit evenwicht.
b
Duid het juiste antwoord aan. Door omstandigheden verandert het evenwicht en wordt het nieuwe evenwicht gevonden bij een prijs van 15,00 euro en een verhandelde hoeveelheid van 4 eenheden. Dat zal zo zijn indien …
IN
het aanbod toeneemt en de vraag afneemt. de vraag en het aanbod beide afnemen.
de vraag en het aanbod beide toenemen.
de vraag toeneemt en het aanbod afneemt.
Action 4—
Welke verschuivingen treden op?
Lees de onderstaande case.
2
Met hoeveel procent stijgen de marktprijs en de verhandelde hoeveelheid? Voor deze opdracht heb je de keuze.
N
1
Kies optie 1 als je een uitdaging wilt. Kies optie 2 als je liever wat ondersteuning wilt. Vink de gekozen optie aan.
VA
Op de markt van broccoli wordt de vraag naar en het aanbod van broccoli gegeven door de volgende vergelijkingen: qv = 100 – 5p qa = 80 + 5p
©
De prijs wordt uitgedrukt in euro per kilogram. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in ton. Een onderzoek wijst uit dat broccoli tot de gezondste groente behoort en de kans op harten vaatziekten en longkanker vermindert. Daardoor neemt de vraag naar broccoli met 20 % toe.
Optie 1
a
Bereken het marktevenwicht in de oorspronkelijke situatie.
THEMA 1
LEVEL 1
39
b
Maak een tabel om enkele waarden van qv en qa met de bijbehorende prijs in op te nemen.
c
Laat de gevraagde hoeveelheid daarna met 20 % toenemen. Vul dat aan in de tabel.
Tabel 6.1: Aangeboden en gevraagde hoeveelheden broccoli
N
d
IN
Bepaal het nieuwe marktevenwicht.
VA
©
e
40
THEMA 1
Bereken het procentuele verschil. Oorspronkelijke pe
Nieuwe pe
Procentuele verschil
Oorspronkelijke qe
Nieuwe qe
Procentuele verschil
LEVEL 1
Optie 2 a
Bereken het marktevenwicht in de oorspronkelijke situatie.
b
IN
Vul de tabel aan met de juiste waarden van qv en qa.
Tabel 6.2: Aangeboden en gevraagde hoeveelheden broccoli PRIJS (IN EURO)
qa
0,00
0,50 1,00
qv2
3,00
3,50
4,00
4,50
5,00
2,00
VA
2,50
N
1,50
Tel 20 % bij qv1 voor elke prijs. Noteer dat in kolom qv2.
©
c
qv1
d
Bepaal de vergelijking van de nieuwe vraagcurve.
THEMA 1
LEVEL 1
41
e
Bepaal het nieuwe marktevenwicht.
Bereken het procentuele verschil. Oorspronkelijke pe
Nieuwe pe
Procentuele verschil
Oorspronkelijke qe
Nieuwe qe
N
f
IN
VA
Procentuele verschil
Action 5— 1
Hoe bereken je de prijselasticiteit?
Op grafiek 34 vind je de vraagcurve van koffie.
a
Bereken de prijselasticiteit van de vraag wanneer de prijs stijgt van 3,00 naar 5,00 euro.
©
b
| |
v Waar is E p unitair elastisch?
42
THEMA 1
LEVEL 1
Prijs (in euro)
Grafiek 34: Vraag naar koffie 7,00
V
6,00 5,00 4,00
2,00 1,00 0,00
0
25
50
IN
3,00
75
100
125
150
175
VA
N
Hoeveelheid (in kopjes koffie per dag)
Op grafiek 35 vind je de aanbodcurve van mondmaskers. a
Bereken de prijselasticiteit van het aanbod.
b
Wat kun je besluiten over je uitkomst?
©
2
Wereldwijd wordt de helft van de mondmaskers in China gemaakt. Voordat de pandemie uitbrak, bedroeg de prijs van een pakje van 50 mondmaskers 10,00 euro. De wereldwijde productie bedroeg 20 miljoen mondmaskers. In maart 2020 kwamen 116 miljoen mondmaskers uit China. Wereldwijd bedroeg de productie dus 232 miljoen. De prijs van mondmasker steeg tot 55,00 euro per pakje van 50 mondmaskers.
THEMA 1
LEVEL 1
43
Grafiek 35: Aanbod van mondmaskers
Prijs (in euro per pakje van 50 maskers)
70,00 60,00
A
50,00 40,00
20,00 10,00 0,00
0
25
50
75
100
125
IN
30,00
150
175
200
225
250
275
Hoeveelheid
Bereken de prijselasticiteit van de volgende curven. a
N
3
qv = 100 – 5p, wanneer de prijs daalt van 5,00 naar 3,00 euro. PRIJS (IN EURO)
VA
HOEVEELHEID
b
qv = 40 – 2p, wanneer de prijs stijgt van 16,00 naar 18,00 euro. PRIJS (IN EURO)
HOEVEELHEID
©
c
p = 12 + 0,3 qa, wanneer de prijs daalt van 36,00 euro naar 30,00 euro. PRIJS (IN EURO)
44
THEMA 1
HOEVEELHEID
LEVEL 1
BREAKING NEWS 1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
IN
CHECKLIST Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA
Ik kan de vraagcurve tekenen.
2
Ik kan de vraagcurve interpreteren.
3
Ik kan de aanbodcurve tekenen.
4
Ik kan de aanbodcurve interpreteren.
5
Ik kan verschuivingen van vraag- en aanbodcurve
BETER
EXTRA OEFENMATERIAAL
N
1
KAN
tekenen en verklaren.
Ik kan de prijselasticiteit berekenen.
VA
6
Ik kan de prijselasticiteit interpreteren.
8
Ik kan het marktevenwicht rekenkundig bepalen.
©
7
THEMA 1
LEVEL 1
45
LEVEL 2 Leidt vrije prijsvorming tot optimale welvaart?
Good to know
IN
INTRO
Adam Smith is een Schotse econoom uit de 18e eeuw. Zijn twee bekendste boeken zijn The theory of moral sentiments (1759) en The wealth of nations (1776).
© Alamy / Granger
Lees de tekst over Adam Smith.
2
Vat in een zin samen wat Adam Smith eigenlijk bedoelt.
VA
N
1
©
Smith gaf aan dat de marktprijs het resultaat is van vraag en aanbod. Volgens hem zal via het vrijemarktmechanisme op een subtiele en indirecte wijze het eigenbelang van de burgers gekanaliseerd worden naar het dienen van het collectieve belang. Of zoals het in allicht de meest geciteerde passage uit het boek The wealth of nations klinkt:
© Shutterstock /
Kjell Leknes
‘It is not from the benevolence of the butcher, the brewer, or the baker, that we expect our dinner, but from their regard to their own interest. We address ourselves, not to their humanity but to their self-love, and never talk to them of our own necessities but of their advantages.’
46
THEMA 1
LEVEL 2
Het inzicht omtrent het dienen van het algemeen belang via het nastreven van het eigenbelang leidt tot die andere befaamde uitspraak van Adam Smith over de invisible hand:
IN
‘… by directing that industry in such a manner as its produce may be of the greatest value, he intends only his own gain, and he is in this, as in many other cases, led by an invisible hand to promote an end which was no part of his intension. Nor is it always the worse for the society that it was no part of it. By pursuing his own interest he frequently promotes that of the society more effectually than when he really intends to promote it.’ Adam Smith sprak over een ‘onzichtbare hand’ op de markt die ervoor zorgt dat beslissingen, gemaakt in eigenbelang, onbewust leiden tot sociaal belang. Op een markt komen vraag en aanbod samen en ontstaat er een prijs. Hoe meer vraag, hoe hoger de prijs en hoe sneller het aanbod zal groeien. Andersom betekent het dat als er geen vraag is, het aanbod zal verdwijnen. Door dat samenspel van vraag en aanbod, met prijzen als communicatiemechanisme (marktmechanisme), worden producten gemaakt waaraan behoefte is. De onzichtbare hand zorgt volgens Adam Smith voor het juiste evenwicht.
N
Adam Smith vond dat het niet aan de staat was om zich daarin te moeien. Volgens hem moest de staat zich beperken tot defensie, rechtsstaat, infrastructuur en onderwijs. Zo schreef hij ook in zijn boek:
©
VA
‘protecting, as far as possible, every member of the society from the injustice or oppression of every other member of it’
3
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Leidt vrije prijsvorming, zonder overheidsingrijpen tot optimale welvaart?
THEMA 1
LEVEL 2
47
Explore 1— Wat is consumentensurplus?
Consumentensurplus Consumenten kopen goederen omdat die aankoop hun algemene toestand of welvaart verbetert. De consument koopt pas iets wanneer hij vindt dat wat hij krijgt, evenveel of meer waard is dan wat hij ervoor betaalt. Je hoort ook wel: ‘Ik wil waar voor mijn geld.’ De waarde is wat je krijgt, de prijs is wat je ervoor betaalt. De dalende vraagcurve toont aan dat consumenten minder betalen dan wat ze bereid zijn te betalen voor de totale hoeveelheid die ze van een product consumeren. Het individuele consumentensurplus is het verschil tussen het maximumbedrag dat een consument voor een goed wil betalen – de betalingsbereidheid – en het bedrag
IN
dat hij werkelijk betaalt. Hoe meer consumentensurplus je haalt, hoe meer je welvaart stijgt.
42,00 40,00 38,00 36,00 34,00 32,00
N
Prijs per ticket (in euro)
Grafiek 1: Consumentensurplus
30,00 28,00 26,00 24,00
VA
22,00 20,00 18,00 16,00 14,00 12,00
1
2
3
4
5
6
7
Hoeveelheid concerttickets (* 1 000)
In het voorbeeld bedraagt de prijs van een concertticket 28,00 euro. Een individuele consument geeft aan wat hij zou willen betalen voor een concertticket van de favoriete dj.
©
Het eerste ticket is 40,00 euro waard, wat een surplus oplevert van 12,00 euro. Het tweede ticket is 38,00 euro waard, wat een surplus oplevert van 10,00 euro. De waarde van een extra eenheid is het marginaal nut. Voor het eerste ticket is het marginaal nut 12,00 euro, voor het tweede ticket is dat 10,00 euro. Het derde ticket levert een surplus op van 8,00 euro, het vierde van 6,00 euro en het vijfde van 4,00 euro. Het zesde ticket levert een surplus van 2,00 euro op. Alles onder de prijs van 28,00 euro zal hij niet kopen, want de waarde van een extra ticket is minder dan de kostprijs van 28,00 euro. Het consumentensurplus van de consument is de optelsom van alle extra waarde van de vijf tickets. Met andere woorden, het consumentensurplus bedraagt hier 12,00 + 10,00 + 8,00 + 6,00 + 4,00 + 2,00 = 42,00 euro. Wanneer je dat doet voor alle consumenten voor de hele markt van de concerttickets, tel je eerst alle consumentensurplussen samen van alle consumenten bij elke prijs. Daarna trek je een lijn door het midden van de verschillende rechthoeken op grafiek 1. Je krijgt dan grafiek 2, meer bepaald de vraagcurve. De vraagcurve is dus eigenlijk ook de marginale nutscurve.
48
THEMA 1
LEVEL 2
Prijs per ticket (in euro)
Grafiek 2: Consumentensurplus totale markt
45,00
V
40,00 35,00
Marktprijs
30,00 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00 0
1
2
3
4
5
6
7
8
IN
0,00
Hoeveelheid concerttickets (* 1 000)
Het gele vlak onder de vraagcurve is het consumentensurplus. Het groene vlak onder de marktprijs, is de
werkelijke uitgave. Om het consumentensurplus te berekenen gebruik je de formule van de oppervlakte van een driehoek (basis * hoogte) / 2). (40,00 – 28,00) * 6 500/2 = 39 000,00 euro
N
Als je naar de marktvraag of de collectieve vraagcurve kijkt, valt het totaal gerealiseerde consumentensurplus samen met de driehoek tussen de evenwichtsprijs en de vraagcurve. Het is de welvaartstoename die door alle consumenten op die markt wordt gerealiseerd. 1
Bestudeer in de volgende tabellen de gevraagde hoeveelheden pizza’s bij verschillende prijzen door Alexandra
VA
en Kadir per maand.
Tabel 1: Gevraagde hoeveelheid pizza’s Alexandra en Kadir GEVRAAGDE HOEVEELHEID
ALEXANDRA
KADIR
0,00
50
30
5,00
40
25
10,00
30
20
15,00
20
15
20,00
10
10
25,00
0
5
30,00
0
0
©
PRIJS (IN EURO)
THEMA 1
LEVEL 2
49
2
Teken de beide vraagcurven. Trek een rode horizontale lijn bij 15,00 euro. Dat is de marktprijs.
b
Hoeveel pizza’s wil Alexandra kopen bij 15,00 euro?
c
Hoeveel pizza’s wil Kadir kopen bij 15,00 euro?
d
Hoeveel wil Alexandra betalen voor de tiende pizza?
e
Hoeveel bedraagt Alexandra’s consumentensurplus bij de tiende pizza?
f
Hoeveel bedraagt Kadirs consumentensurplus bij de vijfde pizza?
g
Duid op de grafieken het consumentensurplus van Alexandra en Kadir aan.
IN
a
N
VA
Prijs (in euro)
Grafiek 3: Vraagcurve pizza’s Alexandra
Hoeveelheid (per maand)
©
Prijs (in euro)
Grafiek 4: Vraagcurve pizza’s Kadir
Hoeveelheid (per maand)
50
THEMA 1
LEVEL 2
3
Ga ervan uit dat Alexandra en Kadir de enige consumenten zijn. a
Teken op grafiek 5 de totale marktvraag.
b
Duid het consumentensurplus aan.
35,00 30,00 25,00
IN
Prijs (in euro)
Grafiek 5: Vraagcurve pizza’s totale markt
20,00
Marktprijs
15,00 10,00 5,00
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
N
0,00
Hoeveelheid (per maand)
VA
Explore 2— Wat is het producentensurplus?
Producentensurplus
Terwijl de consumenten een onderscheid maken tussen waarde en prijs, maken producenten een onderscheid tussen kosten en prijs. De kosten zijn wat de producent opgeeft, de prijs is wat hij krijgt. De kosten voor de productie van een extra eenheid zijn de marginale kosten. Die marginale kosten bepalen de minimumprijs die de producent moet krijgen om hem te motiveren om nog een extra eenheid te verkopen. Zoals je al weet, is de aanbodcurve de marginale kostencurve vanaf de gemiddelde variabele kostencurve.
©
Producentensurplus is het verschil tussen de marktprijs en de marginale kosten van de producent vermenigvuldigd met alle geproduceerde eenheden. Op grafiek 6 is dat het gebied onder de marktprijs en boven de aanbodcurve (of marginale kostencurve) en dat vanaf nul eenheden tot aan de optimale productiegrootte. Het producentensurplus komt overeen met de welvaartstoename die de aanbieder realiseert. Grafisch valt dat surplus samen met de driehoek tussen de marktprijs en de aanbodcurve, wanneer je ervan uitgaat dat de aanbodcurve een rechte is. Herneem even het voorbeeld van de tomatenteler uit Level 1. Het rode vlak is het producentensurplus van de tomatenteler.
THEMA 1
LEVEL 2
51
MK en GVK (in euro)
Grafiek 6: Producentensurplus tomatenteler 22,00 20,00
MK
18,00 16,00 14,00 12,00 10,00
MO = marktprijs
8,00 6,00 2,00 0,00
0
2
4
6
8
10
IN
GVK
4,00
12
14
Hoeveelheid tomaten (in kg)
1
Bestudeer in de volgende tabellen de aangeboden hoeveelheden pizza’s per maand van pizzabakker Luigi en pizzabakker Peppe bij verschillende prijzen.
N
Tabel 2: Aangeboden hoeveelheid pizza’s Luigi en Peppe AANGEBODEN HOEVEELHEID
PRIJS (IN EURO)
PEPPE
0
0
VA
0,00
LUIGI
0
0
10,00
50
0
15,00
100
50
20,00
150
100
25,00
200
150
Teken beide aanbodcurven op grafiek 7 en 8.
©
2
5,00
52
THEMA 1
a
Trek een rode horizontale lijn bij 15,00 euro. Dat is de marktprijs voor een pizza.
b
Hoeveel pizza’s wil Luigi aanbieden bij een marktprijs van 15,00 euro?
c
Hoeveel pizza’s wil Peppe aanbieden bij een marktprijs van 15,00 euro?
d
Hoeveel pizza’s wil Luigi aanbieden tegen 10,00 euro?
LEVEL 2
e
Hoeveel bedraagt zijn producentensurplus bij die prijs?
f
Duid op de grafieken het producentensurplus van Luigi en Peppe aan. Grafiek 8: Aanbodcurve pizza’s Peppe
35,00
Prijs (in euro)
30,00 25,00 20,00 10,00
15,00
220
200
180
160
140
120
80
100
60
40
0
220
200
180
160
140
120
80
100
60
40
0
20
0,00
Hoeveelheid (per maand)
Ga ervan uit dat Luigi en Peppe de enige producenten zijn. Teken op grafiek 9 het totale marktaanbod en duid het producentensurplus aan.
Duid op grafiek 9 de kosten van de verkochte goederen in het geel aan.
N
4
20,00
5,00
Hoeveelheid (per maand)
3
25,00
10,00
5,00 0,00
30,00
IN
15,00
35,00
20
Prijs (in euro)
Grafiek 7: Aanbodcurve pizza’s Luigi
35,00
30,00
VA 25,00
20,00
Marktprijs
15,00
10,00
©
5,00
380
360
340
320
280
260
220
240
200
180
160
140
120
100
80
60
40
0
20
0,00
300
Prijs (in euro)
Grafiek 9: Aanbodcurve pizza’s totale markt
Hoeveelheid (per maand)
THEMA 1
LEVEL 2
53
Explore 3— Leidt vrije prijsvorming tot een welvaartsoptimum?
Totale welvaart Een markt gekenmerkt door perfecte competitie is in evenwicht wanneer de gevraagde hoeveelheid en de aangeboden hoeveelheid gelijk zijn daar waar de vraag- en aanbodcurve elkaar snijden. In dat snijpunt is het marginaal nut van de consument gelijk aan de marginale kosten van de producent en is er allocatieve efficiëntie: alle middelen, onder andere om te produceren, worden efficiënt ingezet. In zijn boek The wealth of nations schreef Adam Smith dat competitieve markten de middelen (zoals
IN
productiemiddelen, geld …) gebruiken zodat ze de hoogste waarde bereiken.
Prijs (in euro)
Grafiek 10: Efficiënte markt voor pizza 30,00
V
25,00
A
20,00
N
15,00 10,00 5,00
VA
0,00
0
5
10
15
20
25
Hoeveelheid (in 1 000 per dag)
Op de grafiek van de pizzamarkt staan de vraag- en aanbodcurve van alle consumenten en producenten samen. Consumenten en producenten bereiken een evenwicht bij een prijs van 15,00 euro per pizza en wanneer er 10 000 pizza’s per maand verkocht worden. Wanneer de productie lager is dan 10 000 stuks, dan wordt de marginale pizza hoger gewaardeerd dan de productiekost. Indien er meer dan 10 000 pizza’s worden geproduceerd, is de productiekost hoger dan de waarde voor de consument. Bij een productie lager dan 10 000 stuks, zal het tekort aan pizza’s de prijs doen stijgen, waardoor er meer pizza’s geproduceerd zullen worden. Wanneer er meer dan 10 000 pizza’s gemaakt worden, zal de prijs dalen door het overschot waardoor
©
de productie zal dalen. De competitieve markt zal dus de productie naar 10 000 pizza’s duwen. Met andere woorden, de competitieve markt is efficiënt. Op grafiek 10 is het groene deel, het deel onder de vraagcurve en boven de marktprijs, het consumentensurplus. Het rode deel boven de aanbodcurve en onder de marktprijs is het producentensurplus. De som van de twee vormt het totale surplus of de totale welvaart die gecreëerd wordt. Wanneer de efficiënte hoeveelheid, de evenwichtshoeveelheid, geproduceerd wordt, is de totale welvaart maximaal. Je spreekt dan ook van allocatieve efficiëntie: alle middelen worden zo ingezet dat de welvaart maximaal is. Vilfredo Pareto, een Italiaanse econoom, stelde dat de welvaart is geoptimaliseerd, zodra het onmogelijk is om iemands situatie te verbeteren zonder dat die van iemand anders verslechtert. Ook dat is allocatieve efficiëntie. Als het mogelijk is om iemands positie zonder nadelige gevolgen voor anderen te verbeteren, is de situatie niet Pareto-efficiënt. Vilfredo Pareto toonde aan dat alleen bij het marktevenwicht in een perfecte competitie een welvaartsoptimum wordt bereikt.
54
THEMA 1
LEVEL 2
1
Bekijk grafiek 10 van de efficiënte markt voor pizza’s. Bereken de totale welvaart op de markt van pizza’s.
2
Stel dat de prijs lager is dan 15,00 euro.
b
Wat denk je dat er met het consumentensurplus gebeurt?
c
Wat denk je dat er met het producentensurplus gebeurt?
Stel dat de prijs hoger is dan 15,00 euro.
IN
Welke situatie doet er zich dan voor?
Welke situatie doet er zich dan voor?
b
Wat denk je dat er gebeurt met het consumentensurplus?
c
Wat denk je dat er gebeurt met het producentensurplus?
N
a
©
VA
3
a
THEMA 1
LEVEL 2
55
TO THE POINT Consumenten- en producentensurpulus Op een competitieve markt leidt het spel van vraag en aanbod automatisch tot een marktevenwicht. Als de markt vrij wordt gelaten, is de marktprijs die tot stand komt, vanuit welvaartsoogpunt optimaal. Op een competitieve markt is er sprake van allocatieve efficiëntie: alle middelen worden zo ingezet dat de
9,00
V
7,00
A
6,00 5,00 4,00
9,00 8,00
V
A
IN
8,00
Prijs (in euro)
7,00 6,00 5,00 4,00
3,00
3,00
2,00
2,00
200
175
150
125
75
Hoeveelheid
100
50
0,00
25
200
175
150
75
50
0
25
0,00
100
1,00
125
1,00
0
Prijs (in euro)
welvaart optimaal is.
N
Hoeveelheid
De welvaartstoename die een persoon bij
Aan de aanbodzijde kan zich een producenten-
de aankoop van een goed of dienst ervaart,
surplus voordoen. Grafisch valt dat surplus samen
heet het consumentensurplus. Als je naar
met de driehoek tussen de marktprijs en de
de samengestelde vraag kijkt, valt het totaal
aanbodcurve.
VA
gerealiseerde consumentensurplus samen met de driehoek tussen de evenwichtsprijs en de vraagcurve.
Prijs (in euro)
Totale welvaart
De som van het consumenten- en producenten-
9,00 8,00
V
7,00
surplus stemt overeen met de stijging van de
A
welvaart die de handel op een bepaalde markt met zich meebrengt. De hoogstmogelijke of
6,00
optimale welvaart wordt op een vrije markt bij het
5,00
marktevenwicht behaald.
©
4,00 3,00 2,00
THEMA 1
LEVEL 2
200
175
150
125
75
50
0
56
25
0,00
100
1,00
Hoeveelheid
Action 1—
Hoe bereken je de totale welvaart op de graanmarkt?
Bestudeer grafiek 11 van de competitieve graanmarkt. Hoeveel bedraagt het consumentensurplus?
b
Hoeveel bedraagt het producentensurplus?
c
Hoeveel bedraagt de totale welvaart?
d
Duid het consumentensurplus in het groen aan en het producentensurplus in het rood.
IN
a
11,00 10,50
V
10,00 9,50
N
Prijs (in US-dollar)
Grafiek 11: Vraag en aanbod graanmarkt
9,00 8,50 8,00 7,50
VA
7,00
A
6,50 6,00 5,50 5,00 4,50 4,00 3,50 3,00 2,50 2,00
©
1,50 1,00 0,50 0,00
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Hoeveelheid (in miljoen bussels)
THEMA 1
LEVEL 2
57
Action 2—
Hoeveel bedraagt het totale surplus?
De vergelijkingen van de vraag- en aanbodcurven op de competitieve markt zijn de volgende. De prijs wordt uitgedrukt in euro. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in 10 000 stuks. Bereken de totale welvaart. qv = -0,50p + 100 qa = p – 50
IN
N
Wat gebeurt er met het consumenten- en producentensurplus wanneer er een wijziging in het aanbod is?
VA
Action 3—
In tabel 3 vind je het aantal broodjes dat per uur gevraagd en aangeboden wordt in de broodjeszaak in de buurt. Ga ervan uit dat de broodjesmarkt efficiënt is.
PRIJS (IN EURO)
qv1
qa1
0,00
200
0
©
Tabel 3: Gevraagde en aangeboden hoeveelheid broodjes
1,00
175
25
2,00
150
50
3,00
125
75
4,00
100
100
5,00
75
125
6,00
50
150
7,00
25
175
8,00
0
200
58
THEMA 1
LEVEL 2
qv2
qa2
Bereken de totale welvaart.
b
Door een toename van de voorkeur van de consument neemt de vraag toe met 20 %. Het aanbod stijgt omwille
IN
a
VA
N
van technologische vooruitgang met 50 %. Met hoeveel is de welvaart gewijzigd?
Vul nu de laatste twee kolommen van tabel 3 aan.
©
c
THEMA 1
LEVEL 2
59
Action 4—
Welk verband bestaat er tussen prijselasticiteit en consumenten- en producentensurplus?
Werk in groepen. Elke groep gaat aan de slag met een andere grafiek.
2
Los de vier vragen bij elke grafiek op.
3
Vorm nieuwe groepen. In elke nieuwe groep gaat nu een leerling zitten van één van de vorige groepen.
4
Vergelijk jullie resultaten. Overloop daarvoor de antwoorden op de vragen bij elke grafiek.
Groep 1
IN
1
Grafiek 12: Vraag en aanbod product w op een perfect competitieve markt
Prijs (in euro)
12,00 11,00 10,00
V A
9,00 8,00
N
7,00 6,00 5,00 4,00 3,00 2,00
VA
1,00
a
160
150
140
130
120
110
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
0,00
Hoeveelheid
Bereken de richtingscoëfficiënt van beide curven. Wat zegt die rico wanneer je die van beide curven vergelijkt?
©
b
Bepaal de functievergelijking van beide rechten.
c
Bereken de prijselasticiteit van de vraag en het aanbod wanneer de prijs stijgt van 9,00 euro naar 10,00 euro.
60
THEMA 1
LEVEL 2
d
Bereken het consumenten- en producentensurplus.
IN
Groep 2
Prijs (in euro)
Grafiek 13: Vraag en aanbod product x op een perfect competitieve markt
12,00 11,00 10,00
A
V
9,00 8,00 7,00
3,00 2,00 1,00
130
120
110
90
100
80
70
60
50
40
30
20
0
a
10
VA
0,00
160
4,00
140
5,00
150
N
6,00
Hoeveelheid
Bereken de richtingscoëfficiënt van beide curven. Wat zegt die rico wanneer je die van beide curven vergelijkt?
©
b
Bepaal de functievergelijking van beide rechten.
c
Bereken de prijselasticiteit van de vraag en het aanbod wanneer de prijs stijgt van 9,00 euro naar 10,00 euro.
THEMA 1
LEVEL 2
61
d
Bereken het consumenten- en producentensurplus.
Groep 3
IN
Grafiek 14: Vraag en aanbod product y op een perfect competitieve markt
Prijs (in euro)
12,00 11,00 10,00
V
9,00
A
8,00 7,00
4,00 3,00 2,00 1,00
a
140
130
120
110
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
VA
0,00
160
5,00
150
N
6,00
Hoeveelheid
Bereken de richtingscoëfficiënt van beide curven. Wat zegt die rico wanneer je die van beide curven vergelijkt?
©
b
Bepaal de functievergelijking van beide rechten.
c
Bereken de prijselasticiteit van de vraag en het aanbod wanneer de prijs stijgt van 9,00 euro naar 10,00 euro.
62
THEMA 1
LEVEL 2
d
Bereken het consumenten- en producentensurplus.
IN
Groep 4
12,00
A
11,00 10,00 9,00 8,00
6,00
V
N
7,00
5,00 4,00 3,00 2,00 1,00
a
370
360
300
330
240
240
210
180
150
120
90
60
30
0
VA
0,00
380
Prijs (in euro)
Grafiek 15: Vraag en aanbod product z op een perfect competitieve markt
Hoeveelheid
Bereken de richtingscoëfficiënt van beide curven. Wat zegt die rico wanneer je die van beide curven vergelijkt?
©
b
Bepaal de functievergelijking van beide rechten.
c
Bereken de prijselasticiteit van de vraag en het aanbod wanneer de prijs stijgt van 5,00 euro naar 6,00 euro.
THEMA 1
LEVEL 2
63
d
Bereken het consumenten- en producentensurplus.
Action 5—
Kun je een markt analyseren?
competitieve markt. Markt 1
a
Markt 2
IN
Werk per twee. Hieronder vind je enkele voorbeelden van vraag- en aanbodvergelijkingen van producten op een
q = -2p + 24
q = –1 600p + 9 920
p = (1 / 100) * q + 65
q = 10p
q = 10 000p – 4 000
p = (1 / 1 200) * q
Ieder groepslid kiest een markt en bedenkt drie vragen met betrekking tot de markt van melk waarbij je
VA
N
gebruikmaakt van de vergelijkingen.
Los de vragen zelf op.
©
b
c
64
THEMA 1
Markt 3
Geef nu je vragen aan je buur. Hij lost die op.
LEVEL 2
BREAKING NEWS 1
Ga naar het iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
IN
CHECKLIST Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA
Ik kan het consumentensurplus berekenen.
2
Ik kan het producentensurplus berekenen.
3
Ik kan de totale welvaart berekenen.
4
Ik kan het consumentensurplus grafisch aanduiden.
5
EXTRA OEFENMATERIAAL
Ik kan het producentensurplus grafisch aanduiden.
Ik kan de totale welvaart grafisch aanduiden.
©
VA
6
BETER
N
1
KAN
THEMA 1
LEVEL 2
65
LEVEL 3 Waarom en hoe grijpt de overheid in op de competitieve markt?
Good to know
IN
INTRO
If, however, a government refrains from regulations and allows matters to take their course, essential commodities soon attain a level of price out of the reach of all but
the rich, the worthlessness of the money becomes apparent, and the fraud upon the public can be concealed no longer.
John Maynard Keynes
© Getty Images / Walter Stoneman
N
Lees de onderstaande tekst. a
Waarom roept de overheid soms een maximumprijs in?
b
Waarom stelt de overheid soms een minimumprijs in?
VA
1
In 2022, nadat Rusland Oekraïne binnenviel, stegen de prijzen van gas en elektriciteit enorm. De inflatie liep op tot meer dan 10 %, zowel in België als in andere Europese landen. De energiefactuur zou voor vele Europeanen onbetaalbaar worden aangezien die zesmaal hoger zou zijn dan het jaar voordien.
©
De Europese ministers kwamen samen en beslisten om direct op de markt te interveniëren. Het idee was om een gasslang in het leven te roepen: er zou een maximumprijs voor gas zijn die de consumenten moest beschermen en er zou een minimumprijs zijn om te voorkomen dat producenten zouden stoppen met leveren.
2
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Op welke manier kan de overheid ingrijpen op een competitieve markt?
66
THEMA 1
LEVEL 3
Explore 1— Wat is het effect van maximumprijzen?
Maximumprijzen Grafiek 1: Consumenten- en producentensurplus
handel tussen vragers en aanbieders voor een efficiënte verdeling van middelen.
Prijs
Op een competitieve markt zorgt de
A
V
De totale welvaart kun je meten aan de hand van het consumentensurplus (groene driehoek) en het producentensurplus (rode driehoek). Beide driehoeken samen vormen de totale welvaart. Soms grijpt de overheid in op de markt door bijvoorbeeld een minimum- of een maximumprijs in te voeren.
IN
Middelen zijn immers schaars.
Aan de hand van het consumenten-
N
en producentensurplus kun je de welvaartseffecten van die
overheidsinterventies evalueren en kun je dus nagaan wie er wint of verliest bij die
Hoeveelheid
overheidsingrepen.
VA
Grafiek 2: Maximumprijs op een markt met volkomen
Prijs
mededinging
A
V
D
©
p0
C
A
Op een competitieve markt is p0 de evenwichts-
prijs en q0 de evenwichtshoeveelheid. Het totale surplus is de som van A, B, C, D en E.
Wanneer de overheid echter een maximumprijs oplegt, zullen de aanbieders slechts q1
produceren. Enkele aanbieders zullen de markt verlaten omdat die prijs te laag is. Daardoor wordt rechthoek C van het producentensurplus naar het consumentensurplus overgeheveld. Van het producentensurplus blijft enkel driehoek E
B
over. Doordat slechts q1 geproduceerd wordt,
verliest de maatschappij aan welvaart ter
pmax E
grootte van A + B.
q1
q0
q2 Hoeveelheid
THEMA 1
LEVEL 3
67
Het deadweight loss of het verlies aan welvaart is een inefficiënt gevolg van prijscontroles. Producenten produceren minder en bieden minder aan, meer bepaald het verschil tussen q0 en q1 en dat verlies aan
producentensurplus is groter dan de winst voor de consument. De producent verliest immers B + C, terwijl de consument C wint. Een effectieve maximumprijs leidt altijd tot een afname van het producentensurplus. Daarenboven neemt de totale welvaart die op een markt tot stand wordt gebracht, af van zodra de overheid aan directe prijsreglementering doet.
Hoeveel bedraagt het marktevenwicht?
b
Hoeveel bedraagt het consumentensurplus?
c
Hoeveel bedraagt het producentensurplus?
d
Hoeveel bedraagt de totale welvaart?
IN
a
Om de huurders te beschermen legt de overheid een maximumhuurpijs van 600,00 euro per maand op. a
Teken die maximumhuurprijs op grafiek 3.
b
Hoeveel bedraagt de aangeboden hoeveelheid bij 600,00 euro?
VA
2
Op grafiek 3 vind je vraag en aanbod op de huurmarkt.
N
1
Duid die hoeveelheid aan met een stippellijn.
d
Hoeveel bedraagt de gevraagde hoeveelheid bij 600,00 euro?
e
Hoeveel gaan de aanbieders aanbieden?
f
Trek de stippellijn van vraag c door tot aan de vraagcurve.
g
Welke prijs zouden de vragers betalen bij die hoeveelheid?
h
Hoeveel bedraagt het nieuwe consumenten- en producentensurplus?
©
c
i
68
THEMA 1
Hoeveel verlies aan welvaart is er in die situatie?
LEVEL 3
© Shutterstock / oliverdelahaye
j
Duid het nieuwe consumentensurplus in het groen aan.
k
Duid het nieuwe producentensurplus in het rood aan.
l
Duid het welvaartsverlies, of meer bepaald het deadweight loss, in het geel aan.
m
Is het probleem nu opgelost? Met andere woorden, helpt de lagere opgelegde maximumhuurprijs de huurders? Vul de tekst aan. , in dit geval, de maximumhuurprijs, zorgt voor
De
een tekort aan woningen. De aanbieders bieden maar aan terwijl de vragers
woningen woningen vragen bij die prijs. Bovendien
zouden vragers voor 6 000 woningen
euro betalen, dat bedrag is nog
kan een
. Daardoor
IN
dan het oorspronkelijke
ontstaan aangezien het goed (de huurwoningen) schaars is. De
aanbieders zullen allerlei wegen vinden om toch een hogere prijs te vragen. Tot slot zal de verdeling van het goed, door het aanbodtekort, al snel gebeuren door en volgens de voorkeur van de producent.
1 600,00
A
N
V
1 400,00 1 200,00 1 000,00
VA
Prijs per huurwoning (in euro)
Grafiek 3: Vraag en aanbod huurmarkt
800,00 600,00 400,00 200,00
©
0,00
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
Hoeveelheid huurwoningen (* 1 000)
Forum
Waarom stelt de overheid toch een maximumprijs in ook al heeft dat mogelijke gevolgen zoals het ontstaan van een zwarte markt?
THEMA 1
LEVEL 3
69
Explore 2— Wat is het effect van minimumprijzen?
Minimumprijzen Om producenten te beschermen leggen overheden soms een minimumprijs op die hoger ligt dan het marktevenwicht. Op die manier interveniëren overheden direct of rechtstreeks op de markt. De overheid verbiedt namelijk om een lagere prijs dan die minimumprijs te vragen. Overheden zetten weleens een minimumprijs op de markt van landbouwproducten voor melk, varkensvlees of tomaten bijvoorbeeld.
Prijs
Grafiek 4: Vraag en aanbod landbouwproducten
A
V
D p0
C
A B
N
E pmin
IN
Veronderstel dat grafiek 4 over de markt van landbouwproducten gaat.
VA
F
q3
q0
q2
Hoeveelheid
Oorspronkelijk bevond het evenwicht zich bij een prijs p0 en een hoeveelheid q0. Doordat de overheid een minimumprijs pmin oplegt, ontstaat er een aanbodoverschot: aanbieders willen namelijk q2 produceren en
consumenten willen slechts q3 kopen.
Voor de opgelegde minimumprijs was het consumentensurplus A + D + E en het producentensurplus B + C. Door de minimumprijs verliezen consumenten nu A + D: rechthoek D is het deel van het consumentensurplus
©
dat naar de producenten gaat en driehoek A, het verschil tussen q0 en q3, gaat verloren omdat consumenten niet bereid zijn om die hoge prijs te betalen.
70
THEMA 1
LEVEL 3
Grafiek 5: Minimumprijs op een markt met volkomen mededinging Omdat producenten slechts q3 kunnen verkopen,
Prijs
verliezen zij driehoek B. Maar aan die minimumprijs bieden producenten q2 aan. Het verschil, q2 – q3, raakt
A
V
dus niet verkocht. Er zijn dan drie opties.
Optie 1: De producenten produceren slechts q3. Dat is
echter zelden het geval.
E
Optie 2: De producenten blijven toch q2 produceren
pmin
p0
C
omwille van de hogere prijs. De overheid koopt de overschotten op. Zolang ze dat doet, blijven
A
producenten q2 produceren.
B
Optie 3: De producenten blijven q2 produceren
IN
D
omwille van de hoge prijs, maar de overheid koopt de geproduceerde overschotten niet op. Daardoor
F
kunnen producenten de gemaakte kosten niet meer recupereren.
Die kosten komen overeen met het oranje trapezium
q3
q0
F onder de aanbodcurve, want die curve geeft
q2
de marginale kosten weer van elke bijkomende
Hoeveelheid
geproduceerde eenheid. Het oranje trapezium is ook verlies voor de producent waardoor het
N
producentensurplus C + D – B – F is. Er zijn verschillende nadelen verbonden aan het opleggen van een minimumprijs. In de eerste plaats moet de binnenlandse consument de hogere minimumprijs betalen. Het is in sommige gevallen beter om de import van het betreffende goed te doen dalen, zodat er een lagere hoeveelheid op de binnenlandse markt te verkrijgen is. Ten tweede komen door een minimumprijs de producenten in de verleiding om toch evenveel te blijven produceren, want de kans is groot dat de overheid – met belastinggeld – de geproduceerde overschotten
VA
overkoopt. Ze kan die overschotten vernietigen of aan het buitenland verkopen tegen erg lage prijzen. Dat zorgt dan weer voor oneerlijke concurrentie met de producenten daar ter plekke. Om dat te voorkomen kan de overheid een beperking wat betreft de productiehoeveelheid opleggen voor de goederen. Een effectieve minimumprijs doet ten slotte het consumentensurplus altijd dalen en de totale welvaart die op een markt ontstaat, neemt af van zodra de overheid aan directe prijsreglementering doet. De prijsvorming op de arbeidsmarkt is niet vrij. Naast de invloed van de werkgevers- en werknemersorganisaties op de loonvorming heeft ook de overheid een belangrijk wettelijk kader gecreëerd, waarbinnen de
©
lonen tot stand moeten komen.
Forum
Waarom stelt de overheid een minimumprijs in ondanks de mogelijke gevolgen zoals de afname van de welvaart (minder consumentensurplus)?
THEMA 1
LEVEL 3
71
1
Een andere plaats waar er sprake is van minimumprijzen, is de arbeidsmarkt. Wie zijn de vragers en aanbieders op de arbeidsmarkt?
3
Bestudeer grafiek 6 van de arbeidsmarkt. Welk loon komt hier tot stand?
b
Duid dat aan met een stippellijn.
c
Hoeveel bedraagt het consumenten- en producentensurplus?
d
Op wie heeft het consumentensurplus en het producentensurplus hier betrekking?
IN
a
N
2
Veronderstel dat de overheid een minimumloon oplegt van 10,00 euro per uur. Hoeveel arbeid wordt er dan aangeboden en gevraagd?
VA
a
b c
Duid dat minimumloon met een groene horizontale lijn aan. Duid de bijbehorende qv en qa met een stippellijn aan.
Wat is het gevolg van dat minimumloon? Leg uit.
e
Hoe groot is dat overschot?
©
d
72
THEMA 1
LEVEL 3
Duid het nieuwe consumentensurplus, het surplus van de ondernemingen, in het groen aan.
g
Hoeveel bedraagt dat?
h
Duid het nieuwe producentensurplus, het surplus van de werknemers, in het rood aan.
i
Hoeveel bedraagt dat?
j
Hoeveel bedraagt het deadweight loss, het verlies aan welvaart?
k
Duid het deadweight loss in het geel aan.
l
Wat is een bijkomend gevolg van dat minimumloon voor de werknemers?
IN
f
N
14,00 13,00
A
V
12,00 11,00
VA
Loon per uur (in euro)
Grafiek 6: Loon op de arbeidsmarkt: vraag en aanbod
10,00 9,00 8,00 7,00 6,00
©
5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 0,00
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
Hoeveelheid uren (in miljoen per week) THEMA 1
LEVEL 3
73
Explore 3— Wat is het effect van quota?
Quotum De overheid kan ook op de markt ingrijpen door een quotum op te leggen: ze beperkt de hoeveelheid die gedurende een bepaalde periode geproduceerd mag worden. De overheid kan dat doen om het verbruik of de productie af te remmen. Zo worden er door de Europese Unie quota opgelegd voor visvangst. Grafiek 8: Quotum op een markt met volkomen
Grafiek 7: Vraag en aanbod vis
IN Prijs
Prijs
mededinging
V
A
V
A
p1 p0
N
p0
VA
p2
q0
Hoeveelheid
q1
q0 Hoeveelheid
Op grafiek 7 wordt het marktevenwicht bereikt bij een
Wanneer de overheid een quotum oplegt bij een
prijs p0 en een hoeveelheid q0.
hoeveelheid q1, dan is dat een lagere hoeveelheid dan
het marktevenwicht. Daardoor kunnen producenten hun producten aanbieden aan kosten (p2) die lager
©
zijn dan de prijs die de consument moet betalen (p1).
© Shutterstock / Erik AJV
74
THEMA 1
LEVEL 3
Grafiek 9: Nieuwe aanbodcurve door quotum op een markt met volkomen mededinging
(A2) die eerst gelijkloopt met de
oorspronkelijke aanbodcurve en
Prijs
Er ontstaat een nieuwe aanbodcurve
vervolgens verticaal loopt vanaf het
V
opgelegde quotum. Vanaf het quotum wordt de aanbodcurve perfect inelastisch.
A
Als dan de vraag stijgt, zal enkel de prijs stijgen, niet de hoeveelheid.
p1
en rechthoek B. Rechthoek B is het surplus dat de producent wint door het quotum. Maar de producent verliest weliswaar driehoek D omdat er slechts q1 mag
geproduceerd worden en niet q0.
B
C
IN
De consument verliest een deel van het consumentensurplus, namelijk driehoek C
A1
A2
p0
p2
E
D
F
q1
q0
N
Hoeveelheid Een quotum werkt vaak via vergunningen. Een producent krijgt dan een vergunning om een bepaalde hoeveelheid te produceren. De prijs stijgt voor de consument en er wordt te weinig geproduceerd. Toch moet de overheid daar streng op controleren. Productiequota veroorzaken mogelijks een zwarte markt waarop de te veel geproduceerde producten toch worden verhandeld. Door de invoering van een productiequotum zullen het
VA
consumentensurplus en de totale welvaart sowieso afnemen.
Veronderstel dat je op de markt zit van suiker. Bekijk grafiek 10. a
Waar bevindt zich het evenwicht?
b
Hoeveel bedraagt de totale welvaart?
©
1
2
Veronderstel dat er een quotum wordt opgelegd van acht miljoen ton. a
Teken de nieuwe aanbodcurve.
b
Welke prijs betalen de consumenten?
c
Duid dat aan met een stippellijn.
d
Hoeveel bedragen het nieuwe consumenten- en producentensurplus?
THEMA 1
LEVEL 3
75
e
Duid het consumentensurplus aan in het groen en het producentensurplus in het rood.
f
Hoeveel verliest de maatschappij aan welvaart?
g
Duid het deadweight loss aan in het geel.
1,20 1,10
V
IN
Prijs per kg (in euro)
Grafiek 10: Vraag en aanbod suiker
1,00 0,90 0,80 0,70
N
0,60 0,50 0,40
VA
0,30
A
0,20 0,10
0
©
0,00
76
THEMA 1
LEVEL 3
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
24
26
Hoeveelheid (in miljoen ton)
Explore 4— Wat is het effect van belastingen?
Belastingen In de voorgaande voorbeelden zag je dat de overheid rechtstreeks ingreep op de marktwerking door minimum- of maximumprijzen en quota. De overheid heeft echter ook de mogelijkheid om onrechtstreeks op de markt in te grijpen door belastingen te heffen en subsidies te geven. Door sommige producenten financieel te ondersteunen en andere te belasten kan de overheid de productie van bepaalde goederen of diensten ondersteunen of ontmoedigen. Op 1 september 2022 was de maximumprijs voor benzine 95 (E10) 1,715 euro. 58 % van de prijs aan de
IN
pomp is echter taks zoals btw en accijnzen. In bijna alles wat je koopt, zit de btw in de prijs vervat. Van een
aantal producten, zoals alcohol, sigaretten en petroleumproducten, bevat de prijs ook accijnzen. Ga ervan uit dat de overheid een belasting heft voor de producenten. Je kiest gemakshalve als belasting een vast bedrag
per eenheid, meer bepaald het bedrag t (taks). De overheid moet die taks t ontvangen. Een belasting voor de producent zorgt voor een stijging van de kosten en een daling van het aanbod. Om de nieuwe aanbodcurve
te bepalen moet je het bedrag t optellen bij de minimumprijs die de producenten willen ontvangen voor elke verkochte hoeveelheid. Grafiek 11: Vraag en aanbod zonder belasting
Grafiek 12: Vraag en aanbod met belasting op de
Prijs
V
N
Prijs
producent
V
A2
A
VA
p0
q0
pv p0
A1 t
pa
q1
Hoeveelheid
q0 Hoeveelheid
Je merkt dat de nieuwe evenwichtsprijs (pv), de prijs die de consumenten betalen, niet dezelfde is als de som
van de oude evenwichtsprijs (p0) en de taks (t). Door de marktwerking daalt de aanbodcurve immers en wordt
er een nieuw evenwicht gevormd.
De taks t verhoogt de prijs betaald door de consument met minder dan de taks t en verlaagt de prijs ontvangen
©
door de producenten waardoor beide partijen de last van de taks dragen. De producenten zullen eenzelfde hoeveelheid product dan aan een hogere prijs aanbieden. De verschuiving van de aanbodcurve beïnvloedt het marktevenwicht. Er wordt minder van het product voor een hogere prijs verhandeld. Dat leidt tot een afname van het consumenten- en producentensurplus. De afname wordt deels door de tot stand gekomen belastingsinkomsten opgevangen. Toch is een deel van de welvaart verloren gegaan. In welke mate de consument of de producent de belasting draagt, hangt af van de relatieve elasticiteit van vraag en aanbod.
THEMA 1
LEVEL 3
77
1
Je zit op de markt van alcoholische dranken. De overheid wil het gebruik tegengaan door op elke eenheid een belasting te heffen. Grafiek 13 toont de situatie voor belasting. Grafiek 14 toont de situatie na belasting. Bepaal het marktevenwicht.
b
Bereken het consumentensurplus.
c
Duid dat in het groen aan op grafiek 13.
d
Bereken het producentensurplus.
e
Duid dat in het rood aan op grafiek 13.
f
Hoe groot is de welvaart die op de markt van alcoholische dranken tot stand is gekomen?
Prijs per liter (in euro)
14,00 13,00
A V
11,00 10,00 9,00 8,00 7,00
13,00
A
12,00 11,00
V
10,00 9,00 8,00 7,00
VA
6,00
6,00
5,00
5,00
4,00
4,00
3,00
3,00
2,00
2,00
1,00
1,00
0,00
0
2
4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24
Hoeveelheid (in 100 000 liter)
0,00 0
2
4
6
8 10 12 14 16 18 20 22 24
Hoeveelheid (in 100 000 liter)
De overheid heft een belasting van 4,00 euro per eenheid.
©
2
14,00
N
12,00
Grafiek 14: Vraag en aanbod alcohol met belasting
Prijs per liter (in euro)
Grafiek 13: Vraag en aanbod alcohol voor belasting
IN
a
78
THEMA 1
a
Teken op grafiek 14 de nieuwe aanbodcurve.
b
Wat is het nieuwe marktevenwicht?
c
Duid dat aan met een stippellijn.
d
Hoeveel is de prijs gestegen ten gevolge van de belasting? Druk uit in absolute cijfers en in procent.
LEVEL 3
e
Hoeveel procent wordt afgewenteld op de producent? En hoeveel wordt afgewenteld op de consument?
f
Leg uit waarom die percentages zich zo verhouden.
g
Bereken het nieuwe consumenten- en producentensurplus.
h
Hoeveel bedraagt de nieuwe welvaart?
IN
i
Duid de totale nieuwe welvaart aan met een blauwe driehoek.
j
Is de totale welvaart in de nieuwe situatie hoger of lager dan voorheen?
k
N
Hoeveel bedragen de ontvangsten van de overheid?
Duid dat in het geel aan.
m
Hoeveel bedraagt de totale welvaart?
VA
l
n
Met hoeveel is de welvaart gedaald of gestegen?
©
Explore 5— Wat is het effect van subsidies?
Subsidies Bij een subsidie geldt min of meer de omgekeerde redenering als bij een belasting. Je kunt subsidies als een negatieve taks beschouwen waarbij de prijs van de producent de prijs van de consument overschrijdt met het bedrag van de subsidie. De overheid kan de producenten van gewenste of gezonde producten financieel ondersteunen. Daardoor zullen ze op hun beurt eenzelfde hoeveelheid product aan een lagere prijs kunnen aanbieden. De toename van de verhandelde hoeveelheid en de bijbehorende prijsdaling zal het consumentenen producentensurplus positief beïnvloeden.
THEMA 1
LEVEL 3
79
1
Bekijk grafiek 15 van een bepaalde groente. Beantwoord de vragen. a
Bepaal het marktevenwicht.
b
Bereken het oorspronkelijke consumentensurplus.
c
Bereken het oorspronkelijke producentensurplus.
Hoe groot is de welvaart die op de markt tot stand is gekomen?
2
IN
d
De overheid geeft een subsidie van 3,00 euro per eenheid. a
Teken de nieuwe aanbodcurve.
b
Wat is het nieuwe marktevenwicht?
Duid dat aan met een stippellijn.
d
Hoeveel procent wordt afgewenteld op de producent? En hoeveel wordt afgewenteld op de consument?
Waarom heeft de consument meer voordeel van de subsidie dan de producent?
VA
e
N
c
f
Bereken het nieuwe consumenten- en producentensurplus.
g
Hoeveel bedraagt de nieuwe welvaart?
Duid de totale nieuwe welvaart aan met een blauwe driehoek.
i
Hoeveel bedragen de kosten van de overheid?
©
h
j
Duid dat aan in het geel.
k
Is de totale welvaart in de nieuwe situatie hoger of lager dan voorheen?
l
Hoeveel bedraagt de totale welvaart?
80
THEMA 1
LEVEL 3
m
Met hoeveel is de welvaart gedaald of gestegen?
12,00
A 11,00 10,00
V
9,00
IN
Prijs per kg (in euro)
Grafiek 15: Vraag en aanbod bepaalde groente
8,00 7,00 6,00 5,00
N
4,00 3,00 2,00
VA
1,00 0,00
0,00
0,50
1,00
1,50
2,00
2,50
3,00
3,50
4,00
4,50
5,00
5,50
6,00
Hoeveelheid (in miljoen ton)
TO THE POINT Maximumprijs Prijs
©
De overheid grijpt rechtstreeks in met een maximumprijs om de consument te beschermen. De consument wint rechthoek C als extra surplus, maar verliest driehoek A. De producent
A
V
verliest rechthoek C aan welvaart want die gaat naar de consument. De producent verliest ook driehoek B.
D
p0
A en B zijn het verlies aan welvaart voor de maatschappij,
A
C
het deadweight loss.
B
pmax E
q1
q0
q2 Hoeveelheid
THEMA 1
LEVEL 3
81
Minimumprijs Prijs
De overheid grijpt rechtsreeks in met een minimumprijs, vaak om de producent te beschermen. Daardoor verliest de consument
A
V
rechthoek D, die overgeheveld wordt naar de
E
producent. De maatschappij verliest de driehoeken A
pmin
D p0
C
en B, het deadweight loss.
A
Wanneer de producenten toch q2 produceren omdat
B
ze die kunnen verkopen aan de hogere prijs, zal de overheid vaak overschotten opkopen. Dat zijn dan
F
ook weer extra kosten voor de maatschappij ter
q3
q0
q2 Hoeveelheid
Quotum
IN
grootte van trapezium F.
Prijs
De overheid kan ook een productiebeperking, een quotum, opleggen. Er ontstaat dan een
V
nieuwe aanbodcurve die eerst gelijkloopt met de
A1
A2
oorspronkelijke aanbodcurve tot aan het quotum om vervolgens verticaal te lopen (perfect inelastisch). De
p1
B
p0
consument verliest en de producent wint rechthoek
C
B aan welvaart. De maatschappij verliest C + D.
D
F
VA
p2
E
N
A
q1
q0
Hoeveelheid
Belasting
Bij een belasting per eenheid voor de producent,
Prijs
zoals een accijns, schuift de aanbodcurve naar boven met een afstand gelijk aan de taks t. Het
V
consumentensurplus is gedaald omdat de producent
©
A2
een deel van de taks op de consument kan
A1
pv
t
p0
maatschappij. Omdat nu slechts q1 geproduceerd
wordt, is er ook een deadweight loss (geel). q1
q0 Hoeveelheid
THEMA 1
LEVEL 3
omwille van die taks. Er zijn wel ontvangsten van de overheid die ook meetellen als welvaart voor de
pa
82
afwentelen. Ook het producentensurplus is gedaald
Subsidie A2
A1
Prijs
Prijs
A1 V p0
A2
V p0 p1
q0
q0
q1
q1
Hoeveelheid
IN
Hoeveelheid
In de oorspronkelijke situatie is de groene driehoek
Een subsidie is een vorm van kosten voor de
de totale welvaart. Door een subsidie neemt de
overheid en dus voor de maatschappij. Die
aanbodcurve en ook de evenwichtshoeveelheid toe
subsidie moet afgetrokken worden van de
van q0 naar q1. Daardoor groeien het consumenten- en
totale welvaart. Dat is het gele trapezium.
producentensurplus (blauwe driehoek).
Ook al zijn subsidies kosten, ze kunnen te verantwoorden zijn omdat ze ten goede
Action 1— 1
N
komen aan de maatschappij.
Wat is het effect van een quotum?
Er is een enorme vraag naar leer van krokodillen. Veronderstel dat de vraag naar en het aanbod aan – dat
VA
uitgaat van jagers – krokodillenleer als volgt is: p = -50q + 10 000 p = 50q – 7 500
Bereken qe en pe. De prijs wordt uitgedrukt in euro.
b
Om te vermijden dat krokodillen uitgeroeid worden, wil de overheid slechts 160 eenheden krokodillen
©
a
verhandelen. Welke eenheidsprijs willen de vragers betalen voor die hoeveelheid?
c
Tegen welke prijs zijn de crocodile hunters bereid die hoeveelheid aan te bieden?
THEMA 1
LEVEL 3
83
d
De overheid ziet streng toe op het behalen van dat quotum. Bereken de welvaartsverandering ten gevolge
Duid op grafiek 16 de gevraagde elementen aan: a
het quotum,
b
de nieuwe aanbodcurve,
c
het nieuwe producenten- en consumentensurplus,
d
het deadweight loss.
N
2
IN
van dat opgelegde quotum.
Grafiek 16: Vraag en aanbod krokodillenleer
Prijs (in euro)
VA
10 500,00 10 000,00 9 500,00 9 000,00
V
8 500,00 8 000,00 7 500,00 7 000,00 6 500,00 6 000,00
©
5 500,00 5 000,00
A
4 500,00 4 000,00 3 500,00 3 000,00 2 500,00 2 000,00 1 500,00 1 000,00 500,00 0,00
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
220
240
Hoeveelheid 84
THEMA 1
LEVEL 3
Action 2—
Welke maximumprijzen worden er in België opgelegd?
Surf via iDiddit naar de website van de Federale Overheidsdienst Economie en beantwoord de volgende vragen. Voor welke producten geldt er een maximumprijs?
b
Welke elementen worden in acht genomen bij de berekening van de maximumprijs?
Is een minimumprijs of maximumprijs voor huurwoningen aan te raden?
VA
Action 3—
N
IN
a
1
Lees de case.
©
De vraag naar (huur)appartementen in een grote stad in België wordt weergegeven door de vergelijking q = 100 – 5p. De hoeveelheid wordt uitgedrukt in 10 000 woningen. De prijs is de huurpijs in 100,00 euro. De aanbodvergelijking is q = 50 + 5p.
2
Hoeveel bedraagt het marktevenwicht?
© Shutters tock / Werne
r Lerooy
THEMA 1
LEVEL 3
85
3
Veronderstel dat de stad een maximumhuurprijs oplegt van 200,00 euro. a
Wat zal het resultaat zijn?
b
Hoeveel bedraag het welvaartsverlies? Tip:
Maak een schets van de situatie.
IN
Veronderstel dat de stad een minimumhuurprijs van 700,00 euro oplegt.
VA
4
N
a
Hoeveel bedraagt het overschot?
©
b
Bereken het deadweight loss.
86
THEMA 1
LEVEL 3
Action 4—
Welk effect heeft een taks op sigaretten?
Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies optie 1 wanneer je een uitdaging wilt. Kies opties 2 wanneer je graag ondersteuning wilt. Vink de gekozen optie aan. Optie 1
Uitdagend zonder stappenplan
Bereken het effect op de totale welvaart. Optie 2
Met ondersteuning van een stappenplan
a
Dit zijn de vergelijkingen van vraag en aanbod van sigaretten. p = 20 – 0,2q p = 5 + 0,1q
b
IN
Ga naar iDiddit. Gebruik het stappenplan om het effect op de totale welvaart te berekenen.
Veronderstel dat de overheid aan de producent een taks oplegt van 2,00 euro per pakje. Welk effect heeft dat op de totale welvaart?
VA
N
©
THEMA 1
LEVEL 3
87
Action 5— 1
Op welke manier heeft de elasticiteit van vraag of aanbod een effect wanneer er belastingen geheven worden?
Veronderstel dat je op de markt van een noodzakelijk medicijn zit. De vraagcurve daarvan is perfect inelastisch. De aanbodcurve heeft als vergelijking p = 0,0001q. De evenwichtshoeveelheid bedraagt 20 000 flesjes. a
Teken de vraag- en aanbodcurve.
b
Hoeveel bedraagt de evenwichtsprijs?
Veronderstel dat er een belasting geheven wordt van 0,40 euro op de producent.
d
Teken de nieuwe aanbodcurve.
e
Hoeveel bedraagt de nieuwe hoeveelheid?
f
IN
c
Hoeveel bedraagt de nieuwe evenwichtsprijs?
g
Wie draagt de volledige last van de belasting?
h
N
Hoeveel krijgt de producent?
Prijs (in euro)
VA
Grafiek 17: Vraag een aanbod noodzakelijk medicijn 3,40 3,20 3,00 2,80 2,60 2,40 2,20 2,00 1,80
©
1,60 1,40 1,20 1,00 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00
0
5 000
10 000
15 000
20 000
25 000
30 000
Hoeveelheid (flesjes)
88
THEMA 1
LEVEL 3
2
Veronderstel: je zit op een eiland in de Stille Oceaan, waar slechts een paar duizend mensen wonen. Op de markt van water is het aanbod perfect inelastisch omdat er slechts één natuurlijke waterbron aanwezig is. Ga ervan uit dat er 14 000 liter water per week gedronken wordt. De evenwichtsprijs per liter bedraagt 1,00 US-dollar. Bij een prijs van 0,70 US-dollar zouden de consumenten 20 000 liter vragen. a
Teken de vraag- en aanbodcurve.
b
Hoeveel bedraagt de evenwichtsprijs?
c
Duid dat aan op grafiek 18.
d
Veronderstel dat er een belasting geheven wordt van 0,20 US-dollar op de producent. Teken de nieuwe situatie. Hoeveel bedraagt de nieuwe hoeveelheid?
f
Hoeveel bedraagt de nieuwe evenwichtsprijs?
g
Wie draagt de volledige last van de belasting?
h
Duid dat aan op grafiek 18.
N
IN
e
1,40 1,30
VA
Prijs (in US-dollar)
Grafiek 18: Vraag en aanbod water
1,20 1,10 1,00 0,90 0,80 0,70 0,60 0,50 0,40 0,30
©
0,20 0,10 0,00
0
5 000
10 000
15 000
20 000
25 000
30 000
Hoeveelheid (liter)
THEMA 1
LEVEL 3
89
Action 6— 1
Hoe ziet het consumenten- en producentensurplus op de markt van appelsap eruit?
Dit zijn de vergelijkingen van vraag en aanbod van appelsap. Bereken de totale welvaart. De prijs wordt uitgedrukt in euro en de hoeveelheid in miljoen liter. p = -(1/40) * q + 9/10
2
N
IN
p = (1/50)q
Veronderstel dat de overheid een minimumprijs van 0,60 euro oplegt. Welke hoeveelheid appelsap zal
VA
verkocht worden?
Vervolledig de grafiek. a
Teken de vraag- en aanbodcurve.
b
Duid de minimumprijs aan.
c
Duid het consumentensurplus in het groen en het producentensurplus in het rood aan.
d
Duid het welvaartsverlies in het geel aan.
©
3
90
THEMA 1
LEVEL 3
Prijs (in euro)
Grafiek 19: Vraag en aanbod appelsap 1,30 1,20 1,10 1,00 0,90 0,80 0,70 0,60 0,50 0,30 0,20 0,10 0,00 0
10
20
30
40
IN
0,40
50
60
70
Hoeveelheid (in miljoen liter)
Bereken opnieuw het consumentensurplus en producentensurplus.
©
VA
N
4
5
Veronderstel dat de overheid alle appelsap opkoopt die producenten willen produceren tegen die prijs, maar niet verkocht krijgen aan de consumenten. a
Hoeveel appelsap moeten ze dan opkopen?
THEMA 1
LEVEL 3
91
b
Welk effect heeft dat op de totale welvaart?
BREAKING NEWS Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
IN
1
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1
Ik kan het welvaartseffect van een maximumprijs toelichten en rekenkundig en grafisch aantonen.
2
Ik kan het welvaartseffect van een minimum-
VA
prijs toelichten en rekenkundig en grafisch aantonen.
3
Ik kan het welvaartseffect van een quotum
toelichten en rekenkundig en grafisch aantonen.
4
Ik kan het welvaartseffect van een belasting
toelichten en rekenkundig en grafisch aantonen.
5
Ik kan het welvaartseffect van een subsidie
©
toelichten en rekenkundig en grafisch aantonen.
92
THEMA 1
LEVEL 3
KAN BETER
EXTRA OEFENMATERIAAL
N
JA
LEVEL 4 In welke gevallen faalt de markt? INTRO Good to know
IN
The important thing for Government is not to do things which individuals are doing already, and to do them a little better or a little worse; but to do those things which at present are not done at all.
John Maynard Keynes
1
Lees de volgende krantenknipsels en noteer kort de vermelde problemen.
A
© Getty Images / Walter Stoneman
N
Frank en Leke wonen in zwaar vervuild gebied en zijn ongeneeslijk ziek: ‘Het bepaalt heel je leven’ In de jaren 70 kreeg het bedrijf Eternit er een vergunning om asbestplaten en vervuild slib te storten. Ook de site van de papierfabriek De Naeyer in de regio is zwaar vervuild. Er liggen gipsstorten met lage concentraties radioactiviteit. En dan is er nog de bekende PFASvervuiling van de chemiefabriek 3M, op amper vijftien kilometer van de huisdeur van Frank Van Houtte en Leke Segers. Naar: vrt.be, 2022-08-31
©
VA
Leke Segers lijdt aan een immuunziekte en de kankerbehandeling van haar man, Frank Van Houtte, werd net stopgezet. Ongeneeslijk ziek, is de diagnose. Ze wonen in de zwaar vervuilde Rupelstreek, al is het nooit mogelijk om het verband tussen de vervuiling en hun ziekte aan te tonen. Pano sprak met hen voor een reportage. ‘Het ergste van alles: je had het kunnen vermijden. Het had allemaal anders kunnen zijn.’
THEMA 1
LEVEL 4
93
B Pizza-automaat in SintJoris-Weert stilgelegd na 22 uur wegens overlast Een pizza-automaat aan de Neerijsebaan in Sint-Joris-Weert wordt op bevel van de burgemeester stilgelegd na 22 uur. De pizza-automaat is normaal gezien dag en nacht open en dat zorgt voor overlast zoals lawaaihinder, vervuiling of wildplassen.
RT
IN
Naar: vrt.be, 2022-08-23
© Shutters tock / REPO
C
VA
N
De monding van de Westerschelde is vervuild met microplastics, waarschuwen Chinese wetenschappers
De belangrijkste bron van die vervuiling is de industriële cluster rond de haven van Antwerpen. De wetenschappers roepen de overheid op om maatregelen te nemen om te vermijden dat de vervuiling verder oploopt en het waterleven bedreigt.
©
Naar: vrt.be, 2022-06-20
2
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: In welke gevallen faalt de markt en hoe kan dat opgelost worden?
94
THEMA 1
LEVEL 4
Explore 1— Wat zijn positieve en negatieve externe effecten?
Positieve en negatieve externe effecten Op een perfect competitieve markt is de welvaart optimaal en Pareto-efficiënt. Nochtans kunnen bij activiteiten van producenten en consumenten effecten optreden die niet in de marktprijs vervat zitten. Die externe effecten of externaliteiten kunnen positief of negatief zijn. Wanneer er op een markt externe effecten optreden, zeg je dat de markt faalt. De markt met externe effecten brengt immers geen optimale welvaart voort en is dus niet Pareto-efficiënt. Marktfalen betekent voor economen een inefficiënte distributie van goederen en diensten op
IN
een vrije markt waarop de wet van vraag en aanbod de prijzen bepaalt. Neem het voorbeeld van een productieonderneming die vuile lucht uitstoot en ook vervuilend is voor haar
omgeving. De buurtbewoners hebben de last van de slechte lucht die ze inademen en de maatschappij draagt de last van het opruimen van de omgeving en het zuiveren van de vervuilde grond. Negatieve externe effecten zijn kosten die een partij moet maken als gevolg van de handeling of de transactie van een andere partij.
Omdat die externe kosten niet in de marktprijs vervat zitten, is dat economisch niet efficiënt. Wanneer een
onderneming de externe sociale kosten voor de maatschappij niet in rekening brengt wanneer ze haar winst
maximaliseert, zal ze te veel produceren en ontstaan er sociale kosten voor de maatschappij. Je spreekt van negatieve externe kosten wanneer de sociale kosten van de productie hoger liggen dan de private kosten.
De private kosten van de producent zijn de marginale kosten (MK): de kosten gedragen door de producent,
N
wanneer hij een extra eenheid produceert. In dit level zul je MK de ‘marginale private kosten’ noemen. De externe kosten zijn de kosten die niet door de producent maar door de maatschappij gedragen worden. Je noemt die hier de ‘marginale externe kosten’ (MEK) die de maatschappij draagt bij de productie van een extra eenheid. De marginale sociale kosten (MSK) zijn de som van MK en MEK.
Prijs en kosten
VA
Grafiek 1: MK-, MEK- en MSK-curve
MSK
MEK
MK
©
Marktprijs
q*
Om haar winst te maximaliseren zal een onderneming produceren daar waar haar MK de marktprijs snijden. Op de grafiek is dat q1. Wanneer ze echter de sociale kosten
– de hinder en kosten die de maatschappij ondervindt – in rekening moet brengen,
moet ze de externe kosten bij haar marginale kosten optellen. Zo krijg je de marginale sociale kosten. Daardoor wordt de optimale productiegrootte kleiner en verschuift naar q*.
q1 Hoeveelheid
Positieve externe effecten zorgen ervoor dat ook andere partijen voordeel halen uit de handeling van een bepaalde partij. Zo kan een eigenaar van een woning zijn huis schilderen en zijn tuin mooi aanleggen. De buurt profiteert daarvan want door de mooie omgeving stijgt ook de waarde van de huizen van de buren. Positieve en negatieve externe effecten zijn een vorm van marktfalen. Om een optimale allocatie van middelen te verkrijgen bij externaliteiten zou de productie van goederen met negatieve externaliteiten moeten ontmoedigd worden en die met positieve externaliteiten aangemoedigd. THEMA 1
LEVEL 4
95
1
Veronderstel dat een bepaalde onderneming jaarlijks 400 000 ton chemische producten produceert. Dat gebeurt aan marginale kosten voor de onderneming van 60,00 euro. Dat zijn de private kosten voor de onderneming. Maar de onderneming is ook vervuilend voor de omgeving. a
Wanneer de marginale externe kosten bij dat productievolume 75,00 euro bedragen, hoeveel bedragen dan de marginale sociale kosten bij die productiehoeveelheid?
b 2
Teken die MSK-curve.
p = (-3/20) q + 120. 3
IN
Teken op grafiek 2 de vraagcurve naar het chemisch product met als vergelijking:
Duid het evenwicht aan wanneer je geen rekening houdt met de externe kosten. Hoeveel ton produceert de onderneming?
b
Waarom is dat inefficiënt?
c
Hoeveel bedraagt het evenwicht wanneer je de externe kosten wel in rekening brengt? Leg uit.
VA
N
a
d
4
Duid dat aan op grafiek 2.
Teken het deadweight loss dat ontstaat door de vervuiling.
180,00 165,00 150,00 135,00
©
Prijs en kosten (in euro)
Grafiek 2: MK-curve
120,00 105,00
90,00 75,00
MK
60,00 45,00 30,00 15,00 0,00
0
50
100
150
200
250
300
350
400
450
500
550
Hoeveelheid (in 1 000 ton per jaar)
96
THEMA 1
LEVEL 4
Good to know In deze Explore is er sprake van de MK en de MSK. Je weet inmiddels dat de aanbodcurve samenvalt met de MK-curve vanaf de GVK-curve. De MK-curve op de vorige grafieken is dus de aanbodcurve. De MSK-curve is de aanbodcurve waarbij rekening gehouden wordt met de externe kosten. Wanneer de aanbieder rekening houdt met de externe negatieve kosten, zeg je dat de externe kosten geïnternaliseerd zijn. Zal de aanbieder de externe effecten spontaan in de prijs verrekenen? Als de concurrenten dat niet doen, zal hij door zijn hogere prijs een deel van zijn marktaandeel verliezen. Er is dus niet direct een stimulans voor de
IN
aanbieder om de negatieve externe effecten te internaliseren.
Explore 2— Hoe kunnen belastingen externe effecten wegwerken?
Pigouviaanse belastingen
Overheden kunnen belastingen gebruiken om producenten te stimuleren om minder vervuilend te zijn.
Heffingen die dienen om negatieve externe effecten te corrigeren, heten Pigouviaanse belastingen. De hoogte van die belastingen zou moeten overeenstemmen met de waarde van het negatieve externe effect. Door die
N
ingreep stijgt de prijs van het goed en daalt de verhandelde hoeveelheid. De producent zal de belasting immers deels op de consument afwentelen. Het nieuwe marktevenwicht leidt tot welvaartsoptimalisatie. De overheid kan de inkomsten van de belasting gebruiken om de negatieve externe effecten te verhelpen. De overheid doet dat echter niet altijd.
Op een markt heb je de volgende gegevens:
VA
1
a
vraagcurve:
p = -4q + 350
(of q = (-1/4)p + 87,50)
aanbodcurve:
p = 6q
(of q = 1/6p)
Bereken het marktevenwicht.
Teken de curven op grafiek 3.
©
b
2
De externe kosten voor de maatschappij bedragen 100,00 euro per verkochte eenheid. De overheid heft nu een
belasting ter grootte van die externe kosten. a
Teken op grafiek 3 de nieuwe aanbodcurve.
b
Hoeveel bedraagt het nieuwe marktevenwicht?
THEMA 1
LEVEL 4
97
c
Heeft de belasting geholpen? Leg uit.
3
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
N
Prijs (in euro)
380,00 360,00 340,00 320,00 300,00 280,00 260,00 240,00 220,00 200,00 180,00 160,00 140,00 120,00 100,00 80,00 60,00 40,00 20,00 0,00
IN
Grafiek 3: Vraag en aanbod
50
55
Hoeveelheid
Bereken de vergelijking van de nieuwe aanbodcurve met behulp van de wiskundige formule: (in dit geval is y = p en x = q)
VA
(y – y1) y – y1 = ________ * (x – x1) 2 (x2 – x1)
4
Stel nu de vergelijking op van de nieuwe aanbodcurve met deze formule:
(q – q1) q – q1 = ________ * (p – p1) 2 (p2 – p1)
©
5
Vergelijk nu de vergelijking van de oude aanbodcurve met die van de nieuwe aanbodcurve. Wat stel je vast?
98
THEMA 1
LEVEL 4
6
Bereken de welvaart in beide situaties.
IN
7
Hoeveel procent van de belasting draagt de consument? En de producent?
N
Explore 3— Hoe kunnen verhandelbare emissierechten externe
VA
effecten verhelpen?
Vergunningen uitstoot
Zuivere lucht is een publiek goed: iedereen kan ervan gebruikmaken zonder ervoor te betalen. De industrieën, het verkeer en de veestapel zorgen echter allemaal voor veel CO2-uitstoot die die zuivere lucht bedreigt. Omdat elke onderneming en elk land een andere uitstoot heeft en de kosten en baten niet gekend zijn, kun je de
uitstoot alleen efficiënt verminderen door op de emissiebeurs emissierechten te verhandelen. In dat systeem koopt een onderneming dus een vergunning, een recht, om gedurende een periode een bepaalde hoeveelheid te mogen uitstoten. Wanneer de onderneming meer uitstoot, krijgt ze zware geldboetes. Ondernemingen met weinig uitstoot kunnen hun vergunningen verkopen aan ondernemingen die veel uitstoten.
©
Voor sommige ondernemingen is het moeilijk en / of duur om de vervuiling of uitstoot te verminderen terwijl het voor andere ondernemingen gemakkelijk en goedkoop is. De ondernemingen voor wie het moeilijk en / of duur is om minder uit te stoten, kopen vergunningen van ondernemingen voor wie dat makkelijk is. Door die handel in vergunningen vermindert de algemene uitstoot want de verhandelbare vergunningen stimuleren de ondernemingen om minder te vervuilen.
1
Werk in drie groepen. Elke groep bekijkt een filmpje op iDiddit. Vink de gekozen optie aan.
2
Beantwoord de vragen.
THEMA 1
LEVEL 4
99
Optie 1
Engelstalig filmpje
Hoe worden de verhandelbare uitstootrechten genoemd in het filmpje?
b
Wat wordt bedoeld met cap and trade?
c
Wat kan een onderneming doen wanneer ze meer uitstoot dan ze mag?
d
Wat kan een onderneming doen wanneer ze maatregelen neemt om de CO2-uitstoot te beperken?
e
Welk voordeel heeft dat systeem?
Nederlandstalig filmpje
Hoe heet de Europese beurs voor de CO2-vergunningen?
VA
a
N
Optie 2
IN
a
Hoeveel is een ‘allowance’?
c
Wat gebeurt er wanneer een onderneming die allowances niet haalt?
d
Waar haalt een onderneming die allowances?
©
b
e
100 THEMA 1
Hoe wordt de prijs van CO2-emissie bepaald?
LEVEL 4
Optie 3 Tip:
Franstalig filmpje les gaz à effet de serre = broeikasgassen
Hoeveel graden is het op aarde gemiddeld door de aanwezige broeikasgassen?
b
Welk gevolg heeft de sterke toename van de broeikasgassen?
c
Wat bepaalt de Europese Unie?
d
Waarmee komt ‘een quotum’ overeen?
e
Hoeveel maanden heeft een onderneming om de overeenstemmende quota terug te geven?
IN
a
N
Explore 4— Hoe kunnen verbodsbepalingen of beperkingen negatieve externe effecten verhelpen?
VA
Productiequotum
Soms ontstaan er externaliteiten wanneer bepaalde middelen, goederen of bronnen zonder enige vergoeding gebruikt kunnen worden. Zo zijn er gemeenschappelijke bronnen of eigendommen waartoe iedereen toegang heeft.
Veronderstel een groot meer waartoe oneindig veel vissers toegang hebben. Elke visser zal blijven vissen totdat zijn marginale opbrengst gelijk is aan zijn marginale kosten (MO = MK). Aangezien het meer van iedereen is, heeft de visser geen stimulans om te stoppen met vissen en dus houdt hij er geen rekening mee dat zijn visgedrag de kansen van andere vissers beïnvloedt. Bijgevolg wordt er te veel vis gevangen. Dat zijn externe kosten voor de maatschappij in dit geval voor het milieu. Er mag niet meer vis gevangen worden dan dat de vispopulatie zich terug op peil kan voortplanten. De overheid kan dat probleem oplossen door onder andere
©
te werken met quota. Zo legt ze een beperking op aan de hoeveelheid vis die gevangen mag worden. Iedere producent krijgt dan een quotum toegewezen.
THEMA 1
LEVEL 4 101
De aanbodcurve is de MK-curve.
50,00
Daar wordt geen rekening
45,00
gehouden met overbevissing.
40,00
MSK
35,00 30,00
In deze situatie wordt er 1 200 000 ton vis gevangen, bij een marktprijs van 10,00 euro.
25,00 20,00
DWL
V
15,00
MK
Wanneer je de externe kosten in rekening brengt, zal er 450 000 ton gevangen worden
10,00
en bedraagt de marktprijs
5,00
15,00 euro.
0,00
0
150
300
450
600
750
IN
Prijs en kosten (in euro)
Grafiek 4: Productiequota vis
900
1 050 1 200
Hoeveelheid (in 1 000 ton per jaar)
Je hebt geleerd dat productiequota zorgen voor welvaartsverlies of deadweight loss. Dat is het geval
op een markt die al efficiënt werkt. Wanneer er echter externaliteiten zijn zoals bij het gebruik van een gemeenschappelijk goed, voorkomt een productiequotum overmatig gebruik.
Bekijk grafiek 5 op de markt van vis. Duid op de grafiek de beperking aan van 450 000 ton.
2
Teken de nieuwe aanbodcurve.
3
Wat is de nieuwe marktprijs?
VA
N
1
50,00 45,00 40,00 35,00
MSK
30,00 25,00 20,00
V
15,00
©
Prijs en kosten (in euro)
Grafiek 5: Productiequotum vis
MK
10,00 5,00 0,00
102 THEMA 1
LEVEL 4
0
150
300
450
600
750
900
1 050 1 200
Hoeveelheid (in 1 000 ton per jaar)
Explore 5— Hoe kunnen subsidies positieve externaliteiten helpen?
Positieve externaliteiten Een externaliteit is positief wanneer de maatschappij voordeel heeft bij de consumptie of de productie van dat goed of die dienst zodat de maatschappij er in haar geheel op vooruitgaat. De productie of de consumptie heeft ook effect op wie geen deel uitmaakt van de oorspronkelijke transactie. Een goed voorbeeld is ‘onderwijs’. Hoe beter het onderwijs is en hoe beter de opleidingen aansluiten bij de interesses van de leerlingen en bij de noden van maatschappij, hoe meer mensen in een geschikte job aan de slag gaan en blijven waardoor elk van hen een
550,00
IN
grote economische waarde voor de maatschappij heeft.
500,00
marginale kosten voor de producent
Prijs (in euro)
Grafiek 6: Totale welvaart zonnepanelen
Een ander voorbeeld zijn zonnepanelen.
750,00
Op de markt van zonnepanelen wordt
700,00
een evenwicht bereikt bij een prijs
650,00
van 300,00 euro en een hoeveelheid
V
600,00
van 6 000 zonnepanelen per maand.
A
450,00
Net zoals de aanbodcurve de private
N
weergeeft, is de vraagcurve het
400,00
private marginaal voordeel of private
350,00
p0
300,00 250,00
marginaal nut voor de consument. De groene driehoek geeft de totale welvaart weer.
200,00
VA
150,00 100,00 50,00
q0
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15
Hoeveelheid (in 1 000 per maand)
©
0,00
THEMA 1
LEVEL 4 103
Prijs (in euro)
Grafiek 7: Maatschappelijk voordeel en welvaartsverlies zonnepanelen Zonnepanelen zorgen voor een
750,00
vermindering van de CO2-uitstoot en
700,00
daar geniet de hele maatschappij van.
Privaat voordeel + maatschappelijk voordeel
650,00 600,00
Je zou kunnen stellen dat het externe voordeel voor de maatschappij
550,00
V
500,00
150,00 euro bedraagt. Wanneer
A
je die positieve externaliteit niet
450,00
integreert, dan blijf de productie
400,00
p0
300,00
beperkt tot 6 000 zonnepanelen. Het
DWL
maatschappelijke voordeel is dan de hoogte van het blauwe vak. Maar
250,00
omdat de evenwichtshoeveelheid blijft
200,00
steken op q0, is er een welvaartsverlies
150,00
ter grootte van de oranje driehoek.
100,00 50,00 0,00
IN
350,00
q0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15
Hoeveelheid (in 1 000 per maand)
N
Om dat welvaartsverlies te verhelpen
900,00
kan de overheid een subsidie geven
850,00
zodat de productie naar q1 stijgt.
800,00
De subsidie is dan ter grootte van
750,00
VA
Prijs (in euro)
Grafiek 8: Subsidie zonnepanelen
700,00
V
650,00 600,00 550,00
na
su
bs
het voorbeeld is dat 150,00 euro. De subsidie kost de overheid wel geld, maar heeft ervoor gezorgd dat
id
ie
V
500,00
het maatschappelijke voordeel. In
A
450,00 400,00 350,00 300,00 250,00
p1 p0
Aangezien er nu meer zonnepanelen worden verkocht, betekent dat ook een nog groter maatschappelijk voordeel (geel vlak). Dus de verkoop van de nieuwe zonnepanelen zorgt ook voor extra voordeel voor de maatschappij. Het maatschappelijke
150,00
voordeel bij q1 is met andere woorden
©
200,00 100,00
groter dan het maatschappelijke
50,00 0,00
104 THEMA 1
het welvaartsverlies is verdwenen.
LEVEL 4
0
1
q0 2
3
4
5
6
voordeel bij q0.
q1 7
8
9 10 11 12 13 14 15
Hoeveelheid (in 1 000 per maand)
Prijs (in euro)
Grafiek 9: Totale welvaart zonnepanelen De subsidie (paarse vlak) is even groot
900,00
als het maatschappelijke voordeel.
850,00
Maar omdat het maatschappelijke
800,00
voordeel bij q1 groter is dan het
750,00
maatschappelijke voordeel bij q0, win
700,00
V
650,00 600,00 550,00
je aan totale welvaart. Vergelijk maar na
su
eens het paarse vlak met het gele vlak.
bs
id
ie
A
V
500,00 400,00 350,00 300,00 250,00
IN
450,00
p1 p0
200,00 150,00 100,00 50,00 0,00
q0 0
1
2
3
4
5
6
q1 7
8
9 10 11 12 13 14 15
Hoeveel bedraagt de welvaart vóór de subsidie?
VA
1
N
Hoeveelheid (in 1 000 per maand)
Hoeveel bedraagt daar het welvaartsverlies?
3
Hoeveel bedraagt de welvaart na de subsidie?
©
2
THEMA 1
LEVEL 4 105
Explore 6— Hebben alle partijen alle nodige informatie?
Marktfalen Je hebt al geleerd dat een markt met externe effecten een niet-efficiënte markt is en dat er dus sprake is van marktfalen. Een andere vorm van marktfalen is dat de informatie die voor de producent of de consument nodig is om goede beslissingen te nemen, fout of onvolledig is voor een van beide partijen.
Je hebt de kenmerken van een perfect competitieve markt al geleerd. Welke zijn dat?
Veronderstel de volgende situaties. a
Wat zou jij doen?
b
Wat doen andere leerlingen in je klas?
Situatie 1
N
2
IN
1
Je verkoopt jouw fiets. Je vraagt daarvoor 100,00 euro. Nochtans valt de ketting soms af. Vertel je dat aan een mogelijke klant?
VA
Jouw antwoord
Antwoord klasgenoten
Situatie 2
Je solliciteert voor een vakantiejob. De werkgever vraagt of je goed kunt hoofdrekenen. Antwoord je met ‘ja’ ook wanneer dat niet zo is?
©
Jouw antwoord
Antwoord klasgenoten
Situatie 3
Na een groepswerk vraagt de leraar aan jou of je evenveel gewerkt hebt als de rest van jouw groep. Op basis van jouw antwoord geeft de leraar je goede of minder goede attitudepunten. Antwoord je met ‘ja’ ook al was jouw bijdrage minder?
106 THEMA 1
Jouw antwoord
Antwoord klasgenoten
LEVEL 4
3
Ga naar iDiddit en lees de tekst over asymmetrische informatie. Beantwoord de vragen. a
Welke drie economen deden onderzoek naar ‘asymmetrische informatie’?
b
Waarom kun je aan de hand van de markt van tweedehandswagens goed aantonen wat asymmetrische
IN
informatie is?
Wat betekent negatieve of adverse selectie? Geef ook een voorbeeld.
d
Wat betekent moral hazard? Geef ook een voorbeeld.
VA
N
c
Wat houdt screening in? Geef een eigen voorbeeld.
©
e
THEMA 1
LEVEL 4 107
TO THE POINT Een perfect competitieve markt is Pareto-efficiënt en de welvaart is er optimaal. Nochtans kunnen bij activiteiten van producenten en consumenten effecten optreden die niet in de marktprijs vervat zitten. Wanneer dat gebeurt, faalt de markt. Negatieve en positieve externe effecten Negatieve externe effecten hebben negatieve gevolgen voor bijvoorbeeld de maatschappij, zoals de luchtvervuiling door de industrie. Positieve externe effecten hebben positieve gevolgen voor de maatschappij, zoals het onderhoud van je voortuin. Bij negatieve externe effecten is de prijs van het
IN
geproduceerde goed te laag en de evenwichtshoeveelheid die bereikt wordt, te hoog. Bij positieve externe effecten is de prijs te hoog en de hoeveelheid te laag.
V
A
Negatief extern effect op een competitieve markt
Prijs
Prijs
Welvaart op een competitieve markt
V
A
e*
e
N
e
Hoeveelheid
Hoeveelheid
Welvaart wanneer wel rekening gehouden wordt met
met een negatief extern effect.
een negatief extern effect (internaliseren van kosten
VA
Welvaart wanneer geen rekening gehouden wordt
e*
©
e
108 THEMA 1
LEVEL 4
Hoeveelheid
A
aa ts
ch ap p
el
ijk
V m
A
A
V
Prijs
Prijs
van negatief extern effect).
e* e
Hoeveelheid
g
A
A
na
be la
st in
Prijs
V
Quota Quota zorgen ervoor dat er geen overproductie of overmatig gebruik is en verminderen zo het negatief extern effect, hier aangeduid als deadweight loss.
Prijs en kosten
Pigouviaanse belasting Een Pigouviaanse belasting zorgt ervoor dat er per eenheid een belasting wordt geheven waardoor de aanbodcurve naar boven verschuift en het negatieve externe effect mee opgenomen wordt in de kosten en dus in de marktprijs.
e*
Amet quotum
IN
e
k
elij
app
sch
A maat
DWL
V
A
Hoeveelheid
Hoeveelheid
N
Verhandelbare vergunningen De overheid kan ook een systeem van verhandelbare vergunningen instellen. Binnen dat systeem heeft elk van de betrokken ondernemingen een beperkt aantal emissierechten. Als er meer wordt vervuild dan de ontvangen emissierechten toelaten, moet de onderneming bijkomende rechten bij andere ondernemingen kopen. Op de emissierechtenbeurs vinden vraag en aanbod van de emissierechten elkaar. Ondernemingen die aan een lage kostprijs vervuiling kunnen vermijden, hebben er alle belang bij om dat te doen. De vrijgekomen emissierechten kunnen ze dan op de emissierechtenbeurs verhandelen.
slechts q0 wordt geproduceerd, is er een
Subsidie Bij een subsidie zorgt de overheid ervoor dat de vraagcurve naar rechts gaat. Daardoor stijgt de hoeveelheid naar q1. De subsidie kost de staat geld, maar het positief extern effect is ook groter waardoor dat elkaar opheft. Het welvaartsverlies wordt hier wel weggewerkt.
Prijs
Prijs
Positief extern effect
Bij een positief extern effect bestaat de welvaart
VA
uit het groene vlak en het blauwe vlak. Omdat welvaartsverlies (DWL).
Privaat voordeel + maatschappelijk voordeel
©
V
p0
A
V
na
su
bs
id
ie
A
V
p1
DWL
p0
q0
q0 Hoeveelheid
q1 Hoeveelheid
Asymmetrische informatie verwijst naar het feit dat een partij meer weet dan de andere partij in een transactie. Daardoor kunnen adverse selectie en moral hazard ontstaan. THEMA 1
LEVEL 4 109
Action 1— 1
Hoe bereken je het sociaal aanvaardbaar marktevenwicht?
Op een competitieve markt heb je de volgende gegevens. Bereken het marktevenwicht wanneer er geen regulering is. p = 100 – q p = 10 + q
Wat is het sociaal aanvaardbaar marktevenwicht?
©
VA
N
2
IN
De marginale externe kosten = q.
110 THEMA 1
LEVEL 4
Action 2— 1
Kan een quotum een extern effect oplossen?
Op grafiek 10 zie je hoeveel ton zalm er gevangen wordt en de prijs per ton. Wat is de marktprijs en de evenwichtshoeveelheid wanneer de vissers geen rekening houden met de maatschappelijke kosten?
Welk evenwicht komt tot stand bij een quotum van 20 ton?
3
Teken dat quotum en de nieuwe aanbodcurve.
IN
2
300,00
MSK
MK
250,00 200,00
V
150,00 100,00 50,00
20
40
60
80
100
120
VA
0,00 0
N
Prijs en kosten per kg (in euro)
Grafiek 10: De private en sociale kosten bij de vangst van zalm
©
Hoeveelheid (in ton per maand)
THEMA 1
LEVEL 4 111
Action 3—
Hoe ziet een positief extern effect er grafisch uit?
Op een competitieve markt zijn de vraag- en aanbodvergelijking gegeven. De consumptie van het goed zorgt voor een extern voordeel voor de maatschappij van 4,00 euro per eenheid. p = -q + 20 p=q Bereken het marktevenwicht.
b
Teken de vraag- en aanbodcurve, en duid het marktevenwicht op de competitieve markt aan met ‘e’.
c
Teken het effect van de positieve externaliteit.
d
Duid het efficiënte evenwicht op de grafiek aan met ‘e*’.
IN
a
©
VA
Prijs (in euro)
N
Grafiek 11: Een positief extern effect
Hoeveelheid
112 THEMA 1
LEVEL 4
Action 4— 1
Wat is het maatschappelijk effect van vaccinatie?
Lees de case.
IN
Er breekt een pandemie uit waardoor zo goed als alles stilligt. Wetenschappers maken een vaccin tegen het virus. Veronderstel dat de vraagcurve wordt weergegeven door p = 30 – q en het aanbod door p = 10 + q. De prijs wordt weergegeven in euro per eenheid en de hoeveelheid is in 100 000 stuks.
Wanneer mensen het vaccin nemen, ontstaat er een extern positief voordeel voor de maatschappij ter waarde van 20,00 euro per vaccin. Immers, wanneer een persoon het vaccin neemt, zal hij het virus ook minder snel of zelfs niet verspreiden.
Bereken het marktevenwicht.
3
Teken het volgende op grafiek 12:
N
2
de vraagcurve of ook wel het private marginaal nut,
b
de aanbodcurve of ook wel de private marginale kosten.
VA
a
4
Duid het marktevenwicht aan met ‘e’.
5
Bepaal de vergelijking van de vraagcurve waarin zowel het private marginaal nut als het maatschappelijk nut
©
wordt weergegeven.
6
Bereken het efficiënte evenwicht.
THEMA 1
LEVEL 4 113
7
Duid het efficiënte evenwicht aan met ‘e*’.
8
Duid op grafiek 12 het welvaartsverlies aan wanneer de overheid het voordeel voor de maatschappij niet zou
a
Hoeveel bedragen CS en PS?
b
Hoeveel bedraagt het extern voordeel?
c
Hoeveel bedraagt het welvaartsverlies?
©
N
VA
Prijs (in euro)
Grafiek 12: Het positief extern effect van vaccinatie
IN
erkennen en dat dus via bijvoorbeeld subsidies zou stimuleren.
114 THEMA 1
LEVEL 4
Hoeveelheid (in 100 000 stuks)
Action 5—
Herken je positieve en negatieve externe effecten?
Welke van de volgende items zijn positieve en welke zijn negatieve externe effecten? Kruis aan. +
-
Een appelboomgaard bevindt zich dicht bij een bijenkwekerij. Een chemisch bedrijf stoot schadelijke stoffen uit in de lucht.
IN
Luidruchtige, nachtelijke cafégangers storen de buurtbewoners. Kinderen van de lagere school ruimen afval op langs de straat. Druk verkeer en file zorgen voor meer uitstoot van fijn stof. Een persoon uit je naaste omgeving stopt met roken. Je krijgt een inenting tegen covid.
Een onderneming neemt een patent op haar uitvindingen na een lang en duur ontwikkelingsproces.
©
VA
N
Ouders staan toe dat hun kinderen elke dag frisdrank drinken.
THEMA 1
LEVEL 4 115
BREAKING NEWS 1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
IN
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA
1
Ik kan negatieve externe effecten omschrijven.
2
Ik kan positieve externe effecten omschrijven.
3
Ik kan analyseren op welke manier belastingen
KAN
BETER
4
N
negatieve externe effecten kunnen opvangen. Ik kan analyseren op welke manier quota negatieve externe effecten kunnen opvangen. 5
Ik kan analyseren op welke manier verhandelbare
emissierechten negatieve externe effecten kunnen
VA
opvangen. 6
Ik kan het marktfalen door asymmetrische informatie
©
omschrijven.
116 THEMA 1
LEVEL 4
EXTRA OEFENMATERIAAL
LEVEL 5 Waarom biedt de overheid publieke goederen aan?
Good to know
IN
INTRO
As a society we can’t live without moral considerations. We do have to protect
the public good. And markets are not designed to do that, so we need a political process.
George Soros
© Shutterstock / Alexandros Michailidis
Ga naar iDiddit en lees klassikaal het verhaal over de soepsteen.
2
Lees individueel het onderstaande verhaal.
N
1
©
VA
Bij Odette Lunettes hebben de werknemers elke dag pauze tussen 12.00 uur en 13.00 uur. ’s Morgens leggen ze hun lunchpakket in de koelkast in de refter of in hun eigen kastje. Er is ook een leeg kastje. Een van de werknemers krijgt het idee om er stiekem koekjes, snoepjes en allerlei lekkers in te leggen. Op de kastdeur kleeft hij een etiket waarop staat ‘Voor wie zin heeft in iets lekkers’. Al snel merken de andere werknemers dat op. Ze vragen zich af van wie dat lekkers is. Ook al weten ze dat niet, toch nemen ze allemaal regelmatig iets uit het snoepkastje. Na twee weken is het kastje leeg. Enkele dagen nadien vragen de werknemers zich af wie de snoepkast aanvult, want die is al bijna een hele week leeg. Een van de werknemers zegt: ‘Ik zal er morgen een pak wafels in leggen.’ Weer enkele dagen later heeft opnieuw een andere werknemer er een pak Twix in gelegd. De maanden nadien is de kast nooit meer leeg geweest. Er brengt altijd wel iemand een pak koeken of snoepjes mee. Toch zijn er enkele werknemers die nog nooit iets in de kast gelegd hebben, ook al halen ze er regelmatig iets lekkers uit.
Forum
Veronderstel dat jullie een vast klaslokaal hebben waar jullie net zoals in het verhaal een koekentrommel hebben. Zou jij die koekentrommel dan regelmatig aanvullen?
3
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Waarom zijn er publieke goederen, door de overheid verschaft, nodig ?
THEMA 1
LEVEL 5 117
Explore 1— Wat zijn publieke goederen?
Kenmerken soorten goederen Publieke goederen zijn goederen of diensten die voorzien worden ten voordele van een hele gemeenschap en niet enkel van een individu. Publieke goederen verwijzen in principe naar zaken die de overheid als belangrijk beschouwt. De goederen hebben twee kenmerken: ze zijn niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend. Een goed is rivaliserend als geen twee mensen het goed kunnen consumeren. Wanneer iemand bijvoorbeeld aardbeien van BelOrta koopt of consumeert, kan niemand anders diezelfde aardbeien kopen en eten. Een goed
IN
is uitsluitbaar als mensen ervan uitgesloten kunnen worden het goed te bekomen. Uitsluitbaarheid vereist dat een eigenaar zijn eigendomsrechten over het goed kan uitoefenen om te bepalen wie het gebruikt, meestal is dat de persoon die betaalt. De meeste goederen en diensten die je koopt zijn rivaliserend en uitsluitbaar.
Niet alle soorten goederen en diensten hebben beide kenmerken. Goederen en diensten zijn niet-rivaliserend
wanneer de hoeveelheid die een persoon consumeert, de hoeveelheid die andere personen kunnen consumeren niet beïnvloedt, zoals bijvoorbeeld het genieten van straatverlichting. Het kenmerk ‘rivaliteit’ is meestal vast –
voor altijd – door de aard van het goed of de dienst. Denk maar aan een appel in tegenstelling tot een kunstwerk in een museum.
N
Goederen en diensten zijn niet-uitsluitbaar wanneer er – eenmaal geproduceerd – geen mogelijkheid is om iemand tegen te houden ze te consumeren. Uitsluitbaarheid hangt af van de specifieke omstandigheden en de aard van de technologie. Zo kun je een schip niet verhinderen om het licht van een vuurtoren te gebruiken (omstandigheid). Technologie kan ervoor zorgen dat mensen van een dienst uitgesloten worden als ze bijvoorbeeld geen decoder kopen om digitale tv te kijken. Mensen kunnen ook uitgesloten worden van bepaalde
VA
autosnelwegen of tunnels omdat ze tol moeten betalen of een bepaalde zegel kopen. Je kunt de soorten goederen opdelen als volgt:
rivaliserend en uitsluitbaar: private goederen,
–
rivaliserend en niet-uitsluitbaar: gemeenschappelijke goederen,
–
niet-rivaliserend en uitsluitbaar: clubgoederen,
–
niet-rivaliserend en niet-uitsluitbaar: publieke goederen.
©
–
118 THEMA 1
LEVEL 5
Vul de volgende voorbeelden in de onderstaande tabel in. a
Kies uit: museum – defensie – kastanjebomen op de markt – politie – sinaasappel – gemeenschappelijk land – kunstgalerij – zuivere lucht – blouse – smartphone – rivieren – laptop – wegen – straatverlichting – visvangst – pizza – publieke informatie – brug
b
Vermeld ook in het juiste vak het soort goed.
RIVALISEREND
Soort:
Soort:
Soort:
N
Soort:
VA
NIET-RIVALISEREND
NIET-UITSLUITBAAR
IN
UITSLUITBAAR
Explore 2— Welke problemen kennen publieke goederen?
Vrijbuiter en soorten publieke goederen Een gevolg van niet-uitsluitbaarheid is dat het moeilijk is, om mensen ervoor te laten betalen. De mensen
©
kunnen ervan gebruikmaken zonder directe betaling. Denk maar aan defensie. Wanneer een autodealer een auto verkoopt, zorgt de dealer ervoor dat een ander individu die auto niet kan kopen. In de Intro heb je gelezen dat sommige mensen zomaar, zonder enige tegenprestatie, genieten van een dienst of een goed. In het verhaal legden de meeste collega’s regelmatig een doos koekjes in de kast. Enkele collega’s deden dat niet, ook al namen ze wel geregeld een koekje. Omdat een publiek goed voor iedereen voorzien is, en niemand kan uitgesloten worden, heeft niemand de stimulans of de intentie te betalen voor zijn deel van de kosten. Dat is het freerider-probleem. Een freerider of een vrijbuiter is een persoon die meegeniet van het publiek goed, zonder ervoor te vergoeden.
THEMA 1
LEVEL 5 119
Omdat niemand van een publiek goed uitgesloten wordt, kan een dergelijk goed niet door een private onderneming uitgebaat of voorzien worden. De burgers zouden vanuit hun vrijbuitersgedrag immers geen interessante markt voor een privéonderneming vormen. De private markt, of de markt van vraag en aanbod, faalt daar dus in. Vaak zijn bepaalde publieke goederen zo onmisbaar – denk aan defensie, politie of informatie – dat de overheid erin moet voorzien. De overheid is dus de instelling die de taak op zich zal nemen, om in publieke goederen te voorzien. Soms kiest ze er echter voor om de levering van die goederen toch aan de private sector over te laten waarbij zij dan als vrager optreedt. De overheid doet voor de oppervlaktewaterzuivering bijvoorbeeld een beroep op privéondernemingen. Die ondernemingen worden daarvoor met belastinggeld betaald. Als een van de kenmerken van de zuiver publieke goederen niet is vervuld, spreek je van quasipublieke of quasicollectieve goederen. Binnen de quasipublieke goederen zijn er twee categorieën. Clubgoederen zijn niet-rivaliserende, uitsluitbare goederen. Omwille van de uitsluitbaarheid kunnen
IN
–
clubgoederen zowel door de overheid als door een privéonderneming – zonder tussenkomst van
de overheid – aangeboden worden. Er zal zich immers een werkende markt vormen. Het is dus niet noodzakelijk dat de overheid die goederen aanbiedt. –
Gemeenschappelijke goederen of commons zijn rivaliserend maar niet-uitsluitbaar. Zo is het onmogelijk om alle visgronden af te schermen van vissers, of om jagers de toegang tot het hele wildbestand op het
Belgische grondgebied te ontzeggen. Nochtans kan eenzelfde vis of haas maar een maal gevangen worden. De overheid kan quasipublieke goederen zelf betalen of, indien ze door een privéonderneming worden
uitgebaat, die goederen subsidiëren. Zo zijn inkomgelden voor musea laag omdat de overheid subsidies
N
voorziet. Op basis van de niet-uitsluitbaarheid van die goederen is het onmogelijk om een werkende markt voor die goederen te organiseren. De overheid zal dus door middel van haar openbaar gezag in een regelgeving voorzien die het gebruik van die goederen reguleert. Zonder die regulering zou zich de ‘tragedie van de meent’ of ‘tragedy of the commons’ afspelen: de gemeenschappelijke gronden zouden te veel uitgebuit worden. Herneem het verhaal van de koekjeskast uit de Intro. Wie zijn daar de freeriders?
VA
1
2
Lees het verhaal over de aanleg van een gemeenschappelijk park en beantwoord de vragen.
©
Het dorpje Hoge Kempen heeft tien inwoners. De burgemeester wil een park bouwen. De kosten van het park bedragen 1 000,00 euro. Voor inwoner 1 heeft het een waarde van 300,00 euro. Voor inwoners 2, 3 en 4 bedraagt de waarde respectievelijk 250,00 euro, 200,00 euro en 250,00 euro. De overige inwoners zijn niet bereid voor het park te betalen. Om een park neer te zetten en het volk ervoor te laten betalen, zou je moeten te weten komen hoeveel het waard is voor elk individu. Maar veronderstel dat de burgemeester van dit dorpje dit zou bevragen, zouden de inwoners hun voorkeur dan vertellen? De inwoner heeft er voordeel bij om te zeggen dat het voor hem niets waard is, zolang de overige inwoners dit ook niet doen.
a
Wie zal voornamelijk instaan voor de levering van publieke goederen?
120 THEMA 1
LEVEL 5
b
Hoe financieren zij die goederen?
c
Hoe noem je de zes inwoners in het verhaal die niet zouden betalen?
d
Is een stadspark een zuiver publiek goed? Leg uit waarom (niet).
3
IN
Welke quasipublieke goederen laat de overheid niet over aan de privésector? Leg uit waarom.
N
TO THE POINT Publieke goederen
Publieke goederen zijn goederen of diensten die ten voordele van een hele gemeenschap voorzien worden en niet enkel van een individu. De overheid beschouwt ze als belangrijk.
VA
Publieke goederen hebben twee belangrijke kenmerken: ze zijn niet-uitsluitbaar en niet-rivaliserend. —
Niet-uitsluitbaar: je kunt mensen niet verhinderen het goed te gebruiken. Je kunt de toegang niet ontzeggen.
—
Niet-rivaliserend: consumptie van het goed door een persoon leidt niet tot een lagere resterende hoeveelheid van het goed voor een andere persoon.
©
Publieke goederen worden gefinancierd met belastinginkomsten.
Kenmerken
ZUIVER PUBLIEKE
QUASIPUBLIEKE
PRIVATE
GOEDEREN
GOEDEREN
GOEDEREN
Niet-uitsluitbaar
Uitsluitbaar of
Uitsluitbaar en
Niet-rivaliserend
rivaliserend
rivaliserend
Vrijbuiters
Last van vrijbuiters
Soms last van vrijbuiters
Geen vrijbuiters
Aanbieder
Overheid of uitbesteed
Overheid (of zwaar
Privésector
aan privéonderneming
gesubsidieerd)
Gefinancierd door
Vaak combinatie van
Financiering door middel
belastingen
belastingen en bijdragen
van verkoopprijs
Financiering
betaald door gebruikers
THEMA 1
LEVEL 5 121
Action 1— 1
Om welke soorten goederen gaat het?
Welke eigenschappen hebben de onderstaande goederen? Noteer ze op de juiste plaats in de tabel. Kies uit: concert Lady Gaga – mosselen uit de Noordzee – Netflix – waterzuiveringsinstallatie van de provincie – internet – Park Güell in Barcelona – zuivere buitenlucht – taxirit – opleiding geneeskunde – politie
UITSLUITBAAR
IN
RIVALISEREND
N
RIVALISEREND
NIET2
NIET-UITSLUITBAAR
Veronderstel dat de stad Leuven het WK-voetbal toont op een groot scherm op het stadsplein. Is dat ook een publiek goed? Leg uit.
VA
3
Is onderwijs in België een publiek goed? Leg uit.
Lees de onderstaande tekst. Is een autosnelweg een zuiver publiek goed? Leg uit.
©
4
Op 7 november 2022 stond er op de Belgische hoofdwegen 370 km file. Dat kwam doordat het de eerste dag na de vakantie was en door de regen. Het had meer kunnen zijn als we niet nog zoveel aan telewerk deden. Het was in ieder geval de drukste ochtendspits van 2022 tot die datum.
122 THEMA 1
LEVEL 5
Action 2— 1
Welk verband is er tussen publieke goederen en externaliteiten?
Welke verband bestaat er tussen: a
een zuiver publiek goed en positieve externaliteiten?
b
IN
een gemeenschappelijk goed en negatieve externaliteiten?
Is de geproduceerde hoeveelheid van een publiek goed meer of minder dan de efficiënte hoeveelheid (bij een
N
2
vrijemarktevenwicht)?
VA
Action 3— 1
Vormen vrijbuiters een probleem?
Waarom heb je bij publieke goederen het probleem van vrijbuiters?
©
2
Ga naar iDiddit en lees de twee artikels. a
Kunnen vrijbuiters een probleem vormen voor de Sociale Zekerheid van België? Leg uit.
b
Waarom kan zo een Sociale Zekerheid of verzekering niet voorzien worden door de privésector?
THEMA 1
LEVEL 5 123
Action 4—
Zijn er ook freeriders op de privémarkt?
Ga naar iDiddit en lees de Engelstalige tekst over Netflix.
2
Op welke manier herken je hier ook het freeriderprobleem?
BREAKING NEWS
IN
1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
N
1
VA
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
Ik kan een ‘publiek goed’ omschrijven.
2
Ik kan het nut van publieke goederen omschrijven.
3
Ik kan het begrip ‘vrijbuiter’ of ‘freerider’ toelichten.
©
1
4
Ik kan voorbeelden geven van publieke goederen.
5
Ik kan voorbeelden geven van quasipublieke goederen.
6
Ik kan voorbeelden geven van clubgoederen.
7
Ik kan voorbeelden geven van gemeenschappelijke goederen.
124 THEMA 1
LEVEL 5
JA
KAN BETER
EXTRA OEFENMATERIAAL
LEVEL 6 Hoe komt de prijs bij een monopolie tot stand?
Good to know
IN
INTRO
The great danger to the consumer is the monopoly – whether private or
governmental. His most effective protection is free competition at home
and free trade throughout the world. The consumer is protected from being
exploited by one seller by the existence of another seller from whom he can buy and who is eager to sell to him. Alternative sources of supply protect
the consumer far more effectively than all the Ralph Naders of the world.
© Alamy / Robert Clay
1
N
Milton Friedman
Lees de situatie over appontwikkelaars.
©
VA
Wanneer je op je gsm een app (Android of iOS) wilt downloaden, moet dat steeds via de Google Play Store of via de App Store van Apple. Dat betekent dat ontwikkelaars hun apps enkel via die platformen kunnen verspreiden. En dat betekent dan weer dat zowel Google als Apple een monopoliepositie hebben. Iedere appdesigner droomt ervan om veel geld te verdienen met zijn of haar app. Denk maar aan de Angry Birds-app die op een jaar tijd meer dan tien miljoen US-dollars opbracht. Nochtans is het niet vanzelfsprekend om op te vallen tussen de meer dan twee miljoen apps. Tot midden 2022 vroegen Apple en Google een commissie van 30 % indien je een app via een van hun stores wilde verspreiden. Daarnaast zouden Google en Apple de mogelijkheden van apps die door derden werden ontwikkeld, enige tijd later ook integreren in hun eigen apps. risz
2
a Bo
tock / Galic © Shutters
Zoek een artikel waarin Epic Games Apple en Google voor de rechtbank daagde. Wat verweet Epic Games de twee giganten?
3
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe komt de prijs bij een monopolie tot stand?
THEMA 1
LEVEL 6 125
Explore 1— Wat is een monopolie?
Monopolie In een perfect competitieve of vrije markt zorgt het grote aantal vragers en aanbieders ervoor dat geen enkele vrager of aanbieder de prijs kan beïnvloeden. Alleen het spel van vraag en aanbod bepaalt de prijs. In een perfect competitieve markt neemt een individuele aanbieder de prijs als een gegeven wanneer hij bepaalt hoeveel hij produceert en verkoopt. De koper neemt de prijs als een gegeven om te bepalen hoeveel hij koopt. In een perfect concurrentiële markt is er een homogeen product en ligt de marktprijs lager omwille van de vele
IN
substituutproducten. Een monopolie heeft andere kenmerken dan de vrije markt. Zo kenmerkt een monopolie zich door slechts een aanbieder maar veel vragers. Het product in kwestie heeft geen directe substituten. Door de
toetredingsdrempels is er bovendien geen vrije toetreding tot de (monopolie)markt. Die kenmerken hebben een impact op hoe de monopolist zijn winst zal maximaliseren: aangezien er maar één aanbieder is, is
de monopolist geen prijsnemer maar een prijszetter. De monopolist kiest dus zowel zijn geproduceerde hoeveelheid als zijn prijs, die rechtstreeks voortkomt uit de gekozen hoeveelheid. De vraagcurve van de monopolist is de vraagcurve van de markt.
Over het algemeen zal de prijs op een monopolistische markt hoger liggen en de hoeveelheid lager dan op een
N
perfect competitieve markt.
Vervolledig de eerste vijf rijen van de tabel: vul aan en markeer.
VA
PERFECTE COMPETITIE
MONOPOLIE
Aantal consumenten
Productkenmerken
Toetreding
Beslissingsvariabele
hoeveelheid / prijs
prijs / hoeveelheid
Individuele vraagcurve
horizontaal
dalende vraagcurve
©
Aantal producenten
voor producent Wanneer is er
winstmaximalisatie?
Good to know Noch een monopolie, noch een perfect competitieve markt komt in realiteit vaak voor. Maar beide marktvormen maken het gemakkelijker om er een concrete markt mee te vergelijken en om een markt te analyseren.
126 THEMA 1
LEVEL 6
Explore 2— Welke soorten monopolie bestaan er?
Toetredingsdrempels monopolie Een monopolie, een marktvorm met één aanbieder, is mogelijk wanneer er belemmeringen zijn om tot die markt toe te treden. Die barriers to entry zorgen ervoor dat er niet meer aanbieders op de markt kunnen toetreden waardoor de monopolist de enige aanbieder blijft, en zo zijn monopolie behoudt. De toetredingsdrempels zijn de reden van de monopoliemacht van monopolisten. Er zijn meerdere soorten toetredingsbelemmeringen. Je kunt een onderscheid maken tussen drie grote
–
IN
categorieën van barrières:
Structurele of technologische belemmering: door schaalvoordelen kan een onderneming eventueel aan
lagere kosten produceren dan twee of meerdere ondernemingen. Neem als voorbeeld de ondernemingen die gas, water of elektriciteit transporteren. De allereerste aanbieder bouwt natuurlijk schaalvoordelen
op dankzij zijn ervaring. Zo ontstaat er een natuurlijk monopolie. Grotere ondernemingen hebben lagere gemiddelde kosten dan kleinere ondernemingen. Daarnaast kan het zijn dat een onderneming een
exclusief bezit heeft van een bepaalde productiefactor. Enkele jaren geleden controleerde slechts één onderneming bijna 90 % van de diamantsector.
Technologische kennis kan ook zorgen voor een monopoliepositie. Zo kan een biotechnologiebedrijf
–
N
misschien als enige bepaalde moleculen uit alpaca’s halen die een tiental ernstige ziekten veroorzaken. Door de wet bepaalde belemmeringen: de overheid kan een onderneming het exclusieve recht geven om een bepaald goed te produceren en te distribueren waardoor het voor andere ondernemingen onmogelijk is om tot de markt toe te treden.
Dat kan door middel van een patent waarmee een onderneming een door haar gevonden product of
VA
technologie beschermt tegen imitatie door een andere onderneming.
Dat kan ook rechtstreeks doordat de overheid aan een onderneming de franchise toekent om een bepaalde markt te bedienen. Een voorbeeld van zo een franchise is de krantenbedeling door bpost.
Dat kan in de vorm van licenties: de overheid legt vast dat er slechts een bepaald aantal ondernemingen in een branche actief mag zijn. Zo is het aantal apotheken beperkt.
Belemmeringen door strategisch gedrag: een monopolist kan strategische maatregelen nemen om nieuwe spelers uit de markt te houden. Zo kan een monopolist zware reclamecampagnes op poten zetten om de klanten van hun hoogwaardig product te overtuigen. Nieuwe spelers zullen dan de consument moeten overtuigen om hun product te kopen en dat kan dan een dure zaak worden.
©
–
© Shutterstock / Bjorn Beheydt
THEMA 1
LEVEL 6 127
1
Bekijk aandachtig de onderstaande voorbeelden.
2
Over welk monopolie gaat het?
A Eiffeltoren
IN
B
Nationale Loterij
© Shutterstock / Hae
len Haagen
C
VA
N
Elia
D
Nio, een Chinese autoproducent, heeft een snelle manier gevonden om batterijen van elektrische auto’s te wisselen.
Way © Shutterstock / Robert
E
©
© Shutterstock / Nick N A
F
De Beers Diamant
© Shutterstock / withGo
d
128 THEMA 1
LEVEL 6
Explore 3— Hoe verlopen de opbrengsten bij de monopolist?
Opbrengsten monopolie Omdat de monopolist de enige op de markt is, is er geen onderscheid tussen de marktvraagcurve en de vraagcurve voor de enige onderneming. De monopolist heeft dus te maken met een dalende vraagcurve en kan zelf zijn prijs bepalen. In Explore 3, 4 en 5 ga je van de veronderstelling uit dat de monopolist elke eenheid product verkoopt tegen dezelfde prijs aan elk type klant. In Explore 6 zie je dat een monopolist voor hetzelfde product een andere prijs
GO = MO
Grafiek 2: MO en GO bij monopolie
MO, GO en prijs
MO, GO en prijs
Grafiek 1: MO en GO bij perfecte competitie
IN
kan vragen aan verschillende types klanten.
N
GO
Hoeveelheid
MO
Hoeveelheid
VA
Doordat de monopolist te maken heeft met een dalende vraagcurve is er voor hem een bepaalde trade-off: de omzet kan toenemen, mits hij de prijs laat dalen. De prijs kan ook stijgen, maar dan met een dalende verkoop tot gevolg. Wanneer de monopolist voor elke verkochte eenheid dezelfde prijs vraagt, is de gemiddelde opbrengst per eenheid gelijk aan de prijs (p = GO). Daaruit kun je afleiden dat de marktvraagcurve van de monopolist ook zijn gemiddelde opbrengstencurve is. Aangezien de monopolist echter, wanneer hij meer wil verkopen, zijn prijs moet verlagen, is de marginale opbrengstencurve niet gelijk aan de marktvraagcurve. Dat is wel zo bij perfecte competitie. Bij een monopolie geldt die verlaging van de prijs dan ook voor alle verkochte goederen.
Een afname in de prijs van p0 naar p1 doet de omzetverkoop toenemen van q0 naar q0+1. De omzet die die extra
eenheid realiseert, zie je in het lichtblauwe kader. Maar om die te realiseren moet hij de prijs van alle verkochte
©
q0-eenheden verlagen. Het verlies in opbrengst wordt getoond in het donkerblauwe kader. De marginale
opbrengst is het verschil van beide kaders. Voor één extra eenheid verlies je de donkerblauwe oppervlakte en win je de lichtblauwe oppervlakte. Wanneer de monopolist wil nagaan hoeveel hij moet produceren en verkopen, kijkt hij naar de elasticiteit van de vraag. De prijsafzetcurve of de vraagcurve voor de monopolist is elastisch in het bovenste deel van de vraagcurve en inelastisch in het onderste deel van de vraagcurve. Wanneer hij meer goederen verkoopt in het elastische deel van de vraagcurve, stijgt zijn omzet. De marginale opbrengsten zijn dan ook positief. In het inelastische deel van de vraagcurve daalt de omzet wanneer hij meer stuks verkoopt. De marginale opbrengst is er negatief.
THEMA 1
LEVEL 6 129
Prijs
Grafiek 3: Trade-off bij een monopolist
p0
IN
p1
Toevoeging aan opbrengst (= p1)
Afname in opbrengst
q0
q0 + 1
-
N
MO =
VA
GO en MO (in euro)
Grafiek 4: Elasticiteit van de vraag en omzet bij monopolist
10,00
Eenheidselasticiteit E=1
Elasticiteit E>1
Elasticiteit 0<E<1
GO
0,00
©
50
MO
100
Hoeveelheid
100
Hoeveelheid
TO (in euro)
-10,00
250,00
TO
0,00 50
130 THEMA 1
Hoeveelheid
LEVEL 6
1
Wat is het verband tussen de prijselasticiteit en de omzet bij de monopolist? Markeer en vul aan. De prijselasticiteit van de vraag heeft een grote impact op de mate waarin een monopolist zijn prijs boven de marginale kosten kan zetten. De regel daarbij is dat naarmate de vraag prijselastischer is, de monopolist zijn prijs minder hoog / hoger kan zetten dan wanneer de vraag relatief inelastisch is. In het elastische deel van de vraagcurve zal een prijsdaling een meer / minder dan evenredige stijging van de hoeveelheid veroorzaken. De prijselasticiteit is kleiner dan -1. In het prijsinelastische deel van de vraagcurve zorgt een daling van de prijs voor een meer / minder dan evenredige stijging van de hoeveelheid.
IN
Zo een elastischere vraag voor de monopolist komt voor als er nog een soort van voor het aangeboden product bestaan. De monopolist mag dan wel de enige in zijn marktsegment zijn, maar door substituutproducten wordt de vraag naar het product van de monopolist elastisch. Wanneer de marginale opbrengsten gelijk zijn aan
. Daar is de prijselasticiteit gelijk aan
, is de totale omzet . Wanneer
de verkoop dan toeneemt, zal de omzet niet meer toenemen. Lees de situatie over de onderneming Monsantissimo
N
2
VA
De onderneming Monsantissimo is een biotechnologiebedrijf en ontwikkelt, produceert en verkoopt herbiciden, maar ook genetisch gemanipuleerde gewassen. Research and Development heeft een nieuw soort biologische onkruidverdelger ontwikkeld waarbij het gras groener wordt en onkruid geen kans maakt. Monsantissimo heeft dat goed gepatenteerd en is dus de enige verkoper van het product Herbagreen. Ze verkoopt dat in bussen van 3,70 liter (een gallon in de VS).
Noteer hieronder de volgende formules. a
TO =
b
GO =
©
3
4
Herschrijf de bovenstaande formules. a
TO =
b
GO =
THEMA 1
LEVEL 6 131
5
Vul tabel 1 aan.
Tabel 1: Opbrengstentabel Monsantissimo (in euro) p 80,00
10 000
70,00
20 000
60,00
30 000
50,00
40 000
40,00
50 000
30,00
20,00
VA
60 000
GO
N
0
TO
10,00
80 000
0,00
©
70 000
132 THEMA 1
LEVEL 6
MO
IN
q
6
Stel de totale opbrengsten voor op grafiek 5.
TO (in euro)
Grafiek 5: Totale opbrengsten Monsantissimo 6 000 000,00 5 000 000,00 4 000 000,00
90 000
80 000
70 000
60 000
40 000
30 000
0
20 000
0,00
10 000
1 000 000,00
50 000
2 000 000,00
IN
3 000 000,00
Hoeveelheid (bussen)
Stel de gemiddelde opbrengsten en marginale opbrengsten voor op grafiek 6.
N
7
250,00 200,00
VA
MO en GO (in euro)
Grafiek 6: GO en MO Monsantissimo
150,00 100,00
50,00 0,00
0
10 000 20 000 30 000 40 000 50 000 60 000 70 000 80 000 90 000
Hoeveelheid (bussen)
©
-50,00
-100,00 -150,00 -200,00 -250,00
THEMA 1
LEVEL 6 133
Good to know De marginale en gemiddelde opbrengsten kunnen niet worden berekend bij een nulproductie. Daarom kunnen de MO- en GO-curven de Y-as niet snijden. In de praktijk worden beide bij een grafische voorstelling wel tot tegen de Y-as doorgetrokken. Van rechten kan het verloop immers makkelijk worden voorspeld. Wanneer je de vergelijking van de TO-curve hebt, kun je via de (wiskundige) afgeleide, makkelijk de MO-curve bepalen. De MO is immers de eerste afgeleide van de TO of f’(q) = TO’ = MO. Veronderstel dus dat de formule van de TO-curve de volgende is: TO = – ½ q2 + 30q.
IN
Wanneer je de afgeleide neemt, krijg je MO = TO’ = -q + 30 = MO.
Explore 4— Hoe verlopen de kosten bij de monopolist?
Verloop kosten monopolie
De opbrengstenstructuur van de monopolist is fundamenteel verschillend van die van de aanbieders op een competitieve markt. Aan de kostenzijde is er daarentegen geen verschil. Net zoals elke onderneming wordt
N
immers ook de monopolist met de wet van de toe- en afnemende meerproductie geconfronteerd. De totale kosten bestaan uit de som van de totale constante kosten en de totale variabele kosten. De totale kosten zijn horizontaal. Die blijven hetzelfde op de korte termijn, ongeacht of er meer geproduceerd wordt. De totale en variabele kosten stijgen altijd, wanneer de productiehoeveelheid stijgt. Ze kennen eerst een degressieve stijging omwille van de wet van de toe- en afnemende meerproductie. De kosten stijgen eerst minder snel omdat de bijkomende arbeiders door arbeidsverdeling meer stuks gemiddeld produceren bij elke
VA
bijkomende arbeider. Daardoor zijn de gemiddelde kosten lager dan bij de vorige arbeiders. Op een gegeven moment maken de totale en variabele kosten een knik. Vanaf dan stijgen de totale en variabele kosten progressief. De bijdrage van bijkomende arbeiders aan de productie is gemiddeld lager dan ervoor en dus stijgen ook de gemiddelde kosten. Om de productie te verhogen zullen arbeiders in ploegen moeten werken maar dat zijn extra kosten voor de onderneming. Vanaf een bepaald moment bereikt Monsantissimo het technisch optimale punt waar de som van de gemiddelde variabele kosten en de gemiddelde constante kosten het laagst is.
Vul de volgende formules aan. a
GTK =
b
TK =
©
1
134 THEMA 1
LEVEL 6
2
Bereken de ontbrekende cijfers in de tabel.
Tabel 2: Kostenstructuur Monsantissimo (in euro) q
p 0
80,00
TCK
TVK
TK
GCK
1 500 000,00
GVK
GTK
MK
50,00
10 000
70,00
20 000
60,00
IN
25,00 2 250 000,00
30 000
50,00
900 000,00
30,00
10,00
50 000
30,00
20,00
2 500 000,00
70 000
80 000
10,00
0,00
2 750 000,00
VA
60 000
40,00
N
40 000
25,00
60,00
75,00
37,50
Grafiek 7: Verloop TCK, TVK en TK Monsantissimo
TK, TCK en TVK (in euro)
©
5 000 000,00
TK
4 500 000,00 4 000 000,00 3 500 000,00 3 000 000,00
TVK
2 500 000,00 2 000 000,00
TCK
1 500 000,00 1 000 000,00 500 000,00 0,00 0
10 000 20 000 30 000 40 000 50 000 60 000 70 000 80 000 90 000
Hoeveelheid (bussen)
THEMA 1
LEVEL 6 135
3
Teken op grafiek 8 de gemiddelde totale kosten, de gemiddelde variabele kosten en de marginale kosten. a
Wat houdt de wet van de toe- en afnemende meerproductie in?
b
De gemiddelde constante kosten zijn nu niet getekend. Maar hoe is het verloop van die curve? Leg uit.
c
IN
Zijn de totale constante kosten altijd constant? Leg uit.
d
Waar behaalt Monsantissimo het technisch optimale punt? Leg uit.
N
e
Is hier ook de winst maximaal voor de onderneming? Leg uit.
VA
GVK, GTK en MK (in euro)
Grafiek 8: GTK, GVK en MK 200,00
150,00
©
100,00
50,00
0,00
136 THEMA 1
LEVEL 6
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Hoeveelheid (* 1 000 bussen)
Good to know Wanneer je de vergelijking van de TK-curve hebt, kun je via de (wiskundige) afgeleide, makkelijk de MK-curve bepalen. De MK zijn immers de eerste afgeleide van de TK of f’(q) = TK’ = MK. Veronderstel dus dat de formule van de TK-curve de volgende is TK = 50 + 8q – 10q2 + 0,60q3 Wanneer je de afgeleide neemt, krijg je MK = TK’ = 8 – 20q + 1,80q2
productiegrootte?
IN
Explore 5— Waar bereikt de monopolist zijn optimale
Optimale productiegrootte monopolie
Een monopolist moet pas produceren vanaf een bepaald outputniveau waarbij de prijs minstens gelijk is aan de gemiddelde variabele kosten (GVK).
Om de optimale productiehoeveelheid van een monopolist grafisch te bepalen bekijk je de marginale
N
opbrengsten en kosten. In het punt waar beide elkaar snijden, vind je de optimale productiehoeveelheid. Het punt van Cournot geeft weer aan welke prijs een aanbieder zijn optimale productiehoeveelheid zal verkopen. Bij een aanbieder op de competitieve markt valt het punt van Cournot samen met het snijpunt van de marginale kosten met de opbrengstencurve. Bij de monopolist zal dat punt echter loodrecht boven het snijpunt liggen, meer bepaald op de gemiddelde opbrengstencurve.
an
v nt
pu
p0
C
t
no
r ou
0
MK
GTK
c0
©
MO, GO, MK, GK en GVK (in euro)
VA
Grafiek 9: Het punt van Cournot bij de monopolist
GVK
MO q0
V = GO Hoeveelheid
Een monopolist heeft geen aanbodcurve aangezien hij zelf de prijs bepaalt en de prijs niet laat bepalen door factoren van buitenaf. De monopolist stemt zijn prijs gewoon af op de bestaande marktvraagcurve. Naargelang de marktvraagcurve verschilt, kan de monopolist in sommige gevallen perfect dezelfde hoeveelheid aanbieden maar tegen verschillende prijzen. De monopolist zal zijn winst maximaliseren door de hoeveelheid te produceren waarbij de marginale kosten gelijk zijn aan de marginale opbrengst. Eenmaal je die hoeveelheid gevonden hebt, vul je de hoeveelheid in bij de vraagcurve van de monopolist om zo de prijs te bepalen die de monopolist aanrekent. THEMA 1
LEVEL 6 137
1
Bereken de winst in de volgende tabel.
Tabel 3: Winst bij Monsantissimo (in euro) q
TO
TK
240,00
0,00
1 500 000,00
10 000
210,00
2 100 000,00
2 000 000,00
20 000
180,00
3 600 000,00
2 250 000,00
30 000
150,00
4 500 000,00
2 400 000,00
40 000
120,00
4 800 000,00
50 000
90,00
4 500 000,00
60 000
60,00
3 600 000,00
70 000
30,00
2 100 000,00
80 000
0,00
0,00
2 500 000,00
2 750 000,00 3 150 000,00 3 750 000,00 4 500 000,00
N
Teken het volgende op de grafieken. a
De totale kosten en opbrengsten op grafiek 10.
b
De totale winst op grafiek 11.
c
Duid met een rode stippellijn aan waar de onderneming break-even draait.
d
Duid met een blauwe stippellijn aan waar de winst voor de onderneming maximaal is.
© 138 THEMA 1
TW
IN
0
VA
2
p
LEVEL 6
Grafiek 10: TO en TK Monsantissimo
TK (in euro) TO en TKTO (inen euro)
6 000 000,00 5 000 000,00 6 000 000,00 4 000 000,00 5 000 000,00
2 000 000,00 3 000 000,00 1 000 000,00 2 000 000,00 0,00 1 000 000,00 0
IN
3 000 000,00 4 000 000,00
10 000 20 000 30 000 40 000 50 000 60 000 70 000 80 000 90 000
Hoeveelheid (bussen)
0,00
0
10 000 20 000 30 000 40 000 50 000 60 000 70 000 80 000 90 000
1 000 000,00 2 000 000,00 0,00 1 000 000,00 0 -1 000 000,00 0,00 -2 000 000,00 -1 000 000,00
Hoeveelheid (bussen)
N
2 000 000,00 3 000 000,00
10 000 20 000 30 000 40 000 50 000 60 000 70 000 80 000 90 000
Hoeveelheid (bussen)
VA
Totale Totale winst (in winst euro)(in euro)
000Totale 000,00winst Monsantissimo Grafiek311:
0
10 000 20 000 30 000 40 000 50 000 60 000 70 000 80 000 90 000
Hoeveelheid (bussen)
-3 000 000,00 -2 000 000,00 -4 000 000,00 -3 000 000,00 -5 000 000,00 -4 000 000,00
©
-5 000 000,00
3
Duid het punt van Cournot aan op grafiek 12. Ga als volgt te werk:
a
Teken een verticale lijn daar waar MO en MK elkaar snijden.
b
Trek die lijn door tot aan de vraagcurve van de monopolist.
c
Trek nu een lijn tot aan de Y-as.
d
Bij welke hoeveelheid is het punt van Cournot?
e
Bij welke prijs is dat?
THEMA 1
LEVEL 6 139
4
Duid op de grafiek 12 het volgende aan: a
de totale opbrengsten,
b
de totale kosten,
c
de totale winst.
225,00 200,00
MO
IN
175,00
GO
150,00 125,00 100,00
MK
75,00 50,00 25,00 0,00 0
GTK
N
MO, GO, MK en GTK (in euro)
Grafiek 12: MO, GO, MK en GTK
10 000 20 000 30 000 40 000 50 000 60 000 70 000 80 000 90 000
VA
-25,00 -50,00
Hoeveelheid (bussen)
Good to know
Veronderstel dat je de vergelijking hebt van de MO- en MK-curve, dan kun je ook de optimale productiegrootte
©
algebraïsch uitrekenen door de twee vergelijkingen aan elkaar gelijk te stellen (MO = GO).
140 THEMA 1
LEVEL 6
Explore 6— Hoe kan een monopolist door verschillende prijzen te hanteren meer consumentensurplus omvormen tot producentensurplus?
Producentensurplus monopolie Tot nu ging je ervan uit dat de monopolist eenzelfde prijs vroeg voor elke eenheid product. Maar een monopolist kan ook meerdere prijzen hanteren om verschillende eenheden van hetzelfde product te verkopen. Zo gebruiken bioscopen vaak andere tarieven voor jongeren dan voor volwassenen. De vervoersmaatschappij
IN
De Lijn gebruikt andere prijzen voor jongeren dan voor volwassenen en nog andere dan voor ouderen.
Elektriciteitsmaatschappijen hanteren een verschillend tarief voor een particulier dan voor een onderneming. Er kunnen verschillende segmentatiecriteria gehanteerd worden: de leeftijd,
—
particulier, zelfstandige of grote onderneming,
—
studenten of werkenden,
—
tussen landen: zo kunnen boeken in verschillende landen soms wel 10,00 euro verschillen in prijs,
—
inkomen,
—
volume van transacties,
—
plaats.
N
—
Er is sprake van prijsdiscriminatie wanneer een producent verschillende prijzen hanteert voor verschillende eenheden van hetzelfde product zonder dat een verschil in kosten de oorzaak is. Wanneer een producent erin slaagt om de consument het bedrag te laten betalen dat zo dicht mogelijk aanleunt bij wat hij bereidt is te betalen, kan de producent op die manier consumentensurplus omzetten in producentensurplus. En
VA
dat betekent meer winst. Zo zag je in Level 2 bijvoorbeeld dat een consument voor een eerste concertticket 40,00 euro wilde betalen, terwijl de prijs 28,00 euro bedraagt. Wanneer de monopolist erin slaagt te weten te komen welke consument wat wil betalen, kan hij dat consumentensurplus omzetten in winst voor zichzelf.
42,00 40,00 38,00 36,00 34,00
©
Prijs per ticket (in euro)
Grafiek 13: Consumentensurplus
32,00 30,00 28,00 26,00 24,00 22,00 20,00 18,00 16,00 14,00 12,00
1
2
3
4
5
6
7
Hoeveelheid concerttickets (* 1 000) THEMA 1
LEVEL 6 141
Solden, reizen in hoog- of laagseizoen, telecom en elektriciteit met dal- en piekuren zijn geen voorbeelden van prijsdiscriminatie. De voorwaarden voor prijsdiscriminatie zijn:
1
—
Het product mag niet doorverkocht worden.
—
Het moet over hetzelfde product gaan.
—
De prijsgevoeligheid moet verschillend zijn.
—
Je moet de markt kunnen scheiden door leeftijd, tijdstip, woonplaats …
Veronderstel dat er een rechtstreekse trein van Brussel naar Zürich (Zwitserland) in het leven wordt geroepen, uitgebaat door de onderneming achter de Thalys. Grafiek 14 toont de totale markt. De trein werd in het leven
a
Hoeveel tickets worden er verkocht?
b
Tegen welke prijs?
c
Hoeveel bedraagt het producentensurplus?
IN
geroepen voor zakenmensen. Voor de eenvoud gebruik je 20,00 euro als constante marginale kosten.
N
120,00 100,00
GO
MO
80,00
VA
MO, GO en MK (in euro)
Grafiek 14: Totale markt zakenreizigers
60,00 40,00
MK
20,00 0,00
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
22
©
Hoeveelheid tickets per week (in duizend)
142 THEMA 1
LEVEL 6
2
Een jaar later merkt men dat er ook een markt is voor jongeren, maar zij zullen nooit de prijs betalen die de zakenmensen willen betalen. Uit onderzoek blijkt dat de vraagcurve voor de jongeren iets anders verloopt. Dat zie je op grafiek 15. a
Hoeveel tickets worden er verkocht?
b
Welke prijs komt hier tot stand?
c
Hoeveel bedraagt het producentensurplus?
d
IN
Welk voordeel heeft de onderneming nu door ook tickets aan te bieden tegen een lagere prijs aan jongeren?
N
70,00 60,00
GO
50,00
MO
40,00
VA
MO, GO en MK (in euro)
Grafiek 15: Markt jongeren
30,00 20,00
MK
10,00 0,00
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
©
Aantal tickets per week (in duizend)
3
Dit betekent ook dat de totale marktvraag er nu ook anders zal uitzien. Ontwerp met een rekenblad nu de marktvraag (GO), de marginale opbrengsten en de MK-curve voor de volledige markt. Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
THEMA 1
LEVEL 6 143
Explore 7— Is er welvaartsverlies bij een monopolie?
Monopoliemacht In een competitieve markt is de allocatie van de middelen Pareto-efficiënt. Het evenwicht is daar optimaal en de welvaart maximaal, externe effecten buiten beschouwing gelaten. In een concurrentiële markt is de prijs gelijk aan de marginale kosten. Monopoliemacht zorgt ervoor dat de prijs hoger is dan de marginale kosten. Monopoliemacht zorgt voor een hogere prijs en een lagere productiehoeveelheid. Zijn consumenten daardoor
IN
benadeeld en de producent bevoordeeld?
Ga ervan uit dat de marginale kostencurve van de monopolist dezelfde zou zijn als de marginale kostencurve van alle producenten op een competitieve markt. a
Duid de evenwichtshoeveelheid aan op beide markten.
b
Duid de prijs aan die op beide markten tot stand komt. Noem de prijs op de competitieve markt pc en op de
monopolistische markt pm.
c
Duid op de competitieve markt de CS in het groen en de PS in het rood aan.
d
Duid op de monopolistische markt in het blauw aan welk deel van het consumentensurplus naar het producentensurplus wordt overgedragen.
e
Duid op de monopolistische markt in het groen aan welk deel de consument verliest aan welvaart ten opzichte
N
van de concurrentiële markt. f
Duid op de monopolistische markt in het rood aan welk deel de producent verliest aan welvaart ten opzichte van de concurrentiële markt.
g
Omcirkel het welvaartsverlies op de monopolistische markt.
Grafiek 16: Competitieve markt 60,00 55,00
MO, GO en MK (in euro)
Prijs en MK (in euro)
VA
Grafiek 17: Monopolistische markt
V
50,00 45,00 40,00
MK
35,00 30,00 25,00
60,00 55,00 45,00 40,00 30,00 25,00 15,00
10,00
10,00
5,00
5,00
0,00
0,00
©
20,00
15,00
144 THEMA 1
LEVEL 6
5
10
15
20
25
30
Hoeveelheid
MK
35,00
20,00
0
GO
50,00
MO 0
5
10
15
20
25
30
Hoeveelheid
TO THE POINT Kenmerken monopolie Een monopolist: is een onderneming die de enige verkoper of producent is op zijn markt;
—
heeft een dalende vraagcurve voor zijn product;
—
heeft een MO die altijd lager is dan de prijs van zijn goed;
—
zal zijn winst maximaliseren door die hoeveelheid te produceren waar zijn MK gelijk zijn aan zijn MO.
In het bovenste deel van de prijsafzetcurve
10,00
is de vraagcurve elastisch. Daar kan de
Eenheidselasticiteit E=1
Elasticiteit E>1
monopolist zijn prijs laten dalen en de omzet verhogen.
Elasticiteit 0<E<1
GO
0,00
50
N
TO (in euro)
Hoeveelheid
100
MO
-10,00
IN
GO en MO (in euro)
—
250,00
TO
0,00
Hoeveelheid
100
VA
50
ot
rn
nt
pu
p0
v
an
u Co
0
MK
GTK
c0
©
MO, GO, MK, GK en GVK (in euro)
Punt van Cournot
GVK
MO q0
Waar MK en MO snijden, is de optimale productiegrootte. Om de prijs te bepalen kijk je naar de prijs die je kunt aflezen op de prijsafzetcurve bij de optimale productiehoeveelheid. Dat is het punt van Cournot.
V = GO Hoeveelheid
Prijsdiscriminatie Dankzij prijsdiscriminatie slaagt de monopolist erin om meer consumentensurplus om te zetten in producentensurplus. Dat kan wanneer hij de markt opdeelt aan de hand van segmentatiecriteria zoals leeftijd, volume van het gebruik, particulier of professioneel gebruik. In een monopolistische markt is er welvaartverlies doordat de prijs op de markt hoger is en de hoeveelheid lager. Er ontstaat een deadweight loss.
THEMA 1
LEVEL 6 145
Action 1— 1
Waar bevindt zich het punt van Cournot?
Bereken MO, GO, GTK en MK in tabel 4.
Tabel 4: MO, GO, GTK en MK (in euro) q
TO
MO
0
900,00
1 600,00
2 100,00
500,00
200,00
30
2 400,00
N
40
1 000,00
1 700,00
VA
2 500,00
2 400,00
2 600,00
70
2 100,00
3 700,00
1 600,00
©
80
90
100
146 THEMA 1
LEVEL 6
900,00
0,00
5 000,00
6 500,00
60
50
MK
100,00
20
GTK
200,00
10
TK
IN
0
GO
8 200,00
2
Teken de MO-, MK-, GO- en GK-curve op grafiek 18. a
Duid het punt van Cournot aan.
b
Welke hoeveelheid zal de monopolist aanbieden?
c
Duid de winst in het groen aan op de grafiek.
110,00 100,00
IN
MO, MK, GO en GTK (in euro)
Grafiek 18: MO, MK, GO en GTK (in euro)
90,00 80,00 70,00 60,00 50,00 40,00 30,00 20,00 10,00 0
10
20
30
40
50
60
-30,00
VA
-40,00
1
80
90
100
110
Hoeveelheid
-20,00
Action 2—
70
N
0,00 -10,00
Hoe bepaal je grafisch en algebraïsch de optimale productiegrootte?
Vul tabel 5 aan.
Tabel 5: Kosten en opbrengsten bij een monopolist (in euro)
©
q
TK
TO
p 90,00
0
100,00
0,00
1
102,00
88,00
2
108,00
172,00
3
118,00
252,00
MK
MO
THEMA 1
LEVEL 6 147
TO
4
132,00
328,00
5
150,00
400,00
6
172,00
468,00
7
198,00
532,00
8
228,00
592,00
9
262,00
648,00
10
300,00
p
MK
MO
IN
TK
N
q
VA
700,00
2
11
342,00
748,00
12
388,00
792,00
13
438,00
832,00
Bepaal de optimale productiegrootte grafisch met een rekenblad. Geef het bestand een duidelijke naam en
©
bewaar het in je portfolio.
Good to know Je zult merken dat je meer waarden voor q zult moeten gebruiken dan in de tabel aangegeven. Je kunt in een werkblad met de vulgreep makkelijk nagaan tot hoever je moet gaan zodat de MO- en GO-curve de X-as snijden.
3
148 THEMA 1
Hoeveel zal er bij benadering geproduceerd worden?
LEVEL 6
4
Bereken de juiste optimale productiehoeveelheid en de bijbehorende prijs algebraïsch. Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies optie 1 als je een wiskundige uitdaging wilt. Kies optie 2 als je wat ondersteuning wilt. Vink de gekozen optie aan. Optie 1
a
Wiskundige uitdaging
Bepaal de functievergelijking van de MK-curve.
IN
b
Bepaal de functievergelijking van de MO-curve.
Bepaal nu de optimale productiegrootte q.
VA
c
N
Gebruik die optimale productiegrootte q om de prijs te bepalen waaraan de monopolist gaat verkopen.
©
d
THEMA 1
LEVEL 6 149
Optie 2
Wiskundige ondersteuning
a
Ga naar iDiddit en bekijk de functievergelijking van de MK-curve en die van de MO-curve.
b
Gebruik de twee vergelijkingen en stel ze aan elkaar gelijk. Je komt dan een waarde uit voor q. Dat is de optimale productiegrootte.
Vul die waarde nu in de vergelijking van de prijsafzetcurve in: p = -2q + 90.
IN
c
1
Hoe bepaal je grafisch de optimale productiegrootte?
Vul tabel 6 aan.
N
Action 3—
Tabel 6: Kosten en opbrengsten bij een monopolist (in euro) q
TK
55,00
100,00
TO
1
2
©
3
4
5
6
150 THEMA 1
LEVEL 6
53,00
51,00
49,00
47,00
45,00
43,00
96,00
94,00
94,00
96,00
100,00
106,00
MO
MK
VA
0
P
q
P
TK
7
41,00
114,00
10
11
12
13
35,00
33,00
31,00
136,00
150,00
166,00
184,00
29,00
27,00
204,00
226,00
VA
14
37,00
124,00
15
250,00
Teken de curven die nodig zijn om de optimale productiegrootte te vinden. a
Hoeveel bedraagt de optimale productiegrootte?
b
Welke prijs zal de monopolist hanteren?
©
2
25,00
MK
IN
9
39,00
MO
N
8
TO
c
Hoeveel bedraagt de winst bij die optimale productiegrootte?
THEMA 1
LEVEL 6 151
MO, MK en GO (in euro)
Grafiek 19: Optimale productiegrootte monopolist 60,00 55,00 50,00 45,00 40,00 35,00 30,00 25,00 20,00 10,00 5,00 0,00 -5,00
0
5
10
15
20
25
30
Hoeveelheid
-10,00
Ken je het verschil tussen een monopolie en een perfecte competitie?
N
Action 4—
IN
15,00
Vink het juiste antwoord aan. a
Op het winstmaximaliserende outputniveau, is de prijs bij monopolie: altijd hoger dan de gemiddelde kosten.
VA
gelijk aan de MK.
hoger dan de MK.
gelijk aan de marginale opbrengst.
b
Een verschil tussen monopolie en perfecte competitie is:
een monopolist houdt geen rekening met de vraag bij het bepalen van de prijs.
een monopolist tracht de ontvangsten te maximaliseren, een perfect competitieve onderneming tracht de winst te maximaliseren
bij perfecte competitie is de winst op LT nooit positief. een monopolist streeft naar kostenminimalisatie.
Een monopolist is anders dan een onderneming bij perfecte concurrentie omdat
©
c
een monopolist met niets rekening moet houden bij het zetten van zijn prijs. er voor de monopolist geen aanbodcurve is. de prijs voor de monopolist gegeven is.
d
In vergelijking met een perfecte competitie transfereert een monopolie consumentensurplus aan producenten. producentensurplus aan consumenten. deadweight loss van producenten naar consumenten. deadweight loss van consumenten naar producenten.
152 THEMA 1
LEVEL 6
Action 5—
Hoe ziet de winstmaximalisatie bij een medicijnenproducent eruit?
De onderneming ARGLynx heeft een nieuw medicijn ontwikkeld op basis van alpaca’s. Natuurlijk hebben ze een patent erop en hebben ze daarvoor de alleenheerschappij over de verkoop en productie. Voor welke prijs zal ARGLynx het medicijn op de markt brengen als het maximale winst nastreeft? qv = -25p + 5 000
TK = 0,025q² + 2q + 45 000
IN
N
VA
300,00 250,00
MK
200,00
GO
150,00
©
GO, MO, GTK en MK (in euro)
Grafiek 20: Optimale productiegrootte ARGLynx
MO
GTK
100,00 50,00
0,00
-50,00
0
1 000
2 000
3 000
4 000
5 000
6 000
Hoeveelheid
THEMA 1
LEVEL 6 153
Action 6—
Hoe bereken je wiskundig de opbrengst en de maximale omzet?
De vergelijking van de prijsafzetcurve voor de monopolist wordt weergegeven door de volgende vergelijking. Bereken voor welke waarde van q de monopolist een maximale omzet bereikt. q = 4 800 000 – 120p
IN
N
Hoe doet Microsoft met zijn Officepakket aan prijsdiscriminatie?
VA
Action 7—
Ga op zoek naar de verschillende prijzen van Microsoft Office voor verschillende categorieën van consumenten. a
Vul de tabel aan.
b
Hoe doet Microsoft aan prijsdiscriminatie?
©
MICROSOFT OFFICEPRODUCTEN
MAANDELIJKS BETAALD (IN EURO)
154 THEMA 1
LEVEL 6
Action 8— 1
In welke situatie heeft de monopolist de hoogste winst?
Op een monopolistische markt zie je de optimale productiegrootte op grafiek 21. De prijsafzetcurve heeft de volgende vergelijking: q = 160 – 0,75p. Bekijk de grafiek waarbij de prijs die hier gevraagd wordt 126,67 euro (afgerond) bedraagt.
240,00 220,00 200,00
GO
180,00
IN
MO, GO en MK (in euro)
Grafiek 21: Optimale productiegrootte totale markt
MO
160,00 140,00 120,00 100,00 80,00 60,00
MK
40,00
160
150
140
N
130
120
110
100
90
80
70
60
50
40
30
0
20
0,00
10
20,00
Hoeveelheid (in duizend)
2
Uit onderzoek blijkt dat wanneer de monopolist de markt zou opsplitsen over twee groepen en elke groep een
VA
andere prijs zou vragen, hij de volgende gegevens (tabel 7 en tabel 8) krijgt over de prijsafzetcurve. a
Stel de twee deelmarkten grafisch voor op grafiek 22 en 23.
b
Hoeveel bedraagt de verkochte hoeveelheid op beide markten?
c
Hoeveel bedraagt de prijs op beide markten?
Wat kan de monopolist best doen? Twee verschillende prijzen hanteren of slechts één prijs? Bereken en
leg uit.
©
d
THEMA 1
LEVEL 6 155
e
Hoeveel bedraagt het consumentensurplus op de globale markt wanneer de monopolist aan prijs discriminatie doet? Wat kun je daaruit besluiten?
Tabel 7: Opbrengsten deelmarkt 1 (in euro) GO
MO
0
240,00
240,00
10
200,00
160,00
20
160,00
30
120,00
40
80,00
50
40,00
60
0,00
Tabel 8: Opbrengsten deelmarkt 2 (in euro)
LEVEL 6
GO
MO
0
200,00
200,00
10
180,00
160,00
80,00
20
160,00
120,00
0,00
30
140,00
80,00
40
120,00
40,00
50
100,00
0,00
60
80,00
70
60,00
80
40,00
90
20,00
100
0,00
VA
© 156 THEMA 1
q
N
q
IN
MO, GO en MK (in euro)
Grafiek 22: Optimale productiegrootte deelmarkt 1 240,00 220,00 200,00 180,00 160,00 140,00 120,00 100,00 80,00
IN
60,00 40,00 20,00 0,00
0
10
20
30
40
50
60
70
Hoeveelheid (in duizend)
N
220,00 200,00 180,00 160,00
VA
MO, GO en MK (in euro)
Grafiek 23: Optimale productiegrootte deelmarkt 2
140,00 120,00 100,00 80,00
©
60,00 40,00 20,00 0,00
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Hoeveelheid (in duizend)
THEMA 1
LEVEL 6 157
BREAKING NEWS 1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
IN
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA
1
Ik kan het verloop van de kosten van de monopolist beschrijven.
2
Ik kan het verloop van de opbrengsten van de monopolist beschrijven. Ik kan de optimale productiegrootte van de
N
3
monopolist grafisch bepalen. 4
Ik kan het punt van Cournot bepalen.
5
Ik kan verklaren waarom de MO van de monopolist
VA
verschillen van de GO.
Ik kan prijsdiscriminatie toelichten.
©
6
158 THEMA 1
KAN
BETER
LEVEL 6
EXTRA OEFENMATERIAAL
LEVEL 7 Hoe komt de prijs bij onvolkomen concurrentie tot stand?
Good to know
IN
INTRO
Innovation distinguishes between a leader and a follower.
Steve Jobs
© Shutterstock / Anton_Ivanov
Lees de tekst en de krantenkoppen.
2
In welke andere sectoren volgt de concurrentie ook de actie van een andere speler op de markt?
N
1
VA
Supermarktketens concurreren continu met elkaar in de hoop te groeien en een groter marktaandeel te verwerven. De vraag naar voeding – het hoofdassortiment van een supermarkt – is immers een traag groeiende markt. Supermarktketens kunnen groeien door nieuwe winkels te openen, door hun prijzen te verlagen of door veel reclame te voeren. Supermarktmanagers willen graag een comfortabele winstmarge. In normale tijden zijn de winstmarges op de meeste producten voldoende om een redelijke winst te hebben. Wanneer een supermarktketen echter ineens beslist om zijn prijzen te verlagen om meer klanten aan te trekken, zullen andere supermarkten moeten volgen om zo het verlies aan klanten tegen te gaan.
©
g gestart door lo r o o n e z ij r p h c To o naar ons land b m u J n a v st m o k
3
‘De Nederlandse supermarktketen Albert Heijn verlaagt bewust zijn prijzen als Testaankoop de jaarlijkse prijzenenquête houdt’, beweert grote concurrent Colruyt in Het Nieuwsblad en De Standaard
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe komt de prijs bij onvolkomen concurrentie tot stand? THEMA 1
LEVEL 7 159
Explore 1— Wat is een oligopolie?
Oligopolie Een oligopolie is een markt met slechts enkele spelers die met elkaar concurreren. Op een oligopolistische markt kan het product heterogeen zijn: de producten van een van de spelers onderscheiden zich door productdifferentiatie van de producten van de concurrenten. In dat geval heeft die speler een eigen vraag functie en een eigen prijs. Een voorbeeld daarvan is de automobielsector. Daarnaast heb je ook een homogeen oligopolie: de producten zijn onderling volledig vervangbaar, het zijn met andere woorden perfecte substituten.
IN
Denk maar aan elektriciteit of producten uit de staalindustrie. De monopoliemacht en de winstgevendheid op oligopolistische markten hangen af van de mate waarin de
spelers onderling op elkaar inspelen. Hoewel de aanbieders geen prijsnemers zijn, kunnen ze hun concurrenten niet over het hoofd zien. In moderne economieën is oligopolie een veelvoorkomende marktvorm.
Toetredingsbarrières belemmeren vaak de toegang tot een oligopolistische markt. Zo kan de toetredingskost of de opstartkost te hoog zijn om de markt te betreden. Denk bijvoorbeeld aan de vliegtuig- of autobouwers. Ook schaalvoordelen kunnen het voor andere spelers moeilijk maken om op de markt binnen te geraken.
Verder bemoeilijken ook patenten op uitvindingen de toetreding tot de markt. In de technologiesector en de farmasector worden de nieuwste technologieën en recentste medicijnen gepatenteerd want die sectoren
N
investeren grote sommen in Research and Development. Ook maken de spelers die reeds op de markt zijn, het door middel van reclame moeilijk voor nieuwe spelers. De reclame zorgt er immers voor dat de markt al doordrongen is van de naam en het merk van de aanwezige spelers. Grote spelers op de markt nemen dan ook vaak kleinere ondernemingen over of fuseren om zo de concurrenten weg te werken. Soms kan een oligopolie ook ontstaan door toeval, omdat er op een bepaalde plaats een aanwezigheid is van
VA
grondstoffen die je elders niet of nauwelijks terugvindt.
1
Zoek enkele overnames door de volgende spelers in de afgelopen tien jaar. Gebruik het internet.
2
a
Apple:
b
Microsoft:
c
Disney:
d
AB InBev:
©
Vergelijk de marktvormen. Vul de eerste vier rijen van de tabel aan.
Aantal producenten
Aantal consumenten
PERFECTE COMPETITIE veel
MONOPOLIE één
OLIGOPOLIE
veel
veel
Productkenmerken
homogene producten,
één product, geen
veel substituten
substituten
160 THEMA 1
LEVEL 7
PERFECTE COMPETITIE
MONOPOLIE
Toetreding
vrije toegang
toetredingsdrempels
Beslissingsvariabele
hoeveelheid
prijs en hoeveelheid
Individuele vraagcurve
horizontaal
dalende vraagcurve
P = MO = MK
MO = MK
OLIGOPOLIE
Wanneer is er winstmaximalisatie?
IN
voor producent
Explore 2— Wanneer is er sprake van een oligopolie?
Concentratieratio oligopolie
N
Een oligopolie is een markt waar er een hoge marktconcentratie is. De concentratieratio meet de mate waarin de markt of een industrie gedomineerd wordt door een paar grote ondernemingen. Wanneer de top 5ondernemingen in een industrie of markt meer dan 60 % marktaandeel hebben, spreek je van een oligopolie. Aan welke ondernemingen denk je spontaan bij deze branches? a
telecommunicatie:
b
doe-het-zelf:
c
tankstations
d
commerciële banken:
e
frisdranken:
f
supermarktketens:
VA
1
Bekijk grafiek 1. Is er sprake van een oligopolie in de supermarktensector? Leg uit.
©
2
Grafiek 1: Marktaandeel supermarkten
Bron: nieuwsblad.be, 2021-12-06
THEMA 1
LEVEL 7 161
Explore 3— Wie bepaalt de prijs op een oligopolistische markt?
Prijswijzigingen oligopolistische markt Doordat oligopolisten elkaar nauwlettend volgen, zal een prijswijziging van de ene marktspeler wellicht een reactie bij de andere teweegbrengen. Daarom doet zich op een oligopolistische markt prijsstarheid voor: de prijs zal niet snel veranderen. De oligopolisten wachten af wat de concurrent doet. Om niet met elkaar te moeten concurreren vormen ondernemingen op een oligopolistische markt soms kartels. prijs hoog. Kartels zijn daarom bij wet verboden.
IN
Dat belemmert de al beperkte concurrentie en speelt in het nadeel van de consument want het kartel houdt de
In een oligopolie is de prijsleider vaak de eerste die een prijswijziging doorvoert, bijvoorbeeld omwille van een verandering in de productiekosten (zoals duurdere energieprijzen of lagere grondstofkosten). Ook de andere
aanbieders worden met die kostprijswijziging geconfronteerd. Uit schrik om marktaandeel te verliezen wachten de andere aanbieders af totdat de prijsleider het voortouw neemt. De prijsleider heeft meestal een dominante positie op de markt. Het prijsleiderschap kan verder worden versterkt door de bijzondere expertise die de aanbieder heeft, zijn jarenlange aanwezigheid op de markt of de grote getrouwheid van zijn klanten. Lees de onderstaande twee artikels.
2
Wat valt er je op?
VA
N
1
Prijsverhoging Orange Belgium: einde van status als prijsbreker? In navolging van marktleider Proximus kondigde Orange Belgium, het nummer drie van de Belgische markt voor telecomdiensten, dinsdag stevige prijsverhogingen aan. ‘Voor Orange Belgium is het niet alleen een riskante zet, maar het betekent volgens ons ook het einde van de prijsbrekersstatus’, stelt Vagman. ‘Niet zozeer in de bundels, wel in het mobiele aanbod.’ Vagman merkt wel op dat Orange Belgium de prijzen voor zijn ‘instapformule’ Hey niet verhoogt, wat aangeeft dat dat ‘B-merk’ de concurrentie met een potentiële vierde speler zal moeten aangaan.
©
Bron: tijd.be, 2022-04-06
Vanaf 1 januari verhoogt het telecombedrijf Proximus zijn prijzen met 3 tot 4,5 euro voor verschillende producten en pakketten Proximus voert zoals gebruikelijk enkele prijswijzigingen door in het begin van het jaar. Gemiddeld gaat het om een prijsstijging tussen 4 en 6 procent. De nieuwe prijzen van het telecombedrijf gaan in op 1 januari 2023. Bron: tijd.be, 2022-11-02
162 THEMA 1
LEVEL 7
Explore 4— Hoe komt de prijs op een oligopolistische markt tot stand?
Prijsbepaling oligopolistische markt Op een oligopolistische markt wijzigen de aanbieders de prijs niet snel. Doordat de aanbieder niet de enige op de markt is, valt een prijswijziging immers meteen op. De concurrenten proberen hun marktaandeel te verdedigen en eventueel uit te breiden door prijsdalingen wel en prijsstijgingen niet te volgen. Het is voor een aanbieder dus alleen interessant een agressieve prijspolitiek te voeren, als hij dankzij een structureel kostenvoordeel de concurrentie definitief uit de markt kan prijzen.
IN
Grafisch herken je een oligopolie aan de geknikte prijsafzetcurve. Die knik verklaart de onderbroken marginale opbrengstencurve. Een wijziging van de marginale kosten van een onderneming leidt dus niet automatisch tot een wijziging van het punt van Cournot. Er heerst prijsstarheid op de markt.
Prijs
Grafiek 2: De geknikte vraagcurve van de oligopolist
N
P = GO
VA
p1
q1
Hoeveelheid
De aanbieder bevindt zich in de knik van de GO-curve of de prijsafzetcurve. In dat punt is er in zekere mate
©
prijsstarheid. Een aanbieder zal de prijs niet snel veranderen. Concurrenten zouden een prijsverlaging tot onder p1 volgen waardoor de afzet amper zou stijgen. Het groene deel van de prijsafzetcurve is relatief inelastisch. Er
komt slechts een klein aantal nieuwe consumenten bij. Concurrenten zouden een prijsverhoging tot boven p1 niet volgen waardoor de afzet sterk zou dalen. Het blauwe deel van de prijsafzetcurve is relatief elastisch.
© Shutterstock / B.Zhou
THEMA 1
LEVEL 7 163
1
Je zit op de markt van computerchips voor besturingssystemen van onder andere auto’s. Lees de onderstaande case.
Veronderstel dat jij de CEO van TSMC bent.
Je hoort dat Samsung zijn prijs met 10 % verlaagt. Gaat TSMC ook de prijs verlagen?
b
Zal Samsung zijn prijs verlagen, als het de reactie van TSMC verneemt?
c
Stel dat Samsung zijn prijs met 10 % verhoogt, verhoogt TSMC zijn prijs dan ook?
d
Zal Samsung zijn prijs verhogen wanneer het de reactie van TSMC hoort?
e
Zal Samsung zijn prijsverandering doorvoeren? Leg uit.
N
a
VA
2
IN
Computerchips zijn niet meer weg te denken uit de huidige technologische samenleving. De afgelopen jaren hebben de chipproducenten sterk geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling en vernieuwing van het machinepark. Er zijn twee erg belangrijke spelers, TSMC en Samsung.
3
Op grafiek 3 zie je de kosten- en opbrengstenstructuur van de productievestiging van Samsung die de computerchips produceert.
Welke prijs vraagt Samsung het best voor zijn chips?
©
a
4
b
Hoeveel microchips zal Samsung aan die prijs verkopen?
c
Duid de optimale productiehoeveelheid en de bijbehorende prijs op grafiek 3 aan.
Stel dat Samsung de prijs verhoogt naar 260,00 euro per stuk. Doordat TSMC de prijs niet verhoogt, zal de afzet van Samsung niet terugvallen tot 600 000, maar wel tot 400 000 chips. TSMC kan immers een deel van de klanten van Samsung voor zich winnen.
164 THEMA 1
a
Duid dat punt met potlood op grafiek 3 aan.
b
Teken een nieuwe rechte (GO2) door het oude punt van Cournot en het nieuwe punt.
LEVEL 7
5
Stel dat Samsung zijn prijs naar 200,00 euro per stuk verlaagt. Doordat TSMC de prijs van zijn chips ook verlaagt, zal de afzet van Samsung niet stijgen naar 1 200 000 maar naar slechts 1 000 000 stuks. Doordat TSMC zijn prijzen ook heeft verlaagd, zullen immers maar weinig klanten de overstap maken.
6
a
Duid dat punt met potlood op grafiek 3 aan.
b
Teken een nieuwe rechte (GO3) door het laatste punt van Cournot en het nieuwe punt.
Als je de prijsafzetcurve van Samsung aanduidt, moet je links van het oude punt van Cournot GO1 volgen en
rechts ervan GO2.
Duid die prijsafzetcurve met een blauwe markeerstift aan op grafiek 3.
b
Hoe kun je het verloop van de gemarkeerde prijsafzetcurve het best omschrijven?
IN
7
a
Teken nu bij GO2 en GO3 de bijbehorende marginale opbrengstencurven (MO2 en MO3). Zet beide in stippenlijn. a
Markeer met een andere markeerstift de MO-curve die bij de geknikte vraagcurve hoort.
b
Hoe kun je het verloop van de gemarkeerde MO-curve het best omschrijven?
N
420,00 400,00 380,00
MK
360,00 340,00
VA
MO, GO en MK (in euro)
Grafiek 3: Kosten- en opbrengstenstructuur productie computerchips Samsung
320,00 300,00 280,00 260,00 240,00 220,00 200,00 180,00 160,00
©
140,00
GO2
120,00 100,00
80,00 60,00 40,00
MO1
20,00 0,00
0
400
800
1 200 1 600 2 000 2 400 2 800 3 200 3 600
Hoeveelheid (in 1 000 stuks)
THEMA 1
LEVEL 7 165
8
Stel dat de kosten bij Samsung wat toenemen. Hoe zou de MK-curve dan verschuiven?
9
Welke invloed zou een kleine kostenstijging voor Samsung hebben op de optimale productiehoeveelheid en vraagprijs van zijn computerchips?
Welke invloed zou een kleine kostendaling hebben?
11
Vervolledig nu de tabel van Explore 1 op p. 160-161.
IN
10
Explore 5— Wat zijn de speltheorie en het gevangenendilemma?
Speltheorie en gevangenendilemma
De speltheorie onderzoekt – op basis van de theorie van het kansspel – hoe mensen, ondernemingen of landen
N
tot een bepaalde beslissing komen. Dankzij die studie wordt hun gedrag of reactie voorspelbaarder. De mensen, ondernemingen of landen worden spelers genoemd binnen de speltheorie.
De speltheorie gaat ervan uit dat het gedrag van de spelers rationeel is en niet beïnvloed door emotie. Spelers proberen hun uitkomst steeds te maximaliseren en dus hun behoefte maximaal te bevredigen. In de speltheorie hebben de spelers meestal twee (of drie) keuzes. Die keuzes noem je strategieën. De uitkomst of het resultaat
VA
van die strategieën staat in een opbrengstenmatrix of pay-offmatrix.
De dominante strategie is de keuze die een speler altijd maakt, ongeacht de keuze van de andere speler. Die strategie geeft altijd het beste resultaat. Wanneer beide spelers dezelfde strategie kiezen, ontstaat er een evenwicht. Dat is wat er zal gebeuren op de markt. John Nash ging ervan uit dat iedere speler kiest voor wat hem het meeste opbrengt. Bij een Nash-evenwicht loont het voor geen van beide spelers om eenzijdig van het evenwicht af te wijken. Of nog, in die situatie kan geen enkele speler zijn opbrengst verbeteren door eenzijdig een andere keuze te maken.
Als het evenwicht niet het beste is voor beide partijen, is er sprake van een gevangenendilemma. De evenwichtshoeveelheid is dan niet Pareto-efficiënt. Een situatie is Pareto-efficiënt als het onmogelijk is om de
©
positie van één iemand te verbeteren zonder de positie van iemand anders te verslechteren.
166 THEMA 1
LEVEL 7
1
Lees de situatie over de twee leerlingen.
Twee leerlingen van je school hebben iets mispeuterd, ze hebben namelijk een deur stukgemaakt. Ze worden beiden beurtelings bij de directie geroepen. Ze kunnen dus ook geen informatie uitwisselen. De directie is van plan ze strafstudie te geven.
–
Bekijk de resultaten van de strategieën genoteerd in een pay-offmatrix of opbrengstenmatrix.
VA
2
misdaan hebben, krijgen ze elk één dag strafstudie. Wanneer leerling A bekent dat ze beiden iets misdaan hebben, maar leerling B blijft ontkennen, krijgt leerling A geen strafstudie, maar leerling B vier dagen. Wanneer leerling B bekent dat ze beiden iets misdaan hebben, maar leerling A blijft ontkennen, krijgt leerling B geen strafstudie, maar leerling A vier dagen.
N
–
IN
De leerlingen hebben twee strategieën of keuzes: bekennen of ontkennen. – Wanneer ze beiden bekennen dat ze iets misdaan hebben, krijgen ze elk twee dagen strafstudie. – Wanneer ze beiden ontkennen dat ze iets
Om de opbrengstenmatrix te analyseren start je altijd met de rijspeler, in dit geval leerling A.
Tip:
Onderstreep de uitkomst van de onderstaande situaties in de opbrengstenmatrix.
Wanneer leerling A ervan uitgaat dat leerling B zou bekennen, wat is dan de beste strategie voor leerling A?
Wanneer leerling A ervan uitgaat dat leerling B zou ontkennen, wat is dan de beste strategie voor leerling A?
©
a
Wanneer leerling B ervan uitgaat dat leerling A zou bekennen, wat is dan de beste strategie voor leerling B?
Wanneer leerling B ervan uitgaat dat leerling A zou ontkennen, wat is dan de beste strategie voor leerling B?
THEMA 1
LEVEL 7 167
Opbrengstenmatrix 1: Leerling A en leerling B LEERLING B
LEERLING A
BEKENNEN
ONTKENNEN
2 2
4 0
0 4
1 1
Wat is de dominante strategie van leerling A?
c
Wat is de dominante strategie van leerling B?
d
Hoeveel dagen strafstudie zullen beide leerlingen krijgen?
e
Is dat de beste situatie voor beide?
IN
b
N
3
BEKENNEN
ONTKENNEN
In de speltheorie is er sprake van een Nash-evenwicht wanneer het voor geen enkele speler voordelig is om zijn strategie te wijzigen, zolang de andere spelers dat ook niet doen. Op dit moment is het evenwicht
VA
‘bekennen’ voor beide spelers.
Veronderstel dat leerling A van strategie verandert, terwijl leerling B dat niet doet. Is dat beter voor A?
b
Veronderstel dat leerling B van strategie verandert, terwijl leerling A dat niet doet. Is dat beter voor B?
©
a
c
4
168 THEMA 1
Is er sprake van een Nash-evenwicht? Leg uit.
Is de uitkomst van het gevangenendilemma Pareto-efficiënt? Leg uit.
LEVEL 7
Explore 6— Hoe wordt speltheorie binnen de economie gebruikt?
Speltheorie binnen de economie De speltheorie wordt in de economie vaak gebruikt, en vooral dan op een oligopolistische markt. Die markt is niet transparant: elke aanbieder heeft namelijk meer informatie over zijn prijzen en zijn strategische beslissingen. Oligopolisten houden elkaar goed in het oog en reageren op elkaars acties. Daardoor ontstaat vaak een prijzenoorlog die de prijzen omlaagduwt. Het is dan ook verleidelijk voor de producenten om geheime afspraken te maken en een kartel te vormen om zo de concurrentie te verminderen. Door die samenwerking
1
IN
stijgen de prijzen en de consument is daar het slachtoffer van. Bekijk de situatie van twee supermarkten, Colruyt en Delhaize. Ze kunnen beide hun prijzen verhogen of
verlagen. In de opbrengstenmatrix zie je hoeveel extra winst ze bij een bepaalde strategie zullen maken. a
Onderstreep de uitkomst van de onderstaande situaties in de opbrengstenmatrix.
Wanneer Colruyt ervan uitgaat dat Delhaize geen prijsverlaging doet, wat is dan de beste strategie voor Colruyt?
Wanneer Colruyt ervan uitgaat dat Delhaize wel een prijsverlaging doet, wat is dan de beste strategie
N
voor Colruyt?
Wanneer Delhaize ervan uitgaat dat Colruyt geen prijsverlaging doet,
VA
wat is dan de beste strategie voor Delhaize?
Wanneer Delhaize ervan uitgaat dat Colruyt wel een prijsverlaging doet, wat is dan de beste strategie voor Delhaize?
© Shutterstock / Dragos Asaftei
COLRUYT
©
Opbrengstenmatrix 2: Colruyt en Delhaize
GEEN PRIJSVERLAGING
WEL PRIJSVERLAGING
DELHAIZE
GEEN PRIJSVERLAGING
WEL PRIJSVERLAGING
(IN EURO)
(IN EURO) 7 000,00
5 000,00
8 000,00 4 500,00
6 500,00 6 000,00
7 500,00 5 500,00
THEMA 1
LEVEL 7 169
Wat is de dominante strategie van Delhaize?
d
Wat gaan beide supermarkten doen?
e
Is dat de beste situatie voor de twee?
IN
c
Op dit moment is een prijsverlaging het evenwicht voor beide supermarkten.
© Shutterstock / Imladris
a
Veronderstel dat Colruyt van strategie verandert, terwijl Delhaize dat niet doet. Is dat beter voor Colruyt?
b
Veronderstel dat Delhaize van strategie verandert, terwijl Colruyt dat niet doet. Is dat beter voor Delhaize?
c
Is er hier sprake van een Nash-evenwicht? Leg uit.
Veronderstel dat de twee chipproducenten uit Explore 4 stiekem een kartel vormen. Ze kunnen ofwel
VA
3
Wat is de dominante strategie van Colruyt?
N
2
b
de afspraak om de prijzen te verhogen naleven ofwel valsspelen en dus de afspraak niet nakomen. In opbrengstenmatrix 3 zie je hoeveel winst (in miljoen euro) ze extra maken door de afspraak ofwel na te leven ofwel niet na te leven.
Onderstreep de uitkomst van de onderstaande situaties in de opbrengstenmatrix.
Wat is de beste strategie voor TSMC wanneer Samsung de afspraak niet naleeft?
Wat is de beste strategie voor TSMC wanneer Samsung de afspraak wel naleeft?
©
a
Wat is de beste strategie voor Samsung wanneer TSMC de afspraak niet naleeft?
Wat is de beste strategie voor Samsung wanneer TSMC de afspraak wel naleeft?
Hebben beide producenten een dominante strategie? © Shutterstock / Ascannio
170 THEMA 1
LEVEL 7
Opbrengstenmatrix 3: TSMC en Samsung SAMSUNG AFSPRAAK NIET NALEVEN
TSMC
AFSPRAAK NIET NALEVEN
AFSPRAAK NALEVEN
AFSPRAAK NALEVEN
40 26
31 38
47 20
43 32
Is er hier sprake van een Nash-evenwicht? Leg uit.
c
Is er Pareto-efficiëntie? Leg uit.
IN
b
N
Explore 7— Wat is een monopolistische concurrentie?
Monopolistische concurrentie
VA
Je hebt al geleerd over de perfect competitieve markt waar veel vragers en aanbieders zijn en waar de markt efficiënt werkt. Je hebt ook geleerd over de monopolistische markt met een enkele aanbieder, de monopolist, die de output of productie beperkt en de goederen tegen een hogere prijs aanbiedt. De meeste markten zijn in realiteit niet perfect competitief omdat ondernemingen op die markten een bepaalde macht hebben om een prijs te bepalen.
Een monopolistische concurrentie is een marktstructuur die zowel een kenmerk heeft van een monopolie als van volledige mededinging. —
Een groot aantal ondernemingen beconcurreren elkaar. Elke onderneming kan haar prijs slechts in beperkte mate beïnvloeden. Elke prijs kan lichtjes afwijken van de gemiddelde prijs van andere ondernemingen. De acties van een enkele onderneming heeft daardoor weinig invloed op de andere
©
ondernemingen.
—
Elke onderneming produceert een gedifferentieerd product: een product dat geen perfect substituut heeft, maar wel dicht tegen een ander product aanleunt. Sommige consumenten zijn bereid om meer te betalen voor een variatie van het product. Veronderstel dat de prijs van Nike-schoenen stijgt, dan zullen sommige consumenten misschien eerder Adidas of Asics kopen, maar de gevraagde hoeveelheid van Nike-schoenen zal daardoor niet naar nul gaan. Omdat het over heterogene producten gaat, is het moeilijk om prijzen te vergelijken.
THEMA 1
LEVEL 7 171
—
Ondernemingen concurreren met elkaar op basis van productkwaliteit, prijs en marketing. Kwaliteit gaat niet alleen over de specifieke, fysieke kenmerken van een product, maar ook over het design, de betrouwbaarheid en de service alsook het gemak om aan het product te geraken. Om klanten aan zich te binden, proberen de aanbieders op een markt met monopolistische concurrentie zich van de anderen te onderscheiden. Promoties, een goede dienst naverkoop, een mooie verpakking, een milieuvriendelijke productie, kwalitatieve ingrediënten, extra garantie, een knap interieur ... De mogelijkheden voor de aanbieder om zijn producten of merk te differentiëren zijn bijna oneindig. Hoe beter hij daarin slaagt, des te meer hij een monopoliepositie, en de bijbehorende luxepositie van een prijszetter benadert. Voor al die kenmerken betalen de consumenten immers graag een centje meer. Andere aanbieders kiezen dan weer voor niets van dat alles en gaan resoluut voor de laagste prijs. Door de productdifferentiatie, kan er ook op prijs geconcurreerd worden en zal de onderneming op een gepaste manier marketing moeten voeren. Ondernemingen zijn vrij om de markt of de industrie te betreden of te verlaten. Er zijn geen
IN
—
toetredingsbarrières.
Een aanbieder op een monopolistische concurrentiële markt is een beperkte prijszetter, omdat hij in zijn
deelmarkt voor een stuk de prijs kan bepalen. De ruimte om de prijs te bepalen is wel kleiner dan bij een monopolie omwille van de concurrenten die er zijn. De consumenten kunnen dan bij een prijsstijging
overstappen naar de concurrent. Denk maar aan een jeansbroek. Als jouw merk ineens de prijs drastisch verhoogt, zul je overstappen naar een ander jeansmerk?
Aan welke ondernemingen denk je spontaan bij deze branches of sectoren? a
restaurant:
b
kledingwinkel:
c
autodealer / automerk:
d
vliegtuigmaatschappij:
VA
N
1
2
Vergelijk de marktvormen. Vul de eerste twee rijen van de tabel aan.
PERFECTE COMPETITIE
Aantal producenten
©
Aantal consumenten
Productkenmerken
Toetreding
veel
veel
MONOPOLISTISCHE
MONOPOLIE
één
veel
CONCURRENTIE
homogene producten,
één product, geen
veel substituten
substituten
vrije toegang
toetredingsdrempels
172 THEMA 1
LEVEL 7
PERFECTE COMPETITIE Individuele
MONOPOLIE
horizontaal
dalend
P = MO = MK
MO = MK
MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE
vraagcurve voor producent
Wanneer is er winstmaximalisatie? Elasticiteit van de
IN
vraagcurve
Explore 8— Hoe komt de prijs op een markt met monopolistische concurrentie tot stand?
N
Prijszetting monopolistische concurrentie Net als bij een monopolie komt de prijs tot stand daar waar de MK-curve de MO-curve snijdt. Wanneer de aanbieder zich op de monopolistische concurrentiële markt goed kan onderscheiden van de andere spelers, benadert hij meer de situatie van een monopolist. Maar omdat er meer aanbieders zijn en de consument toch kan springen naar een andere aanbieder, is de vraagcurve of de prijsafzetcurve van de aanbieder op die markt vlakker en dus elastischer dan de prijsafzetcurve van een monopolist. Hoe meer substituten, hoe elastischer de
VA
vraag.
Ook hij zal op de korte termijn zijn prijs zelf kunnen zetten en een hogere winstmarge kunnen bereiken. De concurrentie zal dat echter snel opmerken. Door de afwezigheid van toetredingsbelemmeringen zal die concurrentie de positie van de aanbieder bedreigen. Op de lange termijn brengt dat drie gevolgen met zich mee. —
De aanbieder verliest zijn laatste klanten al bij een veel lagere prijs. Bij de monopolist was er immers geen alternatief voorhanden. Het was die prijs of niets. Nu is er daarentegen wel de mogelijkheid om van aanbieder te wijzigen.
—
Door de toenemende concurrentie zijn de afzethoeveelheden van de aanbieder veel lager. De marktvraag moet nu immers over veel meer aanbieders worden verdeeld. Daardoor verliest de aanbieder een deel schaaleffecten met hogere gemiddelde kosten tot gevolg. De vraag, en dus ook de prijsafzetcurve van de aanbieder, wordt veel prijselastischer. Bij een kleine
©
—
prijsverhoging verliest de aanbieder niet alleen de klanten die de consumptie van het goed voor die prijs stopzetten (zoals bij een monopolist), maar ook de klanten die naar de concurrentie overstappen.
Hoe feller de concurrentie begint te spelen, hoe vlakker de prijsafzetcurve wordt. Steeds meer aanbieders zullen de aanvankelijk bijna monopolistische aanbieder beginnen na-apen. Als dat gebeurt, verdwijnt het heterogene karakter van het product. Het grote aantal aanbieders laat de markt steeds meer op een competitieve markt lijken.
THEMA 1
LEVEL 7 173
1
Duid de winst aan op grafiek 5 en 6.
2
Waar zal de prijs op de markt het hoogst en het laagst zijn?
Grafiek 5: Monopolistische concurrentie
GTK
MO
GO
IN
MK
MO, GO, MK en GTK
MO, GO, MK en GTK
Grafiek 4: Perfecte competitie
MK
GO
N
MO
VA
Hoeveelheid
MO, GO, MK en GTK
Grafiek 6: Monopolie
GO
MK
©
MO
GTK
Hoeveelheid
3
174 THEMA 1
Vervolledig nu de tabel in Explore 7 op p. 172-173.
LEVEL 7
GTK
Hoeveelheid
TO THE POINT Oligopolie —
In een oligopolie is er een beperkt aantal aanbieders.
—
De aanbieders zijn geen prijsnemers.
—
De aanbieders moeten rekening houden met de concurrenten.
—
De hoeveelheid die een producent kan aanbieden, hangt af van aangeboden hoeveelheden van de concurrentie.
Homogeen oligopolie versus heterogeen oligopolie Bij een homogeen oligopolie zijn de goederen volledig vervangbaar (perfecte substituten) in de ogen
IN
—
van afnemers. —
Bij een heterogeen oligopolie onderscheiden de goederen zich van die van de concurrenten dankzij productdifferentiatie.
Geknikte vraagcurve Prijs
De aanbieder bevindt zich in de knik van de GO-curve of de prijsafzetcurve. In dat punt is er in zekere mate p1
prijsstarheid. Een aanbieder zal de prijs niet snel
P = GO
veranderen. Concurrenten zouden een prijsverlaging tot
N
onder p1 volgen waardoor de afzet amper zou stijgen. Het groene deel van de prijsafzetcurve is relatief inelastisch.
Er komt slechts een klein aantal nieuwe consumenten bij. Concurrenten zouden een prijsverhoging tot boven p1 niet
volgen waardoor de afzet sterk zou dalen. Het blauwe deel
VA
van de prijsafzetcurve is relatief elastisch.
q1
Hoeveelheid
Speltheorie
De speltheorie onderzoekt hoe spelers tot een bepaalde beslissing komen. Dankzij die studie wordt hun gedrag of reactie voorspelbaarder. In de speltheorie hebben de spelers meestal twee (of drie) keuzes. Die keuzes noem je strategieën. De uitkomst of het resultaat van die strategieën staat in een opbrengstenmatrix of pay-offmatrix.
De dominante strategie is de keuze die een speler altijd maakt, ongeacht de keuze van de andere speler.
©
Wanneer beide spelers dezelfde strategie kiezen, is er een evenwicht. Dat is wat er zal gebeuren op de markt. Bij een Nash-evenwicht loont het voor geen van beide spelers om eenzijdig van het evenwicht af te wijken. Of nog, in die situatie kan geen enkele speler zijn opbrengst verbeteren door eenzijdig een andere keuze te maken. Wanneer het evenwicht niet het beste is voor beide partijen, is er sprake van een gevangenendilemma. De evenwichtshoeveelheid is dan niet Pareto-efficiënt.
THEMA 1
LEVEL 7 175
Monopolistische concurrentie —
Een groot aantal ondernemingen beconcurreren elkaar.
—
Elke onderneming produceert een gedifferentieerd product.
—
Ondernemingen concurreren met elkaar op basis van productkwaliteit, prijs en marketing.
—
Een aanbieder op een monopolistische concurrentiële markt is een beperkte prijszetter.
—
Ondernemingen zijn vrij om de markt of de industrie te betreden of te verlaten want er zijn geen
—
De prijselasticiteit van de vraag is groter dan bij een monopolie.
—
De optimale hoeveelheid wordt bepaald door de hoeveelheid die de marginale kosten gelijkstelt aan
toetredingsbarrières.
Action 1— 1
De telecomsector
Werk in drie groepen. Elke groep werkt met een andere bron op iDiddit. THEMA Tekst over de telecommarkt
Groep 2
Tekst over 5G
Groep 3
Filmpje over de telecomprijzen
N
Groep 1
Beantwoord de vragen die behoren tot jouw onderwerp.
VA
2
IN
de marginale opbrengst.
Groep 1
a
Telecommarkt
Wie waren de spelers op de markt voordat er een nieuwe speler kwam?
b
Wie was de nieuwe speler?
Veroorzaakte de komst van die nieuwe speler een algemene prijsdaling?
©
c
d
Over welke marktvorm gaat het hier? Leg uit.
176 THEMA 1
LEVEL 7
Groep 2
5G
Over welke markt (meer bepaald welke sector) gaat het hier?
b
Wie waren de oudere 5G-aanbieders?
c
Welke nieuwe spelers zijn er?
d
Wat is typisch voor de nieuwe spelers?
Groep 3
Telecomprijzen
IN
a
Hoeveel bedraagt het prijsverschil met de buurlanden in procent?
b
Welke spelers worden in het nieuwsfragment genoemd?
c
Hoe kun je besparen?
VA
N
a
d
Van elke groep gaat nu telkens een leerling zijn tekst of filmpje samenvatten voor de andere groepen. a
Maak notities met een tekstverwerker.
b
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
©
3
Waarom zegt Agoria dat je de prijzen niet kunt vergelijken met die in de buurlanden?
THEMA 1
LEVEL 7 177
Action 2—
De marktvorm in verschillende sectoren
1
Werk in drie groepen.
2
Ga naar iDiddit. Elke groep leest de bijbehorende informatie van zijn groep.
3
Elke groep beantwoordt de vragen. a
Welke marktvorm is er in de sector vermeld in het artikel? Leg uit waarom.
IN
N
b
Ga op zoek naar recenter materiaal over die sector. Is er veel gewijzigd?
VA
Action 3—
Monopolie versus monopolistische concurrentie
©
Vergelijk een monopolie met monopolistische concurrentie. Vul de kenmerken aan in de tabel. MONOPOLIE
MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE
Aantal aanbieders
Concurrentie
veel / weinig
veel / weinig
Toetredingsdrempels
Individuele vraagcurve
voor producent Prijszetting
178 THEMA 1
LEVEL 7
Action 4— 1
Speltheorie bij prijsbeslissing
Lees de case over de twee tankstations.
Beantwoord de vragen.
Wat is de dominante strategie van beide partijen?
b
Wanneer is er een Nash-evenwicht?
c
Is er sprake van een gevangenendilemma? Leg uit waarom (niet).
N
a
VA
2
IN
In een dorpje met een paar duizenden inwoners zijn er twee lokale tankstations, Topoil en Bestoil. Beide willen de prijs verlagen van 1,70 euro naar 1,50 euro om zo de omzet te stimuleren. Ze zijn echter bang dat de andere partij dat ook zal doen. De wekelijkse opbrengst in euro van beide stations, met en zonder prijsverlaging, zie je in de pay-offmatrix.
BESTOIL
©
Opbrengstenmatrix 4: Topoil en Bestoil
PRIJSVERLAGING
PRIJSBEHOUD
TOPOIL
PRIJSVERLAGING
PRIJSBEHOUD
3 000,00 4 500,00
1 500,00 15 000,00
12 000,00 3 000,00
6 000,00 7 500,00
THEMA 1
LEVEL 7 179
Action 5— 1
Speltheorie bij een nieuwe speler op de markt
Lees de case over de twee theeproducenten.
Een nieuwe, kleine theeproducent, Tiny Tea, wil de markt van thee betreden. Die markt wordt gedomineerd door Lipton. De winst van elke onderneming hangt af van de toetreding van Tiny Tea en of Lipton een hoge of lage prijs zal kiezen.
2
NIET-TOETREDEN
IN
TOETREDEN
LIPTON
TINY TEA
HOGE PRIJS
LAGE PRIJS
3
2
1
1
7
0
2
0
N
TINY TEA
Opbrengstenmatrix 5: Lipton en Tiny Tea
Beantwoord de vragen.
Hebben beide spelers een dominante strategie? Indien ja, welke?
VA
a
Is er sprake van een Nash-evenwicht? Leg uit.
c
Veronderstel dat Lipton tegen Tiny Tea zegt dat ze na toetreding door Tiny Tea een lage prijs gaan zetten
©
b
om zo de concurrentie aan te gaan. Moet Tiny Tea dan evenzeer de markt betreden?
180 THEMA 1
LEVEL 7
Action 6—
Meerkeuzevragen
Plaats het cijfer van het correcte antwoord in de tabel onderaan de vragen. Welke bewering omtrent een oligopolie is fout?
1
Enkele ondernemingen bieden een identiek of gedifferentieerd product aan.
B
De ondernemingen houden rekening met hun onderlinge afhankelijkheid.
C
Prijzen veranderen vaak en met grote sprongen.
D
Een onderneming reageert vaak op het gedrag van een andere onderneming.
Als ondernemingen in een oligopolie samenwerken, kun je verwachten dat de prijs:
3
A
op het niveau van perfecte competitie ligt.
B
ergens tussen perfecte competitie en monopolie ligt.
C
op het niveau van de monopolist ligt.
D
ergens tussen monopolistische concurrentie en monopolie ligt.
Oligopolisten werken samen om: A
monopolistische winsten te behalen.
B
productiekosten te minimaliseren.
C
afzet te maximaliseren.
N
Een duopolie is: A
een oligopolie met slechts twee producten.
B
een oligopolie met slechts twee kopers.
C
een oligopolie met slechts twee verkopers.
D
een marktstructuur die kenmerken van oligopolie en monopolistische concurrentie combineert.
VA
4
IN
2
A
5
Bij een Nash-evenwicht is de beste strategie voor elke onderneming:
6
A
het huidig gedrag te handhaven rekening houdend met het huidig gedrag van de andere ondernemingen.
B
de prijs te verhogen.
C
te investeren in nieuwe technologie.
D
de prijs te verlagen.
Ondernemingen in een oligopolie kunnen de winst van de industrie vergroten door: hun producten te differentiëren.
B
te produceren op het perfect competitieve outputniveau.
C
met elkaar samen te werken.
D
geen van bovenstaande.
©
A
7
Het grote verschil tussen perfecte competitie en monopolistische concurrentie is dat in monopolistische
concurrentie: A
er relatief weinig ondernemingen zijn.
B
er geen vrijheid van toetreden en weggaan is.
C
producten gedifferentieerd zijn.
D
prijzen vrij constant zijn. 1
2
3
4
5
6
7
THEMA 1
LEVEL 7 181
BREAKING NEWS 1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
IN
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA
1
Ik kan ‘prijsstarheid’ toelichten.
2
Ik kan de prijs en winst bepalen bij een oligopolist.
3
Ik kan de prijs en winst bepalen bij een aanbieder op
KAN
BETER
4
N
een monopolistische concurrentiële markt. Ik kan het verschil toelichten tussen een oligopolie en monopolistische concurrentie. 5
Ik kan bij speltheorie de dominante strategie bepalen.
Ik kan bij speltheorie het Nash-evenwicht bepalen.
©
VA
6
182 THEMA 1
LEVEL 7
EXTRA OEFENMATERIAAL
LEVEL 8 Hoe probeert de overheid de concurrentie te vrijwaren?
Good to know
IN
INTRO
It’s good to have high-quality competition; it helps drive research forward at a faster space.
Shuji Nakamura
Lees de tekst en markeer:
© Alamy / UPI
a
de ondernemingen in het blauw,
b
wie de onderneming controleert op verstoring van de concurrentie in het groen.
VA
N
1
© Shutterstock / Sergei Elagin
©
In 2022 kocht Microsoft het gamingbedrijf Activision Blizzard, maker van onder andere Call of Duty. Daaropvolgend voerde de Europese Commissie een diepgaand onderzoek naar de mogelijke gevolgen voor de markt. De Europese Commissie was immers bezorgd dat Microsoft de toegang tot de videogames van Activision Blizzard zou afsluiten voor consoles en pc’s. Zo zou Microsoft strategieën kunnen toepassen om concurrerende distributeurs uit te sluiten. Dat zou dan leiden tot hogere prijzen, lagere kwaliteit en minder innovatie. Naar: standaard.be, 2022-12-09
2
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe probeert de overheid de concurrentie te vrijwaren? THEMA 1
LEVEL 8 183
Explore 1— Hoeveel welvaart wordt gecreëerd in de verschillende marktvormen?
Welvaart in verschillende marktvormen Je hebt al geleerd dat op een markt met volkomen mededinging de welvaart Pareto-efficiënt is: niemand kan immers zijn welvaart verbeteren zonder dat een andere partij daarvan nadeel ondervindt. Op een perfect competitieve markt worden middelen efficiënt ingezet wanneer de marktprijs gelijk is aan het marginaal nut van de consument én aan de marginale sociale kosten van de producent. De winst van de handel
IN
bestaat uit het consumentensurplus en het producentensurplus. Wanneer de markt in evenwicht is, is de totale welvaart maximaal. Op een markt met volkomen mededinging heeft elke aanbieder slechts een klein deel van de totale output. Geen enkele aanbieder heeft dus reden om de markt te proberen manipuleren.
Je hebt gezien dat monopolistische concurrentie kenmerken heeft van een monopolie en dat een oligopolie een monopolie probeert te benaderen bijvoorbeeld door een kartel te vormen of door prijsafspraken te maken. Je weet intussen dat bij een monopolie de vraagcurve inelastischer is dan bij monopolistische concurrentie. De elasticiteit en dus de monopoliemacht wordt bepaald door:
de elasticiteit van de marktvraag: hoe elastischer, hoe minder monopoliemacht;
—
het aantal aanbieders op de markt: hoe meer aanbieders, hoe minder macht voor de onderneming;
—
de interactie tussen de ondernemingen: ook al zijn er een paar ondernemingen in de markt, geen enkele
N
—
onderneming is in staat om de prijs fel te verhogen om zo meer winst te maken als de concurrentie heel hard is. Elke onderneming wil immers een groot marktaandeel.
In de andere drie marktvormen zal de prijs altijd hoger liggen en de hoeveelheid altijd lager dan op een markt met volkomen concurrentie. Daardoor zal de welvaart altijd lager liggen dan bij een markt met volkomen
VA
concurrentie.
Bekijk grafiek 1. Veronderstel dat er enerzijds een volkomen concurrentiële markt is met veel aanbieders, en anderzijds een monopolistische markt met slechts een aanbieder. a
Wanneer grafiek 1 van een volkomen concurrentiële markt zou zijn, dan is de GO-curve de marktvraag. De MK-curve is de aanbodcurve van alle aanbieders. Duid de evenwichtsprijs en
b
evenwichtshoeveelheid aan op de grafiek met pc en qc.
Wanneer grafiek 1 van een monopolistische markt zou zijn, duid dan de prijs en de hoeveelheid aan die op de markt tot stand komt met pm en qm.
© c
Duid het verloren consumentensurplus aan door van een volkomen concurrentie naar een monopolie te gaan in het blauw.
d
Duid het deadweight loss dat ontstaat bij een monopolie, in het geel aan.
184 THEMA 1
LEVEL 8
MO, GO en MK
Grafiek 1: Deadweight loss door monopoliemacht
IN
MK
N
GO
MO
VA
Hoeveelheid
Explore 2— Wat houdt het mededingingsbeleid in?
Mededingingsbeleid
In Explore 1 zag je grafisch dat er welvaart verloren gaat wanneer de concurrentie niet voldoende speelt. Daarom zal de overheid, meer bepaald de Belgische Mededingingsautoriteit, ingrijpen als de concurrentie in
©
gevaar komt. Op Europees niveau is de Europese Commissie de toezichthouder. De doelstellingen die in het antitrustbeleid van de overheid staan, vormen het mededingingsbeleid. De belangrijkste doelstellingen zijn: —
de consumenten beschermen tegen machtsmisbruik door grote ondernemingen;
—
de innovatie en de kwaliteit van producten bevorderen door ondernemingen actief met elkaar in concurrentie te laten gaan;
—
het ontstaan van dominante (groepen van) ondernemingen tegengaan;
—
ondernemingen aanmoedigen om zo efficiënt mogelijk en met zo laag mogelijke kosten te produceren.
Om de concurrentie te vrijwaren, zijn er drie algemene regels binnen het beleid: —
verbod om anti-concurrentiële afspraken te maken,
—
verbod voor dominante ondernemingen om misbruik te maken van hun machtspositie,
—
verbod op de vorming of de versterking van de dominante machtsposities door concentraties tussen grote ondernemingen. THEMA 1
LEVEL 8 185
De Mededingingsautoriteit beschikt over onderzoeksbevoegdheden om die verboden praktijken op te sporen. Ze kan boetes uitspreken, ondernemingen verplichten bepaalde maatregelen te nemen en fusies voorwaardelijk toestaan of zelfs volledig verbieden. 1
Surf via iDiddit naar de website van de Belgische Mededingingsautoriteit (BMA). Vervolledig het Good to knowkader over de doelstellingen van de BMA.
Good to know De Belgische Mededingingsautoriteit is een onafhankelijke, administratieve instantie die bijdraagt
IN
tot het definiëren en toepassen van een mededingingsbeleid in België. Concreet vervolgt de BMA praktijken, zoals misbruiken van
en
, en ziet ze toe op de voornaamste
en
. Sinds 22 augustus 2020
beteugelt de BMA ook misbruiken van economische afhankelijkheid. De BMA werkt samen met de
mededingingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie en de Europese Commissie binnen het
2
N
Europees Mededingingsnetwerk (ECN).
Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje van de Europese Commissie. Welke voordelen biedt concurrentie?
Lees de volgende tekst over de instrumenten van het mededingingsbeleid die gebaseerd is op artikels 101
VA
3
en 102 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU). Daarin staat de kern van het Europese antitrustbeleid. a
Mogen supermarkten prijsafspraken maken voor bepaalde productgroepen? Leg uit.
b
Wanneer is overheidssteun verboden?
©
c
Geef enkele voorbeelden van overheidssteun die verboden zou kunnen worden.
d
Waarom werd staatssteun aan ondernemingen ten tijde van de coronapandemie wel toegestaan?
186 THEMA 1
LEVEL 8
Mogen farmaondernemingen samenwerken om een vaccin op de markt te brengen? Leg uit.
f
Wanneer heeft een onderneming een machtspositie?
g
Waarom worden overnames of fusies door grote ondernemingen vaak eerst bekeken door de Europese Commissie?
A Algemeen verbod op concurrentieverstorende overeenkomsten
IN
e
N
Wanneer bedrijven hebben afgesproken niet met elkaar te concurreren maar om de concurrentie te beperken, raakt het gelijke speelveld verstoord, waar vervolgens consumenten en andere ondernemingen schade van ondervinden. Daarom zijn alle overeenkomsten tussen ondernemingen die tot doel hebben de mededinging te verstoren of die de handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden, verboden en nietig. Dat betreft bijvoorbeeld expliciete overeenkomsten (zoals kartelovereenkomsten) en onderling afgestemde gedragingen met het oog op prijsstelling of beperking van de productie, of verdeling van de markt tussen bedrijven (ook ‘bedingen inzake gebiedsbescherming’ genaamd). Die soorten overeenkomsten worden altijd als schadelijk voor de mededinging beschouwd en daarom zonder uitzondering verboden.
(bijvoorbeeld door consumenten buitensporig hoge prijzen in rekening te brengen), brengt die onderneming zowel consumenten als concurrenten schade toe. Daarom is die gedraging verboden.
VA
Onder ‘machtspositie’ wordt verstaan ‘een economische machtspositie van een onderneming, die deze in staat stelt de instandhouding van een daadwerkelijke mededinging in de betrokken markt te verhinderen doordat zij sterk genoeg is om zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, afnemers en uiteindelijk haar consumenten te gedragen’. Voor de beoordeling van een machtspositie wordt de gehele interne markt of een wezenlijk deel daarvan als uitgangspunt genomen. Bij het vaststellen van de omvang van de relevante markt wordt rekening gehouden met de kenmerken van het product, de beschikbaarheid van vervangende producten en het gedrag van de consument respectievelijk diens bereidheid op een alternatief over te stappen.
©
Anderzijds komen andere typen overeenkomsten voor vrijstelling in aanmerking, mits zij bijdragen tot verbetering van de productie of distributie van goederen, of de technische of economische vooruitgang bevorderen. Zo kunnen overeenkomsten tussen bedrijven inzake het delen van kosten of risico’s, of inzake versnelling van innovatie door middel van samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling, aanzienlijke economische voordelen opleveren. Een dergelijke vrijstelling wordt verleend op voorwaarde dat een billijk deel van de daaruit voortvloeiende voordelen de consumenten ten goede komt, dat de overeenkomst niet onnodig beperkend is en dat de mededinging daardoor niet voor een wezenlijk deel van de betrokken producten wordt uitgeschakeld. B Het verbod op misbruik van een machtspositie Wanneer een onderneming die op een bepaalde markt een sterke positie (‘macht’) inneemt die positie gaat misbruiken
C Controle op concentraties Concentraties of overnames kunnen voordelig zijn voor bedrijven en voor de economie als geheel, aangezien zij efficiëntie, synergieën en schaalvoordelen kunnen opleveren. Wanneer zij echter leiden tot vergroting van de marktmacht of tot meer marktconcentratie kunnen zij de concurrentie ook verzwakken. Daarom moeten bepaalde concentraties en overnames worden beoordeeld en mogen zij pas worden afgerond nadat toestemming is verleend. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 139/2004 is een concentratie die de daadwerkelijke mededinging op de gemeenschappelijke markt of een substantieel deel daarvan aanzienlijk zou belemmeren, in het bijzonder doordat een machtspositie zou ontstaan of zou worden versterkt, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.
THEMA 1
LEVEL 8 187
Artikel 107 VWEU bevat een algeheel verbod op staatssteun ter voorkoming van verstoringen van de mededinging op de interne markt die het gevolg kunnen zijn van het verlenen van selectieve voordelen aan bepaalde bedrijven. Alle rechtstreekse, door de lidstaten verstrekte steun (bijvoorbeeld niet-terugbetaalbare subsidies, gunstige leningen, vrijstellingen van belastingen en heffingen en schuldgaranties) is verboden. Dat geldt ook voor alle andere voordelen die als begunstiging worden verstrekt aan bepaalde ondernemingen of sectoren en die de mededinging vervalsen of waarschijnlijk vervalsen, en die het handelsverkeer tussen de lidstaten nadelig beïnvloeden.
E Overheidsdiensten van algemeen economisch belang In sommige lidstaten worden bepaalde essentiële diensten (bijvoorbeeld elektriciteit, de post en de spoorwegen) nog altijd verleend door staatsondernemingen of door ondernemingen die onder zeggenschap van de overheid staan. Die diensten worden beschouwd als overheidsdiensten van algemeen economisch belang en vallen onder de specifieke regels van het EU-kader voor staatssteun. Overheidsdiensten van algemeen economisch belang zijn economische activiteiten die voor consumenten van bijzondere betekenis zijn en die niet door uitsluitend marktwerking geproduceerd kunnen worden, althans niet in de vorm van betaalbare diensten die zonder onderscheid voor iedereen beschikbaar zijn.
N
Het VWEU biedt ruimte voor de toekenning van bepaalde vrijstellingen van dat algehele verbod, wanneer die gerechtvaardigd kunnen worden door specifieke beleidsdoelstellingen bijvoorbeeld de opheffing van ernstige verstoringen van de economie of om redenen van gemeenschappelijk Europees belang. Een recent voorbeeld is de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie in de huidige
COVID-19-uitbraak die is aangenomen om ernstige economische verstoringen als gevolg van de pandemie tegen te gaan. In het verleden zijn ook dergelijke maatregelen genomen in het kader van de wereldwijde financiële crisis ter voorkoming van negatieve overloopeffecten voor het hele financiële stelsel als gevolg van het falen van een afzonderlijke financiële instelling.
IN
D Verbod op staatssteun
VA
Explore 3— Wat doet de overheid tegen kartels?
Actie tegen kartelvorming De BMA vervolgt mededingingsbeperkende praktijken. Zij klaagt met andere woorden ondernemingen aan die onderling overeenkomsten maken of onderling afgestemde gedragingen vertonen met gevolg dat de mededinging op de Belgische markt merkbaar wordt verhinderd. Het is verboden voor ondernemingen om een kartel te vormen. Ondernemingen proberen soms om afspraken te maken met betrekking tot de prijs om de productiehoeveelheid te beperken. Dat is een voorbeeld van een verboden overeenkomst. Ondernemingen die zich op een oligopolistische markt bevinden, trachten vaak ook samen nieuwe spelers uit te sluiten. Een ander voorbeeld van een verboden gedraging is om de markt of de
©
klanten te verdelen onder enkele grote spelers. Ondernemingen die aan een kartel deelnemen bespreken vaak een gezamenlijke strategie waardoor er geen ‘stimulans of incentive’ meer is om nieuwe en betere producten te ontwikkelen of om die tegen een competitieve prijs aan te bieden. De klant wordt daardoor benadeeld, want hij zal een hogere prijs moeten betalen of krijgt een product van lagere kwaliteit in vergelijking met een product op een competitieve markt. De afspraken tussen de kartelleden gebeuren meestal in het geheim. Vaak zijn er ook moeilijk bewijzen te vinden, behalve wanneer een van de kartelleden uit de biecht klapt. De BMA ontwikkelde daarvoor een clementieprogramma. Een onderneming die klikt wordt beschermd en wordt geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van geldboeten. Het clementieprogramma moedigt ondernemingen dus aan om kartels aan te geven. Het feit dat dit clementieprogramma bestaat, zorgt ervoor dat ondernemingen uit schrik dat de andere partij hen zal verraden, niet snel zal deelnemen aan een kartel.
188 THEMA 1
LEVEL 8
Op welke manier kan een kartel de vrije mededinging belemmeren?
2
Welke grote nadelen zijn er voor de consument?
3
Wat houdt het clementieprogramma in?
N
IN
1
TO THE POINT
VA
Op een perfecte competitieve markt is de gerealiseerde welvaart groter dan op een monopolistische markt waar er een deadweight loss is.
Aangezien er welvaart verloren gaat wanneer de concurrentie niet voldoende speelt, zal de overheid ingrijpen, als de concurrentie in gevaar komt. Voor de Belgische markt neemt de Mededingingsautoriteit die taak op zich. Op Europees niveau is de Europese Commissie de toezichthouder. De overheid streeft met haar antitrustbeleid verschillende doelstellingen na. De belangrijkste zijn: —
de consumenten beschermen tegen machtsmisbruik door grote ondernemingen;
—
de innovatie en de kwaliteit van producten bevorderen door ondernemingen actief met elkaar in concurrentie te laten gaan;
het ontstaan van dominante (groepen van) ondernemingen tegengaan;
—
ondernemingen aanmoedigen om zo efficiënt mogelijk en met zo laag mogelijke kosten te
©
—
produceren.
Om de concurrentie te vrijwaren, zijn er drie algemene regels: —
verbod om anti-concurrentiële afspraken te maken,
—
verbod voor dominante ondernemingen om misbruik te maken van hun machtspositie,
—
verbod op de vorming of de versterking van de dominante machtsposities door concentraties tussen grote ondernemingen.
Ondernemingen mogen geen afspraken maken over prijzen, productiebeperkingen of uitsluiting van nieuwkomers. Het is met andere woorden verboden een kartel te vormen.
THEMA 1
LEVEL 8 189
Action 1— 1
Wat doet de overheid om vrije mededinging te vrijwaren?
Ga naar iDiddit.
2
a
Bekijk de filmpjes.
b
Lees de teksten.
Vul de kaartjes aan.
Onderneming: Probleem:
Reactie van de overheid:
IN
A
C
Onderneming:
Onderneming:
Probleem:
VA
Probleem:
N
B
Reactie van de overheid:
Reactie van de overheid:
E
Onderneming:
Onderneming:
©
D
Probleem:
Probleem:
Reactie van de overheid:
Reactie van de overheid:
190 THEMA 1
LEVEL 8
Action 2— 1
Hoeveel welvaart gaat verloren door monopolievorming?
Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies optie 1 als je graag wat ondersteuning hebt. Kies optie 2 als je een uitdaging wilt. Ga naar iDiddit. Je vindt er voor beide opties meer informatie.
Onderneming X produceert als enige een bepaald product. Dit zijn de kostenfuncties en de vergelijking van de vraagcurve van de monopolist:
p = 55 – 2q
2
Beantwoord de vragen over het monopolie.
Bereken rekenkundig. Welke prijs moet de onderneming zetten om winst te maximaliseren?
VA
N
a
IN
totale kosten = 100 – 5q + q2
Welke outputhoeveelheid produceert de onderneming?
c
Controleer grafisch. Teken de grafieken met een rekenblad.
d
Hoeveel winst wordt er gegenereerd? De grafiek kan helpen.
©
b
e
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
THEMA 1
LEVEL 8 191
3
Beantwoord de vragen over de perfecte competitie. a
Wat zou de output zijn wanneer onderneming X zich zou gedragen als een aanbieder in een perfecte
b
4
Welke winst zou hij dan genereren?
IN
competitieve markt en dus zijn prijs gelijkzet aan zijn MK?
Wat is het deadweight loss bij monopoliemacht? Duid dat ook aan op de grafiek.
N
BREAKING NEWS
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
VA
1
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
Ik kan doelstellingen van de Mededingingsautoriteit
©
1
beschrijven.
2
Ik kan toelichten welke nadelen er zijn bij onvoldoende concurrentie.
192 THEMA 1
LEVEL 8
JA
KAN BETER
EXTRA OEFENMATERIAAL
Begrippenlijst Thema 1 1
1
1
BEGRIP
VERKLARING
collectieve
Dat is de curve van alle aanbieders van een
aanbodcurve
product op de markt.
collectieve
Dat is de curve van alle vragers naar een
vraagcurve
product op de markt.
individuele
Die curve geeft het aanbod van een
aanbodcurve
product door een producent of een aanbieder weer.
1
individuele
Die curve geeft de vraag naar een
vraagcurve
product door een consument of een vrager weer.
1
markt
Dat is waar vragers en aanbieders tegen
evenwicht
eenzelfde prijs evenveel goederen vragen als aanbieden.
perfect elastisch
De vraag of het aanbod van een goed is
perfect elastisch als een minimale wijziging
perfect
2
3
De vraag of het aanbod van een goed is
perfect inelastisch als een grote wijziging
van de prijs de gevraagde of aangeboden
hoeveelheid niet laat wijzigen. De
prijselasticiteit
Dat is de mate waarin de gevraagde
van de vraag
hoeveelheid van een goed wijzigt als gevolg
van een wijziging van de prijs.
consumenten-
Dat is de welvaart die op de markt
surplus
gerealiseerd wordt voor de consument.
Het valt samen met het gebied boven de
marktprijs en onder de vraagcurve.
producenten-
Dat is de welvaart die op de markt
surplus
gerealiseerd wordt voor de producent.
©
2
hoeveelheid enorm hard laat wijzigen. De
elasticiteitscoëfficiënt is nul.
1
VA
inelastisch
van de prijs de gevraagde of aangeboden elasticiteitscoëfficiënt is oneindig.
1
N
1
IN JE EIGEN WOORDEN
IN
LEVEL
Het valt samen met het gebied onder de
marktprijs en boven de aanbodcurve.
deadweight
Dat is het verlies aan welvaart, het
loss
verlies van consumentensurplus en / of
producentensurplus, doordat de overheid
op de markt ingrijpt.
THEMA 1
BEGRIPPENLIJST 193
LEVEL 3
BEGRIP
VERKLARING
maximumprijs
Die prijs ligt onder de marktprijs omdat de overheid de consument wil beschermen.
3
minimumprijs
Die prijs ligt boven de marktprijs omdat de overheid de producent wil beschermen.
3
quotum
Dat is een beperking van de hoeveelheid productie die door de overheid wordt
adverse
Dat gebeurt wanneer een van de partijen
selectie
relevante informatie heeft die de andere
partij niet heeft en waardoor er slechte
beslissingen genomen worden zoals kiezen
asymmetrische
Dat betekent dat niet alle partijen
informatie
over evenveel en dezelfde informatie beschikken.
moral hazard
Er is sprake van moral hazard (soms ook
Als er sprake is van negatieve externe
externaliteiten
effecten, heeft de productie of consumptie
of negatieve
van een product een onbedoelde negatieve
externe
invloed op de welvaart in een land.
positieve
Als er sprake is van positieve externe
externaliteiten
effecten, heeft de productie of consumptie
of positieve
van een product een onbedoelde positieve
externe
invloed op de welvaart in een land.
Die goederen zijn uitsluitbaar zijn, maar
VA
negatieve
clubgoederen
© 5
niet-rivaliserend.
commons of
Die goederen zijn niet-uitsluitbaar, maar
gemeen
wel rivaliserend.
schappelijke
goederen
freerider of
Een persoon die meegeniet van de
vrijbuiter
voordelen van de consumptie van een goed, zonder ervoor te betalen.
194 THEMA 1
hun gedragingen, omdat de (financiële)
effecten
5
effecten
5
als mensen meer risico gaan nemen in gevolgen voor een ander zijn.
4
N
wel eens moreel wangedrag genoemd)
4
andere zakelijke transactie.
4
opgelegd.
voor een minder goed product of een
4
IN
4
IN JE EIGEN WOORDEN
BEGRIPPENLIJST
LEVEL 5
5
5
BEGRIP
VERKLARING
publieke
Die goederen zijn niet-rivaliserend en
goederen
niet-uitsluitbaar. Ze worden meestal door
gefinancierd met belastingen.
quasipublieke
Die goederen zijn ofwel niet-rivaliserend
goederen
ofwel niet-uitsluitbaar.
rivaliserend
De consumptie van een goed door een
uitsluitbaar
Iemand kan de consumptie van een goed door een bepaalde persoon verhinderen.
monopolie
Die marktvorm heeft slechts één aanbieder.
6
prijsafzetcurve
Dat is de vraagcurve waarmee een monopolist geconfronteerd wordt.
prijs discriminatie
6
prijszetter
Dat is het geval wanneer de monopolist verschillende prijzen hanteert voor
7
7
klanten.
Dat is een producent die zelf zijn prijs kan
met de markt of concurrenten.
dominante
Dat is de optimale strategie onafhankelijk
strategie
van wat de tegenpartij beslist.
gevangenen
Dat is een situatie waarbij het evenwicht
dilemma
niet het beste is voor beide partijen.
mono
Die marktvorm heeft kenmerken van de
polistische
competitieve markt en de monopolistische
concurrentie
markt.
Nash-
De toestand waarbij de spelers geen
evenwicht
aanleiding meer hebben om hun strategie te
©
7
VA 7
hetzelfde product voor verschillende types
bepalen zonder veel rekening te houden
7
N
6
IN
andere persoon uit.
6
de overheid voorzien en
persoon sluit de consumptie door een
5
IN JE EIGEN WOORDEN
oligopolie
veranderen, wat de strategie van de andere
ook mag zijn. Er is geen evenwicht zolang
minstens een speler er belang bij heeft van strategie te veranderen. Die marktvorm heeft slechts enkele aanbieders en veel vragers.
THEMA 1
BEGRIPPENLIJST 195
LEVEL 7
BEGRIP prijsstarheid
VERKLARING Dat is een kenmerk van een oligopolistische markt waarbij ondernemingen niet snel hun
7
speltheorie
prijzen aanpassen bij een verandering van
de vraag of van de kosten.
De speltheorie onderzoekt – op basis van
de theorie van het kansspel – hoe mensen, ondernemingen of landen tot een bepaalde
beslissing komen. Dankzij die studie wordt
IN
hun gedrag of reactie voorspelbaarder. 8
IN JE EIGEN WOORDEN
mededingings-
Dit beleid is een instrument om te zorgen
beleid
voor een vrije markt en om de concurrentie
©
VA
N
te vrijwaren.
196 THEMA 1
BEGRIPPENLIJST
5
IN
T
VRAAG
F
VA
N
AANBOD
I
©
L
Thema 2: Werking van de kapitaalmarkt
N
THEMA
IN
2
©
VA
Werking van de kapitaalmarkt
IN
LEVEL
N
3
Waarom zijn beleggingsfondsen een goede mix van verschillende beleggingsvormen?
LEVEL
©
VA
2
LEVEL
1
p. 53
Hoe worden aandelen en obligaties verhandeld?
p. 21
Welke factoren beïnvloeden vraag en aanbod op de kapitaalmarkt?
p. 4
LEVEL 1 Welke factoren beïnvloeden vraag en aanbod op de kapitaalmarkt? INTRO
IN
Good to know
In de tweede graad heb je al de economische kringloop bestudeerd. Het is een model dat Richard Cantillon, een Iers-Franse econoom (1680–1734), voor het eerst vormgaf. De Franse econoom François Quesnay nam dat model over van Cantillon en stelde het voor als de bloedsomloop van het menselijke lichaam. Het bloed stond voor de geldstromen in de economie en de verschillende onderdelen van het lichaam voor de drie
economische sectoren (boeren, handelaren en grondeigenaren). Hij noemde zijn model ‘Tableau Économique’.
Later bouwden Karl Marx en John Maynard Keynes verder op datzelfde model. Onder andere de VN en de OECD namen de economische kringloop over van Keynes en zo werd die algemeen internationaal toegepast.
De economische kringloop is een model dat de verschillende actoren van de economie en hun onderlinge relaties
Vorig jaar heb je de kapitaalmarkt bestudeerd. a
Lees de tekst.
b
Noteer de gemarkeerde begrippen op de juiste plaats in de economische kringloop.
VA
1
N
op een heel eenvoudige manier weergeeft. De weergave van het model kan naargelang de bron verschillen.
©
Gezinnen deponeren hun overschotten aan geldmiddelen op bijvoorbeeld een zichtrekening, een spaarrekening of een termijnrekening bij een financiële instelling. Bedrijven die geld nodig hebben om te investeren kunnen op die geldoverschotten een beroep doen. De financiële instelling speelt daarbij een intermediaire rol: ze verzamelt de deposito’s van de gezinnen en verstrekt leningen aan de bedrijven die dat geld nodig hebben op: — de korte termijn (minder dan een jaar) voor tijdelijke financiële tekorten zoals een kaskrediet, — de lange termijn (meer dan een jaar) voor investeringen in onroerende goederen of materiaal. De gezinnen ontvangen een rente op de deposito’s die ze ter beschikking stellen. De bedrijven betalen een interest als kosten voor het lenen van geld.
4
THEMA 2
LEVEL 1
Een bedrijf kan voor de financiering van zijn activiteiten ook een beroep doen op de kapitaalmarkt: de markt waarop financiële activa, zoals aandelen en obligaties, worden verhandeld. Het gaat over activa die een looptijd hebben van minstens een jaar. Als vergoeding voor de aankoop van aandelen en obligaties ontvangen de gezinnen respectievelijk dividenden en rente.
Geldstromen
Bedrijven
N
Gezinnen
IN
Kapitaalmarkt
VA
Financiële instellingen
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Welke mogelijkheden hebben de gezinnen en bedrijven om het aanbod en de vraag op de kapitaalmarkt te bepalen?
©
2
THEMA 2
LEVEL 1
5
Explore 1— Wat wordt verhandeld op de kapitaalmarkt?
Kapitaalmarkt Op de kapitaalmarkt worden financiële activa, zoals aandelen en obligaties, verhandeld. Die activa hebben een looptijd van minstens een jaar. Hoewel ook particuliere beleggers via hun financiële instelling toegang tot de kapitaalmarkt hebben, zijn er voornamelijk grote partijen, zoals banken, bedrijven en institutionele beleggers, actief. Op de kapitaalmarkt kan een vennootschap eigen vermogen of vreemd vermogen aantrekken. Het eigen vermogen staat permanent ter beschikking van het bedrijf. Het bedrijf moet het immers niet na een
IN
bepaalde periode terugbetalen. Daarom heet dat ook ‘risicodragend vermogen’ omdat de aandeelhouder bij een faillissement misschien niets van zijn inbreng terugkrijgt.
Een vennootschap kan ook vreemd vermogen aantrekken door: —
een hypothecaire lening: de kredietverlener heeft een hypotheekrecht op een onroerend goed, zoals een gebouw. Wanneer het bedrijf failliet gaat, verkoopt de kredietverlener het onroerend goed om de schuld
van de hypothecaire lening af te lossen. Indien de opbrengst uit die verkoop niet volstaat om de schuld te vereffenen, krijgt de kredietverlener het ontleende bedrag niet volledig terug; —
een onderhandse lening: de kredietverlener is een persoon of een institutionele belegger, zoals een
N
pensioenfonds. Dat is een fonds waaruit aanvullende pensioenen van werknemers worden betaald. De voorwaarden voor de onderhandse lening worden onderling afgesproken tussen de kredietverlener en het bedrijf dat de lening krijgt; —
obligaties: een belegger koopt een obligatie en leent op die manier voor een bepaalde looptijd geld uit aan een bedrijf of de overheid. De belegger krijgt in ruil rente. Op de eindvervaldag krijgt de ontlener het
VA
ontleende bedrag terug. Dat wordt meer in detail behandeld in een volgende explore. Een deelmarkt van de kapitaalmarkt is de effectenbeurs. Wanneer een bedrijf groeit, kan het op een bepaald ogenblik geen beroep meer doen op enkele particulieren om geld te verschaffen, de zogenaamde ‘fff’ (friends, fans and family). Een vennootschap kan dan geld aantrekken door aandelen uit te geven. In een volgende stap
©
kan het bedrijf zelfs naar de beurs gaan om nieuwe aandelen uit te geven.
6
THEMA 2
LEVEL 1
1
Wat is een institutionele belegger? Gebruik het internet.
2
VOORDELEN
NADELEN
N
3
IN
Ga naar iDiddit en lees de tekst. Wat zijn de voor- en nadelen van een onderhandse lening?
Wat is het verschil tussen inbreng uit eigen vermogen en vreemd vermogen voor een bedrijf? Vul de
VA
onderstaande tabel aan.
EIGEN VERMOGEN
Medezegging
©
Terugbetaling kapitaal
Kosten
VREEMD VERMOGEN
THEMA 2
LEVEL 1
7
Explore 2— Wat is de prijs op de kapitaalmarkt?
Prijs kapitaalmarkt Het aanbod op de kapitaalmarkt wordt bepaald door de bedrijven en overheden die obligaties of aandelen uitgeven. Zowel obligaties als aandelen hebben een looptijd van meer dan een jaar. De vragers van die effecten zijn gezinnen, andere bedrijven en institutionele beleggers. De prijs die op de kapitaalmarkt door de wet van vraag en aanbod tot stand komt, is de rente op overheids Obligatie – op tien jaar. 1
IN
obligaties met een looptijd van tien jaar. Dat type obligatie is een OLO – Obligation Linéaire of Lineaire
Duid op grafiek 1 het aanbod en de vraag op de kapitaalmarkt aan met A en V. Benoem ook de assen.
VA
N
Grafiek 1: Vraag en aanbod kapitaalmarkt
2
Hoeveel bedraagt de huidige rente op overheidsobligaties op tien jaar? Gebruik het internet.
a
Noteer die in de grafiek op de juiste plaats.
b
Op welke site heb je die informatie gevonden?
Van welke marktvorm is sprake op de kapitaalmarkt? Leg uit waarom.
©
3
8
THEMA 2
LEVEL 1
Explore 3— Welke factoren beïnvloeden vraag en aanbod op de kapitaalmarkt?
Beïnvloeding kapitaalmarkt Een aantal economische omstandigheden hebben een sterke invloed op de vraag en / of het aanbod op de kapitaalmarkt. —
Inflatie(verwachting): inflatie doet de reële waarde van het geld (wat je ermee kunt kopen) dalen. Bij een
IN
hogere inflatieverwachting neemt de bereidheid om geld uit te lenen af. Daardoor daalt het aanbod op de kapitaalmarkt en dat zorgt voor een stijging van de rente. Bovendien zullen de centrale banken de rente verhogen om de stijgende inflatie af te remmen. Dan vragen de bedrijven en particulieren minder geld waardoor de vraag op de kapitaalmarkt daalt. —
Reputatie / Debiteurenrisico: de betrouwbaarheid of kredietwaardigheid van een lener speelt een rol. Hoe hoger zijn kredietwaardigheid, hoe meer partijen bereid zijn om hem geld uit te lenen. Dus meer aanbod, lagere prijs. Een kredietwaardig bedrijf of kredietwaardige overheid kan dus goedkoper lenen dan iemand die minder vertrouwen geniet. De kredietwaardigheid wordt in een rating uitgedrukt.
De rating van een obligatie weerspiegelt het financieel vermogen van de uitgever van de obligatie
(de emittent) om de tussentijdse rente uit te keren en het nominaal kapitaal terug te betalen op de
eindvervaldag. De kredietratingagentschappen waarvan Standard & Poor’s (S&P), Moody’s en Fitch
N
Ratings de belangrijkste zijn, bepalen die ratings. Ze baseren zich onder andere op de financiële gezondheid van de emittent, zijn toekomstverwachtingen en de economische vooruitzichten. De ratings gaan van AAA (beste rating) tot C (slechtste rating). Bij een obligatie met een AAA-rating is de kans op wanbetaling of een faillissement het kleinst. Naarmate de rating lager is, neemt dat risico toe. Omdat beleggers een compensatie wensen voor het extra risico dat ze nemen, bieden obligaties met een lagere rating doorgaans een hogere rentevergoeding.
VA
De verschillende ratings worden ter vereenvoudiging in twee groepen onderverdeeld.
Obligaties met een rating tussen AAA en BBB- behoren tot de investment grade. Het zijn relatief veilige beleggingen voor beleggers die beperkte risico’s willen nemen.
Obligaties met een rating tussen BB+ en C behoren tot de speculative grade en worden aanzien als risicovolle beleggingen. Wie hogere risico’s niet vreest, kan obligaties uit die categorie kopen.
Consumenten- / Producentenvertrouwen: de vraag op de kapitaalmarkt is sterk afhankelijk van dat vertrouwen. Wie geld leent, wil er zeker van zijn dat hij de lening in de toekomst kan terugbetalen. Bij een daling van het economisch vertrouwen voelt een consument zich echter minder zeker over zijn financiële toekomst waardoor hij liever geen lening afsluit. Minder vraag naar leningen doet de rente dalen.
©
—
THEMA 2
LEVEL 1
9
1
Vervolledig tabel 1. Gebruik het internet. a
Noteer in de eerste rij de jaartallen en de bijbehorende inflatiecijfers van de laatste zes jaar.
b
Noteer de rente op een OLO op tien jaar van de laatste zes jaar. Geef de rente voor de laatste dag van het betreffende jaar.
c
Verwerk beide gegevens in een grafiek.
d
Wat is je conclusie? Geef een verklaring voor het verloop van beide curven.
Tabel 1: Inflatie en rente op OLO op tien jaar
Inflatie
Rente OLO tien jaar
N
IN
©
VA
Grafiek 2: Inflatie en rente op OLO op tien jaar
2
10
THEMA 2
Bekijk in tabel 2 de ratings van de drie grootste ratingagentschappen. a
Trek een groen kader rond de veilige beleggingen (investment grade).
b
Trek een rood kader rond de risicovolle beleggingen (speculative grade).
LEVEL 1
Lees het artikel. a
Markeer in tabel 2 welke rating Italië volgens het artikel heeft.
b
Markeer in het artikel drie redenen die die rating verklaren.
c
Wat is het gevolg op de (Italiaanse) kapitaalmarkt volgens dit artikel?
IN
3
Tabel 2: Obligatieratings per ratingagentschap
Italië dreigt kwaliteitsrating te verliezen
MOODY’S
S&P
FITCH RATINGS
AAA
AAA
Aa1
AA+
AA+
Aa2
AA
AA
Moody’s heeft de ratingvooruitzichten van Italië
Aa3
AA-
AA-
verlaagd van ‘stabiel’ naar ‘negatief ’. Omdat
A1
A+
A+
A2
A
A
A3
A-
A-
Baa1
BBB+
BBB+
Baa2
BBB
BBB
Er zijn verscheidene redenen waarom Moody’s
Baa3
BBB-
BBB-
somberder werd over de vooruitzichten voor
Ba1
BB+
BB+
Ba2
BB
BB
Ba3
BB-
BB-
kredietbeoordelaar naar het recente ontslag van
B1
B+
B+
Draghi. De politieke onzekerheid is toegenomen,
B2
B
B
omdat vervroegde parlementsverkiezingen zijn
B3
B-
B-
uitgeschreven voor eind september.
Caa1
CCC+
Caa2
CCC
Caa3
CCC-
energieprijzen doen stijgen en de economische
Ca
CC
CC
vooruitzichten doen verslechteren. Ten slotte
C
C
C
N
Aaa
Italië nu met Baa3 de laagste kredietrating
van goede kwaliteit heeft, dreigt het land een
rommelrating te krijgen. Dat zou de Italiaanse
VA
langetermijnrente wellicht verder doen stijgen.
de Italiaanse economie. ‘Het risico dat de
politieke omgeving structurele hervormingen zal hinderen, is toegenomen.’ Daarmee verwijst de
©
Moody’s verwijst ook naar de impact van de
Russische invasie in Oekraïne. De oorlog heeft de
CCC
vreest de kredietbeoordelaar dat de lage economische groei, de rentestijging en een vermindering van de begrotingsdiscipline de gezondheid van de overheidsfinanciën zullen aantasten. Bron: tijd.be, 2022-08-06
THEMA 2
LEVEL 1
11
4
Bekijk grafiek 3. a
Hoe interpreteer je grafiek 3? Raadpleeg het document op iDiddit.
b
Bekijk opnieuw grafiek 2 over de rente op een OLO met een looptijd op tien jaar en vergelijk die met de
IN
grafiek van het consumentenvertrouwen. Wat is je conclusie?
N
Grafiek 3: Indicator van het consumentenvertrouwen
langetermijngemiddelde
©
VA
1990–2022
Bron: NBB
5
In de economie zijn verklaringen niet steeds eenduidig want er zijn enorm veel factoren die het verloop van de rente of het consumentenvertrouwen bepalen. Waarom stijgt de rente vanaf 2021 ondanks het dalende consumentenvertrouwen?
12
THEMA 2
LEVEL 1
TO THE POINT De kapitaalmarkt Op de kapitaalmarkt worden financiële activa, zoals aandelen en obligaties, verhandeld. Die effecten hebben een looptijd van minstens een jaar. Zowel bedrijven, institutionele beleggers als particuliere beleggers hebben toegang tot de kapitaalmarkt. Op de markt kan een vennootschap eigen vermogen of vreemd vermogen aantrekken. Het eigen vermogen is permanent en het bedrijf moet het dus niet terugbetalen aan de kredietverlener. Een bedrijf kan ook vreemd vermogen aantrekken door: een hypothecaire lening: de kredietverlener heeft een hypotheekrecht op een onroerend goed. Bij
IN
—
een faillissement wordt de kredietverlener (deels) terugbetaald van de verkoop van het onroerend goed; —
een onderhandse lening: het bedrijf leent geld van een persoon of een instelling. De kredietverlener en de ontlener spreken onderling de voorwaarden van de lening af;
—
obligaties: een belegger koopt een obligatie en leent op die manier voor een bepaalde looptijd geld
uit aan een bedrijf of de overheid. De belegger krijgt in ruil (jaarlijks) rente en het ontleende bedrag op de eindvervaldag.
De effectenbeurs is een deelmarkt van de kapitaalmarkt. Wanneer een bedrijf groeit kan het geld uit te geven.
N
aantrekken via een aandelenuitgifte. Later kan het bedrijf zelfs naar de beurs gaan om nieuwe aandelen
Bedrijven en overheden die obligaties of aandelen uitgeven, bepalen het aanbod op de kapitaalmarkt. De vragers van die effecten zijn de gezinnen en institutionele beleggers. De prijs die op de kapitaalmarkt door de wet van vraag en aanbod van geld op de lange termijn tot stand komt, is de rente op overheids
VA
obligaties met een looptijd van tien jaar. Dat type obligatie heet een OLO op tien jaar, afkorting van Obligation Linéaire of Lineaire Obligatie.
Een aantal economische omstandigheden hebben een sterke invloed op de vraag en / of het aanbod op de kapitaalmarkt. —
Inflatie(verwachting): wanneer de belegger een stijging van de inflatie verwacht, neemt zijn bereidheid om geld uit te lenen af. Daarop zullen de centrale banken de rente verhogen om de belegger te overtuigen toch geld te ontlenen. Door die rentestijging dalen de vraag op de goederen- en dienstenmarkt, de prijzen en dus de inflatie.
—
Reputatie / Debiteurenrisico: overheden en bedrijven krijgen een kredietrating die de krediet waardigheid ervan uitdrukt. Die ratings worden bepaald door een kredietratingagentschap, zoals
©
Standard & Poor’s (S&P), Moody’s en Fitch Ratings. Beleggers in obligaties van overheden of bedrijven met een slechte kredietwaardigheid eisen een hogere rente als compensatie voor het extra risico dat ze nemen.
—
Consumenten- / Producentenvertrouwen: bij een daling van het economisch vertrouwen is de consument en / of de producent onzeker over de eigen financiële toekomst. De vraag naar geld daalt, waardoor de rente zakt.
THEMA 2
LEVEL 1
13
Action 1— 1
Waarvoor wordt een onderhandse lening gebruikt?
Waarvoor kan een bedrijf een onderhandse lening afsluiten? Surf via iDiddit naar de aangegeven website ter
2
IN
inspiratie.
Werk in drie groepen. Elke groep stelt een modelcontract voor een onderhandse lening op. Tip:
Raadpleeg dezelfde website als bij opdracht 1.
ONDERHANDSE LENING VOOR …
Groep 2
20 000,00 euro voor de aankoop van een nieuwe machine
Groep 3
150 000,00 euro voor de opstart van een eigen zaak
N
250 000,00 euro voor de aankoop van een onroerend goed
Welke gegevens moeten zeker in het contract staan?
VA
a
Groep 1
Wat is de bedoeling van het onderpand bij de lening?
c
Vergelijk je ingebrachte gegevens met
©
b
het contract op iDiddit. Wat zijn de gelijkenissen en de verschillen?
14
THEMA 2
LEVEL 1
Action 2—
Wat is het verband tussen inflatie, rente en de aandelenkoers?
1
Ga naar iDiddit en lees de twee artikels.
2
Verklaar het verband tussen: a
inflatie en rente.
IN
b
rente en de koers van aandelen.
c
N
rente en de vraag naar nieuwe obligaties.
VA
Action 3—
Wat is de betekenis van de creditratings voor landen?
Surf via iDiddit naar de aangegeven website.
Welke rating geven de drie kredietratingagentschappen aan elk land? Noteer in de tabel.
b
Behoort de aankoop van een overheidsobligatie tot de investment of de speculative grade?
©
a
Tabel 3: Ratingsagentschappen
S&P
MOODY’S
FITCH
INVESTMENT OF SPECULATIVE GRADE
België
Griekenland
Argentinië
Nederland
THEMA 2
LEVEL 1
15
Vergelijk de kredietwaardigheid van België met die van de andere drie landen. Wat stel je vast?
d
Verklaar de ratings van de diverse landen. Gebruik het internet.
e
Wat is het gevolg voor de rente die deze landen moeten betalen bij obligaties?
f
Surf opnieuw naar de aangegeven website en kies de kaart met ratings van S&P. Wat stel je vast?
N
IN
c
©
VA
Kaart 1: S&P – World credit ratings
16
THEMA 2
LEVEL 1
Action 4—
Waarom kan een grootbank een slechte rating hebben?
Good to know Credit Suisse is een gekende Zwitserse grootbank. Er werken ongeveer 50 000 mensen.
Lees het artikel. Markeer in het artikel de rating van Credit Suisse.
b
Wat betekent die rating?
c
Waarom heeft Credit Suisse die rating gekregen?
d
Waarom begeeft de bank zich op de kapitaalmarkt?
e
Waarom zouden investeerders uit Qatar dergelijke banken willen ‘helpen’?
N
IN
a
VA
1
Qatar gooit reddingslijn naar Credit Suisse
©
De Qatar Investment Authority, het staatsinvesteringsfonds van de Arabische olie- en gasstaat, wil intekenen op de kapitaalverhoging van 4 miljard Zwitserse frank (4,05 miljard euro) die Credit Suisse wil doorvoeren. Het zou die aangrijpen voor het optrekken van zijn belang in de grootbank, meldt
Financial Times.
Qatar lijkt daarmee te reageren op het voornemen van de Saoedi’s om via de Saudi National Bank voor 1,5 miljard
© Shutterstock / Sergei Elagin
Zwitserse frank te participeren in de kapitaalverhoging van Credit Suisse. Via een ander vehikel heeft Saoedi-Arabië al een belang van 4,9 procent in de Zwitserse grootbank. Qatar en Saoedi-Arabië zijn buurlanden, maar de relaties tussen de twee zijn gespannen.
THEMA 2
LEVEL 1
17
Credit Suisse gaat door de grootste crisis in zijn 166-jarige bestaan. De reputatie van de internationaal actieve investeringsbank is aangetast door een reeks schandalen en verliezen. Om de balans te verstevigen en het vertrouwen van de financiële markten terug te winnen, zoekt Credit Suisse 4 miljard Zwitserse frank vers kapitaal. De kredietbeoordelaar S&P Global Ratings verlaagde woensdag de kredietrating van Credit Suisse van BBB tot BBB-. De nieuwe rating is maar een stap verwijderd van BB, de zogeheten rommelrating. S&P denkt dat de aangekondigde herstructurering serieuze uitvoeringsrisico’s inhoudt in het huidige volatiele klimaat.
2
IN
Bron: tijd.be, 2022-11-02
Noteer een bedrijf met een slechte kredietwaardigheid. Verklaar de situatie van het bedrijf.
Gebruik de website van Testaankoop om obligaties van dergelijke bedrijven te vinden.
Action 5—
Hoe wordt het producentenvertrouwen voorgesteld?
1
Bekijk grafiek 4 en 5.
Wanneer het producentenvertrouwen daalt, neemt de rente af aangezien de vraag naar investeringen en
VA
a
N
Tip:
dus de vraag naar geld daalt. Zie je die evolutie ook op de grafieken? Leg uit. Kijk vooral naar de evolutie sinds 2020.
©
Tip:
b
18
THEMA 2
Geef een verklaring voor de evolutie in de grafieken.
LEVEL 1
IN
Grafiek 4: Gezamenlijke synthetische curve
N
Bron: NBB
©
VA
Grafiek 5: Rente op OLO’s op tien jaar
2
Surf via iDiddit naar de aangegeven website. Zoek de laatste gegevens voor beide grafieken. Bespreek de recente evolutie.
THEMA 2
LEVEL 1
19
BREAKING NEWS 1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Bewaar het bestand in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk level. Geef die
CHECKLIST
IN
submap de naam ‘Thema_2_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘T2_L1_Breakings_news’.
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA
1
Ik kan de prijsvorming op de kapitaalmarkt grafisch voorstellen.
2
Ik kan de prijsvorming op de kapitaalmarkt verklaren
N
aan de hand van economische gebeurtenissen. 3
Ik kan opsommen welke mogelijkheden een bedrijf
heeft om via de kapitaalmarkt vers geld op te nemen. 4
Ik kan verklaren waarom de rating van een overheid
©
VA
of bedrijf de hoogte van de rente bepaalt.
20
THEMA 2
KAN
BETER
LEVEL 1
EXTRA OEFENMATERIAAL
LEVEL 2 Hoe worden aandelen en obligaties verhandeld?
Good to know
IN
INTRO
Toen een soldaat bezwaar maakte tegen het werktempo tijdens de Tweede Wereldoorlog, reageerde toekomstig president Harry S. Truman als volgt: ‘If you don’t like the heat, get out of the kitchen.’
Soms wordt die quote ook gebruikt in de context van beleggingen. Wat betekent die uitspraak dan?
N
1
Good to know
Net zoals de beurs een soort veiling van aandelen is, is Catawiki een onlineveiling van producten. Op basis van een foto en een beschrijving van het product door de verkoper, beoordelen experts het aangeboden
VA
product. Het is vervolgens de verantwoordelijkheid van de koper om aan de hand van die informatie de waarde goed in te schatten.
2
Bekijk de afbeelding van een paar sneakers van Air Jordan. a
Zijn de sneakers van jou als je 155,00 euro biedt?
Wat gebeurt met de prijs als er veel mensen interesse in de
©
b
schoenen hebben?
3
94
4/9 Sneakerveiling >
Air Jordan 4 – Retro Canyon Purple – Sneakers Maat: Schoenen EU 43 HUIDIG BOD
€ 150,00
Plaats bod
Nog 9 dagen
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe worden aandelen en obligaties verhandeld?
THEMA 2
LEVEL 2
21
Explore 1— Wat zijn aandelen?
Aandelen Een aandeel is een eigendomsbewijs van een vennootschap. Het wordt uitgegeven bij de oprichting of bij een kapitaalverhoging van de onderneming. Een persoon die een of meerdere aandelen van de onderneming bezit, is een aandeelhouder. In een grote onderneming (naamloze vennootschap) kunnen er duizenden aandeelhouders zijn, in een kleine besloten vennootschap misschien slechts enkele. Aandelen zijn gedematerialiseerd. Ze zijn dus niet meer fysiek leverbaar op papier, maar worden elektronisch meerdere ondernemingen hebben.
IN
op een effectenrekening bijgehouden. Op die effectenrekening kan een belegger of investeerder aandelen van
Een aandeel heeft geen vervaldag: het geld dat de aandeelhouder heeft verschaft, moet niet worden
terugbetaald, tenzij de onderneming ophoudt te bestaan. Het geld of kapitaal is dus voor lange tijd in de onderneming. 1
Denk even terug aan de lessen boekhouden. Markeer in de verkorte balans van Etn. Fr. Colruyt NV de klasse en
©
VA
N
de rubriek waarin het aandelenkapitaal staat.
Uit: Jaarverslag 2020/21 Colruyt Group, via www.colruytgroup.com
22
THEMA 2
LEVEL 2
© Shutterstock / Pavel Kapysh
2
Bekijk de onderstaande toelichting 6.7.1 van de jaarrekening waar je meer informatie vindt over het kapitaal van de onderneming. Hoeveel aandelen zijn er uitgegeven of in omloop? Markeer het aantal in het rood.
b
Betekent het dat er ook zoveel aandeelhouders zijn? Leg uit.
c
Hoeveel bedraagt het aandelenkapitaal bij Etn. Fr. Colruyt NV? Markeer het bedrag in het geel.
d
Is het bedrag van de aandelen volgestort? Leg uit hoe je dat ziet.
VA
N
IN
a
©
Uit: Jaarrekening 2021/22 Colruyt Group, via www.colruytgroup.com
THEMA 2
LEVEL 2
23
Explore 2— Wat zijn de rechten van een aandeelhouder?
Rechten aandeelhouder Een mede-eigenaar of aandeelhouder van een onderneming heeft recht: —
op deelname in de winst. Bij een nv (niet bij een bv) gaat een deel van de winst naar de reserves van de onderneming. Daarmee kan ze bijvoorbeeld nieuwe activa kopen of een andere onderneming overnemen. Een ander deel wordt aan de aandeelhouders uitgekeerd onder de vorm van een dividend. Dat is meestal 2 à 3 % van de beurswaarde van het aandeel. Op het brutodividend wordt een roerende voorheffing van 30 % afgehouden door de fiscus. De belegger kan echter een bepaald bedrag (800,00 euro in 2022) van geen dividend uitkeren;
IN
die roerende voorheffing terugkrijgen via de belastingaangifte. In sommige gevallen mag een onderneming —
op deelname aan de algemene vergadering van de aandeelhouders met stemrecht;
—
op een deel van het overblijvende vermogen bij ontbinding van de vennootschap, dus wanneer de onder neming (gedwongen) met haar activiteiten stopt.
1
Lees de uitnodiging voor de algemene vergadering van de aandeelhouders van Exmar. Dat is een Belgische scheepvaartonderneming die onder andere transport voor de olie-industrie verzorgt.
Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje. Kan de algemene vergadering het voorstel van de directie ook verwerpen?
VA
N
a
b
Op de dag van de algemene vergadering (17 mei) bedroeg de koers van een aandeel Exmar 5,19 euro. Hoeveel bedroeg dan het nettorendement of de opbrengst voor de belegger in procent?
Tip:
Lees alle info in de uitnodiging.
©
c
Beoordeel dat resultaat.
d
Waarom is het dividend zo laag?
24
THEMA 2
LEVEL 2
IN N
2
Sommige naamloze vennootschappen zoals Bekaert en Lotus Bakeries hebben een dubbel stemrecht. Wat betekent dat? Gebruik het internet.
VA
a
Wie krijgt dat voordeel?
c
Wat is het doel van dubbel stemrecht?
©
b
THEMA 2
LEVEL 2
25
Explore 3— Wat is het verschil tussen nieuwe aandelen en een kapitaalverhoging?
Kapitaal aandelen Een onderneming die nog niet beursgenoteerd is, kan nieuwe aandelen uitgeven en via de beurs kapitaal ophalen. Dat heet een IPO of Initial Public Offering. Met dat geld kan ze dan bijvoorbeeld investeringen of een overname doen. Dat kapitaal komt bij het eigen vermogen van de onderneming terecht. De onderneming beslist hoeveel aandelen ze wil aanbieden en een investeringsbank zal op basis van de voorspelde vraag een (financiële) informatie krijgt over de onderneming.
IN
introductieprijs voorstellen. De onderneming stelt een prospectus op waarbij de geïnteresseerde belegger meer
Een onderneming haalt alleen het gewenste kapitaal op als ze het aandeel niet te duur op de markt brengt.
Is de prijs van het aandeel te hoog, dan haalt de onderneming weinig kapitaal op. Wanneer de vraag naar de
nieuwe aandelen groter is dan het aantal beschikbare aandelen, gebeurt de toewijzing van de aandelen volgens een verdeelsleutel die in de prospectus is opgenomen.
Wanneer een onderneming die al op de beurs is genoteerd, bijkomend kapitaal wil ophalen, kan ze een kapitaalverhoging doen door extra aandelen op de markt te brengen. Dat is nadelig voor de bestaande
aandeelhouders omdat zij dan de winst met meer aandeelhouders moeten delen. Er is winstverwatering:
N
de winst per aandeel ligt namelijk lager. Bovendien moet de beslissingsmacht gedeeld worden met meer aandeelhouders of mede-eigenaars. Meestal heeft een bestaande aandeelhouder wel een voorkeurrecht om als eerste het ‘nieuwe’ aandeel tegen de vastgestelde prijs te kopen.
Een onderneming die een overschot aan liquide middelen heeft, kan een deel van het aandelenkapitaal aan de
VA
aandeelhouder terugbetalen door eigen aandelen in te kopen. Dan is er kapitaalvermindering. In tabel 1 zie je enkele IPO’s van 2022. a
Tegen welke prijs is het aandeel van het autobedrijf Porsche naar de beurs gegaan? Markeer.
b
Op welke beurs kon de belegger een aandeel van Porsche kopen?
c
Soms is de eerste beurskoers hoger dan de verwachte uitgifteprijs. Hoe komt dat?
©
1
Tabel 1: IPO’s 2022
26
THEMA 2
LEVEL 2
2
Zoek de voor- en de nadelen van een IPO. Surf via iDiddit naar een bron die je kan helpen.
3
NADELEN
IN
VOORDELEN
Lees het persbericht van Biocartis. Die onderneming maakt toepassingen om een patiënt snel en eenvoudig van een gepersonaliseerde diagnose te voorzien. a
Op 23 november bedraagt de aandelenkoers van Biocartis 0,85 euro. Waarom is de prijs van een nieuw aandeel
Kan een belegger die nog geen aandelen van Biocartis heeft, nieuwe aandelen kopen?
VA
b
N
lager dan de beurskoers van dat ogenblik?
Biocartis: kapitaalverhoging met voorkeurrecht
©
7 aandelen geven recht om in te tekenen op 4 nieuwe, tegen 0,75 euro per aandeel. Tot 28 november.
4
Waarom zou een onderneming eigen aandelen inkopen?
THEMA 2
LEVEL 2
27
Explore 4— Hoe wordt de koers van een aandeel bepaald?
Vraag en aanbod aandelen De prijs waartegen een belegger een aandeel op de beurs kan kopen, heet de beurskoers of kortweg koers. Die koers schommelt als gevolg van de wet van vraag en aanbod. Wanneer de vraag naar een aandeel stijgt, stijgt de prijs of de koers, en omgekeerd. Wanneer het aanbod van een aandeel stijgt, daalt de koers, en omgekeerd. Beleggers willen een aandeel kopen om mede-eigenaar van de onderneming te worden, of om rendement te behalen. Dat rendement bestaat uit twee delen: het dividend: hoe meer winst de onderneming maakt, hoe hoger het dividend kan zijn en hoe hoger de
IN
—
vraag naar het aandeel wordt. Een onderneming kan echter ook verlies lijden waardoor er geen of een laag dividend is. Van het dividend wordt een roerende voorheffing van 30 % ingehouden; —
de meerwaarde: een belegger probeert om een aandeel te kopen op het ogenblik dat de beurskoers
laag is om het dan te verkopen wanneer de koers hoger is. Op de meerwaarde op aandelen wordt geen
belasting geheven. De beurskoers kan echter ook dalen waardoor hij het aandeel moet verkopen met een minderwaarde.
Waarom de vraag en / of het aanbod van aandelen verandert, is niet eenvoudig te bepalen. Toch zijn er enkele grote tendensen vast te stellen. De economische conjunctuur: wanneer het goed gaat in de economie, in een hoogconjunctuur, maken de
N
—
ondernemingen winst en stijgt de vraag naar het aandeel. In een laagconjunctuur gebeurt meestal het omgekeerde. —
De winstverwachtingen van de onderneming: wanneer de onderneming minder goede resultaten verwacht, zal er geen of een laag dividend zijn waardoor de vraag naar het aandeel daalt en omgekeerd.
—
Politieke maatregelen: wanneer de overheid beslissingen neemt in verband met vennootschaps-
VA
belastingen, milieutaksen, brutolonen … kunnen de kosten of opbrengsten van de onderneming toenemen of dalen. De winst zal overeenkomstig de maatregel veranderen.
—
Sociaal nieuws: de vraag naar een aandeel kan kelderen door bijvoorbeeld een staking of een rapport over
—
slechte werkomstandigheden. Het rendement op andere beleggingsvormen: wanneer het rendement op een spaarboekje of een obligatie stijgt, zal ook de vraag naar aandelen dalen.
—
De rente: wanneer de rente stijgt, zullen de kosten van een lening stijgen. Daardoor zullen de ondernemingen minder geneigd zijn om te investeren. Dat betekent dat ze minder innoveren, minder productief worden enzovoort met als gevolg lagere winst(verwachtingen).
—
Toevallige redenen: door klimatologische of geopolitieke veranderingen (bijvoorbeeld een oorlog) kan het
©
aanbod en / of de vraag van bepaalde aandelen plots veranderen.
1
Lees aandachtig de gebeurtenis. Noteer het gevolg voor de aandelenkoers.
A
Door de oorlog in Oekraïne is het consumenten- en producentenvertrouwen afgenomen. Gevolg:
28
THEMA 2
LEVEL 2
B
C De energieonderneming Engie
krijgt de goedkeuring om in de Verenigde Staten het
maakt recordwinst als gevolg van
geneesmiddel Vyvgart op de markt te brengen.
de torenhoge energieprijzen.
Gevolg:
Gevolg:
D
N
IN
De Belgische geneesmiddelenfabrikant ArgenX
De winst van AXA België, de grootste schadeverzekeraar van
© Shutters tock / Thie
het land, lag in 2021 meer dan een derde lager dan in 2020. Dat is te
rry Hebbelin
ck
VA
wijten aan de hoge schadevergoedingen die uitgekeerd zijn voor de overstromingen in Wallonië. Gevolg:
E
F
Experts pleiten voor een belasting
Vijftiende stakingsdag bij luchtvaartmaatschappij Air
op de meerwaarde bij de verkoop
France-KLM.
van aandelen.
Gevolg:
©
Gevolg:
nd - COMEO
© Shutterstock / Frederic Legra
THEMA 2
LEVEL 2
29
G Amerikaanse beleggers reageren verheugd op een bericht dat de moederonderneming van Facebook duizenden mensen wil ontslaan. Gevolg:
© Shutterstock / Ink Drop
IN
H
Obligaties leveren hoogste rendement op in tien jaar tijd. Gevolg:
2
Bekijk grafiek 1. De dagen waarop KBC een dividend uitgekeerd heeft, staan met de letter ‘D’ aangegeven.
Stel dat je op 26 augustus 2022 voor 47,00 euro een KBC-aandeel hebt gekocht dat je op 23 november voor
Hoeveel bedraagt je winst in procenten? Je hoeft geen rekening te houden met aan- en verkoopkosten.
VA
a
N
52,00 euro weer verkocht. Op 14 november is een brutodividend van 1,00 euro uitgekeerd.
b
Hoeveel bedraagt de koers van een KCB-aandeel op dit moment?
©
Grafiek 1: Verloop beurskoers KBC
30
THEMA 2
LEVEL 2
Explore 5— Loopt een belegger in aandelen risico’s?
Rendement aandelen Het bezit van aandelen houdt een zeker risico in, maar dat risico is niet altijd even groot. Bij defensieve aandelen is de belegger vrij zeker van de continuïteit van de onderneming en van de aandelenkoers. Het rendement op die aandelen is weliswaar minder hoog, maar de kans op minderwaarden of geen dividend is beperkt. Dergelijke aandelen presteren ook behoorlijk in een slechte economische conjunctuur. Ze zijn meestal van ondernemingen die primaire producten aanbieden, zoals voeding, cosmetica of energie. Defensieve
IN
aandelen zijn prima geschikt voor een defensieve belegger. Een dynamische belegger is bereid om meer risico te nemen en belegt meestal in aandelen uit jongere sectoren die een grote groei kennen, zoals software, telecom, farmaceutische industrie of biotechnologie. Zijn aandelen kunnen een hoog rendement opleveren maar ze kunnen ook plots geen waarde meer hebben.
Wat je beleggersprofiel ook is, het is goed om te diversifiëren en te spreiden. Je concentreert je beleggingen niet rond een enkel beleggingsproduct of aandeel. In plaats daarvan kies je voor een verscheidenheid aan soorten beleggingen, zoals aandelen, obligaties of een termijnrekening.
Een onderneming bepaalt zelf op welke beurs of beurzen ze haar aandelen wil verhandelen. Elke beurs
heeft ook een beursindex. Dat is een waardemeter van de betrokken beurs op basis van een selectie van
de belangrijkste beursgenoteerde ondernemingen. Zo is de Bel-20 een index die aan de hand van de twintig
N
grootste beursgenoteerde Belgische ondernemingen de dagelijkse evolutie van de beurs van Brussel weergeeft. De meest gekende beurzen en hun beursindex zijn: BEURS
Brussel
VA
Beurs van Brussel
GEVESTIGD
Bel-20
NYSE (New York Stock Exchange)
New York
Dow Jones
Nasdaq
New York
Nasdaq Composite
London Stock Exchange
Londen
FTSE 100 (lees: Footsie 100)
Tokyo Stock Exchange
Japan
Nikkei 225
Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje over het beleggersprofiel. Stel, je hebt 500,00 euro ter beschikking, zou je die dan dynamisch of defensief beleggen? Leg uit waarom.
©
1
BEURSINDEX
THEMA 2
LEVEL 2
31
2
Zijn de onderstaande aandelen eerder voor de defensieve of dynamische belegger? a
In welke sector is de onderneming actief? Gebruik het internet.
b
Is het aandeel defensief of dynamisch? Kruis aan.
c
Leg uit waarom.
A Bpost Sector: defensief
rooy
ck / Werner Le
© Shuttersto
dynamisch
IN
Reden:
C
B
Meta (Facebook, WhatsApp)
Danone
Sector:
Sector:
defensief
dynamisch
dynamisch
N
defensief
Reden:
VA
Reden:
E
D
ArgenX
Engie
Sector:
Sector:
defensief
dynamisch
dynamisch
Reden:
©
Reden:
defensief
© Shutters tock / Wire
© Shutterstock / Alexandros Michailidis
stock Crea to
32
THEMA 2
LEVEL 2
rs
Analyseer de cijfergegevens van tabel 2 over het netto financieel vermogen van de Belgische particulieren.
b
Leid daaruit de betekenis van de onderstaande woorden af:
financiële activa:
financiële verplichtingen:
netto financieel vermogen
Hoeveel bedraagt het percentage aan:
IN
a
aandelen in het netto financieel vermogen van de Belgische gezinnen op 30 juni 2022?
liquide middelen (zonder termijnrekeningen) in het netto financieel vermogen van de Belgische
N
3
gezinnen op 30 juni 2022?
Hoeveel euro bedraagt het belegde geld (aandelen, beleggingsfondsen en verzekeringsproducten) van de
VA
c
gemiddelde Belg? Stel dat er 11,5 miljoen inwoners zijn.
©
Tabel 2: Verloop van het netto financieel vermogen van particulieren in miljard euro (2e kwartaal 2022)
Bron: NBB
THEMA 2
LEVEL 2
33
Explore 6— Hoe verhandel je aandelen?
Verhandelen aandelen Op de primaire markt halen ondernemingen rechtstreeks geld op door de aandelen voor de eerste keer aan te bieden, de zogenaamde IPO of Initial Public Offering, of via een kapitaalverhoging. Op de secundaire markt worden bestaande aandelen verhandeld, met andere woorden gekocht en verkocht. Dat gebeurt via (effecten)beurzen. In België is er slechts een beurs in Brussel, de Euronext. Dat is een vennootschap die ook de beurzen van Amsterdam, Parijs, Dublin, Rome, Oslo en Milaan beheert. Als er bij de
IN
verhandeling van aandelen een meerwaarde wordt gecreëerd, dan komt die de belegger ten goede, niet de onderneming.
Een belegger heeft enkel via een erkende bemiddelaar (een beursvennootschap of een kredietinstelling zoals een bank) toegang tot de beurs, nooit rechtstreeks. Op de continumarkt van de beurs kan doorlopend een
onbeperkt aantal orders (aankoop of verkoop) worden geplaatst. Een belegger plaatst meestal een beursorder bij zijn financiële instelling of beursvennootschap via een app of programma. Een effectenrekening bij dat
platform is noodzakelijk om de gelden af te halen of te storten. Gekende platformen zijn Bolero (van KBC), Saxo Bank of Keytrade Bank. Voor de uitvoering van een order zijn de volgende gegevens noodzakelijk: de naam van
het aandeel, het aantal aandelen en of het om verkoop of aankoop gaat. Bij een limietorder kan de belegger een maximumprijs doorgeven bij een aankoop en een minimumkoers bij een verkoop. Het aandeel zal in dat geval
1
N
pas gekocht of verkocht worden als de limietkoers niet wordt overschreden.
Op de website van Euronext staat alle informatie van de verhandelde aandelen, zoals het aandeel van de Kinepolis Group. Bekijk de onderstaande gegevens.
Zoek de volgende gegevens online op en vul aan.
VA
a
De verandering van de beurskoers in procenten ten opzichte van de voorgaande dag.
De beurskoers van het aandeel op het einde van de laatste beursdag.
De hoogste beurskoers van het afgelopen jaar.
Het aantal aandelen dat is verhandeld (gekocht / verkocht) op het einde
van de laatste beursdag.
Het verschil tussen de hoogste en de laagste beurskoers van deze beursdag.
Op welke beurs wordt dit aandeel verhandeld?
Over welke periode toont de grafiek de beurskoers van Kinepolis Group?
© b
Zoek op de website van Euronext de huidige beurskoers op van Kinepolis Group.
In welke zin is die veranderd tegenover de schermafbeelding?
34
THEMA 2
LEVEL 2
Bereken de minder- of meerwaarde voor één aandeel.
Zou je er goed aan hebben gedaan om enkele aandelen te hebben gekocht op 30 januari 2023? Leg
VA
N
IN
uit waarom (niet).
Stel dat je een effectenrekening hebt bij het beleggingsplatform Bolero. Je bent ingelogd op je persoonlijk account en wilt 20 aandelen van Kinepolis kopen. Je wilt het aandeel aankopen tegen een koers die maximaal 2,00 euro hoger is dan de slotkoers. Dat is de laatste koers van die dag waartegen het aandeel is verhandeld.
©
2
Je wilt dat het order maximaal tot het einde van de maand kan worden uitgevoerd. a
Vul het order voor aandelen van Kinepolis Group aan.
b
Welk bedrag gaat er van je effectenrekening als het order wordt uitgevoerd aan de limietkoers?
c
Is het mogelijk dat dit order aan een prijs van 40,50 euro wordt uitgevoerd? Leg uit waarom (niet).
THEMA 2
LEVEL 2
35
Hoeveel kosten zijn er verbonden aan de aankoop als die wordt uitgevoerd aan een koers van 40,50 euro?
e
Wat is het aandeel van de kosten in de totale aankoopprijs?
©
VA
N
IN
d
36
THEMA 2
LEVEL 2
Explore 7— Waaraan moet een belegger aandacht besteden als hij belegt in obligaties?
Obligaties Een onderneming die geld nodig heeft om investeringen te doen, kan geld lenen bij financiële instellingen. Ze kan ook een beroep doen op de belegger en een obligatielening uitschrijven. Dat betekent dat de onderneming een lening aangaat bij personen die geld willen verschaffen. Een obligatielening is dus een schuld van de uitgever of emittent van de obligatie ten opzichte van de obligatiehouder. Wanneer een overheid, zoals de federale overheid of de Vlaamse Gemeenschap, geld nodig heeft, kan ze eveneens geld ontlenen door de
IN
uitgifte van een lineaire obligatie (OLO) of een zogenaamde staatsbon. Soms kunnen alleen institutionele beleggers zoals pensioenfondsen de obligatie aankopen.
Net zoals bij aandelen gebeurt de uitgifte van de obligatie op de primaire markt en de verhandeling van de
bestaande obligatie op de secundaire markt. Op de primaire markt krijgt de uitgever van de obligatie het bedrag van de obligatie. Bij de verhandeling op de secundaire markt gebeurt de aan- en verkoop tussen beleggers en wordt de uitgever van de obligatie niet betrokken.
Via een rating (zie level 1) krijgt de mogelijke belegger een idee van de kredietwaardigheid van de uitgever of
N
emittent van de obligatie. Of de belegger bereid is een obligatie te kopen van een bepaalde emittent is vooral afhankelijk van het nettorendement dat vooral bepaald wordt door de rente. Op de rente die de belegger ontvangt, de zogenaamde coupon, is een roerende voorheffing (belasting) van 30 % van toepassing. Hieronder zie je een fragment uit de prospectus van een obligatielening van de industriële bakkerijgroep La Lorraine. Vul de tabel aan.
©
VA
1
THEMA 2
LEVEL 2
37
INFORMATIE
VERKLARING
ANTWOORD
Emittent
De uitgever van de obligatie of de ontlener
Nominale waarde
Dat is de waarde waartegen de obligatie
(of coupure)
wordt uitgegeven en die de emittent op de
eindvervaldag zal terugbetalen. Rente
Dat is het percentage dat de obligatiehouder, meestal jaarlijks, ontvangt. Dag waarop het ontleende bedrag wordt
of vervaldatum
terugbetaald.
Maximumbedrag
Wanneer de obligatie voor dit bedrag is
dat de emittent wil
onderschreven door de belegger, wordt de
ophalen.
lening afgesloten.
Minimaal belegd
Het minimumbedrag dat de belegger moet
bedrag
beleggen.
Uitgifteprijs
Het bedrag dat de belegger bij de aankoop van de obligatie moet betalen. De opbrengst of het rendement voor de
N
Nettorendement
IN
Terugbetalingsdatum
belegger op de vervaldag, rekening houdende
met de belastingen (roerende voorheffing), rente en de uitgifteprijs
In de prospectus van de obligatielening van La Lorraine staat de volgende paragraaf.
VA
2
a
Wat betekent die paragraaf voor de mogelijke belegger?
b
Hoe kan de belegger meer informatie krijgen over de kredietwaardigheid van La Lorraine?
©
e) Afwezigheid van kredietrating kan de prijszetting van de Obligaties moeilijker maken De Emittent en de Obligaties hebben geen kredietrating, en de Emittent is momenteel niet van plan een kredietrating te vragen voor zichzelf of de Obligaties op een latere datum. Het kan daarom moeilijker zijn voor beleggers om het vermogen van de Emittent om te voldoen aan zijn betalingsverplichtingen onder de Obligaties te beoordelen. [...] De voorgaande elementen kunnen een impact hebben op zowel de liquiditeit van de Obligaties als op de beurskoers van de Obligaties.
38
THEMA 2
LEVEL 2
3
Surf via iDiddit naar de website met de rating van België en Nederland door de drie belangrijkste kredietratingsbureaus. a
Vul de ratings in de tabel aan. MOODY’S België
Nederland
Wat is je conclusie? De betekenis van de rating vind je op diezelfde website.
c
Wat is het verschil tussen beide landen wanneer ze een obligatie uitgeven?
N
België heeft op basis van een aantal parameters een andere rating gekregen dan Nederland.
Noteer de Engelstalige term van elke parameter.
Vul de gegevens voor België en Nederland in.
Leg aan de hand van die cijfers uit waarom de rating van Nederland beter is.
VA
d
PARAMETER
NEDERLANDS
Schuld t.o.v. bbp
Begrotings
©
tekort t.o.v. bbp
4
FITCH RATINGS
IN
b
S&P
BELGIË
ENGELS
NEDERLAND
CONCLUSIE
Waarom kiest een onderneming er soms voor om geen beroep te doen op een financiële instelling om een lening aan te gaan?
THEMA 2
LEVEL 2
39
Explore 8— Hoe wordt het rendement bepaald voor de belegger in obligaties?
Rendement obligaties Obligaties zijn verhandelbaar: een belegger kan ze op elk moment tegen een bepaalde prijs kopen of verkopen op de secundaire markt. De koper kan ook altijd kiezen om een bestaande obligatie op de secundaire markt of een nieuwe obligatie op de primaire markt te kopen.
IN
De koers of prijs van een bestaande obligatielening op de secundaire markt daalt wanneer de marktrente stijgt. De belegger wil de bestaande obligatie immers niet meer kopen omdat de rente op onder andere
termijnrekeningen is gestegen. De vraag naar die obligatie zal dalen. De belegger is alleen geïnteresseerd in de oude obligatie als ze tegen een lagere koers gekocht kan worden. Omgekeerd zal bij een rentedaling een
belegger een bestaande obligatielening met een relatief hoge rentevergoeding willen kopen omdat daardoor zijn rendement stijgt. Daardoor zal de vraag naar die obligatie stijgen en met andere woorden ook de koers ervan. Obligaties die worden uitgegeven in vreemde munten hebben nog de mogelijkheid om een meer- of
minderwaarde te realiseren wanneer de wisselkoers van de vreemde munt verandert. Op de meerwaarde bij de verkoop van een obligatie wordt de belegger niet belast, enkele op de rente.
De tweede grootste champagneproducent ter wereld is Vranken-Pommery Monopole. Die onderneming heeft
N
1
op 19 juni 2019 een obligatielening uitgeschreven met een rente van 3,45 % (dat zie je ook in de naam van de obligatie). Surf via iDiddit naar de website van Euronext Brussels en zoek de koers van de obligatie op. Het ISIN-nummer is BE0006253344.
Hoe wordt de koers van een obligatie uitgedrukt?
VA
a
b
Hoeveel zou je nu op de secundaire markt betalen voor 1 obligatie met een nominale waarde van 1 000,00 euro?
Hoeveel moet je betalen indien je de obligatie op de hoogste koers van het afgelopen jaar had gekocht?
©
c
d
Waarom zou de koers van de obligatie in die periode gewijzigd zijn?
© Shutterstock / Pack-Shot
40
THEMA 2
LEVEL 2
2
Bekijk de obligatielening van Amazon.com in US-dollar (USD). Stel dat je op 13 april 2022 op de primaire markt een obligatie hebt gekocht. Je houdt geen rekening met eventuele belastingen. a
Op 13 april 2022 was de wisselkoers 1,00 euro = 1,0871 US-dollar. Hoeveel euro heb je op die dag betaald voor de aankoop van een obligatie met een coupure van 1 000,00 US-dollar?
Welke rente krijg je na een jaar
in US-dollar?
IN
b
© Shutterstock / Sergei Elagin
als de wisselkoers dan 1,00 euro = 1,10 US-dollar bedraagt?
als de wisselkoers dan 1,00 euro = 1,00 US-dollar bedraagt?
N
c
Je hebt dus het hoogste rendement bij de aankoop van een obligatie met een ander valuta wanneer de
©
VA
wisselkoers van de euro stijgt of daalt. Verklaar.
© Goldwasser Exchange
THEMA 2
LEVEL 2
41
TO THE POINT Aandelen Een onderneming kan geld ophalen door aandelen uit te geven: —
op het ogenblik dat ze voor de eerste keer naar de beurs gaat (IPO of Initial Public Offering);
—
via een kapitaalverhoging.
→
koers stijgt
Aanbod stijgt →
Vraag stijgt
koers daalt
→
koers daalt
Aanbod daalt →
koers stijgt
Vraag daalt
IN
De prijs waartegen een belegger een aandeel kan kopen op de beurs, is de beurskoers.
Het rendement van een aandeel bestaat uit twee delen: —
het dividend,
—
de meerwaarde.
De vraag en / of het aanbod van aandelen, en met andere woorden ook de beurskoers, is o.a. afhankelijk van: de economische conjunctuur,
—
winstverwachtingen van de onderneming,
—
politieke maatregelen,
—
sociaal nieuws,
—
het rendement op andere beleggingsvormen,
—
de rente,
—
toevallige redenen.
N
—
VA
Aandelen zijn altijd risicovol. —
Een defensieve belegger verkiest aandelen van stabiele ondernemingen.
—
Een dynamische belegger is bereid om veel risico te nemen.
Een belegger koopt en verkoopt aandelen door een beursorder te plaatsen bij een erkende bemiddelaar, meestal een financiële instelling. Obligaties
Een onderneming kan ook een obligatielening uitschrijven. Een obligatielening is dus een schuld van de uitgever of emittent van de obligatie ten opzichte van de obligatiehouder. De belegger is bereid een obligatie te kopen van een bepaalde emittent als het nettorendement voldoende
©
hoog is. Dat wordt vooral bepaald door de rente. Obligaties zijn verhandelbaar op de secundaire markt.
42
THEMA 2
Marktrente stijgt →
koers daalt
Marktrente daalt →
koers stijgt
LEVEL 2
Action 1—
Hoe verloopt de beursgang van Coolblue of Porsche?
Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies, afhankelijk van je interesse, of je de beursgang van Coolblue (optie 1) of van Porsche (optie 2) wilt bestuderen. Vink de gekozen optie aan. Optie 1
Ga naar iDiddit en lees beide artikels. Waarom is hier sprake van een IPO?
b
Waarom wil Coolblue naar de beurs gaan?
c
HAL was op het moment van de beursgang aandeelhouder van Coolblue. Was Coolblue dan al
IN
a
N
1
De beursgang van Coolblue
VA
beursgenoteerd?
Waarom wil de investeringsmaatschappij HAL haar aandelen verkopen?
e
Is een investering in aandelen van Coolblue een goede belegging?
©
d
© Shutterstock / PixelBiss
THEMA 2
LEVEL 2
43
Zijn er risico’s aan de investering in nieuwe aandelen verbonden?
g
Waarom werd de beursgang uitgesteld?
h
Wordt het aandeel op dit ogenblik genoteerd op de beurs van Amsterdam, onderdeel van Euronext?
IN
f
Stel dat jij geïnteresseerde beleggers moet adviseren over de IPO. Wat zou jij hen aanraden? a
Maak een presentatie van maximaal vijf dia’s met jouw advies.
b
Verwerk in je presentatie de antwoorden op de vorige vragen.
c
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
©
VA
2
N
Surf naar de website van Euronext.
44
THEMA 2
LEVEL 2
Optie 2 1
De beursgang van Porsche
Ga naar iDiddit en lees het artikel. a
Verklaar in je eigen woorden wat er wordt bedoeld met ‘het aandeel is tegen 82,50 euro aan de man
IN
gebracht, aan de bovenkant van de prijsvork’.
Waarvoor wil Porsche het geld van de beursintroductie gebruiken?
c
Zijn alle aandelen van Porsche naar de beurs gebracht? Leg uit waarom (niet).
d
Wat belooft de onderneming in verband met het dividend?
VA
N
b
Bespreek de trend en de huidige koers van het aandeel. Je vindt het onder de naam DE000PAG9113.
f
Was het een goede investering als je het aandeel had gekocht bij de beursintroductie?
©
e
2
Stel dat jij geïnteresseerde beleggers moet adviseren over de aankoop van een Porscheaandeel. Wat zou jij hen aanraden? a
Maak een presentatie van maximaal vijf dia’s met jouw advies.
b
Verwerk in je presentatie de antwoorden op de vorige vragen.
c
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio. © Shutterstock / Al.geba
THEMA 2
LEVEL 2
45
Action 2—
Waarom doen ondernemingen een kapitaalverhoging?
Lees het artikel. Wat is de activiteit van de onderneming VGP? Gebruik het internet.
b
Hoe kun je een nieuw aandeel van VGP kopen?
c
Hoe probeert VGP aandeelhouders te overtuigen om in te schrijven op nieuwe aandelen?
d
Waarom doet VGP dat, met andere woorden zou de onderneming anders geen investeerders vinden voor de
N
VA
nieuwe aandelen?
IN
a
Kapitaalinjectie van 300 miljoen moet zorgen om VGP wegnemen VGP gaat ruim 300 miljoen euro ophalen met een publieke kapitaalronde. De forse geldronde, tegen een stevige korting op de beurskoers, moet de beleggerszorgen over de financieringsnood bij de vastgoedontwikkelaar temperen. Aandeelhouders van VGP kunnen per vier bestaande aandelen intekenen op een nieuw aandeel, tegen 55,50 euro
©
per stuk, leert een persbericht. Dat is een forse korting van 35 procent op de slotkoers van 84,90 euro dinsdag. De geldronde volgt op een woelige periode voor de ontwikkelaar van logistieke panden die sinds begin 2022
67 procent van zijn waarde is verloren en alle ‘pandemische’ winst weer kwijt is. VGP incasseerde begin oktober zijn
grootste koersval ooit, nadat de Duitse partner Allianz de joint venture – de jongste jaren belangrijk voor de Europese expansie van VGP – had bevroren. Via de verkoop van nieuwe ontwikkelingen aan die joint venture kreeg VGP de nodige centen binnen om nieuwe projecten op te starten, en kreeg het tegelijk meer vaste huurinkomsten binnen. De kapitaalronde lijkt vooral bedoeld om de onrust bij beleggers te milderen. Een analist van Barclays schreef
eerder deze maand dat VGP door de relatief hoge schuldgraad van 55 procent nood had aan extra cash, voor zowel de geplande investeringen als voor schuldaflossingen. Bron: tijd.be, 2022-11-16
46
THEMA 2
LEVEL 2
Action 3—
Wat staat er in het verslag van de algemene vergadering van de aandeelhouders?
Op iDiddit vind je het verslag van de algemene vergadering der aandeelhouders van Bekaert. Dat is een staaldraadproducent die je zeker kent van de groene metalen afsluitingen. Lees diagonaal de grote onderdelen en titels van het verslag. Wat is de bedoeling van de algemene vergadering?
b
In welk agendapunt vind je goedkeuring van de jaarrekening?
c
Hoe weet je of die is goedgekeurd?
d
De algemene vergadering heeft besloten om een dividend uit te keren.
VA
N
IN
a
Hoeveel bedraagt dat?
Uit welk agendapunt leid je dat af?
Vanwaar komt het geld om de dividenden uit te keren?
©
e
Wat is de bedoeling van punt 2 van de agenda?
THEMA 2
LEVEL 2
47
Action 4—
Is de beurs risicovol?
Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje van KanaalZ. Beantwoord de vragen. a
Waarom is de beurskoers van het aandeel bpost
b
Wat was het resultaat op de beurskoers? Is de koers gestegen of gedaald?
IN
drastisch gewijzigd?
© Shutterstock / Robson90
Met hoeveel procent is de beurskoers gewijzigd?
d
Hoeveel bedroeg de beurskoers van een aandeel bpost nog toen het nieuws bekendgemaakt werd?
e
Hoe komt het dat de beurskoers is gewijzigd?
VA
N
c
Hoeveel bedroeg de koers van een aandeel bpost in januari 2018 (ongeveer)?
g
Bereken de wijziging (van januari 2018 tot de datum van dit artikel) procentueel.
h
Hoe is het aandeel van bpost sinds 25 oktober 2022 geëvolueerd? Surf naar de website van Euronext Brussels.
i
Was het aandeel bpost bij zijn beursgang in 2013 een aandeel voor een defensieve belegger? Leg uit.
©
f
48
THEMA 2
LEVEL 2
Action 5—
Wat is je beleggersprofiel?
Forum Zou je graag snel winst maken ook als is er een kans dat je ook geld verliest, of zou je liever iets minder winst maken maar zonder al te veel risico?
Ga naar iDiddit en lees de informatie over de verschillende beleggersprofielen.
2
Stel dat je 3 000,00 euro hebt gespaard waarvan je een deel wilt beleggen. a
Hoe zou je dat bedrag procentueel verdelen over cashgeld, aandelen en obligaties?
cashgeld:
%
aandelen:
%
obligaties:
%
Waarom?
VA
N
b
IN
1
Selecteer vijf aandelen en / of obligaties waarin jij zou beleggen volgens jouw beleggersprofiel. a
Beschrijf in een tekstbestand waarom je die hebt gekozen.
b
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
©
3
THEMA 2
LEVEL 2
49
Action 6—
Welke aandelen worden genoteerd op de verschillende beurzen?
Surf via de website van De Tijd naar de beursgegevens. Noteer in de tabel bij elke effectenbeurs twee ondernemingen die je kent. a
Is dat aandeel opgenomen in de beursindex van die beurs?
b
Zou je er een aandeel van kopen? Leg uit waarom (niet). ONDERNEMINGEN
Beurs van Brussel
NYSE
VA
Beurs van Amsterdam
Volg drie aandelen uit de lijst in de loop van het schooljaar.
Houd wekelijks in een rekenblad de koers van het aandeel bij.
Maak op het einde een grafiek per aandeel met de koersevolutie.
Bereken per aandeel het rendement vanaf nu tot op het einde van de registraties.
Formuleer je conclusie.
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
©
c
© Shutterstock / lev radin
50
THEMA 2
KOPEN?
N
Nasdaq
Beurs van Japan
INDEX
IN
BEURS
LEVEL 2
Action 7—
Hoe analyseer je een prospectus voor een obligatielening?
1
Bekijk de prospectus op iDiddit.
2
Overtuig mogelijke investeerders om in te schrijven op de obligatie. Maak met een rekenblad een grafiek van de obligatielening. Zorg dat deze elementen erin voorkomen: enkele belangrijke financiële cijfers van de onderneming,
b
de kenmerken van de obligatielening (rente, nominaal bedrag ...)
c
enkele gegevens van de onderneming (activiteit ...).
Beschrijf hoe de koers sinds de introductie verlopen is. Surf naar de website van Euronext en geef de ISIN-code in: BE0002867480.
4
IN
3
a
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Good to know
De ISIN-code is de afkorting van International Securities Identification Number en is een uniek internationaal
Zou je een staatsbon kopen van de federale overheid?
VA
Action 8—
N
identificatienummer dat aan alle effecten wordt gegeven.
Ga naar iDiddit en bekijk de reclame voor de staatsbons. a
Wat is een staatsbon? Bekijk ook het filmpje op iDiddit.
b
Is een staatsbon minder risicovol dan een bedrijfsobligatie? Leg uit waarom (niet).
©
c
Wanneer krijg je bij die obligatie een brutorente van 2,40 %?
d
Hoeveel krijg je netto als je op die obligatie hebt ingeschreven voor 2 000,00 euro?
e
Wanneer krijg je het belegde geld terug van de federale overheid?
THEMA 2
LEVEL 2
51
Het is een uitgifte a pari. Wat betekent dat? Gebruik het internet.
g
Wat als je je geld eerder nodig hebt omwille van een financieel probleem?
h
Surf naar de website van Euronext en zoek de obligatie op. Verklaar de koers van de obligatie op dit ogenblik.
IN
f
BREAKING NEWS
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
N
1
CHECKLIST
VA
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1
Ik kan de begrippen ‘aandeel’ en ‘obligatie’ omschrijven.
2
Ik kan beschrijven hoe aandelen en obligaties worden gekocht en verkocht op de secundaire markt.
3
Ik kan beschrijven hoe aandelen en obligaties op de
©
primaire markt verhandeld worden.
4
Ik kan verklaren welke risico’s een belegger loopt bij handel in aandelen en obligaties.
5
Ik kan verklaren waarom de koers van een aandeel en een obligatie wijzigt.
6
Ik kan verklaren hoe een aandeel of een obligatie rendement kan geven voor de belegger.
7
Ik kan beschrijven hoe een belegger zich kan beschermen tegen verliezen bij de handel in aandelen en obligaties.
52
THEMA 2
LEVEL 2
JA
KAN BETER
EXTRA OEFENMATERIAAL
LEVEL 3 Waarom zijn beleggingsfondsen een goede mix van verschillende beleggingsvormen?
Good to know
IN
INTRO ‘Never invest in something you don’t understand.’
Die wijsheid is afkomstig van Warren Buffet (°1930). Die meesterbelegger is
een van de rijkste mensen op aarde. Hij heeft zijn fortuin vergaard door op een gedisciplineerde manier eenvoudige beleggingsprincipes toe te passen.
1
N
© Alamy / UPI
Op de onderstaande schermafdruk zie je obligaties (bonds in het Engels) die genoteerd staan op de beurs van Brussel. Op de afdruk rechtsboven staan de diverse beurzen die je kunt raadplegen via de website van de financiële krant De Tijd.
Hoeveel obligaties kun je volgen op de beurs van Brussel?
VA
a
Van welke beurzen kun je de aandelen en obligaties raadplegen?
©
b
THEMA 2
LEVEL 3
53
2
Zou jij, rekening houdend met jouw beleggersprofiel (Level 2), een keuze kunnen maken uit de duizenden aandelen en obligaties? Bespreek klassikaal.
3
Zou je dan ook nog kunnen opvolgen welke aandelen en obligaties je eventueel op welk ogenblik zou
Hoe zou je dat kunnen oplossen?
VA
N
4
IN
verkopen? Leg uit waarom (niet).
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
©
5
Wat zijn beleggingsfondsen en hoe worden ze verhandeld?
54
THEMA 2
LEVEL 3
Explore 1— Wat zijn beleggingsfondsen?
Beleggingsfondsen Naast aandelen en obligaties belegt de Europese investeerder in een beleggingsfonds of icb (instelling voor collectieve beleggingen). Dat is een fonds of grote geldpot waarin duizenden beleggers geld samenbrengen. Een financiële instelling beheert dat fonds en koopt met een deel van het geld verschillende aandelen en obligaties. Een deel van het geld blijft liquide. Op die manier worden de beleggingsrisico’s verminderd en probeert de financiële instelling van het fonds een zo hoog mogelijk rendement te halen. Wanneer een belegger een grote verscheidenheid aan aandelen en / of obligaties wil kopen, moet hij over een groot kapitaal beschikken. Via beschikken.
IN
een beleggingsfonds kan hij in verschillende aandelen beleggen zonder dat hij over dat grote kapitaal moet
Aangezien de belegger maar een kleine rente krijgt op spaarrekeningen en omdat een rechtstreekse belegging in aandelen risicovol is, zijn beleggingsfondsen een succesvol alternatief. Bovendien beheren specialisten van de financiële instelling die fondsen. Zij zijn er dagelijks mee bezig, ze kopen en verkopen de effecten (aandelen of obligaties) voor een maximaal rendement.
Analyseer de onderstaande samenvatting van het beleggingsfonds. Markeer in de beschrijving in welke effecten dit fonds belegt.
b
Welk kapitaal moet de belegger minimaal beleggen in dit fonds?
c
Welke kosten betaal je als je voor 1 000,00 euro in dit fonds belegt?
N
a
VA
1
Wie beheert dit fonds, met andere woorden wie koopt de aandelen die in dit fonds zitten?
e
Is hier sprake van een rente of dividend?
©
d
f
Waaruit bestaat de opbrengst voor de belegger?
THEMA 2
LEVEL 3
55
KBC Eco Fund Water Classic Shares KAP BE0175479063 streeft doelstellingen voor verantwoord beleggen na op basis van een tweeledige benadering: een negatieve screening en een positieve selectiemethodologie. Deze benadering zal vanaf 2 september 2022 gradueel geïmplementeerd worden in de portefeuille. De negatieve screening houdt in dat het fonds niet mag beleggen in activa van bedrijven die uitgesloten worden op basis van uitsluitingscriteria (o.m. tabak, gokactiviteiten en wapens).
VA
N
IN
KBC Eco Fund Water Responsible Investing streeft naar een rendement door te beleggen binnen het thema van de watersector, waarbij alle regio’s in aanmerking kunnen worden genomen. Het fonds belegt zijn vermogen maximaal in aandelen van bedrijven die op een verantwoorde wijze actief zijn binnen dit thema. Die bedrijven realiseren een belangrijk deel van hun omzet door producten en diensten aan te bieden die verband houden met de watersector. Het fonds
2
Surf via iDiddit naar de website van De Tijd. Zoek via de ISIN-code het beleggingsfonds KBC Eco Fund Water Classic Shares KAP op.
Welke onderneming heeft de grootste waarde aan aandelen in dat fonds?
©
a
56
THEMA 2
b
Hoeveel procent maken de aandelen van America Water Works uit ten opzichte van het hele fonds?
c
In welk werelddeel zijn de meeste ondernemingen in het fonds gevestigd? Waar heb je dat gevonden?
d
In welk valuta zijn de meeste aandelen gekocht? Waar heb je dat gevonden?
LEVEL 3
e
Bekijk de volgende schermafdruk van de samenvatting. Is het risicovol om te beleggen in dit beleggingsfonds?
b
Voor welk soort belegger is dit fonds bestemd?
IN
a
©
VA
N
3
Zal dat volgende maand nog hetzelfde zijn? Leg uit.
4
In tabel 1 staat hoe de Belgische particulieren en vennootschappen hun geld (financiële activa) beleggen of liquide houden. a
Welk bedrag wordt belegd in beleggingsfondsen? Markeer de rij.
b
Maak met een rekenblad een grafiek van de indeling van de financiële activa van 2015 tot en met het laatst beschikbare jaar. THEMA 2
LEVEL 3
57
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
d
Wat is je conclusie?
e
Bereken het procentuele aandeel van beleggingsfondsen in de financiële activa in:
2015:
2021:
IN
c
Tabel 1: Financiële activa van particulieren en niet-financiële vennootschappen (in miljoenen euro)
INSTITUTIONELE SECTOR FREQUENTIE PERIODE FINANCIËLE ACTIVA Chartaal geld en deposito’s Schuldbewijzen Aandelen en overige
Particulieren (S.14 + S.15) Jaarlijks 2015
2016
1 273 626
1 327 381
2017
2018
2019
2020
2021
1 351 369
1 325 849
1 426 484
1 481 832
1 557 228
360 596
377 978
386 258
408 354
430 415
456 421
476 396
68 350
56 529
47 380
41 562
38 806
33 489
28 279
VA
deelnemingen
Financieel vermogen
N
REKENING
Aandelen en overige
deelnemingen, behalve
366 468
375 002
380 353
361 811
394 363
402 173
422 009
63 159
63 513
66 377
58 517
69 829
74 835
91 487
303 309
311 489
313 977
303 294
324 534
327 339
330 522
183 221
192 527
209 817
194 546
218 430
233 346
279 099
279 375
307 459
305 957
299 049
324 452
335 332
332 014
15 615
17 886
21 603
20 527
20 018
21 071
19 429
in beleggingsfondsen Beursgenoteerde aandelen
Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen
©
Aandelen of rechten van deelneming in
beleggingsfondsen
Verzekerings-, pensioenen standaardgarantieregelingen
Andere financiële activa Bron: Statbel
58
THEMA 2
LEVEL 3
Explore 2— Hoe wordt de koers van een beleggingsfonds bepaald?
Deelbewijzen De belegger koopt een of meerdere deelbewijzen (of aandelen) van een beleggingsfonds. Deelbewijzen van bestaande beleggingsfondsen zijn dagelijks verhandelbaar. Een belegger kan ze continu kopen en verkopen via de financiële instelling die het fonds uitbrengt. De prijs of koers van een deelbewijs is afhankelijk van: —
de netto-inventariswaarde: dat is de prijs waartegen een deelbewijs van een beleggingsfonds wordt verhandeld. Het is de som van alle activa waarin het fonds heeft belegd, gedeeld door het aantal deel bewijzen. Daarvan worden de beheerskosten (kosten als commissie of vergoeding voor de financiële
IN
instelling) afgetrokken. De netto-inventariswaarde schommelt mee met de koers of waarde van de aandelen en / of obligaties die in het fonds zijn opgenomen; —
de instapkosten;
—
eventuele uitstapkosten.
De meeste beleggingsfondsen zijn open fondsen of fondsen met een veranderlijk kapitaal (bevek): wanneer de vraag naar deelbewijzen stijgt, worden er meer deelbewijzen uitgegeven. Het aantal deelbewijzen kan
onbeperkt toenemen, vandaar ‘veranderlijk kapitaal’. De koers van een deelbewijs is dus afhankelijk van de
koers van de opgenomen aandelen en / of obligaties. Wanneer een belegger zijn deelbewijs wil verkopen, biedt hij dat bij de uitgever van het fonds (de financiële instelling) aan die het deelbewijs vernietigt. De belegger krijgt
N
de inventariswaarde, verminderd met eventuele uitstapkosten en taksen. Er bestaan verschillende soorten fondsen. —
Obligatiefondsen beleggen hoofdzakelijk in overheids- of bedrijfsobligaties met een lange looptijd. De koers van die fondsen is, net zoals de obligaties zelf, afhankelijk van onder andere de rente en de rating.
—
Aandelenfondsen beleggen hoofdzakelijk in aandelen. Elk aandelenfonds belegt in een specifiek segment
VA
aandelen, zoals aandelen in euro, in een bepaalde sector of van bepaalde landen.
—
Gemengde fondsen zijn samengesteld uit obligaties, aandelen en meestal een gedeelte cash.
Er is een meerwaardebelasting bij de verkoop van fondsen met minstens 10 procent obligaties in de beleggingsportefeuille. Ze bedraagt 30 procent op het obligatiegedeelte. De financiële instellingen die fondsen uitgeven hebben meestal een fondsenzoeker. Als je daarin jouw
selectiecriteria ingeeft, krijg je een overzicht van mogelijke fondsen. a
Surf naar de fondsenzoeker van Deutsche Bank.
b
Klik op de verschillende criteria en bekijk de mogelijkheden.
c
Wat betekent het criterium ‘SRRI’? Gebruik het internet.
©
1
THEMA 2
LEVEL 3
59
d
Wat selecteer je als je een beleggingsfonds wilt bestaande uit obligaties in euro, met een gemiddeld
Selecteer het volgende fonds.
Hoeveel moet je op dit moment betalen voor een deelbewijs?
b
Onder welk begrip vind je dat?
c
Wanneer is dat fonds op de markt gebracht?
N
a
VA
2
IN
risico? Noteer onder de zoekcriteria.
d
Hoeveel bedraagt de opbrengst (het rendement)
het afgelopen jaar?
sinds de lancering van het fonds?
Zou je dat fonds in 2006 gekocht hebben met de kennis die je nu hebt? Leg uit waarom (niet).
f
Hoeveel bedragen de instapkosten?
©
e
60
THEMA 2
LEVEL 3
g
Surf naar de website van De Tijd. Zoek aan de hand van de ISIN LU0251661087 het fonds. Wat kun je zeggen over de samenstelling van het fonds naar: soort belegging?
het aandeel overheidsobligaties?
het aantal obligaties uit België?
IN
h
Stel dat je dat fonds hebt gekocht in 2008 aan 100,00 euro en het nu wilt verkopen. Moet je dan roerende voorheffing betalen? Zo ja, op welk bedrag?
N
Explore 3— Hoe kun je duurzaam beleggen?
VA
Duurzame beleggingsfondsen
Meer en meer beleggers verwachten dat hun geld gebruikt wordt om bij te dragen aan een duurzame wereld. Als individuele belegger is het echter moeilijk om te analyseren of een onderneming duurzaam bezig is want bij duurzaamheid spelen veel factoren een rol. Beleggers kiezen daarom best voor duurzame beleggingsfondsen. In die fondsen zitten aandelen en obligaties van ondernemingen die niet alleen gericht zijn op winstmaximalisatie maar die met de drie ESG-criteria rekening houden: —
environment (milieu): de ecologische inspanningen die ondernemingen leveren op het vlak van bijvoorbeeld afval, broeikasgassen of ontbossing;
—
social (maatschappij): de manier waarop ondernemingen met hun werknemers omgaan op het gebied van bijvoorbeeld diversiteit, gelijke kansen, veiligheid; governance (bestuur): de manier waarop de onderneming bestuurd wordt. Dat meten de beheerders onder
©
—
andere aan de hand van de verloning van de leidinggevenden, corruptie en belastingen.
Sommige banken, zoals Triodos Bank, bieden alleen maar duurzame beleggingsfondsen aan.
Forum
Zou je beleggen in aandelen of fondsen die niet duurzaam zijn, maar waarschijnlijk wel een hoog rendement realiseren?
THEMA 2
LEVEL 3
61
Bekijk de criteria die Triodos Bank gebruikt om duurzame fondsen samen te stellen.
IN
1
N
Gegevens opgehaald van https://www.triodos.be/nl/beleggen/beleggingsfondsen#selectiemethode op 2023-01-30.
a
Surf via iDiddit naar de website van Triodos Bank.
b
Kijk naar de lijst met uitgesloten producten.
c
Kunnen de onderstaande ondernemingen opgenomen worden in de fondsen van Triodos Bank? Indien ja, plaats een kruisje.
Waarom kan die onderneming (niet) worden opgenomen?
VA
d
Tip:
Als je de onderneming niet kent, gebruik dan het internet.
ONDERNEMING
JA
REDEN
Unibet
AB Inbev
©
Shell
e
Een van de zeven transitthema’s en dus ook een van de criteria om duurzame fondsen te selecteren is ‘sociale inclusie en emancipatie’. Wat wordt daarmee bedoeld?
f
62
THEMA 2
Welk soort effecten kan dan in duurzame fondsen worden opgenomen volgens dit criterium?
LEVEL 3
g
Waarom wordt dat criterium opgenomen?
h
Waarom neemt Triodos sommige ondernemingen op in het fonds? Bespreek klassikaal aan de hand van enkele ondernemingen van het fonds ‘Triodos Global Equities Impact Fund’. Informatie over die
2
Werk in groepen. Lees het artikel op iDiddit.
IN
ondernemingen vind je onder de knop ‘Ontwikkelingen binnen de portefeuille’.
a
Bespreek de stellingen.
b
Staaf deze stellingen met informatie uit het artikel.
A
Stelling: Duurzame beleggingen brachten tijdens de coronacrisis meer op dan gewone fondsen.
VA
N
Verklaring:
B
Stelling: ESG-fondsen concentreren zich beter enkel nog op de E (environment) en moeten zich beperken tot duidelijk meetbare criteria rond broeikasemissie.
©
Verklaring:
THEMA 2
LEVEL 3
63
C Stelling: Wapenfabrikanten zouden moeten thuishoren in duurzame beleggingen.
D
IN
Verklaring:
Stelling: Ondernemingen die elektriciteit leveren op basis van
kernenergie moeten in duurzame beleggingen zitten omdat er geen CO2-uitstoot is.
VA
N
Verklaring:
TO THE POINT Beleggingsfondsen
Een belegger die geen kennis of tijd heeft om zelf te beleggen in aandelen of obligaties kan ook beleggen in een beleggingsfonds. Dat is een fonds of grote geldpot waarin duizenden beleggers hun
©
geld samenbrengen. Een financiële instelling beheert dat fonds en koopt met een deel van het geld verschillende aandelen en obligaties. Een deel van het geld blijft liquide. Op die manier worden de beleggingsrisico’s verminderd en probeert de financiële instelling van het fonds een zo hoog mogelijk rendement te halen. De belegger kiest de fondsen op basis van zijn risicoprofiel. De belegger koopt een of meerdere deelbewijzen (of aandelen) van een beleggingsfonds. Die deelbewijzen zijn dagelijks verhandelbaar via de financiële instelling die het fonds uitbrengt. De prijs of koers van een deelbewijs wordt bepaald door:
64
THEMA 2
—
de netto-inventariswaarde of de prijs waartegen een deelbewijs wordt verhandeld;
—
de instapkosten;
—
eventuele uitstapkosten.
LEVEL 3
De meeste beleggingsfondsen zijn open fondsen of beleggingsfondsen met een veranderlijk kapitaal (bevek): wanneer beleggers deelbewijzen willen kopen, worden er meer deelbewijzen uitgegeven. Wanneer een belegger zijn deelbewijs wil verkopen, biedt hij dat aan bij de financiële instelling die het deelbewijs vernietigt. Bij de verkoop krijgt hij de inventariswaarde verminderd met eventuele uitstapkosten en belastingen. Die belasting bedraagt 30 % op het gedeelte obligaties binnen het fonds, als minstens 10 % van het fonds in obligaties is belegd.
—
obligatiefondsen,
—
aandelenfondsen,
—
gemengde fondsen.
ESG-criteria
IN
Er bestaan verschillende soorten fondsen:
Meer en meer beleggers beleggen in duurzame fondsen. In die fondsen zitten aandelen en obligaties
van ondernemingen die niet alleen gericht zijn op winstmaximalisatie maar die met de drie ESG-criteria rekening houden: environment (milieu),
—
social (maatschappij),
—
governance (bestuur).
Action 1—
N
—
Welke belegging heeft het hoogste rendement?
VA
Bekijk grafiek 1 met de langetermijngroei van aandelen en obligaties in de VS. a
Wat betekenen de onderstaande begrippen? Leg uit.
US Small Cap:
US Large Cap:
Government bond:
Treasury bill:
©
b
Inflation:
Bekijk grafiek 1. Wat is het probleem als je de gegevens wil interpreteren?
THEMA 2
LEVEL 3
65
c
Wat is de betekenis van 25,617 in 2019 bij de curve van de US Small Cap? Tip:
De getallen worden weergegeven in Angelsaksische notatie. Houd daarmee rekening als je de getallen interpreteert.
Waarom is ook de curve van de inflatie opgenomen in grafiek 1?
e
Vergelijk het rendement van obligaties met aandelen sinds 1926. Wat merk je?
f
Waarom zou iemand na analyse van de grafiek toch nog beleggen in obligaties?
VA
N
IN
d
©
Grafiek 1: Langetermijngroei van 1 US-dollar: aandelen versus obligaties versus inflatie
66
THEMA 2
LEVEL 3
Action 2— 1
Hoe beleggen de Belgen duurzaam?
Bekijk de grafieken op iDiddit. a
Waarover gaan beide grafieken?
2
Werk per twee. Bespreek de grafieken.
Had je deze resultaten verwacht?
Denk jij ook zo over duurzaam beleggen?
Zijn er grote verschillen tussen de Belgen en de rest van de wereld?
…
IN
b
Als jij duurzaam zou beleggen, welk thema is voor jou dan het belangrijkste? a
Nummer van 1 (belangrijk) tot en met vijf (minst belangrijk).
b
Vergelijk jouw ranking met de resultaten van de grafiek. Komen die overeen? Bespreek klassikaal.
Goed onderwijs
N
RANKING
Acties t.v.v. het klimaat
Goede gezondheid en welzijn
VA
Geen honger
Proper water en nette sanitaire voorzieningen
3
Wat is de belangrijkste factor die Belgen tegenhoudt om duurzaam te beleggen?
In welk type beleggingsfondsen wordt het meest belegd?
©
Action 3—
Bekijk grafiek 2. a
Hoeveel hebben de Belgen belegd in beleggingsfondsen in het vierde kwartaal van 2021?
b
Hoeveel is dat gemiddeld per Belg indien je ervan uitgaat dat er 11,5 miljoen Belgen zijn?
THEMA 2
LEVEL 3
67
In welk type beleggingsfonds wordt het meest belegd?
d
Verklaar het beleggingsgedrag in fondsen van de Belgen.
e
Wat is de tendens voor het bedrag dat belegd wordt in fondsen? Kun je daarvoor een verklaring geven?
IN
c
©
VA
N
Grafiek 2: Evolutie beleggingen en fondsen van Belgen (bedragen in euro, M = miljoen)
Good to know Pensioenfondsen (Pension Saving Funds): je kunt regelmatig stortingen doen in een pensioenfonds via je financiële instelling. Dat fonds belegt dan jouw geld in een beleggingsfonds met aandelen en / of obligaties met als doel om goed te renderen. Je kunt zelf bepalen wanneer je het geld van het fonds afhaalt na je pensionering.
68
THEMA 2
LEVEL 3
Action 4—
Welke informatie vind je in een onlinefondsenzoeker?
1
Surf via iDiddit naar de fondsenzoeker van KBC.
2
Zoek een fonds dat belegt in alternatieve energie. a
Wat is de naam van dat fonds?
Wat is de bedoeling van dat fonds?
c
Wat is de ISIN-code van dat fonds?
Welk soort fonds is het?
e
N
d
IN
b
Is dat risicovol? Leg uit.
VA
f
Hoe is de koers van het fonds geëvolueerd sinds 2020?
g
Hoeveel bedroeg het rendement in 2021 (percentage)? Bespreek dat rendement.
©
h
Moet je instapkosten betalen?
i
Indien ja, hoeveel?
j
Waar vind je van welke bedrijven dit fonds aandelen heeft gekocht?
THEMA 2
LEVEL 3
69
Action 5—
Wat zijn ETF’s en NFT’s?
Good to know Een tracker of ETF (Exchange Traded Fund) is een beleggingsfonds dat zo nauwkeurig mogelijk een beursindex, zoals de Bel-20 of de Dow Jones, volgt. Trackers zijn beursgenoteerd en daardoor de hele dag verhandelbaar net als aandelen. Er bestaan ook trackers op obligatie-indexen. Een NFT (Non-Fungible Token, een niet-verwisselbaar of uniek token) is een digitaal bewijs dat ‘iets digitaals’
IN
jouw eigendom is. Dat kan een smiley zijn, de tekst van een tweet of een digitale foto van Messi. Dat bewijs of certificaat komt terecht op een blockchain: een onvervalsbare registratie van handelingen zoals een verkoop die wordt bijgehouden op een computernetwerk.
Voor deze opdracht heb je de keuze. Kies, afhankelijk van je interesse, of je wilt werken rond ETF’s (optie 1) of rond NFT’s (optie 2). Vink de gekozen optie aan. Optie 1 1
ETF’s
Waarom zou een belegger kiezen voor een ETF? Gebruik het internet.
N
VA
2
Bekijk de evolutie van de tracker LYXOR ETF BEL 20 op grafiek 3.
a
Welke index volgt die tracker?
b
Hoe weet je dat?
c
Hoe is de tracker samengesteld, met andere woorden welke aandelen zijn opgenomen in die tracker?
©
70
THEMA 2
LEVEL 3
Grafiek 4 toont de evolutie van de Bel-20. a
Wat kun je besluiten als je beide grafieken vergelijkt?
b
Wat gebeurt er met de tracker als een onderneming in de Bel-20 door een andere onderneming wordt
VA
vervangen?
N
3
IN
Grafiek 3: De koersevolutie van de tracker LYXOR ETF BEL 20
©
Grafiek 4: De evolutie van de Bel-20
THEMA 2
LEVEL 3
71
Optie 2 1
NFT’s
Lees het Engelstalige artikel over Studio 100 op iDiddit. Als hulpmiddel kun je de onderstaande essentie gebruiken.
Beantwoord de vragen. a
Heeft de NFT van Studio 100 waarde? Leg uit waarom (niet).
b
Horen NFT’s thuis in deze onderzoeksvraag volgens jou? Leg uit waarom (niet).
VA
N
2
IN
Essentie — Studio 100 lanceert een exclusieve club voor 250 fans. Die kunnen een digitale lidmaatschapskaart kopen met een unieke afbeelding van de hond Samson. De leden krijgen toegang tot 25 unieke ervaringen, zoals uitnodigingen voor backstage. — Leden kunnen de digitale kaart, telkens met een unieke beeltenis van de hond Samson, verkopen zoals gelijk welke NFT. — Op de achtergrond worden blockchaintechnologie en NFT’s gebruikt.
Is er een risico verbonden aan NFT’s? Leg uit.
©
c
72
THEMA 2
LEVEL 3
3
Vergelijk de NFT van Studio 100 met de NFT van de Bored Ape Yacht Club. a
Zoek informatie over die NFT op het internet.
b
Vervolledig de essentie.
Essentie — Wat wordt er verhandeld?.
—
Wat is de prijs?
—
Waar kun je die NFT verhandelen?
Hoe weet de belegger of hij een duurzaam beleggingsfonds koopt?
VA
Action 6—
IN
Wat kun je met je NFT doen?
Sahin
N
—
tock / Hasbi © Shutters
Good to know
De Belgische kwaliteitsnorm ‘Towards Sustainability’ definieert minimumvereisten voor duurzame financiële producten. Een beleggingsfonds moet dus aan die vereisten voldoen om de norm te halen. Het Belgische label is een marktstandaard geworden met meer dan 580 beleggingsproducten die het label hebben verkregen. Dat komt neer op 390 miljard euro dat beheerd wordt volgens de vereisten van de kwaliteitsnorm.
Surf via iDiddit naar de aangegeven website en noteer wat de kwaliteitsnorm ‘Towards sustainability’ inhoudt.
©
1
THEMA 2
LEVEL 3
73
2
Uit welke sectoren worden financiële producten uitgesloten?
3
Zoek op dezelfde website een beleggingsfonds dat duurzaam is op het gebied van klimaatactie en veiligstelling van grondstoffen. Waarom is dat fonds opgenomen?
b
Is er blootstelling aan omstreden sectoren? Zo ja, aan welke?
c
Zijn er indicatoren over nadelige gevolgen? Zo ja, welke?
Action 7—
Waarin kun je nog beleggen?
MORE
VA
MORE
N
IN
a
MORE
Good to know
Een belegger heeft nog tal van andere mogelijkheden om te zorgen voor een appeltje voor de dorst. —
Een verzekeringsbon – Tak21 – is een levensverzekering met een beperkte looptijd die je ‘koopt’ bij je verzekeringsmaatschappij of financiële instelling. Als de koper overlijdt tijdens de looptijd van de verzekering, ontvangt de begunstigde een uitkering. De uitkering bedraagt meestal 130 % van het belegde kapitaal. De bon is niet verhandelbaar. In veel gevallen is geen roerende voorheffing verschuldigd op de meerwaarde.
—
Een spaarverzekering – Tak23 – is een levensverzekering waarvan de opbrengst niet gegarandeerd is, in tegenstelling tot Tak21. De premies worden door de verzekeringsmaatschappij belegd in de vorm van een
©
beleggingsfonds. De opbrengst is dus gebonden aan die fondsen. De belegger krijgt minimaal de inleg van zijn premies terug.
—
Belegging in goud wordt vooral gedaan bij hoge inflatie of prijsstijgingen. Ook in onzekere tijden zoals oorlog of crisis, kopen mensen goud(munten), aandelen van goudmijnen of fondsen die beleggen in die aandelen. Goud behoudt immers zijn waarde omwille van het beperkte aanbod. De prijs van het goud is afhankelijk van de vraag naar en het aanbod aan goud.
—
Belegging in producten: een belegger kan zijn geld ook beleggen in bijvoorbeeld stripverhalen, postzegels, wijn, kunst … Voor sommige kunstwerken worden enorme bedragen betaald. Die kunstwerken kunnen een jaar later het dubbele of slechts de helft waard zijn.
—
NFT’s (Non-Fungible Token) zijn een digitaal bewijs dat ‘iets digitaals’, zoals een afbeelding, een filmpje of een tweet, jouw eigendom is. Dat bewijs wordt in een blockchain bijgehouden op een computernetwerk. De blockchain kun je vergelijken met een groot virtueel boek. Zo werd de allereerste tweet van Twitteroprichter Jack Dorsey als NFT verkocht voor ruim 2,9 miljoen dollar. De eerste emoticon :-) is verkocht voor 200 000,00 euro.
74
THEMA 2
LEVEL 3
Good to know (vervolg) —
Cryptomunten: een vorm van digitaal geld waarmee je bij sommige winkels kunt betalen. De meest gekende cryptomunt is de Bitcoin. Het aantal Bitcoins is beperkt waardoor het ideaal is om erin te speculeren. Iets wat gegeerd is en beperkt in aanbod stijgt snel in prijs, maar kan ook even snel weer dalen.
Op grafiek 5 zie je de evolutie van de goudprijs van 2000 tot 2022. Hoeveel bedroeg de prijs voor 1 kilogram goud ongeveer in:
in 2000?
in 2022?
IN
a
b
Hoeveel bedraagt de goudprijs voor 1 kilogram vandaag? Gebruik het internet.
c
Wat is je conclusie bij die evolutie?
d
Zijn er ook perioden dat de goudprijs daalt? Indien ja, wanneer?
e
In de periode 2008–2011 en 2019-2020 is de goudprijs sterk gestegen. Hoe komt dat volgens jou?
VA
N
1
©
Grafiek 5: Evolutie goudprijs 2000-2022 (euro/kg)
THEMA 2
LEVEL 3
75
2
Bekijk ook grafiek 6 met de koers van de Dow Jones, de index van de beurs van New York. Is er een verband tussen de goudprijs (grafiek 5) en de aandelenkoers? Leg uit.
IN
Grafiek 6: Koers Dow Jones
Lees de fiche van een spaarverzekering van verzekeringsmaatschappij AG. Je kunt de volledige fiche
N
3
raadplegen op iDiddit.
Waarom is het een levensverzekering van het type Tak23?
VA
a
Wanneer stopt de spaarverzekering?
c
Wat is de opbrengt van het contract?
d
Waarom zou je die formule kiezen boven een gewone belegging in een beleggingsfonds?
©
b
76
THEMA 2
LEVEL 3
Good to know Enkele begrippen uit deze fiche: premie: het geïnvesteerde bedrag.
—
reserve: het opgebouwde kapitaal.
—
afkoop: een opname van (een deel van) de reserve.
©
VA
N
IN
—
THEMA 2
LEVEL 3
77
BREAKING NEWS 1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
IN
CHECKLIST Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA
1
BETER
Ik kan mogelijke alternatieve beleggingsvormen opsommen.
2
KAN
Ik kan verklaren dat alternatieve beleggingsvormen
3
N
een zeker risico inhouden. Ik kan beschrijven waarom beleggers naar goud vluchten om te beleggen. 4
Ik kan het rendement van aandelen ten opzichte van goud vergelijken.
Ik kan verklaren waarom de prijs of koers van
VA
5
alternatieve beleggingsvormen wijzigt.
6
Ik kan verklaren hoe een alternatieve beleggingsvorm
©
een rendement kan opleveren voor de belegger.
78
THEMA 2
LEVEL 3
EXTRA OEFENMATERIAAL
Begrippenlijst Thema 2 LEVEL 1
BEGRIP (krediet)rating
VERKLARING Dat is een beoordeling van de financiële gezondheid van een vennootschap of een overheid die een lening uitgeeft.
(krediet-)
Dat is een bedrijf dat de kredietwaardigheid
rating
van een land of een bedrijf onderzoekt. Zijn
agentschap
beoordeling bepaalt mee de rentevoet en
de prijs van een obligatie.
bv. Moody’s, Fitch Ratings, S&P
1
1
consumenten-
Dat cijfer geeft informatie over het
vertrouwen
vertrouwen van de consument in de
economische toestand van een land en over
de verwachtingen van de consument.
debiteuren
Dat is het risico dat ontstaat wanneer
risico
een debiteur of schuldenaar niet aan zijn
effectenbeurs
verplichtingen of schuldaflossing kan
voldoen.
Dat is de abstracte plaats waar kopers en
verkopers van effecten zoals aandelen en
hypothecaire
obligaties elkaar vinden.
Dat is een geldlening van de krediet
VA
1
lening
verstrekker waarbij de lener een onderpand zoals een onroerend goed, inzet. Dat
onderpand kan de ontlener te gelde maken
wanneer de schuld niet wordt afgelost.
1
institutionele
Dat is een bedrijf, zoals een pensioenfonds
belegger
of verzekeringsmaatschappij, dat geld
kapitaalmarkt
©
1
1
belegt in effecten en in vastgoed voor grote
groepen beleggers.
Op die markt worden financiële activa,
zoals aandelen en obligaties, verhandeld. Die activa hebben een looptijd van minstens
een jaar.
OLO of
Dat zijn obligaties in euro die op de
obligation
middellange, lange of zeer lange termijn zijn
linéaire /
uitgegeven door de Belgische staat.
lineaire
obligatie 1
N
1
IN
1
IN JE EIGEN WOORDEN
onderhandse
Dat is een lening waarbij partijen recht-
lening
streeks met elkaar onderhandelen over de voorwaarden van het lening.
THEMA 2
BEGRIPPENLIJST
79
LEVEL 1
2
BEGRIP
VERKLARING
producenten-
Dat cijfer geeft informatie over het
vertrouwen
vertrouwen van de producent in de
aandeel
aandeelhouder
de verwachtingen van de producent.
Dat is een eigendomsbewijs van een
Dat is de persoon die aandelen van een van een onderneming is.
Dat is het orgaan binnen een onderneming
vergadering
waarin alle aandeelhouders of eigenaars
van de aan-
zijn vertegenwoordigd. Ze hebben een
deelhouders
stem waarmee ze mee beslissingen kunnen
beursindex
Dat is een waardemeter van de betrokken beurs op basis van een selectie
ondernemingen.
Dat is de prijs van een aandeel (of obligatie) die tot stand is gekomen door vraag en
beursorder
Dat is een opdracht waarmee de belegger
aangeeft dat effecten zoals aandelen
2
coupon
mogen worden gekocht of verkocht.
Dit is de jaarlijkse rente die een obligatie-
houder krijgt.
2
defensieve
Die belegger neemt zo weinig mogelijk
belegger
risico en kiest aandelen en / of obligaties
dividend
©
2
2
2
80
THEMA 2
aanbod.
VA
2
N
beurskoers
van de belangrijkste beursgenoteerde bv. de Bel-20 2
algemene
nemen. 2
IN
onderneming bezit en dus mede-eigenaar
2
economische toestand van een land en over
vennootschap. 2
IN JE EIGEN WOORDEN
die stabiel zijn, d.w.z. waarvan de beurs-
koers niet te veel schommelt.
Dat is de winst die een onderneming uit-
keert aan haar aandeelhouder(s). Het wordt uitgedrukt in een bedrag per aandeel.
dynamische
Die belegger neemt (veel) risico en kiest
belegger
aandelen en / of obligaties die veel kunnen
opbrengen maar ook sterk kunnen dalen.
effecten
Dat is een rekening bij een financiële
rekening
instelling waarop beleggingen (aandelen,
BEGRIPPENLIJST
obligaties of fondsen) bewaard en beheerd
worden.
LEVEL 2
BEGRIP emittent
VERKLARING De onderneming of uitgever die een obligatielening uitgeeft.
2
2
gedemateriali-
Aandelen en obligaties zijn niet meer fysiek
seerd
leverbaar op papier, maar worden elektro-
2
IPO (Initital
Dat is de eerste keer dat een onderneming
Public
haar aandelen te koop aanbiedt op de
Offering)
beurs. Het is een manier van bedrijven om
nieuw kapitaal aan te trekken.
kapitaal
Een onderneming die extra kapitaal nodig
verhoging
heeft, kan extra aandelen op de markt
kapitaal
Een onderneming kan ook deel van het
vermindering
aandelenkapitaal terugbetalen aan de
limietorder
kopen.
Daarmee geeft de belegger een maximum-
Dat realiseert de belegger wanneer de
VA
het effect (aandeel of obligatie) is gekocht.
minderwaarde
Dat realiseert de belegger wanneer de
beurskoers lager is dan de koers waartegen
2
obligatie
obligatielening
©
primaire markt
2
prospectus
De belegger die een obligatie heeft gekocht.
Dat is een lening door een onderneming of
die lening kan intekenen.
Daar halen ondernemingen rechtstreeks
geld op door de aandelen voor de eerste keer aan te bieden, de zogenaamde
IPO of Initial Public Offering, of via een
kapitaalverhoging. In dat document staat informatie over een onderneming, haar aanstaande beursgang
2
overheid waar de belegger op een deel van
2
het effect (aandeel of obligatie) is gekocht.
houder
2
de verkoop van een effect door.
beurskoers hoger is dan de koers waartegen
2
N
meerwaarde
aandeelhouders door eigen aandelen in te
prijs voor aankoop of een minimumprijs voor
2
nisch op een effectenrekening bijgehouden.
brengen. 2
IN
2
IN JE EIGEN WOORDEN
of de aanstaande uitgifte van obligaties.
secundaire
Daar worden bestaande aandelen en
markt
obligaties verhandeld.
THEMA 2
BEGRIPPENLIJST
81
LEVEL 2
BEGRIP voorkeurrecht
VERKLARING Meestal heeft een bestaande aandeelhouder de mogelijkheid om als eerste
2
vastgestelde prijs.
winst
Dit betekent dat het aantal uitstaande
verwatering
aandelen stijgt, waardoor het procentuele
belang van een aandeelhouder in het bedrijf
daalt. De winst moet dan ook verdeeld
IN
aandelen
Dergelijke fondsen beleggen hoofdzakelijk
fondsen
in aandelen. Afhankelijk van het
opgenomen van een bepaald land, van een
beleggings-
Dat een grote pot waarin duizenden beleg-
fonds
gers geld samenbrengen. Een financiële
verschillende aandelen en obligaties mee
N
bevek
Dat is een beleggingsfonds met veranderlijk kapitaal. Het aantal deelbewijzen kan
een deelbewijs koopt. Bij de verkoop van
VA
financiële instelling die het deelbewijs
deelbewijs
ESG-criteria
Dat zijn aandelen van beleggingsfondsen.
financiële instelling die het fonds uitbrengt.
Duurzame beleggingsfondsen voldoen
©
aan die criteria. Ze betekenen dat het
3
3
fonds aandacht besteedt aan milieu
(Environment), maatschappij (Social) en
deugdelijk bestuur (Governance).
gemengde
Die fondsen beleggen in aandelen en
fondsen
obligaties en kunnen eventueel ook een
instapkosten
Dat zijn eenmalige kosten die een belegger
bewijzen van een fonds koopt. Die kosten
zijn een vergoeding voor de professionele
ondersteuning die hij voor elk fonds krijgt. Ze worden uitgedrukt als een percentage van het kapitaal dat wordt belegd, bijvoorbeeld 2 %. THEMA 2
BEGRIPPENLIJST
deel cash houden.
betaalt als hij een of meerdere deel
82
vernietigt.
Ze zijn dagelijks verhandelbaar via de
3
onbeperkt toenemen wanneer een belegger een deelbewijs biedt hij dat aan bij de
3
instelling beheert die pot met geld, koopt er en houdt steeds een deel liquide. 3
beleggingsfonds worden aandelen bepaalde sector … 3
het ‘nieuwe’ aandeel te kopen tegen de
worden tussen meer aandelen. 3
IN JE EIGEN WOORDEN
3
3
3
BEGRIP
VERKLARING
IN JE EIGEN WOORDEN
netto-
Dat is de prijs waartegen een deelbewijs
inventaris
van een beleggingsfonds wordt verhandeld.
waarde
Het is gelijk aan de som van alle activa
(van een
waarin het fonds heeft belegd gedeeld door
deelbewijs)
het aantal deelbewijzen.
obligatie
Dergelijke fondsen beleggen hoofdzakelijk
fondsen
in obligaties met een lange looptijd, zowel
uitstapkosten
overheids- als bedrijfsobligaties.
Dat zijn kosten die een belegger betaalt
IN
LEVEL
als hij beslist om de deelbewijzen van een fonds voor de eindvervaldag – als die er
is – van het fonds te verkopen. Ze worden
uitgedrukt als een percentage van het
bedrag van de verkochte deelbewijzen,
©
VA
N
bijvoorbeeld 3 %.
THEMA 2
BEGRIPPENLIJST
83
NOTITIE
IN
VA
N
©
5
IN
T
VA
N
F
I
©
L
Thema 3: Ongelijkheid, herverdeling en herverdelingsbeleid
N
THEMA
IN
3
©
VA
Ongelijkheid, herverdeling en herverdelingsbeleid
4
Wanneer is er sprake van armoede en kan armoede worden tegengegaan?
IN
LEVEL
LEVEL
Welke instrumenten heeft de overheid ter beschikking om aan inkomensherverdeling te doen?
p. 45
Wat zijn mogelijke oorzaken van inkomensongelijkheid?
p. 24
Hoe wordt het inkomen verdeeld en hoe meet je inkomensongelijkheid?
p. 4
©
VA
N
3
p. 70
LEVEL
2
LEVEL
1
LEVEL 1 Hoe wordt het inkomen verdeeld en hoe meet je inkomensongelijkheid?
IN
INTRO Good to know
In a country well governed, poverty is something to be ashamed of.
In a country badly governed, wealth is something to be ashamed of.
Confucius
Lees het verhaal.
N
1
VA
In 1971 werkte de Nederlandse econoom Jan Pen De parade van dwergen en enkele reuzen uit. Met die grafische voorstelling wilde hij de inkomens- of vermogensongelijkheid in beeld brengen. Hij beschouwt het staafdiagram als een optocht van mensen van diverse lengtes.
©
Grafiek 1: Parade van Pen: vermogen op 1 januari 2020*
* Voorlopige cijfers 1) gemiddeld vermogen: 231,9 duizend euro, gemiddelde lengte: 1,75 meter Bron: CBS, CC BY 4.0 (https://creativecommons.org/licenses/by/4.0/deed.nl)
4
THEMA 3
LEVEL 1
2
Ga naar iDiddit. Kies, afhankelijk van je interesse, of je een tekst leest of een filmpje bekijkt over het concept van ‘de dwergen en enkele reuzen’. Vink de gekozen optie aan. Tekst Filmpje Waarom noemde Jan Pen het De parade van dwergen en enkele reuzen?
IN
3
Forum
N
Niet iedereen heeft hetzelfde inkomen of vermogen. Exacte bedragen noemen geeft meestal een ongemakkelijk gevoel, zeker voor wie heel weinig of net heel veel
©
VA
vermogen heeft. Waarom spreken mensen daar volgens jou niet graag over?
4
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Hoe wordt het inkomen verdeeld en hoe meet je inkomensongelijkheid?
THEMA 3
LEVEL 1
5
Explore 1— Wat is een inkomen?
Inkomen Inkomen is alles wat iemand als opbrengst uit arbeid, ondernemen of vermogen verkrijgt, zoals loon, winst, dividend of rente. Niet alleen geld maar ook goederen en diensten kunnen tot het inkomen behoren. Lees de case en beantwoord de vragen.
N
IN
Andreas is leerkracht informatica. Daarnaast is hij zelfstandige in bijberoep. Hij baat thuis een eigen websitebedrijf uit. Van het plaatselijke reisbureau krijgt hij jaarlijks een all-invakantie voor het onderhoud van de website. Hij heeft doorheen de jaren wat gespaard en op het geld dat op zijn spaarboekje staat, ontvangt hij rente. Andreas bezit aandelen van de Colruyt Group en krijgt daarop jaarlijks een dividend als vergoeding. Hij verhuurt ook het huis dat hij van zijn ouders heeft geërfd. Andreas heeft een zoon voor wie hij kinderbijslag ontvangt. Hij heeft ook nog een wei maar bij gebrek aan tijd geeft hij die voor een klein bedrag in pacht aan een boer. In het totaal verdient Andreas 2 724,80 euro netto per maand.
a
VA
Zoek de verschillende vergoedingen en plaats ze, waar mogelijk, bij de juiste productiefactor. PRODUCTIEFACTOR
Arbeid
Kapitaal
inkomsten uit roerende goederen
•
inkomsten uit onroerende goederen
©
•
Ondernemerschap Natuur
b
c
6
THEMA 3
Plaats de overgebleven vergoedingen in de volgende rubrieken.
inkomsten in natura:
sociale uitkeringen:
Noteer nog twee andere voorbeelden van inkomsten.
LEVEL 1
VERGOEDING
Explore 2— Hoe wordt het inkomen verdeeld?
Verdeling inkomens Het bruto binnenlands product (bbp) bestaat uit alle toegevoegde waarden voortgebracht binnen de staatsgrenzen van een land. Het bruto nationaal inkomen (bni) is per definitie gelijk aan het bruto nationaal product (bnp). Bij het bnp bekijk je de totale toegevoegde waarde van alle staatsburgers van een land vanuit productieperspectief terwijl je bij het bni de totale toegevoegde waarde van alle staatsburgers van een land vanuit inkomensperspectief bekijkt. Het bni is met andere woorden de som van de inkomens van gezinnen en bedrijven.
IN
De inkomens van gezinnen of personen vergelijken is moeilijk. De ADSEI (Algemene Directie Statistiek en
Economische Informatie) helpt daarbij. Het is een van de overheidsinstanties die in België statistische gegevens verzamelen door enquêtes af te nemen en door beschikbare databestanden uit te pluizen. Voor de gegevens over inkomens ligt de bron voor de hand: elk jaar geven gezinnen en bedrijven hun inkomsten aan de fiscus aan via hun belastingbrief of via Tax-on-web. De som van alle inkomsten van een land gedurende een jaar is het nationaal inkomen. Na aftrek van belastingen blijft het beschikbaar inkomen over om te sparen of te consumeren. Primair inkomen wordt verdiend door productiefactoren te leveren.
N
PRODUCTIEFACTOREN
Kapitaal
INKOMEN VOOR DE EIGENAAR
Rente / huur
VA
productiemiddelen zoals machines, een gebouw … Arbeid
Productie
Loon
mensen die het werk uitvoeren
Natuur
Pacht
grond en grondstoffen
©
Ondernemerschap
Winst
eigenaar die het bedrijf opricht
De categoriale inkomensverdeling kijkt hoeveel procent van het inkomen wordt verdiend met de betreffende productiefactoren, namelijk arbeid, kapitaal, natuur en ondernemerschap. De categoriale inkomensverdeling kun je berekenen met: –
loonquote = (loonsom / nationaal inkomen) * 100 %,
–
interestquote = (interest / nationaal inkomen) * 100 %,
–
winstquote = (winstsom / nationaal inkomen) * 100 %,
–
pachtquote = (pachtsom / nationaal inkomen) * 100 %.
THEMA 3
LEVEL 1
7
Secundaire inkomens ontstaan door herverdeling van de primaire inkomens. Om het secundair inkomen te berekenen verminder je het primair inkomen met de inkomstenbelasting en de sociale bijdragen en vermeerder je met sociale uitkeringen en subsidies of toeslagen. Die inkomensherverdeling is meestal bedoeld om het inkomen wat gelijker te verdelen (nivelleren) over de bevolking. Om het tertiair inkomen te berekenen vermeerder je het secundair inkomen met het voordeel van het gebruik van door de overheid gratis geleverde of gesubsidieerde producten en verminder je met de kostprijsverhogende belastingen (zoals btw en accijnzen). 1
Bestudeer de onderstaande cartoon. Waarom geeft de belastingaangifte geen volledig beeld van het nationaal
N
Nee, vraag maar aan de buurman, die verdient goed na zijn uren.
IN
inkomen?
Lap!
©
VA
Jef, wil jij een bloemetje ten voordele van Kom op tegen Kanker?
2
Bekijk tabel 1 met de samenstelling van het beschikbaar inkomen van de Belgen. Noteer de categoriale inkomensverdeling voor 2019.
8
THEMA 3
a
loonquote:
b
interestquote:
c
winstquote:
LEVEL 1
Tabel 1: Samenstelling van het beschikbaar inkomen van huishoudens in België 2005
2010
2015
2019
Beschikbaar inkomen
100,00 %
100,00 %
100,00 %
100,00 %
Gezamenlijke netto-inkomsten
69,91 %
68,89 %
67,71 %
67,38 %
uit een economische activiteit Lonen en wedden
60,24 %
59,45 %
57,76 %
57,06 %
–
Van zelfstandigen
9,67 %
9,44 %
9,95 %
10,32 %
0,02 %
0,02 %
0,03 %
0,03 %
1,25 %
1,17 %
1,48 %
1,57 %
0,15 %
0,11 %
0,09 %
0,06 %
28,78 %
29,82 %
30,70 %
30,95 %
21,76 %
22,61 %
23,84 %
24,49 %
Gezamenlijke netto-inkomsten uit kapitalen en roerende goederen Gezamenlijke netto-inkomsten uit onroerende goederen Gezamenlijke netto diverse inkomsten Gezamenlijke netto-inkomsten uit sociale uitkeringen
IN
–
(Brug)pensioen
–
Werkloosheidsuitkeringen
4,34 %
4,05 %
3,09 %
2,21 %
–
Ziekte- en invaliditeitsuitkeringen
2,68 %
3,16 %
3,77 %
4,25 %
N
–
Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium)
Maak met een rekenblad een grafiek van de gegevens doorheen de tijd. Daarbij maak je een onderscheid
VA
3
tussen een inkomen uit een activiteit in loonverband, een inkomen uit een zelfstandige activiteit, een inkomen uit kapitalen en roerende goederen en een inkomen uit onroerende goederen. Wat valt je op?
©
a
b
Kun je uit de gegevens afleiden of het totale inkomen over de tijdspanne stijgt of daalt?
c
Bewaar het resultaat in je portfolio. Maak een map voor elk thema en een submap voor elk level. Geef die submap de naam ‘Thema_3_Level_1’. Geef het bestand een duidelijke naam zoals ‘Explore_2_samenstelling_inkomen’.
THEMA 3
LEVEL 1
9
Geef twee voorbeelden van collectieve goederen en diensten die de overheid aan de bevolking aanbiedt maar
IN
4
waarop je moeilijk een inkomen per persoon kunt plakken.
N
Explore 3— Hoe meet en vergelijk je de inkomensverdeling?
VA
Inkomensverdeling
De inkomensverdeling is de verdeling van het nationaal inkomen over personen of huishoudens. Afhankelijk van de gekozen invalshoek zijn er twee belangrijke inkomensverdelingen te onderscheiden. Bij De parade van dwergen en enkele reuzen uit de Intro heb je de verdeling van de inkomens over personen bekeken, zonder rekening te houden met de oorsprong van die inkomens. Dat is de personele inkomensverdeling, meer bepaald de primaire inkomensverdeling. Om de inkomensverdeling te meten en te vergelijken ga je best uit van die primaire inkomensverdeling.
Bij de secundaire inkomensverdeling heeft de overheid al een herverdeling gedaan en dat geeft een vertekend beeld. Zo worden hoge inkomens zwaarder belast en helpen sociale uitkeringen de mensen die minder inkomsten hebben.
De tertiaire inkomensverdeling is helemaal niet bruikbaar om te meten en te vergelijken. Hoeveel is de straat
©
immers waard voor iemand?
De ADSEI vergelijkt de inkomens van gezinnen op een gelijkaardige manier als Jan Pen. Alle fiscale inkomens worden van klein naar groot gerangschikt. Daarna worden alle fiscale aangiftes in gelijke delen opgedeeld. Je gaat uit van een verdeling in tien gelijke delen. Dat heet de decielenmethode. Het eerste deciel geeft dus de eerste en ook laagste 10 % van de Belgische inkomensaangiftes weer. Als je de mate waarin de inkomens ongelijk verdeeld zijn, wilt meten, moet je het rijkste deciel van het totaal netto belastbaar inkomen in relatieve cijfers met het armste deciel vergelijken. Dan bekom je de decielspanning. Die geeft weer hoeveel keer de rijken meer verdienen dan de armen. inkomensaandeel rijkste deciel decielspanning = ______________________________ inkomensaandeel armste deciel
10
THEMA 3
LEVEL 1
100 % 90 % 80 % 70 % 60 %
IN
Gecumuleerd percentage van de netto belastbare inkomens
Grafiek 2: Inkomensverdeling
50 % 40 % 30 % 20 %
0% 0%
N
10 %
10 %
20 %
30 %
40 %
50 %
60 %
70 %
80 %
90 % 100 %
Gecumuleerd percentage van de bevolking Gelijke inkomensverdeling
VA
Ongelijke inkomensverdeling
De lorenzcurve geeft de decielenmethode grafisch weer. Op de horizontale as staat het gecumuleerde percentage van de bevolking en op de verticale as het gecumuleerde percentage van de netto belastbare inkomens.
In een ‘ideale’ maatschappij waarin de inkomens perfect gelijk verdeeld zijn, valt de lorenzcurve samen met de diagonaallijn. Op die 45°-lijn verdient elke persoon evenveel. 20 % van de bevolking verdient dus 20 % van het netto belastbaar inkomen.
In werkelijkheid loopt de lorenzcurve altijd lager: op elk punt op de lorenzcurve ligt het percentage van het totaal netto belastbaar inkomen lager dan het percentage mensen dat een inkomen tot dat niveau heeft. 50 %
©
van de bevolking verdient bijvoorbeeld 20 % van het netto belastbaar inkomen. Als de overheid probeert om de inkomens gelijker te maken en dus de curve dichter bij de diagonale lijn te brengen, is er sprake van een inkomensnivellering. Als de overheid het omgekeerde zou nastreven, dan heet dat inkomensdenivellering.
THEMA 3
LEVEL 1
11
1
Bekijk tabel 2 en beantwoord de vragen. a
Wat is het totaalbedrag van alle netto belastbare inkomens in het vijfde deciel?
b
Hoeveel bedraagt de som van de laagste 50 % van de netto belastbare inkomens in absolute en relatieve cijfers?
Vergelijk die cijfers met de 10 % hoogste netto belastbare inkomens. Wat besluit je?
IN
c
Tabel 2: Gemiddeld netto belastbaar inkomen per deciel in België (2019) GECUMULEERD PERCENTAGE VAN DE BEVOLKING 1
TOTAAL NETTO
TOTAAL NETTO
10 %
IN ABSOLUTE CIJFERS
IN RELATIEVE CIJFERS
RELATIEVE CIJFERS
1 475 471 227,00
0,70 %
0,70 %
7 255 954 125,00
3,43 %
4,12 %
3
10 277 353 679,00
4,85 %
4
12 324 923 221,00
5,82 %
5
14 791 924 697,00
6,99 %
6
17 751 437 843,00
8,38 %
7
21 517 033 327,00
10,16 %
8
26 720 914 898,00
12,62 %
9
35 671 438 515,00
16,85 %
63 973 331 524,00
30,21 %
211 759 783 056,00
100,00 %
©
VA
TOTAAL
100 %
Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium), Fiscale inkomens
THEMA 3
PERCENTAGE IN
2
10
12
GECUMULEERD
BELASTBAAR INKOMEN BELASTBAAR INKOMEN
N
DECIEL
LEVEL 1
2
Giet het totaal netto belastbaar inkomen per deciel in een kolomgrafiek met tien verticale kolommen. Gebruik een rekenblad. Je kunt daarvoor tabel 2 gebruiken die je op iDiddit vindt. Wat kun je eruit afleiden?
b
Hoe zou de grafiek eruitzien indien de inkomens normaal verdeeld zouden zijn?
c
Bereken de decielspanning in België voor 2019. Wat drukt dat cijfer uit?
N
IN
a
3
Vul de basistabel in het werkblad aan.
4
Maak op basis van tabel 2 met een rekenblad een spreidingsgrafiek waarbij de horizontale as het gecumuleerde percentage van de bevolking en de verticale as het gecumuleerde percentage van de netto belastbare inkomens voor 2019 weergeeft, met andere woorden de lorenzcurve. Geef de curve in het rood
VA
weer.
5
Vul aan:
In een maatschappij waarin de inkomens perfect gelijk zijn verdeeld, verdient 10 % van de bevolking van de inkomens.
6
Voeg nu een blauwe curve aan de grafiek toe. Die blauwe lijn, de diagonaallijn, ligt vast op 45° en geeft een ‘ideale’ maatschappij weer waarin de inkomens perfect gelijk zouden zijn verdeeld. Wat stel je vast, als je de lorenzcurve (rode lijn) ten opzichte van de diagonaallijn bekijkt?
©
7
THEMA 3
LEVEL 1
13
Ginicoëfficiënt De Italiaanse statisticus Corrado Gini ontwikkelde rond 1912 de ginicoëfficiënt. Die coëfficiënt wordt meestal gebruikt om de inkomensongelijkheid te meten. De ginicoëfficiënt is altijd een cijfer tussen 0 en 1 waarbij 0 met een perfecte gelijkheid overeenstemt (iedereen heeft hetzelfde netto belastbaar inkomen: de ideale maatschappij) en 1 een perfecte ongelijkheid aanduidt (één persoon heeft al het inkomen en de rest heeft niets). Als je met 100 vermenigvuldigt, druk je de ginicoëfficiënt als een percentage uit, de gini-index. De ginicoëfficiënt bereken je door oppervlakte A te delen door de som van oppervlakte A en B. Grafiek 3: Ginicoëfficiënt
A
n)
zc u
VA
v
an
rv e
N
gr
Lo re n
jn
Li
l
ge
d
ei
h ijk
5 (4
e ad
Gecumuleerd percentage van de bevolking
14
THEMA 3
B
100 %
Bekijk grafiek 4. Vergelijk de ginicoëfficiënt voor de verschillende gewesten in ons land. Wat stel je vast?
©
8
Gecumuleerd percentage van de netto belastbare inkomens
IN
100 %
LEVEL 1
Bron: EU-SILC Statbel, bewerking Statistiek Vlaanderen
TO THE POINT
IN
Grafiek 4: Gini-index – Belgische gewesten en EU-landen, 2020
Samenstelling inkomen
N
Primair inkomen wordt verdiend door productiefactoren te leveren: PRODUCTIEFACTOR arbeid
loon, vergoeding in natura pacht
VA
natuur
PRIMAIR INKOMEN
kapitaal
rente, huur, dividend
ondernemerschap
winst
Naast het primair inkomen beschikken veel personen ook over sociale uitkeringen. AANVULLEND INKOMEN
werkloosheidsuitkering
kinderbijslag / groeipakket
©
VERVANGINGSINKOMEN
pensioen
studiebeurs
invaliditeitsuitkering
vakantiegeld
ziekte-uitkering
…
….
THEMA 3
LEVEL 1
15
primair inkomen –
sociale bijdragen
–
belastingen
+
sociale uitkeringen
+
subsidies / toeslagen
=
secundair inkomen
+
collectieve goederen en diensten
–
kostenverhogende belastingen
=
tertiair inkomen
Inkomensherverdeling
IN
De som van alle inkomsten van een land gedurende een jaar heet het nationaal inkomen. Als je dat
nationaal inkomen aan 100 % gelijkstelt, kun je relatief bekijken hoeveel inkomen er over de verschillende inkomenscategorieën wordt verdeeld. Dat is de categoriale inkomensverdeling. De categoriale inkomensverdeling kun je berekenen met: —
loonquote = (loonsom / nationaal inkomen) * 100 %,
—
interestquote = (interest / nationaal inkomen) * 100 %,
—
winstquote = (winstsom / nationaal inkomen) * 100 %,
—
pachtquote = (pachtsom / nationaal inkomen) * 100 %.
De verdeling van de inkomens over personen, zonder rekening te houden met de oorsprong van die
N
inkomens, heet de personele inkomensverdeling en meer bepaald de primaire inkomensverdeling. Bij de secundaire en de tertiaire inkomensverdeling heeft de overheid een herverdeling gedaan. De vergelijkingen op basis van een equivalent netto belastbaar inkomen vormen de beste vergelijkingsbasis. De netto belastbare inkomens worden van klein naar groot gerangschikt en daarna in gelijke delen opgedeeld. Je gaat uit van een verdeling in tien gelijke delen: de decielenmethode. Als je het rijkste deciel van het totaal netto belastbaar inkomen in relatieve cijfers met het armste deciel
VA
vergelijkt, bekom je de decielspanning. Die geeft weer hoeveel keer de rijken meer verdienen dan de armen. inkomensaandeel rijkste deciel decielspanning = ______________________________ inkomensaandeel armste deciel
De lorenzcurve geeft de decielenmethode grafisch weer. Op elk punt op de lorenzcurve is het percentage van het totaal netto belastbaar inkomen lager dan de diagonaalcurve. Als de overheid probeert om de inkomens gelijker te maken en dus de lorenzcurve dichter bij de diagonale lijn te brengen, spreek je van een inkomensnivellering. Als de overheid het omgekeerde zou nastreven, is er sprake van inkomensdenivellering.
De grootte van de inkomensongelijkheid wordt meetbaar
©
de diagonaal en de lorenzcurve gedeeld door de volledige oppervlakte onder de diagonaal.
A
perfecte ongelijkheid (één persoon heeft al het inkomen en de rest heeft niets). Hoe groter de ginicoëfficiënt, hoe
jn
Li
v
an
e
kh
lij
ge
5
(4
ad
gr
ve
heeft hetzelfde netto belastbaar inkomen) en 1 met een
id
zc ur
0 met een perfecte gelijkheid overeenstemt (iedereen
Lo re n
De ginicoëfficiënt is altijd een cijfer tussen 0 en 1 waarbij
) en
B
groter de ongelijkheid. Als je de ginicoëfficiënt met 100 vermenigvuldigt, druk je de ginicoëfficiënt als een percentage uit: de gini-index.
16
THEMA 3
LEVEL 1
Gecumuleerd percentage van de bevolking
100 %
Gecumuleerd percentage van de netto belastbare inkomens
100 %
gemaakt door de ginicoëfficiënt, dat is de oppervlakte tussen
Action 1— 1
Hoe vergelijk je inkomens van gezinnen op basis van inkomensfiches?
Vergelijk de volgende gegevens op basis van het netto belastbaar inkomen en vervolledig tabel 3.
Inkomensfiche Faris − Loon:
25 000,00 euro
− Zelfstandige in bijberoep:
6 500,00 euro
− Dividenden:
1 000,00 euro 250,00 euro
IN
− Rente: − Pachtvergoeding:
100,00 euro
− Uitkering arbeidsongeschiktheid:
800,00 euro
Inkomensfiche Sarina
14 040,00 euro
− Huurgeld:
8 400,00 euro
− Kindergeld:
391,77 euro
N
− Werkloosheidsvergoeding:
Inkomensfiche Magda
16 000,00 euro
VA
− Pensioen:
− Pachtvergoeding:
200,00 euro
− Huurgeld:
16 000,00 euro
− Opbrengst kasbons:
200,00 euro
Tabel 3: Inkomens gezinnen (in euro)
INKOMEN
ARBEID IN
ONDERNEMER-
DIENSTVERBAND
SCHAP
KAPITAAL
SOCIALE UITKERING
TOTAAL
©
Faris
Sarina
Magda
TOTAAL
THEMA 3
LEVEL 1
17
2
Bekijk aandachtig tabel 3. a
Waar lees je de personele inkomensverdelingen af?
b
Wie heeft het grootste inkomen?
c
Wie heeft het laagste inkomen?
Waar lees je de categoriale inkomensverdelingen af en hoeveel is dat per categorie?
Bereken de verschillende quotes. de loonquote:
b
de interestquote:
c
de winstquote:
d
de pachtquote:
e
de huurquote:
f
de sociale-uitkeringsquote:
N
a
VA
4
IN
3
5
Noteer het onderscheid tussen een primaire en een secundaire inkomensverdeling op basis van die gegevens.
©
6
Welk element ontbreekt om die verdeling te berekenen?
18
THEMA 3
LEVEL 1
Action 2— 1
Hoe kun je het inkomen volgens de inkomensklasse verdelen?
Werk in vijf groepen. Elke groep werkt een bepaalde regio uit. REGIO België
Groep 2
Vlaams Gewest
Groep 3
Waals Gewest
Groep 4
Duitstalige Gemeenschap
Groep 5
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
IN
2
Groep 1
Ga naar iDiddit en open de tabel met het aantal aangiftes per klasse van het totaal netto belastbaar inkomen. a
Maak met een rekenblad een kolomgrafiek met op de verticale as het aantal aangiftes in absolute cijfers en op de horizontale as de inkomensklassen. Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
c
Wat stel je vast i.v.m. de scheefheid?
VA
N
b
Wat betekent die scheefheid?
©
d
© Shutterstock / Nat_V
THEMA 3
LEVEL 1
19
Action 3—
Kun je het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner van gemeenten vergelijken?
Surf via iDiddit naar een interactieve kaart met het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner per gemeente. Beantwoord de vragen. Hoeveel bedraagt het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner van jouw gemeente?
b
Vergelijk dat gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner met de voorbije vijf jaar. Wat kun je daaruit besluiten?
c
IN
a
Vergelijk het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner van jouw gemeente met dat van de omliggende
Hoe kun je de decielspanning berekenen en de decielenmethode grafisch voorstellen?
VA
Action 4—
N
gemeenten. Wat stel je vast?
Ga naar iDiddit en open het werkblad.
Vervolledig de tabel in het werkblad.
b
Bereken de decielspanning. Wat wordt daarmee uitgedrukt?
©
a
20
c
Stel de decielenmethode grafisch voor met de lorenzcurve. Voeg ook de diagonaalcurve toe.
d
Wat stel je vast als je de percentiele verdeling bekijkt?
e
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
THEMA 3
LEVEL 1
Action 5— 1
Kun je de inkomensverdeling van verschillende regio’s of landen vergelijken?
Bestudeer de onderstaande gegevens in verband met de ginicoëfficiënt. Kies, afhankelijk van je interesse, of je tabel 5 en 6 (optie 1) of grafiek 5 en 6 (optie 2) wilt gebruiken. Vink de gekozen optie aan.
2
Wat kun je afleiden over de evolutie van de inkomensongelijkheid tussen: a
de gewesten?
b
België en de andere landen van de EU27?
IN
Optie 1
Tabellen
N
VA
Tabel 4: Gini-index van equivalent beschikbaar inkomen volgens gewest: België (Schaal 0-100) 2012
2014
2015
2018
2019
2020
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
35,9
35,7
35,7
32,4
31,2
33,2
Vlaams Gewest
24,8
23,8
24,0
23,8
23,3
23,7
Waals Gewest
25,6
25,3
25,8
25,6
25,1
24,6
Bron: Statbel; Eurostat (2022), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC)
©
Tabel 5: Gini-index van equivalent beschikbaar inkomen: België en internationale vergelijking (Schaal 0-100) 2004
2005
2010
2014
2015
2018
2019
2020
België
26,1
28,0
26,6
25,9
26,2
25,7
25,1
25,4
EU27
-
-
30,2
30,9
30,8
30,4
30,2
-
THEMA 3
LEVEL 1
Bron: Statbel; Eurostat (2022), European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC)
21
Optie 2
Grafieken
IN
Grafiek 5: Gini-index van equivalent beschikbaar inkomen volgens gewest: België (schaal 0-100)
© Federaal Planbureau, https://www.indicators.be/; informatie bijgewerkt op 2022-11-30; https://www.indicators.be/nl/i/G10_GIN/
VA
N
Grafiek 6: Gini-index van equivalent beschikbaar inkomen: België en internationale vergelijking (schaal 0-100)
© Federaal Planbureau, https://www.indicators.be/; informatie bijgewerkt op 2022-11-30; https://www.indicators.be/nl/i/G10_GIN/
Kun je de inkomensverdeling van verschillende landen vergelijken?
©
Action 6— 1
Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje. Hoe groot is de ginicoëfficient indien de diagonaalcurve samenvalt met de lorenzcurve?
2
Surf via iDiddit naar de website van Eurostat waar je de recentste cijfers van de ginicoëfficiënt vindt. Hoe scoort België in verband met inkomensongelijkheid ten opzichte van de andere landen van de EU?
22
THEMA 3
LEVEL 1
BREAKING NEWS 1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
IN
CHECKLIST Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA
1
BETER
EXTRA OEFENMATERIAAL
Ik kan omschrijven uit welke elementen een inkomen is opgebouwd.
2
KAN
Ik kan toelichten waarom de belastingaangifte geen
3
N
volledig beeld van het nationaal inkomen geeft. Ik kan onderzoeken of er sprake is van inkomensongelijkheid.
Ik kan de lorenzcurve opstellen met een rekenblad.
5
Ik kan de decielspanning berekenen.
VA
4
6
Ik kan de inkomensverdeling van verschillende landen of regio’s vergelijken.
Ik kan de mate van inkomensongelijkheid
onderzoeken aan de hand van de ginicoëfficiënt.
©
7
THEMA 3
LEVEL 1
23
LEVEL 2 Wat zijn mogelijke oorzaken van inkomensongelijkheid?
Good to know
IN
INTRO
De kloof tussen arm en rijk kan niet blijven groeien zonder dat er iets aan wordt gedaan.
Kofi Annan
© Shutterstock / Ph-oto
N
Lees de tekst. a
Markeer in de tekst de elementen die mogelijke inkomensverschillen verklaren.
b
In welke vijf grote groepen zou je die opdelen?
VA
1
In het vorige level heb je vastgesteld dat de inkomens in België niet gelijk zijn verdeeld. Die ongelijke verdeling kun je toeschrijven aan het toeval en aan een samenspel van factoren, maar misschien zijn er ook dieperliggende oorzaken.
©
Ken je het populaire bordspel Levensweg? Daarin proberen de spelers om tijdens één mensenleven zo rijk mogelijk te worden. Elke speler kiest een gekleurde auto als pion. De spelers draaien om de beurt aan een ‘rad van fortuin’. Het gedraaide cijfer is het aantal vakjes dat de speler vooruit mag gaan. Als een speler op een vakje landt, moet hij de aanwijzing – een financiële mee- of tegenvaller – opvolgen. Als een speler voorbij een groen loonvakje passeert, krijgt hij sowieso zijn loon, ongeacht of hij erop landt. Uiteraard is het spel maar een benadering van het complexe leven. Zo wordt iedereen in het gezelschapsspel even rijk geboren … maar dat is in de realiteit wel even anders. Elke persoon krijgt van thuis uit een ander vermogen mee. Voor sommigen is dat heel klein, voor anderen is het net heel groot door bijvoorbeeld een schenking, een erfenis of de overname van een onderneming.
24
THEMA 3
LEVEL 2
© Shutterstock / Erin
Cadigan
In het spel rijdt iedereen rond in dezelfde auto, dat wil zeggen dat iedereen dezelfde thuissituatie heeft. In de realiteit kan de thuissituatie erg verschillen: iedereen heeft een ander startpakket, een ander IQ, EQ, een andere houding, meer of minder inzet ... en dat kan allemaal invloed hebben op het inkomen.
VA
N
IN
De spelers van Levensweg moeten uiteraard ook naar school. De speler kan kiezen om een opleiding te volgen of meteen aan het werk te gaan. In het laatste geval is het loon in het begin misschien laag maar het wordt later meer. Wie ervoor kiest om naar de hogeschool of de universiteit te gaan, krijgt in het begin al een hoog salaris. Aangezien de auto meerdere groene vakjes passeert, krijgt de speler regelmatig een loon. De loopbaankeuze speelt dus een belangrijke rol. Het beroep dat je uitoefent, wordt in het spel aan het diploma en een loon gekoppeld. Sommige beroepen zijn gekoppeld aan een hoog loon en andere aan een klein loon. Het bedrag hangt af van de soort onderneming en de sector waarin die onderneming actief is.
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Wat zijn mogelijke oorzaken van inkomensongelijkheid?
©
2
THEMA 3
LEVEL 2
25
Explore 1— Welke persoonlijke eigenschappen hebben invloed op de hoogte van het inkomen?
Hoogte inkomen Persoonlijke eigenschappen zoals talent, opleiding, inzet, IQ, EQ, karakter, geslacht of creativiteit … bepalen voor een groot stuk de hoogte van je inkomen.
Waarvoor staat de afkorting ‘EQ’? Wat betekent dat concreet? Gebruik het internet.
2
Lees het onderstaande artikel en beantwoord de vragen.
IN
1
a
Markeer de persoonlijke eigenschappen die volgens de auteurs een invloed kunnen hebben op de hoogte van je inkomen.
N
Welke persoonlijkheidskenmerken zijn in alle beroepen belangrijk?
VA
b
c
In welke beroepen zijn de kenmerken ‘openheid’ en ‘extraversie’ belangrijk? Motiveer je antwoord.
©
Deze vijf eigenschappen bepalen je succes op het werk Een werkgever heeft je aangeworven voor wie je bent. Het is dus zeker niet de bedoeling om jezelf helemaal te veranderen. Maar wat je wel kunt doen, is kijken op welke eigenschappen je heel hoog of laag scoort en je daar op z’n minst bewust van worden, en misschien ook de scherpe kantjes er wat afhalen. Dat alles lezen we in het boek De andere 50 %, van manager Eric Verbeiren en professor Frank Van Overwalle. Welke vijf kenmerken? Het OCEAN-model geeft je de vijf belangrijkste persoonlijkheidskenmerken. Bij de categorie openheid (de ‘O’) sta je open voor nieuwe ideeën, je hebt al dan niet een snel inzicht of bent creatief of nieuwsgierig. Bij de categorie consciëntieusheid (C) of nauwgezetheid ben je al dan niet bedachtzaam, betrouwbaar, doelmatig of ambitieus.
26
THEMA 3
LEVEL 2
Bij de derde groep – extraversie (E) – bekijk je of je onder meer sociaal, vrolijk of vol energie bent. Bij de categorie altruïsme (A) gaat het erom of je al dan niet empathisch, zorgzaam en vriendelijk bent. De laatste categorie draait om neuroticisme (N) of emotionele instabiliteit: angstig, geërgerd of impulsief. Zijn alle vijf even belangrijk? Ordelijkheid, of consciëntieusheid, is de persoonlijkheidstrek die over alle beroepen heen de sterkste link heeft met succes, stellen de twee auteurs. ‘Als je daar laag op scoort, moet je er zeker veel aandacht aan besteden. Alles goed plannen, noteren en opvolgen. Op de tweede plaats kwamen altruïsme en emotionele instabiliteit uit de bus. Daar moet je zeker
IN
op focussen als je lager scoort op die twee.’
Het belang van de andere kenmerken – openheid en extraversie – is meer afhankelijk van het type job. ‘Ben je onderzoeker of marketeer, dan zal openheid van tel zijn. Je staat in voor de ontwikkeling van nieuwe producten en dan kun je maar beter wat nieuwsgierig
zijn. Extraversie zal dan weer zwaarder doorwegen voor een verkoper, maar minder voor een IT-systeembeheerder.’
Forum
N
Naar: jobat.be
Waarom zouden die eigenschappen volgens jou ook een invloed hebben op de hoogte
VA
van het inkomen?
Explore 2— Wat houdt de genderloonkloof in?
Genderloonkloof
De genderloonkloof geeft het verschil weer tussen het gemiddelde bruto-uurloon van vrouwen en mannen uitgedrukt als een percentage van het gemiddelde mannenloon. Het is gebaseerd op
©
het salaris nog vóór inkomstenbelastingen en socialezekerheidsbijdragen ervan afgetrokken worden. Alleen bedrijven met tien of meer werknemers worden meegenomen in de berekening. In een formule ziet dat er als volgt uit: (uurloon mannen − uurloon vrouwen) genderloonkloof = ________________________________ uurloon mannen
Er gelden geen beperkingen naar leeftijd of arbeidsduur. De genderloonkloof omvat dus zowel voltijds als deeltijds tewerkgestelde loontrekkenden.
THEMA 3
LEVEL 2
27
Het gehanteerde loonconcept omvat betaalde overuren evenals de premies die iedere betalingsperiode worden uitbetaald. Premies voor nacht- of weekendwerk zijn daar voorbeelden van. Premies die slechts op uitzonderlijke basis worden uitgekeerd, zoals een dertiende maand of het dubbelvakantiegeld, worden uitgesloten. Alle lidstaten van de EU hanteren dezelfde geharmoniseerde concepten en methoden bij de berekening van de genderloonkloof. Daardoor kun je de Belgische situatie vergelijken met de loonkloof in de overige EU-lidstaten. Er zijn verschillende oorzaken voor de loonkloof tussen mannen en vrouwen. —
Deeltijds werk: vrouwen doen meer uren onbetaald werk dan mannen, zoals kinderopvang of huishoudelijk werk waardoor er minder tijd voor betaald werk is.
—
Loopbaankeuze: vrouwelijke werknemers laten hun loopbaankeuzes beïnvloeden door gezinszorg en
IN
verantwoordelijkheden binnen de familie en nemen bijvoorbeeld loopbaanonderbreking voor medische bijstand. —
Sector van tewerkstelling: meer vrouwen werken in sectoren die weinig betalen. Ongeveer 30 % van de
genderloonkloof kan toegeschreven worden aan een overgrote meerderheid vrouwen in relatief slechter
betaalde sectoren zoals de zorgsector, verkoopsector of het onderwijs. Het aantal vrouwen in wetenschap, technologie en toegepaste wetenschappen is gestegen. —
Functie: er zijn minder vrouwelijke managers die vaak ook nog minder betaald worden.
N
Good to know Loonkloof tussen man en vrouw in België bijna volledig verdwenen in 2020 of toch niet? Het loonverschil tussen voltijds werkende mannen en vrouwen in ons land is bijna volledig weggewerkt. Dat blijkt uit cijfers van het Belgische statistiekbureau, Statbel, over het jaar 2020. Meer nog: in Wallonië verdienden vrouwen gemiddeld iets meer dan mannen. Al zijn de cijfers vertekend door corona. Bovendien blijft de loonkloof groot bij de deeltijds werkenden.
VA
Het lijkt een inhaalbeweging maar eigenlijk ook weer niet. In 2020 zijn veel mensen noodgedwongen deeltijds gaan werken of deeltijds werkloos geworden. Dat ging vaker over lageropgeleide mensen. En vooral in Wallonië daalde het aantal voltijds werkende vrouwen in horeca of winkels zeer fel, veel meer dan het aantal voltijds werkende mannen. Daardoor krijg je in de cijfers van 2020 qua voltijdse werknemers relatief gezien meer hogeropgeleide vrouwen tegenover lageropgeleide mannen, waardoor de loonkloof tijdens het coronajaar enigszins kunstmatig kleiner is geworden aangezien hogeropgeleiden doorgaans meer verdienen. Dat geeft in zekere mate een vertekend beeld.
1
Bestudeer grafiek 1. Hoe doet België het ten opzichte van de andere Europese landen als het gaat om gelijke
©
uurlonen voor vrouwen en mannen?
28
THEMA 3
LEVEL 2
©
VA
N
IN
Grafiek 1: Loonkloof tussen mannen en vrouwen in Europa
© Europese Unie, 1995-2023 – bron: Europees Parlement / Eurostat
2
Surf via iDiddit naar een dynamische grafiek. Hoe evolueert de loonkloof in België en in de andere Europese landen?
THEMA 3
LEVEL 2
29
3
Welke oorzaken van de genderloonkloof staan er in grafiek 2?
VA
N
IN
Grafiek 2: Vrouwen en mannen op de arbeidsmarkt
©
© Europese Unie, 1995-2023 – bron: Europees Parlement / Eurostat
30
THEMA 3
LEVEL 2
Explore 3— Hoe kan de arbeidsmarkt het inkomen beïnvloeden?
Loonvorming De arbeidsmarkt zorgt ervoor dat twee personen die dezelfde job uitoefenen, toch een verschillend loon krijgen. Dat kan aan verschillende factoren te wijten zijn: hoelang ze al in het bedrijf werken (anciënniteit), de productiviteit én de toevoegde waarde van de sector, de plaats in de wereld waar het bedrijf gevestigd is, de grootte van het bedrijf … De lonen kunnen ook stijgen door een toenemende vraag naar en een afnemend aanbod van arbeidskrachten.
1
Lees het artikel en beantwoord de vragen. a
IN
Bovendien zijn er heel wat maatregelen die de loonvorming beïnvloeden.
Teken een vraag- en aanbodcurve van arbeid waarop je de situatie uit het artikel weergeeft.
VA
N
Loon
Grafiek 3: Vraag en aanbod van arbeid
©
Hoeveelheid arbeidskrachten
b
Waartoe zal die situatie leiden? Ga uit van een competitieve markt.
c
Voldoet de arbeidsmarkt aan de voorwaarden van een volkomen competitieve markt? Leg uit waarom (niet).
THEMA 3
LEVEL 2
31
d
Zijn er bijkomende factoren die een rol spelen bij de loonvorming op de arbeidsmarkt?
België bijna kampioen openstaande vacatures donderdag uit statistieken van Eurostat. Door het snelle economische herstel na de coronapandemie is de vraag naar personeel groot. Opmerkelijk: na Tsjechië en Nederland staat België op de derde plaats in de lijst van Europese landen met de meeste openstaande vacatures. In de eurozone kwam het percentage
IN
Europa telt steeds meer vacatures, bleek
openstaande vacatures in het eerste kwartaal
vacatures zijn er in Griekenland (0,80 procent) en in Spanje en Bulgarije (0,90 procent).
N
van dit jaar uit op gemiddeld 3,10 procent van
met een nog krappere arbeidsmarkt. De minste
het totale werkaanbod. In dezelfde periode
vorig jaar lag dat op 2,10 procent, in het laatste
De krapte in Europa is het meest voelbaar in
kwartaal op 2,80 procent. Maar ook tegenover de
de dienstensector, met onder meer horeca en
periode voor corona zijn er nu meer openstaande
toerisme (gemiddeld 3,60 procent vacatures),
vacatures (+0,90 procent).
en iets minder in de industrie en bouw (2,90 procent). In Vlaanderen noteert VDAB al bijna
VA België ligt ver boven het Europese gemiddelde,
met 4,80 procent vacatures. Alleen Tsjechië (5,30 procent) en Nederland (4,90 procent) kampen
2
een jaar een historisch hoog aantal jobs die niet ingevuld raken. Bron: standaard.be, 2022-06-17
Lees de onderstaande voorbeelden. Geef mogelijke oorzaken van het verschil in loon. a
Bert en Guy zijn boekhouders in hetzelfde bedrijf en hebben hetzelfde diploma. Bert is al vijf jaar langer in
©
dienst dan Guy.
b
32
THEMA 3
Jan werkt in de horeca als ober. Samir werkt in de petrochemische sector als arbeider.
LEVEL 2
Kristien baat een kruidenierszaak uit. Manuella leidt de Carrefour in Turnhout.
d
Fred is uitvoerend werknemer. Mohammed is zijn chef.
e
Linda en Fau zijn matrozen. Linda werkt voor het Vlaamse bedrijf De Nul en Fau voor een Chinees bedrijf.
IN
c
Explore 4— Hoe kan het vermogen een invloed op het inkomen
N
hebben?
VA
Een man die naar het buitenland vertrok, riep zijn slaven en gaf hun zijn goederen naargelang ieders belang. De eerste slaaf kreeg vijf talenten, werkte hard en kwam met tien talenten terug. De tweede slaaf kreeg twee talenten en kwam met vier talenten terug. Aan de derde slaaf gaf hij één talent. Hij verstopte het en gaf daarna één talent terug. De eerste twee slaven mochten delen in de rijkdom van de heer, maar de derde slaaf niet omdat hij niets had gedaan met het talent dat hij van de heer had gekregen. Bron: Mt, 25:14-30
©
Rentenier
De parabel van de talenten toont goed aan wat een vermogen kan doen. De evangelist Mattheus leende zijn naam uit aan het mattheuseffect: hoe groter het vermogen, hoe hoger het inkomen dat uit dat vermogen kan worden gegenereerd. In bepaalde gevallen kan het vermogen voldoende inkomsten genereren om ervan te kunnen leven. Je spreekt dan van ‘rentenieren’. Rentenieren is van alle tijden: zelfs apostel Mattheus had dat al goed begrepen.
1
Vul de zinnen aan. a
Geld op de spaarrekening levert
op.
b
Geld in aandelen levert
op.
c
Geld in huizen en appartementen levert
op.
THEMA 3
LEVEL 2
33
2
Surf via iDiddit naar de lijst van de rijkste Belgen. Beantwoord de vragen. a
Wie is op dit moment de rijkste Belg?
c
Vul de volgende fiche aan in verband met die Belg. Vermogen
Gekend als
Activiteit
Inplanting
Tendens
IN
b
Waarom komen er op die lijst zoveel families voor?
N
Explore 5— Welke invloed kan het sociaal milieu op het inkomen
VA
hebben?
Invloed milieu op inkomen
‘Sociale omgeving’ – of ‘sociaal milieu’ – is een breed begrip. Het is het geheel van sociale, culturele, economische en religieuze factoren die het menselijke gedrag beïnvloeden. Het inkomen van mensen uit een kansarm sociaal milieu is meestal laag. Ze ontsnappen zelden aan hun omgeving. Slechts enkelen kunnen zich aan hun milieu onttrekken en van hogere inkomsten genieten. Mensen uit kansrijkere sociale milieus zijn meestal hoger opgeleid en hebben toegang tot meer informatie en betere gezondheidszorg. Via netwerken kunnen ze hun inkomsten nog verder uitbreiden.
©
Lees het artikel en beantwoord de vragen. a
Wat versta je onder ‘menselijk kapitaal’?
34
THEMA 3
LEVEL 2
b
Waarom is een investering in goed onderwijs in deze tijden zo belangrijk?
Hoe je jeugdjaren invloed hebben op je levenslot
IN
Nadelige omstandigheden in de kinderjaren beperken iemands latere kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Door de groeiende waardering van menselijk kapitaal zijn de gevolgen daarvan groter dan ooit. De omgeving waarin je opgroeit heeft een grote invloed op de rest van je leven. Onderzoek heeft uitgewezen dat een hoger inkomen
van de ouders samenhangt met een hoger inkomen voor het kind en betere onderwijsuitkomsten. In Nederland eindigt 28 procent van de
kinderen van gezinnen in de allerlaagste inkomensgroep precies zoals hun ouders: in de laagste inkomensgroep.
Ongelijkheid tussen kinderen bij de geboorte kan uitmonden in een nog grotere ongelijkheid op latere leeftijd. Vooral de vroege kinderjaren zijn belangrijk voor de ontwikkeling van vaardigheden die
N
mensen later nodig hebben op de arbeidsmarkt. Overheden kunnen investeren in goed onderwijs om verschillen in de geboorteomgeving al vroeg in de levensloop te compenseren. Dat is essentieel in deze tijd van technologische vooruitgang met zijn hoge waardering voor menselijk kapitaal.
VA
Naar: socialevraagstukken.nl
TO THE POINT
Oorzaken inkomensongelijkheid
Oorzaken van inkomensongelijkheid zijn heel divers en kunnen elkaar versterken of verzwakken. Daarnaast speelt ook een factor ‘geluk’ een rol.
Wat vergroot of verkleint er de kans op een hoger of een lager inkomen? —
Persoonlijke eigenschappen: geslacht, IQ, EQ, inzet, talent, zin voor initiatief, diploma, karakter, voorkomen ...
De arbeidsmarkt: een toenemende vraag naar en een afnemend aanbod van arbeidskrachten,
©
—
anciënniteit, de productiviteit en de toegevoegde waarde van de sector, de locatie van het bedrijf, de grootte van het bedrijf ...
—
Vermogen: personen met een groter vermogen kunnen hun middelen inzetten om hun inkomen te vergroten dankzij interest op spaargeld, dividenden op aandelen en verhuurinkomsten op onroerend goed. Dat rijken rijker worden en armen armer, werd al door apostel Mattheus verwoord, het zogenaamde mattheuseffect.
—
Sociaal milieu: het inkomen van mensen in een kansarmer sociaal milieu is meestal laag. Mensen uit kansrijkere sociale milieus zijn doorgaans hogeropgeleid en hebben toegang tot meer en betere gezondheidszorg. Via netwerken kunnen ze hun inkomsten nog verder uitbreiden.
THEMA 3
LEVEL 2
35
Genderkloof Het verschil tussen het gemiddelde loon van een man en dat van een vrouw heet de genderloonkloof. (uurloon mannen − uurloon vrouwen) genderloonkloof = ________________________________ uurloon mannen
Er zijn verschillende oorzaken van de loonkloof tussen mannen en vrouwen. —
Deeltijds werk: vrouwen doen meer uren onbetaald werk dan mannen, zoals kinderopvang of huishoudelijk werk, waardoor er minder tijd voor betaald werk is.
—
Loopbaankeuze: vrouwelijke werknemers laten hun loopbaankeuzes beïnvloeden door gezinszorg en verantwoordelijkheden binnen de familie en nemen bijvoorbeeld loopbaanonderbreking voor medische bijstand. Sector van tewerkstelling: meer vrouwen werken in sectoren die weinig betalen. Ongeveer 30 % van
IN
—
de genderloonkloof kan toegeschreven worden aan een overgrote meerderheid vrouwen in relatief
slechter betaalde sectoren zoals de zorgsector, verkoopsector of het onderwijs. Het aantal vrouwen in wetenschap, technologie en toegepaste wetenschappen is gestegen.
Functie: er zijn minder vrouwelijke managers die vaak ook nog minder betaald worden.
Action 1—
Welke invloed heeft het EQ op je inkomen?
Forum
N
—
Niet alleen je IQ maar ook je EQ heeft een invloed op je inkomen. Ben jij je bewust van
VA
je gevoelens? Ben je in staat om je gevoelens in goede banen te leiden?
Surf via iDiddit naar een test waarmee je kunt ontdekken hoe emotioneel-intelligent je bent.
2
Bewaar het resultaat van de test in je portfolio. Geef het bestand een duidelijke naam.
©
1
Good to know Het is gemakkelijk genoeg om kwaad te worden. Maar kwaad zijn op de juiste persoon, in de juiste mate, op het juiste ogenblik en om de juiste reden, dát is geen sinecure. Aristoteles
36
THEMA 3
LEVEL 2
Action 2—
Wat bepaalt de hoogte van je salaris?
Surf via iDiddit naar een tool (het Salariskompas) waarmee je je loon kunt vergelijken met dat van anderen. a
Bestudeer de tool.
b
Welke factoren worden hier ingezet om je loon te bepalen?
Wie heeft een tweede job en waarom?
Good to know
IN
Action 3—
Dat het leven duurder is geworden, zal niemand ontkennen. Maar de welvaart is ook gestegen en dat betekent dat er meer goederen en diensten zijn die je kunt aankopen. Ga even terug in de tijd, naar begin jaren negentig: er waren nog geen gsm’s of smartphones. Eind jaren negentig was er misschien één gsm per gezin en deed het internet zijn intrede. Beetje bij beetje schaften gezinnen een computer aan en installeerden ze internet. Er was
N
kabel-tv maar er was geen digitale televisie, geen Netflix of Disney+. In de huizen was er geen airconditioning en slechts zelden meer dan een auto.
Al de genoemde goederen en diensten zijn nu bijna standaard geworden en dat betekent dus ook extra uitgaven
VA
en kosten voor gezinnen.
1
Lees aandachtig het artikel en markeer waarom mensen een tweede job aannemen.
Bestudeer de statistieken uit het artikel. Welke vaststellingen kun je doen in verband met het profiel van personen die een tweede job hebben?
©
2
THEMA 3
LEVEL 2
37
Recordaantal Belgen heeft tweede job Steeds meer Belgen hebben een tweede job. Dat blijkt alvast uit recente cijfers van het Belgische statistiekbureau, Statbel. Wie zijn die noeste werkers en wat zijn hun beweegredenen? Hoeveel? Vorig jaar had zo’n 4,50 % van de werkende Belgen een extra, tweede job. Een serieuze stijging ten opzichte van de voorgaande jaren. Ook dit jaar zet de stijgende trend zich
IN
voort: uit cijfers blijkt dat hun aantal in het eerste kwartaal van 2022 al was opgelopen tot 5,30 %: een absoluut record.
VA
N
Wie?
©
Bron: Statbel, CC BY-2.0
Bron: Statbel, CC BY-2.0
38
THEMA 3
LEVEL 2
Waarom? De reden waarom iemand er bewust voor kiest om na de reguliere werkuren nog tijd en energie te investeren in een bijkomende job hangt af van persoon tot persoon. Vaak voorkomende beweegredenen zijn de opstart van een eigen zaak om een uit de hand gelopen hobby of passie te professionaliseren of om een uniek talent (fotografie, schrijven …) freelance te verzilveren. Voor anderen is het dan weer een puur financiële beslissing. Een extra inkomen kan in dat geval een comfortabele levensstandaard garanderen of de stijgende levenskosten wat draaglijker maken.
Action 4—
Wat is de relatie tussen het glazen plafond en de loonkloof?
Lees de tekst en beantwoord de vragen.
Wat wordt bedoeld met een glazen plafond?
b
Hoe probeert Proximus dat glazen plafond te doorbreken?
N
a
©
VA
1
IN
Bron: jobat.be
THEMA 3
LEVEL 2
39
2
Markeer de maatregelen die Proximus heeft genomen om dat waar te maken tot op de werkvloer.
Gendergelijkheid: Hoe zit het met het glazen plafond in ons land? Tien jaar geleden stond België nog op de 14e plek in de wereld als het gaat over gendergelijkheid. Verre van slecht, maar begin 2020 stonden we nog maar op de 27e plaats. Tijd om een versnelling hoger te schakelen.
Trouwens … wat staat er in de wet over de gelijkheid tussen man en vrouw? En hoe kun je als bedrijf acties nemen voor meer gendergelijkheid? Vrouwenquotum
een cijfer van 0,75 (het cijfer 1 staat voor een volledige
IN
Het World Economic Forum geeft ons land eind 2019
gelijkheid tussen mannen en vrouwen). Nochtans probeert België al jaren de positie van vrouwen in de maatschappij te verbeteren. Zo staat sinds 2002 in de grondwet dat ‘gelijkheid tussen mannen en vrouwen is verzekerd’.
In 2007 nam de Federale Overheid een maatregel aan om te zorgen dat politici bij het maken van wetsvoorstellen voortaan rekening moesten houden met de ongelijke kansen voor vrouwen en mannen en welke invloed
dat heeft op het beleid. In 2011 voegde België zich bij bedrijfsleven. In de wet staat dat de raden van bestuur van beursgenoteerde bedrijven voor minstens een derde uit vrouwen moeten bestaan. Loonkloof van 20 %
personeelsbestand te weerspiegelen. Daarom heeft Proximus een Charter inzake diversiteit en gelijke
rechten. Met dat beleid wil Proximus het mogelijk
N
de landen die een vrouwenquotum hanteren voor het
het belangrijk om de diversiteit van de klanten in het
en alle medewerkers gelijke kansen krijgen.
Hoe heeft zich dat vertaald op de werkvloer?
Alles begint met het verhogen van het bewustzijn. Om inclusiviteit te garanderen werd de informatie
VA
Op het vlak van gendergelijkheid (SDG 5) zijn de
maken dat verschillen erkend en gerespecteerd worden
Verenigde Naties heel ambitieus in hun Sustainable
Development Goals (SDG’s). Tegen 2030 willen ze een einde maken aan alle vormen van discriminatie jegens
vrouwen en meisjes, overal ter wereld. Jammer genoeg bestaat er ook bij ons nog steeds zoiets als het glazen
plafond. Dat betekent dat vrouwen en minderheden in
de samenleving beperkt worden in het krijgen van een eerlijk en gelijk salaris en in het behalen van hogere
functies. Zelfs in 2020 verdienden mannen in dezelfde
©
functie gemiddeld nog steeds 20 % meer dan vrouwen.
Een bedrijf dat duurzaam wil ondernemen, kan het zich niet permitteren om vrouwen minder te betalen voor hetzelfde werk.
In de praktijk – Hoe pakt Proximus dat aan?
Bij telecomoperator Proximus is men ervan overtuigd dat een divers personeelsbestand bijdraagt tot het
bereiken van een meer gediversifieerde markt en zal leiden tot een duurzame bedrijfsvoering. Men vindt
40
THEMA 3
LEVEL 2
over het inclusieprogramma opgenomen in alle
trainingstrajecten voor teamleiders, experts en stagiairs. Ook op introductiedagen voor nieuwe medewerkers wordt die informatie gedeeld.
Op het vlak van de balans privé-werk biedt Proximus arbeidsvoorwaarden die zijn medewerkers in
staat stellen om hun beroeps- en privéleven in
de verschillende fasen van hun leven met elkaar te verzoenen. Dat kan bijvoorbeeld door de
mogelijkheden om intern van baan te veranderen, zich
te ontwikkelen, thuis te werken, deeltijds te werken en thuis te zorgen voor de opvang van kinderen.
Proximus heeft zich tot doel gesteld om het meest
actieve bedrijf te zijn in de promotie van vrouwen in
de digitale wereld en om tegen eind 2021 25 % van de vrouwen met een universitair diploma in technische beroepen aan te werven.
Bron: made-in.be, 2021-09-20
Action 5—
Welke factoren spelen mee bij loonverschillen?
Onderzoek aan de hand van de ontdekplaat welke factoren kunnen meespelen bij loonverschillen. Gebruik daarvoor het bijbehorende werkblaadje op iDiddit.
IN
1
Wat is het gemiddelde maandloon in België?
N
Action 6—
Waarom zijn extralegale voordelen zo populair bij werkgevers? Gebruik het internet.
VA
2
Lees het artikel en beantwoord de vragen. a
Wat is zeker een reden dat de extralegale voordelen zijn toegenomen tijdens corona?
b
Waarom zijn de mensen iets minder tevreden over hun loon?
©
c 3
Markeer de loonverschillen die in het artikel worden aangehaald.
Waarom zou je verwachten dat de lonen zouden gestegen zijn tijdens de coronajaren?
THEMA 3
LEVEL 2
41
114 000 Belgen deelden hun loon met anderen Ons gemiddelde brutoloon in 2021 bedraagt 3 748,00 euro, dat is ongeveer hetzelfde als vorig jaar. Goed nieuws voor de werkende Belg. Het gemiddelde maandloon is in 2021 grotendeels gelijk gebleven, blijkt uit het nieuwste Salariskompas. Toch zijn we minder tevreden met het salaris dat we krijgen. Vacaturewebsite Jobat verzamelde daarvoor de gegevens van 114 000 respondenten, een recordaantal. Het brutoloon ligt min of meer in de lijn met vorig jaar, toen 3 783,00 euro het gemiddelde loon was.
Vergelijken we met 2019, het laatste precoronajaar, dan zien we zelfs dat de maandlonen in ons land er gemiddeld 340,00 euro op zijn vooruitgegaan. Natuurlijk wordt het gemiddelde maandloon opgetrokken
IN
door de grootverdieners. Toch zien we dezelfde evolutie bij de mediaan. Die bedraagt vandaag
VA
N
3 302,00 euro, zo’n 300,00 euro meer dan in 2019.
Extralegale voordelen
Uit het Salariskompas blijkt ook dat bedrijven vandaag meer en meer inzetten op de zogenaamde
extralegale voordelen, zoals maaltijdcheques, eindejaarspremies of hospitalisatieverzekeringen. Het aantal werknemers met een bedrijfswagen – ook al zo’n klassieker – is in 5 jaar tijd met 10 procent toegenomen. Ook de extra’s die thuiswerk mogelijk maken zoals een laptop, internetverbinding of
©
onkostenvergoeding, zijn sterk toegenomen sinds de pandemie.
42
THEMA 3
LEVEL 2
IN N VA
Ondanks dat we wat loon betreft er niet op achteruitgaan, stelt Jobat vast dat mensen iets minder tevreden zijn met het loon dat ze krijgen dan vorig jaar. Door corona moesten werknemers meer
flexibiliteit aan de dag leggen, maar daar staat dus niet altijd iets tegenover. Ook het geluksgevoel op het
werk is tegenover 2021 iets gedaald. Vooral mensen in de logistiek, de distributie en het onderwijs voelen zich minder gelukkig op het werk. Niet toevallig twee sectoren die tot ver in 2021 ingrijpend beïnvloed werden door de pandemie.
Stabiele arbeidsmarkt
Toch is de conclusie over de hele lijn dat onze arbeidsmarkt goed stand heeft gehouden ondanks een
©
meer dan twee jaar durende pandemie. ‘Corona heeft eigenlijk weinig veranderd’, zegt Jan Denys van
Randstad. ‘De werkloosheid is amper gestegen en de schaarste blijft even acuut, je zou zelfs verwachten dat de lonen daardoor nog zouden stijgen.’ Dat is begin 2022 ook gebeurd, maar dan vooral omdat ze door de automatische loonindexering aangepast worden aan de inflatie.
Dat houdt ook in dat de bestaande verschillen gewoon behouden worden. Zo heb je als man, als hoger-
opgeleide of als je in Brussel werkt doorgaans een hoger loon. Ook blijven er grote verschillen tussen de
verschillende sectoren. Iemand in de chemische of farmaceutische industrie strijkt maandelijks gemiddeld 4 600 euro op, terwijl mensen in de horeca het met 2 900,00 euro moeten doen. Bron: demorgen.be, 2022-04-19
THEMA 3
LEVEL 2
43
BREAKING NEWS 1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
IN
CHECKLIST Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA
1
Ik kan omschrijven welke persoonlijke
KAN
BETER
eigenschappen invloed hebben op de hoogte van het inkomen. 2
Ik kan toelichten wat de genderloonkloof inhoudt en
3
N
welke factoren daarbij een rol spelen.
Ik kan omschrijven op welke manier de arbeidsmarkt een invloed op het inkomen kan hebben.
4
Ik kan toelichten op welke manier het al dan niet
VA
hebben van een vermogen invloed op het inkomen kan hebben.
5
Ik kan omschrijven op welke manier het sociaal milieu
©
een invloed kan hebben op inkomensongelijkheid.
44
THEMA 3
LEVEL 2
EXTRA OEFENMATERIAAL
LEVEL 3 Welke instrumenten heeft de overheid ter beschikking om aan inkomensherverdeling te doen?
Good to know
IN
INTRO
The avoidance of taxes is the only intellectual pursuit that still carries any reward.
N
John Maynard Keynes
Social Security is a promise that we cannot and must not break. Before Social
VA
Security existed, about half of America’s senior citizens lived in poverty. Bernie Sanders
© Shutterstock / lev radin
Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje. Beantwoord de vragen. a
Wat stellen de zeven sneeuwballen voor?
©
1
THEMA 3
LEVEL 3
45
b
Wat wil hij aantonen met de voertuigen?
Hoe was de ongelijkheid volgens Hans Rosling geëvolueerd doorheen de tijd?
IN
c
N
2
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag:
©
VA
Welke instrumenten heeft de overheid ter beschikking om aan inkomensherverdeling te doen?
46
THEMA 3
LEVEL 3
Explore 1— Welk effect heeft inkomensherverdeling op de lorenzcurve?
Lorenzcurve Het inkomen zoals dat verdiend wordt met het ter beschikking stellen van productiefactoren, is het primaire inkomen. Wie geen productiefactor levert (of kan leveren) zoals een werkloze of een arbeidsongeschikt iemand, verdient dan ook geen inkomen. Bij de primaire inkomensverdeling zijn er bijgevolg grote verschillen in inkomen. Verschillen in loonhoogte en het niet in staat zijn om een baan te vinden, maken de inkomensverdeling erg scheef. Daarbij komt ook nog dat het rijke deel van de bevolking grote bedragen verdient door kapitaal aan
IN
te bieden of door in een onderneming deel te nemen.
Je hebt in Level 1 de lorenzcurve al bestudeerd. De rode kromme geeft een beeld van de primaire inkomensverdeling.
100 80
es
N
60
e
40
ds
20
d
VA
Inkomen in % (cumulatief)
Grafiek 1: Lorenzcurve
0
0
20
40
60
80
100
Personen in % (cumulatief)
Het is een van de kerntaken van de overheid om voor een rechtvaardige inkomensverdeling te zorgen. In de praktijk komt het erop neer dat de overheid door middel van fiscale maatregelen relatief meer inkomen weghaalt bij de ‘rijken’ dan bij de ‘armen’. Bovendien verstrekt zij extra inkomen aan de armen door middel van sociale uitkeringen. De inkomensverdeling die zo ontstaat (blauwe kromme), heet de secundaire inkomensverdeling. De relatieve inkomensverschillen tussen rijk en arm zijn kleiner geworden. Er is dus sprake van inkomensnivellering. Die nivellering is ook snel af te lezen van de lorenzcurve. De kromme van de
©
secundaire inkomensverdeling loopt dichter bij de gelijke inkomensverdeling (diagonaalcurve) dan de kromme van de primaire inkomensverdeling. Wanneer de relatieve inkomensverschillen groter worden, heb je te maken met denivellering.
Bestudeer grafiek 1. Bewijs dat er een inkomensherverdeling heeft plaatsgevonden door het overheidsoptreden.
THEMA 3
LEVEL 3
47
Explore 2— Welke invloed heeft de personenbelasting op de inkomensongelijkheid?
Invloed personenbelasting op inkomens ongelijkheid De overheid probeert vooral via de personenbelasting voor meer inkomensgelijkheid te zorgen. De personen belasting wordt globaal geheven op alle belastbare inkomsten gedurende één jaar. De aangifte van de belastingen gebeurt altijd na afloop van het jaar. Daarom werkt de fiscus met een aanslagjaar (jaar waarin je de
IN
belasting aangeeft) en een inkomstenjaar. Dat laatste is het jaar waarin de inkomsten zijn verworven en gaat dus aan het aanslagjaar vooraf.
De personenbelasting is een nettobelasting omdat de kosten om het inkomen te verwerven van de belastbare
inkomsten worden afgetrokken. Als je geen kosten invult, trekt de fiscus automatisch forfaitaire kosten af. Als je die kosten zelf bewijst, worden alleen kosten aanvaard die aan de definitie van beroepskosten voldoen.
De belastingaangifte moet jaarlijks worden ingevuld. De natuurlijke personen / gezinnen kiezen tussen een
elektronische (Tax-on-web) of papieren aangifte. De aangifte van de personenbelasting bestaat uit twee delen. Het eerste deel moet iedereen altijd invullen. Het tweede deel moeten alleen bedrijfsleiders, zelfstandigen en
N
personen die inkomsten uit kapitalen, roerende goederen en/of diverse inkomsten hebben verkregen, invullen. Iedereen die aan de personenbelasting onderworpen is, iedere belastingplichtige, heeft recht op een belastingvrije som. Dat betekent dat een deel van de belastbare inkomsten niet belast wordt. De belastingvrije som bedraagt 9 270,00 euro (aanslagjaar 2023, inkomsten 2022). Die belastingvrije som kan verhogen
VA
naargelang de persoonlijke situatie (bv. bij kinderen ten laste).
Als je inkomen hoger is dan het belastingvrije minimum, dan is het belastbaar. Naarmate je meer verdient, kom je in een hoger belastingtarief terecht. De percentages stijgen per inkomensschijf of per trap, dat heet getrapte progressiviteit van de belasting. Door die stijging per schijf zullen de sterkste schouders ook de zwaarste lasten dragen.
Er zijn vier inkomensschijven en dus ook vier belastingtarieven voor het aanslagjaar 2023. Tabel 1: Belastingtarieven personenbelasting aanslagjaar 2023 INKOMENSSCHIJF
TOT
BELASTINGTARIEF
0,00
13 870,00
25,00 %
13 870,00
24 480,00
40,00 %
24 480,00
42 370,00
45,00 %
42 370,00
…
50,00 %
©
VAN
Bron: practicali.be/blog/geindexeerde-bedragen-aj-2023
48
THEMA 3
LEVEL 3
Het systeem met de vier inkomensschijven wordt ook wel het ‘draagkrachtprincipe’ genoemd. In dat systeem worden de hoogste netto belastbare lonen harder door de belastingen naar beneden gehaald dan de laagste lonen. Het is een vorm van inkomensnivellering waarbij de middelen verticaal van rijk naar arm worden verdeeld. Het verschil tussen de belasting op het inkomen (berekend volgens dat tarief) en de belasting op het belastingvrije minimum (ook volgens dat tarief berekend) is niet gelijk aan de belasting die je effectief moet betalen. De wet bepaalt namelijk verschillende verminderingen of verhogingen volgens de aard van je inkomsten, de uitgaven die je tijdens het belastbaar tijdperk hebt gedaan ... Ook je woonplaats speelt een rol bij de berekening van de personenbelasting want elke gemeente heft een gemeentebelasting. Als je geen gemeentebelasting wilt betalen, moet je in De Panne, Knokke of Koksijde zijn.
IN
De meeste gemeenten innen ongeveer 7 % gemeentebelasting op de totale belastbare som.
Ten slotte: de overheid wacht zeker geen jaar op al die gelden. Ze heft preventief al heel wat gelden via de
bedrijfsvoorheffing, de roerende of onroerende voorheffing, en dat nog voor je zelf het geld in handen krijgt. Dat doet ze om twee redenen. —
In de eerste plaats wil ze mensen behoeden voor zichzelf, zodat ze aan het einde niet plotseling een aanzienlijk bedrag belastingen moeten betalen, terwijl ze hun geld al hebben uitgegeven.
—
In de tweede plaats heeft ze dat geld nodig om beleid te voeren. De overheid past daarom drie soorten voorheffingen toe: bedrijfsvoorheffing, onroerende en roerende voorheffingen.
N
In België is er een hoge fiscale druk. Dat begrip verwijst naar de hoeveelheid belastinggeld die de belasting betalers aan de staat betalen ten opzichte van het bruto binnenlands product (bbp). Die hoge fiscale druk zorgt ervoor dat mensen uitwegen zoeken en fiscale fraude plegen. Daardoor ontstaat een oneerlijke verdeling van de belastingdruk.
Er zijn drie groepen van fiscale fraude. —
Bij belastingontduiking gaat iemand buiten het wettelijke kader bijvoorbeeld door inkomens te verzwijgen
VA
of door zwartwerk.
—
Bij belastingontwijking gaat iemand fouten of leemtes in de belastingwetgeving gebruiken en bijvoorbeeld geld naar zogenaamde belastingparadijzen wegsluizen.
—
Bij belastingafwenteling gaat iemand de belastingdruk in de prijs doorrekenen. Wanneer een bedrijf bijvoorbeeld meer winstbelasting moet betalen, kan het de verkoopprijzen verhogen.
Surf naar de website van de Belgische overheid en zoek de volgende gegevens op:
a
het huidige belastingvrije basisbedrag en de verhogingen naargelang van de gezinstoestand.
©
1
b
de huidige inkomensschijven en bijbehorende belastingtarieven.
THEMA 3
LEVEL 3
49
2
Bereken de basisbelasting op basis van de inkomsten van 2022 voor een rijksinwoner met een belastbaar inkomen van 27 850,00 euro.
Hoeveel bedraagt het belastingtarief van jouw gemeente? Gebruik het internet.
IN
3
Explore 3— Welke invloed heeft het socialezekerheidssysteem op de inkomensongelijkheid?
Socialezekerheidssysteem
Het Belgische socialezekerheidssysteem staat in de hele wereld bekend als een van de uitgebreidste
N
vangnetten. Die Sociale Zekerheid is het resultaat van verschillende evoluties die zich de voorbije 150 jaar hebben voorgedaan. Van de periodes die het stelsel heeft doorlopen, zijn er nog altijd kenmerken aanwezig. Otto von Bismarck en William Beveridge worden als de ideologische grondleggers van de Sociale Zekerheid beschouwd. Hun basisideeën vind je in tal van socialezekerheidssystemen over de hele wereld terug.
VA
Otto von Bismarck, de Duitse kanselier aan het einde van de 19e eeuw, had een socialezekerheidssysteem uitgewerkt waarvan de financiering door de werknemers en de werkgevers werd gedragen. De staat kwam tussen voor de pensioenen. Uitkeringen waren aan de hoogte van het loon gekoppeld. Zo streefde hij naar het behoud van de levensstandaard van de arbeiders als er bepaalde risico’s optraden. Er was dus solidariteit
©
onder de werkenden.
Lord William Beveridge (eerste helft van de 20e eeuw) vond dat naast de werknemers ook de rest van de bevolking recht had op bestaanszekerheid. Via belastingen voorzag hij in eenzelfde forfaitaire uitkering voor elke burger bij werkloosheid, ziekte, pensionering ... Het Belgische socialezekerheidssysteem is gebaseerd op solidariteit tussen:
50
—
werkenden en werklozen,
—
jongeren en ouderen,
—
gezonden en zieken,
—
personen met en zonder inkomen,
—
huishoudens met en zonder kinderen,
—
…
THEMA 3
LEVEL 3
Er is geen uniform systeem van sociale zekerheid. Bij de organisatie van het Belgische socialezekerheids systeem moet er in de eerste plaats een onderscheid worden gemaakt tussen de drie stelsels: —
een stelsel voor werknemers (bv. bankbedienden, arbeiders in een autoassemblagebedrijf …),
—
een stelsel voor zelfstandigen,
—
een stelsel voor (federale) ambtenaren (bv. werknemers bij de overheid zoals politie-, gemeente- of militaire ambtenaren).
Daarnaast voorziet de overheid in een geheel van sociale uitkeringen die aan de allernoodzakelijkste basisbehoeften van elke burger moeten tegemoetkomen. Die uitkeringen, sociale bijstand genaamd, vormen een vangnet voor diegenen die door de mazen van het socialezekerheidssysteem vallen. Concreet is sociale —
leefloon,
—
inkomensgarantie voor ouderen,
—
gewaarborgde gezinsbijslag,
—
tegemoetkomingen aan gehandicapten.
IN
bijstand:
Voor het werknemersstelsel – het grootste van de drie stelsels – is de RSZ (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) de overkoepelende instelling.
De klassieke Sociale Zekerheid bevat zeven takken: rust- en overlevingspensioenen,
—
werkloosheid,
—
arbeidsongevallenverzekering,
—
beroepsziekteverzekering,
—
gezinsbijslag,
—
verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen,
—
jaarlijkse vakantie.
N
—
©
VA
De volgende instellingen zijn verantwoordelijk voor bepaalde takken van de Sociale Zekerheid, namelijk:
RVA: Rijksdienst Voor Arbeidsvoorziening
FEDRIS: Federaal agentschap voor beroepsrisico’s
FPD: Federale Pensioendienst
RJV: Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie
RIZIV: Rijksdienst voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
THEMA 3
LEVEL 3
51
Het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) beschermt het sociaal statuut van zelfstandige ondernemers – vanaf de oprichting van hun zaak tot na hun pensioen – en draagt zo bij tot hun sociaal en economisch welzijn. Zelfstandigen zijn verzekerd voor de volgende takken in de sociale zekerheid: geneeskundige verzorging, ziekte- en invaliditeitsverzekering, moederschapsverzekering, pensioenen, overbruggingsrecht, rouwuitkering, uitkeringen mantelzorg en de vaderschaps- en geboorteuitkering. Voor zelfstandigen bestaat ook een sociale verzekering in geval van faillissement en een stelsel van moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen. De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) zorgen voor de inning van de bijdragen en voor de verdeling van de geïnde gelden over gespecialiseerde instellingen.
IN
Sinds 2019 is de uitkering van de kinderbijslag een bevoegdheid van de deelstaten geworden.
Het werknemersstelsel wordt gefinancierd met bijdragen van werkgevers en werknemers. De werknemers bijdragen houdt de werkgever van het brutoloon af. In de privésector is dat 13,07 % van het brutoloon. De
werkgever betaalt zelf ook RSZ-bijdragen op het brutoloon van zijn werknemers. Die werkgeversbijdrage is
afhankelijk van het statuut van de werknemer en de grootte van de onderneming en kan tot 40 % bedragen. De werknemers- en de werkgeversbijdragen volstaan niet om het socialezekerheidsstelsel te financieren.
Daarom wordt de Sociale Zekerheid nog extra gefinancierd door staatssubsidies en een aantal alternatieve financieringsmaatregelen.
N
De vergrijzings- en verwittingsgolven die zich volgens het Federaal Planbureau aandienen, vormen een uitdaging voor de Sociale Zekerheid. Hogere pensioenen, grotere uitgaven in de gezondheidszorg en een onevenredige stijging aan de inkomenszijde zorgen voor een groot spanningsveld. Beleidskeuzes dringen zich op om de Sociale Zekerheid overeind te houden. 1
Geef twee voorbeelden van vervangingsinkomens en twee van aanvullende inkomens. Gebruik het internet.
VA
2
Noteer de vormen van bescherming bij de juiste instelling. Kies uit: ouderdoms- en overlevingspensioenen – ziekte- en invaliditeitsuitkering – werkloosheidsuitkering – beroepsziekteverzekering – uitbetaling van gezinsbijslagen en pensioenen voor zelfstandigen – arbeidsongevallenverzekering – jaarlijks vakantiegeld
RVA:
©
a
3
b
FPD:
c
RIZIV:
d
FEDRIS:
e
RJV:
f
RSVZ:
Wie zijn de uitbetalers van het groeipakket in Vlaanderen? Gebruik het internet.
52
THEMA 3
LEVEL 3
4
Wat is het verschil tussen vergrijzing en verwitting? Gebruik het internet.
DIVERSE INKOMSTEN
GEZAMENLIJK NETTO
24,49
2,21
4,25
0,03
1,57
0,06
1
1 475 471 227
4,27
76,81
7,12
6,14
0,91
0,30
2,62
1,82
2
7 255 954 125
8,50
37,46
19,71
18,68
13,76
0,16
1,20
0,52
3
10 277 353 679
3,75
20,76
46,41
13,61
14,62
0,05
0,68
0,12
N
GOEDEREN
WERKLOOSHEIDS-
57,06
UIT ONROERENDE
(BRUG)PENSIOENEN
TOTAAL NETTO-INKOMSTEN
LONEN EN WEDDEN
10,32
VA
EN ROERENDE GOEDEREN
ZELFSTANDIGEN
211 759 783 056
UITKERINGEN
TOTAAL
Totaal
UITKERINGEN
DECIELEN
GEZAMENLIJKE NETTO-
IN
INKOMSTEN UIT KAPITALEN
ZIEKTE- EN INVALIDITEITS-
Tabel 2: Gezamenlijk netto-inkomen per deciel in % van het totaal (2019)
12 324 923 221
4,45
30,75
48,53
3,46
11,56
0,04
1,09
0,10
5
14 791 924 697
4,82
45,24
41,57
1,83
5,10
0,04
1,32
0,07
6
17 751 437 843
5,60
53,53
33,28
1,43
4,60
0,05
1,45
0,05
7
21 517 033 327
6,75
51,35
34,55
1,17
4,57
0,04
1,54
0,04
8
26 720 914 898
8,75
56,33
28,60
1,01
3,55
0,03
1,70
0,03
9
35 671 438 515
10,58
64,85
19,59
0,68
2,59
0,01
1,68
0,02
10
63 973 331 524
17,14
71,34
8,53
0,19
0,98
0,01
1,81
0,01
©
4
Bron: Statbel (Algemene Directie Statistiek – Statistics Belgium), Fiscale inkomens
5
Ga naar iDiddit en open de tabel. a
Maak van de tabel een kolomgrafiek waarin je de componenten van het gezamenlijk netto-inkomen per deciel van de bevolking weergeeft.
b
Noteer het gemiddelde voor alle decielen (totaal).
c
Wat stel je vast?
d
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
THEMA 3
LEVEL 3
53
6
Bekijk in tabel 2 het percentage van de werkloosheidsuitkeringen die aan het derde deciel worden toegekend. Wat betekent die 13,61 %?
7
Bekijk nu het percentage voor ziekte- en invaliditeitsuitkeringen. Kun je daaruit besluiten dat de meeste ‘zieken’ zich in het derde deciel bevinden? Leg uit.
8
IN
Welke drie decielen van de bevolking genieten in hun gezamenlijk netto-inkomen van het grootste aandeel uitkeringen van de Sociale Zekerheid?
Explore 4— Op welke manier zorgt het leefloon voor minder
Leefloon
N
inkomensongelijkheid?
VA
Je hebt recht op een leefloon als je inkomen onvoldoende is, en als je niet in staat bent die toestand te veranderen. Als je inkomen lager is dan het leefloon, kun je vragen om het verschil bij te passen zodat je inkomen op dezelfde hoogte komt als het leefloon.
Om recht te hebben op het leefloon moet je aan de volgende voorwaarden voldoen: —
je werkelijke verblijfplaats is in België;
—
je hebt de Belgische nationaliteit, of je bent:
een burger van de Europese Unie of familielid van een burger van de Europese Unie, met een verblijfs-
recht van meer dan drie maanden,
vreemdeling ingeschreven in het bevolkingsregister,
staatloze,
erkende vluchteling,
persoon met statuut van subsidiaire bescherming;
©
—
je bent meerderjarig (= 18 jaar of ouder) of je bent door huwelijk meerderjarig verklaard;
—
je hebt (een) kind(eren) ten laste of je bent in verwachting;
—
je beschikt niet over voldoende inkomsten, je kunt er geen aanspraak op maken en je bent niet in staat die
te verwerven door persoonlijke inspanningen of andere middelen;
—
je bent bereid om te werken, tenzij dat niet kan om redenen van gezondheid of billijkheid;
—
je hebt eerst je recht op andere mogelijke sociale uitkeringen gebruikt zoals je recht op werkloosheids uitkering, pensioen, studietoelage ...
Het leefloon moet aangevraagd worden bij de sociale dienst van het OCMW (Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn) van je gemeente. Daarvoor moet je alle nodige informatie geven: identiteit, het bedrag van jouw inkomsten en van de mensen met wie je samenwoont, samenstelling van het gezin, bezittingen ... 54
THEMA 3
LEVEL 3
Het bedrag waarop je recht hebt, wordt bepaald op basis van je familiale toestand. Er bestaan drie categorieën. —
Categorie 1: samenwonende Wanneer je met iemand samenwoont met wie je de uitgaven voor het huishouden (huur, energiekosten ...) deelt, word je beschouwd als samenwonende. Dat moet niet noodzakelijk met je partner zijn.
—
Categorie 2: alleenstaande Wanneer je alleen woont, word je beschouwd als een alleenstaande.
—
Categorie 3: samenwonende met gezinslast Wanneer je minstens één minderjarig, ongehuwd kind ten laste hebt, word je beschouwd als samenwonende met gezinslast. Als je in dit geval samenwoont met een partner, geldt dat bedrag voor jullie beiden samen.
Wat houdt de subsidiaire bescherming in? Gebruik het internet.
2
Waarom moet het leefloon beschouwd worden als een laatste toevlucht?
3
Hoeveel bedraagt het actuele leefloon voor de drie categorieën? Gebruik het internet.
VA
N
IN
1
Op welke manier zorgt het leefloon voor minder inkomensongelijkheid?
©
4
THEMA 3
LEVEL 3
55
TO THE POINT De overheid zal vooral via de personenbelasting en de Sociale Zekerheid de inkomensongelijkheid proberen af te vlakken. Zo kom je via het belastbaar inkomen tot het beschikbaar inkomen. Fiscale overheidsmaatregelen De personenbelasting is een belasting die globaal wordt geheven op alle belastbare inkomsten gedurende het belastbaar tijdperk. De fiscus werkt daarbij met een inkomstenjaar en een aanslagjaar. Het inkomstenjaar gaat aan het aanslagjaar vooraf. —
bedrijfsvoorheffing,
—
onroerende voorheffing,
—
roerende voorheffingen.
IN
De overheid int heel wat van de gelden preventief via voorheffingen:
Het inkomen boven het belastingvrije minimum is belastbaar. De percentages stijgen per inkomensschijf, de getrapte progressiviteit van de belasting. Door die getrapte progressiviteit dragen de sterkste
schouders ook de zwaarste lasten. Door dat draagkrachtprincipe worden de hoogste netto belastbare lonen door de belastingen harder naar beneden gehaald dan de laagste lonen. Als dat gebeurt, is er sprake van inkomensnivellering.
N
Naast die berekening zijn er volgens de wet nog verschillende verminderingen of verhogingen bepaald. In België is er een hoge fiscale druk. Dat begrip verwijst naar de hoeveelheid geld van belastingen die de belastingbetalers aan de staat betalen in vergelijking met het bruto binnenlands product (bbp). Die hoge fiscale druk in ons land zorgt ervoor dat mensen uitwegen zoeken. Door fiscale fraude ontstaat een oneerlijke verdeling van de belastingdruk.
VA
Er zijn drie groepen van fiscale fraude. —
Bij belastingontduiking gaat iemand buiten het wettelijke kader.
—
Bij belastingontwijking gebruikt iemand fouten of leemtes in de belastingwetgeving.
—
Bij belastingafwenteling rekent een bedrijf de belastingdruk in de prijs door.
Sociale overheidsmaatregelen
Het Belgische socialezekerheidssysteem staat in de hele wereld bekend als een van de meest uitgebreide vangnetten.
De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) voor loontrekkenden en ambtenaren en het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) zorgen voor de inning van de bijdragen en voor
©
de verdeling van de geïnde gelden over gespecialiseerde instellingen. Elk stelsel is in een aantal takken onderverdeeld. Elke tak biedt een specifieke vorm van sociale bescherming en valt daardoor samen met een gespecialiseerde instelling (parastatalen) die die tak zorgvuldig beheert. De Belgische Sociale Zekerheid vervult drie functies. —
Als je volledig of gedeeltelijk zonder inkomen valt, zorgt de overheid voor een vervangingsinkomen.
—
Als je uitgaven sterk stijgen omwille van een ‘sociale last’, zorgt de overheid voor een aanvullend inkomen. Dat zijn vaste bedragen die de kosten helpen dekken.
—
56
THEMA 3
Voor wie door de mazen van het socialezekerheidssysteem valt, organiseert ze de sociale bijstand:
leefloon,
inkomensgarantie voor ouderen,
gewaarborgde gezinsbijslag,
tegemoetkomingen aan gehandicapten.
LEVEL 3
Het werknemersstelsel wordt gefinancierd met respectievelijk werkgevers- en werknemersbijdragen, telkens van het brutoloon. Vanwege de grote tekorten wordt de Sociale Zekerheid nog extra gefinancierd door staatssubsidies en door een aantal alternatieve financieringsmaatregelen. Mensen met hogere inkomens betalen hogere bijdragen aan de Sociale Zekerheid, terwijl mensen met lage inkomens eerder sociale uitkeringen ontvangen. Daardoor neemt de inkomensongelijkheid af. De vergrijzings- en verwittingsgolven die zich volgens het Federaal Planbureau aandienen, vormen een uitdaging voor de Sociale Zekerheid. Hogere pensioenen, grotere uitgaven in de gezondheidszorg en een onevenredige stijging aan de inkomenszijde zorgen voor een groot spanningsveld. Beleidskeuzes dringen zich op om de Sociale Zekerheid overeind te houden.
IN
Leefloon
Je hebt recht op een leefloon als je inkomen onvoldoende is en als je niet in staat bent die toestand te
veranderen. Als je inkomen lager is dan het leefloon, kun je vragen om het verschil bij te passen zodat je inkomen op dezelfde hoogte komt als het leefloon.
Om recht te hebben op het leefloon moet je aan bepaalde voorwaarden voldoen. Je kunt het leefloon
aanvragen bij de sociale dienst van het OCMW (Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn) van je gemeente.
categorieën:
N
Het bedrag waarop je recht hebt, wordt bepaald op basis van je familiale toestand. Er bestaan drie categorie 1: samenwonende,
—
categorie 2: alleenstaande,
—
categorie 3: samenwonende met gezinslast.
VA
—
Action 1— 1
Waar is de fiscale druk het hoogst?
Voor de volgende opdracht heb je de keuze. Kies, afhankelijk van je interesse, of je het artikel leest of een filmpje op iDiddit bekijkt. Vink de gekozen optie aan. Artikel
Filmpje
Beantwoord de vragen.
©
2
a
Bij welke categorie is in België de belastingdruk fors gedaald?
b
Welke positieve gevolgen had de coronacrisis op de belastingdruk?
THEMA 3
LEVEL 3
57
c
Verklaar de uitspraak dat er van een loonsverhoging van 1,00 euro voor een alleenstaande minder dan 0,50 euro overblijft. Gebruik daarvoor de grafiek uit het artikel of het filmpje.
In welk land is het fiscaal het minst gunstig voor werkende ouders met kinderen?
IN
d
Belastingdruk nergens zo hoog als in België, volgens nieuwste OESO-ranking
N
Ook in het nieuwste rapport over de belastingdruk op lonen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) blijft België de kroon spannen. Ons land noteert, bij de singles, vergeleken met een jaar eerder wel één van de relatief forsere dalingen onder de 37 OESOlidstaten. Door de coronapandemie en de bijbehorende steunmaatregelen nam de belastingdruk in de meeste landen af.
51,50 procent. Ons land is het enige dat boven
2020 gevoelig. Voor heel de OESO is er sprake
de 50 procent noteert, netto blijft er met andere
van de grootste daling sinds de financiële crisis
woorden minder dan de helft over.
VA
De fiscale druk op de lonen kromp in coronajaar
van 2008-2009. De coronacrisis deed immers de lonen dalen en er was veel directe steun van de overheden aan de gezinnen, stelt de
internationale organisatie, die vooral rijkere Westerse landen vertegenwoordigt.
Duitsland staat tweede met 49 procent na een daling met 0,28 punt. Frankrijk staat vierde met 46,6 procent (-0,56 punt) en Nederland schuilt in de buik van het peloton met 36,4 procent
tot een belastingdruk van 34,60 procent voor
(-0,54 punt).
in 2020. Die belastingdruk – een maatstaf die
©
het verschil weergeeft tussen wat de werkgever
bruto betaalt en de werknemer netto ontvangt – daalde met 0,39 procentpunt in een jaar tijd. In 29 landen was er een daling. België tekent een daling met 0,76 procentpunt op tot
THEMA 3
daling op, twee andere landen een even grote.
In het rapport Taxing Wages 2021 komt de OESO een alleenstaande werknemer zonder kinderen
58
Een zevental landen tekenen een grotere
LEVEL 3
‘Het rapport toont aan dat de belasting op arbeid aanzienlijk verschillend blijft in de verschillende lidstaten. De belastingdruk voor een alleenstaande werker varieert van nul in Colombia tot 51,5 procent in België’, aldus de OESO.
© hln.be - 2021-04-29
IN
Werkende ouder(s), twee kinderen
Daar staat voor België 34,90 procent in de
andere categorieën. Ook bij de koppels met twee
tabellen na een daling met 1,71 punt, goed
werkende ouders en twee kinderen staat ons
voor stek zeven. Turkije staat bovenaan de
land op kop, met 43,40 procent na een daling
tabel (38,20 procent), gevolgd door Frankrijk,
met 1,23 punt. De gemiddelde score is 28,90
Zweden, Griekenland, Finland en Italië. Het
procent (-0,75 punt).
gemiddelde noteert op 24,40 procent (-1,15
N
De organisatie maakte de analyse ook voor
Bij de koppels met één werkende ouder en twee
Naar: hln.be, 2021-04-29
VA
kinderen ontsnapt België aan de koppositie.
punt).
Action 2— 1
Wat zijn de negatieve gevolgen van zwartwerk en sociale fraude?
Surf via iDiddit naar de aangegeven website en onderzoek wat de gevolgen zijn van zwartwerk en sociale fraude voor de markt, de overheid, de werkgever en de werknemer. Verwerk de antwoorden in een opiniestuk.
b
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
©
a
2
Welke gevolgen kunnen zwartwerk en fraude hebben voor de inkomensongelijkheid?
THEMA 3
LEVEL 3
59
Good to know Niet-aangegeven arbeid of zwartwerk is een vorm van sociale en fiscale fraude.
Wat is het verschil tussen tax freedom day en tax justice day?
IN
Action 3—
Wat is het verschil is tussen tax freedom day en tax justice day? Gebruik het internet.
2
Wanneer vindt tax freedom day plaats in België en in de buurlanden? Wat kun je daaruit afleiden?
VA
N
1
Action 4—
Ken jij de geschiedenis van de Sociale Zekerheid?
1
Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje.
2
Beantwoord de onderstaande vragen.
Waarom trokken de armsten in het midden van de 19e eeuw naar de stad?
b
Waarom konden de werkgevers het zich veroorloven om heel lage lonen te betalen?
c
Waarom gingen de vrouwen en zelfs de kinderen werken?
©
a
3
60
d
Waarom konden arbeiders niet reageren op de erbarmelijke omstandigheden?
e
Waarvoor konden arbeiders terecht bij de maatschappijen van onderlinge bijstand?
f
Hoe probeerden werkgevers werknemers aan zich te binden?
g
Waarom had de lijfrentekas weinig succes?
h
Vanaf wanneer werden vakbonden wettelijk toegestaan?
i
Omschrijf twee sociale maatregelen die de overheid eind 1886 nam.
j
Welke sociale maatregelen volgden nog na 1900?
Verwerk de antwoorden in een presentatie. Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
THEMA 3
LEVEL 3
Action 5—
Welke gevolgen heeft de vergrijzing op de Sociale Zekerheid?
Lees het onderstaande artikel en beantwoord de vragen. a
Wie zijn de babyboomers?
b
Voor welke druk op de haalbaarheid zorgt de vergrijzing nog naast het grotere totaalbedrag van de pensioenen?
c
IN
Wat is de huidige pensioengerechtigde leeftijd? Gebruik het internet.
d
Wat baart de Vergrijzingscommissie nog zorgen?
e
N
Wat wordt er met ‘werkzaamheidsgraad’ bedoeld? Gebruik het internet.
VA
f
Welke gevolgen zou het optrekken van de werkzaamheidsgraad hebben op de haalbaarheid van het socialezekerheidssysteem?
©
g
Welk goed nieuws wil de Vergrijzingscommissie ook meegeven?
THEMA 3
LEVEL 3
61
Een euro op de zeven gaat straks naar pensioenen
Elk jaar presenteert de Studiecommissie voor de Vergrijzing een rapport om de stijgende kosten in kaart te brengen. In 2019 bedroegen de sociale uitgaven 24,50 procent van het bruto binnenlands product. Dat stijgt tegen 2050 tot 29,70 procent om in 2070 – dus na het overlijden van de babyboomers –
IN
Tegen 2050 lopen de uitgaven van de Sociale Zekerheid op tot bijna een derde van het bbp. Een rapport van de Vergrijzingscommissie maakt weer duidelijk dat een hervorming van de pensioenen noodzakelijk is. De prognose verrast nauwelijks. De grootteorde
blijft onveranderd in vergelijking met de voorgaande
jaren. De Vergrijzingscommissie stelde haar prognose op de korte termijn (2030) wat naar omlaag bij.
De kosten van de coronacrisis vielen lager uit dan verwacht. Maar het vooruitzicht op de langere
termijn valt duurder uit. Daarvoor zijn de hogere
houdt rekening met de al besliste stijging van de
minimumpensioenen en een meer langdurige zorg
minimumpensioenen.
verantwoordelijk.
©
VA
N
nog 29,50 procent te bedragen. Het onderzoek
© standaard.be - 2022-07-12 - DS Infografiek - Bron: Studiecommissie voor de vergrijzing, rapport 2022
62
THEMA 3
LEVEL 3
Vooruitzichten op de heel lange termijn blijven
de situatie er niet rooskleuriger op, waarschuwde
gevoelig voor diverse parameters. Daarom maakt
commissievoorzitter Johan Van Gompel. Een paar
de Vergrijzingscommissie ook een berekening met
procent van het bbp vertegenwoordigt al snel tientallen
minder gunstige uitgangspunten, zoals een lagere
miljarden aan structurele meeruitgaven. De Belgische
productiviteitsgroei en een hogere werkloosheid. In
begroting zit nu al stevig in het rood, de totale schuld
dat geval wordt in 2070 de grens van de 30 procent
loopt tegen 2030 op tot 130 procent van het bbp.
doorbroken.
Oekraïense vluchtelingen
Armoederisico daalt
Dergelijke onderzoeken vertrekken van de voorspelde
De regering wil de stijgende kosten aanpakken
kosten van de volledige Sociale Zekerheid. De
door de werkzaamheidsgraad bij de bevolking naar
ziekteverzekering en de pensioenen reflecteren de
80 procent op te trekken tegen 2030. Maar met het
veroudering. De pensioenkosten stijgen van 10,50 procent in 2019 naar 13,50 procent in 2050 tot 13,60
IN
De cijfers mogen dan vergelijkbaar zijn, het maakt
huidige beleid strandt de werkzaamheidsgraad in 2030 op 74,60 procent. In de categorie 55 tot 64
procent in 2070 – dat is een euro op de zeven dus. De
jaar mikt de regering op een participatie van net
kosten voor verzorging fluctueren van 7,80 procent
geen 69 procent, volgens de commissie valt dat
naar 10,50 procent in 2050 tot 10,60 procent in 2070.
niet hoger uit dan 63,80 procent. Dat alles wijst op
De kosten voor kinderbijslag, arbeidsongeschiktheid
de noodzaak om nog meer mensen te activeren
en werkloosheid blijven stabiel.
voor de arbeidsmarkt (langdurig zieken, allochtone
Op een geschatte bevolking van 12,5 miljoen in 2050 zal bijna een kwart (2,9 miljoen) de pensioen-
vrouwen ...). Werkzoekenden kunnen de tekorten niet opvangen. Het onderzoek vergemakkelijkt de discussies binnen
op tot 3,1 miljoen burgers (op een bevolking van
de regering niet. Want de Vergrijzingscommissie
12,9 miljoen). De commissie houdt rekening met de
presenteert ook goed nieuws. Het armoederisico bij
blijvende aanwezigheid van tienduizenden Oekraïense
gepensioneerden daalt spectaculair, onder meer het
vluchtelingen.
gevolg van de stijgende minimumpensioenen en de
N
gerechtigde leeftijd hebben. Dat loopt tegen 2070
invoering van de inkomensgarantie voor ouderen. Ook de welvaartsenveloppe mist haar doel niet. Vanaf
VA
Op een geschatte bevolking van 12,5 miljoen in 2050 zal bijna een kwart (2,9 miljoen) de pensioengerechtigde leeftijd hebben
2030 stijgen de minima sneller dan de armoedegrens. Ten slotte blijft de verhoogde arbeidsparticipatie van vrouwen niet zonder gevolg. Steeds meer vrouwen genieten een pensioen waarvan het gemiddelde bedrag zal toenemen.
©
Bron: standaard.be, 2022-07-12
THEMA 3
LEVEL 3
63
Action 6—
Hoe kan de Vlaamse jobbonus bijdragen tot minder inkomensongelijkheid?
Lees het artikel en beantwoord de vragen. Wie is / zijn de huidige minister(s) van Werk en Financiën? Gebruik het internet.
b
Waarom zal de werkbonus de werkzaamheidsgraad opkrikken?
c
Hoe heeft de Vlaamse overheid de toegankelijkheid tot die maatregel proberen te vergemakkelijken?
N
IN
a
Wie minder dan 2 500,00 bruto verdient, krijgt jobbonus
VA
Wie in aanmerking komt voor de Vlaamse jobbonus, kan een rekeningnummer registreren via Mijn Burgerprofiel. In totaal komen ruim 730 000 werknemers die maandelijks minder dan 2 500,00 euro bruto verdienen in aanmerking voor de bonus. Dat melden de bevoegde Vlaamse ministers Jo Brouns (Werk) en Matthias Diependaele (Financiën).
De jobbonus moet niet aangevraagd worden. De
het regeerakkoord van de regering-Jambon. Werken
Vlaamse overheid weet dankzij de gegevens van de
moet meer lonen en het verschil tussen werken en
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wie recht heeft
niet-werken moet groter worden, is de filosofie achter
op een jobbonus. Die persoon zal vanaf eind 2022
de maatregel. De bonus moet ook een hefboom zijn om
automatisch een brief ontvangen met het concrete
de werkzaamheidsgraad op te krikken.
bedrag. Bedoeling is dat dan ook gestart wordt met de
©
De Vlaamse jobbonus is een van de grote beloftes in
Vanaf eind 2022 zullen werknemers met een brutoloon
uitbetaling.
onder de 2 500,00 euro per maand een bonus
Op de website van de Vlaamse overheid kunnen
ontvangen. Het bedrag van die bonus daalt naargelang
werknemers aan de hand van enkele eenvoudige
het brutoloon hoger is. Concreet: wie minder dan
vragen controleren of ze in aanmerking komen
1 800,00 euro bruto verdient, ontvangt het maximum
voor de jobbonus. Die werknemers kunnen het
van 600,00 euro netto, wie 2 500,00 euro bruto
rekeningnummer waarop ze de jobbonus wensen te
verdient, ontvangt nog 20,00 euro. Iemand met een
ontvangen registreren in Mijn Burgerprofiel. Wie
loon van 2 500,00 euro of meer maakt geen aanspraak
geen recht heeft op de jobbonus, zal geen brief
meer op de jobbonus.
ontvangen. Bron: standaard.be, 2022-07-04
64
THEMA 3
LEVEL 3
Action 7—
Wat heeft het leefloon veranderd in twintig jaar tijd?
1
Lees het artikel.
2
Bestudeer goed de doelen en de bijbehorende grafieken.
3
Werden de doelstellingen behaald? Kruis aan en verklaar waarom (niet) in de tabel.
Doel 2 Tip: Bestudeer ook de
VA
actuele
VERKLARING
IN
Doel 1
NIET BEHAALD
N
BEHAALD
cijfers.
©
Doel 3
THEMA 3
LEVEL 3
65
BEHAALD
NIET
VERKLARING
BEHAALD
IN
Doel 4
VA
N
Doel 5
‘Gewoon te laag om menswaardig te leven’: wat heeft het leefloon in 20 jaar tijd veranderd? Twintig jaar geleden, op 18 april 2002, werd het leefloon ingevoerd. Het moest een positiever beeld geven dan het bestaansminimum, zoals de uitkering tot dan heette. Het moest ook meer perspectief bieden aan steuntrekkers én voor meer jobs zorgen, zeker bij jongeren. Maar zijn de doelen van toen gehaald? Twintig jaar later maken we de balans op.
©
Doel 1: Minder jongeren afhankelijk maken van uitkering 2002: Het was ‘onaanvaardbaar’ dat zoveel jongeren een bestaansminimum kregen: een op de vier uitkeringen ging naar jongeren onder de 25 jaar. Het leefloon moest dat aandeel doen zakken. 2022: Zeker laaggeschoolde jongeren belanden nu te vaak in onderbetaalde, tijdelijke jobs. Zij komen dan bij
het OCMW terecht om dat aan te vullen met het leefloon. Of nog problematischer: ze blijven onder de radar van het OCMW. Ze slapen op de sofa bij een oom of tante en zetten niet de stap naar hulpverlening. Intussen dreigen ze steeds verder in de problemen te komen.
66
THEMA 3
LEVEL 3
Doel 2: Hogere uitkeringen
Doel 4: Beter afbakenen wie uitkering krijgt
2002: Het leefloon was vier procent hoger dan het
2002: Voor het recht op bestaansminimum was
bestaansminimum en moest nog verder stijgen.
er nog een onderscheid tussen gehuwden en
2020: De uitkering is intussen inderdaad fors gestegen
samenwonenden. Samen met de invoering van het
maar de huidige bedragen zijn ook niet genoeg om
leefloon moest dat verdwijnen.
menswaardig te leven. Toch zeker niet voor mensen
2022: Vandaag zijn er drie categorieën van
die een huis of appartement op de privémarkt huren
leefloongerechtigden. Soms leidt dit nog tot discussies
maar heel veel personen komen niet in aanmerking
want samenwonen vermindert de uitkering.
voor een sociale woning.
Doel 5: Armoede doen dalen 2002: Het achterliggende idee van het leefloon was
2002: Een uitkering mocht geen vergeetput zijn maar
om de armoede te doen dalen.
net een opstap naar een job en maatschappelijke
2022: Al is er volgens de federale overheidsdienst
integratie.
IN
Doel 3: Activeren naar een job
Statbel vorig jaar wel een lichte daling van 14 procent
2022: De statistieken zijn twintig jaar later weinig
hoopgevend. Volgens onderzoek van de Universiteit Antwerpen heeft maar 12 procent van de leefloners
na twee jaar een baan, na vier jaar nog steeds maar
30 procent. Het is een groep die moeilijk te activeren
valt. Soms kan vrijwilligerswerk ook een goede eerste
coronacrisis te maken.
Veel andere systemen zijn strenger geworden
waardoor meer mensen op een leefloon terugvallen,
zoals werkzoekenden en mensen met een handicap.
De gaten in het sociale vangnet worden steeds groter.
©
VA
N
zinvolle activering zijn.
naar 13,1 procent geweest, dat had vooral met de
Bron: nieuwsblad.be, 2022-04-16
THEMA 3
LEVEL 3
67
Action 8—
Wat zijn NEETjongeren?
Lees het artikel en beantwoord de vragen. Wat is de kernopdracht van VDAB? Gebruik het internet.
b
Wat is het verschil tussen niet-werkende werkzoekenden en niet-beroepsactieve bevolking?
c
Waarom is het inzetten op NEET-jongeren een maatregel om de inkomensongelijkheid op de lange termijn aan
IN
a
VA
N
te pakken?
In Vlaanderen zijn 7 op de 100 jongeren tussen 15 en 29 jaar zogenaamde NEET-jongeren. NEET staat voor Not in Employment, Education or Training. Dat zijn jongeren die geen opleiding of stage volgen, en ook niet aan het werk zijn. Vaak zijn ze ook niet ingeschreven of gekend bij VDAB.
De dienst krijgt nu de opdracht om samen met gespecialiseerde partnerorganisaties die doelgroep meer dan ooit te bereiken en te begeleiden naar werk. De leeftijdsgrens wordt daarbij ook opgetrokken van 25 naar 30 jaar. Dat heeft de Vlaamse Regering op voorstel van Vlaams minister van Werk Jo Brouns goedgekeurd.
©
‘Ik wil een ambassadeur zijn van mensen die werken en ondernemen, maar ook van die Vlamingen die dat even niet kunnen. Dat is een belangrijke stap vooruit omdat het om een bijzonder kwetsbare groep gaat. Dit zijn jongeren die door de mazen van het net dreigen te vallen. Net daarom moet VDAB de bevoegdheid krijgen om al die jongeren te detecteren, te bereiken, en gepast te kunnen begeleiden in samenwerking met gespecialiseerde partners. Met die beslissing kan VDAB ook datakoppelingen opzetten met bv. OCMW’s of onderwijs om zo die jongeren beter te kunnen detecteren, te bereiken en te begeleiden naar werk,’ zegt minister Brouns. Volgens Steunpunt Werk is het behoren tot een NEET-groep een indicatie van kwetsbaarheid die op de lange termijn gevolgen kan hebben. Jongeren die voor een langere periode noch werken noch een opleiding volgen, zijn ook in hun latere levensfases vaker werkloos of niet-beroepsactief. Bron: vdab.be
68
THEMA 3
LEVEL 3
BREAKING NEWS 1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
IN
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
JA
1
Ik kan toelichten welke invloed de personenbelasting heeft op de inkomensongelijkheid.
Ik kan omschrijven hoe ons socialezekerheids-
N
3
EXTRA OEFENMATERIAAL
Ik kan omschrijven hoe de personenbelasting wordt berekend.
2
KAN
BETER
systeem in elkaar zit. 4
Ik kan toelichten welke invloed het sociale-
zekerheidssysteem heeft op de inkomensongelijkheid. Ik kan aangeven wie er recht heeft op een leefloon.
VA
5
Ik kan toelichten welke invloed een leefloon heeft op de inkomensongelijkheid.
©
6
THEMA 3
LEVEL 3
69
LEVEL 4 Wanneer is er sprake van armoede en kan armoede worden tegengegaan?
Good to know De grootste vervuiler op de wereld is de armoede.
N
Mahatma Gandhi
IN
INTRO
Zolang armoede bestaat, is er geen echte vrijheid.
VA
Nelson Mandela
© Shutterstock / Alessia Pierdomenico
Ga naar iDiddit en bekijk het filmpje.
2
Welke boodschap willen deze bekende personen meegeven rond kinderarmoede?
©
1
3
In dit level beantwoord je stap voor stap deze onderzoeksvraag: Wanneer spreek je van armoede en hoe kan armoede worden tegengegaan?
70
THEMA 3
LEVEL 4
Explore 1— Wat is armoede en hoe kom je erin terecht?
Armoede Zelfs in landen zoals België, die beter scoren op het vlak van inkomensongelijkheid, duikt armoede op. Voor ‘armoede’ bestaan heel wat wetenschappelijke criteria en normen. De definitie van armoede is volgens de Verenigde Naties ‘het niet kunnen voorzien in de primaire levensbehoeften: zuiver en drinkbaar water, voeding, kleding, huisvesting en gezondheidszorg.’ Die primaire levensbehoeften zijn
IN
noodzakelijk om een menswaardig leven te leiden. Naast die primaire levensbehoeften zijn er de secundaire levensbehoeften: deelnemen aan het sociale leven, degelijk onderwijs en ontspanning ... Er zijn zes soorten armoede. —
Absolute / volledige armoede: hier gaat het om leven en dood. Er is nog net genoeg geld, voeding en kleding om niet dood te gaan, maar te weinig om te leven. Deze vorm komt vooral voor in ontwikkelingslanden.
—
Relatieve armoede: hier gaat het om ongelijke verdeling van inkomens. In deze vorm verdienen de mensen minder dan een ander, maar zijn ze niet echt arm. Sociale armoede: doordat ze te weinig geld hebben, kunnen deze armen niet meer normaal meedoen met
N
—
het leven waardoor hun sociale contacten vervagen. —
Armoede bij werkenden: deze vorm van armoede komt voor doordat de werkende te weinig verdient, of doordat er maar een kostwinner voor het gezin is.
—
Kansarmoede: in deze vorm van armoede is er niet alleen een laag inkomen, maar zijn de armen ook uitgesloten op verschillende domeinen zoals opleiding, huisvesting, welzijn, gezondheid, vorming,
VA
vrijetijdsbesteding, politieke en sociale zeggingskracht en cultuur.
—
Generatiearmoede: deze armoede wordt doorgegeven van ouder op kind en leidt tot de ‘armoede kringloop’.
Armoede is echter veel breder dan wat je kunt meten. De kringloop van armoede helpt je om armoede breder te bekijken.
KRINGLOOP VAN ARMOEDE
©
Onvoldoende INKOMEN
Geen, gevaarlijk of minderwaardig WERK
Weinig en/of onaangepast ONDERWIJS
Ongezonde en eentonige VOEDING Slechte en ongezonde HUISVESTING
GEZINNEN met problemen
Vaak ZIEK
THEMA 3
LEVEL 4
71
IN
Beschrijf aan de hand van de kringloop van armoede waarom er sprake is van een ‘kringloop’.
Explore 2— Wat zijn de gevolgen van armoede?
N
Gevolgen armoede
Mensen belanden in armoede wanneer ze niet meer in staat zijn om te voorzien in hun basisbehoeften. Armoede kan onder andere bepaald worden op basis van het inkomen maar het is een veel complexer probleem dan alleen maar een gebrek aan inkomen. Armoede betekent ook kansarmoede. Wie in armoede leeft, zit verstrikt in allerlei vormen van sociale uitsluiting die ook nog eens op elkaar inwerken en elkaar
VA
versterken. Enerzijds is er de materiële kloof: mensen vinden geen betaalbare, kwaliteitsvolle woning, stellen een doktersbezoek uit, vinden moeilijk werk en kinderen uit kwetsbare gezinnen lopen een groter risico op schoolachterstand. Die materiële uitsluiting vormt de buitenkant van armoede. De binnenkant van armoede wijst op menselijke gevolgen. Gebrek aan zelfvertrouwen, schaamte, een negatief zelfbeeld. Een armoedesituatie kan reële psychische schade veroorzaken, wat de zoektocht naar werk of naar een geschikte
©
opleiding nog verder bemoeilijkt.
© www.ikbenpola.be - Voor meer vragen rond de inhoud, contacteer kusum.mertens@welzijnszorg.be
72
THEMA 3
LEVEL 4
Ontdek aan de hand van een ontdekplaat wat de gevolgen van armoede precies inhouden. a
Ga naar iDiddit. Je vindt er enkele getuigenissen. Kies een van de getuigenissen en beschrijf de concrete gevolgen met een tool naar keuze.
b
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Explore 3— Hoe meet je armoede?
IN
Meetmethoden armoede Om armoede te meten kijk je naar het verschil tussen armoede en welstand. Dat wordt door de armoedegrens uitgedrukt. In het
algemeen wordt uitgegaan van het inkomen van het huishouden
waartoe iemand behoort. Als dat inkomen lager is dan de gehanteerde armoedegrens, is de persoon arm. Armoedegrenzen worden bepaald door verschillende wetenschappelijke methoden naargelang van het land waarop ze het best van toepassing zijn. Zo kan een arme Belg
best een rijke Afghaan zijn. Vergelijkingen zijn dan ook alleen mogelijk als je gegevens vergelijkt die op basis van dezelfde meetmethoden
N
zijn ontstaan. Vergelijkingen doorheen de tijd zijn ook moeilijk, omdat de meetmethoden wel eens durven wijzigen. Je kunt vier methoden onderscheiden.
In de wettelijke methode is de armoedegrens door de wet (de politiek) bepaald. Het grote voordeel is dat de grens
VA
heel duidelijk is vastgelegd. De grens is volgens de politiek het minimum dat je moet hebben om in de maatschappij te kunnen overleven. Als alle andere inkomens ontoereikend zijn, keert de Belgische overheid dat bedrag uit als leefloon of – voor gepensioneerden – als gewaarborgd inkomen. De subjectieve methode vraagt via een steekproef aan de bevolking hoe groot het netto maandelijkse inkomen moet zijn om rond te komen. Uiteraard zullen die bedragen sterk stijgen naargelang het feitelijk inkomen van het gezin. Om de hogere cijfers uit te sluiten neem je alleen de cijfers van gezinnen op de rand van de bestaansonzekerheid in beschouwing. Uit die methode haal je elementen die de bevolking als noodzakelijk acht om te kunnen leven. De cijfers liggen doorgaans hoger dan de andere methoden, zeker in perioden dat het economisch wat slechter gaat.
©
De absolute methode bepaalt een bedrag als armoedegrens. Dat bedrag is nodig om alle noodzakelijke dingen aan te kunnen kopen tot je niet meer als arm kunt worden beschouwd. De Wereldbank gebruikt dat systeem om de armoede in de ontwikkelingslanden te meten. De Verenigde Naties gebruiken die methode in hun millenniumdoelstelling rond armoede. Nadeel is dat er geen rekening wordt gehouden met de inflatie. De relatieve methode bepaalt bedragen in relatieve cijfers. Je wordt als arm beschouwd ten opzichte van andere personen in een samenleving. Wetenschappers gebruiken de mediaan (soms het gemiddelde) van de beschikbare inkomens (brutoloon min taksen, sociale bijdragen en andere transfers). Je wordt als arm beschouwd als je minder verdient dan een vastgelegd percentage (40, 50 of 60 %) van dat bedrag. Die methode lijkt een instrument om inkomensverdeling te meten en heeft dan ook de belangrijke beperking dat, als iedereen eenzelfde inkomen zou verdienen, er geen armoede in dat land is.
THEMA 3
LEVEL 4
73
Goede onderzoeksresultaten over armoede zullen verschillende meetsystemen combineren. De Europese Unie heeft een nieuwe armoede-indicator. De volgende drie indicatoren worden gebruikt om armoede te meten, in het kader van het Europese beleid: —
armoederisico op basis van inkomen (inkomensarmoede): het criterium dat wordt gebruikt om het risico van inkomensarmoede te meten is de drempel van 60 % van het mediaan netto equivalent inkomen (= armoedegrens). Wanneer het totale netto-inkomen van een huishouden onder die drempel ligt, is er sprake van een armoederisicosituatie.
—
ernstige materiële en sociale deprivatie: de indicator heeft betrekking op mensen die niet in staat zijn essentiële goederen of diensten voor het levensonderhoud te verwerven, waaronder ten minste zeven van de volgende:
de woning voldoende verwarmen (financiële redenen),
onverwachte uitgaven doen,
ten minste om de andere dag een maaltijd met vlees, kip of vis nuttigen,
zich elk jaar een week vakantie buitenshuis veroorloven,
een auto bezitten,
beschadigd of versleten meubilair vervangen,
versleten of uit de mode geraakte kleding vervangen,
twee paar schoenen bezitten (waaronder een paar voor elk seizoen) in goede staat,
thuis een internetverbinding hebben,
ten minste eenmaal per maand vrienden of familie ontmoeten voor een drankje of een maaltijd,
regelmatig deelnemen aan een vrijetijdsactiviteit zoals sport, bioscoop, concerten ...,
elke week een klein bedrag voor zichzelf uitgeven.
IN
rekeningen op tijd betalen,
N
—
leven in een huishouden met een zeer lage werkintensiteit: deze indicator beschrijft de situatie van personen in een huishouden waarin de volwassenen in de werkleeftijd tijdens het referentiejaar minder dan een vijfde van hun tijd hebben gewerkt. Een persoon in de werkleeftijd is 18-64 jaar, met uitzondering van studenten van 18-24 jaar en personen die zichzelf als gepensioneerd beschouwen of een pensioen ontvangen (met uitzondering van degenen die een overlevingspensioen ontvangen), en met uitzondering van niet-actieven
VA
van 60-64 jaar die in een huishouden wonen waarvan het hoofdinkomen uit pensioenen bestaat.
Mensen die met ten minste een van die drie risico’s worden geconfronteerd, worden geacht een risico op armoede of sociale uitsluiting te lopen.
1
Wat is de actueelste armoedegrens per maand voor een alleenstaande en voor een huishouden van twee
volwassenen en twee kinderen? Gebruik het internet.
©
2
Wat kun je afleiden uit grafiek 1 in verband met armoede in 2021?
74
THEMA 3
LEVEL 4
Vergelijk de cijfers van de verschillende gewesten in België en de andere landen uit grafiek 2. Wat stel je vast?
N
3
IN
Grafiek 1: Bevolking onder de armoededrempel (%), Vlaams Gewest (2002-2021)
©
VA
Grafiek 2: Bevolking onder de armoededrempel (%), Belgische gewesten en EU-landen (2020)
THEMA 3
LEVEL 4
75
Wat kun je uit grafiek 3 afleiden over de achtergrondkenmerken van de personen in armoederisico?
© 76
THEMA 3
LEVEL 4
© Shutterstock / Andriy Blokhin
VA
N
IN
4
©
VA
N
IN
Grafiek 3: Bevolking onder de armoededrempel naar achtergrondkenmerken (%), Vlaams Gewest (2021)
Bron: EU-SILC Statbel, bewerking Statistiek Vlaanderen
THEMA 3
LEVEL 4
77
TO THE POINT Verschil inkomensongelijkheid en armoede Ook in landen zoals België die beter scoren op het vlak van inkomensongelijkheid, duikt armoede op. De definitie van armoede is volgens de Verenigde Naties het niet kunnen voorzien in de primaire levensbehoeften die noodzakelijk zijn om een menswaardig leven te kunnen leiden. Naast die primaire levensbehoeften zijn er de secundaire levensbehoeften: deelnemen aan het sociale leven, degelijk onderwijs en ontspanning ...
—
absolute / volledige armoede
—
relatieve armoede
—
sociale armoede
—
armoede bij werkenden
—
kansarmoede
—
generatiearmoede
IN
Er zijn zes verschillende soorten armoede:
Oorzaken en gevolgen armoede
Armoede is een begrip dat verschillende factoren omvat en die houden een kringloop van armoede in stand.
Onvoldoende INKOMEN
N
KRINGLOOP VAN ARMOEDE
Ongezonde en eentonige VOEDING
VA
Geen, gevaarlijk of minderwaardig WERK
Weinig en/of onaangepast ONDERWIJS
GEZINNEN met problemen
Mensen belanden in armoede wanneer ze niet meer in staat zijn om te voorzien in hun basisbehoeften. Armoede kan onder andere bepaald worden op
basis van het inkomen. Maar armoede betekent
©
ook kansarmoede. Armoede is een veel complexer
probleem. Enerzijds is er de materiële kloof: mensen vinden geen betaalbare, kwaliteitsvolle woning, stellen een doktersbezoek uit, vinden moeilijk werk en kinderen uit kwetsbare gezinnen lopen een groter risico op schoolachterstand. Die materiële uitsluiting vormt de buitenkant van armoede.
78
THEMA 3
LEVEL 4
Slechte en ongezonde HUISVESTING Vaak ZIEK
De binnenkant van armoede wijst op menselijke gevolgen: gebrek aan zelfvertrouwen, schaamte, een negatief zelfbeeld … . Een armoedesituatie kan reële psychische schade veroorzaken, wat de zoektocht naar werk of naar een geschikte opleiding nog verder
Armoede meten in België
IN
bemoeilijkt.
Als het inkomen lager is dan de gehanteerde armoedegrens, is de persoon arm. Armoedegrenzen worden
bepaald door verschillende wetenschappelijke methoden naargelang van het land waarop ze het best van toepassing zijn.
Vergelijkingen zijn dan ook alleen mogelijk als je gegevens vergelijkt die op basis van dezelfde meet-
N
methoden zijn ontstaan: —
de wettelijke methode,
—
de subjectieve methode,
—
de absolute methode,
—
de relatieve methode.
VA
Goede onderzoeksresultaten over armoede zullen verschillende meetsystemen combineren. De volgende drie indicatoren worden gebruikt om armoede te meten in het kader van het Europese beleid: —
armoederisico op basis van inkomen (inkomensarmoede),
—
ernstige materiële en sociale deprivatie,
—
leven in huishoudens met een zeer lage werkintensiteit.
Mensen die met ten minste een van die drie risico’s worden geconfronteerd, worden geacht een risico op
©
armoede of sociale uitsluiting te lopen.
THEMA 3
LEVEL 4
79
Hoe ervaren jongeren armoede?
1
Lees het verhaal van Oli.
2
Oli zit vast in de kringloop van armoede. Leg uit.
‘Ik leef in armoede’ – Oli 15 jaar
IN
Action 1—
VA
N
Ik leef in armoede en word gepest op school. Eerst even over mijn thuissituatie. Ik woon samen met mijn twee zussen en mijn mama in een woning die slecht geïsoleerd en moeilijk te verwarmen is. Omdat mijn moeder onlangs ontslagen is en moet rondkomen met een werkloosheidsuitkering, werk ik op vrijdag en in het weekend als jobstudent, zodat we aan het einde van de maand zo weinig mogelijk problemen hebben om de eindjes aan elkaar te knopen. Mijn vader heb ik nooit gekend. Mijn mama praat niet graag over hem. Ze zegt dat ze toen een verkeerde beslissing nam door een relatie met hem te hebben. School is best wel een struikelblok voor mij. Mijn punten vallen wel mee maar op sociaal vlak is het echt een complete ramp! Ik heb niet echt vrienden en iedereen vindt dat ik stink wat ook logisch is, want thuis proberen we zo zuinig mogelijk om te gaan met het water dat we gebruiken. Zondag is bij ons douchedag. De enige dag dat ik mij dus was.
©
De laatste tijd probeer ik zoveel tegen het pesten in te gaan en probeer ik op te komen voor anderen die gepest worden. Zo ontmoette ik ook mijn eerste echte goede vriend Alex. Sindsdien zijn we onafscheidelijk en proberen we elkaar aan te vullen op vlak van school. Ik vind dat kansarme gezinnen beter opgevangen moeten worden.
Bron: watwat.be; Is armoede ook jouw probleem? Praat erover, gratis en anoniem: CLBchat.be
80
THEMA 3
LEVEL 4
Action 2—
Hoe benadert Vrancken het begrip armoede?
Bestudeer de ontdekplaat op iDiddit.
2
Werk in vier groepen. Elke groep neemt een model om te verdedigen.
3
Ga naar iDiddit en bekijk de filmpjes. Daarin worden een aantal voorbeelden van mensen in armoede gegeven.
4
Stel je model voor en leg uit waar je de verschillende armoedesituaties in het model van Vrancken plaatst.
Action 3—
IN
1
Hoe groot is het risico op armoede of sociale uitsluiting in jouw provincie?
Good to know
Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceert ieder jaar de armoedecijfers voor 2021 uit de enquête naar de inkomens en levensomstandigheden (EU-SILC). In 2021 werd 13,10 % van de Belgische
N
bevolking beschouwd als een risicogroep voor monetaire armoede (AROP). Het gaat om mensen die in een huishouden wonen waarvan het totale beschikbaar inkomen lager ligt dan de armoedrempel die in 2021 voor een alleenstaande 1 287,00 euro per maand bedraagt. Daarnaast leefde 11,90 % van de bevolking in een huishouden met een lage werkintensiteit (LWI). 6,30 % van de Belgen werd in 2021 geconfronteerd met ernstige materiële en sociale deprivatie (SMSD).
VA
Mensen die te maken krijgen met minstens één van de drie bovenstaande situaties, worden beschouwd als risicogroep voor armoede of sociale uitsluiting (AROPE) volgens de Europese armoede-indicator in het kader van de Europa 2030-strategie. Voor 2021 ging het om 19,30 % van de bevolking. Achter de nationale cijfers schuilen grote regionale verschillen. Ze passen de grafieken regelmatig aan.
©
Grafiek 4: Risico op armoede of uitsluiting volgens subrisico’s (AROP, SMSD, LWI) België – 2020
Bron: Statbel, CC BY-2.0
THEMA 3
LEVEL 4
81
Action 4—
IN
Surf via iDiddit naar een interactieve kaart met de cijfers in verband met armoederisico’s per provincie. Wat stel je vast?
Wat houdt de SDG ‘Geen armoede’ in?
Good to know De duurzameontwikkelingsdoelstellingen (afgekort SDG) zijn in 2015 door de
N
Verenigde Naties vastgesteld als de nieuwe mondiale duurzameontwikkelingsagenda voor 2030. Een van die doelstellingen is ‘Geen armoede’.
VA
© Shutterstock / monticello
1
2
Wat houdt die doelstelling in? Gebruik het internet. a
Verwerk het antwoord met een programma naar keuze.
b
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
Surf via iDiddit naar de website waar allerlei initiatieven kenbaar worden gemaakt om de doelstellingen te
©
realiseren. Beschrijf een van de initiatieven in jouw buurt in verband met die doelstelling.
82
THEMA 3
LEVEL 4
Action 5—
Wat houdt het sociaal tarief in?
1
Lees het artikel.
2
Wat houdt het sociaal tarief in? Gebruik het internet.
IN
17 procent van Limburgse gezinnen doet een beroep op sociaal tarief bij hoge energieprijzen De hoge energieprijzen zorgen voor een flinke stijging van de
energieschuld bij gezinnen. De enige reden waarom die stijging
niet groter is, is de belangrijke bescherming door het sociaal tarief. In Limburg doet 17,20 procent van de gezinnen een beroep op dat
verlaagde wettelijke tarief. Procentueel heeft Limburg het meeste aantal rechthebbenden van alle Vlaamse provincies. ‘Het sociaal
tarief geldt tot na de winter. En als het van ons afhangt, verlengen we
N
het sociaal tarief zolang als nodig. Uit studies blijkt immers dat de
maatregel erg effectief is in de strijd tegen groeiende ongelijkheid.’
© Shutterstock / Alex Yeung
Bron: hln.be, 2022-07-23
VA
BREAKING NEWS
1
Ga naar iDiddit. Je vindt er een actualiteitsitem over het onderwerp.
2
Los de vragen op.
3
Geef het bestand een duidelijke naam en bewaar het in je portfolio.
CHECKLIST
©
Duid aan of je de onderstaande vaardigheden voldoende beheerst.
1
JA
KAN BETER
EXTRA OEFENMATERIAAL
Ik kan het verschil tussen armoede en inkomensongelijkheid omschrijven.
2
Ik kan aangeven hoe armoede gemeten kan worden in België.
3
Ik kan toelichten wat de oorzaken en gevolgen van armoede zijn.
THEMA 3
LEVEL 4
83
Begrippenlijst Thema 3 LEVEL 1
BEGRIP
VERKLARING
categoriale
Bij die inkomensverdeling wordt gekeken
inkomens
hoeveel procent van het inkomen
verdeling
wordt verdiend met de betreffende
productiefactoren namelijk arbeid, kapitaal,
natuur en ondernemerschap. decielen
Met die methode worden personen
methode
gerangschikt volgens hun inkomen van
decielspanning
armsten fungeren als maatstaf voor
Dat is het inkomensaandeel van het rijkste deciel / inkomensaandeel van het armste deciel.
ginicoëfficiënt
Dat is een statistische maatstaf voor de
of gini-index
ongelijkheid in een verdeling. Hij wordt in inkomen of vermogen aan te geven, maar is
Als door een overheidsingreep de inkomens
denivellering
minder gelijk worden verdeeld, is er sprake
VA
inkomens
van een inkomensdenivellering.
inkomens
Als door een overheidsingreep de inkomens
nivellering
gelijker worden, is er sprake van
inkomensnivellering.
interestquote
(interest / nationaal inkomen) * 100 %
1
loonquote
(loonsom / nationaal inkomen) * 100 %
1
lorenzcurve
Dat is de grafische weergave van de
©
1
1
84
verspreiding te meten.
1
de economie gebruikt om de ongelijkheid in geschikt om elke vorm van ongelijkmatige
1
N
1
laag naar hoog. De 10 % rijksten en 10 % ongelijkheid. 1
IN
1
IN JE EIGEN WOORDEN
decielenmethode. Op de horizontale as staat het gecumuleerde percentage van de
bevolking en op de verticale as staat het
gecumuleerde percentage van de netto belastbare inkomens.
nationaal
De som van alle inkomsten van gezinnen en
inkomen
bedrijven van een land gedurende een jaar.
1
pachtquote
(pachtsom / nationaal inkomen) * 100 %
THEMA 3
BEGRIPPENLIJST
LEVEL 1
BEGRIP
VERKLARING
personele
Daar wordt de verdeling van de inkomens
inkomens-
over de personen bekeken zonder rekening
verdeling
te houden met de oorsprong van die
of primaire
inkomens.
inkomens
primair
Inkomen dat wordt verdiend door
inkomen
productiefactoren te leveren.
secundaire
Daar heeft de overheid een herverdeling
inkomens
gedaan. Zo worden hoge inkomens
verdeling
zwaarder belast en helpen sociale
uitkeringen de mensen met minder
inkomen.
1
secundair
Dat is het primaire inkomen verminderd met
inkomen
de inkomstenbelasting en sociale bijdragen
tertiaire inkomens verdeling
1
tertiair
en vermeerderd met sociale uitkeringen en
subsidies / toeslagen.
Daar heeft de overheid een herverdeling gedaan door gratis of gesubsidieerde
producten te leveren maar ook door
kostenverhogende belastingen te heffen.
Dat is het secundair inkomen vermeerderd
met het voordeel van het gebruik van door de overheid gratis geleverde of
gesubsidieerde producten en verminderd
VA
inkomen
N
1
IN
1
verdeling 1
IN JE EIGEN WOORDEN
met de kostprijsverhogende belastingen (zoals btw en accijnzen).
winstquote
(winstsom / nationaal inkomen) * 100 %
2
genderloon-
Dat is het verschil tussen het gemiddelde
kloof
bruto-uurloon van vrouwen en mannen,
©
1
2
mattheuseffect
uitgedrukt als een percentage van het
gemiddelde mannenloon.
Dat is de sociologische vakterm voor het
rijker worden van de rijken en het armer worden van de armen.
3
aanslagjaar
Het jaar dat volgt op het inkomstenjaar.
3
aanvullend
Als de uitgaven sterk stijgen omwille van
inkomen
een ‘sociale last’, zorgt de overheid voor
een aanvullend inkomen. Dat zijn vaste
bedragen die de kosten helpen dekken.
THEMA 3
BEGRIPPENLIJST
85
3
3
3
3
BEGRIP
VERKLARING
belasting
Dat is de belastingdruk in de verkoopprijs
afwenteling
doorrekenen.
belasting
Bij belastingontduiking ga je buiten het
ontduiking
wettelijke kader.
belasting
Bij belastingontwijking ga je fouten
ontwijking
of leemtes in de belastingwetgeving
fiscale druk
fiscale fraude
betalen in vergelijking met het bruto
binnenlands product (bbp).
De inbreuk op de fiscale wetgeving, met
getrapte
De percentages te betalen belasting stijgen
progressiviteit
per inkomensschijf.
inkomstenjaar
leefloon
Het kalenderjaar waarin de beroeps
Het is een minimuminkomen voor de mensen
VA
die over onvoldoende bestaansmiddelen
3
inkomsten worden verworven. 3
N
van de
3
Dat is de hoeveelheid geld van belastingen
schaden.
belasting
bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te
3
gebruiken.
die de belastingbetalers aan de staat
3
IN JE EIGEN WOORDEN
IN
LEVEL
beschikken en is een van de vormen van het
recht op maatschappelijke integratie.
personen
Een belasting die globaal wordt geheven op
belasting
alle belastbare inkomsten gedurende het
belastbaar tijdperk.
3
RSVZ
Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen
RSZ
©
3
3
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor loontrekkenden en ambtenaren
sociale
Sociale bijstand vormt een vangnet voor
bijstand
diegenen die door de mazen van het
THEMA 3
BEGRIPPENLIJST
socialezekerheidssysteem vallen. Concreet
is sociale bijstand:
–
leefloon,
–
inkomensgarantie voor ouderen,
–
gewaarborgde gezinsbijslag,
– tegemoetkomingen aan gehandicapten.
86
LEVEL 3
BEGRIP
VERKLARING
sociale
Een publiek stelsel dat bedoeld is om
zekerheids
inkomen en / of verzorging te garanderen
systeem
voor natuurlijke personen of gezinnen (of
andere samenlevingsvormen) die, tijdelijk
of blijvend, niet (langer) in staat worden geacht om zelf in (voldoende) inkomen
3
vergrijzing
Een term voor het steeds ouder worden van
IN
vervangings
Een inkomen dat de overheid betaalt aan
inkomen
wie volledig of gedeeltelijk zonder inkomen
verwitting
Door de stijgende levensverwachting zijn er steeds meer 80-plussers.
4
armoedegrens
Het inkomen dat iemand nodig heeft om te kunnen voorzien in de basisbehoefte.
4
binnenkant
Dat zijn de menselijke gevolgen van
van armoede
armoede zoals gebrek aan zelfvertrouwen,
buitenkant van armoede
4
Dat is de materiële uitsluiting door
armoede zoals geen betaalbare woning,
een doktersbezoek uitstellen, moeilijk werk
vinden of schoolachterstand.
kringloop van
Een kringloop van samenhangende
armoede
problemen die elkaar versterken, waar de
materiële kloof
© 4
gezinnen die in armoede zitten, niet zomaar
uitgeraken.
Dat is een vorm van sociale uitsluiting als
gevolg van de armoede
4
schaamte of een negatief zelfbeeld.
VA 4
N
4
valt. 3
en / of verzorging te voorzien.
een bevolking. 3
IN JE EIGEN WOORDEN
bv. mensen vinden geen betaalbare,
kwaliteitsvolle woning, stellen een
doktersbezoek uit, vinden moeilijk werk en kinderen lopen een groter risico op
schoolachterstand
primaire
De primaire levensbehoeften die
levens
noodzakelijk zijn om een menswaardig
behoeften
leven te kunnen leiden.
secundaire
Naast die primaire levensbehoeften zijn er
levens-
de secundaire levensbehoeften: deelnemen
behoeften
aan het sociale leven, degelijk onderwijs en
ontspanning ...
THEMA 3
BEGRIPPENLIJST
87
NOTITIE
IN
VA
N
©