8 minute read
DE MAAN EN HAAR BEWEGINGEN
ONDERZOEKSVRAGEN
WAAROM ZIEN WE DE MAAN IN VERSCHILLENDE GESTALTEN AAN DE HEMEL?
WELKE GEVOLGEN ONDERVINDT DE MENS VAN DE NABIJHEID VAN DE MAAN?
WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN EEN ZONECLIPS EN EEN MAANSVERDUISTERING?
1 KENMERKEN VAN DE MAAN
Manen zijn afgekoelde lichamen, kleiner dan de planeet waarrond ze in een bijna cirkelvormige baan draaien. De aarde heeft zo één maan in haar greep, die zich in een ellipsvormige baan op een gemiddelde afstand van 384 400 km beweegt.
Net als planeten geven manen geen licht. De maan is zichtbaar omdat ze het licht van de zon reflecteert. Onze maan is bolvormig en kleiner dan de aarde. Daardoor is de zwaartekracht op de maan ongeveer zes keer kleiner dan op aarde. Dat zorgt ervoor dat de maan geen gasmoleculen kan vasthouden en dat er slechts een verwaarloosbare atmosfeer aanwezig is.
De afwezigheid van een atmosfeer op de maan heeft verschillende gevolgen:
- Er is geen bescherming tegen meteorietinslagen, waardoor het maanoppervlak veel kraterinslagen vertoont.
- Er is geen dampkring om het licht te verspreiden, waardoor het niet-belichte deel van de maan volledig donker is. De hemelkoepel is er zwart, en niet blauw of bewolkt.
- Er is een maximale uitstraling van warmte, waardoor de temperaturen in het niet-belichte deel zeer laag zijn (-170 °C) en in het belichte deel zeer hoog (+130 °C).
- Er is geen wind op de maan, waardoor de Amerikaanse vlag niet kan wapperen en enkel met behulp van een horizontale stok recht kan blijven staan.
- Je kunt enkel op de maan lopen met een zuurstoffles en een speciaal maanpak, anders verbrand of bevries je. Dat pak beschermt je ook tegen gevaarlijke uv-straling van de zon die het maanoppervlak bereikt.
Doordat de zwaartekracht op de maan lager is dan die op de aarde, kun je er niet normaal lopen, maar eerder ‘huppelen’ of springen.
2 Bewegingen Van De Maan
2.1 DE BEWEGING VAN DE MAAN ROND DE AARDE
De maan draait in 27 dagen, 7 uur en 44 minuten in een ellipsvormige baan in tegenwijzerzin rond de aarde. Dat is de maanrevolutie. Tijdens die beweging maakt het baanvlak van de maan een hoek van ongeveer 5° met het eclipticavlak. Tijdens de omloop van de maan rond de aarde zie je dagelijks het belichte deel van de maan veranderen, dat zijn de schijngestalten van de maan.
2.1.1 SCHIJNGESTALTEN VAN DE MAAN
De maan heeft verschillende schijngestalten die we kunnen waarnemen: nieuwe maan, eerste kwartier, volle maan en laatste kwartier (fig. 2.31).
a Bij nieuwe maan (NM) staat de maan tussen de aarde en de zon, waardoor het voor ons onzichtbare deel van de maan wordt belicht door de zon.
b Bij het eerste kwartier (EK) wordt de helft van het belichte halfrond zichtbaar (letter ‘p’ van ‘premier’).
c Bij volle maan (VM) staat de aarde tussen de maan en de zon, waardoor het volledig belichte deel van de maan naar de aarde is gericht.
d Bij het laatste kwartier (LK) wordt opnieuw de helft van het belichte halfrond zichtbaar (letter ‘d’ van ‘dernier’).
Het baanvlak van de maan maakt een hoek van 5° met het eclipticavlak, wat ervoor zorgt dat de volle maan nog zichtbaar is vanaf de aarde. De maan, de aarde en de zon staan niet precies op een rechte lijn, dat gebeurt enkel bij een volledige maansverduistering en bij een zoneclips. Tussen nieuwe en volle maan neemt de schijngestalte van de maan toe, dat is de wassende maan. De krimpende maan is de maan tussen de volle maan en de nieuwe maan, de schijngestalte
2.1.2 DUUR VAN DE OMLOOP VAN DE MAAN ROND DE AARDE
De tijd die verstrijkt tussen twee momenten waarop de maan exact dezelfde positie inneemt ten opzichte van een ster, wordt de siderische maand (fig. 2.33) genoemd. Die periode komt overeen met de tijd die de maan nodig heeft om een volledige baan rond de aarde te maken en duurt 27 dagen, 7 uur en 44 minuten. Ondertussen beweegt de aarde ook in haar baan rond de zon en schuift de maan mee op. Om vanop de aarde de maan opnieuw in dezelfde stand ten opzichte van de zon te zien, moet de maan nog iets meer dan twee dagen opschuiven in haar baan om de aarde. Dat noemen we de synodische maand (fig. 2.33), die 29 dagen, 12 uur en 44 minuten duurt. Die periode komt overeen met de tijd tussen twee opeenvolgende nieuwe manen.
2.2 DE SCHIJNBEWEGING VAN DE MAAN AAN DE HEMELKOEPEL
Door de aardrotatie zien we de maan elke dag van oost over zuid naar west om de aarde bewegen. In werkelijkheid draait de maan in 27 dagen, 7 uur en 44 minuten rond de aarde en legt ze daarbij dagelijks in tegenwijzerzin 13° 10’ 17” af aan de sterrenhemel. De aarde doet er 50 minuten extra over om weer in dezelfde positie ten opzichte van de maan te komen. Daardoor vinden de maansopgang, -culminatie en -ondergang gemiddeld ongeveer 50 minuten later plaats per dag. Een ‘maan-dag’ duurt dus 24 uur en 50 minuten.
2.3 DE BEWEGING VAN DE MAAN ROND HAAR EIGEN AS
De maan draait in 27 dagen, 7 uur en 44 minuten rond haar eigen as, dat is de maanrotatie. Dat komt overeen met de siderische tijd van de maan rond de aarde. De beide bewegingen van de maan heffen elkaar dus op, waardoor we vanop de aarde altijd hetzelfde deel van de maan te zien krijgen.
Tijdens de eerste missie van het ruimteschip Orion in november 2022 werden deze foto’s gemaakt van de achterkant van de maan. Orion kwam op zijn dichtste punt tot op 130 kilometer van het maanoppervlak aan de achterzijde van de maan.
3.1 ZONECLIPS
Wanneer de maan door het eclipticavlak gaat, beweegt ze precies tussen de zon en de aarde en werpt ze een schaduw op de aarde. Voor een gebied op aarde is dan tijdens een deel van de dag de zon niet meer of slechts gedeeltelijk zichtbaar. Dat fenomeen noemen we een zoneclips. Een zoneclips is mogelijk als de zon, maan en aarde in deze volgorde op één lijn liggen. Dat kan alleen bij nieuwe maan. Hoewel vaak wordt gesproken van een zonsverduistering, is dat eigenlijk niet correct aangezien de zon niet wordt verduisterd, maar afgeschermd wordt door de maan. Bij een zoneclips wordt de corona van de zon zichtbaar (zie thema ‘De kosmos’).
Het feit dat de schijnbare grootte van de zon en maan vanop aarde ongeveer gelijk is, is puur toeval. De zon is 400 keer groter dan de maan, maar staat ook 400 keer verder weg. Dat betekent dat een totale eclips slechts zeer zelden op een bepaalde plaats voorkomt.
3.2 MAANSVERDUISTERING
Tijdens haar omwenteling rond de aarde schuift de maan soms geheel of gedeeltelijk in de schaduw van de aarde. Vanop aarde kunnen we die verduistering van de maan waarnemen. De maan kan alleen in de schaduw van de aarde vallen als de zon, de aarde en de maan in die volgorde op één lijn liggen, en dus is een maansverduistering alleen mogelijk bij volle maan.
Niet elke volle maan leidt tot een maansverduistering. Dat komt doordat de baan van de maan om de aarde een hoek van 5° maakt met het eclipticavlak.
In de meeste gevallen zal de volle maan dus enkele graden boven of onder de aardschaduw staan. Een maansverduistering gebeurt alleen bij volle maan en als de maan zich dichtbij of in één van de knopen (= snijpunten maanbaan en eclipticavlak) van de maanbaan bevindt.
In tegenstelling tot een zoneclips blijft de maan zichtbaar bij een maansverduistering. Er treedt wel een verduistering op maar door het licht dat door de atmosfeer van de aarde verspreid wordt, is er een rode schijn aanwezig. Dat wordt ook wel een bloedmaan genoemd.
4.1 HET ONTSTAAN VAN GETIJDEN
De hoogte van het zeeniveau aan de kust schommelt dagelijks volgens de getijden
Op iDiddit vind je een animatie over het ontstaan van de getijden.
De getijden worden veroorzaakt door vier krachten: de aantrekkingskracht van de maan; de zwaartekracht van de aarde; de centrifugale kracht die ontstaat doordat de maan en de aarde rond elkaar heen draaien rond een gezamenlijk massamiddelpunt; de aantrekkingskracht van de zon. van de maan op de
Door de veranderende onderlinge posities en afstanden tussen de aarde, de maan en de zon, verandert de som van alle krachten die op het water worden uitgeoefend. Dat zorgt voor de schommelingen in het zeeniveau, die we kennen als getijden.
De getijden van zeeën en oceanen worden veroorzaakt door de aantrekkingskracht van de maan (fig. 2.41a) en in mindere mate door de zon, op de watermantel van de aarde. Hoewel de maan een veel kleinere massa heeft dan de zon, is haar invloed (volgens de wet van Newton) twee keer zo groot aangezien ze veel dichter bij de aarde staat. Als gevolg van die aantrekkingskracht wordt het water op de meridiaan die recht voor de maan staat, aangetrokken door de maan. Dat veroorzaakt hoogwater of hoogtij.
Op het moment dat het op aarde hoogtij is aan de kant van de maan, is het ook hoogtij aan de andere kant van onze aardbol, 180 lengtegraden verder. Dat komt doordat de aarde en de maan rond een gemeenschappelijk massamiddelpunt draaien, dat zich binnen de aardbol bevindt door de veel grotere massa van de aarde. Door die beweging ondervindt de watermantel een vorm van centrifugale kracht (fig. 2.41b). Het resultaat (fig. 2.41c) is de vorming van twee getijdenuitstulpingen of vloedbergen: één aan de zijde van de maan en één aan de tegenovergestelde zijde van de aarde.
4.2 EB EN VLOED
Wanneer de getijdenuitstulping op zijn hoogst is, is het hoogtij. Aangezien de totale hoeveelheid water op aarde gelijk blijft, betekent een toename van water op de ene plek automatisch 90 lengtegraden verder een afname van water. Op die plek is dan de laagste waterstand of laagtij. De overgang van laagtij naar hoogtij is vloed. De overgang van hoogtij naar laagtij is eb
HWS hoogwater bij springtij laagwater bij springtij hoogwater bij doodtij laagwater bij doodtij hoogwater
Door de aardrotatie ervaart elke plaats op aarde twee keer per dag eb en vloed. Het duurt 12 uur en 25 minuten vanaf het moment van hoogtij tot het volgende hoogtij. Dat komt doordat tijdens eb en vloed de maan zich langs haar baan verplaatst (zie fig. 2.34 op p. 60). Het kost de maan 24 uur en 50 minuten om zich op precies dezelfde positie ten opzichte van een bepaald punt op aarde te bevinden. Daardoor treden hoog- en laagtij telkens op verschillende tijdstippen van de dag op.
4.3 SPRINGTIJ EN DOODTIJ
Het getij varieert in hoogte. Wanneer de zon en maan op een lijn liggen (bij nieuwe en bij volle maan) werken ze samen en ontstaat springtij. Dat gebeurt ongeveer om de twee weken. Bij springtij is er een hoge vloed en een lage eb, waardoor het getijdenverschil groter is dan gewoonlijk.
Wanneer de maan in het eerste of in het laatste kwartier staat, werken de aantrekkingskrachten van de maan en de zon elkaar tegen en ontstaat een doodtij Dat leidt tot een hoge laagwaterstand en een lage hoogwaterstand, en dus een klein getijdenverschil.
Om veiligheidsredenen moeten watersporters, strandwandelaars aan de voet van kliffen en wadlopers altijd de getijdentabellen raadplegen.
Aardrevolutie beweging van de aarde rond de zon in 365 dagen, 5 uur 48 min en 46 sec.
schuine stand van de aardas
Effecten op aarde
- verschil in dag- en nachtlengte doorheen het jaar
- verschillen in culminatiehoogte
GEVOLGEN VOOR HET LEVEN OP AARDE
GEVOLG VOOR DE JAARTELLING schrikkeljaar
Seizoenen
Temperatuurverschillen veroorzaken tegengestelde seizoenen op het noordelijk en zuidelijk halfrond.
Indeling in klimaatgordels
- tussen de polen en de poolcirkels: polaire gordel
- tussen de poolcirkels en de keerkringen: gordel van de middelbreedte
- tussen de keerkringen: tropische gordel
Maanrotatie beweging van de maan rond haar eigen as in 27 dagen, 7 uur en 44 min. tegen de wijzers van de klok in
GEVOLGEN
Gevolgen
altijd dezelfde zijde zichtbaar vanop aarde
Maanrevolutie beweging van de maan rond de aarde in 27 dagen, 7 uur en 44 min. tegen de wijzers van de klok in
GEVOLGEN
- schijngestalten
- maansverduistering
- zoneclips
- getijden
Aardrotatie beweging van de aarde rond de eigen as in 24 uur van west naar oost
RECHTSTREEKSE GEVOLGEN
WAARNEEMBAAR
TOEPASSINGEN IN HET DAGELIJKS LEVEN
Schijnbare beweging van de zon van oost naar west
Tijdsindeling op aarde
- theoretische tijdzones
- conventionele tijdzones
Plaatsbepaling op aarde
Gradennet:
- breedte- en lengteligging
- plaatsbepaling met gps
- afwisseling van dag en nacht
- afbuiging van winden en zeestromingen
- afplatting van de aarde