2
Zorg en evaluatie
TALENT 2 - Zorg en evaluatie Bij TALENT voor het 2e leerjaar horen volgende materialen: Voor de leerling: • Leesboek • Taalschrift A • Taalschrift B • Taalschrift C • Spellingschrift • Projectbundel - Wist je dat? • Projectbundel - Van dino’s tot dodo’s • Projectbundel - Dat is mooi, niet? Voor de leraar: • Handleiding A • Handleiding B • Handleiding C • Correctiesleutel Taalschrift A • Correctiesleutel Taalschrift B • Correctiesleutel Taalschrift C • Correctiesleutel Spellingschrift • Zorg- en evaluatiemap A • Zorg- en evaluatiemap B • Zorg- en evaluatiemap C Voor de klas: • Talentbib • Wandplaten • Cd- en dvd-box Digitale ondersteuning (zie ook www.talentvoortaal.be/digitaal) • Bingel Max • Bingel Plus • Bingel Start
Fotokopieerapparaten zijn algemeen verspreid en vele mensen maken er haast onnadenkend gebruik van voor allerlei doeleinden. Jammer genoeg ontstaan boeken niet met hetzelfde gemak als kopieën. Boeken samenstellen kost veel inzet, tijd en geld. De vergoeding van de auteurs en van iedereen die bij het maken en verhandelen van boeken betrokken is, komt voort uit de verkoop van die boeken. In België beschermt de auteurswet de rechten van die mensen. Wanneer u van boeken of van gedeelten eruit zonder toestemming kopieën maakt, buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen, ontneemt u hun dus een stuk van die vergoeding. Daarom vragen auteurs en uitgevers u beschermde teksten niet zonder schriftelijke toestemming te kopiëren buiten de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen. Verdere informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot reproductie vindt u op www.reprobel.be. Ook voor het digitale lesmateriaal gelden deze voorwaarden. De licentie die toegang verleent tot dat materiaal is persoonlijk. Bij vermoeden van misbruik kan die gedeactiveerd worden. © Uitgeverij VAN IN, Wommelgem, 2018 De uitgever heeft ernaar gestreefd de relevante auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Wie desondanks meent zekere rechten te kunnen doen gelden, wordt verzocht zich tot de uitgever te wenden.
Eerste druk 2018 Art. 580262 / 2
THEMA
3
Onder mijn bed
Inhoud thema 3 Portfolio - Onder mijn bed . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2
DIFFERENTIATIEBLOK LES 22 - H1
Taal: vlot en vloeiend lezen
LES 22 - H2
Spelling: woorden met ie of ei
LES 22 - H3
Taal: begrijpend lezen fictie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
LES 22 - H4
Taal: naamwoorden sorteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
LES 22 - H5
Taal: begrijpend lezen non-fictie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
LES 22 - H6
Spelling: woorden met ei of ij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
LES 22 - H7
Taal: naamwoorden herkennen
LES 22 - H8
Spelling: woorden met doffe e in finale lettergreep . . . . . . . . . . . . . . . . 32
LES 22 - H9
Taal: woordenschat uit het thema
LES 22 - Taaltaak Taal: Vrij lezen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
11
28
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
35
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
38
LES 22 - Taak zelfstand werk A
Taal: Vlieg je mee? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45
LES 22 - Taak zelfstand werk B
Taal: Vliegkwartet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 49
LES 22 - Taak zelfstand werk C
Spelling: Woorden net als vissen . . . . . . . . . . . . 52
EVALUATIEBLOK LES 23
Taal: begrijpend lezen fictie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 59
LES 23
Taal: begrijpend lezen non-fictie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
LES 23
Taal: betekenissen
LES 23
Spelling: kortetermijndictee
LES 23
Spelling: controledictee . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
LES 23
Spelling: remediëringsbladen: zie zorg- en evaluatiemodule
LES 23
Spelling: integratiebladen: zie zorg- en evaluatiemodule . . . . . . . . .
Hulptips
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
. . . .
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
71 80
103
L2 - Thema 3 - inhoud
1
2
L2 - Thema 3 - portfolio
Les 14
schrijven
Les 12
taaldenken
luisteren
spelling
spreken
lezen
Les 11
Les 10
schrijven
taaldenken
Les 7
spreken
schrijven
Je kunt emoties benoemen en verwoorden bij het bekijken van de foto’s.
lezen
Les 4
Les 5
Je kunt zeggen wie de hoofdpersoon is en hoe die zich voelt.
spelling
Les 3
H5
Je kunt informatie die je nodig hebt in de tekst vinden.
H7 H7
Je kunt naamwoorden in een tekst aanduiden.
Je kunt voorbeelden van naamwoorden geven.
Je kunt raadsels oplossen door goed te luisteren naar alle tips.
Je kunt goede zinnen bouwen en ze verzorgd opschrijven.
Je gebruikt de schrijftips om een goed raadsel te maken.
Je kunt woorden met ei of ij correct schrijven.
H6
H5
Je kunt vragen over het krantenartikel juist oplossen.
Je kunt samen met een partner verschillende vragen beantwoorden.
H5
Je kunt vertellen hoe de hoofdpersoon in het artikel zich voelde.
Je kunt de woorden juist en verzorgd overschrijven.
H4
Je kunt zeggen bij welke groep een naamwoord hoort: bij personen, planten, dieren, voorwerpen of dingen.
H3
H2
H1
H
H4
Onvoldoende beheerst
Je kunt woorden die een naam geven aan personen, planten, dieren, voorwerpen of dingen herkennen en aanduiden.
Je kunt de zinnen correct en verzorgd overschrijven.
Je kunt zinnen in een gedicht aanvullen door naar de tekeningen te kijken.
Je kunt woorden met ei of ie correct schrijven.
Je las spontaan een of meerdere boeken gedurende het thema.
Je kunt vlot en vloeiend woorden, zinnen en teksten lezen.
lezen
Algemeen
Doel
Domein
Nr.
Les
Doelen Nederlands
Naam:
39
30
30
34
39
1
HT*
Portfolio - Onder mijn bed
L2 - Thema 3 - portfolio
3
taalspel
spelling
taaldenkenbetekenissen
Les 16
Les 18
Les 21
39 39 39
Je kunt woorden met ui correct schrijven.
Je kunt woorden met ei of ij correct schrijven.
Je kunt woorden met een doffe klinker aan het einde correct schrijven.
Je werkte goed samen met een partner.
Je was bereid je medeleerlingen te helpen.
Je was bereid hulp te aanvaarden.
Je schatte je vaardigheden goed in.
Je werkte goed samen in een groepje.
Je was bereid te luisteren naar anderen die een gedicht voordroegen.
Algemeen
Algemeen
Algemeen
Algemeen
Les 4, les 5
Les 16
* HT = hulptip, zie p. 77
Je voelde je aangesproken door het onderwerp van het thema.
Algemeen
H9
39
Je kunt woorden met eu correct schrijven.
Je begrijpt de woorden uit het thema en kunt ze gebruiken.
39
HT*
Je kunt woorden met ie correct schrijven.
H8
H
39
Onvoldoende beheerst
Je kunt woorden met oe correct schrijven.
Je durft te spreken, te bewegen en je stem te gebruiken.
Je kunt een gedicht op een fijne manier naar voor brengen.
Doel
Leergebiedoverschrijdende doelen
Domein
Les
Doelen Nederlands
Zorg- en evaluatiemodule: differentiatieblok
les 22 - H1
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen vlot en vloeiend lezen 25 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen lezen een tekst gerelateerd aan het thema met de principes van connect lezen om het vlot en vloeiend lezen te verbeteren.
Digitaal >> bordboek Folio >> herhalingsbladen 1a – 1b
Lesdoelen Hoofddoel van de les Correct en vlot langere zinnen lezen met woordgroepen die kunnen doorlopen over de regels heen.
Diversen >> schrijflei of kladpapier >> facultatief: boek De stoute schoenen van Sam, Dirk Nielandt (BiBBoX driehoek)
Andere doelen >> Belangrijke woorden of woordgroepen in een zin herkennen en klemtonen juist leggen. >> Uitdrukking geven aan bepaalde gevoelens of stemmingen van personages in een tekst. >> Plezier beleven en bereid zijn te lezen. >> Bereid zijn na te denken over het eigen lees- en schrijfgedrag. Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden doelen Basisvertrouwen ontwikkelen.
Voorbereiding Kopieer voor elke leerling herhalingsbladen 1a-1b.
Leergebiedoverschrijdende/persoonsgebonden ontwikkeling Door dezelfde tekst meermaals te lezen, zal het lezen steeds vlotter en vloeiender verlopen. Die succeservaring zal de motivatie en de betrokkenheid van de leerling verhogen.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Toon het achterplat van het boek. Lees de tekst expressief voor.
herhalingsblad 1a
2 Lees samen met de leerlingen de tekst hardop. L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H1
7
3 Elke leerling kiest twee woorden uit de tekst die hij wil oefenen. Schrijf elk gekozen woord op een woordkaartje. Dicteer de woordkaarten om de beurt en laat de woorden schrijven op de schrijflei. Daarbij spreken de leerlingen gelijktijdig de klanken van de woorden uit (bij lastige woorden kun je eventueel de eerste letter of een deel van het woord als hulpmiddel laten zien). Toon de woordkaartjes (in dezelfde volgorde) om de beurt aan de leerlingen. Elke leerling leest het woord in stilte. Als hij weet welk woord hij gelezen heeft, steekt hij zijn vinger omhoog. Wacht tot alle vingers omhoog zijn. Eén leerling leest het woord hardop. Ga vervolgens door met het volgende woordkaartje. Schud de woordkaartjes en de leerlingen lezen de woorden nogmaals op de hierboven uitgeschreven manier. 4 De leerlingen lezen met een partner. Terwijl de ene lezer de hele tekst leest, stuurt de andere leerling bij. 5 Als de leerlingen het duolezen hebben afgerond, lezen ze de tekst nogmaals fluisterend voor zichzelf.
8
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H1
herhalingsblad 1b schrijflei of kladpapier
Bang
5
10
15
Sam gaat een paar nachtjes bij opa slapen. Dat is altijd gezellig. Maar Sam gaat niet graag naar bed. Hij is bang in het donker. Opa weet dat en laat de deur van de slaapkamer op een kier staan. Hij laat het licht op de gang branden. Toch kan Sam nog niet slapen. Hij houdt zijn ogen open en staart naar het plafond. “Opa!” roept hij bang. Opa komt snel de trap op. “Wat scheelt er?” vraagt opa. “Ik hoor een dief”, zegt Sam bang. “Je vergist je”, zegt opa. “Alle deuren en ramen zijn op slot. Er is echt geen dief in huis. Slaap lekker.” M 4 AVI M4 | AVI 3
De stoute schoenen van Sam dIrk nIelandt
De stoute schoenen van Sam Sam gaat een nachtje bij opa slapen. Dat is altijd leuk. Maar Sam gaat niet graag naar bed. Hij is bang in het donker. Echt heel bang. Is er een dief in huis? Zit er een monster onder bed? Opa heeft een idee om hem te helpen. Zijn stoute schoenen!
Haal meer uit dit boek! Ga snel naar bingel.be.
bibbox-covers.indb 7-9
De stoute schoenen van Sam Dirk Nielandt en Claudia Verhelst
Meer lezen? De stoute schoenen van Sam, Dirk Nielandt, BiB-BoX driehoek
www.vanin.be
27/01/16 12:24
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H1a
9
10
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H1b
les 22 - H2
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
spelling woorden met ie of ei 25 minuten
Samenhang In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben de inhoud van les 3: woorden met ie en woorden met ei.
Lesdoelen Hoofddoel van de les >> Klankzuivere eenlettergrepige woorden correct schrijven. >> Woorden met ei correct schrijven.
Materialen Digitaal >> bordboek Folio >> herhalingsblad 2
Voorbereiding Kopieer het herhalingsblad voor elke leerling.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Reik de volgende zin aan: “Piet ziet die mier niet.” Vraag welke klank in elk van die woorden hoorbaar is. (ie) 2 Bespreek hoe je de ie schrijft: bij de ie schrijf je eerst de i en dan de e. Laat de ie met de vinger in de lucht vormen. Teken een grote 10 en schrijf daar de ie in: de i in 1, de e in 0. Laat hen dat ook doen op hun schrijflei. Sta stil bij de auditieve discriminatie van de ie. Haal aan: woorden met ie schrijf je net als tien. 3 Merk op dat woorden met ie geschreven worden zoals je ze hoort. Laat de leerlingen de aanpak van hoorwoorden modellen. 4 Schrijf nu de ei op het bord. Wijs op de andere volgorde van i en e: nu eerst e en dan i. Teken een 10 en toon aan dat ei niet past in die tien. Vraag hoe ei verklankt wordt. Wijs er goed op dat een andere volgorde van e en i een andere klank geeft. Toon aan dat ei begint met een eitje en kom tot de spellingweter. Leg de picto’s van ie en ei op tafel en laat de leerlingen modellen.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H2
11
5 Maak oefening 1 met de groep. Laat eerst de keuzewoorden hardop lezen en laat daarna de rijmverzen aanvullen. Sta stil bij de link van cijfer 10 met de ie. 6 Start oefening 2 met de groep en laat ze dan in duo’s verder werken. 7 Vul de woorden bij oefening 3 aan met de groep. Kijk telkens na voor de leerlingen de volledige zin overschrijven.
12
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H2
herhalingsblad 2
Naam:
Datum:
Nr.
Woorden met ie of ei Bij de ie schrijf je eerst de i en dan de e. Bij de ei schrijf je eerst de e en dan de i.
Woorden met ie schrijf je net als tien. Woorden met ei schrijf je net als ei.
spellingweter 9
1
Schrijf de woorden op de juiste plaats. Kies uit: de brief – lief – tien – hier – vier Goed gezien,
e 4ie i10
die ie in
!
ie ook in
,
dat zie je
.
ie op de
,
dat is
!
de kei – de wei – de geit – zei – het ei – het feit De boer stond in zijn
en
:
Er zit een in
en in
.
Dat is een
.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H2
13
Naam:
2
Datum:
Schrijf de zinnen over. Voeg telkens ‘niet’ of ‘klein’ toe. 1 We gaan op reis.
(niet)
2 Daar is een plein.
(klein)
3 Een mier is een dier. (klein)
3
4 Ze ziet de vlieg.
(niet)
5 Klei is vies.
(niet)
Vul aan met ie of ei. Schrijf de zin over. Vergeet het leesteken niet. 1 Ik sl
pd
2 Ik hoorde
p. ts.
3 Help! 4 Maar er was n 5 Was het h
ts. rn
t?
6 Was het op het pl
n?
7 Ik voelde me zo kl
n.
8 Ik l 9 Het z
p de trap af. l in de tuin was los.
10 Oef!
14
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H2
Nr.
les 22 - H3
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen herhaling begrijpend lezen fictie 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les herhalen leerlingen die het nodig hebben de inhoud van de les 4: begrijpend lezen.
Folio >> herhalingsblad 3
Lesdoelen Hoofddoel van de les Op basis van op hun leeftijd afgestemde teksten: bedoeling en handelingen hoofdpersoon, persoonlijke gevoelens en mening weergeven.
Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Lees de tekst hardop met de leerlingen.
herhalingsblad 3
2 Laat verwoorden wat er in het fragment gebeurt. 3 Bespreek de taalweter. 4 Maak oefening 1 met de leerlingen. 5 Laat de vragen zelfstandig oplossen.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H3
15
Naam:
Datum:
Nr.
Dieren in de nacht
5
10
15
20
Uil kijkt naar de maan. Hij is vol. Een bal van licht. Zo mooi. Er vliegt iets voorbij. Langs de maan. Zwart als de nacht. Snel als de wind. Het is Gijs. Een vleermuis. Hij slaapt op de dag. En is wakker in de nacht. Net een uil. Het bos is donker. Maar Gijs ziet uil toch. Aan de lampjes in zijn ogen. Gijs gaat naast uil zitten. Op de tak. Ze kijken samen naar de maan. Uil zegt: “Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Het is zwart.” Gijs lacht en zegt: “Ik zie het wel. Dat zwart dat is de nacht.”
Bron: Slang, waar zit je wang? (Fiona Rempt en Juliette de Wit)
Wie zijn de personages in een verhaal? Sommige personages zijn belangrijker dan anderen. Erg belangrijke personages noemen we hoofdpersonages. 1
16
Kleur in de tekst: BLAUW
de namen van de twee hoofdpersonages.
ROOD
de zin die zegt of het dag of nacht is.
GROEN
de zinnen die zeggen waar Gijs is.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H3
Naam:
2
Datum:
Nr.
Zet een kruisje. a Uil vertelt: een raadsel. een mopje. een gedicht. b Gijs de vleermuis is:
zwart als de nacht. snel als de wind. groot en stoer. bang in het donker.
c In de tekst staat: Uil kijkt naar de maan. Hij is vol. Een bal van licht. Wat bedoelt de schrijver daarmee? Uil heeft net gegeten, zijn buik zit vol. De maan is rond en lijkt op een bal die licht geeft. Uil heeft net gegeten en kijkt naar een bal van licht.
3
Wat vliegt er voorbij de maan?
4
Vul de zinnen aan. Kies uit: maan – uil – vleermuis – tak – donker – nacht Gijs is een
. Hij is wakker als het
Net zoals
.
Het bos is
. Gijs gaat naast uil zitten.
Op een Ze kijken samen naar de
is.
. .
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H3
17
les 22 - H4
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
taaldenken naamwoorden sorteren 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben de inhoud van les 7: naamwoorden sorteren.
Folio >> herhalingsblad 4
Lesdoelen Hoofddoel van de les Aangeven dat woorden samen met andere woorden kunnen voorkomen, namelijk: een lidwoord met een zelfstandig naamwoord. Andere doelen Reflecteren op de taal en taalvariëteiten. Vloeiende schrijfbewegingen uitvoeren: schrijfhouding, schrijfbeweging, lettervorming, letterverbindingen.
Voorbereiding Kopieer het herhalingsblad voor elke leerling.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Start met een spelletje: zeg een woord en laat de leerlingen zeggen of het een dier, een persoon, een voorwerp of een plant is. Wanneer een leerling een juist antwoord geeft, mag hij een nieuw woord zeggen. Let op: het moet opnieuw een dier, persoon, voorwerp of plant zijn. Ga zo door met een tiental woorden. 2 Bespreek de taalweter. 3 Laat de leerlingen zelfstandig de oefeningen maken. 4 Verbeter samen. Laat de leerlingen zelf hun fouten verklaren aan de hand van de taalweter.
18
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H4
herhalingsblad 4
Naam:
Datum:
Wat is een zelfstandig naamwoord?
Nr.
boom
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die een naam geven aan personen, dingen, planten en dieren:
>> personen >> dingen >> planten >> dieren
1
papa, directeur, Carlos, juf, Anna ... kast, lijm, deur, schaar ... cactus, eik, roos ... hond, schaap, dinosaurus ...
Help je mee de spoken vangen? Stop ze in de glazen lamp. a Geef elke lamp een andere kleur. b Kleur de spoken in de juiste kleur.
dieren
planten
boek oma
dingen of voorwerpen
personen
Kaat
poes kast
krokodil prei slang
spin
lampje
broer
schoen
roos munt
bakker
cactus
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H4
19
Naam:
2
Datum:
Nr.
a Zoek de sokkenmonsters. Stop ze in de mand. b Doorstreep het sokkenmonster dat je hebt gevangen.
tante
kip dieren
planten
g
vlie
je
ek
ko
gras
worm
dok
ter
Oska
r
auto s
tje
frie
dingen of voorwerpen
personen
mos
20
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H4
tulp
les 22 - H5
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen begrijpend lezen non-fictie 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les herhalen leerlingen die het nodig hebben de inhoud van les 10: begrijpend lezen non-fictie.
Folio >> herhalingsblad 5
Lesdoelen Hoofddoel van de les In voor hen bestemde informatieve teksten: letterlijke weergave informatie vinden. Andere doelen Op basis van op hun leeftijd afgestemde teksten: hoofdpersoon bepalen, verhaallijn begrijpen, persoonlijke gevoelens weergeven.
Voorbereiding Kopieer voor elke leerling het herhalingsblad.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Laat de leerlingen het artikel in stilte lezen.
herhalingsblad 5
2 Herhaal: wat is een krantenkop? 3 Lees samen het artikel. 4 Overloop de vragen. 5 Laat de vragen zelfstandig oplossen.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H5
21
Naam:
1
Datum:
Nr.
Lees het artikel.
DIERENHELD
Amerika, Texas
Evan is 7 jaar. Hij speelde in zijn kamer met zijn hond Max. Max blafte luid. Er zat een slang onder het bed. Een ratelslang is heel giftig. Max duwde Evan weg. Hij wou zijn baasje beschermen. De slang beet Max in zijn poot. De dierenarts kwam snel. Hij gaf Max een spuitje. Evan zat de hele nacht naast Max. Zou hij terug wakker worden? Zou het spuitje helpen? Gelukkig wel! Evan en Max spelen weer samen. Maar zonder Max was dit verhaal niet goed afgelopen.
2
Zet een kruisje. a De hond van Evan werd erg ziek door de slangenbeet. Hoe voelde Evan zich, volgens jou? bang blij
opgewonden droevig
b Kleur: ROOD
3
het woord dat vertelt hoe jij je zou voelen.
Lees de krantenkop boven het artikel. a Zoek een nieuwe krantenkop die bij het artikel past. b Wie heeft dit artikel geschreven? Evan. De dierenarts. Een reporter of journalist.
22
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H5
boos trots
Naam:
Datum:
Nr.
c Wat vertelt dit artikel? Dat je altijd onder je bed moet kijken voor je gaat slapen. Dat slangen sterker zijn dan honden. Dat Max Evan wilde beschermen tegen de slang. d Kan dit verhaal echt gebeuren? Ja Nee
4
Kleur: BLAUW
5
de namen van de hoofdpersonages.
Beantwoord de vragen. a Hoe oud is Evan? b Wat voor soort slang zat onder het bed? c In welk land is dit gebeurd?
6
Doorstreep wat fout is. 1 De hond van Evan leeft nog. 2 De slang beet Evan in zijn staart. 3 De mama van Evan is ook gebeten door de slang. 4 De slang beet Max in zijn poot. 5 De mama van Evan zag alles gebeuren. 6 De dierenarts gaf Max een spuitje.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H5
23
les 22 - H6
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
spelling woorden met ei of ij 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben de inhoud van les 11: woorden met ei en woorden met ij.
Digitaal >> cd
Lesdoelen
Folio >> herhalingsblad 6 >> het ei-lied >> wandplaat: ei-plaat
Hoofddoel van de les Woorden met ei of ij correct schrijven.
Diversen >> schrijflei
Voorbereiding Kopieer het herhalingsblad voor elke leerling.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Laat een ei op de schrijflei tekenen. Laat ei in het ei schrijven. Bespreek hoe je de de ei schrijft: je schrijft eerst de e en dan de i.
schrijflei
2 Beluister het ei-lied. Bespreek waarom er een ei-lied is: Als je een woord in het ei-lied hoort of op de ei-plaat ziet, dan schrijf je het met ei. Die woorden moet je onthouden, de plaat en het lied helpen je daarbij. De andere woorden schrijf je met ij. Je leert eerst de woorden van dit lied en die plaat, later leer je nog meer woorden met ei.
TIP! Voor ze het ei-lied beluisteren sommen de leerlingen al enkele eiwoorden op. wandplaat: de ei-plaat
3 Laat oefening 1 in duo’s maken. Daag uit om een aantal woorden bij de ei-plaat te schrijven zonder naar de keuzewoorden te kijken. Laat daarna verder aanvullen aan de hand van de keuzewoorden. De woorden met ij schrijven ze in de tweede kolom. 4 Overloop oefening 2 mondeling: de leerlingen zetten de aangeboden woorden op een passende plaats in de zin. Na de bespreking van elke zin schrijven ze hem op. Laat hen goed nazien wat ze opgeschreven hebben.
24
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H6
herhalingsblad 6 TIP! Leg een aantal kopieerkaartjes ei op de bank als ondersteuning bij twijfel over e-i volgorde.
5 Laat bij oefening 3 de woorden en de zinnen hardop lezen. Laat in groep zoeken hoe ze de zinnen kunnen aanvullen. Ze schrijven de woorden in de zin en kijken zo weinig mogelijk naar de keuzewoorden.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H6
25
Naam:
Datum:
Nr.
Woorden met ei of ij Schrijf ik de ei van ei of de ij van rij? Dit moet je onthouden.
Let op! Er zijn nog ei-woorden. Die woorden leer je later.
Woorden met ei schrijf je net als ei. Woorden met ij schrijf je net als ijs.
Luister en zing het ei-lied!
spellingweter 19
1
Schrijf de woorden op de juiste plaats. jij – mei – de wei – de lijst – de reis – het zeil – ik kijk – fijn – de kei – vijf – ik zei – de hei – de lijm – hij bijt – de bij – de geit – de klei – grijs – de trein – ze wijst – het einde – ik krijg – het ei
26
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H6
Naam:
2
3
Datum:
Nr.
Zet het woord op de juiste plaats in de zin. Schrijf de zin op. 1 kijkt
Hij door het raam.
2 reis
We gaan op naar de zee.
3 bijt
De vos de kip.
4 trein/fijn
In de is het.
5 kei/zeil
Leg de maar op het!
Vul de zinnen aan met de juiste woorden. Kies uit. zei – geit – wei – kei – zijn – blij – jij – ei – klein
Een ei was bang. Het Het ei Ik wil een kei
liep naar de
en zag een
: “Ik ben niet
.
, ik moet in de pan.
, niemand die me kraken kan!” is veel te hard. Kruip maar diep in je nest. Nu ben je nog
De geit zei : “Een maar straks ben
een mooie haan of kip!”
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H6
27
les 22 - H7
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
taaldenken naamwoorden herkennen 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben een deel van de inhoud van les 14: naamwoorden herkennen.
Folio >> herhalingsblad 7
Lesdoelen
Diversen >> schrijflei
Hoofddoel van de les Aangeven dat woorden samen met andere woorden kunnen voorkomen, namelijk: met een lidwoord, met een zelfstandig naamwoord. Andere doelen Reflecteren op de taal en taalvariëteiten. (Onvolledige) schriftelijke antwoorden op vragen over verwerkte inhouden overschrijven/aanvullen.
Voorbereiding Kopieer het herhalingsblad voor elke leerling.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar
28
1 Schrijf de zin op het bord: “Emiel ligt met zijn bal en zijn hond onder de oude eik.” Laat de leerlingen de zelfstandige naamwoorden in de zin aanduiden en ze benoemen als dier, persoon, ding of plant.
herhalingsblad 7
2 Laat de oefeningen zelfstandig maken.
schrijflei
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H7
Naam:
1
Datum:
Nr.
Lees de tekst. Zoek en kleur: twee personen.
BLAUW
één dier.
GROEN
drie voorwerpen.
GEEL
De domme dief Er was eens een dief. Die was zo dom! Zo dom als de staart van een geit. Hij was dom, maar wel lief. 5
10
15
20
25
Het was op een dag in mei. De dief liep op een plein. Daar was een huis of tien. Dit huis kies ik, dacht de dief. Dit ziet er goed uit. Niet zo klein. Wie hier woont, is vast rijk. De dief trok aan de bel. Een meid deed open. “Wat moet je hier?” zei de meid. “Ik ben een dief”, zei de dief. “Is het goed als ik bij jou iets steel?” “Wat?” riep de meid. “Wou jij iets pikken?” “Als het mag”, zei de dief lief. “Iets kleins, meer niet.” “Weet je wat?” zei de meid. “Ik gééf je iets. Dan hoef je niet te pikken.” De meid gaf de dief een klap. Hij viel op een kei. Hij had een gat in zijn knie. “En nu weg hier!” riep de meid. “Ik wil je hier niet meer zien!”
Bron: Rien Broere
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H7
29
Naam:
2
Datum:
Nr.
Kies twee of drie woorden en maak er een goede zin mee. Gebruik ieder woord maar één keer. Kijk naar het voorbeeld.
trui
gras
inbreker
spin
zaklamp
geit
rozenstruik
boer
kip
Jeroen
eik
boek
Kleur: ROOD
Plant:
1 plant en 1 voorwerp. gras
Mijn zin: De trui van Jan ligt in het gras.
30
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H7
Voorwerp:
trui
Naam:
Datum:
Nr.
a Kleur: GEEL
1 persoon en 1 dier.
Persoon:
Dier:
Mijn zin: b Kleur: GROEN
1 voorwerp en 1 dier.
Voorwerp:
Dier:
Mijn zin: c Kleur: BLAUW
1 persoon, 1 dier en 1 plant.
Persoon:
Dier:
Plant: Mijn zin: d Kleur: ORANJE
1 persoon, 1 voorwerp en 1 plant.
Persoon:
Voorwerp:
Plant: Mijn zin:
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H7
31
les 22 - H8
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
spelling woorden met doffe e in finale lettergreep 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben de inhoud van les 18: woorden met doffe e in finale lettergreep.
Folio >> herhalingsblad 8
Lesdoelen
Diversen >> schrijflei
Hoofddoel van de les >> Woorden met ei of ij correct schrijven. >> Woorden met doffe e correct schrijven.
Voorbereiding Kopieer het herhalingsblad voor elke leerling.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Bied dit zinsdeel aan: “De leuke boeken”. Bespreek woord per woord en toon aan dat de ‘e’ op het einde van ‘leuke’ en de ‘e’ in het stukje ‘en’ van ‘boeken’ ook een doffe e is zoals in het woordje ‘de’. 2 Bespreek de spellingweter en verklaar de net als: woorden met een doffe klinker schrijf je net als einde, woorden met een doffe klinker en n(s) schrijf je net als jongen(s). 3 Maak het eerste deel van oefening 1 met de groep. Laat zoeken welke klank in elk van de woorden van een kolom past. Laat die klank boven de kolom schrijven. Laat daarna de woorden individueel aanvullen. Laat dan uit elke kolom een woord schrijven dat eindigt op e en een woord dat eindigt op en. 4 Laat de eerste zin van oefening 2 aanvullen. Laat daarna verder werken in duo’s. 5 Bespreek de volgorde van de te ordenen zinnen bij oefening 3 met de groep en laat de zinnen individueel overschrijven. Wijs erop dat ze aandacht moeten hebben voor de leestekens.
32
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H8
herhalingsblad 8 schrijflei TIP! Laat het zinsdeel opschrijven op de schrijflei en ga bij de correctie over naar de spellingweter.
TIP! Leg een aantal kopieerkaartjes ui, ie en ei op de tafel.
Naam:
Datum:
Nr.
Woorden met een doffe e aan het einde
Heel veel woorden hebben een doffe klinker. Die klinker schrijf je bijna altijd met een e.
Woorden met een doffe klinker schrijf je net als einde. spellingweter 17
1
a Vul de woorden aan. Kies uit ei, ij, ui, eu, ie of oe.
br
ne
w
b
ten
ze sn
pen
de d
ren
ze vl
ze m
sten
ze kl
ren
z
l
de
ste
l
ke
d
pe gen ke
de tr
nen
de g
ten
kl
ne
ze w v ze bl
zen fde ven
b Schrijf de passende klank boven de kolom. c Schrijf uit elke kolom een woord dat eindigt op:
e:
en:
2
Vul aan met de passende woorden. Kies uit: groene deuren – leuke boeken – fijne groenten – vuile fietsen – kleine keuken
Kijk naar de modder op onze Lust jij vis met
. ? .
We hebben weinig plaats in onze .
Al die huizen hebben Ik snuister graag in
.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H8
33
Naam:
3
Datum:
Orden de zinnen. Kijk naar de eerste letters en orden als BANG. Nu ga ik tieren!
Alle deuren in huis piepen.
Buiten hoor ik roepen en fluiten. Ik ben bang! Wat moet ik doen? B A N G
Ach, ’t is gewoon de dag die begonnen is.
34
Nr.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H8
Geen zin om uit je leuke nest te kruipen?
les 22 - H9
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
herhaling betekenissen (taaldenken) woordenschat uit het thema 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les herhalen de leerlingen die het nodig hebben de woordenschat van het thema.
Folio >> herhalingsblad 9 >> kopieerblad 1 les 21
Lesdoelen
Diversen >> kleurpotloden
Hoofddoel van de les De betekenis van woorden opzoeken en relateren aan de context. Andere doelen Betekenis van woorden afleiden uit de tekst.
Voorbereiding >> Kopieer het herhalingsblad voor elke leerling. >> Voorzie voor elke leerling kopieerblad 1 van les 21.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 De leerlingen mogen bij oefening 1 tot en met 6 de woordenlijst van les 21 gebruiken.
kopieerblad les 21 herhalingsblad 9
2 Overloop de oefeningen samen met de leerlingen. Laat zo zelfstandig mogelijk oplossen. 3 Verbeter samen.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H9
35
Naam:
1
Datum:
Geef de rijmwoorden dezelfde kleur. pret
sip
duiken
sluw
ruiken
bed
haven
graven
duw
2
Nr.
kip
Maak met deze woorden een zin die rijmt. 1 kip en sip 2 pret en bed
3
Welk woord hoort bij de afbeelding? Kies uit: de krantenkop – duiken – triest – de haven – het vuurwerk – de woning
KINDEREN STEEDS SLIMMER
36
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H9
Naam:
4
Datum:
Nr.
Vul elke zin aan met een woord. Kies uit: geheim – grapjas – raadsel – sip 1 Mijn broertje maakt mij altijd aan het lachen. Hij is een echte
. .
2 Ik weet het. Ik mag het niet verder vertellen. Het is een 3 Mijn band is lek. Nu kijk ik 4 Ra, ra, wat is het? Het is een
5
. .
Wat vrees jij? Zet een kruisje.
Ken je die mop van die mummie?
Ingewikkeld hè? 6
Waar maak jij je wel eens zorgen over? Zet een kruisje. school je broertjes of zusjes je huisdieren iets anders: L2 - Thema 3 - differentiatieblok - H9
37
les 22 - taaltaak
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
taaldenken taaltaak: de kamer van Emiel 50 minuten
Samenhang
Materialen
De leerlingen lezen een tekst. Ze moeten de tekst begrijpen en uitvoeren. Daarna vullen ze het verhaal zelf aan.
Folio >> taaltaak
Lesdoelen Hoofddoel van de les Op basis van op hun leeftijd afgestemde teksten: essentie van de tekst begrijpen, verhaallijn, waarneembare gegevens op juistheid beoordelen. Andere doelen Eenvoudige gedichten en liedjes letterlijk overschrijven. Voor hen bestemde eenvoudige schriftelijke instructies begrijpen en uitvoeren.
Voorbereiding Kopieer het herhalingsblad voor elke leerling.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 De leerlingen werken zelfstandig aan de taaltaak die bestaat uit verschillende stappen. –– Ze lezen de teksten en noteren het nummer van het overeenstemmende monster. –– Ze geven de monsters de passende kleuren. –– Ze geven de monsters een naam. –– Ze knippen de monsters uit. –– Ze lezen de teksten over de kamer van Emiel. –– Ze geven de teksten een passende plek in de kamer. –– Ze vertellen aan de klas over de monsters in de kamer: wat ze daar doen, hoe ze heten , wat ze goed kunnen ...
38
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak
taaltaak
Naam:
Datum:
1
Lees de teksten. Kleef elk monster bij de juiste tekst.
2
Kleur de monsters in de juiste kleuren.
3
Bedenk voor elk monster een naam.
Nr.
A Ik ben rood En niet heel groot. Tijdens mijn bezoekje eet ik graag een koekje. Je ziet het goed, ik draag een groene hoed. Voorzichtig als je wil, ik draag een blauwe bril. Ik hou van eten. Zou je het nu al weten?
B Ja hoor, je ziet het goed. Ik draag een paarse hoed. Mijn snor is zwart. Ik roep heel hard. Ik draag bruine schoenen, En een hemd met bloemen. Ik kijk ook een beetje scheel. Kleur jij me geel?
C Ik ben steeds wit. Maar dat wil ik niet. Kleur me eens blauw? Kom op haast je gauw! Ik zeg steeds boe! Ja, ik weet wel hoe! Jij schrikt dan heel luid. Tot mijn oren pijn doen van dat geluid.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak
39
Naam:
Datum:
Nr.
D Ik ben lang, maar ook een beetje bang. Ik heb maar één en geen twee voeten en heel veel sproeten. Ik heb ook maar één blauwe schoen. Kleur mij nu gauw groen.
E Ik draag geen kleren Ik wil het niet proberen. Ik heb maar één rode schoen. Daar kan ik niks aan doen. Ik ben erg smal. Maar dat zag je al. Ik draag ook een gele hoed. Die staat me erg goed! Ik heb een mooie stem en ik denk dat ik oranje ben!
4
Het monster dat overblijft, is jouw monster. Geef het de kleur die jij wilt. Schrijf drie zinnen over jouw monster.
40
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak
Naam:
5
Datum:
Nr.
a Vul aan met de namen van de monsters. b Bedenk zelf iets grappigs of leuks om het verhaal volledig te maken. Hoi, Wij zijn de monsters uit de kamer van Emiel. Emiel is bang voor ons. Dat hoeft niet! Wij zijn een leuke bende. We stellen ons even voor. Mijn naam is
.
Ik woon onder het bed. Dat is een leuke plek, want het is daar
.
Wat ik doe ’s nachts? Ik ga naast Emiel staan en dan
.
Leuk hé! Ik heet
.
Ik zit graag aan het raam. Van daaruit zie ik
.
Ik hou ervan om ’s nachts
.
Ze noemen me een boekenwurm, maar ik heet
. Dat is
omdat ik altijd naar de boeken kijk. Ik sta dus naast de boekenkast. Als Emiel slaapt dan
.
Ik sta altijd aan het einde van het bed. Soms kriebel ik aan Emiel zijn tenen of
.
Ik ben een echte grapjas. Mijn naam is
.
Samen maken wij veel plezier! Tot de volgende keer!
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak
41
Naam:
Datum:
Nr.
6
Bekijk de kamer van Emiel. Bij oefening 5 heb je zelf bedacht waar je het monster gaat kleven. Lees nog eens goed. Kleef alle monsters in de kamer van Emiel.
7
Toon de kamer aan je klasgenoten. Vertel over de monsters.
42
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak
43
44
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taaltaak
les 22 - taak A
Differentiatieblok Domeinen: Onderwerp: Lesduur:
lezen, taaldenken, schrijven taak zelfstandig werk A: basisniveau 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les herhalen de leerlingen enkele opdrachten die terugkwamen in het thema: ze lezen gedichten en kunnen daarbij een emotie benoemen. Ze duiden zelfstandige naamwoorden aan in een tekst.
Folio >> taak A
Lesdoelen Hoofddoel van de les Op basis van op hun leeftijd afgestemde teksten: persoonlijke gevoelens en mening weergeven. Andere doelen Aangeven dat woorden samen met andere woorden kunnen voorkomen, namelijk: een lidwoord met een zelfstandig naamwoord. Eenvoudige gedichten en liedjes letterlijk overschrijven.
Voorbereiding Kopieer taak A voor elke leerling.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 De leerlingen lezen de gedichten en lossen bij elk gedicht de vragen op. Oefening 7 is een opdracht voor snelle werkers.
taak A
2 Laat een leerling die wil een van de gedichten voorlezen aan de rest van de klas.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak A
45
Naam:
1
Datum:
Lees de drie gedichten. Kleur het hartje bij het gedicht dat jij het mooist vindt.
2
A ik durf te dwalen in een spookkasteel te praten met een griezelman te waden door een stormenzee te zwaaien naar een monsterdraak te slapen zonder nachtlampje alleen als papa mij een handje geeft
Bron: Waarom mijn handen geen schoenen willen, Riet Wille, Lannoo
W
dwalen
zwerven, verbaasd rondkijken
waden
door laag water lopen
3
Noem twee dingen die de hoofdpersoon durft.
4
Kleur: ROOD
Zet een kruisje. a Ik lees het gedicht. Ik voel me:
Wedden dat ik durf?
46
Nr.
één persoon.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak A
blij boos
droevig bang
b Ik vind het gedicht: vreemd mooi
grappig leuk
c Wie is “ik” in het verhaal? Dat is degene die het gedicht leest. Jij dus! Het is een kind. Het is een dier.
Naam:
Datum:
5
B
Nr.
Zet een kruisje. a Ik lees het gedicht. Ik voel me:
Knuffeldier?
blij boos
Je hebt zo’n lief snoetje Je lijkt lekker zacht Je hebt een hele mooie vacht
droevig bang
b Ik vind het gedicht: vreemd mooi
Ik zou je willen aaien Kusjes geven Ik zou je willen knuffelen heel even
grappig leuk
c Waarom doet een knuffel van een egel pijn?
Maar ik heb wel in de gaten Dat ik dat beter kan laten
Een egel houdt niet van knuffel en zal je bijten. Een egel kan je niet knuffelen want loopt heel snel weg. Een egel heeft scherpe stekels die je prikken als je ze wil knuffelen.
Want ... Al is een egel nog zo lief en klein Een knuffel van zo’n beest doet altijd pijn! Bron: www.maghetietsmeerzijn.be
6
Kleur: BLAUW GEEL
twee woorden die rijmen. één dier.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak A
47
Naam:
Datum:
C “Ik ben al acht.” .
Sam zegt het heel Hij is bang
.
als hij iets ziet op het Het is er niet altijd. .
Maar wel bij Dan kruipt hij onder zijn deken
.
en gaat zachtjes tegen zichzelf “Ik ben niet bang van die schaduw op het behang.” Hij is nu stoer. En kruipt snel in bed bij zijn
7
.
Vul het gedicht aan. Kies uit: zacht – broer – spreken – bedtijd – behang
48
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak A
Nr.
les 22 - taak B
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
taaldenken, schrijven taak zelfstandig werk B: plusniveau 25 minuten
Samenhang
Materialen
In deze les herhalen de leerlingen individueel en zelfstandig een aantal leerinhouden uit het thema. Ze vullen een gedicht aan, bouwen zinnen met zelfstandige naamwoorden en zoeken zelfstandige naamwoorden in een tekst.
Folio >> taak B
Lesdoelen Hoofddoel van de les Aangeven dat woorden samen met andere woorden kunnen voorkomen, namelijk: een lidwoord met een zelfstandig naamwoord. Andere doelen Rijmwoorden herkennen en bedenken. Het begrip rijm gebruiken. Verhalen, gedichten en raadsels aanvullen.
Voorbereiding Kopieer taak B voor elke leerling.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Laat de oefeningen in partnerwerk oplossen.
taak B
2 Download de correctiesleutel zodat de leerlingen de oefeningen zelfstandig kunnen verbeteren. Bouw eventueel een controlemoment in.
correctiesleutel taak B
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak B
49
Naam:
1
Datum:
Vul aan met woorden die je bedenkt. Personen
2
Nr.
Karel
Dieren
eend
Voorwerp of ding
bad
Plant
cactus
Kies enkele woorden uit oefening 1. Maak er een zin mee. Kijk naar het voorbeeld. Woord 1:
bad
Woord 2:
eend
Zin:
Jonas zet de eend in het bad.
Woord 1: Woord 2: Zin: Woord 1: Woord 2: Zin:
3
Schrijf drie woorden die rijmen op: bang
50
boos
blij
fijn
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak B
Naam:
4
Datum:
Nr.
Los de raadsels op. 1 Ik ben zeven. Ik kan zweven. Mijn naam rijmt op het woordje rook. .
Ik ben een 2 Ik ben meestal zwart. Maar ben niet hard. Ik heb acht poten. Niet zoals jouw klasgenoten. Ik woon in een web dat ik zelf gemaakt heb.
.
Rara, ... ik ben een 3 Meestal ben ik oud. En heb een bezem van hout. Ik heb een kromme neus. En betover iedere reus. Als ik boos ben, zal ik toveren. En zo de wereld veroveren. Hokus pokus reks.
.
Ik ben een echte
5
Kleur in de raadsels de woorden die rijmen in dezelfde kleur.
6
Maak een raadsel voor je klasgenoten.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak B
51
les 22 - taak C
Differentiatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
spelling taak zelfstandig werk C: integratieoefeningen 25 minuten
Samenhang
Materialen
Leerlingen die de leerstof van het thema voldoende onder de knie hebben, maken zelfstandig een integratietaak over alle reeds behandelde spellingleerstof.
Folio >> taak C
Lesdoelen Hoofddoel van de les Aangeleerde spellingsregels van het Standaardnederlands gebruiken bij schriftelijke communicatie.
Voorbereiding Kopieer taak C voor elke leerling.
Lesgang Verlengde instructie onder begeleiding van de leraar 1 Overloop de taak met het oog op een zelfstandige verwerking door de leerlingen. Spreek af waar en hoe leerlingen die vastlopen bij de taak hulp kunnen inroepen. 2 Laat zelfstandig de taak verwerken.
52
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak C
taak C
Naam:
1
Datum:
Nr.
Kleur: GROEN
de ei.
BLAUW
de ij.
ROOD
de ie.
Dek het woord af en schrijf het op het lijntje.
2
DE SPIER
DE PRIJS
IK BIJT
WIE
LIEF
IK ZEI
HET EINDE
FIJN
WIJ
KLEIN
IK ZIE
TREIN
Schrijf de woorden van oefening 1 onder het juiste bed.
ei
ie
ij
trein
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak C
53
Naam:
3
Datum:
Nr.
Kleur de balk: GROEN
onder elk ei-woord.
BLAUW
onder elk ij-woord.
ROOD
onder elk ie-woord.
Schrijf de zinnen over. Kijk naar het voorbeeld.
Ik bijt tijdens de reis in mijn grijze eitje. BLAUW
BLAUW
GROEN
BLAUW
BLAUW
GROEN
Ik bijt tijdens de reis in mijn grijze eitje.
De prijs van die kleine trein lijkt mij wel hoog.
“Ik ga op reis”, zei de geit.
Wij blijven kijken terwijl jij in mei met mijn klei speelt.
De dief was ziek.
54
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak C
Naam:
4
Datum:
Nr.
Vul het juiste woord in. kleurpotlood.
1 Om het gras te kleuren gebruikte Vic zijn (g) 2 De (r)
prins gaf veel geld aan de arme jager. vinger.
3 Als de duim de eerste vinger is, dan is de pink de (v) kleur.
4 Van de zon kreeg ze een (b)
weg.
5 Harry volgde de foute weg. Ik volgde de (j)
5
Hoeveel vragen los je op? 1 Ik ben een dier met vier poten en van mijn melk maak je kaas. Ik ben een
.
2 Je maakt me van aardappelen en je bakt me in vet. Ik ben een
.
3 Met mij kun je hakken. Ik ben heel scherp. Ik ben een
.
4 Met mij kun je kleven. Mijn naam is
.
5 Ik heb een kraag van schuim. Ik kom uit een flesje of uit een kraan. Mijn naam is
.
6 Vaak ben ik van steen. Je vindt me op de grond. Ik ben een
.
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak C
55
Naam:
6
Datum:
Nr.
Schrijf het juiste woord in de zin. Kies uit: blijf – sliep – heide – leuke – diep – bijt – mijn – plein 1 De
staat in brand. zwemmen.
2 Ik denk dat ik nog een beetje in het water dame.
3 De juf van mijn broer is een
ik in het hapje dat ik krijg.
4 In de winkel
dan ik dacht.
5 Het zwembad is minder
zesde melktand is uitgevallen.
6
is een groot gat.
7 In het midden van het
ik in de trein.
8 Na het bezoek aan de zoo
7
Kleur in elke letterreeks twee woorden. Schrijf ze op. H
P
G
R
O
E
N
E
Z
X
R
I
J
K
E
Y
I
E
U
K
E
N
Z
W
E
G
P
P
H
U
I
L
D
I
P
D
U
I
N
E
N
R
I
J
K
E
Y
Y
S
S
P
D
I
E
P
E
G
G
K
I
J
J
D
E
U
R
E
N
G
H
B
O
E
R
E
N
A
V
I
J
F
D
E
M
U
R
56
L2 - Thema 3 - differentiatieblok - taak C
E
I
I
K
Zorg- en evaluatiemodule: toetsen evaluatieblok
les 23
Evaluatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen begrijpend lezen fictie 25 minuten
Lesdoelen
Materialen
Getoetste doelen Op basis van op hun leeftijd afgestemde teksten: hoofdpersoon bepalen, essentie van de tekst begrijpen, verhaallijn, persoonlijke gevoelens en mening weergeven, waarneembare gegevens op juistheid beoordelen.
Folio >> toetsblad 1
Voorbereiding Kopieer voor elke leerling toetsblad 1. Je vindt de toets in een aanpasbaar Wordbestand in de zorg- en evaluatiemodule.
Instructies voor verbetering door de leraar Algemeen Schrijffouten worden niet als fout gerekend. Vraagspecifiek – Vraag 1: Een juist gekleurd bolletje levert een half punt op.
/0,5
– Vraag 2: Een juist gekleurd bolletje levert een half punt op.
/0,5
– Vraag 3: Een juist gekleurd bolletje levert 1 punt op.
/1
– Vraag 4: Een juist gekleurd bolletje levert 1 punt op.
/1
– Vraag 5: Elk juist antwoord levert 1 punt op.
/3
– Vraag 6: Elke juist aangevulde zin levert 1 punt op.
/4 /10
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen fictie
59
Naam:
1
Datum:
Lees de tekst. Beantwoord de vragen.
5
10
15
20
25
30
35
De papa van Emiel vindt een baan. en daarom verhuist het gezin. In het nieuwe huis is veel werk. Er staan nog heel wat spullen. Die zijn van de oude man die voor hen in het huis woonde. De nachten duren lang voor Emiel. Hij woelt en draait in bed.
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen fictie
vanmijn de week EenOelewapper stem onder bed Karla Stoefs | Mark Borgions Riet Wille | Jan Van Lierde
Meer lezen? Een stem onder mijn bed, Riet Wille, Talentbib 2
Zijn bed kraakt … het lijkt wel of het praat. Maar van wie is die stem? En wat zegt ze? Dat lees je in dit boek!
Haal meer uit dit boek! Ga snel naar bingel.be.
Th 1_Oelewapper van de week_COVER.indd Alle pagina's
60
Een stem onder mijn bed | Riet Wille
Dus als ik die nacht in bed lig, draai en keer ik weer. “Dag Emiel”, kraakt de stem. “De sleutel”, stotter ik. “Waar is de sleutel van de kast?” “De sleutel die past, ligt hoog op de kast”, kraakt de stem. Dan slaap ik in.
Oelewapper van de week | Karla Stoefs
40
Als ik wakker word, zitten papa en mama al vol verf. “Mag ik naar de zolder?” vraag ik. “Ja hoor”, zegt mama. “Er staat daar een kast, die best mooi is. Als ik tijd heb, knap ik ze op. Ze mag dan in de keuken staan. Ik weet nog een klus voor jou. Op zolder hangen veel webben. Haal die maar weg.” De trap naar de zolder is smal. Voetje voor voetje ga ik de trap op. De deur gaat vlot open. Ik zie kisten en dozen en een kast met zeven laden. Krijg ik een lade open? Nee, dat lukt niet. In elke lade zit een gaatje, daar moet een sleutel in. Ik zoek en zoek en zoek ... maar een sleutel vind ik niet. Op de derde lade hangt een foto, een foto van een vrouw. Wat nu? Klussen dan maar. Web na web zuig ik op. En weet je wat? Als ik in bed lig, vraag ik om de sleutel. Ik moet weten wat het is.
2
30/05/17 11:59
Nr.
Naam:
2
Datum:
Waar staat de kast die Emiel zoekt?
Nr.
/0,5
In de kelder. In de keuken. Op zolder.
3
Wat is juist?
/0,5
De sleutel van de kast ligt onder de mat. De sleutel van de kast ligt op de kast. De sleutel van de kast ligt in de keuken.
4
Waarom gaat Emiel ‘voetje voor voetje’ naar de zolder?
/1
Niemand mag hem horen. De trap is smal dus hij is voorzichtig. Zijn voet doet nog steeds pijn.
5
Wat bedoelt mama met: “Ze mag dan in de keuken staan.” Wie is ze?
/1
Oma. Fien. De kast.
6
7
Kleur in de tekst de zin die zegt: GROEN
welke klus Emiel moet doen.
BLAUW
waarom er gaatjes in de lade zitten.
ROOD
wat de stem antwoordt aan Emiel.
/3
Vul de zin aan met informatie uit de tekst.
/4
1 Mama en pa zitten vol
.
2 De trap naar de zolder is
.
3 Op de derde lade hangt
.
4 De stem vertelt waar de
.
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen fictie
61
Naam:
Datum:
Ik denk dat ik voor mijn toets zal behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.
/10
Dit wil ik over de toets vertellen:
Je behaalde / 10 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.
Ik geef je de volgende tips:
62
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen fictie
Nr.
les 20 23
Evaluatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
lezen begrijpend lezen non-fictie 25 minuten
Lesdoelen
Materialen
Getoetste doelen In voor hen bestemde informatieve teksten letterlijke weergave informatie vinden.
Folio >> toetsblad 1
Voorbereiding Kopieer voor elke leerling toetsblad 1. Je vindt de toets in een aanpasbaar Wordbestand in de zorg- en evaluatiemodule.
Instructies voor verbetering door de leraar Algemeen Schrijffouten worden niet als foutief gerekend. Vraagspecifiek >> Vraag 1: Elk juist aangeduid personage levert 1 punt op. >> Vraag 2 tot 8: Een juist antwoord levert 1 punt op.
/3 /7 /10
66
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen non-fictie
Naam:
Datum:
Nr.
VLEERMUIZENHOTEL Vandaag ga ik op bezoek bij Inge en Peter. Zij hebben een hotel in hun tuin! Of ik daar ga logeren? Nee, hoor! Dat is veel te eng. 5 Het is een heel bijzonder hotel. Er zijn geen kamers. Er zijn geen bedden er is geen douche er is zelfs geen wc! 10 Wie gaat er nu op vakantie in zo’n hotel. Dat gaat Peter ons vertellen. Hij is al in de tuin. Peter vertelt: Welkom bij ons hotel!
1
Het verhaal gaat over:
2
Het is een hotel voor vleermuizen. Vroeger stond hier een huis. Het huis is afgebroken, maar de kelder is er nog. Inge en ik zagen soms een vleermuis vliegen. Die kroop dan in de kelder. 20 Daar is het altijd donker, fris en vochtig. Daar houden vleermuizen van. Er zitten ook veel spinnen, muggen en vliegjes. Voor vleermuizen is het hier dus echt vakantie. Ik heb het gat een beetje kleiner gemaakt. 25 Zo kunnen katten en honden niet in de kelder. Laat die vleermuizen maar rustig slapen. Kijk, daar vliegen er twee. Prachtig toch ? 15
/3
Peter Inge Emiel vleermuizen paarden een panda
Het verhaal werd geschreven door:
/1
Peter Emiel een reporter
3
Waar staat het hotel van Inge en Peter?
/1
Het hotel ligt aan zee. Het hotel is in hun huis. Het hotel ligt in de tuin.
4
Wie zou dit artikel lezen?
/1
Iemand die veel van de natuur houdt. Iemand die op vakantie wil. Iemand die een hotel zoekt. L2 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen non-fictie
67
Naam:
5
Datum:
Wat vertelt dit artikel?
Nr.
/1
Er is een plek waar vleermuizen veilig kunnen wonen. Hoe maak je hapjes voor vleermuizen.
6
Wat is de krantenkop van het artikel? Schrijf hem over.
/1
7
Kan dit verhaal echt gebeuren?
/1
Ja Nee
8
Op regel 19 staat: ‘Die kroop dan in de kelder.’ Wie is ‘die’? Inge Peter Een vleermuis
Ik denk dat ik voor mijn toets zal behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.
/10
Dit wil ik over de toets vertellen:
Je behaalde / 10 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.
Ik geef je de volgende tips:
68
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - begrijpend lezen non-fictie
/1
les 23 20
Evaluatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
taaldenken betekenissen 25 minuten
Lesdoelen
Materialen
Getoetste doelen >> De betekenis van woorden opzoeken relateren aan de context. >> Rijmwoorden herkennen en bedenken. Het begrip rijmwoorden gebruiken. >> Aangeven dat woorden samen met andere woorden kunnen voorkomen, namelijk een lidwoord met een zelfstandig naamwoord.
Folio >> toetsblad 1
Voorbereiding Kopieer voor elke leerling toetsblad 1. Je vindt de toets in een aanpasbaar Wordbestand in de zorg- en evaluatiemodule.
Instructies voor verbetering door de leraar Algemeen Schrijffouten worden niet als fout gerekend. Vraagspecifiek Vraag 1: Een juist antwoord levert een half punt op.
/4
Vraag 2: Elk juist antwoord levert 1 punt op. TIP! Instructieafhankelijke leerlingen kunnen een woord kiezen bij oefening 1.
/4
Vraag 3: Ieder woord levert een half punt op (1 punt voor een zin). In de zin moeten de twee woorden gebruikt worden. Vraag 4: Elk juist gekleurd woord levert 1 punt op. Vraag 5: Elk juist verbonden rijmwoord levert een half punt op. Vraag 6: Elk juist antwoord lever een half punt op. Vraag 7: Elk juist antwoord lever een half punt op. Vraag 8: Elk juist antwoord lever 1 punt op.
/4 /5 /2 /2 /2 /2 /25
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - betekenissen
71
Naam:
1
Datum:
Schrijf de woorden in de juiste kolom.
/4 spin
Emiel
boek mama
roos bed
egel
paardenbloem
dier
2
Nr.
voorwerp of ding
persoon
plant
Vul aan. Zoek zelf een woord.
/4
Een dier: Een persoon: Een plant: Een ding of een voorwerp:
3
Vul een woord in. Maak met de twee woorden één zin. Een persoon:
Een ding: Mijn zin: Een plant: Een dier: Mijn zin: 72
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - betekenissen
/4
Naam:
4
Datum:
Lees de tekst.
5
Een stem onder mijn bed | Riet Wille
Oelewapper van de week | Karla Stoefs
Kijk! Daar loopt een hond. Hij zit achter de poes aan. Wat hebben ze veel plezier! De poes loopt naar de kamer van Emiel. Ze kruipt onder het bed. Daar ligt ook een sok, een boek, een papiertje en een pop. De hond gaat terug naar zijn hok. Daar gaat hij liggen. Hij vindt het fijn in zijn hok. Het hok staat naast de rozenstruik. Nu is het weer rustig in het huis van Emiel. Oef! De papa van Emiel vindt een baan. en daarom verhuist het gezin.
In het nieuwe huis is veel werk. Er staan nog heel wat spullen. Die zijn van de oude man
die voor hen in het huis woonde.
De nachten duren lang voor Emiel. Hij woelt en draait in bed.
vanmijn de week EenOelewapper stem onder bed Karla Stoefs | Mark Borgions Riet Wille | Jan Van Lierde
Zijn bed kraakt …
het lijkt wel of het praat.
Maar van wie is die stem? En wat zegt ze?
10
Dat lees je in dit boek!
Haal meer uit dit boek! Ga snel naar bingel.be.
6
Meer lezen? Een stem onder mijn bed, Riet Wille, Talentbib 2
2
Th 1_Oelewapper van de week_COVER.indd Alle pagina's
5
Nr.
30/05/17 11:59
Kleur in de tekst:
/5
BLAUW
één persoon.
ROOD
twee dingen of voorwerpen.
GROEN
één plant.
GEEL
één dier.
Verbind de woorden die rijmen. sip
pet
bed
lip
duiken
graven
haven
ruiken
/2
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - betekenissen
73
Naam:
7
Datum:
Nr.
Vul de woorden in. Kies uit:
/2 geheim – grapjas – raadsel – sip
1 Mijn opa vertelt leuke verhalen. Ik moet er steeds om lachen. .
Hij is een echte
.
2 De juf speelt een spel. Wij moeten raden. Zij vertelt een 3 Mijn broer is zijn knuffel kwijt. Hij kijkt 4 Je mag het aan niemand vertellen. Het is een
. .
8
Omcirkel de foto’s met een woning.
/2
9
Schrijf de juiste woorden onder de foto’s. Kies uit:
/2
vuurwerk – krantenkop – omslag – triest
KIND ZOEKT BEER
74
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - betekenissen
Naam:
Datum:
Ik denk dat ik voor mijn toets zal behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.
/10
Nr.
Dit wil ik over de toets vertellen:
Je behaalde / 10 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.
Ik geef je de volgende tips:
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - betekenissen
75
les 20
Evaluatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
spelling: dictee kortetermijndictee thema 3 25 minuten
Samenhang
Materialen
Dit dictee gaat over de inhouden van de spellinglessen van thema 3: >> Woorden met oe, eu, ui, ei, ei of ij. >> Woorden met een doffe klinker in een onbeklemtoonde lettergreep.
Folio >> toetsbladen 1 en 2
Hoofddoel van de toets (1 doel) >> >> >> >>
Klankzuivere eenlettergrepige woorden correct schrijven. Woorden met ei of ij correct schrijven. Woorden met doffe e correct schrijven. Leestekens gebruiken en erover reflecteren: de punt, het vraagteken en het uitroepteken.
Voorbereiding >> Kopieer voor elke leerling toetsblad 1. >> Kopieer voor heel zwakke spellers toetsblad 2 met het zorgdictee (dispenserende maatregel).
Kortetermijndictee (25 minuten) 1 Woorden Dicteer de zin. Herhaal het woord dat de leerlingen moeten opschrijven. De leerlingen herhalen het woord hardop en schrijven het op in de zin. 1 Wil jij in de soep roeren? 2 Ik sliep nog toen onze reis begon. 3 Moeke huilde omdat haar grijze poes doodging. 4 De druppels vielen uit de lucht. 5 Ik was jarig. Ik kreeg acht zoenen. 6 Zijn pluimen vlogen in het rond. 7 Jan bijt elke dag in zijn vinger. 8 Wie liet het raam van de keuken open? 9 Koen, jij bent geen stoere kerel. 10 De vierde stond voor de vijfde.
80
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - spelling: dictee
TIP! Heel zwakke spellers kun je laten werken met het zorgdictee. Bij het zorgdictee worden de transferwoorden als kopieerwoorden aangeboden en worden geen leestekens beoordeeld (dispenserende maatregel). Verduidelijk voor deze leerlingen de werkwijze van een visueel dictee: lezen – bedekken –schrijven – controleren.
Correctie dictee - woorden Deze vraag staat op 10 punten. Elk vetgedrukt woord staat voor 1 punt. Uit spellingles
Transfer
Woorden
reis, vielen, zoenen, bijt, keuken, vijfde
roeren, grijze, pluimen, stoere
Totaal /10
/5
/5
2 Zinnen Lees de zin (niet de leestekens, die moeten de leerlingen zelf identificeren). Lees de zin nogmaals, maar traag en in zinsdelen. De leerlingen schrijven ondertussen de zin op. Als het nodig is, kun je de zin nogmaals traag dicteren. 1 Moet een zwijn zijn neus soms snuiten? 2 Er zitten kreuken in mijn groene broek. 3 De pieten komen niet naar buiten. 4 We vieren nu zijn feest. 5 De kleine man lust geen ei. Correctie dictee - zinnen Deze vraag staat op 15 punten. Voor elk fout geschreven vetgedrukt woord verliest de leerling 1 punt. Voor elk foutief of vergeten leesteken, verliest de leerling 1 punt. In zinsverband
Uit spellingles
Transfer
pieten, buiten, zijn, ei, kleine
zwijn, snuiten, kreuken, groene, vieren
Hoofdletters Leestekens Totaal /15
Een vraagteken en viermaal een punt /5
/10
Correctie zorgdictee - woorden en zinnen De vraag over zinnen staat op 10 punten. Voor elk fout geschreven woord verliest de leerling 1 punt.
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - spelling: dictee
81
Naam:
Datum:
Nr.
Dictee thema 3 Woorden 1 Wil jij in de soep 2 Ik sliep nog toen onze
/10 ? begon. poes doodging.
3 Moeke huilde omdat haar 4 De druppels
uit de lucht. .
5 Ik was jarig. Ik kreeg acht 6 Zijn
vlogen in het rond.
7 Jan
elke dag in zijn vinger. open?
8 Wie liet het raam van de 9 Koen, jij bent geen 10 De vierde stond voor de
82
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - spelling: dictee
kerel. .
Naam:
Datum:
Zinnen
Nr.
/15
1
2
3
4
5
Ik denk dat ik voor mijn toets zal behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.
/25
Dit wil ik over de toets vertellen:
Je behaalde / 25 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.
Ik geef je de volgende tips:
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - spelling: dictee
83
Naam:
Datum:
Nr.
Zorgdictee thema 3 Woorden
86
/10
roeren
1 Wil jij in de soep
2 Ik sliep nog toen onze
grijze
3 Moeke huilde omdat haar
4 De druppels
5 Ik was jarig. Ik kreeg acht
pluimen
6 Zijn
vlogen in het rond.
7 Jan
elke dag in zijn vinger.
8 Wie liet het raam van de
stoere
9 Koen, jij bent geen
10 De vierde stond voor de
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - spelling: dictee
? begon. poes doodging. uit de lucht. .
open? kerel. .
Naam:
Datum:
Nr.
Zinnen
/10
zwijn, snuiten zijn neus soms
1 Moet een
?
kreuken, groene in mijn
2 Er zitten 3 De
broek.
komen niet naar
.
vieren 4 We
nu
feest.
kleine 5 De
man lust geen
Ik denk dat ik voor mijn toets zal behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.
/20
.
Dit wil ik over de toets vertellen:
Je behaalde / 20 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.
Ik geef je de volgende tips:
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - spelling: dictee
87
les 23
Evaluatieblok Domein: Onderwerp: Lesduur:
spelling controledictee 1 (thema 1-3) 25 minuten
Samenhang Dit dictee gaat over de inhouden van de spellinglessen van thema 1, 2 en 3. >> Herhaling van het eerste leerjaar. >> Woorden met een dubbele medeklinker vooraan. >> Woorden met een dubbele medeklinker achteraan als ls, rm, lf, rg. >> Woorden met a, o, u op het einde. >> Woorden met ee op het einde (ook in samenstellingen). >> Woorden met oe, eu, ui, ie, ei of ij. >> Woorden met een doffe klinker in een onbeklemtoonde lettergreep.
Materialen Folio >> toetsbladen 1 en 2
Hoofddoel van de toets >> >> >> >> >> >> >> >> >>
Klankzuivere eenlettergrepige woorden correct schrijven. Woorden met doffe e correct schrijven. Woorden met ei en ij correct schrijven. Woorden met een of meer medeklinkers vooraan en/of achteraan correct schrijven. Woorden met ee op het einde van een woorddeel/woord. Woorden met a, o, u op het einde van een woorddeel/ woord. Leestekens gebruiken en erover reflecteren: de punt. Leestekens gebruiken en erover reflecteren: het vraagteken. Leestekens gebruiken en erover reflecteren: het uitroepteken.
Voorbereiding >> Kopieer voor elke leerling toetsblad 1. >> Kopieer voor heel zwakke spellers toetsblad 2 met het zorgdictee (dispenserende maatregel).
Langetermijndictee (25 minuten) 1 Woorden Dicteer de zin. Herhaal het woord dat de leerlingen moeten opschrijven. De leerlingen herhalen het woord hardop en schrijven het op in de zin.
90
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee
1 Er staat een stip op mijn hoofd. 2 Ik ga zo met je mee. 3 Eén, twee, drie, vier, vijf, zes ... 4 Daar ligt een balk op straat. 5 Zit er nog geld in onze kluis? 6 Paps gaat nooit op reis. 7 De moer past niet op de bout. 8 De fee kwam mijn tand halen. 9 Stef, zeur niet zo! 10 Wij zijn klaar. Correctie dictee en zorgdictee - woorden Deze vraag staat op 10 punten. Elk vetgedrukt woord staat voor één punt. Uit spellingles
Transfer
Woorden
stip, zo, drie, balk, kluis, reis, fee, zeur, zijn
moer
Totaal /10
/9
/1
TIP! Heel zwakke spellers kun je laten werken met het zorgdictee. Bij het zorgdictee worden de transferwoorden als kopieerwoorden aangeboden en worden geen leestekens beoordeeld (dispenserende maatregel). Verduidelijk voor deze leerlingen de werkwijze van een visueel dictee: lezen – bedekken –schrijven – controleren.
2 Zinnen Lees de zin (niet de leestekens, die moeten de leerlingen zelf identificeren). Lees de zin nogmaals, maar traag en in zinsdelen. De leerlingen schrijven ondertussen de zin op. Als het nodig is, kun je de zin nogmaals traag dicteren. 1 Mijn heup doet weer pijn. 2 Ja, er zit melk in. 3 Eén druif en één kriek. 4 Op de stoep staat een glas wijn. 5 Je kunt me niet zien. Correctie dictee - zinnen Deze vraag staat op 15 punten. Voor elk fout geschreven vetgedrukt woord verliest de leerling 1 punt. Voor elke hoofdletter die vergeten werd, verliest de leerling 1 punt. Voor elk leesteken dat vergeten werd, verliest de leerling 1 punt. Woorden
Uit spellingles
Transfer
pijn, ja, melk, druif, stoep, wijn, je, me
heup, kriek
Hoofdletters Leestekens Totaal /15
Vijfmaal een punt /8
/7
Correctie zorgdictee - woorden en zinnen De vraag over zinnen staat op 10 punten. Voor elk fout geschreven vetgedrukt woord verliest de leerling 1 punt.
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee
91
Na de les Maak een foutenanalyse voor elke leerling in de zorg- en evaluatiemodule. De zorg- en evaluatiemodule biedt: >> een overzicht van de behaalde scores, gekoppeld aan percentielen en zones (leerlingvolgsysteem). >> een takenpakket per leerling om onvoldoende beheerste inhouden bij te werken (inclusief verlengde instructie). Je kunt de foutenanalyse ook op papier maken. Het foutenrooster vind je op p. 84. Op basis daarvan kun je een takenpakket per leerling samenstellen. Let op! In het rooster wordt verwezen naar de H-bladen uit de differentiatieblokken van de voorbije 3 thema’s. Het is dus mogelijk dat een leerling twee keer hetzelfde blad maakt. De zorg- en evaluatiemodule biedt voor de remediëring nieuw remediërend oefenmateriaal.
92
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - foutenrooster controledictee
93
nr naam 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 Fiche Totaal
Foutenrooster Score
Controledictee 1
totaal op 20 woorden in zin op 10 zinnen op 10 b/d p/b f/v s/z t/d
Hoorfouten Foutieve foneem-grafeem koppeling
m/n g/h v/w korte lange klanken doffe e ie oe eu ui aai, ooi, oei ...
Onthoudfouten Structuurfouten
letterverwisseling lettertoevoeging letterweglating ei/ij
Regelfouten
Leerjaar 2
s/f op het einde ee op het einde a, u, o op het einde leestekens .,!
Foutenrooster controledictee
Naam:
Datum:
Controledictee 1
Woorden
/10
1 Er staat een 2 Ik ga
op mijn hoofd. met je mee. , vier, vijf, zes ...
3 Eén, twee,
op straat.
4 Daar ligt een
?
5 Zit er nog geld in onze .
6 Paps gaat nooit op 7 De
past niet op de bout.
8 De
kwam mijn tand halen.
9 Stef, 10 Wij
94
Nr.
niet zo! klaar.
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee
Naam:
Datum:
Zinnen
Nr.
/15
1
2
3
4
5
Ik denk dat ik voor mijn toets zal behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.
/25
Dit wil ik over de toets vertellen:
Je behaalde / 25 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.
Ik geef je de volgende tips:
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee
95
Naam:
Datum:
Nr.
Controlezorgdictee 1 Woorden
/10
1 Er staat een
2 Ik ga
3 Eén, twee,
4 Daar ligt een
5 Zit er nog geld in onze
6 Paps gaat nooit op
op mijn hoofd. met je mee. , vier, vijf, zes, ... op straat. ? .
moer
98
7 De
past niet op de bout.
8 De
kwam mijn tand halen.
9 Stef,
10 Wij
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee
niet zo! klaar.
Naam:
Datum:
Zinnen
Nr.
/10
heup doet weer
Mijn
, er zit
. in.
kriek Eén
en één
.
staat een glas
Op de kunt
Ik denk dat ik voor mijn toets zal behalen. Ik vind dat voor mij: zeer goed. goed. niet goed.
. niet zien.
/20
Dit wil ik over de toets vertellen:
Je behaalde / 20 op je toets. Ik vind dat voor jou: zeer goed. goed. niet goed.
Ik geef je de volgende tips:
L2 - Thema 3 - evaluatieblok - controledictee
99
102
Hulptips
Brede basiszorg Positief, veilig en rijk klimaat 1 Je kunt verschillende materialen aanbieden en de leerlingen inspraak geven bij het selecteren van het leesmateriaal. Dit vergroot motivatie en betrokkenheid. 2 Je kunt individuele leerlingen schouderklopjes geven, hen aanmoedigen, naast hen gaan zitten (op dezelfde hoogte), hun problemen delen ... 3 Je roept de voorkennis rond een onderwerp op door bijvoorbeeld naar eigen ervaringen te vragen. 4 Je kunt via hoeken- en contractwerk leerlingen zelf hun leertraject laten uitstippelen. 5 Je kunt kiezen voor werkvormen met veel interactie. 6 Je kunt aparte opdrachten voorzien voor leerlingen die sneller klaar zijn. 7 Je kunt het succes in de kijker zetten. 8 Je kunt leerlingen extra tijd geven. 9 Je kunt activiteiten in kleinere kring doen om taalzwakkere leerlingen meer aan bod te laten komen. Betekenisvolle taken 10 Je kunt schrijfproducten echt opsturen. 11 Je kunt snellere leerlingen uitdagen om een gelezen tekst met een andere tekst te vergelijken (van structurerend naar beoordelend verwerkingsniveau). 12 Je kunt leerlingen zelf laten bepalen hoe lang hun verhaal zal zijn. 13 Je kunt de wereld van de taak inzichtelijker maken: de taak eerst laten beleven (= concrete hier-en-nuwereld) en dan laten verwoorden wat ze gedaan hebben (= daar-en-toen + abstracter perspectief ). 14 Je kunt op zoek gaan naar motiverende taken. Hoe maak je een taak motiverend? Vertrekken vanuit eigen ervaringen en interesses, de activiteit situeren in een zinvol kader, humor gebruiken, de fantasie van leerlingen prikkelen ... 15 Je kunt gebruikmaken van verschillende didactische werkvormen om op de leerstijlen van de leerlingen in te spelen. 16 Je kunt de taalelementen/tekst aanpassen: alle leerlingen krijgen dezelfde leestaak, maar tragere lezers krijgen een iets kortere tekst dan snellere lezers. 17 Je kunt leerlingen eerst mondeling verslag laten uitbrengen voor ze aan hun schriftelijk verslag beginnen. 18 Je kunt de opdracht zelf vereenvoudigen: de output aanpassen (bv. een tekening laten maken i.p.v. een talige neerslag eisen), minder output vragen ... 19 Je kunt het publiek aanpassen: je kunt de opdracht aanpassen zodat sterkere leerlingen de taak maken voor onbekende leeftijdgenoten en dat zwakkere kinderen zich tot bekende leeftijdsgenoten mogen richten. 20 Je kunt het verwerkingsniveau aanpassen: een andere vraag of opdracht voorzien voor taalsterke/taalzwakke leerlingen.
FASE 0
Hulptips TALENT
L2 - Thema 3 - hulptips
105
106
L2 - Thema 3 - hulptips
Compenserende maatregelen (hulpmiddelen aanbieden die het leren vergemakkelijken, waardoor de leerling de doelen wel kan bereiken.) 35 Je kunt sommige leerlingen structureel meer tijd geven om aan schriftelijke opdrachten te werken. 36 Je kunt nieuwe leerlingen de opdracht geheel of gedeeltelijk in de eigen taal laten oplossen. 37 Je kunt sommige leerlingen hulpmiddelen aanbieden zoals een woordenboek, zodat ze de taak zelfstandig kunnen uitvoeren. 38 Je kunt sommige leerlingen hun schriftelijke opdracht mondeling laten toelichten. 39 Taalzwakkere leerlingen kunnen gebruikmaken van spellinglijsten en regelkaarten.
FASE 1
Remediërende maatregelen (door effectieve vormen van aangepaste instructie en specifieke oefening bepaalde vaardigheden op een hoger niveau FASE 1 brengen en zo de tekorten bij bepaalde leerlingen wegwerken. Je wilt de verschillen tussen de leerlingen zo klein mogelijk maken.) 31 Pre-teaching: bij pre-teaching krijgen zwakkere leerlingen vóór de les al uitleg over de essentiële stukken leerstof. Op die manier krijgen ze twee keer de instructie. 32 Je kunt de instructies vergemakkelijken door ze op te delen in stapjes. Ook de opdrachten zelf kunnen opgesplitst worden in tussenopdrachten en subtaken. 33 Je kunt taalzwakkere leerlingen een verlengde instructie geven. 34 Je kunt een leestekst in stukken verdelen en na elk stuk vragen formuleren.
Betekenisvolle taken FASE 0 21 Je kunt het doel van de taak nog een keer duidelijk maken, focussen op de relevante elementen. 22 Je kunt betekenisonderhandelingen voeren over de woordenschat in de taak. Dat doe je door te ‘onderhandelen’ over de betekenis van moeilijke woorden en door samen met de leerlingen te zoeken naar betere verwoordingen. 23 Je kunt visuele hulp bieden: de activiteit voordoen, voorwerpen tonen, de computer inzetten, foto’s/video's laten zien, naslagwerken ter beschikking stellen ... 24 Je kunt individuele gesprekjes aanknopen met leerlingen en inspelen op wat zij inbrengen en proberen te zeggen. 25 Je kunt bewuster omspringen met figuurlijk, moeilijk en abstract taalgebruik. 26 Je kunt bewust met heterogene groepen werken, zodat sterkere leerlingen minder sterke leerlingen kunnen helpen. 27 Hebben veel leerlingen een gelijkaardig probleem, dan kun je de taak stilleggen en met de leerlingen reflecteren over het probleem en de oplossingsstrategieën bepalen. 28 Je kunt op het einde van de taak het leerproces van een leerling doorlopen. 29 Je kunt sommige leerlingen extra oefeningen geven, anderen individuele ondersteuning. 30 Tutorlezen: je kunt een of twee lestijden per week een zwakkere lezer naast een betere lezer plaatsen. De betere lezer die fungeert als tutor kan een medeleerling of een leerling uit een hogere klas zijn.
L2 - Thema 3 - hulptips
107
Dispenserende maatregelen (de leerling vrijstellen van bepaalde activiteiten, vakonderdelen, vakken of doelen en die vervangen door FASE 2 evenwaardige activiteiten en doelen.) 43 Je kunt taken zo herwerken voor bepaalde leerlingen dat ze geen talige reactie vergen (bv.: kruisje laten zetten, laten aanwijzen ...). 44 Je kunt de leerling vrijstellen van dictees die ver boven zijn niveau liggen en hem dictees geven die hij aankan. Spreek die bv. in op een bandje en laat hem die met cassetterecorder en koptelefoon tegelijk maken met de andere leerlingen. 45 Je kunt bij een schrijfopdracht de inhoud laten primeren op de vorm: spellingfouten en zinsbouw tellen niet mee. 46 Flexibele leerwegen: leerweg uitstippelen op maat van de leerling door bijvoorbeeld de leerling de taalles te laten volgen in een lager leerjaar.
40 Je kunt bij een boekbespreking een boek uit reeksen voor kinderen die moeilijk lezen ter beschikking stellen of een filmbespreking toelaten. FASE 2 41 Je kunt extra tijd geven voor dictee of een gatendictee geven, waarbij de leerling niet de hele zin maar enkel het woord uit het woordpakket moet invullen. 42 Je kunt een tekst/opdracht voorlezen in plaats van de leerling zelf te laten lezen.
580262 / 2
vanin.be