Master Dissertation : Rebuilding fragments as new entities

Page 1

REBUILDING FRAGMENTS

AS NEW ENTITIES

masterproefproject door Ulrike Vandenberghe Faculteit Architectuur Campus Sint Lucas Gent jaargang 2016-2017 Eireen Schreurs Mechtild Stuhlmacher Caroline Voet Bas Meulman


REBUILDING FRAGMENTS AS NEW ENTITIES reflectienota

door Ulrike Vandenberghe


3


1. ABIJ ROOSENBERG

1. eerste ervaringen / indrukken 2. de abdij 3. het landschap

2. ONTWERPTHEMA‘S

1. het binnen-buiten 2. het programma

3. ONTWERP: INGREEP

1. de reconstructie 2. de omsloten tuin 3. de kunstenaarsresidentie 3. de materialiteit

3. SAMENVATTENDE NOTA 4. BIBLIOGRAFIE

4


1.

ABDIJ ROOSENBERG


Eerste indrukken/ervaringen

November 2016. we betreden het domein van Dom Hans van der Laan. De kennismaking met Dom Hans Van der Laan en zijn werk Abdij Roosenberg. De kennismaking met zijn boeken, zijn theorieĂŤn, zijn plastisch getal. Overdondering. Het duurt dan ook een heel eind voor zijn gedachtengang tot mij doordringt, maar het duurt veel minder lang om de pracht van de abdij aan te voelen. Daarvoor heb je namelijk zijn theorie niet nodig, daar ben ik ondertussen heilig van overtuigd. Terwijl ik regelmatig zijn boek de Architectonische Ruimte vastgrijp, gaan we gedurende het najaar regelmatig op bezoek in de abdij. In januari krijgen we de kans om ons onder te dompelen in het echte zusterleven en er een nachtje te overnachten. Elk bezoek wordt een unieke ervaring.

6


Het eerste bezoek, een bezoek van verloren lopen. Disoriëntatie. Bij het rondwandelen van de kloostergang krijg ik een heel gelijkmatig beeld in ruimtelijkheid, in materialiteit, in schaal. Dat zorgt ervoor dat ik mezelf moeilijk kan oriënteren. Was ik nu in de vleugel van de zusters? Waar was die trap nu weer naar het bovenverdiep en waar was de ingang nu weer waar ik mijn jas had opgehangen?

Na enkele bezoeken en het bestuderen van het plan dringt de abdij beter tot mij door: Een voorplein, een tussenplein, een binnenplein. Een kloostergang met de inbetween-spaces eraan gekoppeld. Van kloostergang naar inbetween-space naar gebruiksruimte. Het oriënteren begint te lukken en de fascinatie voor het gebouw groeit. 7


8


17 januari 2017. Ik stoot voor het eerst op mijn echte fascinatie voor dit werk van Van der Laan. De cellae. Bij vorige bezoeken waren de typische cellae van de abdij op het eerste verdiep altijd wat verboden terrein. Het was het terrein van de voormalige zusters. Bij onze overnachting in de abdij werd deze grens doorbroken en kregen we de kans ons die kleine kamertjes van drie op vier meter toe te eigenen. Het waren niet zozeer de kamers en de specifieke inplanting van de Van der Laan-meubels die mij fascineerden, maar veeleer de relatie van binnen tot buiten. De cellen kennen namelijk een sterke kadrering van het landschap rondom. Pas toĂŠn merk ik echt hoe introvert dit gebouw is. Hoewel de abdij omgeven wordt door een groot bos vol grove dennen en kastanjes, beperkt de relatie zich tot het beschouwen van.

9


2.

ONTWERPTHEMA’s

het gefilterd binnen-buiten in het atelier van Arpaïs Dubois, te Antwerpen


BINNEN BUITEN


“Wij voegen aan de natuur een BINNEN toe en maken haar zo tot een BUITEN” - Dom Hans Van der Laan


HET BINNEN De fascinatie voor de relatie BINNEN-BUITEN was het startpunt voor het onderzoek naar de gevraagde ingreep. Al eeuwenlang zijn kloosters gekend door hun gesloten typologie. Weg van het absolute BUITEN trekken monnikken of zusters zich terug in een gebouw of samenstelling van gebouwen om zich te richten op het godsdienstig leven. Dit godsdienstig leven is een dagelijkse routine waarnaar het BINNEN is opgebouwd. Een BINNEN gebouwd naar hun dagelijkse routines, een BINNEN gericht op een leven gewijd aan God.

Cella van Abdij Roosenberg een BINNENruimte van 3 x 4 m waar de zusters individueel bezinden, sliepen en de Goddelijke leer bestudeerden 13


14

een groter BINNEN, de leefruimte van de zusters


HET BUITEN Abdij Roosenberg wordt bovendien ook omgeven door een prachtig BUITEN. In dit BUITEN zijn er echter verschillende soorten plekken met een verschillende betekeniswaarde. Er is een BUITEN die er was voor Van der Laan zijn stempel drukte op het terrein, er was een nieuw BUITEN die ontstond na Van der Laan zijn ingreep en bovenal is er ook een bestaand BUITEN die Van der Laan naar zijn hand zette.

15


DE BOSRANDEN Een eerste BUITEN die Van der Laan als context moest aannemen waren de verschillende bosranden. Het bos bestaat uit vier verschillende boomsoorten. De grove den, de spar, de kastanjeboom. Op die manier krijgt de bosrand op elke plek een andere gelaagdheid. Op de ene plek is de abdij nog heel zichtbaar, op de andere plek zit hij meer verscholen. De materialiteit van wit pleisterwerk zorgt er echter voor dat de abdij nooit helemaal onzichtbaar blijkt.

grove dennen sparren kastanjebomen

16


DE BUITENPLEKKEN Ten tweede creĂŤert Van der Laan door zijn ontwerp ook nieuwe BUITENplekken die tegenover het bos een BINNEN zijn. Ze zijn open, met vaak 1 of meerdere ankerbomen en geven de abdij een bepaalde afstand tot het boslandschap. Zo staat de abdij verscholen t.o.v het absolute BUITEN maar eens het terrein is betreden vormt de abdij een zichtbare baken in het landschap.

1 2

5 6

4

3

17


Elke gevel is eigen aan een vleugel. Elke gevel beheerst een eigen tuin.

twee stroken 1. het voorplein ‘Omdat het gebouw tussen de bossen in ligt, voelt men zich door de oprijlaan naar het gebouw toegaande, al geheel in een BINNEN opgenomen. Daarom moest het voorplein door de gesloten wand en later door de asphaltbehandeling van de grond tot een duidelijk BUITEN worden’. Dom Hans van der Laan Negen brieven over Abdij Roosenberg

2. de grasstrook De gevel langs het bos van de Lovinfosse krijgt opnieuw een totaal ander karakter. Ze begeleidt slechts een grasstrook en wordt begrensd door een haag. De visuele relatie naar het bos van de Lovinfosse gebeurt dus enkel via de cella, niet via de openingen bij de gebruiksruimtes op het gelijkvloers.

18


twee velden 3. de gastentuin ‘De tuingevel met toren aan de grote gastentuin. Die gevel maakt als het ware die tuin en bij het rondwandelen van de lanen van het veld, zult u overal met die gevel in contact blijven.’ Dom Hans van der Laan Negen brieven over Abdij Roosenberg

4. de zustertuin De tuin ten oosten gelegen is als het ware een tussenruimte tussen de abdij en het grove dennenbos. Vanop een verhoog daalt men uit de abdij af in het grasgroene BUITEN. Verschillende hoge ankerbomen zijn er gevestigd en breken zo de vlakte open. Het vormt de plek om het bos te betreden.

19


2 binnenhoven 5. het voorhof ‘Het voorhof moet ons de weldaad leren van het binnenzijn: een nieuw stukje natuur maar dan geheel aangepast aan onze geest. In de natuur een grote hoeveelheid bomen die niet te tellen zijn, maar in het atrium slechts een tiental kolommen.’ Dom Hans van der Laan Negen brieven over Abdij Roosenberg

6. het binnenhof ‘Het binnenhof, dat als een echte ‘hortus conclusus’ het hart vormt van het huis. Op die manier heeft de geest voortdurend voor ogen waar hij innerlijk naar streeft.’ Dom Hans van der Laan Negen brieven over Abdij Roosenberg

De tuin is begroeid met christusdoorn en lage taxushagen als symbool voor eeuwig leven. Centraal bevindt zich de praatput voor de zusters.

20


DE RELATIE BINNEN-BUITEN Verschillende bezoeken aan de abdij maakten duidelijk dat Abdij Roosenberg omgeven is door een prachtig boslandschap, maar er tegelijk een grote afstand van neemt. Bij het rondgaan van de abdij bestaat de activiteit dan ook veeleer uit het beschouwen van, in plaats van het betreden tot. Alle ruimtes, zowel de cellae, de pandgang als de gebruiksruimtes, kennen namelijk een sterk afgelijnde kadrering van het omliggende boslandschap. Toch blijkt het een opgave als men een toegang zoekt om dit landschap te betreden. De abdij houdt met andere woorden het wilde BUITEN op afstand om het volstrekt serene BINNEN te kunnen versterken.

21


kadering van het buitenzicht in de cellae

22


toegangen tot buiten

23


CELLA COURT DOMAIN uit het hoofstuk BINNEN BUITEN uit De Architectonische Ruimte van Dom Hans van der Laan

In zijn boek De Architectonische Ruimte wijdt Dom Hans van der Laan een volledig hoofstuk aan de relatie tussen BINNEN en BUITEN. Hij bouwt hierin een theorie op die de ervaringruimte opdeelt in drie ruimtes. Deze drie ruimtes worden steeds groter en de kleinste ruimte staat steeds centraal ten op zichte van de grotere ruimte.

Deze drie ruimtes benoemt Van der Laan als: cella, hof en domein. 1. de CELLA is de handelsruimte. Het is de kleinste en dus meest intieme ruimte en kan bijgevolg met weinig anderen worden gedeeld. 2. het HOF is de loopruimte. Het is als het ware een verwijding van de handelsruimte. 3. het DOMEIN is het gezichtsveld. De graag van intimiteit vervaagt en deze ruimte kunnen we dan ook met vele andere personen delen.

24


De drievoudige geleding van het absolute BINNEN, temidden van het absolute BUITEN der natuur, doet ons dus kennis maken met twee secundaire relaties van BINNEN en BUITEN, tussen cella en hof enerzijds en tussen hof en domein anderzijds.

1. centrale hof met centrale cella 2. centrale hof met perifere cella 3. centrale hof met perifere juxtapositie van cella’s 4. perifere hof met centrale cella 5. perifere hof met perifere cella 6. perifere hof met perifere juxtapositie van cella’s 7. perifere juxtapositie van hoven met centrale cella 8. perifere juxtapositie van hoven met perifere cella 9. perifere juxtapositie van hoven met perifere juxtapositie van cella’s

25


HET PROGRAMMA


27 Atelier van ArpaĂŻs Dubois te Antwerpen


EEN TOEKOMST VOOR ABDIJ ROOSENBERG Naast dit eerste landschappelijk onderzoek, kwam vervolgens de programmatische vraag van de eventuele herbestemming en uitbreiding van Abdij Roosenberg. Tot de zomer van 2016 werd het gebouw namelijk nog steeds gebruikt waarvoor het bestemd was: een klooster waar de zusters zich terugtrokken uit de wereld, om te wonen, bidden en te werken in een verstilde omgeving. De architectuur van Dom Hans Van der Laan werd namelijk ook opgebouwd naar dat leven in dienst van God en kent bijgevolg een zeer ingetogen karakter. Nadat de zusters in de zomer van 2016 vertrokken werd er dan ook over allerlei herbestemmingen gespeculeerd: een dementiecentrum, een nieuwe academie voor de gemeente Waasmunster, etc. Uiteindelijk viel het doek in december 2016 en werd de universiteit KU Leuven mede-eigenaar van Abdij Roosenberg. De abdij zal een nieuw studie -en congrescentrum worden op de domeinen van zingeving, architctuur en kunst. Het wordt een broedplaats voor reflectie en nieuwe onderwijsvormen, waar academici, architecten en kunstenaars zullen kunnen samenwerken, reflecteren en verblijven.

Laatste zusters van de Roosenbergabdij poseren in hun unieke kerk. Š Ronald De Buck 28


“ In de Middeleeuwen betekende de Latijns term STUDIUM letterlijk univeristeit, de instelling die gemachtigd was om academische graden te verlenen. Ten tijde van de Renaissance trad, ten gevolge van een nieuwe visie, een verschuiving op in de hoofdactiviteit die binnenin de werkplaats van de kunstenaar werd beoefend. Het kunstenaarsatelier werd steeds meer een ruimte voor studie, terwijl vóór de Renaissance in de werkplaats vooral de productie primeerde. De Renaissancistische werkplek, de BOTTEGA, was immers open voor iedereen en bovendien sterk ambachtelijk ingesteld. Gedurende de Renaissance werd de functie en de status van de kunstenaar én van diens werkplek, naar alle waarschijnlijkheid, beïnvloed door het model van de Italiaanse studia. De kunstenaar werd beschouwd als een student, zijn werkruimte als een ruimte voor studie. Deze transformatie was grotendeels een gevolg van het aanzien, die de Middeleeuwse instellingen voor hoger onderwijs toen hadden verworven. De Italianen omschreven het kunstenaarsatelier tot in de late zeventiende eeuw met de termen BOTTEGA of STANZA. De term STUDIO of studiolo werd in het Italiaans enkel gebruikt om de ruimte, of zelfsenkel het bureau waar de ‘kunstenaar-student’ zich bevond te benoemen. “Sinds de 15de eeuw beschikten kunstenaars ook steeds vaker over een studeerkamer, waar ze boeken en allerlei curiosa verzamelden en zich terugtrokken voor private artistieke reflectie, weg van de drukke, publieke werkplaats of bottega. De vroegmoderne ‘studio’ wijst dus enerzijds op de intellectualisering van hetartistieke werk, en bevat tegelijk de kiemen voor de latere, vooral romantische glorificatie van het atelier als oord van artistieke reflectie en creatief isolement.”1 Lang voor de term studio zijn huidige betekenis verwierf, was de werkplaats van de kunstenaar getransformeerd tot een plek voor studie. “The place of painting and sculpture was now simultaneously a domestic space and a stage, an anatomy theater and a laboratory, a kitchen and a monastic cell.” 2 ” Pas in de negentiende eeuw deed het woord studio in de betekenis van ‘KUNSTENAARSATELIER’ zijn intrede in de Engelse taal. “Unlike the English word «workshop», the French «atelier», or the Italia«bottéghe», the word «studio» (functioning at present in all these languages) describes an individual space, the room «of a painter, sculptor […].» However humble, the studio is the domain of a single artist – even if other persons should occupy the space, or other functions occur there. To the extent that it is X’s studio, it is the domain of X’s authorship, the space in which a given X constructs himself as the independent creator/author of a unique product identified with his name”. Het kunstenaarsatelier vormt het eigen universum van de kunstenaar. Het is de werkplek waar de artiest ‘produceert’, waar hij komt tot het scheppen van zijn oeuvre. “

Fragment uit:

Van Santvoort, Linda. “Een Architectuurtypologische Benadering of Een Andere Kijk Op Het Kunstenaarsatelier.” Mythen Van Het Atelier : Werkplaats En Schilderspraktijk Van De Negentiende-eeuwse Nederlandse Kunstenaar. Ed. Mayken Yonkman. Zwolle, Nederland: d’Jonge Hond, 2010. 169–187. Print.

29


HET ACADEMISCH CENTRUM IN DE ABDIJ Abdij Roosenberg kent een heel specifiek plan van grote ruimtes opgebouwd rondom een centrale pandgang. Hoewel ze in het kloosterleven elk hun specifieke functie kenden, zijn het heel flexibele ruimtes die ook voor andere doeleinden kunnen worden ingezet. Dit laatste werd vooral duidelijk gedurende de verschillende workshops die er werden georganiseerd. De abdij inzetten als studie - en congrescentrum is dus zeker een realistische mogelijkheid. Het schema hieronder geeft een mogelijke onderverdeling weer van hoe deze programma’s in de abdij kunnen worden ongebracht zonder al te veel confrontatie onderling. Het abdijplan wordt onderverdeeld in 3 compartimenten: één compartiment als congrescentrum, één compartiment als stiltecentrum om te studeren en één compartiment als residentie en verblijfplek voor de artists-in-residence

congres vleugel

studiecentrum

residentievleugel

30


DE KUNSTENAARSRESIDENTIE IN HET LANDSCHAP

Een artist-in-residence is een kunstenaar, academicus of curator die wordt uitgenodigd om tijdelijk een woon- en werkplek te betrekken los van hun bekende omgeving. Dit geeft kunstenaars de gelegenheid om onderzoek te doen, nieuw werk te creëren of tentoonstellingen voor te bereiden. Vaak staat ook het ontmoeten van andere culturen, kunstenaars, materialen of leefomgevingen centraal.

De bedoeling van de nieuwe ingreep zal zijn om nieuwe entiteiten te creëeren waar verschillende kunstenaars (collectieven) hun intrek kunnen nemen. Verschillende flexibele ruimtes worden geconstrueerd zodat ze niet beperkt zijn tot één enkele kunsttak. De mogelijkheid zal dan ook bestaan om er verschillende scenario’s te laten doorgaan: bijv. 2 kunstenaars en 2 schrijvers werken samen en delen 1 ruimte, 3 kunstenaars werken aan individueel werk maar kunnen boven vergaderen, 3 grafische kunstenaars denken na in hun cellen, voeren het grote werk uit in de atelier, etc.

Oomen Architecten - Van Goghhuis-residentie

31


3.

ONTWERP: INGREEP


De fascinatie voor de voorgaande onderzoekthema’s was het uitgangspunt voor het onderzoek naar de gevraagde ingreep op het terrein van Abdij Roosenberg. Het binnen-buiten verhaal resulteerde in de beslissing om de uitbreiding met kunstenaarsresidenties wel degelijk in het omliggende landschap te gaan plaatsen. Waar Dom Hans van der Laan afstand neemt van zijn bosranden, wil dit ontwerp de relatie ermee des te meer aangaan. Door deze landschappelijke inplanting blijft de abdij ook gevrijwaard van grote conflicten met een nieuwe ingreep.

N

Eerste onderzoek naar inplanting: schema van belangrijke zichtpunten naar het bestaande geheel

33


De volgende vraag bestond erin hoe die nieuwe ingrepen nu zodanig zouden kunnen worden geconstrueerd zonder dat ze afbreuk zouden doen aan de abdij, maar tegelijk toch sterk de relatie ermee zouden behouden. Op zoek naar een inplanting en plan voor de nieuwe ingreep, is het dan ook logisch om eerst naar het bestaande geheel te kijken. De abdij bestaat namelijk uit een geheel van verschillende entiteiten die rond de centrale binnentuin zijn geplaatst. Deze entiteiten kennen elk hun eigen programma en zijn zo gekoppeld aan de routine van het zusterleven. Ondanks dit specifiek programma per entiteit zijn deze ruimtes toch flexibel. Ze worden meestal gekenmerkt door de typische half-space planindeling van Van der Laan. Samen met de tussenruimtes, het voorhof en het binnenhof vormen ze het geheel van gelijkvloersplan van de abdij.

kerk museum

spreekkamer spreekkamer spreekkamer

ontvang zaal

bureel

leszaal vergaderzaal

atelier

eetzaal keuken

34

refter

recreatie


DE RECONSTRUCTIE


36


Om de nieuwe entiteiten van kunsstenaarsateliers te gaan realiseren, werd ervoor gekozen om vijf van de voorgaande entiteiten uit de abdij te gaan reconstrueren in het omliggende boslandschap. Het zijn vijf verschillende elementen die door herhaling en een optelsom de bestaande abdij als resultaat zouden kennen. Door hun flexibele plannen kunnen ze in elk geval een nieuw programma aan. Ten eerste zorgt dit voor een sterke relatie met het bestaande gebouw. De nieuwe elementen kennen een duidelijke connectie met het bestaande maar staan tegelijk toch op zichzelf als nieuwe zelfstandige entiteiten. Ten tweede wordt zo de vrijheid gecreĂŤerd om de abdij als het ware te gaan verbouwen zonder de erfgoedwaarde ervan aan te tasten. De elementen worden letterlijk proefstukken van hoe die entiteiten van de abdij zouden kunnen worden verbouwd tot kunstenaarsateliers.

37


1:500

1:200

1:200 38


PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT

UCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT

N AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT

PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT

PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PROD

PRODUCED BY AN AUTODESK EDUCATIONAL PRODUCT

39 1:500

PRODUCED BY AN AUTODESK ED

1:200


40


DE OMSLOTEN TUIN


Pezo von Ellrichhausen, olie op canvas, 60 x 60 cm

42


De bedoeling van architectuur is juist om, temidden van de natuurlijke ruimte met haar oriÍntatie op het horizontale grondvlak, een ruimte af te bakenen met verticale wanden die de horizontale oriÍntatie van onze ervaringsruimte tot basis moeten dienen.� - Dom Hans van der Laan

43


Met betrekking tot het BINNEN-BUITEN verhaal, werd er aan de entiteiten nog een extra element toegevoegd. Een omsloten tuin, een HORTUS CONCLUSUS. Dit gebeurde ten eerste door de wil om het landschap meer tot de nieuwe elementen te betrekken, vervolgens door de driedeling van het CELLA-HOF-DOMEIN-verhaal van Van der Laan , maar tenslotte vooral ook door het voorafgaande onderzoek naar de typologieën van kloosters. Doorheen de geschiedenis speelde die zogenaamde HORTUS CONCLUSUS namelijk een belangrijke rol. Drieduizend jaar geleden maakte men in Egypte, Babylonië, Mesopotamië en Perzië ommuurde plaatsen met fruitbomen, vijvers en zitplaatsen. Bij de Romeinen maakte de hortus conclusus een belangrijk deel uit van hun domus. Maar de belangrijkste referentie ligt natuurlijk in die OMSLOTEN TUINEN van kloosters. Die KLOOSTERTUINEN waren vaak centraal gelegen met daarrond een galerij die als circulatieruimte diende voor de verschillende gebruiksruimtes van het klooster. De autonomie, de centrale liggen en eenheid van de tuin en de beweging eromheen creeërden een microkosmos. Binnenin zat een geestelijke harmonische wereld vervat. De kloostertuin was dan ook vaak een meditatietuin.

44


Een bijzondere kloostertypologie zijn deze van de Kartuizers. De hortus conclusus werd hierbij niet omringd door de gebruiksruimtes, maar wel door de cellae van de monniken. Deze cellen waren de plek voor ora et labora. Ze bestonden vaak uit twee verdiepen, een bid -en leefverdiep en een werkverdiep. Het opmerkelijkste aan de Kartuizische kloosters was vooral de omsloten tuin die elke cella toegewezen kreeg. Bij andere kloosters zoals in Abdij Roosenberg kennen de cellen enkel een zicht naar het landschap. Hier daarentegen krijgen de monniken ook een eigen BUITEN die als het ware tot het BINNEN van hun cel behoort. kloosterplan en cellaplan door Viollet-le-Duc 45


Deze tuin creĂŤert zo voor elk kunstenaarscollectief een eigen BUITEN afgezonderd van het publieke bos. Het is een BINNENplek, een BUITEN dat voor de kunstenaars tot een binnen wordt gemaakt.

46


“De begroeiing van mijn ramen zorgt voor een filtering van de buitenwereld. Zo ben ik nog bewust van de buitenwereld, maar blijft ik toch in een bubbel.” Arpaïs Dubois

47


KUNSTENAARSRESIDENTIE


Om deze fragmenten tot goeie residenties te maken is er uiteraard nog een bepaalde uitbreiding nodig per paviljoen. Om op zoek te gaan naar de juiste schakeling van het gereconstrueerde fragment, de muur en de uitbreiding, werd ĂŠĂŠn paviljoen uitgekozen om dit verder te onderzoeken.

Na enkel onderzoeken naar planschema’s, kwam al snel het idee om die muur niet als lijn te gaan zien, maar ook als ruimte. De muur wordt ontdubbeld en doet zo herinnneren aan de pandgang. Het is een overdekte buitengang die ook tot buitenatelier kan dienen.

49


50

Buitenatelier bij Ekely, het landgoed van Edward Munch


51


Uiteindelijk werd een finaal schema gekozen om toe te passen op de verschillende andere entiteiten. Zo worden 5 verschillende paviljoenen gecreĂŤerd die toch over een gelijk basisprincipe in plan beschikken.

1:500 52


In een laatste stap wordt de ontdubbelde muur op bepaalde plekken geswitcht zodat er een private gang ontstaat voor de bezoekers. Hierin kan een tentoonstellingsruimte worden onde rgebracht waar het werk van vorige artists-in-residence kan worden getoond. Zo ontstaat een publieke gang binnen de private residentie van de kunstenaar. 53


0 5 10

20m

N 54


DE KUNSTENAARSRESIDENTIES - atelier 38 m2 - atelier 58 m² - atelier 48 m2 - 3 cellae 20m² - tentoonstellingsruimte 140m²

- atelier 125 m² - atelier 47 m² - atelier 42 m² - tentoonstellingsruimte 80 m²

- 2 cellen 12 m² (eerste en tweede verdiep) - 1 tentoonstellingscel 12 m²

1:500 55


- 1 atelier 66 m² - 1 atelier 72 m² - 3 cellae 12 m² - 2 cellae 12 m² (eerste verdiep) - tentoonstellingsruimte 40 m²

- 1 atelier 51 m² - 1 atelier 66 m² - 1 atelier 36 m² - 2 cella 12 m² (eerste verdiep) - 1 overdekte buitenwerkruimte 80m² - 1 tentoonstellingsruimte 75 m²

1:500

56


zoom in op één paviljoen plan gelijkvloers 1/200

57


plan eerste verdiep 1/200

58


1:100

59


1:100

60


1:100

61


MATERIALITEIT


63


Om al deze beslissingen tenslotte tot hun recht te laten komen werd gekozen voor een serene materialiteit. Binnenin het gereconstrueerde element wordt de structuur niet langer verborgen achter een pleisterlaag of houtbeplanking, maar wordt de constructie zichtbaar getoond zoals Van der Laan ze ook uittekende in zijn gevels. Een wildverband van witte steen, een betonnen linteel boven het raam en een houten dak met zichtbare liggers. De gevelbekleding wordt niet langer gekenmerkt door een witte pleistergevel, maar door een witte glazuursteen die de fragmenten extra zichtbaarheid geeft in het landschap. De nieuwe ateliers krijgen binnenin een grotere witte kalkzandsteen. Tot slot wordt de omsluitende muur opgebouwd uit een aardgetinte baksteen in langformaat die de horizontaliteit van de muur benadrukt.

64


Johan Celsing - Woodland Crematorium 2013, Enskede (Zweden)

65


Drie soorten raamposities tonen de relatie tussen het gereconstrueerde element enerzijds en de nieuwe muur anderzijds. Het eerste raam is het raam in de nieuwe muur in de ateliers die gelijkzit met de gevel. Het tweede raam is het raam uit het gereconstrueerde element en wordt zo geplaatst zoals Van der Laan het wou: in het midden van de muur. Maar uiteraard wordt de constructie aangepast aan de moderne normen. Tot slot komt het derde raam, het raam dat oud en nieuw verenigt, tot buiten de muur zodat de dikte van de muur vanbinnenuit volledig zichtbaar is. 66

1:50


doorsnede in bestaande abdij, 1/100

doorsnede na reconstructie, 1/100

67


de wandeling doorheen het terrein

68


3. SAMENVATTENDE NOTA Rebuilding fragments as new entities is een project dat fragmenten uit Abdij Roosenberg selecteert, herbouwt, herdenkt en een plek geeft in het omringende landschap van de abdij. Binnen-buiten De relatie binnen-buiten was het startpunt voor het onderzoek naar de gevraagde ingreep. Regelmatige bezoeken aan de abdij maakten duidelijk dat Abdij Roosenberg omgeven is door een prachtig boslandschap, maar er tegelijk een grote afstand van neemt. De activiteit bestaat er dan ook meer uit het beschouwen van, dan het betreden tot. Alle ruimtes, zowel de cellae, de pandgang als de gebruiksruimtes, kennen namelijk een sterke kadrering van het omliggende boslandschap. Toch blijkt het een opgave als men een toegang zoekt om dit landschap te betreden. De abdij houdt dus het wilde ‘buiten’ op afstand om het serene ‘binnen’ te kunnen versterken. Dit gegeven resulteerde in de beslissing om ín het landschap te werken, in plaats van ernaast. Ten tweede wijdde Dom Hans van der Laan in zijn boek De Architectonische Ruimte een hoofdstuk aan de relatie binnen-buiten. In dit hoofdstuk bouwt hij een theorie op die de ervaringsruimte opdeelt in drie steeds groter wordende ruimtes: de cella (handelsruimte), de court (de loopruimte) en het domein (het gezichtsveld). Hij legt hierbij de nadruk op de twee secundaire relaties van binnen en buiten, tussen cella en hof enerzijds, tussen hof en domein anderzijds. Deze ervaring en deze theorie vormden de start van het ontwerponderzoek. Programma De programmatorische vraag van een academisch centrum en kunstenaarsresidenties resulteerde in de conclusie dat de ruimtes van de abdij niet geschikt zijn om beide van deze disciplines in onder te brengen. Planmatig kennen de ruimtes in het Roosenberg-plan zeker een bepaalde afmeting die bruikbaar is. Puur pragmatisch ontbreken in de abdij echter heel wat elementen om deze te laten functioneren als echte kunstenaarsateliers. In de nieuwe ingreep zal de abdij dan ook het centrum van de academische kennis worden, met daarrond de verschillende entiteiten van de kunstenaarspraktijk. Reconstructie De volgende vraag bestond erin hoe die nieuwe ingrepen nu zouden kunnen worden geconstrueerd zonder dat ze afbreuk zouden doen aan de abdij, maar er toch sterk de relatie ermee zouden behouden. Het abdijplan zelf bestaat als het ware als een aaneenschakeling van verschillende entiteiten rond een centrale binnentuin met pandgang. Om nieuwe entiteiten te gaan realiseren in het landschap, werd dan gekozen om van vijf van deze bestaande elementen te gaan reconstrueren in het omringende bos. Door deze actie kreeg het project de vrijheid om die elementen op zichzelf te gaan herdenken zonder rekening te houden met erfgoedregulering. Fragmenten Om deze fragmenten tot goeie residenties te maken, werden aan elk element nieuwe atelierruimtes gekoppeld. Zo werden plekken gecreëerd waar verschillende soorten kunstenaarscollectieven hun intrek kunnen nemen. sDe ruimtes zijn flexibel zodat verschillende scenario’s mogelijk zijn. Omsloten tuin Een volgende stap was de terugkoppeling aan het eerste onderzoek van het binnenbuiten. Samen met dit eerste onderzoek en met het onderzoek naar de kloostergeschiedenis waar elke Kartuizermonnik naast zijn eigen cella ook een eigen tuin kreeg, werd ervoor gekozen om de 69


zijn eigen omsloten tuin. De ommuring in aardegetinte baksteen van deze tuin loopt door tot rond de fragmenten en zorgt zo voor een muur die elke residentie tot een binnen maakt. Vervolgens werd deze muur ter hoogte van de tuin ontdubbeld. Deze ontdubbeling doet terugdenken aan de pandgang die de omsloten binnentuinen van het klooster omringt en zorgt voor een versterking van de omarming van het landschap. Tot slot werd de pandgang op bepaalde plekken geswitcht zodat een stuk publieke pandgang ontstaat die toch afgesloten blijft van de residenties. Die publieke pandgang dient als tentoonstellingsruimte voor de vorige artists-in-residence van die entiteiten. Zo wordt voor de bezoeker een wandeling gecreĂŤerd over het terrein met bepaalde ankerpunten waar het werk van die kunstenaars te zien is. Kortom, dit project probeert een extra betekenis toe te voegen aan het gelaagde portret van Abdij Roosenberg aan de hand van ingrepen op kleinere schaal die als eigen entiteiten functioneren, maar tegelijk een sterke relatie behouden met de bestaande abdij en zijn landschap.

70


4. BIBLIOGRAFIE

ARTIKELS VOET, Caroline, ‘The poetics of order: Dom Hans van der Laan's architectonic space’, Architectural Research Quarterly, volume 16 (2012), 2, pp. 137-154. BOEKEN AFMAN, Huib; VAN DER STELT, Corné; Where the magic happens: schrijverskamers (Tielt: Lannoo, 2016). DE MEULEMEESTER, Maurits. De Abdij Van Roosenberg Te Waasmunster. (Sint-Niklaas: Crombez, 1922). DE WIT, Saskia; ABEN, Rob; De omsloten tuin. Geschiedenis en ontwikkeling van de hortus conclusus en de herintroductie ervan in het hedendaags stadslandschap. (Rotterdam: Uitgeverij 010, 1998). DEMEULEMEESTER Thijs; HENDRIKX, Diane; LOGAN, Sandy; Artists at home/work. (Antwerpen: Luster, 2016). FERLENGA, A., VERDE, P., & GALLO, A. (2001). Dom Hans van der Laan : works and words. (Amsterdam: Architectura & natura press, 2001). PANTSTERS, Krijn; The Carthusians in the Low Countries: Studies in Monastic History and Heritage. (Leuven: Peeter Publishers, 2014). VAN DER LAAN, Hans; De architectonische ruimte. Vijftien lessen over de dispositie van het menselijk verblijf (Leiden: Brill, 1992). VOET, Caroline; BRÜGGEMANN, Gerhard; CARPENTIER, Rob. Dom Hans van der Laan, Tomelilla : architectuurtheorie in de praktijk uiteengelegd. (Amsterdam: Architectura & Natura, 2016). VOET, Caroline; VERPOEST, Luc; SCHOONJANS, Yves; Between the Lines and Its Margins : Spatial Systematics In the Work of Dom Hans Van Der Laan (1904 - 1991). (Leuven: KU Leuven. Arenberg doctoral school of science, engineering & technology, 2013). VON ELLRICHHAUSEN, Sofia; PEZO, Mauricio; Spatial structure. (Copenhagen: Architectural Publisher, 2016). SCRIPTIES BUYSE, Heleen; “Dom Hans van der Laan”, scriptie, Universiteit Gent, ac. jaar 1999-2000. VAN SANTVOORT, Linda; “Een architectuurtypologische benadering of een andere kijk op het kunstenaarsatelier.”, scriptie, Universiteit Gent, ac. jaar 2009-2010. VAN VLAENDEREN, Frederik; DAVIDTS, Wouter; “Het Kunstenaarsatelier Als Architecturale Opdracht.”, scriptie, Universiteit Gent, ac.jaar 2006-2007. WEBSITES ‘Abdij Roosenberg’, http://www.abdij-roosenberg.be/ (29/10/2016, 25/03/2017). ‘Carthusian Abbeys’, http://www.1902encyclopedia.com/A/ABB/abbey-18.html (23/11/2016, 25/03/2017). ‘Ekely’, https://nl.wikipedia.org/wiki/Ekely, (29/12/2016, 26/05/2017). ‘Laatste dagen van religieuzen in Roosenbergabdij vereeuwigd’, https://www.kerknet.be/kerknet-redactie/fotoreportage/laatste-dagen-van-religieuzen-roosenbergabdij-vereeuwigd, (24/02/2017, 02/06/2017). ‘The New Crematorium, The Woodland Cemetery / Johan Celsing Arkitektkontor’, http://www.archdaily. com/547748/the-new-crematorium-the-woodland-cemetery-johan-celsing-arkitektkontor (22/09/2014, 29/05/2017) ‘Universiteit wordt mede-eigenaar van Abdij Roosenberg en vestigt er studie- en congrescentrum’, http://nieuws.kuleuven.be/node/17443 (23/12/2016, 02/06/2017). OOMEN ARCHITECTEN, ‘Van Gogh Artist-in-residence Zundert’, http://oomenarchitecten.nl/alle-projecten/ van-gogh-artist-in-residence-zundert (12/05/2015, 24/05/2017) 71


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.