A
jaarverslag 2006
Universitair Ziekenhuis Antwerpen
jaarverslag 2006
2
inhoud jaarverslag 2006
3
1. Woord vooraf
6
2. Verhalen over kennis en innovatie 10 Innovatieve oogchirurgie tast grenzen af
12
Aurea, het beste uit de fysica en de geneeskunde
14
Leidinggevend kankeronderzoek en -behandeling
16
Centrum voor Gerechtelijke Geneeskunde timmert aan de weg
18
Vernieuwend onderzoek naar antibioticaresistentie
20
Samenwerkingsakkoorden zijn een goede zaak
22
Cardiale CT-scan laat preventief hart- en vaatonderzoek toe
24
8H4every1 bundelt opleidingsinspanningen voor verpleegkundigen
26
Virtuele colonoscopie rekent af met de nadelen van het traditionele dikke darmonderzoek
28
Centrum voor Celtherapie en Regeneratieve Geneeskunde (CCRG) verricht baanbrekend werk
30
Internationale ontwikkelingskansen voor obesitasonderzoek
32
3. 2006 in cijfers
36
Bespreking van de jaarcijfers
36
Ziekenhuisactiviteiten
40
Personeelsgegevens
46
Apotheek
49
4. Wie is wie
54
Raad van Bestuur
55
DirectiecomitĂŠ
55
Medische Raad
55
5. Opdrachtverklaring
58
ruimte voor innovatie Universitair Ziekenhuis
6
Antwerpen
Johnny Van der Straeten gedelegeerd bestuurder
Woord vooraf 7
Het UZA werkt als universitair expertisecentrum in een sector waar progressieve innovatie van groot belang is. Innovatie bestaat niet zozeer uit de uitvinding van nieuwe technologie, maar uit steeds evoluerende therapieën op basis van medische en wetenschappelijke kennis. Échte therapeutische innovaties lijken op papier soms slechts kleine vernieuwingen, voor de patiënt betekenen ze vaak een hogere levenskwaliteit en een belangrijke verbetering. De basis voor onderzoek en ontwikkeling wordt in de eerste plaats gelegd door het aantrekken en behouden van een excellent medisch corps. De innovatieve kracht van onze artsen blijkt uit hun hoogstaande wetenschappelijke publicaties. In het UZA is er een sterke samenhang tussen het human resources beleid, het investeringsbeleid en de productiviteit, met als doel ook in de toekomst succesvol te blijven in de ontwikkeling van nieuwe therapieën en topreferentiezorg. Excellente medewerkers motiveren om het conventioneel denken uit te dagen en blijvend te streven naar vernieuwing, doen we op verschillende manieren. Belangrijk is de inspanning die het UZA levert om iedereen in het ziekenhuis permanent op te leiden en te trainen. Investeringen in onderzoek en nieuwe technologie creëert dan weer de
materiële mogelijkheden voor innovatief denken. Wij streven ook naar efficiëntie in het gebruik van de opgebouwde kennis. Ten slotte werken onze artsen, het ondersteunend en verzorgend personeel en de onderzoekers niet geïsoleerd maar in teams, waardoor ze problemen onmiddellijk multidisciplinair kunnen aanpakken. In het UZA is er geen ‘overdracht’ van wetenschappelijk onderzoek naar medische toepassingen. De artsen die het wetenschappelijk onderzoek leiden, passen het ook toe in de patiëntenzorg. Dat is het voordeel van een universitair ziekenhuis op mensenmaat. In de gezondheidszorg bouwen we allemaal aan de toekomst. Hoe wij in het UZA ruimte creëren om de toekomst op een innovatieve manier vorm te geven, is de rode draad doorheen dit jaarverslag.
verhalen over
10
kennis en innovatie
11
Het Universitair Ziekenhuis Antwerpen geeft voortdurend vorm aan de toekomst. Kennisontwikkeling en innovatie staan er centraal en garanderen patiĂŤntenzorg van de hoogste kwaliteit. Ook in 2006. Een selectie verhalen over kennis en innovatie.
12
prof. dr. Marie-JosĂŠ Tassignon diensthoofd oftalmologie
ruimte voor
gedrevenheid
13
Innovatieve oogchirurgie tast grenzen af. In 2006 onderging Koning Albert II in het UZA een cataract-operatie. Daarbij hanteerde prof. dr. Marie-José Tassignon een nieuwe, door haar ontwikkelde techniek. Hierbij wordt het kapselzakje in de kunstlens geschoven, waardoor secundaire cataract (herval) vermeden wordt. Deze nieuwe techniek vindt nog maar haar ingang in oftalmologische kringen, maar professor Tassignon tast reeds andere grenzen af. “De chirurgie van de lens (lenticulaire chirurgie) zal de laserchirurgie (refractieve chirurgie) van de cornea stilaan vervangen”, stelt Marie-José Tassignon, diensthoofd oftalmologie. “In eerste instantie omdat de risico’s voor de kwaliteit van het zicht bij laserchirurgie groter zijn. Maar ook omdat de lenticulaire chirurgie heel wat meer mogelijkheden biedt.”
Patenten “Ik zie innovatieruimte op een aantal gebieden. Eerst en vooral proberen we de kwaliteit van onze lenzen te verbeteren. Vooral voor wat de gaafheid en helderheid van het beeld betreft. Maar er is meer mogelijk. We zijn volop bezig aan de ontwikkeling van de torische lens die afwijkingen van het hoornvlies mee corrigeert. Daarvoor werd reeds een patent aangevraagd. Verder kunnen we ook de accommodatie (het ophangingsysteem) van de lens verbeteren. Voor deze techniek werd eveneens een patent aangevraagd.” “En we denken ondertussen nog een stap verder. Als we het optisch gedeelte van de kunstlens kunnen scheiden van het ophangingsysteem in het kapselzakje, dan staat de weg open voor het gebruik van verwijderbare lenzen (‘removable optic lenses’). Dit laat toe, wanneer er nieuwe lensmaterialen op de markt komen, de oude te vervangen zonder aan het ophangingsysteem te raken.
Daarnaast is het ook mogelijk om in het oog vergrotingssystemen in te bouwen. Dat is vooral nuttig bij patiënten die omwille van retinale problemen slecht zien. Het spreekt voor zich dat we ook dit idee volop aan het bestuderen zijn.”
Partners “De technieken worden steeds verfijnder en de chirurgie moet volgen. De behandeling van cataract is ondertussen een protocollaire ingreep geworden, waarvan we er jaarlijks 1.200 uitvoeren. Dat laat ons toe – voor wat het operatieve gedeelte betreft – in de richting van robotica te denken. Gestandaardiseerde microchirurgie is de toekomst en zal het mogelijk maken aan de stijgende patiëntenvraag tegemoet te komen. Een Amerikaans bedrijf wil daar met ons meedenken.” “Het pure klinische onderzoek staat eveneens hoog op onze prioriteitenlijst. Zo zijn er vandaag geen benchmarks beschikbaar over de zichtkwaliteit van de verschillende leeftijdgroepen, of volgens de lengte en curvatuur van de oogbol. We zouden echter graag willen weten wat een patiënt op het vlak van zichtkwaliteit verwacht. Dit soort onderzoeken blijft natuurlijk niet beperkt tot het puur medische
aspect. Onze afdeling is daarom intensief bezig met aanverwante vakdomeinen, zoals fysica en optica. Daarvoor hebben we een fysicus en een optisch ingenieur in ons team opgenomen. Die manier van werken is, denk ik, zonder meer innovatief en als universitair ziekenhuis moeten we dat promoten. Ik sta er alvast volledig achter.”
14
prof. dr. wet. Floris Wuyts wetenschappelijk afdelingshoofd AUREA
ruimte voor
multidisciplinair onderzoek
15
AUREA, het beste uit de fysica en de geneeskunde. Als hoogleraar medische fysica staat prof. dr. wet. Floris Wuyts aan het hoofd van het Antwerps Universitair Research centrum voor Evenwicht en Aerospace (AUREA). Het nieuwe centrum maakt deel uit van de dienst neus-, keel- en oorziekten (NKO) die onder leiding staat van prof. dr. Paul Van de Heyning. AUREA opende in 2006 zijn deuren in aanwezigheid van de Vlaamse astronauten Dirk Frimout en Frank De Winne. Floris Wuyts: “AUREA wil technieken op punt stellen waarmee we het evenwichtssysteem van de mens zo breed mogelijk kunnen evalueren. Het centrum geniet nu reeds internationale uitstraling. Het bewijs: in mei 2006 kwamen 25 topwetenschappers (onder meer van de ruimtevaartorganisaties ESA en NASA) het nieuwe centrum bezoeken en waren op zijn minst onder de indruk.” “De kennis die we opdoen, door het bestuderen van de fundamentele karakteristieken van het evenwichtssysteem, komt de NKOpatiënten van het UZA ten goede. Een aantal onderzoeksprojecten die we hier uitvoeren, verlopen in opdracht van ruimtevaartorganisaties, zoals het ESA en de NASA. Daarbij kunnen we beroep doen op baanbrekende technologie, zoals het ‘Visual Vestibular Investigation System’ en de ‘Short Arm Human Centrifuge’.”
Top vijf “Het is onze ambitie om met dit onderzoekslabo een plaatsje bij de top vijf van de wereld te veroveren. Het grootste voordeel is dat de acht medewerkers van onze onderzoeksgroep ofwel deel uitmaken of zeer nauw kunnen samenwerken met de kliniek. Zo kunnen we veel efficiënter zoeken naar methodes voor het verfijnen van de diagnosestelling bij patiënten en doelgerichter nadenken over mogelijke therapieën.”
“In de toekomst willen we hier een ganglabo installeren. Zo kunnen we, in het kader van de revalidatie, bepaalde gangpatronen bestuderen. Verder willen we onderzoek doen naar de correlatie tussen het evenwicht en de bloeddrukregeling (autonome functie). En ik zie ons ook actiever worden in het onderzoek naar problemen bij de luchtvaart, bijvoorbeeld omtrent het ontstaan van desoriëntatie bij piloten.”
Zo bouwen we samen aan het ultieme doel van AUREA: het beter maken van de patiënt en het optimaliseren van zijn of haar levenskwaliteit.”
“Het investeren in multidisciplinariteit, in het samenbrengen van verschillende wetenschappen zoals fysica en geneeskunde, rendeert. Elke week zie ik AUREA, de hoogtepunten samen met een NKO-arts een aantal van 2006 patiënten. Het is uiteindelijk de arts die instaat voor de diagnose • opstarten van 2 grote projecten en de behandeling. Maar voor ESA met steun van Prodex deze consultaties zijn ook • verhuis van het vestibulair functielabo voor mij belangrijk: naar een nieuwe vleugel in het UZA en ze verschaffen de oprichting van AUREA: 300 m2 ruimte inzichten voor het voor evenwichtsonderzoek optimaliseren van • opening met afgevaardigden van ESA, onderzoeksDirk Frimout en Frank De Winne methoden en therapieën. • bezoek van topwetenschappers • installatie van het ‘Visual Vestibular Investigation System’ • samenwerking met andere nationale en internationale onderzoeksgroepen, zoals het Massachusetts Institute of Technology (MIT) • testen ruimteziekte • samenwerking met Imec rond innovatieve onderzoekstechnologie voor evenwichtsonderzoek
16
prof. dr. Jan Baptist Vermorken diensthoofd oncologie
prof. dr. Paul Van Schil diensthoofd thoraxen vaatheelkunde
ruimte voor
multidisciplinariteit
17
Leidinggevend kankeronderzoek en -behandeling. De diensten oncologie en thorax- en vaatheelkunde van het UZA werken nauw samen om kankertherapieën te verbeteren, zonder dat het welzijn van de patiënten in het gedrang komt. Vorig jaar introduceerden prof. dr. Jan Baptist Vermorken (diensthoofd oncologie) en prof. dr. Paul Van Schil (diensthoofd thorax- en vaatheelkunde) een nieuwe behandeltechniek: de geïsoleerde longperfusie. Het UZA is daarmee het eerste ziekenhuis in België dat deze techniek toepast. De geïsoleerde longperfusie combineert het wegnemen van uitzaaiingen in de longen met het lokaal toedienen van chemotherapie. “Hoe dichter we de chemo bij de kankercellen kunnen afleveren, hoe minder het gestel van de patiënt er onder lijdt”, stelt professor Van Schil. “Bij deze techniek creëren we een geïsoleerde bloedbaan, waardoor de chemo alleen de aangetaste long(en) bereikt en buiten de rest van het lichaam blijft. Hierdoor kunnen we een grotere dosis toedienen en blijft het effect van de therapie beperkt tot de plaats waar de uitzaaiingen zich bevinden. Op termijn willen we deze vorm van chemobehandeling minder invasief maken en tegelijkertijd de behandelingsfrequentie verhogen. We onderzoeken nu samen met de collega’s van radiologie of dit technisch kan door het gebruik van een ballonkatheter via de lies.” Professor Vermorken: “Een aantal jongere collega’s kozen de geïsoleerde longperfusie als thema voor hun doctoraal proefschrift. In de fase 1studie zagen we reeds goede resultaten. De techniek bevindt zich nu in een fase 2-studie, waarbij we een min of
meer homogene groep van patiënten volgen en het overlevingseffect van de behandeling nagaan. We doen dat samen met onze Nederlandse collega’s uit Nieuwegein en Leiden. Het is nog te vroeg voor definitieve resultaten, maar de gemeten toxiciteit in de longen als gevolg van de behandeling valt alvast goed mee. Globaal zie je dat patiënten met deze aandoening een vijfjaarsoverleving kennen van 30%. We zouden dit overlevingscijfer dankzij deze nieuwe techniek graag zien toenemen. Maar dat zal pas duidelijk blijken uit een fase 3-studie.” Professor Vermorken besluit: “Naast de ontwikkeling van innovatieve technieken zijn we eveneens op zoek naar nieuwe medicatie voor bijvoorbeeld de hoofd-halsoncologie. Onze studies hebben reeds geleid tot een wijziging van de standaardbehandeling, die nu betere resultaten laat zien. Als voorzitter van de ‘European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC) Head and Neck Cancer Group’ help ik mee de voortrekkersrol van het UZA vorm te geven. En ook in Vlaanderen hebben collega’s de handen in elkaar geslagen en de Vlaamse
Werkgroep Hoofd-Halstumoren (VWHHT) opgericht. Dat gebeurde in samenwerking met een aantal universitaire ziekenhuizen en perifere centra. Het eerste symposium van deze werkgroep vond vorig jaar in december plaats. Dat heb ik graag zien gebeuren. Want alleen door in dit soort initiatieven onze rol op te nemen kunnen we het UZA zowel nationaal, als internationaal op de kaart zetten.”
18
ruimte voor prof. dr. Werner Jacobs hoofd Centrum voor Gerechtelijke Geneeskunde
ambitie
19
Centrum voor Gerechtelijke Geneeskunde timmert aan de weg. In april 2006 ging het Multidisciplinair Centrum voor Gerechtelijke Geneeskunde (CGG) officieel aan de slag. Het verenigt activiteiten op het vlak van de forensische geneeskunde en pathologie, het forensisch DNA-onderzoek en de forensische psychiatrie onder één dak. Prof. dr. Werner Jacobs overloopt de activiteiten van het voorbije jaar en de trends op het domein van de forensische pathologie. Werner Jacobs: “Het CGG is in 2006 betrokken geweest bij het forensisch onderzoek van een aantal spraakmakende zaken. Denk maar aan de moorden van Hans Van Themsche, het busincident met Guido De Moor en de opgraving van het lichaam van Katrien De Cuyper. Daarnaast hebben we met het team ongeveer 2.000 gerechtelijke expertises uitgevoerd, waarvan er ongeveer 800 te maken hadden met DNA-onderzoek en de overige 1.200 zich vooral op het domein van de gerechtelijke geneeskunde afspeelden. Verder hebben ikzelf of mijn medewerkers zo’n dertig keer getuigenissen afgelegd in assisenzaken. Een zware agenda voor een eerder klein team van forensische experts.”
Evoluties “Ik zie twee grote evoluties in de werking van het CGG”, zegt Werner Jacobs. “Vooreerst krijgen we meer aanvragen voor DNA-analyses in het kader van ‘high volume crimes’. Ik denk daarbij
aan overvallen, diefstallen en inbraken. Vaak zijn de daders onbekend, maar trachten we toch alle mogelijke DNAsporen te analyseren en door te sturen naar de Nationale DNA-Databank. Via die databank kunnen verbanden blootgelegd worden met andere feiten of met personen die reeds gekend zijn. Vorig jaar hebben we zo’n 3.000 DNAprofielen opgesteld.” “Daarnaast gaan we steeds vaker naar de potentiële plaats delict om verdachte overlijdens te onderzoeken. Magistraten zijn zich meer en meer bewust van de rol die de wetsdokter kan spelen bij het evalueren van een mogelijke plaats delict bij een verdacht overlijden. Dat is een goede zaak. Ook voor ons werk is het een voordeel om aan het technischwetenschappelijk politioneel onderzoek te kunnen deelnemen. In 2006 hebben de forensisch pathologen verbonden aan het CGG samen meer dan 500 verdachte en/of gewelddadige overlijdens onderzocht.”
Belang van opleiding en beeldvorming En wat brengt de toekomst? Werner Jacobs: “Ondanks de verhoogde alertheid van de magistraten bij onverwachte overlijdens zou ik België toch graag zien evolueren naar een ‘coroner’systeem, zoals in de Angelsaksische landen. Daar is een magistraat – de ‘coroner’ – bevoegd om alle overlijdens te onderzoeken. Die hoeven niet noodzakelijk crimineel van aard te zijn. Door overlijdens systematisch te onderzoeken, kan je nieuwe tendensen in de volksgezondheid op het spoor komen en opvolgen. Ook wordt er werk gemaakt van een meer solide opleiding van de toekomstige forensische artsen. De jonge forensische artsen dienen een zeer brede en gevarieerde vorming te krijgen, gaande van autopsietechnieken, sporenonderzoek op de plaats delict, criminalistiek, onderzoek van slachtoffers van gewelddaden tot expertise in medische aansprakelijkheid.”
20
ruimte voor
internationale expertise Vernieuwend onderzoek naar antibioticaresistentie. GRACE verenigt 17 academische groepen en 5 KMO’s verspreid over meer dan 9 lidstaten van de Europese Unie. GRACE* is een expertisenetwerk dat zich toelegt op het onderzoek van ‘communityverworven lage luchtweg infecties’ (LLWI), één van de belangrijkste redenen voor een bezoek aan de huisarts. Het overmatig gebruik van antibiotica voor de behandeling van LLWI’s kost veel aan de gemeenschap. Temeer daar er een dramatische stijging van antibioticaresistentie wordt vastgesteld (nu reeds 28% in Vlaanderen).
Via een Europees onderzoeksprogramma, in samenwerking met 17 academische groepen en 5 KMO’s, wil GRACE deze antimicrobiële resistentie van antibiotica bestrijden. Hoe? Door expertisecentra en het exploiteren van genomica in het onderzoek van LLWI’s te integreren. Prof. dr. Herman Goossens (diensthoofd klinische biologie) staat aan het roer van dit in 2006 gestarte programma.
Fundamenten bouwen Herman Goossens: “2006 stond vooral in het teken van het tot stand komen van een sterke vertrouwensrelatie tussen de verschillende GRACE-partners. In eerste instantie wilden we een genomisch laboratoriumnetwerk in acht Europese landen en een netwerk van huisartsen in 12 Europese landen ontwikkelen. Vandaag nemen er reeds 14 huisartsennetwerken (650 huisartsen) aan deel. Op die manier verenigt GRACE zowel onderzoekers uit de basislaboratoriumwetenschappen, de klinische geneeskunde en uit de gezondheidseconomie. Samen zullen zij klinische waarnemings- en interventiestudies uitvoeren, aan gezondheidseconomisch onderzoek doen en opleiding en vorming voorzien om het beleid ten opzichte van de behandeling van deze infecties te veranderen.” “Om dat netwerk te activeren was er heel wat communicatie en een goed uitgebouwde informaticastructuur nodig. In 2006 hebben we dan ook zwaar geïnvesteerd in een gebruikersvriendelijk communicatienetwerk, inclusief web based registratiesysteem. Hoewel het managementteam van GRACE haar vaste stek heeft in Antwerpen, heb ik vorig jaar vooral gereisd. Mijn missie: het netwerk leren kennen en de doelstellingen persoonlijk uitleggen aan alle betrokken partners.”
21
Eerste resultaten “Via een kwantitatief onderzoek van huisartsennetwerken in 12 Europese landen hebben we tijdens het eerste jaar van GRACE de huidige aanpak van LLWI’s in kaart gebracht. In dat onderzoek werd de LLWI-behandeling en de behandelingsresultaten van meer dan 3.000 patiënten opgenomen. De gegevens, verzameld tijdens de afgelopen winterperiode, zullen in 2007 geanalyseerd worden. De conclusies van dit eerste onderzoek zullen de basis vormen voor het opstellen van een klinisch platform en voor het uitvoeren van grotere interventiestudies.” “GRACE heeft ook samenwerkingsakkoorden met andere lopende onderzoeksprogramma’s, zoals Champ en Happy Audit. We wonen elkaars vergaderingen bij en pakken samen deelprojecten aan. Op termijn willen we ook een ‘foundation’ oprichten, waarmee we budgetten willen genereren om verder onderzoek te financieren. Hoewel GRACE nog een lang traject te gaan heeft, denken we nu al aan het vervolg. Want een netwerk zoals GRACE mag na dit programma niet zomaar verdwijnen.” * Genomics to Combat Resistance against Antibiotics in Communityacquired LRTI in Europe.
prof. dr. Herman Goossens diensthoofd klinische biologie
22
Johnny Van der Straeten gedelegeerd bestuurder
ruimte voor
netwerking
23
“Samenwerkingsakkoorden zijn een goede zaak.” De strategische focus van het UZA ligt op acute somatische zorg voor volwassenen, met de nadruk op intensieve zorg en op de verzorging van patiënten met cardiovasculaire en oncologische aandoeningen. Tegelijkertijd wil het UZA tot een optimalisatie van haar andere taken komen. En daar komen partnerships goed van pas. Gedelegeerd bestuurder Johnny Van der Straeten legt uit: “Voor een universitair ziekenhuis is de ontwikkeling van kwaliteitsvolle patiëntenzorg een kernopdracht. In Vlaanderen hebben we partners nodig om zowel kwantitatief als kwalitatief op hoog niveau te blijven. Daarom voeren we permanent overleg met de andere Antwerpse ziekenhuizen, zowel met het Ziekenhuis Netwerk Antwerpen, als met de private, christelijk geïnspireerde ziekenhuizen.” “In april 2006 ondertekenden alle betrokken Antwerpse ziekenhuizen een samenwerkingsakkoord. Dit akkoord werd zowel door de Vlaamse als door de federale overheid positief onthaald. Voor verschillende medische disciplines werd met de uitvoering ervan gestart. Zo is er bijvoorbeeld de beslissing om onze afdeling universitaire psychiatrie over te brengen naar het ZNA Stuivenberg, waar die op academisch niveau in een groter geheel verder zal worden uitgebouwd. Het akkoord promoot ook de netwerking op het vlak van opleiding en wetenschappelijk onderzoek met de andere ziekenhuizen uit de regio.”
Samenwerken rond opleidingen “We netwerken niet alleen met andere ziekenhuizen, maar ook met andere opleidingsinstellingen. Op hoog gekwalificeerd personeel kunnen terugvallen is namelijk zeer belangrijk, zeker in een innovatieve omgeving. In de specialistische opleiding voor artsen worden de nieuwe diagnostische en therapeutische behandelingen die
voortkomen uit het onderzoek van de faculteit geneeskunde geïntegreerd.” “Ook in de verpleging worden hoge kwaliteitseisen gesteld. We stimuleren onze verpleegkundigen om een masteropleiding te volgen. Het is zelfs een voorwaarde voor onze leidinggevende verpleegkundigen. De masteropleiding verpleeg- en vroedkunde wordt georganiseerd aan de faculteit geneeskunde van de Universiteit Antwerpen en loopt in samenwerking met de Antwerpse hogescholen en de Hogeschool Zeeland. Door het samenbrengen van hoog opgeleide professionals krijg je in de patiëntenzorg gemakkelijker een multidisciplinaire behandeling met een betere wisselwerking. In de therapeutische vernieuwing, waar we naar streven, worden ook specialisten uit andere wetenschapsdomeinen betrokken.“ “Het UZA speelt eveneens een actieve rol in het aanbieden van vooropleidingen. We stellen stageplaatsen ter beschikking van verpleegkundigen en paramedici. Die stageplaatsen worden ingevuld door de Antwerpse hogescholen. Daarnaast verzorgen we, samen met de hogescholen, een aantal meer gerichte, specialistische opleidingen, bijvoorbeeld rond intensieve zorgen en medische beeldvorming.”
Projecten in de pijplijn “In 2007 wil het UZA een aantal belangrijke samenwerkingsprojecten realiseren. Ten eerste richten
we met het ZNA Middelheim een gemeenschappelijke dienst radiotherapie op om zo ons oncologisch aanbod te vervolledigen. Ten tweede willen we de volgende fase aanvatten van de eenmaking van de dienst pediatrie. Dat gebeurt in samenwerking met het ZNA Koningin Paola Kinderziekenhuis. Deze samenwerking startte in 2005 en krijgt stilaan haar definitieve vorm. Daarnaast kijken we ook naar mogelijke samenwerking rond cardiologie en cardiochirurgie met de Gasthuiszusters van Antwerpen en Klina (Klinieken Noord-Antwerpen).” “Als universitair ziekenhuis stimuleren we netwerking door permanent op het belang ervan te wijzen voor de opbouw van expertise. We willen een referentiecentrum zijn voor complexe pathologieën en een doorverwijsziekenhuis voor ‘laatste kans’-patiënten. Dit gaat samen met investeringen in de nieuwste technologie en in onze medewerkers. In dat kader stimuleren we onze artsen om zich te bekwamen in gereputeerde buitenlandse centra en hun opgedane medische kennis te valoriseren voor onze patiënten. Die stimulans werkt, want een zeer groot deel van onze patiënten wordt doorverwezen uit andere ziekenhuizen.”
24
prof. dr. Chris Vrints diensthoofd cardiologie
ruimte voor
preventie
25
Cardiale CT-scan laat preventief hart- en vaatonderzoek toe. Jaarlijks sterven wereldwijd negentien miljoen mensen aan hart- en vaatziekten. Daarvan overlijdt een aanzienlijk percentage zonder specifieke voorafgaande klachten. Preventief onderzoek kan dit aantal plotselinge sterfgevallen terugdringen. Het UZA investeerde daarom in een ‘multi slice’ CT-scan, die specifiek voor hart- en vaatonderzoek wordt ingezet. Prof. dr. Chris Vrints (diensthoofd cardiologie) legt uit waarom. “Met dit nieuwe toestel kunnen we op een niet-invasieve manier het hart en de kransslagader onderzoeken. Zo besparen we patiënten een hartkatheterisatie. De CT-scan laat ons eveneens toe gemakkelijker preventief te werken, waardoor we risicogroepen in een pre-klinische fase kunnen doorlichten en tegen later onheil beschermen. De beelden die de CT-scan levert, zijn vrij spectaculair. De cardioloog kan, bij wijze van spreken, een virtueel bezoek brengen aan het hart van de patiënt. We kunnen het hart langs alle kanten bekijken, waardoor we een goed beeld krijgen van de kamers, kleppen, wanden en kroonaders.” “Ontstekingen van de kransslagaderwand vormen vaak de oorzaak van een hartinfarct. Wanneer zo’n ontstekingshaard (plaque) openbarst en ontstoken cellen in contact komen met het bloed, kunnen er bloedklonters ontstaan die tot een hartinfarct leiden. Dankzij de cardiale CT-scan kunnen we plaques opsporen en medicinaal behandelen nog voor ze problemen veroorzaken. Deze preventieve tussenkomst is misschien minder
heroïsch dan het inplanten van een kunsthart, maar het is minstens even belangrijk. Hierdoor kunnen we immers zwaar invasieve ingrepen vermijden. Als universitair ziekenhuis hebben we daar zeker een voorbeeldfunctie te vervullen.” “Omdat een cardiale CT-scan een volledig beeld geeft van de borstkas, komen er soms ook andere dan hartproblemen aan het licht. Dankzij de nauwe samenwerking met de collega’s van radiologie kunnen die afwijkingen nu geduid en behandeld worden. Ook het preventief hartonderzoek bij vrouwen verloopt vlotter. Dat was vroeger wel eens een probleem. Niet alleen omdat hartklachten bij vrouwen meestal vager zijn, maar vooral omdat de klassieke onderzoeken regelmatig een vals positief resultaat gaven. Het nemen van een cardiale CT-scan blijkt nu voor vrouwen de beste manier om een hartziekte uit te sluiten.” “De technologie zal zeker nog verder evolueren”, stelt Chris Vrints. “Het zou bijvoorbeeld mooi zijn, mochten we met de CT-scan meteen ook een beeld kunnen krijgen van de
doorbloeding van de hartspier en van het suikermetabolisme. Of dat we de samenstelling van de slagaderwanden in detail zouden kunnen bekijken. Om hierover een volledig beeld te krijgen, moeten we vandaag nog invasieve en niet-invasieve technieken combineren. We kijken dus eveneens in de richting van onze technologische partners om verder in deze beeldvormingtechnieken te investeren. Het UZA is er alvast klaar voor.”
26
ruimte voor
opleiding en vorming 8H4every1 bundelt opleidingsinspanningen voor verpleegkundigen. Verpleegkundigen werken het liefst samen met competente collega’s. Collega’s waarop zij kunnen terugvallen en vertrouwen. Opleiding en vorming zijn noodzakelijk om het vereiste competentieniveau op peil te houden, maar daar staan soms praktische bezwaren in de weg. Paul Van Aken, directeur patiÍntenzorg, licht de visie van het UZA toe.
“Bijscholing is zeer belangrijk als we onze status van magneetziekenhuis willen waarmaken. Het geven van opleidingen aan verpleegkundig personeel is echter geen sinecure. Verpleging is een 7-op-7 en 24-op-24 activiteit. Gevolg is dat nooit alle medewerkers tegelijkertijd te bereiken zijn. Daarnaast moet je heel wat medewerkers voor langere tijd bij elkaar zien te krijgen, zonder dat ze door ‘het werk’ gestoord kunnen worden. Bij vroegere opleidingssessies, zagen we net om die reden een grote deelnemersuitval. Met het opleidingsprogramma ‘Eight hours for everyone’, kortweg ‘8H4every1’, wilden we dit vermijden. En dat is gelukt.” “Met 8H4every1 hebben we, over een periode van vier maanden, al onze verpleegkundigen bereikt. Hoe dat kan? Door een dagprogramma een aantal keren te organiseren, de data ruim op tijd aan de hoofdverpleegkundigen door te geven en door er veelvuldig over te communiceren. Bovendien werden de verschillende opleidingsthema’s zorgvuldig geselecteerd, zodat elke verpleegkundige er zijn gading in kon vinden.” Tijdens de opleidingsdag kwamen zowel verpleegtechnische, als hrgerichte thema’s aan bod. Specialisten bespraken recente evoluties in de wond- en decubituszorg of actiepunten voor verpleegkundigen in het preanalysestadium van de klinische biologie. Maar ook thema’s als brandveiligheid, functioneringsgesprekken en patiëntenrapportering werden besproken. De visie, missie en doelstellingen van het UZA liepen als een rode draad door het geheel.
Paul Van Aken: “We willen de verpleegkundigen inderdaad bewust maken van onze wil om een magneetstatus te verwerven. Vanuit een hoogkwalitatieve patiëntenzorg willen we een voldoende instroom van goed opgeleide verpleegkundigen creëren en zo een meerwaarde creëren met de resultaten die we behalen. Vandaag is 87% van de UZA-medewerkers in de patiëntenzorg (hoog)gekwalificeerd. Een cijfer waarmee we duidelijk boven het gemiddelde uitsteken.”
Resultaten Welke resultaten kan 8H4every1 uiteindelijk voorleggen? Paul Van Aken: “We hebben de laatste maanden van 2006 zeven opleidingssessies gehad. Daaraan namen telkens een 150 verpleegkundigen uit alle afdelingen deel. In februari 2007 hebben we nog een extra dag ingelast. Dit om collega’s, die door omstandigheden niet eerder aanwezig konden zijn, toch hun opleiding te kunnen geven. Uit de evaluaties blijkt dat acht op tien deelnemers dit concept helemaal zien zitten en er in 2007 een vervolg op verwachten. Een verwachting waaraan we, ook de volgende jaren, graag tegemoet zullen komen.”
Paul Van Aken directeur patiëntenzorg
27
28
dr. Katrien De Jongh staflid radiologie
ruimte voor
investeringen
29
Virtuele colonoscopie rekent af met de nadelen van het traditionele dikke darmonderzoek. Sinds april 2006 beschikt de radiologie-afdeling van het UZA over een CT-scan die kan ingezet worden voor ‘virtuele colonoscopie’, zeg maar een virtuele reconstructie van de dikke darm. Vroeger kon je voor een dikke darmonderzoek opteren voor een RXcolonclysma of voor een endoscopisch onderzoek. De virtuele colonoscopie rekent af met de nadelen van beide voorgaande technieken. Patiënten ervaren de virtuele colonoscopie als minder onaangenaam dan een RX-colonclysma of een endoscopisch onderzoek. Daarnaast is de virtuele colonoscopie qua voorbereiding minder belastend dan een RX-colonclysma en vraagt het minder inspanning van de patiënt dan een endoscopisch onderzoek. De voorbereiding tot het onderzoek duurt een drietal dagen, waarin de patiënt een restenarm dieet moet volgen. De eigenlijke scan neemt amper tien minuten in beslag. De CT-scan geeft een veel gedetailleerder beeld van het darmstelsel dan een RX-colonclysma. Je bekijkt het van binnenuit en je kan er, bij wijze van spreken, virtueel doorheen wandelen. Nadeel is wel dat de arts bij een virtuele endoscopie geen biopsies kan nemen. “De techniek van de virtuele colonoscopie komt steeds meer aan bod
tijdens symposia en congressen”, zegt dr. Katrien De Jongh, staflid radiologie. “We hebben de evolutie van deze techniek met interesse gevolgd. Bij de vervanging en uitbreiding van onze CT-scan, hebben we software voorzien om virtuele onderzoeken uit te voeren. We gebruiken de virtuele colonoscopie hoofdzakelijk voor screenings. Bijvoorbeeld bij mensen met tumorgevallen in de familie of voor de opvolging van reeds gekende poliepen. Maar ook voor het verder op punt stellen van een diagnose bij colonkanker. Dan gaan we met de virtuele colonoscopie na of er verderop nog andere tumoren te vinden zijn en of de lever is aangetast.”
“We zijn tevreden dat we de virtuele colonoscopie nu ook aan de UZApatiënten kunnen aanbieden. Temeer daar we hierdoor een meer gedetailleerde diagnose kunnen stellen in vergelijking met het RX-colonclysma. Op de CT-scan kunnen we reeds poliepen zien van 4 tot 5 mm. Dit in tegenstelling tot de klassieke methode, waarmee we poliepen kunnen zien op voorwaarde dat ze reeds een aanzienlijke grootte
hebben (1 tot 1,5 cm). Poliepen zijn niet noodzakelijk kwaadaardig, maar ze kunnen wel uitgroeien tot tumoren. Vandaar dat we poliepen vanaf 7 mm jaarlijks opvolgen. Wanneer ze groter zijn dan 10 mm wordt de patiënt doorgestuurd om de poliepen via een endoscopie te laten wegnemen. Want voorkomen is beter dan genezen.”
30
ruimte voor
onderzoek, therapie en onderwijs Centrum voor Celtherapie en Regeneratieve Geneeskunde (CCRG) verricht baanbrekend werk. Het CCRG bestaat nog maar net, maar kent nu reeds een gestage groei. Zowel wat het aantal projecten, als wat het aantal medewerkers betreft. Medisch directeur, prof. dr. Zwi Berneman en wetenschappelijk directeur, dr. wet. Viggo Van Tendeloo zijn zeer enthousiast.
31 Prof. dr. Zwi Berneman: “Het CCRG doet zowel aan fundamenteel, als aan klinisch onderzoek en ondersteunt ook de andere UZAafdelingen bij de voorbereiding van (stam)celtherapeutische behandelingen. Celtherapie houdt in dat je cellen, afkomstig van een bepaalde patiënt of van een donor, bewerkt in een steriel celverwerkings-laboratorium (‘clean room’) en ze daarna (opnieuw) toedient aan de patiënt in de hoop dat deze celtransplantatie een therapeutisch effect zal hebben. Naar de toekomst zien we celtherapie ook opduiken in de regeneratieve geneeskunde. Wanneer een patiënt bijvoorbeeld een ruggenmergtrauma oploopt of geraakt wordt door een hartinfarct, bestaat de hoop dat celtherapie ooit het herstel van de beschadigde weefsels in de hand zal werken.”
Tal van toepassingsmogelijkheden Professor dr. Zwi Berneman: “Het centrum is operationeel geworden eind 2005. In maart 2006 werden wij erkend door de Belgische overheid als weefselbank voor stamcellen. Onze activiteiten hebben op dit ogenblik vooral te maken met de bewerking van bloedstamcellen voor stamceltransplantatie, met de verwerking van beenmergstalen die we toedienen aan patiënten met zware hartinfarcten en met het onderzoek naar vaccins met dendritische cellen. Om onze (stam)celbewerkingen te doen, beschikken we voorlopig over één ‘clean room’ in het UZA. In de loop van 2007 nemen we een tweede ‘clean room’ in gebruik.” Dr. wet. Viggo Van Tendeloo: “Dendritische cellen zijn witte bloedcellen die het afweersysteem dirigeren. Zij bepalen in grote mate of het lichaam al dan niet gaat reageren tegen een vreemd eiwit, antigeen genoemd. Ook kankercellen blijken antigenen te hebben waartegen ons immuunsysteem zich kan
richten. Het activeren van afweercellen tegen die antigenen in tumoren door dendritische celvaccinatie, kan een therapeutische waarde hebben. We testen dat concept niet alleen bij leukemiepatiënten om herval tegen te gaan, maar ook bij HIV-patiënten en bij patiënten die een stamceltransplantatie hebben ondergaan. Ook zij zijn gebaat bij een verhoogd afweersysteem, in dit geval tegen hun infectie.” Prof. dr. Zwi Berneman: “Het centrum, dat ondertussen meer dan vijftien mensen telt, wordt financieel gevoed door projectsubsidies en samenwerkingsverbanden. We werken bijvoorbeeld samen met de universiteiten van Brussel en Luik, met het Instituut voor Tropische Geneeskunde te Antwerpen en met een aantal internationale partners. Niet alleen het UZA zelf investeert in het onderzoek van het CCRG, maar ook het IWT, de Universiteit Antwerpen, de European Hematology Association en de Stichting tegen Kanker steunen ons. Het CCRG helpt haar onderzoekers actief projecten en werkkredieten te verkrijgen om dit baanbrekend onderzoek te kunnen verder zetten.”
prof. dr. Zwi Berneman diensthoofd hematologie
Dr. wet. Viggo Van Tendeloo: “Het CCRG wil niet alleen klinische studies ondersteunen, maar ook een volwaardige onderzoeks- en researchafdeling uitbouwen en een lessenpakket aan studenten aanbieden. Die combinatie van onderzoek, onderwijs en dienstverlening moet het centrum toelaten verder te groeien. De eerste resultaten van onze werking geven ons en onze patiënten alvast goede hoop.”
32
prof. dr. Luc Van Gaal diensthoofd diabetologie
ruimte voor
inspiratie
33
Internationale ontwikkelingskansen voor obesitasonderzoek. Eind 2006 publiceerde prof. dr. Luc Van Gaal, samen met twee van zijn naaste medewerkers, een spraakmakend artikel in het vakblad Nature. Daarin beschreven ze niet alleen de klassieke oorzaken en de cardiovasculaire gevolgen van obesitas, maar ze gingen ook een stap verder... Prof. dr. Luc Van Gaal: “In het artikel hebben we twee vernieuwende stellingen geponeerd. Ten eerste stelden we dat vetcellen geen zuiver passieve functie hebben. Vroeger werd algemeen gedacht dat vetcellen slechts dienden om energie op te stapelen. Wij poneren dat vetcellen echte endocriene organen zijn, die eiwitten, hormonen en cytokines afscheiden. Die stoffen dragen rechtstreeks of onrechtstreeks bij tot het ontstaan van diabetes, aderverkalking of de aantasting van de vaatwand.” “Ten tweede stelden we dat de lever in dat proces een belangrijke rol vervult. In een normale situatie stapelt het lichaam vet op heupen en dijen. Dat zijn relatief ongevaarlijke plaatsen waar de ongunstige endocriene afscheiding beperkt blijft. Als het lichaam dat vet echter niet op heupen en dijen kwijtgeraakt, zoekt het vluchtroutes. Het begint dan vet te stapelen in de buik (buikvet), in de lever, in de spieren, het hart en rond de bloedvaten. En dat is een potentieel gevaarlijke situatie. Want de stoffen die dat extra vet daar afscheidt, leiden tot hart- en vaatproblemen. In het artikel stellen we dus dat de toestand van de lever, spieren en vetcellen nauw met elkaar verweven zijn en dat we ze ook niet los van elkaar mogen evalueren bij het inschatten van het risico op hart- en vaatziekten.”
voeren, hopen we de mechanismen die aanleiding geven tot hart- en vaatziekten verder te identificeren. Dit zowel voor diabetespatiënten, obesitaspatiënten, als voor patiënten met lipidenstoornissen (te hoog cholesterolgehalte). De internationale respons op onze bijdrage in Nature is hartverwarmend en creëert nieuwe mogelijkheden tot internationale samenwerking op dit domein.” “Er bestaan natuurlijk reeds een aantal samenwerkingsverbanden. Zo bekijken we met een aantal buitenlandse onderzoekscentra en met de dienst genetica van de Universiteit Antwerpen de genetische mechanismen die hier kunnen spelen. Met de afdeling abdominale heelkunde en de dienst hepatologie van het UZA zijn we betrokken in het HEPADIP-project van de Europese Commissie. Daar onderzoeken we, samen met een twintigtal internationale onderzoekscentra, de rol van de lever in het ontstaan van het metabool syndroom. Dit syndroom voorspelt mogelijke diabetes en hart- en vaatziekten en wordt gekenmerkt door biochemische wijzigingen in het bloed, een opstapeling van abdominaal vet en een verhoogde bloeddruk.”
Internationale respons
“Het onderzoek naar de echte oorzaken van de verwikkelingen van diabetes en obesitas is de enige manier om tot een afdoende behandeling te komen. Tot op
“Met dit artikel en het klinisch onderzoek dat we op de dienst diabetologie
Echte oorzaken leiden tot echte oplossingen
vandaag was die vaak symptomatisch of uitsluitend gericht op suikercontrole. In ons onderzoek zijn we zo ook bij het endocannabinoïd systeem betrokken. Een fysiologisch systeem dat wellicht mee een rol speelt in de leververvetting en het overgewicht van onze patiënten. Ook hierover hebben we als eersten gerapporteerd in The Lancet in 2005.” “Tot slot zou ik nog twee onderzoekpistes willen vermelden, die we eveneens onder de innovatieve noemer kunnen plaatsen. Vooreerst hanteert dokter Christophe De Block een techniek van ‘continue glucose monitoring’ bij diabetespatiënten en bij patiënten op intensieve zorg. Hierdoor hopen we de glucosefluctuaties, die bij de patiënt verwikkelingen veroorzaken, beter en sneller te kunnen detecteren en er gepast op te reageren. Daarnaast nemen we deel aan studies over de mogelijkheden van het toedienen van insuline via de luchtwegen (inhalatieinsuline). We hopen zo op termijn sommige diabetespatiënten van hun dagelijkse inspuitingen te kunnen verlossen.”
Universitair Ziekenhuis Antwerpen
36
2006 in cijfers Erlend Van Breusegem directeur administratie en financiĂŤn
37
2006 was voor het Universitair Ziekenhuis Antwerpen een jaar waarin alle financiële evenwichten werden bewaard. Een groei van ongeveer 4 % in activiteit en omzet ondersteunt verder de sterke vermogensstructuur en levert door de hoge cashflow de nodige zuurstof voor de noodzakelijke investeringen die continuïteit en innovatie garanderen.
Het UZA sloot het boekjaar 2006 af met een winst van 10,8 miljoen EUR. Het resultaat, inclusief het financieel resultaat, toont een winst van 2,6 miljoen EUR. Een klein gedeelte van dit bedrag (0,2 miljoen EUR) is een gevolg van een nieuwe inbreng in het mecenaatfonds. “Gezien de budgettaire problemen in de gezondheidszorg en in vergelijking met de sector een uitstekend resultaat”, zegt Erlend Van Breusegem, directeur administratie en financiën. “Dit resultaat bewijst op overtuigende manier het engagement en de veerkracht van onze medewerkers. De doelstellingen, die bij het begin van het jaar voor de medische activiteit werden vastgelegd, zijn behaald. De opbrengsten stegen overeenkomstig. Daarnaast groeide ook het budget van financiële middelen door de activiteitstoename in de referentieperiode juli 2003 – juni 2004. Bij een landelijk dalend aantal verantwoorde bedden liet het UZA ten opzichte van de vorige referentieperiode een groei van 4,2 % optekenen.
Bovendien besteedde het UZA veel aandacht aan een efficiëntere inzet van verzorgend en verpleegkundig personeel. Het structurele tekort in de financiering van de verpleegkundige activiteit kon hierdoor sterk worden teruggedrongen. Bij de apotheek en de logistieke directies werd in hoofdzaak gefocust op kostenreductie. De aandacht ging vooral naar de grote leverancierscontracten, in het bijzonder binnen het segment van de farmaceutische producten.” Het positieve resultaat dat betrekking heeft op voorgaande jaren en de uitzonderlijke resultaten (per saldo een winst van circa 8,2 miljoen euro) zijn grotendeels een gevolg van de definitieve herziening van diverse budgetten: het grootste gedeelte van het bedrag heeft betrekking op geraamde positieve inhaalbedragen voor groot onderhoud (onderdeel A1) voor de boekjaren 1999, 2000 en 2001 en hun weerslag op de volgende jaren, waarvan de kosten nu effectief werden aanvaard. Als gevolg van de definitieve herziening van de
PAL-NAL afrekening 1996 – 1997 diende ook het resterende saldo van de hiervoor aangelegde voorziening te worden teruggenomen. Gezien het resultaat van het boekjaar werd anderzijds een uitzonderlijke kost van 1,8 miljoen euro ingeschreven voor de financiering van de bonussen van de artsen. Een cashflow van circa 10 % op omzet is uitzonderlijk hoog voor de sector. Gezien de lage financiële schuldgraad is er een ruime vrije marge voor investeringen.
cijfers jaarverslag 2006
38
2002
2003
2004
2005
2006
161.505
179.198
193.723
195.906
209.244
74.495 87.010 76.001 8.115
81.945 97.253 84.780 9.155
86.702 107.021 96.945 6.403
85.954 109.952 83.596 21.994
93.987 115.257 87.819 23.016
82.209 13.790 65.506
81.110 15.053 83.035
87.651 23.686 82.387
89.088 27.717 79.101
98.702 26.913 83.629
Balans (in 000 EUR) balanstotaal
Activa (in 000 EUR) vaste activa vlottende activa â&#x20AC;˘ vorderingen < 1 jaar â&#x20AC;˘ thesaurie (beleggingen & liquide middelen)
Passiva (in 000 EUR) eigen vermogen voorzieningen schulden
39
2002
2003
2004
2005
2006
178.467 -166.350 12.117 -9.556 -2.531 30 2.186 2.216 3.396 5.612
195.461 -185.337 10.124 -10.653 -2.466 -2.995 2.109 -886 925 39
215.485 -200.011 15.474 -11.285 -4.100 89 2.267 2.356 1.642 3.998
219.659 -205.171 14.488 -12.492 -4.441 -2.445 3.112 667 2.215 2.882
228.054 -210.617 17.437 -13.567 -4.509 -639 3.253 2.614 8.143 10.757
15.167 8,5 7,22
10.692 5,47 5,4
15.283 7,09 6,99
15.375 7 6,56
24.142 10,59 8,26
13.886 7,78 8,11
11.642 5,98 6,61
18.914 8,78 7,54
18.518 8,43 7,78
23.911 10,48 9,25
13.456 12.175
8.424 9.374
12.404 16.035
12.134 15.277
19.924 19.693
Resultaat (in 000 EUR) opbrengsten (exploitatie) kosten (excl. afschr. & voorzien.) brutomarge afschrijvingen voorziening voor risico’ s en lasten netto marge financieel resultaat van het boekjaar resultaat uitzonderlijk resultaat & voorg. jaren resultaat van het boekjaar
Cashflow (vereenvoudigde cashflow) in 000 EUR verhouding t.o.v. opbrengst (%) verhouding t.o.v. opbrengst (3 jaar) (%)
Cashflow (uitgebreide cashflow) in 000 EUR verhouding t.o.v. opbrengst (%) verhouding t.o.v. opbrengst (3 jaar) (%)
Vrije (investerings)marge (in 000 EUR) o.b.v. vereenvoudigde cashflow o.b.v. uitgebreide cashflow
40
prof. dr. Pierre Blockx hoofdgeneesheer
Ziekenhuisactiviteiten in vogelvlucht
41
Medische activiteiten
Operatiekwartier
In 2006 steeg het aantal gehospitaliseerde patiënten met 4,1%. Naast de ééndagsopnames (+ 4,9%) kenden ook de klassieke opnames een duidelijke groei (+3,4%), ondanks het wegvallen van de hospitalisatie psychiatrie. Deze toename had zijn weerslag op de gemiddelde bedbezetting die in 2006 steeg van 76,9% naar 78%. De groei tekende zich het sterkst af in de heelkundige diensten (+ 3,3%). De gemiddelde verblijfsduur werd in 2006 verder ingekort tot 7,0 dagen.
Het totaal aantal heelkundige ingrepen steeg in 2006 met 5,1% van 14.962 naar 15.724 ingrepen. Het hoogste aantal ingrepen per dienst staat op naam van orthopedie: 3.563 ingrepen of 22,7% van alle heelkunde.
Met een toename van 396 patiënten of 29% kende het slaapcentrum de sterkste stijging van het aantal opgenomen patiënten in absolute aantallen. Verder noteerden ook de volgende diensten een toename: gynaecologie (+ 46%), spoedopname (+ 24%), oncologie (+ 16%), hepatobiliaire - en transplantatieheelkunde (+ 16%) en oogheelkunde (+ 12%). Het aantal bevallingen steeg in 2006 licht van 824 tot 835 bevallingen (+ 1,3%), met een vermindering van het aantal keizersneden (236 t.o.v. 248; - 4,8%). Het aandeel keizersneden op het totaal aantal bevallingen blijft hoog (28,3%) wegens het hoge aantal risicozwangerschappen.
Daghospitalisatie Van de 43.428 opnames zijn bijna de helft ééndagsopnames (20.026 of 46,1%). Dat is een verdere stijging met 45,8% in vergelijking met 2005. Van de patiënten in dagopname werden er 7.216 (36,0%) geregistreerd in het dagziekenhuis zelf (afdeling A3). Daarnaast werden de grootste aantallen ééndagsopnames geregistreerd op de afdelingen C2 (5.122 patiënten, waarvan 2.333 oncologie en 2.336 algemeen inwendige), D2 (2.621 patiënten, waarvan 2.594 hematologie). De dagkliniek immunologie-reumatologie registreerde 1.214 patiënten, een stijging met 22,5%. De grootste gebruikers van het dagziekenhuis A3 waren oogheelkunde (1.327 patiënten; + 21,0%), orthopedie (1.198; + 15,6%), fertiliteit (816), NKO (648), gastro-enterologie (627), fysische geneeskunde (524) en urologie (420).
Het aandeel van de zware heelkunde blijft stabiel (30,5%). De dienst oogheelkunde voerde het hoogste aantal zware ingrepen uit: 1.480 ingrepen of 30,1% van alle zware heelkunde. De discipline met de sterkste procentuele toename in zware chirurgie is de thorax- en vaatheelkunde: van 280 naar 328 ingrepen of een stijging van 17,1%. Het aantal zware ingrepen in de oogheelkunde kende een stijging van 1.273 naar 1.480 ingrepen of plus 16,3% in vergelijking met vorig jaar. Het aantal zware cardiochirurgische ingrepen bleef in 2006 verder toenemen: een stijging van 3,0% van 845 naar 870. Het aantal aanrekenbare verstrekkingen in de anesthesie volgt de trend van de heelkundige ingrepen en stijgt van 15.812 tot 16.573 verstrekkingen (+ 4,8%).
42
Weefselbank en transplantatieactiviteiten De weefselbank van het UZA is erkend voor de bewaring en levering van cornea’s, gehoorbeentjes, bot en pezen. In 2006 werd zij ook erkend als stamcelbank. Samen met de weefselbanken van het UZ Gent, het UZ Leuven en het AZ Sint-Jan uit Genk behoort de weefselbank tot de grootste van het land. In 2006 werden in het UZA in totaal 57 orgaantransplantaties uitgevoerd bij 52 personen.
Orgaantransplantaties in 2006 • • • • • •
7 harttransplantaties 1 longtransplantatie 37 niertransplantaties 10 levertransplantaties 1 pancreastransplantatie 1 nier-pancreastransplantatie
Orgaanprelevaties in 2006 • nier: 61 • hart: 8 • long: 8
• hart-long:1 • lever: 30 • pancreas: 2
In het kader van het algemeen transplantatieprogramma bestaat een uitgebreid orgaanprelevatieprogramma, waarbij het UZAteam als één van de meest actieve van ons land mag worden bestempeld. In 2006 waren er 36 effectieve donorprocedures, waarbij in totaal 90 organen werden gepreleveerd. Het prelevatieprogramma loopt in samenwerking met een zestal andere Antwerpse ziekenhuizen en met Eurotransplant. Twee transplantcoördinatoren staan in voor de coördinatie. In 2006 werden 42 stamceltransplantaties uitgevoerd: 23 autologe en 19 allogene stamceltransplantaties. In samenwerking met het Bloedtransfusiecentrum Antwerpen werd er 1 stamcelafname uitgevoerd voor een ander centrum.
43
Polikliniek Ondanks de zeer hoge bezettingsgraad van de polikliniek, die al sinds jaren oververzadigd is, steeg het aantal consultaties en technische prestaties van 438.349 naar 474.569, een toename met 8,2%. De verdeling is 225.838 consultaties tegenover 248.731 technische prestaties.
consultaties en technische prestaties: sterkste stijgers Oogheelkunde
+ 3.338 patiënten
+17%
Cardiologie
+ 2.396 patiënten
+10%
Dermatologie
+ 1.798 patiënten
+14%
Gynaecologie
+ 1.225 patiënten
+10%
Spoedopname
+ 1.222 patiënten
+ 9%
Neurologie
+ 1.115 patiënten
+13%
Orthopedie
+ 1.113 patiënten
+ 6%
De top-3 van de consultaties blijven cardiologie (26.423 patiënten), oogheelkunde (23.562) en orthopedie (18.779).
Medisch-technische diensten Het aantal prestaties in de klassieke radiologie, met inbegrip van CT, angio en consultatiehonorarium, vertoont net zoals in 2005 een lichte terugval: -2,1% of een daling van 135.410 naar 132.574 prestaties. Radiografie van de thorax (31,6%) en van het skelet (27,0%) blijven veruit de meest frequente onderzoeken, maar er is een zeer sterke toename van de mammografie, van 2.973 naar 3.842 (+ 29,2%), mammografische screening inbegrepen. Ook het aantal echografische onderzoeken van de borstklier (+ 9,8%) en het bewegingsstelsel (+ 7,7%) namen toe. De magnetische resonantiebeeldvorming nam in 2006 slechts marginaal toe: een stijging met 1,7% van 11.370 tot 11.563. De neurologische onderzoeken waren daarbij goed voor meer dan de helft (52,2%) van de indicaties. De nucleaire geneeskunde kende een verdere terugval van het aantal klassieke onderzoeken: van 8.780 naar 8.416 of een daling met 4,2%. Deze daling is vooral te wijten aan de afname van het aantal botscintigrafieën na het vertrek van prof. dr. Jan Verlooy: van 2.467 naar 2.068 of een daling met 16,2%. De andere onderzoeken blijven stabiel: van 6.348 naar 6.314 onderzoeken in 2006.
Met de ingebruikname van de nieuwe PET-scanner, gecombineerd met CT, kenden de onderzoeken met positronentomografie daarentegen een spectaculaire toename. Zij stegen van 1.594 naar 2.456 onderzoeken, een toename met 54,1%. De meerderheid van deze onderzoeken gebeurt op verwijzing van andere ziekenhuizen. De invasieve en interventionele cardiologie kende in 2006 een sterke stijging van het aantal hartkatheterisaties: van 5.240 naar 5.784 katheterisaties (+10,4%). De electrofysiologische procedures namen toe met 5,3%, van 600 naar 632 procedures. Het aantal patiënten in hemodialyse steeg tot gemiddeld 60. Er waren gemiddeld 29 patiënten in peritoneale dialyse. Er werden 832 sessies acute dialyse bij 114 patiënten op intensieve zorg uitgevoerd, waarvan 266 urgenties. In het ‘low care’-centrum in Bornem werden gemiddeld 14 patiënten gedialyseerd.
Spoedgevallen In 2006 werden er in totaal 22.803 patiënten gezien via de spoedgevallen, een stijging van 8,2%. Hiervan werden 7.585 patiënten (33,3%) voor verdere observatie en/of behandeling opgenomen in het ziekenhuis. Van alle voor klassieke opname gehospitaliseerde patiënten werd er 32% via de spoedgevallen gehospitaliseerd.
Kerncijfers en activiteiten 44
2002
2003
2004
2005
2006
573 598 8
573
573
573
573
Structurele gegevens erkende bedden verantwoorde bedden (1) verantwoorde bedden chirurgisch dagziekenh. (1) (Gefactureerde) verblijven verblijven met overnachting verblijven zonder overnachting verblijven : totaal
22.739
22.802
23.505
22.636
23.402
(*) 14.464
(2) 16.885
(3) 18.802
(6) 19.087
(8) 20.026
37.203
39.687
42.307
41.723
43.428
6,49 7,31 79,53 0,39
6,45 7,3 79,57 0,42
6,29 7,2 80,75 0,44
6,21 7,1 76,85 0,46
5,88 6.97 77.98 0,46
164.962 166.335 1.373 173.849 2.413
164.962 166.425 1.463
164.962 169.340 4.378
164.962 160.726 -4.236
164.962 163.100 -1.862
373.115 44 13.995 10.209 3.786 7.468 14.641
404.023 (4) 51 14.542 10.466 4.076 10.226 15.444
429.349 (5) 48 15.343 11.000 4.343 11.774 16.264
438.453 (7) 47 14.962 10.404 4.343 13.042 15.812
474.569 (9) 52 15.724 10.934 4.790 16.152 16.573
27,05
28,03
28,31
30,46
30,46
(*) gecorrigeerd (excl. verworpen door RIZIV vanaf ‘99)
Verblijven : ratio’ s gemiddelde verblijfsduur (ziekenhuisdienst) gemiddelde verblijfsduur (per verblijf) gemiddelde bedbezetting (%) verhouding ‘zonder nacht’ / totaal Verpleegdagen verpleegdagen : quotum verpleegdagen : reëel verpleegdagen : afwijking verantwoorde dagen (1) verantwoorde dagen chirurgisch dagziekenh. (1) Medische activiteit consulten & technische verstrekkingen transplantaties ingrepen operatiekwartier • gewone ingrepen • zware heelkundige ingrepen • andere verstrekkingen • verstrekkingen anesthesie Medische activiteit : ratio’ s percentage zware heelkunde
(1) De gegevens betreffende de verantwoorde bedden en -dagen zijn slechts gekend tot het jaar 2002; de verantwoorde bedden en -dagen voor 2003 en 2004 worden bekendgemaakt ter gelegenheid van de prijsvoorstellen ‘2005/2006’ en ‘2006/2007’. (2) Waarvan 2.574 dagchirugiscch ziekenhuis en 810 miniforfaits ten laste van patiënt. Aantal in PA bedraagt 16.727; forfaits worden ook aangerekend als patiënt daadwerkelijk gebruik gemaakt heeft van OK of spoedopname. (3) waarvan 3.146 dagchirurgische opnames. (4) Bepaalde patiënten werden getransplanteerd voor meer dan één orgaan. Het aantal getransplanteerde organen is 54. (5) Bepaalde patiënten werden getransplanteerd voor meer dan één orgaan. Het aantal getransplanteerde organen is 51. (6) waarvan 3.340 dagchirurgische opnames (7) Bepaalde patiënten werden getransplanteerd voor meer dan één orgaan. Het aantal getransplanteerde organen is 49 (8) waarvan 3.750 dagchirurgische opnames (9) Het aantal getransplanteerde organen is 57
Ruimte voor wetenschappelijk onderzoek Tien UZA-artsen verdedigden in 2006 een doctoraal proefschrift in de medische wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. Katrien Lemmens, cardiologie Endothelial neuregulin-1 as a paracrine modulator of adult myocardial function Promotor: prof. dr. Gilles De Keulenaer Geert Dom, gastro-enterologie Drinking without thinking: cognitive-behavioural studies on impulsivity in early- and late-onset alcoholism Promotor: prof. dr. Bernard Sabbe Tom Seerden, gastro-enterologie Study of gastrointestinal motility disturbances during acute necrotising pancreatitis Promotor: prof. dr. Paul Pelckmans Vedat Topsakal, neus-keel-oor Genetic deafness - a clinical audiological approach Promotor: prof. dr. Paul Van de Heyning Adelard De Backer, radiologie Diagnostische waarde van magnetische resonantie beeldvorming bij extrapulmonale verschijningsvormen van tuberculose Promotor: prof. dr. Paul Parizel Bernard Paelinck, cardiologie Non invasive imaging of diastolic heart function Promotor: prof. dr. Chris Vrints Bert Suys, pediatrie Early cardiovascular changes in children and adolescents with type 1 diabetes mellitus Promotor: prof. dr. Chris Vrints Wendy Engelen, diabetologie, metabole ziekten en nutritiepathologie Can the onset and progression of chronic microvascular complications in Diabetes Mellitus type 1 be prevented? Promotor: prof. dr. Luc Van Gaal Katrien Vermeire, neus-keel-oor Outcome measurements in cochlear implantation Promotor: prof. dr. Paul Van de Heyning Anna Sadowska, algemeen inwendige InďŹ&#x201A;ammation and oxidative stress in chronic and acute lung disorders Promotor: prof. dr. Wilfried De Backer
45
46
Hildegard Hermans directeur personeel
Van
‘topbedrijf’ om voor te werken tot
‘magneetziekenhuis’
47 Het UZA voert een actief rekruteringsbeleid en investeert volop in de voortdurende vorming van haar medewerkers. Alleen zo kan het ziekenhuis haar kernwaarden ‘kennis’, ‘ervaring’ en ‘zorg’ waarmaken. In 2006 werd deze aanpak beloond met het label ‘Topbedrijf om voor te werken’. “De titel van topbedrijf was de eerste stap op weg naar het magneetziekenhuis dat we willen worden,” zegt Hildegard Hermans, directeur personeel. “Die magneetstatus ligt volledig in de lijn van waar we als UZA voor staan: kwalitatief hoogstaande patiëntenzorg, continuïteit in ervaring en kennisverwerving via wetenschappelijk onderzoek en opleiding.” In 2006 trok het UZA een tiental nieuwe medische stafleden aan en startten er een zestigtal nieuwe geneesheer-specialisten in opleiding (GSO’s). Ook de rekrutering van verpleegkundigen was een succes. Hildegard Hermans: “Ondanks de onheilspellende berichten in de media slaagden we er in om 80 nieuwe verpleegkundigen te rekruteren. Werken in het UZA is voor jonge verpleegkundigen aantrekkelijk door het leertraject dat we hen aanbieden. Ook de verankering in de universiteit is een belangrijke aantrekkingspool. De recent opgezette masteropleiding voor verpleegkunde en vroedkunde garandeert verpleegkundigen de nodige onderbouw voor toekomstige doorgroeimogelijkheden. Op paramedisch vlak realiseerden we nieuwe aanwervingen van laboratoriumtechnologen. Door de uitgebreide mogelijkheden van tijdskrediet en andere regimeverminderingen ging ook permanente aandacht naar de rekrutering van medisch secretaressen, verpleegeenheidssecretaressen en verpleeghulpen.” Naast een actief rekruteringsbeleid zet het HRM-beleid van het UZA ook in op voortdurende vorming. In 2006 werd er niet alleen een brede waaier van technische bijscholingen georganiseerd. Medewerkers met een specifiek functieprofiel kregen de kans zich verder te bekwamen via een aantal generalistische opleidingen. “De directie patiëntenzorg organiseerde 8H4every1, een basisopleidingsprogramma voor verpleegkundigen en verpleeghulpen. Daarnaast liepen er voor verpleegkundigen ook nog een aantal andere verbeterprojecten met een belangrijke opleidingscomponent zoals bijvoorbeeld de handhygiënecampagne. Hoofdverpleegkundigen en andere leidinggevenden in het ziekenhuis zetten het bestaande managementtraject verder met een cursus projectmanagement. En voor het hoger kader werd samen met de andere Antwerpse ziekenhuizen een strategische managementopleiding op touw gezet.” “Nadat de competentieprofielen van verschillende functies in het UZA waren vastgelegd, kregen de hogere kaderleden ook nog een opleiding ‘competentiegericht interviewen’. Voor een aantal stafleden, leidinggevenden en gespecialiseerde medewerkers stond er een opleiding SPSS op het programma en ook de medisch secretaressen bekwaamden zich met een opleiding patiëntgericht telefoneren. Ten slotte waren er voor alle UZA-medewerkers ook opleidingssessies over het houden van functioneringsgesprekken. De implementatie ervan ging in de loop van 2006 definitief van start.”
Nieuwe medische stafleden • Maurits Voormolen, radiologie • Christophe De Block, diabetologie • Chantal Vandenbroeck, thorax- en vaatheelkunde • Anna Bael, pediatrie • Filip Van den Eede, psychiatrie • Björn Dieriks, pneumologie • Jan Van Looveren, oftalmologie • Kristel Van Maldeghem, anesthesiologie • Stefanie Cromheecke, cardiochirurgie
Patiëntenzorg: een vernieuwde ploeg Het departement patiëntenzorg werd in 2006 anders georganiseerd. Voortaan staan vijf verpleegkundig afdelingshoofden de directeur patiëntenzorg, Paul Van Aken, bij. Elk van de afdelingshoofden is verantwoordelijk voor een functionele cluster. Koen De Meester is afdelingshoofd hoofd en thorax. Benito Van der Mast staat aan het hoofd van abdomen en systeempathologie. De afdeling kritische en perinatale zorgen wordt aangestuurd door Brigitte Claes. Peter Van Bogaert is als afdelingshoofd verantwoordelijk voor het operatiekwartier en kortverblijf chirurgie. En tenslotte blijft Magda Geraerts verantwoordelijk voor de ambulante zorg.
48
Effectief personeelskader in 2006
Kerncijfers personeel : nominaal
Medisch personeel
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
259,42
262,96
276,71
280,42
290,25
300,67
308,78
309,58
318,78
333,81
Niet medisch personeel Loontrekkend
19,33
19,58
Administratief
260,53
262,87
295,61
302,46
311,45
316,07
319,08
330,15
Verplegend
661,43
688,30
698,29
753,40
785,50
816,83
788,00
784,79
776,00
Paramedisch
147,37
151,00
142,74
143,80
149,85
154,30
158,36
161,80
165,18
93,23
93,22
99,66
106,96
108,54
112,30
113,53
121,76
120,94
1.441,31
1.477,93
1.513,01
1.587,04
1.645,59
1.700,17
1.687,75
1.708,08
1.714,71
Ander Totaal
personeel in VTE: effectief, excl. IBF, langdurig ziek & zwangerschapsverlof, jobstudenten; incl. sociale MARIBEL
Kerncijfers personeel : relatief 1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
100,00
105,23
106,64
110,38
114,34
117,42
117,73
121,23
Loontrekkend
100,00
-
-
-
-
-
-
-
Administratief
100,00
112,45
115,06
118,48
120,24
121,38
125,59
126,99
Verplegend
100,00
101,45
109,46
114,12
118,67
114,48
114,02
112,74
Paramedisch
100,00
94,53
95,23
99,24
102,19
104,87
107,15
109,39
Ander
100,00
106,91
114,74
116,43
120,47
121,79
130,62
129,74
100,00
102,37
107,38
111,34
115,04
114,20
115,57
116,02
Medisch personeel Niet medisch personeel
Totaal
Apotheek:
49
verdere automatisering In 2006 verwerkte de apotheek 509.000 voorschriften en 22.208 bestellingen, een lichte groei tegenover het voorgaande jaar. â&#x20AC;&#x153;Maar 2006 was voor de ziekenhuisapotheek van het UZA vooral een jaar van verdere automatiseringâ&#x20AC;?, zegt hoofdapotheker Paul Bruyneel. apr. Paul Bruyneel hoofdapotheker
50 Aantal bestellingen
Omzet De omzet aan farmaceutische specialiteiten bedroeg in 2006 ongeveer 27 miljoen euro en vertegenwoordigde daarmee ca. 56 % van de omzet van de apotheek. Er werd voor 355.470 euro aan producten in het buitenland besteld.
â&#x20AC;&#x153;In de loop van de maand maart startte ĂŠĂŠn van onze verpleegeenheden met e-medicatie. De bedoeling is dat artsen hun voorschriften voortaan elektronisch aanmaken of valideren. Verpleegkundigen staan in voor de elektronische monitoring van de toegediende geneesmiddelen. Ook op de dienst spoedgevallen en in het operatiekwartier zetten we, met de plaatsing van medicatiedistributiekasten, een stap vooruit op het vlak van automatisering. Uit deze kasten kunnen, enkel na aanloggen, geneesmiddelen worden weggenomen. Hierdoor volgen we de medicatievoorraad voortdurend elektronisch op.â&#x20AC;?
Aantal voorschriften
Productgroep
Omzet (aankoop) (â&#x201A;Ź)
terugbetaalbare specialiteiten niet-terugbetaalde specialiteiten courante producten vracproducten parafarmacie cosmetica aanrekenbare materialen niet-aanrekenbare materialen dieetvoeding
24.657.018 2.269.729 9.221.528 153.500 673 11.284.197 515.095 8.449
Totaal
48.110.189
Klinische studies
Het aandeel van geneesmiddelen, waarvan de terugbetaling beperkt is tot bepaalde indicaties (attestplichtige producten), vertegenwoordigde in 2006 een waarde van ongeveer 18,4 miljoen euro. Dat is meer dan 68 % van de totale omzet aan farmaceutische specialiteiten. De generische producten vertegenwoordigden 1.127.105 euro, een duidelijke stijging in vergelijking met 2005 (92.420 euro).
In 2006 behandelde de apotheek 150 klinische studies over geneesmiddelen voor niet-kwaadaardige aandoeningen. Hiervan vereisten 35 een uitgebreide â&#x20AC;&#x2DC;drug accountabilityâ&#x20AC;&#x2122; of moesten magistraal worden verwerkt. Voor behandeling van kwaadaardige aandoeningen liepen 23 studies en 21 behandelingen â&#x20AC;&#x2DC;compassionate useâ&#x20AC;&#x2122;, goed voor 1.229 bereidingen.
51 Aantal bereidingen voor chemotherapie
Bereidingen
Aantal parentale voedingen neonaten en kinderen
Aantal parentale voedingen volwassenen
Buiten chemotherapie en parenterale voeding werden 8.660 andere bereidingen gemaakt.
Het totale aantal bereidingen voor chemotherapie bedroeg 10.745, voornamelijk voor de afdelingen oncologie, hematologie en longziekten. Zeshonderddertig van deze bereidingen gebeurden in het kader van een klinische studie en 599 in het kader van een compassionate use-programma. In dat laatste geval worden de geneesmiddelen gratis verstrekt bij een indicatie waar geen terugbetaling is voorzien.
De apotheek bereidde in 2006 in totaal 10.066 toedieningseenheden parenterale voeding (waarvan 2.390 voor ambulant gebruik) voor meer dan 300 volwassen patiĂŤnten. Het aantal voedingen voor neonaten en kinderen bedroeg 2.225 voor 202 patiĂŤntjes.
54
Wie is wie
Raad van Bestuur Leden van ambtswege prof. dr. Francis Van Loon, rector UA (voorzitter) prof. dr. Bart Heijnen, algemeen beheerder UA dhr. Johnny Van der Straeten, gedelegeerd bestuurder prof. dr. Pierre Blockx, hoofdgeneesheer prof. dr. Eric Van Marck, decaan faculteit geneeskunde UA (tot 30.09.06) prof. dr. Paul Van de Heyning, decaan faculteit geneeskunde (per 01.10.06) prof. dr. Pierre-Paul Van Bogaert, vice-decaan faculteit geneeskunde (tot 30.09.06) prof. dr. Jean-Jacques Wyndaele, vice-decaan faculteit Geneeskunde (per 01.10.06) Vertegenwoordigers medisch personeel prof. dr. Philippe Jorens, adjunct-diensthoofd Intensieve Zorgen (tot 30.09.06) prof. dr. Julien Lambert, diensthoofd dermatologie (per 01.10.06) Vertegenwoordigers niet-medisch personeel dhr. Leo Hendrickx, hoofd intern transport Externe leden mevr. Yolande Avontroodt, lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers dhr. Peter De Proft, general manager Belgian Office (per 01.10.06) dhr. Marc Francken, voorzitter RvB Gevaert nv mevr. Wivina Demeester-De Meyer, gewezen minister dhr. Theo Dilissen, voorzitter RvB Belgacom (tot 30.06.06) Wonen de vergadering bij dhr. Jan De Groof, regeringscommissaris dhr. Daniel Ketels, inspecteur-generaal van Financiën prof. dr. Paul Van de Heyning, voorzitter medische raad (tot 30.09.06) prof. dr. Philippe Jorens, voorzitter medisch raad (per 01.10.06) dhr. Karel Van Liempt, beleidsmedewerker, verslaggever
Directiecomité gedelegeerd bestuurder hoofdgeneesheer directeur algemene diensten directeur administratie & financiën directeur personeel directeur patiëntenzorg hoofdapotheker
dhr. Johnny Van der Straeten, voorzitter prof. dr. Pierre Blockx dhr. Theo Van Hoye dhr. Erlend Van Breusegem mevr. Hildegard Hermans dhr. Paul Van Aken apr. Paul Bruyneel
Medische raad prof. dr. Paul Van de Heyning, voorzitter* prof. dr. Philippe Jorens, voorzitter** prof. dr. Inez Rodrigus prof. dr. Chris Vrints ** prof. dr. Guy Hubens prof. dr. Johan Verbraecken **** prof. dr. Johan Somville prof. dr. Johannes Bogers prof. dr. Paul Van Schil prof. dr. Dirk Ysebaert prof. dr. Julien Lambert dr. Benny Verheyden
dr. Thierry Chapelle dr. Koen De Decker dr. Hilde Jansens dr. Bert Suys dr. Hervé Vanden Eede dr. Vincent Hoffman ***
* ** *** ****
tot 03.10.06 per 04.10.06 tot 13.11.06 per 14.11.06
55
58
opdrachtverklaring
59 Het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA) werd in 1979 opgericht als het universitair ziekenhuis van de Universiteit Antwerpen. Het UZA wil binnen de Antwerpse regio een unieke positie innemen door het verlenen van topreferentiezorg met een universitaire dimensie. Deze specialistische patiëntenzorg wordt gekenmerkt door een bijzondere diagnostiek en behandeling waarvoor meestal geen doorverwijzing meer mogelijk is. Het UZA werd als pluralistisch derdelijnsziekenhuis uitgebouwd met de steun van de provincie Antwerpen. Het UZA heeft als opdracht het leveren van kwalitatief hoogstaande patiëntenzorg door een optimale aanwending van de middelen, gesteund op volgende basisprincipes: • humane en patiëntvriendelijke zorg, wat een geïntegreerde aanpak veronderstelt van de persoonlijke behoeften van patiënt en familie; • aandacht voor de continuïteit van de zorg, in samenspraak met de gezondheidswerkers, intramuraal en extramuraal; • interdisciplinariteit: totale zorg door interactie tussen hoog gekwalificeerde medewerkers; • samenwerking met geaffilieerde en geassocieerde ziekenhuizen; • het op elkaar afgestemd zijn van patiëntenzorg en klinisch wetenschappelijk onderzoek en de infrastructuur die de faculteit geneeskunde en het universitair ziekenhuis daarvoor ter beschikking stellen; • wetenschappelijk verantwoorde aanpak, volgens de huidige stand van de wetenschap (therapieschema’s, technologische en logistieke ondersteuning, ...). In overeenstemming met de ziekenhuisfunctie wordt de universitaire dimensie ook gerealiseerd door opbouw en overdracht van kennis. Complementaire delen hiervan zijn het wetenschappelijk onderzoek en opleiding. Het wetenschappelijk onderzoek is een essentiële opdracht. De resultaten van dit onderzoek worden gepubliceerd, zodat de kwaliteit getoetst wordt aan objectieve, internationaal erkende criteria. Het wetenschappelijk onderzoek is tweeledig: • fundamenteel onderzoek in samenwerking met de laboratoria van de Universiteit Antwerpen en andere onderzoekscentra; • toegepast klinisch onderzoek. Bijzondere aandacht gaat naar de opleiding op drie niveaus: • intensieve begeleiding van studenten in medische of paramedische opleidingen; • voortgezette opleidingen voor kandidaat-artsspecialisten en verpleegkundigen; • postacademische opleidingen op specifieke kennisdomeinen, met als doel permanente verbreding en verdieping van kennis.
Universitair Ziekenhuis Antwerpen Wilrijkstraat 10 2650 Edegem Tel.: 03 821 30 00 E-mail: info@uza.be Website: www.uza.be