19 minute read
HOOFDARTIKEL
from Grondig 8 - 2020
PRESENTATIE NIEUW MESTBELEID Analyse: Tekst: Toon van der Stok Foto: Cumela Communicatie terug naar de praktijktafel
Vol verbazing en verbijstering is er in de agrarische wereld gereageerd op de mestplannen van minister Carola Schouten. Het vergezicht dat de basis moet vormen voor het nieuwe mestbeleid staat ver van de praktijk en de inzet om minder te regelen met regels en meer met doelen. De algemene reactie is duidelijk: de minister moet niet terug naar de tekentafel, maar naar de praktijktafel, om zo mét de ondernemers een haalbaar beleid te formuleren.
Advertisement
Als het aan de ministers ligt, gaat alle mest van intensieve veehouderijbedrijven naar de verwerking. Het is dinsdag 9 september als minister Schouten haar visie op het nieuwe mestbeleid presenteert (zie kader). Dat is een week voor Prinsjesdag, het moment dat alle nieuwe beleidsvoornemens voor het nieuwe jaar worden geformuleerd. Dit moment wil de minister blijkbaar voor zijn door een week eerder haar visie op het mestbeleid tot 2030 naar de Tweede Kamer te sturen. Een lang verwacht en aangekondigd document, want Schouten heeft al herhaaldelijk laten weten te werken aan een nieuwe visie op het mestbeleid. Daarover is tot anderhalf jaar geleden ook veelvuldig overleg geweest met allerlei partijen, die allemaal hun eigen plan hebben gepresenteerd of hebben aangegeven hoe het volgens hen zou moeten. Groot is die middag dan ook de verbazing bij de beleidsmedewerkers van alle organisaties als ze een uur voordat het plan openbaar wordt een toelichting krijgen.
GEEN HERKENNING
Die verbazing is vooral groot omdat niemand er iets van zijn eigen voorstellen in herkent, of het nu om het tienpuntenplan van LTO gaat dat al anderhalf jaar geleden is gepresenteerd of om de opzet van KeurMest en het rVDM, systemen waar verschillende partijen uit de mestketen aan werken. Hans Verkerk, beleidsmedewerker mest bij Cumela, is totaal verbijsterd als hij de plannen verneemt. “Al jaren werken we met alle partijen, inclusief het ministerie, aan KeurMest, een systeem om de hele mestketen transparanter te maken en vooral om te zorgen dat de afnemers precies dat product krijgen dat ze willen. Niets staat erover in de visie en nog veel erger: als dit doorgaat, is het hele systeem over vijf tot tien jaar waardeloos”, constateert hij met grote irritatie. Hetzelfde geldt in zijn ogen voor het rVDM. “Nutteloos als mest alleen nog naar de verwerker mag”, zegt hij daarover. Verkerk vraagt zich onmiddellijk af hoeveel zin het nog heeft om daar energie en vooral heel veel sectorgeld in te steken. Datzelfde geldt een week later voor het bestuur van de sectie Mestdistributie van Cumela. Dat stelt vast dat het geen ondernemer meer kan vragen om daarin te investeren als nu al vaststaat dat het over vijf tot tien jaar waardeloos is. De verdere ontwikkeling wordt daarom op een laag pitje gezet. Een logische stap als je ziet dat alles waar je aan werkt zo wordt ontkend door de beleidsmakers.
VERONTWAARDIGING
Tegelijk komt Johan Mostert als voorzitter van de sectie Mestdistributie van Cumela in het geweer en hij begint met het organiseren van een vergadering met alle partijen uit de mestmarkt. Die
Rundveehouders mogen straks alleen grondgebonden werken en moeten alle mest op eigen land plaatsen.
NIEUW MESTBELEID: GRONDGEBONDEN OF VERWERKEN
In de toekomst bestaan er als het aan minister Schouten ligt nog maar twee soorten veehouderijbedrijven: grondgebonden of intensief, waarbij de laatste de mest verplicht moet laten verwerken of op basis van een vooraf gesloten overeenkomst moet leveren aan één of enkele afnemers. In de brief aan de Tweede Kamer schetst minister Schouten de inzet van het ministerie richting een nieuw mestbeleid. De hoofdlijnen zijn eenvoudig: als het aan de minister ligt, komen er twee typen bedrijven. Aan de ene kant de extensieve melkvee- en andere rundveebedrijven die geheel grondgebonden zijn en daar tegenover de intensieve bedrijven. Deze laatste mogen, ook al hebben ze eigen grond, de mest alleen afvoeren naar een verwerker of op basis van een overeenkomst naar een akkerbouwer. Dat moet liefst zo snel mogelijk om de uitstoot van stikstof op de bedrijven te minimaliseren.
Als een intensief bedrijf eigen grond heeft en toch mest wil ontvangen, moet de intensieve veehouder een contract sluiten met een rundveehouder voor afname van de mest. Onduidelijk is nog of hij dan ook zijn producten moet afvoeren naar de melkveehouder. In geen geval zal een intensief bedrijf dan nog eigen mest op eigen grond mogen toepassen. Voordeel hiervan is volgens minister Schouten dat wegen en monsteren wellicht niet meer nodig is of minder kans op fraude geeft.
Voor de extensieve bedrijven is er de andere keus en dat is: zorgen dat er voldoende grond onder het bedrijf ligt om alle geproduceerde mest te kunnen verwerken. Hoe wordt bepaald hoeveel dieren een bedrijf dan nog mag houden, laat de minister nog in het midden. Dat zou kunnen door een norm te stellen voor het aantal dieren per hectare of door de hoeveelheid geproduceerde melk per hectare te maximaliseren. De minister bekijkt daarbij nog of er ruimte komt voor bedrijven die met meer bedrijfseigen normen kunnen werken. Er klinkt huiver door in de brief aan de Tweede Kamer, omdat ze bang is dat het systeem hierdoor weer fraudegevoeliger wordt. Bedrijven mogen wel contracten met akkerbouwers afsluiten om zo het areaal te vergroten. Dit is het zogenaamde regionale samenwerkingsverband.
Voor de mesttransporteurs betekent dit dat, als het aan de minister ligt, de bemiddelende en handelsfunctie verdwijnt. Het enige vervoer zal dan nog zijn op basis van vooraf afgesloten overeenkomsten van het bedrijf naar de mestverwerkingsinstallatie of naar akkerbouwbedrijven waarmee een contract is. Dan moet dit intensieve bedrijf echter wel voor alle mest een contract hebben met een akkerbouwer. Dit houdt onder andere in dat mesttransport nooit meer eigen vervoer is en er dus altijd een vergunning voor beroepsgoederenvervoer nodig is.
Met de mestverwerkingsplicht wil de minister bereiken dat de mest beter wordt afgestemd op de behoefte van de akkerbouwer. Daarbij wil ze ook bereiken dat de bewerkte mest als kunstmestvervanger kan worden ingezet. Daarvoor gaat ze extra actie voeren in Brussel, kondigt ze aan.
TEELTVERBODEN
Een speciaal hoofdstuk wijdt de minister aan de akkerbouw op zand- en lössgronden. Ze waarschuwt dat als de aankondigde maatregelen niet voldoende zijn om de waterkwaliteit op het gewenste niveau te brengen er aanvullend beleid volgt. Vooral in de gebieden met veel akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt is de uitspoeling namelijk nog te hoog. Vooral de teelt van aardappelen en prei zijn volgens haar erg uitspoelingsgevoelig. Ze wil daarom met de telers in gesprek om mogelijkheden te onderzoeken om de uitspoeling te verminderen, bijvoorbeeld door in de teeltrotatie meer granen op te nemen. Blijkt dat niet voldoende, dan sluit de minister niet uit dat op termijn de teelt van deze gewassen in deze gebieden wordt verboden, al wil ze daar nu nog niet van uitgaan.
Als het aan de minister ligt, komen er alleen vaste contracten tussen intensieve veehouders en akkerbouwers. Wie dat niet heeft, moet alle mest laten verwerken. Voor distributeurs betekent dit dat ze alleen nog vervoerder zijn. grommen ook van verontwaardiging en nog in de week van Prinsjesdag is er al een moment waarop ze allemaal bij elkaar komen. Eerst is dat nog met de gedachte om een nieuw plan te presenteren, maar dat idee wordt losgelaten. Er is al zoveel energie in de eigen voorstellen gestoken dat het volgens velen geen zin meer heeft om dat nog een keer te doen. De gedachte daarachter is simpel: er is al zoveel aangereikt aan de ambtenaren waarmee niets is gedaan.
Wel komt er een afspraak met het ministerie om te komen overleggen over het document. Er wordt voor gekozen om dit niet te doen op het niveau van de bestuurders, maar tussen de beleidsmedewerkers van de organisaties en de ambtenaren. In dat gesprek vragen de organisaties vooral om duidelijkheid. Waarom straalt het hele plan zoveel wantrouwen uit, terwijl er juist wordt gewerkt aan plannen om het transparanter te maken en om akkerbouwers te geven wat ze willen: organische mest op maat, iets wat kan dienen als basis voor de kringlooplandbouw. Als er iets is wat iedereen mist, is dat het namelijk wel. Verkerk stelt vast: “Hoe kun je nu stellen dat je toe wilt naar kringlooplandbouw als je als intensieve veehouder niet de mest op je eigen grond mag aanwenden, zelfs niet als je voer teelt voor je eigen bedrijf. Tenzij je zoveel land hebt dat je alle mest op je eigen land kwijt kunt. Dan ga je toch keihard in tegen je eigen beleidsvoornemens?”, is terecht zijn retorische vraag namens de mestdistributeurs.
ONBEGRIP
Dat onbegrip geldt niet echter alleen voor intensieve veehouders met eigen grond, maar ook voor akkerbouwers die alleen nog maar bewerkte mest zouden moeten kopen of een rechtstreeks contract kunnen sluiten met een varkens- of pluimveehouder. Dat idee klinkt mooi, maar het verleden heeft al bewezen dat de praktijk weerbarstig is. Een akkerbouwer wil namelijk wel een overeenkomst, maar geen plicht. Die is zo zuinig op zijn grond dat hij in het voorjaar geen mest wil als dat niet uitkomt omdat de grond te nat is. Dan kunnen de vrachtauto’s thuis blijven en is de kunstmest dichtbij. De intensieve veehouder moet dan maar uitzoeken waar de mest dan naar toe moet. Het gevolg is helder: organische stof die voor de Nederlandse kringlooplandbouw was bedoeld, verdwijnt uiteindelijk naar het buitenland, want de mest moet ergens naar toe, met als resultaat verlies voor de kringlooplandbouw. Het is verbazingwekkend dat een document waar anderhalf jaar in stilte aan is gewerkt niet verder komt dan een keuze voor grondgebonden landbouw of alle mest naar de verwerking. Het hele nieuwe systeem gaat volledig voorbij aan alle regels die het ministerie nu ook zelf stelt en ontwikkelt om juist te zorgen dat de mest netjes volgens de normen wordt toegepast en dat de akkerbouw maximaal profiteert van de mogelijkheden om extra organische stof aan te voeren. Dat is de basis voor de kringlooplandbouw. Bovendien zal dit niet leiden tot minder regels, maar komt er nog weer een pakket regels boven op wat we nu al hebben.
ONBETAALBAAR
De vraag is dus of de minister echt wel een plaats ziet voor de intensieve veehouderij in de kringlooplandbouw, want verplichte mestverwerking betekent een enorme lastenverzwaring voor deze veehouders. Allereerst zal er bij de aanlevering voor verwerking zoveel geld bij moeten om het eindproduct betaalbaar te maken voor de akkerbouw, dat het onbetaalbaar wordt. Daarnaast is niet moeilijk te voorspellen dat er niet op tijd voldoende mestverwerking beschikbaar is, want om alle mest te verwerken, is nog veel mestverwerkingscapaciteit nodig. Capaciteit die er nu nog niet is en ook niet tijdig zal zijn, want daarvoor zit er te weinig in de pijplijn. Daar zit direct al een probleem, want tot nu toe is geen van die installaties binnen tien jaar verwezenlijkt.
Het maakt het vergezicht van de minister een zeer theoretische exercitie, die voorbij gaat aan de huidige praktijk, de ingezette ontwikkelingen en het streven naar kringlooplandbouw. Het is te hopen dat er toch een moment komt dat ook de ambtenaren van het ministerie hun tekentafel met droombeelden verlaten en een keer echt aanschuiven aan de praktijktafel, waar vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zitten die weten hoe markten in elkaar steken. Die weten hoe je maximaal mest aanwendt in de akkerbouw en komt tot een oplossing van het mestprobleem. Dat is namelijk iets wat ook Den Haag niet mag vergeten en ontkennen. Uiteindelijk zorgen de mestdistributeurs en verwerkers ervoor dat alle Nederlandse mest in Nederland, Europa of wereldwijd een plaatsje vindt. Dat is op grotere schaal de basis voor kringlooplandbouw, want overal dient deze mest als voedsel voor de bodem. Het versterken van de mogelijkheden om kunstmest te vervangen, zou het doel moeten zijn van nieuw mestbeleid. Het blijft namelijk onbegrijpelijk dat veehouders mest moeten afvoeren, terwijl ze nog ruim kunstmest mogen gebruiken. Wie erin slaagt om dat om te zetten naar dierlijke mest maakt mest vanzelf tot waarde en bant elke vorm van fraude uit. En uiteindelijk is het alleen daarom begonnen.
‘Elk idee dat voor discussie TEUN JANSEN, BELEIDSMEDEWERKER STIKSTOF BIJ CUMELA zorgt is welkom’ Tekst en foto’s: Herma van den Pol
Bijna anderhalf jaar. Zoveel tijd is er verstreken sinds de Raad van State het Programma Aanpak Stikstof (PAS) ongeldig verklaarde en even zo lang wordt er al gezocht naar een oplossing. “Daarom hebben we creativiteit en nieuwe initiatieven nodig”, zegt Teun Jansen, stikstofdeskundige bij Cumela. “De discussie moet weer op gang komen, zodat we uit de huidige impasse komen.”
Op verschillende manieren krijgt Teun dagelijks te maken met de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State. Zo treedt hij op als expert in het Kernteam stikstof en de Taskforce stikstof, in samenwerking met (branches van) VNO-NCW en MKB-Nederland, maar is hij ook juridisch adviseur omgevingsrecht bij Cumela Advies. In die functie helpt hij ondernemers bij het verkrijgen van vergunningen wanneer dat nodig is. Samen met beleidsmedewerker Nico Willemsen is hij bij Cumela verantwoordelijk voor het stikstofdossier.
ER ZIJN AL AARDIG WAT MAATREGELEN GENOMEN OM DE VERLENING VAN VERGUNNINGEN WEER OP GANG TE KRIJGEN. HEEFT HET GEHOLPEN?
“Dat is lastig om te zeggen. Zo levert de stikstof-rekentool Aerius Calculator nog steeds veel discussie op. Dat heeft dan vooral te maken met de factor afstand en de enorm lage drempelwaarde. In dit rekenmodel worden uitgangspunten gebruikt die ervoor zorgen dat een bepaalde actie al snel een te grote impact heeft op een Natura 2000-gebied. Wat ik dan ook nog eens zie gebeuren, is dat er vaak voor wordt gekozen om het zekere voor het onzekere te nemen en te werken vanuit een soort kramp. Dat resulteert erin dat grote opdrachtgevers, zoals de overheid, het voorzorgsbeginsel gebruiken en geen keuze durven te maken. Dat moet gaan veranderen, want we hebben nieuwe vergunningen nodig. Een andere zorg is het feit dat de theoretische NOx-emissie van machines volgens de Stage-normen die worden gebruikt in Aerius in de praktijk vaak hoger uitpakt. De overheid weet dit en heeft daarom TNO opdracht gegeven praktijkemissies te meten. De cijfers hiervan worden binnenkort bekend en waarschijnlijk opgenomen in het Aerius-model.”
MERK JE OOK IN DE CUMELASECTOR DAT DE ZORGEN OVER HET GEBREK AAN NIEUWE VERGUNNINGEN TOENEMEN?
nieuw afgegeven vergunningen en daarmee potentiële nieuwe werkzaamheden aan het opdrogen is. Hetzelfde speelt bij grote bouwers. Dat horen we terug tijdens gesprekken met de Taskforce infra. Het gevaar bestaat dat grote bedrijven zich gaan richten op werkzaamheden die ze normaal niet doen, maar die onze leden uitvoeren. Dan wordt het wel een probleem. Via de Taskforce infra hebben we al wat stappen kunnen zetten en blijven we ons best doen om ervoor te zorgen dat er voldoende werk beschikbaar blijft komen. Ook vragen we via het Kernteam stikstof en de Taskforce stikstof aandacht voor een onderschat probleem. Bij veel bestaande bedrijfsactiviteiten is de stikstofemissie namelijk nooit vergund en daardoor feitelijk nu illegaal.”
HOE ZET CUMELA ZICH NOG MEER IN OM DE SECTOR GROEN, GROND EN INFRA TE HELPEN?
“Eind april werd bekend dat er in 2021 200 miljoen euro beschikbaar komt om met spoed natuurgebieden aan te pakken. In de jaren erna neemt dat bedrag alleen maar toe. Dat zijn werkzaamheden die onze leden uitvoeren. Het is onze taak om in gesprek te gaan en te blijven met provincies, natuurbeheerorganisaties en andere uitvoerende organisaties om er zo voor te zorgen dat het geld goed terechtkomt. Het is onze taak er voor onze leden zoveel mogelijk uit te halen. Zo hebben we op verzoek van drie ministeries zeer recent een globale inschatting gemaakt van de meerkosten voor emissiereductie van mobiele werktuigen. Hoewel dit met grote onzekerheden gepaard gaat, hebben we dit becijferd op 700 miljoen euro per jaar gedurende de komende tien jaar. Deze informatie is mede gebruikt voor de in de troonrede aangekondigde stimuleringsmaatregelen.”
IS DAT OOK DE MANIER WAAROP JE DE AGRARISCHE LOONWERKERS KUNT HELPEN?
“Cumela heeft een aantal kernwaarden: verbonden, integer, professioneel en praktisch. Door hier
WIE IS TEUN JANSEN?
Teun Jansen groeide op als zoon van een Brabantse varkenshouder. Hij koos er echter niet voor om het bedrijf over te nemen, maar specialiseerde zich in omgevingsrecht. In 2018 begon hij bij Cumela Advies als juridisch adviseur omgevingsrecht, waar hij al snel opviel door zijn grote kennis over stikstof. Sinds juli 2019 is hij daarom ook beleidsmedewerker stikstof bij Cumela.
gebruik van te maken, is het ons gelukt om ons aan te sluiten bij de Taskforce stikstof en de Taskforce infra, maar hebben we ook contact met partijen als LTO en praten we met Aalt Dijkhuizen (voorzitter van het Landbouwcollectief; red.). Daarmee nemen we een unieke positie in. Wij zijn daardoor ook in staat om in Den Haag te laten zien wat het maatschappelijk en economisch belang is van de primaire sector. Valt die weg, dan valt een deel van ons werk weg, maar ontstaat er ook een maatschappelijk probleem. In veel gebieden in Nederland hangt onze werkgelegenheid af van de primaire sector.”
WAT VOOR VERANDERINGEN ZIE JE OP AGRARISCHE LOONWERKERS AFKOMEN?
“Op dit moment is er veel onzekerheid. Cumelaondernemers vragen zich af hoe het zit met het werk door het dalende aantal agrarische ondernemers? Nu al zie je dat ondernemers keuzes beginnen te maken. De realiteit is dat er een ander speelveld komt. Er komen vanuit de maatschappij regels en daar moeten we op inspelen. We hebben in Brabant gezien dat er wordt gevraagd naar minder emissie, dus niet minder dieren of minder akkerbouw. Onze uitdaging is ervoor te zorgen dat wij helpen die emissies omlaag te brengen. Daarin kunnen we als dienstverlener het verschil maken.”
JE ZEGT DAT DE AGRARISCHE LOONWERKERS MET CREATIVITEIT VEEL KUNNEN BEREIKEN. IS DIT OOK JE BOODSCHAP AAN DE ANDERE ONDERNEMERS IN GROEN, GROND EN INFRA?
“Ook in andere onderdelen van de sector voeren we de discussie over het verminderen van de emissies, Als onze leden moeten investeren in nieuwe machines betekent dit dat ook de prijs voor opdrachtgevers zal gaan stijgen. Via het initiatief De Groene Koers (meer informatie op Cumela.nl; red.) zoeken we naar technieken die breed toepasbaar zijn tegen een redelijke kostprijs. Daarvoor doen we opnieuw een beroep op de creativiteit van ondernemers. Los van de vraag of het juridisch houdbaar is: elk initiatief dat leidt tot een daling van de emissies is positief en helpt om de discussie weer op gang te brengen, dat is hard nodig, want nu is een oplossing nog ver weg.”
AD NOOREN BV
Vijftig jaar geleden startte Ad Nooren met de aanschaf van een graafmachine het gelijknamige loonbedrijf. In de jaren tachtig is het bedrijf begonnen met het aanleggen van betonpaden, een specialisatie die continu is doorontwikkeld. Ad Nooren BV realiseert en vernieuwt nog steeds fietspaden, kavelpaden en betonwegen, vooral op de kleigebieden in Noord-Nederland en Flevoland. Daarnaast heeft het bedrijf zich gespecialiseerd in handmatig betonwerk, zoals funderingen, vloeren, erf- en terreinverharding en sleufsilo’s. Het bedrijf is veertien jaar geleden overgenomen door zoon Peter Nooren. Al het werk wordt aangenomen en in eigen regie uitgevoerd. Naast de betonspecialisatie voert het bedrijf ook nog grondverzet- en loonwerkzaamheden uit. Verkavelingswerken en transport behoort ook tot de specialiteiten. Er werken 24 vaste krachten, aangevuld met losse krachten. Het bedrijf is VCA**- en ISO 9001-gecertificeerd. Meer informatie vind je op www.adnooren.nl of op facebook: Ad Nooren.
Goed betonwerk eist Tekst: Gert Vreemann Foto’s: Cumela Communicatie, Ad Nooren
AD NOOREN BV GARNWERD een goede voorbereiding
Ad Nooren BV heeft als specialiteit het aanleggen van betonverharding. Bij deze specialiteit behoort een goede voorbereiding. Daarin doet het bedrijf geen concessies en daar past het ook zelf machines voor aan. Zo ontstond een spraakmakende rupsgraafmachine met een leveler op de plek van het schuifblad.
Dit 600 meter lange kavelpad aanleggen op kleigrond voor de realisatie van een zonnepark in Houten is een passende klus voor Nooren, waarbij de Doosan 235 LS-5-binnendraaier met de 3,50 meter brede leveler goed tot zijn recht komt. Met de Doosan wordt het aangeleverde beton uit de vrachtwagen geschept en op maat gelost voor de slipvormpaver. Dezelfde machinist kan met de leveler de onderbaan zonder sporen en op de millimeter nauwkeurig afwerken en daarbij eventueel met de bak grond aanvullen of verwijderen. Dat is waar het Nooren om ging bij de nieuwe combinatie. Het bedrijf is gespecialiseerd in het aanleggen van paden en kavelpaden in allerlei vormen en groottes en in andere betonwerken. De hele trein loopt als een ‘geoliede machine’, waaruit in alles blijkt dat we te maken hebben met echte specialisten.
GEEN SPOREN MEER
Kern van de aanpak is dat Nooren geen enkele concessie doet aan kwaliteit, te beginnen bij de onderbaan. “Die moet honderd procent egaal zijn om het beton overal op dikte te krijgen. Dat is onze inzet en ons kwaliteitskaartje en daarin doen we geen concessies”, zegt Peter Nooren. Bij de aanleg van bredere kavelpaden en wegen en terreinverhardingen op kleigrond zullen de vrachtwagens met beton over de rijwerkstrook en soms door de onderbaan rijden. “Op kleigrond wordt het beton direct op de kleigrond gerealiseerd”, zegt Nooren. Hij heeft jarenlang met de grader de onderbanen op diepte geploegd en naderhand fijn geprofileerd. Als je vaak over de onderbaan moet rijden, wil de klei wel eens wat dol worden en laat het een spoor achter tijdens het afwerken.
Bij slappe ondergrond wordt vanuit dat oogpunt de onderbaan met de graafmachine uitgegraven en met een grader alleen fijn geprofileerd. “Er moet dan een extra machine op het werk komen, terwijl de graafmachine dan stil staat. Ook dan trek je met een grader altijd een spoor”, aldus Nooren. De grader vervangen door een leveler aan de giek van de graafmachine zag hij als een oplossing om spoorloos te kunnen profileren en de grader te besparen. “Dit is logistiek niet handig, omdat je dan continu moet wisselen tussen leveler en graafbak”, legt hij uit. Dat resulteerde in het idee om de leveler aan de onderwagen te monteren, zodat de graafbak nog kan worden gebruikt. Dit idee heeft hij laten uitwerken (zie kader) en die machine is inmiddels in gebruik, onder meer op het project in Houten.
Het bedrijf heeft smalle (0,50 tot 2,50 meter) en brede (2,50 tot 5,00 meter) pavers om verschillende breedtes te realiseren en heeft de smalle paver geschikt gemaakt voor bermbeton.
AUTOMATISCH GOED
Nooren past in de werkplaats ook zelf machines aan. De slipvormpaver is door Nooren voor zijn specialiteit ook zelf aangepast. De machine werkt met hoogte- en breedtesensoren die de steldraad (links of rechts) aftasten en hiermee de machine direct aansturen voor hoogte en richting in combinatie met een slope-sensor voor het juiste afschot. Daarbij wordt het beton in de machine verdicht met trilnaalden en superstrak in profiel getrokken. Naderhand wordt het oppervlak opgeruwd door in dwarsrichting een veegstreep aan te brengen en worden de kanten schuin afgewerkt. Om uitdroging te voorkomen, wordt de bovenlaag ingespoten met curing compound. De krimpvoegen worden er een dag later op een derde van de