De fases van mijn schrijfproces Ik hoor soms van mensen dat een boek schrijven eenzelfde soort proces is als een kind krijgen. Nu heb ik nog nooit een kind gebaard (hoewel een verbaal extreem onhandige verkoopster vroeger eens tegen me heeft gezegd dat ik ‘werpheupen’ heb – thanks), maar ik kan me er iets bij voorstellen. In ieder geval het begin. Bij iedereen zal het een beetje anders zijn, maar dit is hoe mijn schrijfproces ongeveer verloopt.
1. Het zaadje En ik bedoel eigenlijk meervoud: de zaadjes. Het is er namelijk nooit één. Zie je? Het is echt net een documentaire over conceptie. De zaadjes zwemmen soms al maanden door mijn hoofd heen, maar dan gebeurt er ineens iets – er botsen er twee op elkaar, of, om maar in de sfeer van babymaking te blijven, ze vinden een vruchtbaar eitje. (In mijn hóófd. IEUW.) Dat is het begin van een idee. Vaak is het alleen nog maar een deel van het verhaal; als ik op dit punt begin met schrijven, weet ik dat ik het niet afmaak. Het moet nog rijpen.
26 Sh c rijven
kreng!
2. De omslag BAM. Yes! Dat is het! Een superidee. Dit moet ik opschrijven. Nu. Nu-nu-nu. Dit is het plot waarmee ik aan de slag wil. Waar is mijn papier? Of mijn laptop? Zoals het vorige hoofdstuk al verraadde slaat zo’n inspiratiebom vaak in op het moment dat ik er niets mee kan, bijvoorbeeld onder de douche.
3. Karakterdossiers Ik weet vaak al een heleboel over de personages die de hoofdrol spelen in mijn verhaal, maar toch maak ik altijd een karakterdossier van de belangrijke mensen. Het ene dossier kan wat uitgebreider zijn dan het andere, maar in ieder geval beschrijf ik altijd het uiterlijk en de belangrijkste karaktertrekken. Hoe uitvoerig die beschrijving is, hangt ervan af hoe belangrijk de rol is die het personage in mijn boek heeft. Ik ga natuurlijk geen dossier van drie kantjes opstellen over de postbode als die maar heel even aan bod komt. 4. De eerste versie Het schrijven van de eerste versie is het leukst. Alles ligt nog open en hoewel ik altijd in grote lijnen uitstippel waar ik heen wil met het verhaal, is de weg ernaartoe soms ook voor mij onverwachts. Als ik eenmaal in een fijne flow zit, nemen mijn personages het heft in eigen handen. Ondertussen kan ik alleen maar grijnzen en denken: ik ben geniaal! Niemand in de geschiedenis van de chicklit heeft ooit zo’n leuk idee gehad. OMG, iedereen gaat hiervan houden!
5. Deadlinestress
Er komt een moment waarop ik even niet meer weet hoe het verder moet. Ik heb bedacht waar ik heen wil, maar hoe ik daar moet komen is voor iedereen een raadsel (voor mij misschien nog wel het meest). Dit is vaak op ongeveer driekwart van het boek. Ineens weet ik niet meer zo zeker of ik wel geniaal ben en of het verhaal wel zo geweldig is. Moet ik het bestand niet simpelweg sluiten en gewoon nooit meer openen? Als mijn uitgever dan belt doe ik wel alsof ik geëmigreerd ben naar de Noordpool om ijsberen te temmen.
27 Sh c rijven
kreng!
De fases van mijn schrijfproces Ik hoor soms van mensen dat een boek schrijven eenzelfde soort proces is als een kind krijgen. Nu heb ik nog nooit een kind gebaard (hoewel een verbaal extreem onhandige verkoopster vroeger eens tegen me heeft gezegd dat ik ‘werpheupen’ heb – thanks), maar ik kan me er iets bij voorstellen. In ieder geval het begin. Bij iedereen zal het een beetje anders zijn, maar dit is hoe mijn schrijfproces ongeveer verloopt.
1. Het zaadje En ik bedoel eigenlijk meervoud: de zaadjes. Het is er namelijk nooit één. Zie je? Het is echt net een documentaire over conceptie. De zaadjes zwemmen soms al maanden door mijn hoofd heen, maar dan gebeurt er ineens iets – er botsen er twee op elkaar, of, om maar in de sfeer van babymaking te blijven, ze vinden een vruchtbaar eitje. (In mijn hóófd. IEUW.) Dat is het begin van een idee. Vaak is het alleen nog maar een deel van het verhaal; als ik op dit punt begin met schrijven, weet ik dat ik het niet afmaak. Het moet nog rijpen.
26 Sh c rijven
kreng!
2. De omslag BAM. Yes! Dat is het! Een superidee. Dit moet ik opschrijven. Nu. Nu-nu-nu. Dit is het plot waarmee ik aan de slag wil. Waar is mijn papier? Of mijn laptop? Zoals het vorige hoofdstuk al verraadde slaat zo’n inspiratiebom vaak in op het moment dat ik er niets mee kan, bijvoorbeeld onder de douche.
3. Karakterdossiers Ik weet vaak al een heleboel over de personages die de hoofdrol spelen in mijn verhaal, maar toch maak ik altijd een karakterdossier van de belangrijke mensen. Het ene dossier kan wat uitgebreider zijn dan het andere, maar in ieder geval beschrijf ik altijd het uiterlijk en de belangrijkste karaktertrekken. Hoe uitvoerig die beschrijving is, hangt ervan af hoe belangrijk de rol is die het personage in mijn boek heeft. Ik ga natuurlijk geen dossier van drie kantjes opstellen over de postbode als die maar heel even aan bod komt. 4. De eerste versie Het schrijven van de eerste versie is het leukst. Alles ligt nog open en hoewel ik altijd in grote lijnen uitstippel waar ik heen wil met het verhaal, is de weg ernaartoe soms ook voor mij onverwachts. Als ik eenmaal in een fijne flow zit, nemen mijn personages het heft in eigen handen. Ondertussen kan ik alleen maar grijnzen en denken: ik ben geniaal! Niemand in de geschiedenis van de chicklit heeft ooit zo’n leuk idee gehad. OMG, iedereen gaat hiervan houden!
5. Deadlinestress
Er komt een moment waarop ik even niet meer weet hoe het verder moet. Ik heb bedacht waar ik heen wil, maar hoe ik daar moet komen is voor iedereen een raadsel (voor mij misschien nog wel het meest). Dit is vaak op ongeveer driekwart van het boek. Ineens weet ik niet meer zo zeker of ik wel geniaal ben en of het verhaal wel zo geweldig is. Moet ik het bestand niet simpelweg sluiten en gewoon nooit meer openen? Als mijn uitgever dan belt doe ik wel alsof ik geëmigreerd ben naar de Noordpool om ijsberen te temmen.
27 Sh c rijven
kreng!
6. De vriendinnencommissie De enige mensen die mij ervan kunnen overtuigen dat mijn boek níét slecht is, zijn mijn vriendinnen. Ik weet het: ze zijn mijn vriendinnen, dus het is zo’n beetje hun táák om me op te fleuren, maar toch werken hun bemoedigende woorden altijd. Lisje B trok me bijvoorbeeld eigenhandig door mijn zenuwdal heen toen ik ervan overtuigd was dat Glazuur-lezers Verkikkerd vast niks zouden vinden met de woorden: ‘Ik vind het Toen Linda zei dat ze zelfs een beter boek dan Glazuur.’ moest huilen bij het Maar mijn vriendinnen hemelen me niet alleen maar proeflezen van Verslinop, hoor. Daarom is hun commentaar juist zo waardegerd, heb ik een dansje door de keuken gedaan, vol. Linda wijst me op fouten die ik zelf niet zie (iets terwijl ik tegen een met blindheid voor je eigen tekst). En Lysanne merkte stomverbaasde Lau gilde: op dat de personages in Verslingerd wel heel vaak ‘Linda moest huilen! YES! ‘hinderlijk’ zeiden en dat ik ook wel wat meer variatie Ze moest húílen!’ Toen mocht aanbrengen in de eettentjes, oftewel: ‘Eh, Lis, ik een paar uur later ook nog een berichtje van álles is hinderlijk en iedereen eet bij de Humphrey’s.’ Lisje B ontving met: ‘Trut, Oké dan, staat genoteerd. Tijd om het op te sturen naar ik zit te janken,’ kon mijn mijn uitgever!
‘Yes, ze moeten huilen!’
dag niet meer stuk. Ik ben nog nooit zo blij geweest dat ik mijn vriendinnen aan het huilen heb gemaakt. Waarvoor nogmaals mijn excuses, trouwens.
28 Sh c rijven
kreng!
7. Nagelbijten en incasseren Ik heb een haat-liefdeverhouding met dit onderdeel van het schrijfproces. Aan de ene kant ben ik superbenieuwd wat mijn uitgever vindt van mijn boek, maar aan de andere kant wil ik het eigenlijk alleen weten als het goed nieuws is. Stel je voor dat het helemaal niet goed ontvangen wordt, wat dan? Gelukkig heb ik tot nu toe alleen nog maar jubelreacties gehad, wat ik natuurlijk even moet afkloppen op ongelakt hout, want je weet wel, hoogmoed voor de val en zo. Helaas is een boek nooit in één keer perfect, dus zijn er altijd een
Heb ík dat geschreven?
aantal zaken die aangescherpt kunnen (en moeten) worden. Hier begint het incasseren en daarmee het gedeelte waarin ik mezelf constant inprent dat kritiek kostbaar en noodzakelijk is. Ik hoor liever nu van mijn redacteur wat er schort aan Ik lees mijn eigen boek van voor naar achter zo’n acht tot twaalf keer voordat mijn verhaal dan straks van mijn lezers. 8. Versie twee Herschrijven is geweldig en de hel tegelijk. Natuurlijk is het leuk om te zien hoe het verhaal ervan opknapt, maar soms lijkt er geen beginnen aan. Als je al een halfjaar gewend bent aan een bepaald beginpunt in je boek, voelt het als een marteling om een nieuw startpunt te kiezen. Het kan ook zomaar zijn dat je verhaal beter wordt als je twee (of zelfs drie) personages samenvoegt tot één of als je juist een extra personage toevoegt om een bepaald aspect te verzwaren. Alleen: je hebt een compleet manuscript voor je neus liggen. De vreugdegolf van het voltooien is nog maar een maandje geleden. En nu moet je alles weer overhoop gaan halen?
AAARGH!
het in de winkels ligt. Kleine stukjes, bijvoorbeeld een paar hoofdstukken achter elkaar, tel ik dan niet mee. En toch kom ik iedere keer tijdens het herlezen weer dingen tegen waarvan ik denk: ‘Huh, heb ik dit geschreven?’ Soms is dat positief, soms ook negatief. Zo liet ik een personage denken dat ze niet met nat haar naar buiten moest gaan, tenzij ze een hersenvliesontsteking wilde oplopen. Bij het herlezen dacht ik: ‘Eh, Lis, van kou krijg je geen hersenvliesontsteking.’ Maar ik heb ook vaak hardop gelachen om mijn eigen grapjes (ijdel!) en gehuild om zielige stukjes (dat scoort op de ijdelheidsschaal nog hoger dan lachen om je eigen grapjes). Soms kwam ik een passage tegen waarvan ik me helemaal niet meer kon herinneren dat ik haar had geschreven. Dus mijn tip: lees je werk eens terug en verras jezelf!
! H G R A A A
29 Sh c rijven
kreng!
6. De vriendinnencommissie De enige mensen die mij ervan kunnen overtuigen dat mijn boek níét slecht is, zijn mijn vriendinnen. Ik weet het: ze zijn mijn vriendinnen, dus het is zo’n beetje hun táák om me op te fleuren, maar toch werken hun bemoedigende woorden altijd. Lisje B trok me bijvoorbeeld eigenhandig door mijn zenuwdal heen toen ik ervan overtuigd was dat Glazuur-lezers Verkikkerd vast niks zouden vinden met de woorden: ‘Ik vind het Toen Linda zei dat ze zelfs een beter boek dan Glazuur.’ moest huilen bij het Maar mijn vriendinnen hemelen me niet alleen maar proeflezen van Verslinop, hoor. Daarom is hun commentaar juist zo waardegerd, heb ik een dansje door de keuken gedaan, vol. Linda wijst me op fouten die ik zelf niet zie (iets terwijl ik tegen een met blindheid voor je eigen tekst). En Lysanne merkte stomverbaasde Lau gilde: op dat de personages in Verslingerd wel heel vaak ‘Linda moest huilen! YES! ‘hinderlijk’ zeiden en dat ik ook wel wat meer variatie Ze moest húílen!’ Toen mocht aanbrengen in de eettentjes, oftewel: ‘Eh, Lis, ik een paar uur later ook nog een berichtje van álles is hinderlijk en iedereen eet bij de Humphrey’s.’ Lisje B ontving met: ‘Trut, Oké dan, staat genoteerd. Tijd om het op te sturen naar ik zit te janken,’ kon mijn mijn uitgever!
‘Yes, ze moeten huilen!’
dag niet meer stuk. Ik ben nog nooit zo blij geweest dat ik mijn vriendinnen aan het huilen heb gemaakt. Waarvoor nogmaals mijn excuses, trouwens.
28 Sh c rijven
kreng!
7. Nagelbijten en incasseren Ik heb een haat-liefdeverhouding met dit onderdeel van het schrijfproces. Aan de ene kant ben ik superbenieuwd wat mijn uitgever vindt van mijn boek, maar aan de andere kant wil ik het eigenlijk alleen weten als het goed nieuws is. Stel je voor dat het helemaal niet goed ontvangen wordt, wat dan? Gelukkig heb ik tot nu toe alleen nog maar jubelreacties gehad, wat ik natuurlijk even moet afkloppen op ongelakt hout, want je weet wel, hoogmoed voor de val en zo. Helaas is een boek nooit in één keer perfect, dus zijn er altijd een
Heb ík dat geschreven?
aantal zaken die aangescherpt kunnen (en moeten) worden. Hier begint het incasseren en daarmee het gedeelte waarin ik mezelf constant inprent dat kritiek kostbaar en noodzakelijk is. Ik hoor liever nu van mijn redacteur wat er schort aan Ik lees mijn eigen boek van voor naar achter zo’n acht tot twaalf keer voordat mijn verhaal dan straks van mijn lezers. 8. Versie twee Herschrijven is geweldig en de hel tegelijk. Natuurlijk is het leuk om te zien hoe het verhaal ervan opknapt, maar soms lijkt er geen beginnen aan. Als je al een halfjaar gewend bent aan een bepaald beginpunt in je boek, voelt het als een marteling om een nieuw startpunt te kiezen. Het kan ook zomaar zijn dat je verhaal beter wordt als je twee (of zelfs drie) personages samenvoegt tot één of als je juist een extra personage toevoegt om een bepaald aspect te verzwaren. Alleen: je hebt een compleet manuscript voor je neus liggen. De vreugdegolf van het voltooien is nog maar een maandje geleden. En nu moet je alles weer overhoop gaan halen?
AAARGH!
het in de winkels ligt. Kleine stukjes, bijvoorbeeld een paar hoofdstukken achter elkaar, tel ik dan niet mee. En toch kom ik iedere keer tijdens het herlezen weer dingen tegen waarvan ik denk: ‘Huh, heb ik dit geschreven?’ Soms is dat positief, soms ook negatief. Zo liet ik een personage denken dat ze niet met nat haar naar buiten moest gaan, tenzij ze een hersenvliesontsteking wilde oplopen. Bij het herlezen dacht ik: ‘Eh, Lis, van kou krijg je geen hersenvliesontsteking.’ Maar ik heb ook vaak hardop gelachen om mijn eigen grapjes (ijdel!) en gehuild om zielige stukjes (dat scoort op de ijdelheidsschaal nog hoger dan lachen om je eigen grapjes). Soms kwam ik een passage tegen waarvan ik me helemaal niet meer kon herinneren dat ik haar had geschreven. Dus mijn tip: lees je werk eens terug en verras jezelf!
! H G R A A A
29 Sh c rijven
kreng!
9. Persklaarmaken Versie twee gaat opnieuw naar mijn redacteur en als die er tevreden over is, wordt ze doorgestuurd aan een persklaarmaker. Alle foutjes die ik er zelf nog niet uit had gepikt (wegens te vaak gelezen) worden rechtgezet. Ik krijg het manuscript terug met kriebels en suggesties erin, of in een documentje met correcties en opmerkingen. Extra leuk was dat ik de eerste keer, bij Glazuur, de legenda niet had gekregen, dus ik moest maar zo’n beetje gokken wat de verschillende kriebeltjes in de kantlijn betekenden. Het verwerken van de correcties is mijn laatste kans om nog iets inhoudelijks aan te passen in het manuscript, tenzij er écht iets noodzakelijks ontbreekt, natuurlijk. Ik voel dan ook altijd enige druk als ik mijn manuscript weer opstuur: nu mag ik er niets meer aan doen.
30 Sh c rijven
kreng!
10. Drukproef Als ik het pakketje papier binnenkrijg dat de drukproef is, moet ik altijd een beetje een dansje doen. Kijk nou hoe pretty hij is! Het lijkt al zo op een echt boek! Terwijl ik de drukproef lees, leest er (ergens in Nederland) ook een externe corrector mee, zodat we zeker weten alle foutjes eruit pikken. Je verbaast je trouwens over hoeveel fouten je nog uit zo’n drukproef haalt. Alsof je de hele tijd oogkleppen droeg.
11 Het .
echte boek
Als de correcties zijn doorgegeven aan de bureauredacteur, begint het grote wachten. Twee tot drie weken na dat moment komt mijn boek van de drukker. Met kaft en alles! Wauw, een echt boek. Het moment waarop je je eigen boek voor het eerst in handen houdt is bizar en ik weet niet of er woorden zijn die afdoende beschrijven hoe trots je je dan voelt. (Nee, Gillian, ik zal niet zeggen ‘moederlijk trots’.)
31 Sh c rijven
kreng!
9. Persklaarmaken Versie twee gaat opnieuw naar mijn redacteur en als die er tevreden over is, wordt ze doorgestuurd aan een persklaarmaker. Alle foutjes die ik er zelf nog niet uit had gepikt (wegens te vaak gelezen) worden rechtgezet. Ik krijg het manuscript terug met kriebels en suggesties erin, of in een documentje met correcties en opmerkingen. Extra leuk was dat ik de eerste keer, bij Glazuur, de legenda niet had gekregen, dus ik moest maar zo’n beetje gokken wat de verschillende kriebeltjes in de kantlijn betekenden. Het verwerken van de correcties is mijn laatste kans om nog iets inhoudelijks aan te passen in het manuscript, tenzij er écht iets noodzakelijks ontbreekt, natuurlijk. Ik voel dan ook altijd enige druk als ik mijn manuscript weer opstuur: nu mag ik er niets meer aan doen.
30 Sh c rijven
kreng!
10. Drukproef Als ik het pakketje papier binnenkrijg dat de drukproef is, moet ik altijd een beetje een dansje doen. Kijk nou hoe pretty hij is! Het lijkt al zo op een echt boek! Terwijl ik de drukproef lees, leest er (ergens in Nederland) ook een externe corrector mee, zodat we zeker weten alle foutjes eruit pikken. Je verbaast je trouwens over hoeveel fouten je nog uit zo’n drukproef haalt. Alsof je de hele tijd oogkleppen droeg.
11 Het .
echte boek
Als de correcties zijn doorgegeven aan de bureauredacteur, begint het grote wachten. Twee tot drie weken na dat moment komt mijn boek van de drukker. Met kaft en alles! Wauw, een echt boek. Het moment waarop je je eigen boek voor het eerst in handen houdt is bizar en ik weet niet of er woorden zijn die afdoende beschrijven hoe trots je je dan voelt. (Nee, Gillian, ik zal niet zeggen ‘moederlijk trots’.)
31 Sh c rijven
kreng!