1778. Op doorreis naar Parijs leert Wolfgang Amadeus Mozart de muzikale familie Weber kennen. Constanze raakt door hem gefascineerd, maar de componist heeft enkel oog voor haar oudste zus Luise, die hem echter afwijst. Jaren later, tijdens een gemaskerd bal in Wenen, ziet Constanze Mozart weer en ze worden al snel verliefd. De twee verloven zich, maar Mozarts vader geeft zijn zoon niet zomaar toestemming om te trouwen met een ‘Weberische’. Ze trouwen toch en tijdens hun huwelijk moet Constanze toezien hoe haar echtgenoot met Luise werkt, net als met talloze andere zangeressen over wie hij lyrisch is. Als Mozart in 1791 sterft, laat hij Constanze achter met schulden, twee kleine kinderen en stapels bladmuziek. Aan haar de taak om haar leven weer op te pakken en zorg te dragen voor de muzikale erfenis van de grote componist. In deze sfeervolle historische roman vol muziek geeft Femke Roobol een beeld van de vrouw die door Mozarts familie werd gehaat terwijl Mozart zelf haar zo hartstochtelijk liefhad. Van Femke Roobol verscheen ook het aangrijpende tweeluik De kleine revolutie.
NUR 342
www.zomerenkeuning.nl
femke r o o b o l De erfenis van Mozart
Een verhaal over familie, liefde, bals en baronessen, maar ook over jaloezie en verlies
femke roobol Over de vrouw die door Mozarts familie werd gehaat terwijl Mozart zelf haar zo hartstochtelijk liefhad
De erfenis van Mozart
De erfenis van Mozart
Lees ook van Femke Roobol De kleine revolutie-tweeluik: Vrijgevochten Vogelvrij Tulpenliefde De laatste winter Springtij Tropenjaren
Femke Roobol
De erfenis van Mozart
Uitgeverij Zomer & Keuning
isbn 9789020544701 isbn e-book 9789020544596 isbn audioboek 9789020544602 nur 342 © 2021 Uitgeverij Zomer & Keuning Postbus 13288, 3507 LG Utrecht De erfenis van Mozart is gebaseerd op de gelijknamige uitgave die in 2017 verscheen bij uitgeverij Luitingh-Sijthoff. Omslagontwerp Ingrid van Roekel, Studio Jan de Boer Foto auteur Wim van der Vlugt www.femkeroobol.nl www.zomerenkeuning.nl Alle rechten voorbehouden Uitgeverij Zomer & Keuning vindt het belangrijk om op milieuvriendelijke en verantwoorde wijze om te gaan met natuurlijke bronnen. Voor de papieren editie van dit boek is daarom gebruikgemaakt van papier waarbij zeker is dat de productie ervan niet heeft geleid tot bosvernietiging.
Voor mijn zusje Annelene
– liebe mich ewig wie ich dich liebe, und sey Ewig meine stanzi Marini, wie ich ewig seyn werde dein Stu! – Knaller paller – schnip – schnap – schnur – schnepeperl. snai! – W.A. Mozart in een brief aan zijn vrouw, 6 juli 1791
I
1
Mannheim, januari 1778 Het pennenmesje gleed door de schacht van de ganzenveer alsof het warme boter was. Ik legde de veer neer en pakte de volgende. Om de punt zacht te maken doopte ik hem in het water. De kaars sputterde en even was ik bang dat hij zou uitgaan. Het was fijn om bezig te zijn met dit secure werkje voor papa, ver weg van de dwingende stem van mijn moeder. In een cadans werkte ik verder: pen oppakken, in het water dopen, merg eruit peuteren, snijden. Mijn handen vonden een ritme dat ik gemakkelijk volhield. De veren die klaar waren, legde ik op een rij op de tafel. Zes waren er al af toen de gang zich vulde met het geluid van twee stemmen. De ene, die ik niet herkende, klonk als een heldere klarinet. De andere was van mijn vader, hij kaatste tegen de muren als een hoorn met een barst erin. Papa hield de deur van de kamer open voor een gedrongen man van een jaar of twintig in een beige kniebroek en een jas in dezelfde kleur. Zijn kanten das zat slordig, alsof hij hem kort voordat hij binnenkwam had losgetrokken. ‘Zo, Mozart,’ zei mijn vader. ‘Welkom in mijn huis.’ De man liet de rollen muziek die hij onder zijn arm had op tafel vallen. Zijn ogen waren even blauw als zijn vest en schoten 11
van het ene naar het andere voorwerp in de kamer, tot ze op mij bleven rusten met een beleefde interesse. ‘Mijn dochter, Constanze,’ zei papa. Hij sloeg zijn arm om me heen en trok me naar het midden van de kamer. Nieuwsgierig keek ik naar onze bezoeker. Op Mozarts wangen ontdekte ik op onregelmatige afstand van elkaar putjes die waarschijnlijk veroorzaakt waren door de pokken. Zijn neus was tamelijk groot en scherp. Met zijn lippen raakte hij mijn hand vluchtig aan en ik zag dat hij geen pruik ophad, maar zijn haren waren wel gepoederd. ‘Mozart wil iets laten overschrijven, Stanzerl. Pak eens papier en een pen voor me.’ Ik nam de tijd om tussen de inkt en de vellen te zoeken naar een onbeschreven blad. Ondertussen luisterde ik met verbazing naar de spraakwaterval uit de mond van de jonge man. Het deed me denken aan een passage in een muziekstuk met tweeëndertigste noten dat ik vanmorgen had gespeeld op het klavier. Toch klonk Mozarts stem melodieus en vloeiend, niet het staccato dat je verwachtte van iemand die zo snel praatte. ‘Prinses Karoline von Nassau wil deze aria’s zo gauw mogelijk hebben. Haar kleine orkest is fantastisch en ik ben zielsgelukkig dat ze zo van zingen houdt. Iedere dag laat zij wel iets opvoeren. En Herr Weber, u wordt hier in de stad door iedereen aanbevolen. Ik verzeker u dat als uw kopij mij bevalt, er meer opdrachten volgen.’ ‘Ik hoop maar dat ik aan uw verwachtingen kan voldoen.’ Papa kneep even in mijn hand, alsof hij aanvoelde dat ik op het punt stond om in lachen uit te barsten. Mozarts vingers streken de muziek glad. Op het papier was geen enkele doorhaling of verbetering in het regelmatige notenschrift te zien. Dat moest hem veel tijd hebben gekost. Het 12
was niet nodig, want mijn vader kreeg met een zekere regelmaat een groot aantal met inkt bevlekte partituren in handen. Soms zo erg dat we samen naar de juiste noten probeerden te raden. Ik was er goed in en daarom liet papa het werk aan mij over wanneer hij het zelf te druk had. Ik genoot van de belangrijke taak. Met gebogen hoofd zat ik boven de papieren, doopte de punt van de veer in de inkt en tekende zorgvuldig de noten na. Het fascineerde me iedere keer weer dat al die zwarte rondjes op verschillende hoogtes op de notenbalken een melodie vertegenwoordigden die ik kon neuriën of zingen. ‘U bent toch wel zuinig op mijn werk?’ Mozart fronste. ‘Het is het enige afschrift dat ik heb.’ In mijn oren klonken zijn woorden nogal verwaand, maar papa wendde zich met opgetrokken mondhoeken van de bezoeker af en gaf mij een teken dat ik dichterbij moest komen. Ik gaf mijn vader een papier en een oude veer. Hij zette zijn bril op en keek me alleen maar aan, en ik pakte snel een vers geslepen pen. Ik had geen flauw idee waarom hij moeite deed voor Mozart, die me nogal arrogant leek en deed alsof hij mijn vader een gunst verleende door hem zijn werk over te laten schrijven. ‘Dank je, lieverd, ga maar naar je moeder.’ Papa gaf een kus op mijn voorhoofd en duwde me richting de deur. Ik wierp nog één blik op Mozart. Gebogen over de bladzijden, terwijl zijn wijsvinger de noten liefkoosde alsof ze de haren van een geliefde waren, zag hij eruit als een dwaas. In de keuken goot mama bij het roodstenen aanrecht de koffie op. Ze spoelde de drab door haar trots: de gootsteen. Het was een bak met een afvoer die uitkwam in een brede geul in de vensterbank waardoor water en troep konden weglopen. Nu 13
hoefden we geen emmers meer te legen. Het was een noviteit die in weinig huizen aanwezig was. Boven het vuur hing een ijzeren pot te pruttelen, de geur van het eten deed me watertanden. Ik was net zestien jaar geworden en al bijna net zo lang als Luise die zeventien was. Sinds een paar maanden had ik de hele dag honger en toch bleef ik zo mager als een lat. Josefa en Luise plaagden me met mijn uitstekende ribben en noemden me ‘het skelet’. Ik verdacht hen ervan dat ze gewoon jaloers waren, aangezien zij allebei moeite hadden om slank te blijven. Ik had de bouw van papa terwijl mijn zussen mijn moeders figuur hadden. Op de planken aan de muur stonden de tinnen kroezen en borden als soldaten in het gelid. Mijn moeder hield van opgeruimd. Ze pakte een paar bekers van de plank en het geluid van het tegen elkaar stotende metaal klonk als de bekkens die de slagwerker in het orkest tegen elkaar sloeg. Toen de koffie klaar was roerde ze er een lepeltje kaneel door. Al die tijd wisselden we geen woord, maar aan het aantal bekers dat ze op het dienblad neerzette, zag ik dat ze me had opgemerkt. ‘Neem jij de pot mee,’ zei ze. In de gang kwamen de klanken van een lied ons tegemoet. Josefa speelde klavier, Luise zong. We kwamen de kamer binnen en ze hielden op met repeteren. Josefa sloeg de klep van het klavier dicht en nam de koffie van me over terwijl Luise de peperkoeken die waren overgebleven van de jaarwisseling op een bord legde. Sophie klapte haar boek dicht en zette Arpeggio van haar schoot. ‘Waar blijft je vader?’ Mama ging rechtop zitten tegen de lichte bekleding van de stoelleuning, haar schouders naar achteren zoals haar als meisje was geleerd. Me bewust van haar nietsontziende blik, imiteerde ik haar. 14
‘Hij is nog bezig met Mozart.’ ‘Mozart?’ Josefa schonk in. ‘Wat doet hij hier?’ ‘Hij wil papa iets laten kopiëren.’ Met een achteloos gebaar maakte Luise haar haren los en gooide de spelden op tafel. ‘Zijn eigen muziek? Komt hij ons nog gedag zeggen?’ Ik haalde mijn schouders op. ‘Voor het geval dat hij dat doet, zou ik maar gauw mijn kapsel weer in orde maken, Aloisia,’ zei mama. De mond van mijn zus vertrok, maar ze veegde de spelden toch in haar linkerhand en duwde met de rechter haar haren omhoog. Sophie kwam achter haar staan en nam het van haar over. Ze stak de haarpinnen tussen haar lippen. ‘Kent u Mozart goed, mama?’ Haar woorden waren nauwelijks te verstaan. ‘Ach, kennen is een groot woord. In 1763 speelde hij in de zomerresidentie van de keurvorst, Schwetzingen. Mijn broer schreef me erover, kort voordat we uit Zell im Wiesental moesten vertrekken.’ Zonder iets te zeggen namen we alle vier een slok koffie en knabbelden aan de koeken. Niemand wilde ingaan op mama’s opmerking over onze geboortestad. Alleen Josefa – die toen vijf jaar was – herinnerde zich nog hoe onzeker het voor onze ouders was geweest voordat papa een aanstelling kreeg bij het theater in Mannheim. Mama had het na al die jaren nog steeds graag over het onrecht dat papa was aangedaan. Dat zij, een dochter van de secretaris in dienst bij de keurvorst, nu genoegen moest nemen met een leven als de vrouw van een tweederangs bassist die muziekstukken van andere musici kopieerde zodat we rond konden komen, kregen we vaak genoeg te horen. En als we niet uitkeken zou ze de hele middag blijven door15
zeuren over hoe we hartje winter moesten vluchten, net voor de mannen kwamen die van papa’s werkgever het bevel hadden gekregen om onze meubels op de straat te smijten en ons dakloos te maken. Ik wist niks meer van de reis naar Mannheim en ook niet van de periode kort daarna. Voor mij was Zell im Wiesental een naam die alleen vervelende associaties opriep omdat me zo vaak was verteld dat we daar waren weggejaagd. De bekers waren allang leeg en naar de keuken gebracht, toen mijn vader eindelijk binnenkwam met Mozart. Iedereen stopte met waar ze mee bezig was. Josefa liet haar handen zakken op de toetsen van het klavier, dat met een plotselinge dissonant zweeg, en Luise klemde haar lippen op elkaar. Mama en Sophie legden de speelkaarten neer die ze in hun handen hadden. Ik duwde de asla terug in de tegelkachel. Verwachting was te lezen op de gezichten van mijn moeder en zussen. Zelf moest ik er een beetje om lachen en ik vroeg me af of Mozart een betere indruk op hen zou maken dan hij daarnet op mij had gemaakt. ‘Cäcilia, Herr Mozart,’ zei mijn vader tegen mama. ‘Mijn vrouw en dochters: Josefa, Aloisia en Sophie. Constanze heeft u al ontmoet.’ Mama liet zich de hand kussen en zei dat ze al veel over Mozart had gehoord. ‘Bevalt Mannheim u, meneer?’ Mozart trok de panden van zijn jas recht. ‘Zeker, zeker. Ik ben op doorreis naar Parijs, maar ik was graag in Mannheim gebleven, mevrouw.’ Mama knikte. ‘Wat vindt u van ons orkest? Het is heel jammer dat de nieuwe keurvorst niets voor u te doen heeft. Parijs lijkt me zo… Frans.’ Mozart glimlachte. ‘Mannheim heeft een prachtig ensemble. 16
Vooral de klarinetten! De keurvorst heeft me wel ontvangen, maar hij kon niets toezeggen.’ Even gingen Mozarts mondhoeken omlaag, daarna plooiden ze zich weer in een glimlach. De oude keurvorst, Maximiliaan III van Beieren, was op 30 december van het vorig jaar kinderloos overleden, en zijn opvolger Carl Theodor was kort na zijn dood met een groot deel van zijn gevolg naar München vertrokken. Mijn wenkbrauwen schoten omhoog. Mozart loog. Iedereen in Mannheim wist dat hij in december door het hof was afgewimpeld. Sinds de keurvorst was gestorven was Mannheim in de rouw; er werden geen opera’s en toneelstukken opgevoerd, concerten en bals waren afgelast en de theaters gesloten. Zonder sledetochten en ander vermaak was het doodstil en saai in de stad. We zaten ons meestal bij de kachel te vervelen en zongen samen, lazen of deden spelletjes. ‘U heeft een enorme pech dat hij meteen is weggegaan,’ zei mijn vader. ‘Ach.’ Mozart bukte zich om Arpeggio te aaien, die langs zijn benen streek. ‘Ik vind wel een manier. Prinses Karoline heeft me toch een uitnodiging gestuurd? En er zijn genoeg privéuitvoeringen om me bezig te houden.’ Mijn moeder draaide zich om naar Sophie en mij en stuurde ons naar de keuken voor wijn en een paar hapjes. Met tegenzin volgde ik mijn zus de kamer uit; ik sneed ham en kaas af en maande Sophie op te schieten. Als Mozart wat van de muziek zou spelen waarvan ik eerder een glimp had opgevangen, wilde ik daarbij zijn. Met het dienblad vol rinkelende glazen en een fles wijn waren Sophie en ik net op tijd terug om te zien dat Luise achter het klavier ging zitten. Natuurlijk mocht zij weer als eerste zingen. 17
Ze wachtte even tot ze de aandacht van iedereen had en zette met haar heldere sopraan een aria in. Haar groot bereik viel direct op in het stuk dat ze had uitgekozen. Tot op dat moment had Mozart niemand van ons meisjes echt aangekeken. Mijn zus hield haar hoofd een beetje schuin en haar rug kaarsrecht. Haar sierlijke handen vlogen heen en weer over de zwart-witte toetsen. Mozarts blik schoot van haar gezicht naar haar blote schouders terwijl hij gedachteloos een stukje ham in zijn mond stopte, het wijnglas vergeten in zijn hand. ‘Fantastisch,’ zei hij toen de laatste klanken waren weggestorven. ‘Onze Luise is al in dienst bij het hof,’ zei mijn moeder. Ze vermeldde er niet bij dat mijn zus niet eens betaald werd, maar alleen af en toe mocht optreden. ‘Al onze dochters zingen prachtig.’ Papa klapte in zijn handen. Het kriebelde in mijn buik toen Josefa, Sophie en ik opsprongen om onze vaste plaatsen in te nemen. Onze stemmen vermengden zich moeiteloos, zo waren we op elkaar ingespeeld. Luise nam de hoogste noten voor haar rekening en we vlochten de onze erdoorheen. De melodielijnen versmolten met elkaar en gingen op in het grotere geheel van het lied. ‘Wat vindt u ervan, Mozart?’ Mama kon haar trots maar moeilijk verbergen. Niet in staat om zijn ogen van Luise los te maken antwoordde hij: ‘Wat een heerlijke dochters heeft u!’ Mijn zus schonk hem een stralende glimlach.
18