HOOFDSTUK 1
LOSERCLUB
E
r zijn weinig dingen erger dan school, maar school op zaterdag is er één van. Water druppelt uit de bomen, die als oude schildwachten het pad naar de gesloten hoofdpoort bewaken. Ze omlijsten het hele schoolterrein, tot aan het Grimwoud aan de achterzijde. Ik vraag me af op hoeveel strafcorveeërs ze al hebben neergekeken. Op hoeveel groepjes kinderen die met tegenzin de grindweg op slenterden en liever op iedere andere plek hadden willen zijn. Een ijzige druppel valt van een laaghangende eikentak en druipt via mijn nek de kraag van mijn trui in. Maar dan zie ik de anderen verderop al wachten – alle drie – dus geef ik geen krimp. Als ik de poort heb bereikt probeer ik uit alle macht oogcontact te vermijden.
7
‘Echt, ik zou nog liever dood zijn,’ zegt Hayley. Zonder op te kijken weet ik dat zij het is, want zij kraamt altijd dit soort onzin uit. ‘Echt?’ grinnikt iemand. Het is Gus, het gekke joch wiens leven heel andere regels lijkt te volgen dan dat van ons. Welke regels? Geen idee. Hij is zo onvoorspelbaar als een hond in een veld vol eekhoorns. Chaos op twee benen, dus. ‘Dit is een moeilijk kloterige manier om je zaterdag mee door te brengen, maar dood is volgens mij nog altijd erger.’ ‘Natuurlijk,’ snauwt het andere meisje. Naira. Bekrompen, een streber, altijd perfect, aan de oppervlakte dan. Showt nogal met haar genialiteit, zodat anderen zich al snel waardeloos voelen. ‘En even voor de duidelijkheid: geen woord tegen mij vandaag. Geen van jullie. Ik wil niks met jullie losers te maken hebben.’ Gus lacht. ‘Als wij losers zijn, Naira,’ zegt Hayley, ‘dan heet ik je welkom bij de club.’ ‘De Loserclub!’ joelt Gus. Hij springt op en grijpt zich vast aan een tak, waardoor een douche van druppels op ons neerregent. Naira gilt en Hayley vloekt. Beiden slaan naar de druppels alsof ze door wespen zijn gestoken. Ik laat het water van mijn gezicht lopen, geprik-
8
keld door de gedachte dat het er zojuist een epische reis op heeft zitten: helemaal vanuit de wolken boven ons hoofd, druppelend langs de takken, en ten slotte is het op mij geland. Ik kijk op naar Gus. ‘We zouden buttons moeten maken, jongens,’ zegt hij. ‘Ik heb van die mooie pennen, ik ga een logo ontwerpen. En we móéten eenvoudigweg een motto hebben.’ Hij zet een kakkerige stem op bij die laatste woorden. ‘Heb ’ns wat respect voor die boom, domkop,’ zegt Hayley. ‘Die is zowat een miljoen jaar oud. Als je die tak breekt, breek ik je arm.’ Hayley zet haar woede in voor goed en kwaad – ik heb de indruk dat ze er een enorme voorraad van heeft opgekropt, en het komt er altijd met veel poeha uit. Er zitten zelfgemaakte buttons op haar trui die vol trots laten zien dat ze vegetariër en lhbti+-supporter is en dat vluchtelingen welkom zijn. ‘Het is alleen maar een vieze verzameling takken en bladeren,’ zegt Naira, terwijl ze omhoogkijkt en haar haar gladstrijkt. ‘Ik weet dat we geen vrienden zijn, Naira, maar het doet pijn dat je me zo noemt.’ Gus laat de tak los en ik moet onverhoopt lachen, ook al was ik dat eigenlijk niet van plan. ‘O, dus hij luistert wél mee,’ zegt Hayley met haar
9
handen in de zij, alsof ze zojuist een wedstrijd heeft gewonnen. Gus spert zijn ogen open en hij grijpt Hayleys arm vast. ‘Wow. Hebben bomen oren?’ ‘Ze bedoelt loner boy daar.’ Naira knikt naar mij. ‘Onze tafel-omkieper.’ ‘Moet jij zeggen, dienbladgooier,’ zeg ik. ‘Ik dacht toch echt dat jij begon.’ Ik heb meteen spijt dat ik mijn mond heb opengedaan. Net als dat ik er spijt van heb dat ik na nog geen drie maanden in de brugklas betrokken ben geraakt bij wat de rest van de school de ‘Grimwoud Kantinerel’ noemt. Oké, ‘rel’ is misschien overdreven, maar ik snap best waarom we hier allemaal zijn. Strafcorvee op zaterdag. Nou ja, de rest mag denken wat ze willen, ik hou me er verder buiten. Ik hoef alleen maar de komende vier uur door te komen. Ik hoor iemand fluiten en kijk op naar de poort. De beheerder komt ons tegemoet geslenterd met een bungelende sleutelbos. ‘Eindelijk,’ zegt Naira. ‘Laat ons erin, wil je? Dan hebben we het maar gehad.’ ‘Zo, die heeft haast.’ De beheerder glimlacht, terwijl hij een sleutel kiest en in het slot steekt. ‘Ze weet toch dat ze hetzelfde heeft geflikt als wij?’ fluistert Gus tegen Hayley, luid genoeg dat we het allemaal kunnen verstaan.
10
‘Kweenie,’ zegt Hayley. ‘Met Naira weet je ’t nooit. Volgens mij kent niemand haar echt.’ ‘Heet ze eigenlijk wel echt Naira?’ mompelt Gus, meer tegen zichzelf dan tegen ons, als we de oprijlaan op lopen. Knerp-knerp in het grind. Naira loopt stug voorop, Gus volgt een paar meter achter haar met Hayley aan z’n zij, die haar ogen op haar telefoon heeft gericht. Ik sluit de rij af en overweeg of ik me zal omdraaien en wegrennen. Maar dan zie ik een kever op mijn mouw, die met de regen van de tak moet zijn gevallen. Ik laat ’m over mijn vinger kruipen en zet hem voorzichtig terug op de stam van de dichtstbijzijnde eik. Terwijl-ie zich stilhoudt om zijn nieuwe omgeving in zich op te nemen, hoor ik de schoolpoort achter me dichtslaan, gevolgd door een klang als de beheerder hem op slot draait. Ontsnappen? Kans verkeken. ‘Meld je bij de administratie,’ roept de beheerder. ‘Meneer Canton wacht daar op jullie. Sterkte.’ Hij begint weer te fluiten, schel en helder. Het is een bekend deuntje, maar het schiet me niet te binnen waarvan ik het ken, en daar wil ik me ook niet druk om maken. Geen van ons draait zich om voor een dankjewel. Het Grimwoud College is een vreemde plek: een mix van oud en nieuw, historisch en modern, zowel in uiterlijk als gevoel. De receptie en de kantoren be-
11
vinden zich in het oude landhuis, een imposant gebouw dat je best mooi had kunnen noemen – als het tenminste geen school was geweest. Beeld je paarden-wagens in, dames met hoeden en heren met hoge laarzen en van die frutseloverhemden, en je snapt wat ik bedoel. Achter het gebouw bevinden zich een kas en een siertuin, maar alleen zesdeklassers en docenten mogen daar komen. Oké, zeg tegen mij dat ik ergens niet mag komen en natúúrlijk wil ik het dan zien, maar toen ik een keer op het dak van het wetenschapsgebouw klom, kon ik er een blik op werpen. Ik zag bolvormige struiken, een vijver met een fontein en een hele zooi debiele zesdeklassers die niet doorhadden dat ik ze uitlachte. Nu hoef ik er niet meer heen. Het is het soort plek waar in films een huwelijk of een moord plaatsvindt. Een van beide. Je zou denken dat ze zo’n plek voor iets leuks zouden gebruiken, maar de eigenaar was blijkbaar een of andere brave weldoener en dus werd er een schóól van gemaakt, voor de plaatselijke jeugd. De rest is er stukje bij beetje bij gebouwd toen de school groeide, waardoor elk gebouw een eigen stijl heeft. Niks past echt bij elkaar. Niks sluit op elkaar aan. En weet je wat helemaal random is? Dat ze díéren hielden toen het landgoed nog van een of andere rijkaard was, en dat de school die heeft ge-
12
houden. Of nou ja, de dieren van toen zijn natuurlijk allang dood, maar ze hebben nog steeds varkens en kippen voor het ‘welzijn van de leerlingen’. Mijn favoriete plek is de varkensstal. De administratie zit beneden in het betonnen hoofdgebouw waar de klaslokalen zijn. Vanbuiten ziet het eruit als een gevangenis of een ziekenhuis, plekken waar ik vandaag ongeveer even graag zou willen zijn als hier. Meneer Canton staat al op ons te wachten. Er was ons gezegd dat we onze gymkleding en sportschoenen moesten dragen voor ‘buitenactiviteiten’ – geen verdere uitleg. Meneer Canton zelf draagt een pijnlijk net trainingspak, een T-shirt en ouwelullengympen waarvan hij duidelijk denkt dat ze cool zijn (dat zijn ze niet). Hij heeft een petje op en een klembord in zijn hand. ‘Goeiemorgen, meneer Canton,’ zegt Naira met een brede glimlach. Ugh, perfect als altijd. ‘Sorry dat u uw zaterdagochtend moest opgeven om onze volkomen gerechtvaardigde trans-itie-sessie te begeleiden.’ ‘Goedemorgen allemaal! Inderdaad, jullie transitie naar het rechte pad. En wat een prachtige dag is het daarvoor,’ tettert hij stuiterend. ‘Gaan we een tochtje maken op uw jacht?’ zegt Gus met een deftig accent dat dat van meneer Canton nabootst. ‘Of misschien een stevig potje lacrosse spelen?’
13
Ik bijt op mijn lip. Ik ben hier niet om gezellig te doen, maar Gus is stiekem best grappig. School is een plek waar ik het liefst zo min mogelijk kom. Het is zinloos. Tijdverspilling, terwijl ik geld zou kunnen verdienen om mijn familie te helpen. Niemand op het Grimwoud College snapt dat. Ik heb in het verleden wel es geprobeerd om vrienden te maken, maar het loopt altijd uit op gedoe, dus ga ik echt geen tijd verspillen om dikke maatjes te worden met dit zooitje hier. ‘Lol.’ Meneer Canton lacht en we krimpen allemaal ineen. Zelfs Naira’s neplach breekt. ‘Ik weet zeker dat jullie aan het eind van de dag allemaal weer op het rechte pad zullen zijn, op weg naar een toekomst vol grootse dingen.’ Hij houdt zijn hand boven zijn ogen, alsof hij in de verte tuurt. ‘Ja, of we zijn allemaal van het padje af,’ zegt Hayley. ‘Kom op, Hayley. Laten we een positieve houding aannemen. Ik weet dat je het in je hebt.’ Hij zet een vinkje bij onze namen op het klembord. ‘Hoezo eigenlijk die middeleeuwse papieren lijst?’ zegt Gus. ‘Ga je ons het dak op sturen om de schoorsteen te vegen? Gaan we een rollenspel doen? Oeh, mag ik me verkleden?’ ‘Uitstekende vragen, meneer Gustav,’ zegt meneer Canton en hij grinnikt. ‘En hoe graag ik jullie
14
ook zou willen opleiden tot een bende sjofele zakkenrollers, dat staat helaas niet op de agenda vandaag. We hebben wat technische trubbels, vandaar het gebruik van pen en papier.’ Zei hij nou trúbbels? ‘U zei “trubbels”,’ kreunt Hayley. ‘Zelf ben ik dankbaar voor deze kans om mijn normen en waarden weer op orde te krijgen, meneer,’ zegt Naira. ‘Zo mag ik het horen.’ Hij grijnst. ‘En jij, Angelo?’ Hij wendt zich tot mij. ‘Ben je klaar voor een transitie? Hashtag “terug op het rechte pad”?’ Meneer Canton is op zich best aardig, maar hij heeft dúídelijk hulp nodig. ‘Meneer,’ zeg ik, ‘niemand gebruikt meer hashtags.’ ‘Nee? Ik dacht dat dat de rage was op socials?’ ‘Nee, meneer C.,’ zegt Hayley. ‘Gewoon nee.’ ‘Nou, goed. Voorwaarts!’ En hij marcheert uit de administratieruimte alsof dit de mooiste dag van zijn leven is. We volgen hem van het hoofdgebouw in de richting van de tennisbanen. Een zwak zonnetje springt zo nu en dan tevoorschijn tussen jagende wolken en zet de grijze vlakte in een bleek schijnsel. Hij opent de kleedkamers – nauwelijks meer dan een flinke schuur naast de banen – en haalt zwarte vuilniszakken en afvalprikkers uit de opslag.
15
‘Tassen in de kleedkamer, alsjeblieft,’ zegt hij, naar binnen gebarend. ‘Daar zijn ze veilig. En…’ Hij bindt een heuptasje om zijn middel dat helemaal bij zijn trainingspak past en ritst het open. ‘Ik neem jullie telefoons in.’ We kreunen allemaal. ‘Meneer C., mijn telefoon wil dus echt niet in uw konttasje.’ Hayley kijkt er vol walging naar. ‘Serieus, ik steek hem nog liever in brand.’ ‘Hier zijn ze veilig,’ zegt hij grijnzend. ‘Ik zal ze met mijn leven bewaken, beloofd.’ ‘Ik heb geen telefoon,’ zegt Gus. ‘Ik leef off-thegrid tegenwoordig.’ ‘Inleveren, Gustav,’ zegt meneer Canton. ‘En zorg ervoor dat-ie uit staat, want ik wil geen plotse trillingen voelen in mijn buideltas.’ Naira zucht en overhandigt hem haar telefoon. Gus haalt de zijne uit zijn zak, zet hem uit en levert hem in. Ik weet dat verzet toch geen zin heeft, dus geef ik hem de mijne ook maar. Maar Hayley klampt zich vast aan de hare en ziet eruit alsof ze moet overgeven. ‘Hayley,’ zegt meneer Canton. ‘Kom op.’ ‘Dit is een schending van mijn mensenrechten.’ ‘Het is je telefoon.’ ‘Dit is barbaars, we zijn niet in de middeleeuwen! Bestaan er geen wetten tegen het afpakken van ie-
16
mands telefoon in het weekend?’ ‘Ik weet niet of je het je nog herinnert, maar je bent hier met goede reden, Hayley. Dit is een trans-itie-sessie, zoals Naira het net al correct zei. Een consequentie, geen straf. Laten we van de gelegenheid gebruikmaken en de waarden van onze school even langsgaan. trans: waar staat dat voor?’ We kijken hem allemaal aan. Met rollende ogen. ‘Angelo,’ zegt hij tegen mij. ‘Jij eerst. De T in trans, voor welke waarde staat die?’ ‘Teamwork,’ zucht ik. ‘En Gustav, de R, alsjeblieft.’ Gus doet zijn mond open om iets te zeggen. ‘En laat alsjeblieft alle negatieve R-woorden die je kent achterwege – rotzooi, ridicuul, rampzalig. Ik heb ze allemaal al een keer gehoord.’ ‘Als dát de slechte R-woorden zijn die u kent, dan heb ik nog wel wat nieuw vocabulaire voor u.’ ‘Alleen de waarde graag, Gus.’ Gus zucht. ‘Respect.’ ‘En, Hayley, waar staat de A voor?’ Hayley lacht poeslief. ‘Autoritarisme?’ Meneer Canton lacht terug. ‘Ik ben onder de indruk van je woordenschat, maar dat is niet het woord dat ik zoek. Hier heb je een hint: het is op jou van toepassing.’ ‘Mag ik raden?’ grijnst Gus met opgestoken vin-
17
ger. ‘Er schiet me opeens een heleboel te binnen.’ Hayley werpt hem een vuile blik toe. ‘A staat voor attitude.’ ‘Prachtig! Ik wist wel dat het erin zat,’ zegt meneer Canton. ‘Zeker iets om over na te denken, Hayley, terwijl je telefoon veilig in mijn buideltasje zit.’ Hij steekt zijn hand uit. Hayley zucht en vloekt en overhandigt hem ten slotte haar telefoon. ‘Het goede nieuws is dat ik al weet dat jullie allemaal genoeg van de N-waarde hebben – nieuwsgierigheid – dus laten we naar –’ ‘S staat voor sympathie, oftewel aardigheid,’ valt Naira hem in de rede. ‘Geweldig enthousiasme, Naira,’ zegt meneer C. ‘Goed om te zien dat je scherp bent als altijd, maar denk eens goed na over dat woord. Over wat het betekent en hoe je het in de praktijk zou kunnen brengen.’ Ik ken Naira al vanaf de basisschool. Ze is de perfecte leerling, heeft altijd de hoogste cijfers, en ze werkt harder dan wie dan ook. Dit is de eerste keer dat ik haar in de problemen zie. En ondanks haar perfectie, lijkt ze niet echt gelukkig. Het is lang geleden dat ik haar oprecht heb zien glimlachen. ‘Ik bén aardig,’ zegt Naira. Als ze had gezegd ‘Ik ben paars’ of ‘Ik ben Batman’ was het net zo waar geweest. Iedereen trekt een scheef gezicht. ‘Wat nou?
18
Het is toch zo? Ik organiseer geldinzamelingsacties, ik help mee met de koffiekransjes voor bejaarden, ik heb zelfs een gesponsorde stille tocht gehouden voor weesolifanten. Waarom zou ik die dingen doen als ik niet aardig was?’ ‘Om voor de leerlingenraad gekozen te worden,’ zegt Hayley. ‘Zodat je het op je aanmelding voor de universiteit kan zetten,’ voeg ik eraan toe, omdat ze er nou eenmaal naar vroeg. ‘Omdat je graag aan bejaardenkapsels ruikt,’ zegt Gus. ‘Elke keer dat je ze koffie bijschenkt, adem je al die fossiele heerlijkheid in.’ ‘We zijn hier niet om over elkaar te oordelen, jongen,’ zegt meneer C. met een corrigerende blik. ‘Maar Naira, ik wil wel dat je over je motivatie nadenkt. Als je iets sympathieks doet omdat je er op wat voor manier dan ook beter van wordt, is het dan wel echt uit aardigheid?’ Naira opent haar mond, maar er komt niets uit. Hoe onwaarschijnlijk ook, ze lijkt wel gekwetst. ‘Even nog over mijn telefoon,’ zegt Hayley, en de rest van ons kreunt. ‘Wat als er een noodgeval is?’ ‘We zijn een paar uur op school om te zien of jullie kunnen samenwerken en of we jullie trans-itie naar het juiste pad weer kunnen inzetten. We gaan afval rapen, de dieren verzorgen en wie weet is er
19
hier en daar wel ruimte voor een gebbetje of een plagerijtje…’ Weer een groepsgekreun. ‘…en er gaat dus echt niks ergs gebeuren.’ En dan klinkt er een afschuwelijk gekrijs dat de stille lucht boven het schoolterrein doorklieft. Zoiets heb ik nog nooit gehoord. Het is een geluid dat ik ook nooit meer zal ónt-horen. Het echoot van angst en pijn. En het komt direct vanuit het veld.
20
HOOFDSTUK 2
TRANS-ITIE ‘H
ier blijven,’ zegt meneer Canton, die de afvalprikkers op de grond laat vallen. ‘Ik meen het: niemand verzet een stap.’ Hij steekt de tennisbanen over en holt in de richting van het veld. We kijken elkaar allemaal aan. Niemand geeft het signaal, maar op hetzelfde moment rennen we hem allemaal achterna, met de pas erin om hem in te halen. Dat gekrijs was angstaanjagend, maar eigenlijk ben ik eerder nieuwsgierig dan bang. ‘Wat wás dat?’ vraagt Hayley, haar wangen roze van de kou. ‘Schoolspook,’ zegt Gus. ‘Iedereen weet dat het spookt op het Grimwoud. Er zijn wel duizend ver-
21
halen van mensen die vreemde geluiden uit de muren hebben horen komen, of die ’s nachts vreemde, spookachtige lichten achter de ramen hebben gezien als er niemand zou moeten zijn.’ ‘Dat spook, dat trouwens niet bestaat,’ zegt Naira, ‘zou in het gebouw moeten rondspoken. Niet op het veld.’ ‘Misschien gaat-ie wel een rondje hardlopen op zaterdag.’ Het is goed te horen dat Gus buiten adem raakt. ‘Dat je dood bent betekent nog niet dat je niet in vorm moet zijn.’ ‘Ik ben er voor tachtig procent zeker van dat het een dier was,’ zeg ik, terwijl mijn ogen het veld afspeuren. ‘Waarschijnlijk een van de varkens.’ ‘Ik heb nog nooit een dier gehoord dat zo klonk,’ roept Hayley. ‘Ja, Angelo, varkens knorren, die krijsen niet. Wíj hebben dat op de kleuterschool geleerd,’ zegt Gus. Naira rent als een echte pro: ze hijgt niet eens. ‘Toen wij op de kleuterschool zaten was Angelo waarschijnlijk al auto’s aan het jatten.’ Ik probeer de steek te negeren die ik door die opmerking voel. Naira kent me beter dan de anderen. Hoewel ik kan begrijpen waarom de meeste kinderen op het Grimwoud dat soort dingen over me denken, komt háár sneer hard binnen. Meneer Canton is gestopt bij het varkenserf en
22
gaat door zijn knieën om naar iets op de grond te kijken. ‘Wat is het, meneer?’ vraagt Hayley. ‘Ik zei toch dat jullie daar moesten blijven?’ snauwt hij als hij zich omdraait. Dat negeren we. We dringen ons om hem heen om te zien wat hij in het gras heeft gevonden. Er kleeft een of ander goedje aan een bos paardenbloemen: wit maar doorzichtig, dun, licht. Het wappert in de wind als een dode huidflap. ‘Niet aanraken,’ zegt meneer Canton, terwijl hij er met een stok in prikt. Het gras eromheen is platgedrukt maar niet beschadigd, dus wat dat witte spul ook is, ik denk niet dat het kwaad kan. Ik steek mijn hand uit en trek er zacht aan, in de verwachting dat het makkelijk los laat. Dat doet het niet. ‘Angelo, ik zei: niet aanraken,’ zegt meneer Canton met een zucht. ‘Wat is het voor iets?’ vraagt Gus. ‘Het lijkt een beetje op opgedroogde lijm.’ ‘Het plakt,’ zeg ik, terwijl ik het tussen mijn vingers wrijf. ‘En het is… sterk.’ Gus knikt. ‘Spookresidu.’ ‘Maar wat maakte dat geluid dan?’ vraagt Hayley. ‘Want ik denk niet dat het dat witte ieuw was.’ Ik kijk naar het platgedrukte gras. Er zitten sleep
23
sporen in de aarde, alsof iemand hier iets zwaars heeft voortgetrokken. ‘Waar zijn de varkens?’ ‘OMG, de varkens,’ roept Hayley uit. ‘Hm.’ Meneer Canton staat op en kijkt ons aan. ‘Dit loopt een beetje anders dan voorzien, maar laten we er ons voordeel mee doen en het als een test zien om te werken aan onze waarden. Ik wil niets anders zien dan voortreffelijke communicatie en teamwork als we bij de varkens kijken. Er is waarschijnlijk niks met ze aan de hand. Dit varkentje zullen we even wassen, niet?’ Hij lacht en kijkt ons een voor een aan alsof we hem bijval zouden moeten geven, maar we gapen hem alleen maar aan. ‘Kom mee dan,’ zegt hij. We volgen hem door het veld naar het stenen gebouwtje dat dienstdoet als stal voor de welzijnsvarkens. Er zijn er vijf; roze met zwarte vlekken en flaporen die voor hun ogen hangen. Meestal snuffelen ze rond deze tijd wat rond op het erf, maar nu zijn ze nergens te bekennen. Het gebouw is L-vormig, met twee varkensverblijven in het lange gedeelte, en een opslagruimte waar de dieren- en tuinspullen worden bewaard: stro, emmers, dat soort gedoe. De zitmaaier van de beheerder staat zoals gewoonlijk voor de ingang geparkeerd. Het is een soort minitractor-slash-quad, maar dan met maaimessen voorop. Ik zweer dat ik op een dag het
24
veld ermee ga rondracen. De leraren zeggen dat het goed is om ambities te koesteren. ‘Ik ga bij ze kijken,’ zegt meneer Canton. ‘Jullie blijven hier.’ Hayley, Gus en ik rennen vooruit om als eerste bij de ingang te zijn, en ik weet niet zo goed wat ik verwacht aan te treffen. Het duurt even voordat mijn ogen aan het donker zijn gewend, maar dan zie ik de varkens samengedrongen in de verre hoek staan. ‘Ugh, niets aan de hand,’ zegt Gus. ‘Wat een anticlimax.’ ‘Ik weet het niet,’ zeg ik. ‘Ze lijken nerveus. Kijk hoe onrustig ze zijn. Helemaal schrikkerig.’ Ik hou wel van de varkens, ik breng hier best wat tijd door tijdens de pauzes. ‘En er zijn er maar vier,’ zegt Hayley en ze wijst. ‘Eentje ontbreekt.’ ‘Weet je dat zeker?’ Meneer Canton is hijgend en puffend achter ons verschenen. ‘Misschien ben ik geen ster in wiskunde, maar ik kan tot vijf tellen,’ snauwt Hayley. Het Grimwoud heeft twee dikke, vriendelijke volwassen varkens en drie biggetjes die – en dit zou ik nooit hardop toegeven – echt supercute zijn. ‘Arabella is weg,’ zeg ik. ‘Je weet hun námen?’ Naira staat achter me, dus kan ik haar gezicht niet zien, maar ze klinkt oprecht
25
verbaasd. Niet eens sarcastisch. ‘Ja. Er is er één voor elke waarde. Theodora en Reggie zijn de grote. De biggen heten Arabella, Naomi en Sam.’ ‘Maar hoe kun je ze uit elkaar houden? Ze zien er allemaal hetzelfde uit.’ ‘Dat is echt niet oké, Naira.’ Het is Hayley die dat zegt. ‘Kwetsend zelfs. Elk varken is uniek, net als mensen. Arabella heeft een hartvormige zwarte vlek op haar buik.’ ‘En ze piept als je haar achter de oren krabt,’ zeg ik. ‘Ja, varkens hebben ook gevoelens,’ valt Gus ons bij. ‘Denk aan je aardigheidstransitie, Naira.’ Meneer Canton komt tussenbeide. ‘Jongens, focus. Ik ga jullie opdelen in teams. Angelo en Hayley, jullie weten hoe de varkens werken, dus gaan jullie ze kalmeren en te eten geven. Naira en Gus, jullie doorzoeken het veld naar Arabella. Ik ga bij meneer Latchitt melden dat er een varken wordt vermist.’ ‘Is dat meneer Latchitt, de beroemde privédetective?’ zegt Gus. ‘Kunnen we die inhuren? Ik wil wel bijspringen voor zijn honorarium. Ik heb vijfentwintig cent op zak die ik met alle plezier zou willen doneren!’ ‘Meneer Latchitt is de beheerder. Je ziet hem elke dag. Hij heeft jullie vanmorgen binnengelaten.’
26
‘O, die fluitende vent.’ ‘Echt waar, stelletje…’ zegt meneer Canton. ‘Verdwaald in jullie eigen wereld. Goed, we hebben allemaal een taak. Aan het werk!’ Meneer Canton, Naira en Gus gaan ervandoor en laten Hayley, mij, de varkens en een geladen stilte achter. Ik ben verrast als Hayley meteen bij de varkens neerhurkt om ze te aaien en op hun achterhoofd te krabbelen. ‘Sst, wat is er gebeurd, jongens? Gaat het wel?’ Theodora en Reggie lijken bewust Naomi en Sam af te schermen. De biggen staan piepend en trillend op hun pootjes. Ze zijn allemaal klassiek varkensroze, maar hun zwarte vlekken hebben unieke patronen waardoor je ze gemakkelijk uit elkaar kunt houden. Dora en Reg zijn reusachtig maar zachtaardig (behalve als ze denken dat de biggen worden bedreigd) en de biggen zijn jong genoeg om lief en speels te zijn, maar oud genoeg om eigen persoonlijkheden te hebben. Arabella is de meest zelfverzekerde; zij loopt duidelijk voor op de andere. Naomi lijkt altijd te lachen en schudt met haar kont als ze door het veld rent. Maar Sam is mijn favoriet. Als hij in je ogen kijkt, dan is het net of-ie recht je ziel in staart. Alsof-ie het gewoon snápt, weet je wel? ‘Laten we ze even goed onderzoeken,’ zeg ik. ‘Zeker weten dat ze niet gewond zijn en zo.’
27
‘Goed idee,’ zegt Hayley. ‘Zal ik ze kalm houden, dat jij kijkt?’ Ik knik en hurk naast haar neer, klaar om weg te springen als Reg en Dora ons onverhoopt als een gevaar beschouwen voor de kleintjes. Maar ze vinden het best en laten me ze controleren op verwondingen, terwijl Hayley ze sust en over hun rug aait. Ze hebben een bleke, zachte vacht, die ik gladstrijk. Sam krijgt een extra knuffel om hem op zijn gemak te stellen. Ik maak oogcontact en fluister: ‘Het is goed, jongen.’ Ik wend me tot Hayley. ‘Niet gewond, geloof ik. Ik denk dat ze gewoon bang zijn.’ ‘Als ik mijn telefoon had, zou ik wat muziek voor ze spelen,’ zegt Hayley. Ze voelt in haar broekzak, gewoon voor het geval dat-ie daar op één of andere magische wijze weer zou zijn opgedoken. ‘Dat vinden ze altijd fijn.’ ‘Je kent ze goed,’ zeg ik, want het is wel duidelijk dat ook Hayley hier tijd heeft doorgebracht. ‘Klopt, ik ben lid van de dierverzorgingsclub,’ zegt ze. ‘Ik vind het leuk bij de schooldieren. Vooral deze schatjes hier… Ze zijn zo lief! Ik word altijd helemaal rustig van ze. Maar ik heb jou hier nog nooit gezien na school.’ ‘Ik ga op andere tijden. Tijdens de pauze, tijdens gym, Engels, wiskunde…’ Hayley lacht. ‘Je zou ook bij de dierverzorgings-
28
club moeten komen. Ik denk dat je het leuk vindt.’ ‘Dan moet ik altijd thuis zijn,’ zeg ik. ‘Dingen te doen.’ ‘Wat voor dingen?’ zegt ze, en ze kijkt me doordringend aan. Ik aarzel. Ik vertel mensen liever niks over mijn leven, maar Hayley is net een anaconda die zich om een hert heeft gewikkeld: ze blijft knijpen tot ik toegeef. ‘Mijn ouders werken allebei tot laat. Ik zorg voor mijn broertje en doe klusjes in de buurt om wat bij te verdienen.’ ‘Dat wist ik niet,’ zegt ze. Ik haal mijn schouders op. ‘Kom op, de varkens. Wil je ze voeren of het hok uitmesten?’ ‘Uhm… is er íémand die liever zou poepscheppen dan voer in een trog doen?’ vraagt Hayley terwijl ze overeind komt. Ik sta ook op. ‘Ik vind het niet erg. Die geur heeft iets troostends.’ ‘Zelfs Reggies enorme drollen?’ ‘Ja, zelfs die.’ Goed, een klein lachje. We lopen naar de opslagruimte en verzamelen wat we nodig hebben. Ik vraag me af waarom ik zo verbaasd ben dat Hayley zo erg nog niet is. Zou ze ook zo over mij denken? Ik zet het van me af en ga helemaal op in het geschraap van de schep over de stenen en het verspreiden van verse stro, totdat
29
Naira en Gus opeens de stal binnen komen gerend. We hadden de varkens net rustig gekregen, maar nu schrikken ze zich weer helemaal de pleuris. ‘Is meneer Canton hier geweest?’ vraagt Naira, die er gestrester uitziet dan ik haar ooit heb gezien – behalve misschien eerder deze week in de kantine. ‘Nope,’ zeg ik. ‘Hebben jullie Arabella gevonden?’ ‘Nee,’ zegt Gus hijgend, ‘maar we zijn wel meneer C. kwijtgeraakt.’ Hayley kijkt op. ‘Hoe raak je meneer C. kwijt? Die is er altíjd, of je het nou leuk vindt of niet. Net als je wekker op maandagochtend, of kauwgum onder je bureau.’ ‘Hij zei dat-ie binnen het kwartier met de nieuwe quad terug zou zijn, maar hij is niet komen opdagen,’ zegt Naira. ‘We hebben een halfuur op ’m gewacht, maar toen waren we half bevroren en zijn we hem maar gaan zoeken.’ ‘Ik dacht dat-ie stiekem was gaan schijten, dus zijn we eerst naar de personeelskamer in het oude landhuis gegaan, want daar zou ík dus heen gaan als ik stiekem moest schijten…’ ‘En er lijkt daar iets vreemds te zijn gebeurd. Dit lag op de grond.’ Naira duwt het petje van meneer C. in onze handen. ‘Die heeft-ie waarschijnlijk gewoon afgedaan, en daarna is-ie hem vergeten,’ zegt Hayley.
30
‘Nu-uh,’ zegt Gus. ‘Hij lag op de grond tussen een omgegooide tafel en allerlei andere zooi. En tenzij Angelo weer is geflipt en een reconstructie heeft gemaakt van de Grote Eettafel-Omkieperij van 20 november, heeft iets ánders alles omgekieperd en íéts met meneer C. gedaan.’ ‘Dus missen we nu een varken én een leraar,’ besluit Naira. ‘En dat lijkt me geen toeval.’ ‘Dan moeten we gaan zoeken, toch?’ zegt Hayley. ‘Klinkt als een taak voor de Loserclub!’ joelt Gus. ‘Hebben we tijd voor kostuums?’ ‘Geen kostuums,’ zegt Naira. ‘En geen geklooi. We blijven bij elkaar en gaan samen op zoek.’ Hayley staat op en veegt het vuil van haar handen. ‘Waar beginnen we?’ ‘Meneer Canton zei dat hij naar de beheerder ging.’ Die fluitende vent. ‘Daar beginnen we.’
31
www.uitgeverijdefontein.nl Oorspronkelijke titel: Dreadwood Verschenen bij Farshore, een imprint van HarperCollinsPublishers © 2022 Jennifer Killick Voor deze uitgave: © 2024 Uitgeverij De Fontein, Utrecht Vertaling: Thomas Olde Heuvelt Omslagafbeelding: Tom Clohosy Cole Omslagontwerp: Tom Clohosy Cole / Caren Limpens Grafische verzorging: Zeno Uitgeverij De Fontein vindt het belangrijk om op milieuvriendelijke en verantwoorde wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie van het papieren boek van deze titel is daarom gebruikgemaakt van papier waarvan het zeker is dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. isbn 978 90 261 7047 8 isbn e-book 978 90 261 7048 5 isbn audioboek 978 90 261 7049 2 nur 283