Inkijkexemplaar De drie levens van Alix St. Pierre - Natasha Lester

Page 1

Natasha Lester De drie levens van Alix St. Pierre

Vertaald door Marion Drolsbach en Janet Limonard-Harkink

De Fontein

Voor Kevan Lyon

Dank dat je me welkom hebt geheten bij de troep, dat je de agent van mijn dromen bent en dat je vanaf het allereerste begin van dit boek hebt gehouden.

Proloog

Parijs, 1937

Het heeft me altijd gefascineerd wat ik, gebaseerd op een zekere Ierse helderziendheid, vooraf in een kunstenaar kan zien…

– Carmel Snow, Harper’s Bazaar

‘Ik ga niet met je mee,’ zei Lillie tegen Alix op de dag dat ze hun deftige Zwitserse etiquetteschool moesten verlaten om in Parijs aan het echte avontuur dat het leven wordt genoemd te beginnen.

Alix lachte. ‘Je bedoelt dat je te lui bent om in te pakken en dat je wilt dat ik dat voor je doe?’ In hun gezamenlijke kamer op Le Manoir trok ze Lillies koffer onder het bed vandaan.

Maar Lillie schudde haar hoofd. ‘Voordat we vertrokken uit LA heb ik mijn moeder beloofd dat ik na een jaar weer naar huis zou komen. Ze heeft me geschreven om me daaraan te herinneren.’

‘Maar jij gaf mij de indruk dat…’ Alix stopte midden in de zin en liet zich op het bed zakken.

Lillie lag op haar rug en staarde naar het plafond. In haar hand hield ze een foto van Lillie, Alix en hun vriend Bobby zo stevig vast dat hij kreukte. De foto was genomen op een jaarmarkt in LA in de week voordat de meisjes naar Zwitsersland waren vertrokken. Het

verfrommelen van die geliefde afbeelding van hen drieën maakte Alix duidelijk dat Lillie op dat moment meer verdriet had dan zij.

Alix liet zich op haar knieën op de grond glijden zodat ze het haar van haar vriendin kon strelen. ‘Wat erg voor je,’ zei ze.

Haar woorden maakten Lillie aan het huilen, ze snikte het uit. ‘Ik vind het ook erg.’

‘Het komt heus weer goed,’ zei Alix zachtjes. Ze slikte al die andere woorden in. Jij liet me dit hele jaar denken dat je mee zou gaan naar Parijs, terwijl je de hele tijd wist dat dat niet zo was. In Lillies tranen kon ze zien dat ze was gaan geloven in de plannen die ze hadden gemaakt om samen een kamer in een pension te huren, een Franse minnaar te nemen en na een avond uit in Montmartre via de Eiffeltoren in de ochtendschemer naar huis te lopen, alsof een tovenaar haar in tweeën zou delen en één helft naar haar moeder en Peter Brooks zou sturen – de man met wie ze volgens haar moeder moest trouwen – en de andere helft met Alix mee naar Parijs.

Het was de eerste keer dat Alix blij was dat niemand ooit iets van haar had verwacht, dat de enige weg die zij moest volgen de weg was die ze zelf had uitgestippeld. Genegenheid, de tederheid van een moeder, de trots van een vader had ze moeten missen, maar het gemis van Lillie – het talent om in jezelf te geloven en keuzes te maken – was ook heel wezenlijk en pijnlijk.

‘Ik ga je zo vreselijk missen,’ was het enige wat Alix zei. En dat was waar. Sinds haar dertiende had ze Lillie elke dag gezien. Maar wie weet wanneer ze elkaar weer zouden zien, nu Alix naar Parijs ging en Lillie naar LA?

‘Neem jij deze maar mee.’ Lillie drukte de gekreukte foto van drie glimlachende, blije mensen in Alix’ hand. ‘Ik heb er thuis nog een. En Bobby heeft er ook een. Ik wilde je die de hele tijd al geven omdat…’ Ze aarzelde, en Alix wist wat Lillie niet hardop wilde zeggen. Omdat jij het je niet kon veroorloven om er zelf een te kopen.

‘De drie musketiers,’ zei Alix, in een poging Lillie aan het lachen te maken.

‘Nee,’ zei Lillie beslist. ‘Soms gaan mensen anders over elkaar denken. Dat zal ons drieën nooit overkomen. Wij zijn…’ Ze dacht

8

even na. ‘De drie zijden van een driehoek. Als er eentje weg is, is er geen driehoek meer.’

Het zorgde ervoor dat Alix opstond en zich naast haar vriendin op het bed liet vallen, waar alles uiteenviel in een omhelzing doorweekt van tranen.

Lillie leunde iets naar achteren en glimlachte. ‘Je bent net als de aangever in een film,’ zei ze, wat niet bepaald complimenteus klonk. Totdat ze daaraan toevoegde: ‘Iedereen denkt altijd dat de ster op het doek de aandacht en liefde verdient, maar soms steelt de aangever de show. En iedereen vraagt zich af waarom die aangever hun niet eerder is opgevallen. Dat ben jij,’ zei ze resoluut tegen Alix, die totaal geen geloof hechtte aan die voorspelling. ‘Jij bent degene die de moeite waard is om naar te kijken.’

Alleen je allerbeste vriendin zou zoiets zeggen terwijl die haar eigen dromen opzij moet zetten en naar degene keek die ze altijd haar zus had genoemd, en toekeek hoe zij haar koffer oppakte en vertrok en wél haar dromen ging najagen.

‘Ik hou van je,’ zei Alix, terwijl de tranen weer over haar wangen liepen.

‘Totdat er geen driehoeken meer bestaan,’ zei Lillie grijnzend, wat een weinig damesachtig gesnuif van beiden opleverde.

Twee dagen later stond Alix St. Pierre midden op de Pont Alexandre III tussen twee stenen nimfen die op het punt stonden om met volledige overgave in het water te duiken. Boven haar hoofd verspreidden de bolvormige art-nouveaulampen stralen als van een vollemaan en deden het ochtendgloren schitteren als een juweel. Links en rechts van haar was de brug versierd met cherubijnen, gevleugelde gouden paarden, leeuwen en geschulpte zeeschelpen –als het maar levendig, wild, impulsief en onmogelijk was. Maar het was er allemaal, vlak voor haar, dus het was niet onmogelijk, nu niet.

Er brak een glimlach door op haar gezicht en ze leunde voorover, net als de nimfen, en ze boog zich zo ver mogelijk naar voren boven de Seine. Ze spreidde haar armen wijd en omhelsde Parijs, haar vreugde was te groot om binnen te houden. En ze begon te lachen.

Hoe zou ze ooit kunnen stoppen met lachen nu ze in Parijs was?

9

Het ochtendgloren ging over in de ochtend. Ze rechtte haar rug en ze deed haar handtas open om de lijst met namen te pakken die Lillies ouders haar vanuit LA hadden toegestuurd om die in de dichtstbijzijnde afvalbak te gooien. Alix had dan misschien alleen een middelbareschooldiploma naast de introducties die Lillies familie haar via die lijst hadden willen geven, maar ze kon en wilde niet voor eeuwig op de liefdadigheid van de Van der Meers blijven teren. Daar kwam bij dat de namen op de lijst aan high-societytypes behoorden die maar weinig deden en veel geld uitgaven, en bij dat slag zou Alix altijd een buitenbeentje zijn. Hier in Parijs, in het land waar haar ouders waren geboren, zou ze mensen vinden bij wie ze hoorde.

Ze stapte vastbesloten in noordelijke richting naar Printemps en stond tien minuten later met open mond naar de imposante voorgevel te staren waarop beelden van de vier seizoenen dramatisch boven de hoofden van het winkelend publiek uitstaken dat in en uit liep, met winkeltasjes als armbanden aan hun arm. Hoe bestond het dat zij de kunst die overal aanwezig was niet zagen? De schoonheid van alles om hen heen? Van Parijs!

Alix kon zich er maar net van weerhouden om de elegante kraag vast te grijpen van de vrouw die langs haar liep en ‘kijk dan!’ te roepen. In plaats daarvan vermande ze zich en zwoer ze dat ze nooit zo afgestompt zou raken dat schoonheid en verwondering niet meer aan haar besteed zouden zijn.

Eenmaal binnen kocht ze de grootste cocktailshaker die ze kon vinden. Bij een kruidenier kocht ze gin, vermout en olijven, en daarna liep ze weer naar het zuiden. Ze nam plaats op een bankje in de Jardins des Champs-Élysées. Als ze elke dag zoveel liep, zou ze binnen de kortste keren de weg weten in Parijs zonder dat ze daarvoor de enthousiast geschreven reisgids So, You’re Going to Paris! nodig had.

Ze schonk gin en vermout in de shaker en voegde zes olijven toe. Ze keek hoe laat het was. Halfeen. Genoeg tijd om haar lippenstift bij te werken, te checken of haar haar zich nog gedroeg zoals dat in Parijs gewenst was – stijlvol en onberispelijk – en zette haar kittige turquoise hoed recht die hier gelukkig het toppunt van modieus

10

was, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, waar de saaie en zware gleufhoed à la mode was. Ten slotte nam ze de houding aan die volgens Lillies moeder het allerbelangrijkste was wat een meisje kon leren. Daarbij moest je je voorstellen dat er een uitzonderlijk lang potlood aan de achterkant van je hoofd was bevestigd waarmee je probeerde op het plafond te tekenen. Het was de bedoeling dat hierdoor je kin omhoog- en je borst vooruitging – zonder dat je die vrijpostig naar voren stak – en dat je middel er op de een of andere manier smaller van werd. Het enige gedeelte van dat advies dat ze negeerde was dat ze haar ogen bedeesd neergeslagen moest houden, want Alix keek vrijmoedig de wereld in.

Ze liep met haar martinishaker naar Rue Jean Goujon 18, de Parijse studio van Harper’s Bazaar, waar ze in de lobby wachtte, met haar blik onafgebroken gericht op de rammelende ijzeren kooilift. Na iets langer dan een uur kwam daar een vrouw met blauw haar en een blauwe bril uit, met een figuur als dat van Lillies moeder – dat kreeg je door nooit te eten of anders door een geforceerde steunpilaar: de vloeibare lunch. Het was Carmel Snow, hoofdredacteur bij Harper’s Bazaar en in Parijs voor de collecties en de grande dame van de vloeibare lunches, was Alix ter ore gekomen.

‘Bonjour,’ zei Alix met een brede glimlach. Volgens Lillie was haar glimlach haar beste eigenschap, die dat vriendelijk had bedoeld, en ook volgens Lillies moeder, die wilde dat Alix zich afvroeg hoe het met al haar andere tekortkomingen was gesteld.

Ze hield de cocktailshaker omhoog. ‘Ik heb gehoord dat u van een lunch van drie martini’s houdt. En die heb ik dus bij me. Ik hoop dat u bereid bent om voor die drie martini’s naar mijn portfolio te kijken.’

Carmel liet een luide, sprankelende lach horen.

Alix vatte dat op als een aanmoediging en haalde een heel duur martiniglas uit haar boodschappentas tevoorschijn. ‘Zal ik inschenken?’

‘Dat is een goed idee,’ zei Carmel. De klinkers omhelsden haar Ierse accent en doorspekten haar woorden met warmte. ‘Maar dan wel in mijn kantoor.’

Eenmaal daar bekeek Carmel de door Alix gekoesterde tekenin-

11

gen en gooide ze vervolgens in de prullenmand. ‘Jij bent voorbestemd voor public relations,’ zei ze. ‘Je tekent alsof een jurk bedoeld is om een lichaam te beperken in plaats van ermee te bewegen. Laat dat tekenen vooralsnog maar zitten.’

Alix probeerde niets te laten merken, maar zij had geen vermout gedronken ter versterking. Ze was nog maar achttien jaar op deze wereld en ze had een droom om in Parijs in de mode te werken, en daarom was het onmogelijk om niet ineen te krimpen.

Carmel wendde haar blik niet af, waardoor Alix niet de kans kreeg haar gekrenkte trots te verbergen. Carmel merkte het en wees vervolgens op de cocktailshaker. ‘Je weet hoe je iemands aandacht moet trekken en het gewenste leveren. Dat betekent dat de Service de la Presse jouw roeping is. De beste manier om public relations te leren is door te schrijven; begrijp hoe de pers werkt voordat je haar probeert te verleiden. Je begint vanavond bij de beroemde donderdagavond van Marie-Louise, waar je le tout-Paris ontmoet, en morgen begin je officieel hier bij Harper’s Bazaar als junior moderedacteur.’

Alix kon er niets aan doen, ze juichte als een cheerleader.

Carmel hief haar glas. ‘Ik zou willen dat ze jouw geestelijke spiritualiën in het Ritz zouden bottelen en serveren. Dat is beter voor mij dan drie martini’s – en het heeft misschien iets langer effect.’

En vervolgens zat Alix met Carmel Snow in haar Parijse kantoor te lachen, een verbazingwekkende situatie die haar voor het eerst in haar leven het idee gaf dat het er niet toe deed dat ze een wees was die zich sinds haar dertiende door het leven had gerommeld, een meisje dat de afgelopen vijf jaar afhankelijk was geweest van de liefdadigheid van Lillies ouders en haar laatste cent had uitgegeven om naar Parijs te komen. Het gaf haar ook het idee dat Parijs de plaats was waar ze eindelijk de Alix St. Pierre kon worden die ze wilde zijn, het meisje dat ze in het verstilde en onberispelijke herenhuis van Lillies familie had moeten onderdrukken. Díé Alix kon eindelijk worden bevrijd.

12

Deel 1

Parijs, december 1946 – januari 1947

Dit is mijn moment. Er gaan tien minuten voorbij. Ze wachten totdat ik het teken geef om de deuren te openen. De show staat op het punt te beginnen.

Alix zou alleen in de deuropening van een modehuis kunnen staan als het onder modieuze Parijzenaren de gewoonte was om zich met ladders en blikken verf te tooien. Ze bukte zich om niet geraakt te worden door een voorbijkomende plank en vroeg zich af – minstens voor de honderdste keer sinds ze haar baan had opgezegd en op basis van slechts één telegram van Suzanne Luhling in Manhattan passage had geboekt – of ze de juiste keuze had gemaakt. De salon was volledig déshabillé, zonder dat er ook maar ergens een japon of mannequin te bekennen was, en Alix’ eerste en overweldigende bange vermoeden was dat dit nieuwe modehuis bij zijn eerste show waarschijnlijk al van de catwalk zou tuimelen.

Ze zou moeten omkeren en wegrennen. Maar achter haar werd de uitgang geblokkeerd door een arriverende kroonluchter. Ze zat in de val.

‘Alix!’ Suzanne Luhling kwam de trap af en wees met een gebiedende vinger naar de mannen die de kroonluchter tilden, om duidelijk te maken waar ze naartoe moesten. Daarna daalde ze verder af naar de begane grond en verwelkomde Alix met een precieze maar hartelijke kus op beide wangen. ‘Het is echt té lang geleden.’

‘Dat vind ik ook,’ zei Alix welgemeend, voordat ze daaraan toevoegde: ‘Toen je zo druk bezig was mij over te halen om voor dit nieuwe modehuis te komen werken, vergat je te zeggen dat het huis zelf nog niet volledig is aangekleed.’

‘Monsieur Dior wil dat alles nieuw is,’ legde Suzanne uit. Ze maakte zwierig een weids gebaar met haar arm, waardoor Alix alleen nog de gracieuze draai van de trap zag in plaats van de ontbrekende vloerbedekking. ‘Ook het huis zelf. Ik denk dat dat de beste manier is om te beginnen, denk je ook niet? Helemaal vrij van vroegere ballast.’

15 1

Helemaal vrij van vroegere ballast. Alix hield zich bezig met het afzetten van haar hoed om de huivering te onderdrukken die beslist van oude, vroegere ballast afkomstig was die ze dacht kwijt te zijn, maar op momenten als deze merkte ze dat die er nog steeds was – als een jurk met een kapotte rits die ze nooit meer uit zou kunnen doen.

Afgaand op de ongebruikelijk ernstige blik op Suzannes gezicht wist ze zeker dat zij ook aan de laatste keer dacht dat ze elkaar hadden gezien, tijdens die chaotische avond in april 1945 in Suzannes luxe appartement aan de Quai Malaquais. Het was een tussenstop geweest op Alix’ reis van Zwitserland naar New York en Alix was stil geweest, maar het ongecontroleerde trillen van haar handen had genoeg gezegd.

‘Wil je me rondleiden?’ vroeg ze. Ze wilde zich vooral focussen op het nieuwe en het heden.

‘Bien sûr, chérie.’

Suzanne stak haar arm door die van Alix en samen liepen ze de trap op. De oudere vrouw droeg haar standaarduniform: een zwarte rok en een zwart jasje, die, gecombineerd met haar statige gestalte, als een pantser leken te werken en alle planken en kwasten leken af te weren. Alix, die door de gerantsoeneerde oorlogsjaren weinig verdraagzaamheid meer kon opbrengen voor mantelpakjes, droeg een crème- met groenkleurige tweedbroek met een hoge taille en wijde pijpen met daarop een rode zijden blouse. De enige waarschuwing dat ze de naamgever van het huis zou ontmoeten, waren Suzannes gemompelde woorden: ‘Ik zal ervoor zorgen dat le patron het je vergeeft dat je een broek draagt.’

Ineens was Suzanne verdwenen en stond Alix oog in oog met een man die bovenaan de trap zat, met stapels papieren om zich heen. Le patron. Monsieur Christian Dior, Alix’ nieuwe werkgever. Haar eerste indruk was er een van aandoenlijke rondingen. Zijn hoofd had een ronde bovenkant zoals de Dôme des Invalides, zijn mond was een cirkel van concentratie. Hij droeg een witte stofjas op een gewone broek, overhemd en das. Niets wekte de indruk dat hij de harten en hoofden van vrouwen zo goed begreep dat hij in staat was hen met zijn jurken te betoveren. Maar Dior had met

16

Lucien Lelong gewerkt, de voorzitter van de Chambre Syndicale de la Haute Couture, en zijn vooroorlogse Café Anglais-jurk voor Piguet was dat seizoen hét onderwerp van gesprek geweest. Hij had talent. En hij was duidelijk bereid dat werk op elke beschikbare plaats te doen, afgaand op waar hij nu zat.

‘Geniet u van het uitzicht?’ vroeg ze, duidend op de gebogen gietijzeren leuning die helemaal doorliep tot aan de bouwchaos op de begane grond.

Monsieur Dior wierp een afkeurende blik op haar broek. Alix schrok noch verontschuldigde zich; ze was inmiddels te gewend aan het oordeel van mannen en had geleerd daar geen aandacht aan te schenken – of althans te doen alsof.

‘Ik hou van de ruimtelijkheid hier,’ zei Dior ten slotte. ‘In het atelier is niet genoeg ruimte voor mijn ideeën. Dat zul je snel genoeg merken.’

‘Wordt de trap ook mijn kantoor, of is er ergens een kast waar ik me in kan wurmen?’ zei ze. Ze durfde de grap te maken omdat een man die op een trap zat te werken misschien anders was dan al die andere bazen voor wie ze had gewerkt – op Carmel Snow na.

De reactie van le patron kwam er zo gehaast uit dat Alix dacht dat hij misschien een beetje verlegen was. ‘Dat gevoel voor humor heb je de komende weken nog hard nodig,’ zei hij. ‘Helemaal als je erachter komt dat het een waarzegster was die me ervan heeft overtuigd Maison Christian Dior op te zetten. J’ai la frousse en ik wilde me terugtrekken.’ Ik neem aan dat je naar New York terug wilt, nu je weet dat ik op waarzeggers vertrouw.’

Ze werkte voor een man die geen kantoor nodig had met de afmetingen van zijn ego en die waarzeggers bezocht. Ze grinnikte en ze ging naast hem zitten. ‘Die waarzegger moet wel iets bemoedigends hebben gezegd, anders zouden we hier niet hebben gezeten. Dus ik denk dat ik blijf. Gewoon, om erachter te komen hoe betrouwbaar waarzeggers zijn.’

Om Diors mond trok iets van een glimlach. ‘Ondanks je broek mag ik je wel, zoals Madame Luhling al had voorspeld. Maar wat zeg je ervan als ik je vertel dat ik onze eerste show voor 12 februari heb gepland?’

17

Alix’ reactie was ongezouten. ‘De Amerikaanse moderedacteuren zijn zoals gewoonlijk dan al vertrokken uit Parijs; u weet dat de laatste shows een week eerder gepland staan. En als u meer wilt zijn dan een gespecialiseerde kleermaker met een handjevol trouwe cliënten, hebt u de Amerikaanse pers nodig.’

‘Als dat waar is,’ zei le patron peinzend, ‘dan moet jij de Amerikaanse moderedacteuren ervan zien te overtuigen dat ze moeten blijven voor mijn show.’

Een taak die moeilijker was dan de redacteuren ervan overtuigen dat ze nooit meer champagne moesten drinken.

Iedereen had inmiddels zijn reis naar Parijs voor eind januari geboekt, waardoor ze vóór 12 februari al uit Frankrijk vertrokken zouden zijn. Alix moest hen er dus van overtuigen dat ze hun hoofdredacteur zouden vragen om nog een paar extra dagen verblijf te betalen, plus de kosten van het aanpassen van hun transAtlantische boeking – en dat allemaal voor een beginner wie het onverschillig liet dat hij zoveel ongemak veroorzaakte door zo laat in het seizoen te showen.

Behalve dan dat Dior noch een beginner, noch onverschillig was, dacht ze. Ze bestudeerde hem met dezelfde scherpzinnigheid als waarmee hij naar haar gelaatsuitdrukking keek.

‘U gaat met opzet zo laat showen,’ filosofeerde ze. ‘Als je showt wanneer iedereen dat ook al doet, loop je het risico dat je opgaat in de massa of over het hoofd wordt gezien door uitgeputte redacteuren. Als je laat showt zou je kunnen zeggen dat je de moeite waard bent om voor te blijven, maar ook dat je een onnozelaar of een egoïst bent. Het is dus mijn taak om iedereen van die eerste optie te overtuigen. En als me dat niet lukt, nou, dan ben ik de onnozelaar en bent u de ontwerper wiens directrice van de Service de la Presse er niet in is geslaagd zijn talent voor het voetlicht te brengen. Gelukkig hou ik van een uitdaging.’

‘Dat zei Suzanne al.’

‘Suzanne is me een drankje schuldig,’ mompelde Alix.

Maar een uitdaging als deze, waarbij ze iedere Amerikaanse moderedacteur moest verleiden een extra week in Parijs te boeken om getuige te zijn van Diors eerste show, zou al haar tijd en energie

18

opslokken, waarbij ze niet veel tijd zou overhouden om na te denken. En dat was precies hoe ze het graag wilde en waarom ze naar Parijs was gekomen: om een nieuwe start te maken, net als Maison Christian Dior. Het maakte hen verwante zielen.

Dus ze knikte, alsof ze ook maar de geringste mogelijkheid had om iets anders te doen – ze had nog maar een paar franc in haar portemonnee, want ze had al haar spaargeld uitgegeven aan een ticket voor haar derdeklasovertocht.

‘Gebruik vandaag om je te installeren, dan zie ik je morgenochtend om tien uur en dan laat ik je het atelier zien,’ zei Dior.

Misschien kwam het doordat ze nooit eerder een baas had gehad die naast haar op een trap had gezeten, maar bij het weggaan kon Alix het niet laten een grapje te maken. Ze maakte een opmerking die ze bijna tien jaar eerder als uitbundige achttienjarige ook gemaakt kon hebben. ‘Ik zal ervoor zorgen dat ik mijn broek weer draag, want een rok en de bovenste traptrede lijken me niet zo’n geslaagde combinatie.’

Met haar alleswetende zesde zintuig verscheen Suzanne met twinkelende ogen, die Alix duidelijk maakten dat ze het hele gesprek had afgeluisterd, om haar mee te nemen. Ze beklommen nog meer trappen en eenmaal boven hoorde Alix steeds meer geluiden van een drukte die specifiek bij een modehuis hoorde. Het gefluister van zijde die op een werkblad wordt afgerold, een schaar die door chintz glijdt, spelden die op de grond vallen.

‘De ateliers zijn op zolder,’ zei Suzanne.

Alix bekeek de rollen stof waarmee de overloop vol stond en die tegen de bovenste verdieping aan leunden alsof ze daar wanhopig graag naartoe wilden. De geluiden die ze hoorde kwamen daarvandaan en in een paar tellen had ze de teleurgestelde lengtes tafzijde links laten liggen en stond ze midden in een werkruimte zo vol energie dat ze de ideeën bijna in de lucht zag dansen.

De petites mains – de naaisters – zaten in rijen aan schoolbanken waaruit ze, als ze het blad opklapten, een vingerhoedje, speldenkussen of découd-vite – een tornmesje – tevoorschijn toverden. Ze zaten vlak naast elkaar, hun hoofden gebogen over spelden, hun vingers die voorzichtig omgingen met de stoffen die ze vlak en levenloos

19

in handen kregen en die opgetogen waren dat ze getransformeerd werden tot een mouw, een ceintuur, een krul, een onderdeel van een rok.

‘Dit vertrek is voor de flou,’ zei Suzanne. ‘De avondjurken in zijde, chiffon en fijne wol. En deze…’ Ze ging naar een ander vertrek. ‘…is voor tailleur, de zwaardere stoffen voor mantelpakjes en dagelijkse kleding.’

Alix tuimelde in gedachten van het stoere rood van een rol satijn die op een werktafel lag naar het golvende silhouet van een jurk die half af was en die theatraal opzij was geschoven alsof ze het juiste moment afwachtte. Een collectie spookachtige toilestoffen lag verwachtingsvol klaar om tot leven te worden gewekt; sterker nog, in elk hoekje vond je wel een étincelle – een sprankje magie. Vol ongeloof liet Alix haar hand langs al die dingen glijden: het satijn, de tekeningen, de gewaden – en haar eigen glimlach vol ontzag.

Tegen middernacht leek het piepkleine vertrek naast de entree dat Alix nu bemande – en dat inderdaad ooit een kast moest zijn geweest – al iets meer op een kantoor. De helft waar Suzanne zat was net zo keurig opgeruimd en onderhouden als zij, hoewel er ook nog een assistente was ondergebracht, naast een tiental kaartenbakken met telefoonnummers van Parijse stijliconen en twee telefoons, een outfit om aan het eind van de werkdag aan te doen, een fles cognac en meerdere kristallen tumblers. In het deel van Alix stonden slechts een bureau, twee stoelen, een boekenkast en geen enkel objet ter versiering. Ze had haar werkdag nuttig besteed door heel veel rommel weg te gooien.

Ondanks het late tijdstip lag er nog steeds werk dat afgemaakt moest worden, maar niet in het maison. Alix en Suzanne wandelden over de fonkelende Champs-Élysées, liepen over de te stille Place de la Concorde, waar het naoorlogse gebrek aan auto’s het meest zichtbaar was, en gingen daarna in noordelijke richting naar de onverminderde glamour van het Ritz, dat de oorlog als een ware diplomaat had overleefd door alle partijen tevreden te houden.

Eenmaal binnen op de Temptation Walk negeerde Alix de glazen vitrines met peperdure spullen die ze zich niet kon veroorloven, en

20

ze glimlachte toen ze de Petit Bar hadden bereikt, waar het discreet, rustig of uitbundig kon zijn, wat je maar wenste. Vanavond wilde Alix uitbundigheid, ze wilde één keer een toost op zichzelf uitbrengen om te vieren dat ze naar Parijs was gekomen – haar derde kans om het juiste te doen.

‘Ik trakteer,’ zei ze tegen Suzanne, hoewel ze daarmee nog verder zou interen op haar geringe hoeveelheid francs. ‘Om je voor de baan te bedanken.’

‘Dan ga ik een plekje voor ons zoeken,’ zei Suzanne, gebarend naar een tafeltje ingeklemd tussen de Parijse redacteuren en journalisten die Alix met haar charme zover moest zien te krijgen dat ze over Maison Christian Dior gingen schrijven. ‘Het is het beste om om één uur ’s nachts met een glas in je hand aan het echte werk te beginnen.’

Alix lachte. ‘Misschien wel.’

Toen Suzanne eenmaal veilig buiten gehoorsafstand was, wendde ze zich tot Frank, de Amerikaanse barman.

Hij glimlachte naar haar. ‘Bonsoir, mademoiselle. Dat is even geleden.’

‘Dat klopt.’

‘Het gebruikelijke?’

‘Ja, en een cognac voor Suzanne.’

Ze keek toe hoe hij gin, suikersiroop en een citroen pakte, een paar keer zwaaide met de cocktailshaker, de inhoud daarna in een coupe schonk en die vervolgens met champagne vulde. ‘Voilà, un soixante-quinze.’

‘Je hebt een fantastisch geheugen, Frank,’ zei ze met een glimlach.

‘Goed genoeg voor de dingen die beslist onthouden moeten worden, maar niet zo goed voor al die andere dingen. Dan heb ik het over dingen uit de oorlog. En je drankje is van het huis. Dat verandert nooit.’

Zijn reactie was precies wat ze nodig had. Ze was er klaar voor om le tout-Paris opnieuw te leren kennen.

Ze schoof naast Suzanne, die niet alleen altijd precies wist wie iedereen was maar hun achtergrondverhalen ook kende. Ze gaf Alix een nuttige en nauwkeurige samenvatting.

21

Alix kende veel van de aanwezigen, zoals Michel de Brunhoff van Vogue en modetekenaar Christian Bérard, maar onder de Britten en Amerikanen bevonden zich een paar nieuwe gezichten van wie twee er alles aan deden om de internationale betrekkingen op peil te houden, als de mannenarm rond de vrouwenschouder en het gegiechel van de vrouw tenminste een aanwijzing vormden.

‘Dat is Becky Gordon,’ zei Suzanne. ‘Engels. Nog zo nieuw dat ze kraakt. Ze zit bij The Times; ze is de peetdochter van de eigenaar van die krant. En de man die kijkt alsof hij Becky vanavond het liefst als digestief wil is Anthony March, de jongste en losbandige zoon van Montgomery March, de Amerikaanse krantenmagnaat. Nu Anthony’s twee broers ergens hier in Frankrijk begraven liggen, moet hij het wat rustiger aan doen met zijn pleziertjes en moet hij zelfs werken. Hij is redacteur van de internationale editie van de New York Journal en zeer onbetrouwbaar en oogstrelend, zoals je kunt zien.’

Alix trok haar neus op toen ze zag hoe Becky achter Anthony aan naar de lift liep. ‘Hij is te…’ Ze zocht naar het juiste woord om zijn knappe maar weloverwogen voorkomen te beschrijven. ‘Gekunsteld,’ besloot ze. ‘Alsof hij denkt dat hij elk moment gefotografeerd kan worden.’

Aan de andere kant van het vertrek beroerde Becky haar haar, daarna friemelde ze met de manchet van haar jasje.

‘Ze denkt dat ze hem zal teleurstellen,’ giste Alix.

‘Dat zit er wel in bij zo’n man.’

Alix wilde Becky het liefst bij haar arm pakken en een waarschuwing in haar oor fluisteren, want ooit was Alix net zo’n groentje geweest als Becky. Maar ze zou toch niet naar Alix, een volslagen vreemde, willen luisteren. Ze nam afscheid van Suzanne en liet zowel haar halfvolle glas achter als de herinnering aan een gloednieuw meisje dat nog veel te leren had.

Buiten zag ze een man leunend tegen de muur een sigaret roken, die zowel de impact van de koude decemberavond als de troost van een eenzame Gauloise nodig leek te hebben. Het was Anthony March, die onmogelijk al klaar kon zijn met Becky. Misschien was Becky verstandiger geweest dan ze eruitzag en was ze naar haar eigen kamer gegaan.

22

Die gedachte bracht de glimlach terug op haar gezicht, en al snel was ze in haar kleine pension in de Rue du Cirque, waar ze zich op het bed liet zakken. Ze was weer aan het werk – had een dag en een nacht in Europa overleefd, had slechts een mondjevol champagne gedronken en ging op tijd slapen om zo’n vier uur rust te krijgen, waarvan ze wist dat het genoeg zou zijn.

Voor de ontmoeting met Christian Dior de dag erna koos Alix haar kleren zorgvuldig uit. Geen broek, in tegenstelling tot wat ze had gezegd. In plaats daarvan een pakje van Schiaparelli dat al een paar jaar oud was en dat ze van Carmel Snow had gekocht, die de gewoonte had haar zelden gedragen couture aan haar ‘meisjes’ bij Harper’s Bazaar te verkopen tegen een prijs die Alix zich nog net kon permitteren. Het was zwart en had het vereiste aangerimpelde schootje en schoudervullingen, en had als extra accent een rode trompe-l’oeil-band rond de taille. Volgens Schiaparelli moest het met rode handschoenen en een rode hoed worden gedragen, maar Alix wist dat dat de trop was. Ze ging in beide gevallen voor zwart en kruiste als een schoolmeisje haar vingers achter haar rug.

Toen le patron haar zag, vertoonde zijn voorhoofd nog meer rimpels dan de dag ervoor. ‘Een van mijn premières zal een mantelpakje voor je moeten maken zodat je niet meer afhankelijk bent van mijn concurrenten.’ Daarna schonk hij haar een van zijn afgemeten glimlachjes.

Alix grinnikte. Het was precies waarop ze had gehoopt, en zijn glimlach liet zien dat hij dat had vermoed. Het betekende wel dat ze zo’n trucje niet opnieuw zou kunnen uithalen. Maar een meisje met een minimumloon in een stad als Parijs, waar de inflatie hoger was dan de Eiffeltoren, moest elke mogelijkheid die haar werd geboden gebruiken.

Dior begeleidde haar door de vertrekken in het maison die ze de dag ervoor niet had gezien: de cabine, waar de mannequins zich kleedden, de zes kleine pashokjes voor les femmes, oftewel de cliënten – die Suzannes domein waren als directeur verkoop – en het atelier, dat concurreerde met Alix’ eigen kantoor als kleinste vertrek in het gebouw.

23

‘Zoals je gisteren al hebt gezien, zijn de werkruimtes klein. Het maison is klein,’ zei Dior, terwijl hij haar voorging naar binnen. ‘Waarom? Omdat ik volgens de beste tradities en de hoogste eisen van de couture wil werken. En daar helpen de “drie moeders” mij bij.’

Tegelijkertijd kwamen er drie vrouwen binnen.

‘Dit is Madame Raymonde,’ zei le patron, op de strengste van het trio wijzend; ze was samen met Dior van Lucien Lelong gekomen. Ze wekte de indruk dat ze iemand van weinig woorden, maar wel altijd uiterst precies was.

‘Ik naai zelf niet,’ legde Monsieur Dior uit. ‘Maar ik moet wel datgene zien te tekenen wat ook werkelijk gemaakt kan worden. Madame Raymonde is de rede,’ zei hij glimlachend. ‘Zij verwezenlijkt mijn verbeelding.’

Hij ging naar de volgende dame. Dat was Madame Bricard, die eerder verleiding dan lucht leek uit te ademen. Met haar tulband met luipaardprint en sjaal met hetzelfde patroon rond haar pols in plaats van rond haar hals deed ze het woord flamboyant meer dan eer aan.

‘Madame Bricard leeft alleen voor de elegantie,’ zei Dior. ‘Zij is mijn inspiratie.’

De muze, dus. Mannen leken niet zonder hen te kunnen leven en waarom zou Dior anders zijn?

De laatste vrouw was Madame Carré, de technisch directeur van het huis. Ze overhandigde le patron een schets, die hij aan Alix doorgaf.

Het eerste wat haar opviel was de schouderlijn, licht aflopend en naadloos, en zacht over het lichaam glooiend. Daardoor besefte ze dat alle jasjes die vrouwen de laatste jaren hadden gedragen – waarvan er, als gevolg van de rantsoenering van stoffen, vele ontworpen waren op basis van mannenpakken – ervoor hadden gezorgd dat ze er scherp rechthoekig hadden uitgezien. Maar dat waren vrouwen niet. Het lijfje van de jurk op de schets veranderde de vrouwelijke vormen niet, het onthulde ze.

‘Ik kan het bijna voelen bewegen,’ zei ze. Ze gleed met haar hand over de schitterend uitstaande rok op de potloodtekening, die gevormd was als de coupe waaruit ze in het Ritz had gedronken.

24

Oorspronkelijke titel The Three Lives of Alix St Pierre

First published in Australia and New Zealand in 2022 by Hachette Australia, and in the United Kingdom by Sphere, an imprint of Little, Brown Book Group Ltd, London

Copyright © 2022 Natasha Lester

The moral right of the author of this work has been asserted in accordance with the Copyright, Designs and Patents Act 1988

Copyright © 2023 voor deze uitgave Uitgeverij De Fontein, Utrecht

Vertaling Marion Drolsbach en Janet Limonard-Harkink

Omslagontwerp Splendid Grafisch Ontwerp

Omslagbeeld © Trevillion

Opmaak binnenwerk Crius Group, Hulshout

isbn 978 90 261 6456 9

isbn e-book 978 90 261 6457 6

isbn luisterboek 978 90 261 7015 7

nur 302

www.uitgeverijdefontein.nl

Uitgeverij De Fontein vindt het belangrijk om op milieuvriendelijke en verantwoorde wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie van het papieren boek van deze titel is daarom gebruikgemaakt van papier waarvan het zeker is dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid.

Alle personen in dit boek zijn door de auteur bedacht. Enige gelijkenis met bestaande – overleden of nog in leven zijnde – personen, anders dan die in het publieke domein thuishoren, berust op puur toeval. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, elektronisch, door geluidsopname- of weergaveapparatuur, of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Eerste druk oktober 2023

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.