
‘O vertreding!’

Henry lag op zijn rug en greep naar zijn been. Die trap deed behoorlijk pijn! Hij nam zich voor om de volgende wedstrijd echt zijn scheenbeschermers te dragen.
Het fluitje van de scheidsrechter klonk, zijn teamgenoten juichten en de tegenstanders kreunden. Het was weer een normale zaterdagmiddag op het voetbalveld.
Een jongen met rood haar trok Henry overeind. ‘Gaat het?’ vroeg hij.
Henry knikte naar zijn teamgenoot. Aan blauwe plekken was hij wel gewend. Ze keken allebei naar de scheids, die op de elfmeterstip wees.
‘Yes!’ riep Henry. Als deze strafschop erin zou gaan, zouden ze niet alleen winnen, maar werden ze ook nog koploper van de competitie!
Hij keek naar het scorebord. Het stond 1–1 en de klok gaf aan dat er 89 speelminuten verstreken waren.
Henry pakte de bal en legde hem op de elfmeterstip. Toen trok hij zijn aanvoerdersband recht en keek naar de
keeper van de tegenstanders. Die zat op zijn hurken, met zijn lange armen uitgestrekt. De bijnaam Octopus paste perfect bij hem. Langzaam deed Henry een paar passen achteruit om een aanloop te nemen. Vandaag was zijn elfde verjaardag. Er was geen beter verjaardagscadeau dan winnen voor zijn team. Hij twijfelde nog in welke hoek hij zou schieten, toen er plotseling een man achter het doel verscheen. Henry wilde net zijn aanloop inzetten, maar iets hield hem tegen. De onbekende man paste hier niet. Hij droeg een lange zwarte mantel die er duur uitzag, een zwarte broek en elegante leren schoenen. Niet echt geschikte kleren voor op het modderige voetbalveld van basisschool De Sleutelbloem. Zagen scouts van professionele voetbalclubs er zo uit? Henry werd ineens zenuwachtig, maar de vreemdeling lachte hem bemoedigend toe. Toen knikte hij onopvallend met zijn hoofd in de richting van de linkerbovenhoek van het doel.
Het fluitje van de scheidsrechter klonk. Henry ademde diep in. Concentreer je! zei hij tegen zichzelf. Alles hing nu van hem af. Hij begon te rennen. Hij wist niet waarom, maar hij vertrouwde de vreemdeling. Een ogenblik later vloog de bal het doel in. De keeper was de andere hoek in gedoken.
Henry juichte: 2–1! Hij had gescoord! Joelend kwamen zijn teamgenoten op hem af rennen en ze sprongen boven op hem. Toen hij zich eindelijk uit alle omhelzingen had
bevrijd, keek hij naar het doel. De vreemdeling was verdwenen.
Raar, dacht Henry, en hij voelde een steek van teleurstelling. Toen liep hij naar zijn moeder, die opgewonden op en neer stond te springen langs de kant van het veld. Ze had haar bonte sjaal om zich heen gewikkeld. De zon scheen wel, maar in het vroege najaar was het in Londen niet zo warm meer.
‘Goed gedaan,’ zei zijn moeder stralend, en ze woelde even met haar hand door zijn haar. Ze was zijn grootste fan.
‘Dit is het beste verjaardagscadeau ooit!’ riep Henry buiten adem. ‘Zag je die man achter het doel ook, mam?’ ging hij opgewonden verder. ‘Hij wees aan welke kant ik op moest schieten. Ik durf te wedden dat hij een scout is. Misschien wel van Arsenal. Dat zou wat zijn…!’
Zijn moeder onderbrak hem. ‘Wees hij naar welke kant je de bal moest schieten?’ vroeg ze ernstig.
Henry knikte.
Haar ogen werden groot. ‘Henry, die man was geen scout. Tenminste, niet voor een voetbalclub. Heb je het wapen op zijn mantel niet gezien? Dat was overduidelijk een –’
Verder kwam ze niet, omdat de trainer van de De Sleutelbloem Henry ongeduldig terug het veld op riep. De wedstrijd was nog niet voorbij.
‘Straks, mam! We moeten de wedstrijd nog winnen!’
riep Henry, en hij rende naar zijn teamgenoten.
Zijn team speelde ook in de laatste minuten goed en ze wonnen met 2–1. Toen de scheidsrechter het eindsignaal blies, liet Henry zich uitgeput maar dolblij in het gras vallen. Hij had zijn team weer aan de overwinning geholpen. En als hij het goed had uitgerekend, stond hij met die doelpunten van vandaag erbij bovenaan de lijst van topscoorders. Hij maakte dus kans om voor de derde keer op rij topscoorder te worden. Wie weet schopte hij het ooit zelfs tot een van de felbegeerde voetbalscholen. Henry staarde dromerig naar de lucht.
‘Henry!’ klonk de stem van zijn moeder. O nee, zo ver was het nog niet. Eerst feestvieren: voor de gewonnen wedstrijd en zijn verjaardag. Thuis stond er een grote appeltaart op hem en zijn vrienden te wachten om verslonden te worden.
Henry stond op en keek om zich heen. Hij zag verbaasd dat het voetbalveld al bijna helemaal leeg was. De meeste van zijn teamgenoten en hun ouders waren al op weg naar huis.
‘Hé!’ riep Henry. ‘Gaan jullie niet mee naar mijn huis? Taart eten en onze overwinning vieren?’
Een stevige jongen met een rood hoofd draaide zich naar hem om terwijl hij door zijn moeder aan de arm werd meegesleurd. ‘Een andere keer!’ riep hij. ‘Heb je het nog niet gehoord? Iedereen wil snel naar huis. Hoe stom zou
het zijn als je niet thuis bent terwijl er een scout van Zeven Vuren aanbelt?’
‘Zeven Vuren? Wat praat jij nou voor onzin? Hé, wacht!’
Maar de jongen werd verder meegesleurd en hoorde hem niet meer.
In de war liep Henry naar zijn moeder, die nog steeds langs de kant van het veld op hem stond te wachten.
‘Hoorde je dat, mam?’ vroeg Henry. ‘Waar komt dat verhaal over Zeven Vuren ineens vandaan? Ik wist niet dat hij nog in sprookjes geloofde.’
Zijn moeder leek zenuwachtig. ‘Henry, die man achter het doel, die aanwees in welke hoek je moest schieten…’
‘Die scout?’
Zijn moeder schudde haar hoofd. ‘Dat was geen scout.’
‘Niet?’ vroeg Henry teleurgesteld.
‘Nou ja, niet zoals jij denkt. Haal eerst even je tas. Ik leg het je onderweg naar huis wel uit.’
Henry zuchtte. Hij rende naar de spelersbank, trok andere schoenen aan, pakte zijn tas en liep terug naar zijn moeder.
Het kleine rijtjeshuis waar Henry en zijn moeder woonden lag dicht bij de voetbalclub en dus gingen ze altijd lopend naar de thuiswedstrijden. Normaal gesproken liepen ze de terugweg altijd op hun gemakje, maar vandaag had Henry’s moeder haast.
‘Heb ik iets gemist?’ vroeg Henry ongeduldig. Zijn moeder friemelde zenuwachtig aan haar sjaal. ‘Het zit zo…’ begon ze. ‘Die man achter het doel… Er stond een wapen op zijn mantel. Het teken van Zeven Vuren.’ Henry bleef staan. Dus toch? Had zijn vriend dan gelijk gehad?
Hij herinnerde zich de verhalen van zijn overgrootvader. De kostschool van Zeven Vuren was een van de grote legendarische verhalen van het koninkrijk. Ieder kind kende de verhalen over Robin Hood, de Ridders van de Ronde Tafel en het Monster van Loch Ness. De kostschool van Zeven Vuren hoorde ook in dat rijtje thuis. Het grote verschil was alleen dat Zeven Vuren blijkbaar echt bestond.
‘Bedoel je dat die man van Zeven Vuren komt om mij op te halen? Zoals opa altijd gezegd heeft?’ vroeg Henry opgewonden. Hij begon alweer te dromen. ‘Mam, stel je eens voor! Ik op Zeven Vuren. Dat zou fantastisch zijn! George uit de vijfde zei dat daar geheim agenten worden opgeleid. En wie dat eenmaal is, wordt stinkend rijk! Dan koop ik die villa in de stad naast het voetbalstadion voor ons. En dan kunnen we vanaf ons balkon naar Arsenal kijken als ze een wedstrijd spelen. Mam, ik móét daarheen!’
‘Verwacht er maar niet te veel van, Henry,’ zei zijn moeder, terwijl ze verder liepen. ‘Bovendien heb je als geheim agent geen tijd om voetbal te kijken, niet vanaf een balkon en ook niet op de televisie.’
Maar Henry luisterde niet meer. Hij beeldde zich in dat hij als James Bond op criminelen zou jagen. Hij zou dan alleen geen net pak aantrekken, maar een voetbalshirt. Een voetbalshirt met het wapen van Zeven Vuren op zijn borst. Zou er ook een voetbalelftal zijn? Ondertussen sloegen ze de Vlierstraat in, waar aan het einde van de weg een grote vlierbesstruik groeide. Daarachter stond hun huisje.
‘Ik loop vast vooruit!’ riep Henry opgewonden.
Hun smalle straatje lag er verlaten bij. Alleen de tuindeur van de buren klapperde zachtjes in de wind. Verder was het stil. Heel stil.
Het zag er niet uit alsof er een heel ontvangstcomité van Zeven Vuren op hem stond te wachten. Teleurgesteld ging Henry wat langzamer lopen. Hij liep langs de vlierbes en bleef toen als aan de grond genageld staan. ‘Dat meen je niet,’ fluisterde hij.
Op het trapje voor hun huis zat de in het zwart geklede man van het voetbalveld. En op zijn borst prijkte een wapen. Zeven gouden vlammen.
‘M ag ik mezelf voor een kopje thee uitnodigen, Henry?’ vroeg de vreemdeling. Hij stond op.
Henry staarde hem met open mond aan. Hoe wist deze man zijn naam?
Toen Henry’s moeder bij het huis aankwam, bleef zij ook stokstijf staan.
‘Het spijt me dat ik u zo overval. Dat is niet helemaal mijn stijl,’ zei de vreemdeling. ‘Misschien kunnen we naar binnen gaan?’ Hij wees naar de deur.
Henry’s moeder bewoog weer. Ze rommelde zenuwachtig in haar tas en haalde haar sleutelbos eruit. Terwijl zij de deur opendeed, keek Henry naar de vreemdeling.
‘Is dat echt het wapen van Zeven Vuren?’ flapte hij eruit.
De jongeman glimlachte alleen maar en wees naar het keukenraam van de buren. Het gordijn was een klein stukje opzijgeschoven en het puntje van de neus van de buurvrouw was net te zien.
‘Kom binnen, alstublieft,’ stamelde Henry’s moeder.
Ze gingen de smalle gang door naar de keuken. De vol-

wassenen gingen zitten en Henry pakte de ketel om theewater op te zetten.
Na een paar keer proberen ging het blauwe vlammetje op het fornuis eindelijk aan. Henry vulde de gedeukte ketel met water en zette hem op het vuur. Toen ging hij bij zijn moeder en hun gast zitten.
De vreemdeling schraapte zijn keel.
Henry keek hen gespannen aan.
‘Het lijkt me een goed idee als jij even onder de douche gaat en iets anders aantrekt,’ stelde zijn moeder voor.
Henry keek naar zijn voetbalkleren en toen weer naar zijn moeder. Voor geen goud wilde hij missen wat de vreemdeling van Zeven Vuren te zeggen had. Toch wees zijn moeder met een verontschuldigend lachje naar de keukendeur.
‘Er zijn een paar dingen die ik met je moeder onder vier ogen moet bespreken,’ zei de vreemdeling knikkend.
‘O, man,’ mompelde Henry, en hij sprintte naar boven. Op de krakende trap trok hij zijn shirt al uit en de rest van zijn voetbaltenue landde boven in de gang op de grond. Hij had geen tijd te verliezen. Zonder te wachten tot het water warm werd, sprong hij onder de ijskoude waterstraal van de douche. Inzepen sloeg hij over. Hij sprong een paar keer op en neer van de kou en zette het water weer uit. Met een handdoek om zijn middel rende hij naar zijn kamer, trok zijn kledingkast open en greep in het wilde weg wat kleren.
Nog geen vijf minuten nadat hij de keuken had verlaten, gleed hij er op twee verschillende sokken weer naar binnen – precies toen de fluitketel begon te fluiten.
De volwassenen onderbraken hun gesprek en keken hem verbaasd aan.
‘Zo, dat was snel,’ mompelde hun gast.
‘Nou ja, je bent precies op tijd om een kop thee te maken voor je neef,’ zei zijn moeder, en ze lachte.
Henry keek op. ‘Mijn neef?’
De man knikte. ‘Wat onbeleefd van me, ik heb me nog helemaal niet aan je voorgesteld: Charles Benedict Alexander McBain. En ik zou graag thee willen. Ook al hebben we eigenlijk haast, er is altijd tijd voor een goede kop thee. Dat zei mijn grootmoeder altijd. Heb je toevallig kamillethee?’
Hoezo haast, vroeg Henry zich af. En kamillethee? Serieus? Wie dronk dat vrijwillig als hij niet ziek was?
Henry keek de vreemdeling nieuwsgierig aan. Ze leken niet echt op elkaar. Henry had donkerbruine ogen en een beetje flaporen. Charles had knalblauwe ogen. Oké, misschien hadden ze allebei een wat scheve neus, maar daar hield de vergelijking wel op.
Henry pakte de ketel van het fornuis en maakte thee.
‘Waarom hebben we haast?’ vroeg Henry. Hij gaf zijn moeder en zijn neef een dampende beker thee en schoof met een eigen mok aan. Zijn moeder trok een vies gezicht toen ze de kamillethee aannam en knipoogde naar Henry.
Charles blies in zijn beker, nam een slok en keek Henry toen recht aan. ‘Ik kom namens Zeven Vuren. Jij, mijn beste neef, bent uitverkoren. Wolkenburg roept je.’
‘Wolkenburg?’ piepte Henry.
‘Zo heet de school op Zeven Vuren.’
Het was dus waar. Henry zette zijn beker neer. Zijn hand trilde zo erg dat hij geen slok kon nemen. Er raasden wel duizend vragen door zijn hoofd, maar het lukte hem niet er eentje te stellen.
Hij keek zijn moeder vragend aan. Ze knikte hem bemoedigend toe.
Henry haalde diep adem en verzamelde al zijn moed. ‘Is… Is er ook een voetbalteam op Zeven Vuren?’
Zodra hij die vraag gesteld had, kon hij zichzelf wel voor zijn kop slaan. Met alle geheimen die er om Zeven Vuren heen hingen, was de vraag of er ook een voetbalteam was misschien wel de domste die je kon stellen.
Charles schudde zijn hoofd. ‘Op Zeven Vuren worden gevaarlijkere sporten beoefend.’
Henry was onder de indruk. ‘Welke dan?’
Charles gaf geen antwoord en nam nog een slok thee. Henry zag ineens dat de handen van zijn neef onder de littekens en eeltplekken zaten. Dat paste helemaal niet bij zijn elegante verschijning.
Henry’s verlegenheid was verdwenen. Zijn nieuwsgierigheid was groter. Hij wilde meer weten over deze geheim-
zinnige plek. ‘De littekens op je handen, komen die ook van Zeven Vuren?’
‘Henry!’ zei zijn moeder afkeurend. ‘Dat vraag je niet.’
Maar zijn neef lachte. ‘De prijs die je betaalt voor een opleiding op Zeven Vuren is hoog. Maar ik verzeker je dat het elke schram, elke blauwe plek en elke kras waard is. Helemaal omdat de verwondingen vrij snel genezen.’
Henry voelde dat zijn moeder haar arm om zijn schouder legde.
‘Maakt u zich geen zorgen om uw zoon. Er is iemand op Zeven Vuren die Henry zal beschermen. En geloof me, daarmee wordt Zeven Vuren een van de veiligste plekken op de wereld voor hem.’
‘Wie is dat dan precies?’ vroeg Henry.
Charles kneep zijn lippen op elkaar en schudde zijn hoofd. ‘Zeven Vuren bewaart haar geheimen. Zo was het en zo moet het altijd blijven.’ Het klonk net alsof hij dit zo oplas uit een boek. Hij keek op zijn horloge. ‘Wie naar Zeven Vuren geroepen wordt, volgt die roeping. Uitverkoren worden is een geschenk, en tegelijkertijd een verantwoordelijkheid die je niet kunt weigeren.’ Hij trok zijn schouders even op. ‘Ik weet dat dit je nogal overvalt. Maar het is niet anders. Vertrouw mij. Je kunt je thee nog opdrinken, Henry. Maar daarna moeten we echt gaan.’
‘Gaan? Nu meteen?’ Henry keek met grote ogen van zijn moeder naar Charles.
Zijn moeder boog zich naar hem toe en pakte zijn handen. ‘Het is precies zoals opa ons altijd heeft verteld.’
Charles schoof zijn stoel naar achteren en stond op. ‘Het was mij een waar genoegen. U hebt een fijne zoon. Ik ben er zeker van dat hij het goed gaat doen op Zeven Vuren.’ Hij stak zijn hand uit om afscheid te nemen. ‘Ik wacht in de auto.’
Henry legde zijn hoofd op tafel. Hij moest even nadenken. Dit was werkelijk krankzinnig. Uit het niets dook deze Charles op, die hij nog nooit had gezien en die zijn neef bleek te zijn. En hij kwam Henry’s leven zomaar op zijn kop zetten. Al had Henry eerlijk gezegd altijd van zo’n avontuur gedroomd. Er begon iets te kriebelen in zijn buik, gevolgd door een steek.
‘Maar…’ Henry ging weer rechtop zitten. Hij hoorde de deur dichtvallen. ‘Moet ik echt zo snel gaan, mam?’ vroeg hij. ‘En jij dan?’
Ze kneep in zijn handen. ‘In de vakanties kom je naar huis. Je zult zien dat de tijd voorbij vliegt. Je zult van Zeven Vuren houden zoals je overgrootvader ervan hield. Je bent mijn held. En helden zijn nu eenmaal gemaakt voor avontuur.’ Ze stond op en trok hem tegen zich aan.
Meestal wilde Henry niet dat ze dat deed, daar was hij echt te oud voor. Maar vandaag was alles anders. ‘Wat heeft hij eigenlijk verteld over Zeven Vuren toen ik onder de douche stond?’ vroeg hij.
‘Niet zo veel,’ zei zijn moeder. ‘Hij heeft me dit laten zien.’ Ze gaf Henry een oude foto. Hij herkende de man die erop stond. Het was zijn overgrootvader. Net als Charles droeg hij het wapen van Zeven Vuren.
Henry was verbaasd. In gedachten zag hij zichzelf al op de foto staan – met het wapen van Zeven Vuren op zijn borst… Hij lachte. Zijn moeder snoot hard haar neus en hij schrok op uit zijn droom.
‘Je moet je neef niet langer laten wachten,’ zei ze, en ze stopte haar zakdoek weg. ‘Maar doe wel een jas aan, want het is koud buiten.’
* Soort: draco galerus monachi

* Grootte: 4 meter
* Vleugelwijdte: 4 meter
* Gewicht: 5000 kilogram
* Gemiddelde leeftijd: tot 2000 jaar
* Speciale kracht : fotografisch
geheugen
* Drakenrijder: Dunbar-clan Lichaamsbouw
T yperend voor de Monnikskap zijn een sterk skelet, stevig lijf en een dikke, leerachtige, grijze huid. Op hun langwerpige neus staat een korte hoorn. Langs de kam, die platte, afgeronde punten heeft, lopen zwarte diamantschubben. Een opvallend kenmerk is de grote kraag in de nek, die als een paraplu kan worden uitgeklapt. Hiermee kunnen ze in volle vaart plotseling remmen of vijanden afschrikken.
Karakter
M onnikskappen
hebben een zeer zachtaardig karakter. Ze zijn graag in de buurt van andere draken en leven vaak in grote kuddes. Ze kunnen fysiek een beetje lui zijn en hebben minstens veertien uur slaap per dag nodig.
Bijzonderheden
Dankzij het uitstekende geheugen van de Monnikskap geldt deze soort als de bewaarder van de drakengeschiedenis. Hun wijsheid staat zeer hoog aangeschreven. Daarnaast beheersen ze meerdere vormen van communicatie, waardoor ze met hun drakenrijders kunnen communiceren in woorden, beelden, gevoelens en muziek.
* Soort: serpens aqua marina
* Grootte: 8 meter
* Vleugelwijdte: 6 meter
* Gewicht: 6000 kilogram
* Gemiddelde leeftijd: tot 1500 jaar
* Speciale kracht: water spuwen
* Drakenrijder: Duffy-clan
Deze draken kunnen goed duiken. De korte poten en brede vleugels kunnen tijdens het duiken plat tegen het lijf worden gedrukt. Door de vinnen is de Aquamarijn ook onder water een sierlijke verschijning.

Karakter
De Aquamarijn houdt van vrijheid en is graag alleen. Ze hebben een harmonieus en speels karakter.
Bijzonderheden
D e Aquamarijn is de enige drakensoort die naast vuur ook water kan spuwen. Water in alle vormen, dus ook ijs en waterdamp. Bovendien zijn deze draken erg muzikaal.
Lichaamsbouw
H et slangenachtige lijf van de Aquamarijn bestaat uit allerlei soorten blauw. Op het voorhoofd staat een hoorn. De Aquamarijn is graag in de buurt van water en wordt daarom ook wel ‘zeeslang’ genoemd.
www.uitgeverijdefontein.nl
Oorspronkelijke titel: Die geheime Drachenschule Verschenen bij Baumhaus Verlag, een imprint van Bastei Lübbe AG
© 2018 Bastei Lübbe AG
Voor deze uitgave:
© 2023 Uitgeverij De Fontein, Utrecht
Vertaling: Saar Breimer
Omslagafbeelding en illustraties: Pascal Nöldner
Omslagontwerp en grafische verzorging: Bert Holtkamp
Uitgeverij De Fontein vindt het belangrijk om op milieuvriendelijke en verantwoorde wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie van het papieren boek van deze titel is daarom gebruikgemaakt van papier waarvan het zeker is dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
isbn 978 90 261 6720 1
isbn e-book 978 90 261 6723 2
isbn audioboek 978 90 261 6724 9
nur 282, 283