23 minute read

KORT VERHAAL: VLINDERS BEZORGEN – PETRA KRUIJT

Vlinders bezorgen

Kort verhaal door Petra Kruijt

Je weet dat je een crush hebt op de bezorger van de boekhandel als je drie keer zoveel boeken bestelt als je kunt lezen. Daphne kijkt naar haar bizarre, veel te ver uitgedijde TBR-stapel en weet precies dat als de lockdown nog langer had geduurd, was haar huis ermee dichtgegroeid. En waarvoor? Eén kort contactmomentje, een vriendelijke glimlach – een heel erg mooie, dat wel – en zo nu en dan een praatje van ‘zozo, jij leest wel veel, hè’. Helaas niet, dus. Niet meer of minder dan voorheen. Ze heeft vooral heel veel besteld. Aan de ene kant hoopte ze dat de situatie eeuwig zou zo blijven duren. Het had wel iets, op een gekke manier: als ze hem wilde zien, ging ze de middag ervoor naar de site van de boekhandel en zocht ze een boek uit dat ze op zich ooit wel wilde lezen. Je weet wel, in die magische tijd van haar leven dat ze zeeën van tijd had, alle focus van de wereld, een prettig maar kabbelend uitzicht – iets van een strand of een bos of andersoortige natuur – en natuurlijk haar eindeloze leeshonger. Zodra die tijd aanbreekt, lees ze alles wat ze nu heeft gekocht. Echt waar. Maar goed, dan bestelde ze dat boek en ging ze vrolijk naar bed, wetende dat ze hem de volgende dag zou zien. Hij was het altijd. Misschien had de boekhandel de wijken verdeeld en was de hare aan hem toegewezen, misschien waren er gewoon niet zoveel boekenbestellers en deed hij ze allemaal. En als ze hem had gezien, ging ze net zo blij naar bed. Twee dagen blij voor twintig euro, dat is in tijden van corona geen slechte deal. Ze pakt een van de boeken op en gaat ermee op haar balkon zitten met uitzicht op de balkons aan de overkant. Nu is het tijd voor concentratie op iets anders dan de mooie lach van de bezorger. Hem zal ze niet meer zien, want de boekhandel is weer open. Maar wacht even. Als de boekhandel open is en hij werkt daar, dan kan ze hem ook dáár tegenkomen. Dat ze daar niet eerder aan dacht! Ze slaat subiet het boek weer dicht, pakt haar sleutels en portemonnee en stapt op de fiets. Het is zaterdag twee uur ’s middags, een perfect tijdstip om nieuwe boeken te kopen. Met de zon op haar gezicht fietst ze naar het centrum en ze zet haar fiets in de grote stalling aan de rand van de binnenstad. Lopend door eerst een drukke winkelstraat en vervolgens over een plein met volle terrassen voelt ze hoe erg ze dit heeft gemist. De vanzelfsprekendheid van deze reuring, mensen die bij elkaar komen met geen ander doel dan voor de gezelligheid. Iedereen heeft dit gemist en dat is goed te merken ook. Ze hoopt maar dat het de horeca en winkeliers die zoveel omzet hebben misgelopen er weer een beetje bovenop helpt. Zelf zal ze binnenkort ook wat nieuwe kleding gaan kopen en een bikini en leuke sandalen. De enige winkel die zij in de lockdown heeft gesteund, is… nou ja. Dat is wel duidelijk. De gevel van de boekhandel komt in zicht. Het is de grootste van de stad, met een collectie waar je u tegen zegt en gevestigd in een statig, ouderwets pand. Ze kwam hier altijd heel graag tussen de boeken snuffelen en een kopje koffie drinken. Dat gaat ze nu ook doen; er is een klein terras voor de deur waar plaats is. Maar eerst moet ze naar binnen om te kijken of hij er ook is. Zonder te doen alsof ze alleen bij de boekhandel is om de bezorger te zien op wie ze verliefd is geworden, loopt ze er rond en kijkt ze zogenaamd naar de boeken. Het is echt geen goed idee om er nu alweer een te kopen met haar TBR-stapel zoals hij is. Maar waar ze ook om zich heen kijkt – naar de medewerkers achter de kassa’s, naar het personeel dat in de winkel bezig is – ze ziet hem niet. Nu heeft het ook geen zin om op het terras te gaan zitten. Of liever gezegd, nu heeft zíj daar ook geen zin meer in. Onverrichter zake loopt ze weer naar buiten, ze wordt door een van de medewerkers vriendelijk gegroet met een ‘tot ziens!’ waar ze lauw op reageert. Ze haat zichzelf erom, maar dit is gewoon niet waar ze op hoopte, en nu heeft ze ook geen zin in koffie, een nieuwe bikini of leuke zomersandalen. Dan maar weer gewoon naar huis, onderweg even langs de supermarkt om te bedenken wat ze straks gaat koken en kijken of ze toch nog kan lezen vanmiddag. Wie weet lukt het binnenkort een keer om hem wel te zien. Ze kan gerust weer een keer gaan op een

doordeweekse dag als ze wat eerder klaar is met haar werk, of tussendoor tijdens haar lunchpauze, of op koopavond, of gewoon op een andere zaterdag. Het kán niet zo zijn dat ze hem nooit meer ziet. Dat zou te oneerlijk zijn. Als ze weer thuis is met alle ingrediënten voor een zomerse pastasalade die ze in haar koelkast zet samen met een fles witte wijn omdat het weekend is, gaat ze terug naar haar balkon. Het boek dat op haar ligt te wachten, is niet de makkelijkste kost. Waarom heeft ze dit ook alweer gekozen? Wilde ze indruk op hem maken nadat ze een paar eenvoudige thrillers en zelfs een fluffy romantisch verhaal had besteld? Ze grinnikt om zichzelf. Ja hoor, alsof ze boekenbezorger er iets van vindt wát hij rondbrengt. Is dan Cliënt E. Busken van Jeroen Brouwers, dat ze nu voor zich heeft, zoveel beter of belangrijker dan Minnaar van Ilse Ruijters of zelfs dan Tot aan de zon en terug van Jill Mansell? Heus niet. In die laatste twee boeken heeft ze wél zin en in Jeroen Brouwers toch een stukje minder. Grinnikend om zichzelf loopt ze terug naar haar TBRstapel en ze pakt een paar boeken op om de achterflap te lezen, gewoon om te voelen of het nog gaat lukken om iets te lezen vandaag. Hoewel thrillers normaal haar favoriet zijn, heeft ze nu vooral zin in een eenvoudig, romantisch verhaal. Misschien helpt dat om haar eigen mislukte poging tot een flirt te vergeten. Ze is er ook veel te onhandig voor. Als ze hem zo leuk vond, had ze toch een van die twintig keren dat hij langskwam wel iets kunnen laten merken? Iets méér dan een suffig glimlachje en het feit dat ze hem telkens opnieuw liet komen. Het is niet meer van deze tijd om te verwachten dat een man de move maakt en dat kan ze al helemaal niet verwachten als ze niet eens weet of hij haar gevoelens beantwoordt. De enige manier om daarachter te komen, als ze de ballen had gehad, was om het hem te vragen. Toch kreeg ze wel het gevoel dat hij haar leuk vond. Gewoon zo’n idee door de manier waarop hij naar haar keek, waarop hij soms een praatje met haar maakte ondanks zijn drukke bezorgschema. Ze heeft geen superscherp afgestelde ‘hij-vindt-me-leuk-radar’, maar ze is er ook niet blind voor. Argh. Jill Mansell lezen, dat is beter. Afleiding. En alvast een glas wijn inschenken, want het is halfvier en dat betekent dat de vier in de klok zit, ja toch? De wijn is nog niet helemaal koud, maar met een ijsblokje erbij – een barbaars gebruik, wel lekker effectief – gaat het prima lukken. Tevreden met zichzelf nestelt ze zich weer op het balkon met het boek. Daphne neemt een slokje wijn en slaat het boek open. Op de roze pagina’s ontvouwt zich het verhaal van een hotelmanager in Engeland die verloofd is met een nogal oninteressante man die in Londen werkt, waarvan ze nu al weet dat hij niet degene is met wie ze uiteindelijk gaat trouwen en lang en gelukkig zal leven. Dat moet wel haar jeugdliefde zijn die na twaalf jaar terug is. Ha, dit leest gewoon zo lekker dat ze bijna vergeet dat haar eigen romance op niets aan het uitlopen is. Na ruim twee uur lezen is ze over pagina 100 en begint haar maag te rammelen, dus ze gaat naar de keuken om haar pastasalade klaar te maken. Met een muziekje erbij snijdt ze de groenten, kookt ze de pasta en maakt ze een frisse dressing. Oké, het zou best leuk zijn geweest om een zomerliefde te hebben, maar ook zonder mag de zomer er wezen, en ineens besluit ze dat ze na het eten naar het strand gaat. Ook al is het een uur rijden, het is het waard op zo’n mooie dag als deze. Onder het koken stuurt ze haar beste vriendin Brenda een appje of ze soms mee wil om bij een strandtent cocktails te drinken. Haar reactie komt binnen een minuut: Ja!!! En een hapje eten ook? Ze kijkt naar de pastasalade in wording, die in principe zelfs bijna af is. Maar hé, het is een salade, dus die kan ze net zo makkelijk bewaren voor morgen. Goed plan! Kom jij eerst naar mij? Brenda laat weten dat ze er over vijftien minuten is. Kijk, daar heb je tenminste wat aan. Een single vriendin die er altijd is als je haar wilt.

‘Echt een chill idee van je,’ zegt Brenda als ze op het terras van een strandtent in Zandvoort neerstrijken. ‘Ik kom veel te weinig op het strand.’ ‘Ik ook, hoor. En ik denk dat alles nu extra lang geleden voelt.’

‘Ik kan me de laatste keer niet eens herinneren dat we uit zijn geweest. En wat was ook alweer vakantie?’ ‘Dat je vrij bent van je werk en kijkt of er nog een huisje beschikbaar is op een Landal-park,’ zegt Daphne. ‘O ja.’ Brenda lacht. ‘Even vergeten.’ Ze bestellen een schaal met verschillende vishapjes om te delen en Daphne leunt achterover op de loungebank. Heerlijk om hier zo te zijn. Op een dag zou ze wel dichter bij het strand willen wonen. Maar ja, ze zou ook graag dichter bij het bos willen wonen en tegelijkertijd niet te ver van de stad. De opties die je dan overhoudt, variëren van Wassenaar tot Bergen tot onbetaalbaar aan zee. ‘Maar hoe is het met je?’ vraagt Brenda. ‘Goed hoor. Ik ben weer terug bij af in mijn mannenzoektocht, maar dat is ook niks nieuws.’ ‘Ah, is het niks geworden met die boekenman?’ Daphne haalt een schouder op. ‘Ik weet niet waar hij is. Misschien zie ik hem ooit nog.’ ‘Ja, natuurlijk. Hij werkt gewoon bij de boekhandel, je vindt hem echt wel.’ ‘Ik ben er vandaag geweest,’ bekent ze. ‘En hij was er niet?’ ‘Nee. Maar goed, dat was vast toeval. Ik ga gewoon een andere keer weer.’ ‘Precies. En anders kijk je op Facebook of LinkedIn, daar hebben mensen vaak bij staan waar ze werken. Wacht!’ Brenda pakt haar telefoon en doet wat zoekopdrachten. ‘Zit hij hiertussen?’ Daphne neemt de telefoon van haar aan en scrolt door een lijstje mensen die op LinkedIn hebben staan dat ze verkoopmedewerker zijn bij boekhandel Ingels. Het zijn er meer dan tien, maar hij zit er niet bij. Ze geeft de telefoon terug. ‘Helaas.’ ‘Jammer,’ zegt Brenda. ‘Maar kop op. Als je hem nooit meer ziet, heb je in elk geval fijn over hem kunnen zwijmelen.’ ‘Tja. Dat voelt nu toch met terugwerkende kracht een stuk minder leuk als er verder niks mee gebeurt.’ ‘Het is juist des te leuker. Echte relaties eindigen altijd kut, een leuke flirt of een onbeantwoorde verliefdheid kun je altijd in je eentje blijven voeden. Ik heb een heel voorraadje mannen in mijn hoofd waar ik blij van word als ik eraan denk.’ ‘Misschien zit jij wat anders in elkaar dan ik,’ zegt Daphne. ‘Maar het klinkt leuk.’ ‘Dat is het ook.’ Ondanks alles wil ze hem liever in het echt nog eens zien dan alleen in haar hoofd. Nu gaat ze daar verder niet over nadenken; ze is op het strand en gaat genieten van de zomeravond. Nadat ze de visschotel op hebben, lopen ze langs de vloedlijn met hun voeten in het water. Haar gedachten dwalen af naar de mooie krullen en de twinkelende ogen van de boekenbezorger en hoe fijn het zou zijn om hier met hem te lopen. Verdorie, waarom heeft Brenda tegelijkertijd gelijk en helemaal niet? Natuurlijk is het leuk om aan een man te denken die kriebels in je buik veroorzaakt. Het is alleen zo jammer dat de buikpijn er direct achteraan komt. ‘Hoe staat het met jouw liefdesleven dan?’ vraagt ze. ‘Dat is niet-bestaand,’ zegt Brenda. ‘Ik ben al… ik weet niet hoelang geen man tegengekomen.’ ‘Je komt toch wel in de supermarkt? Op straat? Op plekken?’ ‘Oké, ik heb weleens hier en daar een man gezien. Alleen niks bijzonders verder.’ ‘Hoog tijd om op Tinder te gaan, dan.’ Brenda lacht. ‘Alsof je daar mannen ontmoet.’ ‘Natuurlijk. Bij bosjes!’ Daar lijkt ze even over na te moeten denken, maar dan zegt ze: ‘Goed. Als jij het ook doet.’ En waarom precies weet ze zelf niet, maar ze gaat akkoord. Even later zitten ze weer bij dezelfde strandtent als waar ze hebben gegeten, dit keer met een drankje, en installeren ze allebei de app op hun telefoon. Misschien vindt ze hem hier. Nee, dat moet ze niet denken. De kans dat ze haar boekenbezorger op Tinder vindt is net zo groot als de kans dat ze Harry Styles in de boekhandel tegen het lijf loopt. Tegen beide mogelijkheden, hoe klein ook, zou ze trouwens geen enkel bezwaar hebben. Ze swipet door wat mannen heen terwijl Brenda tegenover haar hetzelfde doet en bemerkt bij allemaal dezelfde mate van desinteresse. Ze heeft wel eerder op Tinder gezeten en ook weleens een paar onenightstands gehad, iets waar ze op dit moment geen interesse in heeft. Uiteindelijk stopt ze haar telefoon weg en pakt ze onder de belangstellende blik van Brenda het boek uit haar tas. ‘Wat lees je?’ vraagt Brenda. ‘Een feelgoodroman.’ Ze houdt hem omhoog. ‘Ken je deze?’ ‘Nee, zegt me niks. Is het leuk?’ Daphne geeft haar het boek zodat ze de achterflaptekst kan lezen. ‘Ik vind van wel.’ Brenda knikt en bladert wat door het boek. ‘Grappig

zeg, die roze bladzijden. Doen ze dat altijd?’ ‘Ik geloof het niet. Het doet me een beetje denken aan Frans wc-papier. Moest het alleen nog ergens naar ruiken.’ Plotseling valt er iets op de grond, een stukje papier. Verrast pakt Brenda het op. ‘Wat is dat?’ vraagt Daphne. ‘Dit zat in je boek. Het is… Wow, Daph!’ Met een grote grijns geeft ze haar het papiertje. Daphnes ogen vliegen over het handschrift op het briefje. Er staat weinig op, enkel een nummer en een naam: Joshua Ingels. ‘Denk jij dat dit is wie ik denk dat het is?’ Brenda knikt vol overtuiging. ‘Het is een nieuw boek, toch? En kijk die naam. Dit kan maar van één iemand komen.’ Ze houdt het stevig vast in haar hand, alsof het hier zo hard waait dat ze het anders zou kunnen verliezen. ‘Wat moet ik nu doen?’ ‘Doorgaan met swipen,’ zegt Brenda. ‘Huh? Waarom?’ ‘Ik maak maar een grapje.’ Ze vindt het zelf heel grappig, aan haar gezicht te zien. ‘Nou, je kunt hem bijvoorbeeld bellen, daar is een telefoonnummer geschikt voor. Of je stuurt hem een berichtje als je bellen wat te spannend vindt.’ ‘Maar wat moet ik dan zeggen?’ ‘“Hoi, met Daphne,”’ stelt Brenda voor. ‘Dat lijkt me een goed begin.’ Ze begrijpt zelf niet waarom ze dat zo spannend vindt. ‘Wat als ik dat niet durf?’ ‘Zo ken ik je helemaal niet.’ Met een smekende blik kijkt ze van Brenda naar het briefje naar haar telefoon. ‘Oké, dan moeten we iets anders bedenken. Joshua Ingels zeg je, hè?’ Brenda gaat van Tinder naar Google en tikt zijn naam in. ‘Eens zien.’ Ze draait haar scherm om. ‘Is dit hem?’ ‘Ja!’ ‘Hij werkt helemaal niet bij de boekhandel als ik zijn info op Facebook mag geloven. Hij is kok bij de Poort.’ ‘Toch weet ik zeker dat hij mijn boeken heeft bezorgd.’ ‘Dat kan toch?’ zegt Brenda. ‘Als hij kok is, had hij in de lockdown waarschijnlijk niks te doen. En met zijn achternaam zal zijn familie wel eigenaar zijn van de boekhandel.’ Daphne knikt. Dat klinkt logisch. ‘Zullen we daar anders een keer gaan eten?’ stelt Brenda voor. ‘Wie weet zien we hem dan.’ ‘Koks blijven over het algemeen in de keuken.’ ‘Ja, behalve als je vraagt of je de kok mag spreken over het eten. Ik heb dat nog nooit gedaan, jij wel?’ Ze schudt haar hoofd. ‘Het lijkt me best leuk. Wat zeg je van morgen?’ ‘Morgen… Ja, dan kan ik wel.’ ‘Dan hebben we een date!’ ‘Niet precies de date waar je naar op zoek was, hè,’ zegt Daphne lachend. ‘Ach, dat komt nog wel. Eerst moeten we jouw man gaan binnenhalen.’

Na een uur voor de spiegel is ze eindelijk ongeveer tevreden met hoe ze eruitziet. De Poort is geen chic restaurant, dus zich echt optutten wilde ze niet, maar ze wilde ook niet te casual gaan zoals ze eruitzag als ze de deur voor hem opendeed. Ze kan nog steeds wel door de grond zakken als ze terugdenkt aan de eerste keer dat hij langskwam. Midden op haar thuiswerkdag deed ze de deur open in een verwassen T-shirt met een joggingbroek eronder. Ze had die dag geen vergaderingen, anders had ze er van boven tenminste nog toonbaar uitgezien, maar nee hoor. Volledig in kloffiemodus. Dat heeft ze daarna dus mooi niet meer gedaan als ze een boek had besteld. Dit keer hebben ze bij Brenda thuis afgesproken omdat zij op loopafstand woont van het centrum en als Daphne daar aankomt, is die ook al helemaal klaar voor hun date. Ze heeft een kokerrok aan met een bloemenblouse erop en haar haar zit zo mooi opgestoken alsof ze receptioniste is. Naast haar gaat ze met haar zomerjurkje, Timberland-sandalen en losse haar compleet verbleken. Shit. ‘Wat zie je er leuk uit,’ zegt Brenda enthousiast. ‘Jij ook! Of liever gezegd beeldschoon.’ Brenda glimlacht. ‘Dank je wel, schat. Ben je er klaar voor? We gaan op mannenjacht!’

‘Eén specifieke man, toch?’ ‘Jazeker, en we gaan niet weg voor we hem gesproken hebben!’ Bij de Poort hoef je niet te reserveren, als ze er aankomen mogen ze gewoon een tafel uitkiezen en dan bekijkt ze het menu. Ze moet iets kiezen wat hij echt nu moet klaarmaken; een lasagne of zo komt gewoon uit de oven en heeft weinig persoonlijke aandacht nodig. Hoewel ze geen fanatieke vleeseter is, gaat ze voor een medium doorbakken steak. Daar kun je wel iets over zeggen tegen een kok. Door de kriebels die in haar buik dansen bij het vooruitzicht dat ze Joshua, haar boekenbezorger, bijna weer gaat zien, krijgt ze het eten maar moeilijk naar binnen. Daar had ze even geen rekening mee gehouden toen ze een groot bord vol met vlees, frietjes en salade bestelde. Hoe moet ze dit ooit op krijgen? Als ze hem uit de keuken laat komen voor een opmerking terwijl haar bord nog niet eens half leeggegeten is, geeft dat niet echt een positieve indruk. Met frisse tegenzin eet ze het bord zo goed als leeg. En dan nu dus vragen naar de kok. ‘Hoe moet je dat eigenlijk aanpakken?’ vraagt ze aan Brenda. Het leek vooraf zo makkelijk. Of nou ja, niet makkelijk, maar goed te doen. Nu ze hier zit, voelt alles ongemakkelijk. ‘Ik weet het eerlijk gezegd ook niet zo goed,’ zegt Brenda. Peinzend kijkt ze naar haar bord. Als de serveerster hun lege borden komt ophalen en vraagt of ze nog iets willen, bestelt Brenda de dessertkaart. Slim bedacht. Nog wat tijd rekken. Maar wat ze ook probeert, niets om straks tegen de serveerster te zeggen klinkt logisch genoeg om de kok naar voren te halen. Had ze nou toch maar de lasagne genomen. Of gewoon de helft van haar steak laten staan. Zuchtend neemt ze een slokje van haar koffie; nu nog een toetje wegwerken gaat ’m echt niet worden. ‘Ik heb een idee!’ roept Brenda ineens uit. ‘Wat nou als je straks je nummer op de bon schrijft en dat laat meegeven naar de keuken met de complimenten voor de chef?’ ‘Ja!’ Tevreden kijkt ze naar haar koffie. ‘Dat ga ik doen.’ Dat ze daarmee net zo’n schijterd is als Joshua zelf met zijn briefje, maakt haar even niet uit. Ze heeft nooit beweerd dat ze stoer is. ‘Heb jij een papiertje en een pen?’ Brenda pakt haar tas, waar ze over het algemeen altijd alles in heeft zitten, en vist er een pen en een kladblokje uit. Joshua, dank je, was lekker! Bel of app mij als je wilt. Daphne de Vries, schrijft ze erop. Daaronder krabbelt ze haar telefoonnummer. Ze geeft het briefje aan Brenda. ‘Is dit goed zo, denk je?’ ‘Perfect,’ vindt Brenda. Zodra de serveerster weer komt, vragen ze om de rekening en geeft Brenda, die toch van hen tweeën meer ballen heeft, het briefje mee naar de keuken. ‘Wilt u dit met onze complimenten aan de chef geven?’ Het meisje kijkt verbaasd, maar belooft het te zullen doen. Zo, nu kan ze rustig achteroverleunen en afwachten. Precies de manier waarop er niks gebeurt als ze het allebei zo blijven doen. ‘Wacht even,’ roept ze de serveerster achterna. ‘Mag ik het anders zelf brengen?’ Nu kijkt het meisje nog verbaasder. Het is waarschijnlijk zeer ongebruikelijk of zelfs verboden dat gasten in de keuken komen. ‘Ik eh… Ik ken hem persoonlijk,’ probeert ze uit te leggen. Shit, dit maakt het alleen maar erger. Als ze hem kent, hoeft ze toch niet per se nu de keuken in om te zeggen dat het een lekkere steak was? Dit gaat helemaal mis. ‘Hoe heet je? Dan zal ik even zeggen dat je er bent.’ ‘Daphne,’ zegt ze opgelucht, dankbaar. ‘Daphne de Vries. Staat ook op het briefje.’ De serveerster wil het briefje gaan openvouwen, maar Daphne grist het snel uit haar handen voor ze kan zien wat erop staat. ‘Hoeft niet meer,’ zegt ze vlug. ‘Als je hem wilt halen, heel graag. Ik kan ook wachten als het te druk is.’ Het meisje zegt niks meer tegen haar en loopt de keuken in. Dit gaat helemaal verkeerd. En wat als Joshua vandaag niet eens in de keuken staat? Er zijn natuurlijk wel meer koks bij één restaurant, al was het maar omdat ze niet alle dagen kunnen werken. En de kans is ook groot dat hij niet in zijn eentje in de keuken staat. Wie weet is hij met zijn leeftijd niet de chef, maar een soort assistent-chef of hoe je dat ook noemt in een restaurantkeuken. De kans dat dit goed gaat, is veel te klein. Ze kan hem beter zelf een bericht sturen als ze contact met hem wil. Ja, dat gaat ze doen. Maar dan gaat de deur van de keuken open en staat hij voor haar. Zijn witte koksoutfit zit onder de saus- en vetvlekken en wat allemaal niet meer, maar verder is hij het precies. Haar boekenbezorger. Haar… vlinderbezorger. ‘Eh… hoi,’ zegt ze.

‘Daphne?’ ‘Ja, ik… Het spijt me. Ik was te schijterig om je te bellen, dus wilde ik je hier komen opzoeken. Ik weet niet wat ik dacht.’ Joshua glimlacht en o echt, het is het mooiste wat ze ooit heeft gezien. Soms heb je dat het in je hoofd mooier wordt dan in werkelijkheid, maar het lijkt wel alsof het bij hem andersom is. ‘Ik ben heel blij dat ik je zie,’ zegt hij. ‘Als dit tenminste betekent wat ik hoop dat het betekent.’ ‘Ik hoop wel dat het dat betekent, ja,’ zegt ze. ‘Heb je het boek uit?’ ‘Nog niet. Brenda was erin aan het bladeren en toen viel je briefje eruit.’ ‘Ik had je…’ Midden in zijn zin wordt Joshua onderbroken doordat een andere serveerster komt aanlopen met haar armen vol lege borden voor de keuken. ‘Kom anders even mee naar achteren,’ zegt hij. Ze volgt hem door de deur, door de keuken en naar een binnenplaatsje achter het restaurant waar kratten vol lege flesjes staan opgestapeld, een grote bedrijfsafvalcontainer staat en een paar plastic tuinstoelen voor het personeel in de pauze. ‘Sfeervolle plek hier,’ zegt ze. ‘Ja, we bewaren de beste plekken voor onszelf.’ Joshua leunt tegen een muurtje en omdat ze ook ergens tegenaan wil leunen, kiest Daphne de afvalcontainer. Dit moet wel de meest romantische liefdesverklaring ooit worden. Als er al een liefdesverklaring op stapel staat, tenminste. ‘Het spijt me dat ik zo’n schijterd ben,’ zegt ze. ‘Mij ook. Ik wist gewoon niet wat ik tegen je moest zeggen in die situatie. Stom, want ik vond je meteen vanaf de eerste keer leuk.’ ‘In mijn joggingbroek?’ Hij lacht. ‘Ik ben wel wat gewend zoals je ziet. Maar vandaag zie je er echt heel leuk uit.’ ‘Ik vond jou ook meteen vanaf die eerste keer leuk,’ bekent ze. ‘Ik eh… Het kan zijn dat ik wat meer boeken heb besteld dan ik in werkelijkheid heb gelezen.’ ‘O, dat vinden mijn ouders vast niet erg.’ ‘Is de boekhandel van je ouders?’ ‘Ja. Boekhandel Ingels, hè. Ik was er vroeger haast altijd. Ik mocht de kinderboeken in de winkel lezen, als ik het maar heel voorzichtig deed.’ ‘Wat een weelde,’ zegt ze. ‘Ja, hè. Nu kom ik er helaas niet meer zo vaak. Maar… Daphne.’ Ze slikt. ‘Ja?’ ‘Ik zou je nu heel graag willen zoenen.’ Ze slikt nog harder. ‘Vind je dat goed? Je zou er vies van kunnen worden.’ ‘Dat eh… Dat heb ik er wel voor over. Ja.’ Opnieuw lacht Joshua die mooiste lach ooit. Hij zet zich af van het muurtje, loopt naar haar toe, legt zijn hand op haar onderrug en zijn andere hand tussen haar schouder en hals, en dan brengt hij zijn lippen naar de hare. Ze leunt dichterbij en laat zijn tong toe als die zachtjes langs haar lippen strijkt om toegang te vragen, laat al haar gedachten en zorgen wegvagen in het heerlijke moment. ‘Ben je hier!’ dringt een stem door de bubbel. Joshua maakt zich van haar los en kijkt om; ze registreert het vanuit een soort waas. ‘Je pauze is voorbij, Josh.’ Hij draait zijn hoofd naar haar terug en kijkt haar verontschuldigend aan. ‘Wil je daar een andere keer mee verdergaan?’ fluistert hij. ‘Heel graag.’ Hij drukt een kusje op haar lippen en gaat dan terug de keuken in. Als hij bijna uit het zicht is, kijkt hij nog een keer om. Ze glimlacht naar hem en hij stuurt haar een handkusje waardoor alles wat in haar buik zit weer ongenadig opfladdert. Als ze zich heeft herpakt, staat ze nog steeds op de patio van het restaurant. Moet zij ook door de keuken heen om weer in het restaurant te komen, of kan ze buitenom? Ze probeert de deur aan de achterzijde van de patio en merkt dat deze opengaat en dat ze dan uitkomt in een steegje waardoor ze terug op straat kan komen. Vanaf daar loopt ze naar het restaurant en terug naar Brenda. ‘Waar kom jij nou vandaan?’ vraagt die. ‘Is het gelukt om hem te spreken te krijgen?’ ‘Jazeker…’

This article is from: