God is goed. Theologie als doxologie.

Page 1

Afscheidsrede door Prof. dr. Jan Hoek

God is goed THEOLOGIE ALS DOXOLOGIE



God is goed THEOLOGIE ALS DOXOLOGIE

- 2020 -


© 2020 Jan Hoek, ETF Leuven Alle rechten voorbehouden. God is goed. Theologie als doxologie. Evangelische Theologische Faculteit, Leuven Sint-Jansbergsesteenweg 97 3001 Leuven, België Design Left Lane Foto omslag Unsplash, Dawid Zawila Foto Jan Hoek Onbekend

ISBN 978 94 6396 106 6 www.etf.edu


God is goed THEOLOGIE ALS DOXOLOGIE

Gepresenteerd als openingslezing en afscheidscollege door prof. dr. Jan Hoek, bij de officiĂŤle opening van het academisch jaar en bij de gelegenheid van zijn afscheid vanwege emeritaat als hoogleraar Systematische Theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit, Leuven, 21 september 2020.


God is goed

Curriculum Vitae J. (Jan) Hoek (1950) werd geboren in Katwijk aan Zee. Na zijn studie theologie in Leiden (hoofdvak kerk- en dogmengeschiedenis) diende hij een tweetal gemeenten in de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk als predikant (Blauwkapel-Groenekan, 1975-1979 en Veenendaal 1979-1994). In 1981 promoveerde hij te Leiden met een proefschrift getiteld ‘Daniël Colonius (1566-1635), theoloog tussen reformatie en orthodoxie’. Vanaf 1994 tot 1998 was hij als staflid theologie verbonden aan de Hervormd Gereformeerde Jeugdbond (HGJB) en vanaf 1994 tot 2015 als docent dogmatiek aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Binnen de CHE gaf hij leiding aan de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond ‘Johannes Calvijn’ en aan de Academie Theologie (opleidingen tot pastoraal werker en tot leraar godsdienst en levensbeschouwing). Van 2004 tot en met 2020 was hij verbonden aan de ETF Leuven als deeltijds hoogleraar systematische theologie en van 2006 tot en met 2015 als bijzonder hoogleraar ‘gereformeerde spiritualiteit’ aan de Theologische Universiteit Kampen (Oudestraat) en vervolgens de Protestantse Theologische Universiteit (locatie Groningen). Sinds 2001 is hij lid van de redactie van het tijdschrift Theologia Reformata. Van zijn hand verschenen tal van publicaties op de terreinen van dogmatiek, ethiek, gemeenteopbouw, homiletiek en spiritualiteit.


Theologie als doxologie

3

Samenvatting In deze rede gaat het eerst over het wezen van theologie. Theologie betekent letterlijk ‘spreken over God’, God talk. Dit bewuste spreken over God kan nooit buiten het spreken mét God, het gebed. Het hart van de theologie klopt in het gebed. Theologie is een hulpdienst bij de lofprijzing van God. Echte theologie is een liefdesverklaring. Een theoloog is iemand die van God houdt, een theofiel. Vervolgens wordt ingezoomd op de betekenis van de uitspraak ‘God is goed’. In de doxologische Psalm 92. De dichter geeft aan dat het goed is om in de lofprijzing van de HEERE vocaal en muzikaal alles uit de kast te halen. Het leven met de goede God blijkt echter een aangevochten leven te zijn. Tegenover de zevenvoudige vermelding van Gods Naam staan eveneens zeven verschillende woorden waarmee goddelozen, kwade mensen en machten, worden aangeduid. De lofzang moet door de dissonanten heendringen. Pas vanuit het steeds hernieuwde zicht op God gaat de toekomst open en kan de sabbat of de zondag gevierd worden. In de actuele dogmatische bezinning op de goedheid van God is het van belang deze belijdenis scherp af te bakenen tegenover het front van het neomarcionitisme en anderzijds weg te blijven van een abstract en afstandelijk denken en spreken over God als ongekwalificeerde Almacht zonder gezicht en zonder hart. Binnen dit spanningsveld wordt een vijftal lijnen getrokken. (1) Gelovig spreken over God dient in te zetten bij Christus, de Zoon van God, in Wie God letterlijk en figuurlijk in onze huid gekropen is. (2) In het geloof lezen we vervolgens Gods goedheid af aan de werken van zijn handen. De affirmatie van de goede schepping is een aangevochten zaak. Alleen door de bril van het Woord kunnen we de letters in het boek van de schepping goed lezen. (3) De goedheid van de Schepper herkent het geloof verder in de wijze waarop Hij zijn schepping regeert en onderhoudt. Gods goedheid wordt geproefd aan de voet van het kruis van Golgota en op de kruisweg in Jezus’ voetspoor. (4) God is zo goed dat Hij ons


God is goed

niet alleen redt van het verderf, maar ons ook eeuwig leven en heerlijkheid schenkt in zijn gemeenschap. Hij eigent het heil ons metterdaad toe door het in-werk van de Geest in onze harten. (5) De goedheid van God garandeert werkelijke Toekomst. Deze hangt op geen enkele manier van ons af, maar God is wel zo goed om ons op allerlei manieren in te schakelen.


Theologie als doxologie

5


God is goed


Theologie als doxologie

7

Mijnheer de rector, mijnheer de decaan, geachte collega’s, studenten, familie, vrienden en verdere aanwezigen, toen ik in de zomer van het jaar 1968 mijn diploma gymnasium α had behaald, ging één van de gecommitteerden, een theoloog, de rij geslaagden langs om hen te feliciteren. Hij vroeg aan iedereen of en zo ja wat hij of zij verder ging studeren. Toen ik hem vertelde dat ik theologie wilde gaan studeren, zei hij: ‘In dat geval: dubbel gefeliciteerd!’ Ik ben dat nooit vergeten en heb ondervonden dat het inderdaad een dubbele gelukwens waard is wanneer je de gelegenheid krijgt om theologie te studeren. Ik zou vanavond nog een stap verder willen gaan: we zijn driedubbel te feliciteren (in de Bijbel heet dat ‘wel-geluk-zalig’) wanneer we theologiseren vanuit liefdevolle eerbied voor God. Dus vanavond een driedubbele felicitatie aan het adres van allen die zó theologie studeren en in het bijzonder aan de eerstejaars van de ETF Leuven! De 27-jarige Nederlandse ‘jonge theoloog des vaderlands 2020’ Mark de Jager raakt de kern in een interview: “Er zijn inderdaad mensen die denken dat theologen alleen aan de poten van de Bijbel zagen. Als jonge theoloog maak ik me er hard voor om duidelijk te maken dat goede theologie je geloof ook kan verdiepen en versterken. We moeten God liefhebben met heel ons hart en met heel onze ziel, maar ook met heel ons verstand en met al onze kracht.”1 Eduard Douwes Dekker (1820-1887), alias Multatuli, schrijft: “Daar mijn ouwelui van voornemen waren een predikant van mij te maken, leerde ik Latijn. Later heb ik mij dikwijls afgevraagd, waarom men Latijn moet verstaan, om in ‘t Hollands te zeggen: God is goed.”2 Op het eerste gehoor heeft hij een punt. Je hoeft geen theologie te studeren om God te belijden, Hem te dienen en van Hem te getuigen. En toch: het is van belang dat er ook op theologisch niveau wordt gedacht en gesproken tot Gods eer. Daar hoort ‘Latijn’ bij. Graag in de letterlijke zin van het woord, al is het Latijn in onze tijd helaas uit menig curriculum verdwenen, maar vooral toch in de brede zin van het woord. Ik doel dan op wetenschappelijke beoefening van de theologie. Maar dan wel theologie als doxologie. Interview in Reformatorisch Dagblad, 25.06.2020. Eduard Douwes Dekker, Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche handelsmaatschappy (Rotterdam: Nationale Uitgeverij, z.j.), 11.

1 2


God is goed

1. Theologie als doxologie Theologie betekent letterlijk ‘spreken over God’, God talk. Dit bewuste spreken over God kan nooit buiten het spreken mét God, het gebed. Het hart van de theologie klopt in het gebed.3 Zo is het een existentieel gebeuren waar je met hart en ziel bij betrokken bent als zondaar die louter van genade leeft. Het gaat om theologiseren coram Deo, voor het aangezicht van God. De inzet is: credo ut intelligam (Anselmus van Canterbury, 1033-1109).4 Ik geloof opdat ik mag inzien.5 Maar dan ook direct daarmee verbonden intelligo ut laudem, ik zie in, opdat ik prijs. Deze grondhouding brengt een diepe bescheidenheid, een blijvende ootmoed met zich mee. Wij zijn mensjes uit het stof verrezen en we kunnen God in zijn majesteit onmogelijk begrijpen, laat staan zijn wezen en wegen in kaart brengen. De zogenoemde katafatische theologie die stellige uitspraken doet over God, heeft haar recht van bestaan op grond van de openbaring van Gods verborgenheid. Maar zij kan nooit goed gedijen zonder het waarheidselement van de apofatische theologie, de zogenoemde ‘negatieve theologie’ die aangeeft dat God ons kennen oneindig te boven gaat en dat ons spreken over God op beslissende momenten verstomt vanwege de verborgenheid van Gods openbaring,6 We kunnen het zo zeggen: “theologie is de rationele inspanning rond het geheimenis.”7

3 Vgl. Karl Barth, Einführung in die evangelische Theologie (Zürich: Evz-Verlag, 1962), 176: “Der erste und grundlegende Akt theologischer Arbeit, der dann in der Art eines anhaltenden Grundtons auch in den folgenden weitergehen wird, ist aber das Gebet.” Zie ook Karl Barth, Kirchliche Dogmatik I/1 (München: Chr. Kaiser Verlag, 1932), 18–23. Maarten Luther formuleert: “Door te leven, dus door te sterven en verdoemd te worden wordt de theoloog, niet door te begrijpen, te lezen of te speculeren.” Eigen vertaling van “Vivendo, immo moriendo et damnando fit theologus, non intelligendo, legendo aut speculando.” (Maarten Luther, 2. Psalmenvorlesung 1519/21, red. Joachim Karl Friedrich Knaake, deel 5 van de Luther Werke (Weimar: H. Böhlaus, 1883), 163 4 In zijn Proslogion 26,133 schrijft hij: “Oro, Deus, cognoscam te, amem te, ut gaudeam de te.” Geciteerd bij Claudia Welz, “Das Gebet als Schlüssel zur Gotteserkenntnis? Anselm von Canterburys Proslogion,” in Hans- Peter Grosshaus, Michael Moxter en Philipp Stoellger, red., Das Letzte - der Erste: Gott denken, FS für Ingolf U. Dalferth zum 70. Geburtstag (Tübingen: Mohr Siebeck, 2018), 443 - 466, citaat op pag. 466. 5 Vgl. paus Johannes Paulus II in de aanhef van de encycliek Fides et Ratio (14.09.1998): “Geloof en rede zijn als de twee vleugels waarmee de menselijke geest opstijgt tot de beschouwing van de waarheid.” www.rkkerk.nl/wp-content/ uploads/2016/01/1999_5-6.-encycliek-fides-et-ratio-johannes-paulus-ii-pdf (geraadpleegd 02.07.2020) 6 Zie over dit spanningsveld Andreas Beck, “Gods liefdevolle nabijheid in Christus: Enkele klassiek-theologische reflecties,” in Jan Hoek, red., Tedere Majesteit: Omgang met God in gereformeerde spiritualiteit (Zoetermeer: Boekencentrum, 2015), 125–131. De analogie in ons spreken over God veronderstelt een univoce kern, zonder dat tekort wordt gedaan aan het oneindige verschil tussen God en mens. 7 Gerrit de Kruijf en Wietske de Jong, red., Een lichte last: Protestantse theologen over de kerk (Zoetermeer: Boekencentrum, 2010), 10.


Theologie als doxologie

9

Theologie is een hulpdienst bij de lofprijzing van God. In haar beste momenten is zij een opmaat tot de lofprijzing, de doxologie. De doxologie is het diepste doel van de kerk, zij is er ad maiorem gloriam Dei.8 De theologie dient de lofprijzing van de gemeente door haar te helpen om hart en hoofd met elkaar te verbinden.9 Dat vraagt inderdaad om ingespannen denkarbeid. Herman Bavinck (1854-1921) verwoordde het met een mooi beeld: “God geeft ons nooit, op geen enkel gebied, gesneden brood, maar laat het koren wassen, opdat wij het tot brood bereiden zouden.”10 Dat geldt in de molens en bakkerijen, maar evenzeer in de collegezalen en op studentenkamers waar stevig wordt gestudeerd op onder meer exegetische, hermeneutische, dogmatische, ethische, wijsgerige, missiologische en praktischtheologische vragen. Nogmaals Bavinck: “Een theoloog is een priester die God nacht en dag dient in Zijn tempel; een profeet die Hem verklaart en altijd spreekt tot Zijns naams eer; een mensch Gods tot alle goed werk bekwamelijk toegerust.”11 Wat hij hiermee aangeeft, is dat theologie en spiritualiteit elkaar dienen te doordringen. Er is groot verschil tussen veel praten over God enerzijds en anderzijds Hem kennen en vanuit die kennis tot spreken komen. Echte theologie is een liefdesverklaring.12 Een theoloog is iemand die van God houdt, een theofiel. Bijzondere aandacht vraagt dan ook de geestelijke vorming en toerusting van de studenten. Zij worden opgeleid tot mooie, maar ook veeleisende en verantwoordelijke taken. Het gaat om niets minder dan geestelijk leiderschap in een gedesoriënteerde cultuur. Bavinck kon wakker liggen om studenten die de beklagenswaardige slachtoffers waren van pseudo-theologie. Ze kunnen niet meer spreken, omdat zij niet geloven. Ze missen voor de vervulling van hun dienst de nodige bezieling en kracht en staan aan ziek- en sterfbed verlegen. “Eene theologie

Zo Stefan Paas, Vreemdelingen en priesters: Christelijke missie in een postchristelijke omgeving (Zoetermeer: Boekencentrum, 2015), 235. 9 Vgl. Jan Hoek, ‘Verbindende theologie’ in René Erwich, Jan Hoek, Jan Marten Praamsma, red., Theologie als beroep. Verhalen van hoop (Utrecht, Uitgeverij Kok 2014), 104-117. We kunnen hier spreken van het samengaan van lay theology, ministerial theology, professional theology en academic theology. Vgl. Stanley Grenz en Roger Olson, Who Needs Theology? An Invitation to the Study of God (Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1996). 10 Herman Bavinck, ‘De wetenschap der H. Godgeleerdheid’, Rede ter aanvaarding van het leeraarsambt aan de Theologische School te Kampen, 37, zie https://sources.neocalvinism.org / 6 -Herman+Bavinck +De+ wetenschap + der +H.+Godgeleerdheid (geraadpleegd 17.08.2020) 11 Ibid, 43. Vgl. het appel van de vijfde eeuwse pseudo-Hiëronymus :“Age ut in spiritualitate proficias” “Wees erop uit om vorderingen te maken in het leven volgens de Geest.” (Jacques Paul Migne, Patrologia Latina 30, 114 D- 115 A, ep. 7). Geciteerd bij Jacob Faber, De spiritualiteit van de theoloog: Een protestants pleidooi (Kampen: J.H. Kok, 1994), 12. 12 Zo Arjan Plaisier, “God als ultimate concern,” Wapenveld 69, nr. 6 (december 2019), 21–26, zie m.n. pag. 23. 8


God is goed

moet haar recht en hare waarheid bewijzen, ja ook op het gebied der wetenschap, maar meer en krachtiger nog te midden van de ontzettende werkelijkheid van het leven, aan krank- en ziekbed, in ellende en smart, in nood en dood, aan het met schuld beladen geweten, aan het naar verzoening en vrede dorstende hart. Indien zij tegenover deze toestanden machteloos en troosteloos staat, is zij de plaats niet waard, welke zij in de kring der wetenschappen inneemt.”13 Deze visie op theologie staat lijnrecht tegenover het ‘methodologisch atheïsme’ dat voor vele hedendaagse theologen helaas een vanzelfsprekend uitgangspunt is.14 De keus die velen maken in theologenland is dat het om theologie te studeren niet uitmaakt óf je gelooft of wát je gelooft.15 Naar mijn overtuiging zijn we echter geroepen om in het voetspoor van bijvoorbeeld Gisbertus Voetius (1589-1676) met zijn adagium “godzaligheid moet met de wetenschap verbonden worden” (pietas cum scientia coniungenda),16 pal te blijven staan voor echte theologie.17 Zoals Bram van de Beek het zegt: “Zonder de gemeenschap van het geloof verliest de theologie haar basis en zweeft ze weg als een ballon in een lege ruimte, totdat

Herman Bavinck, De zekerheid des geloofs (Kampen: J. H. Kok, 1901), 19. Opnieuw uitgegeven in Herman Bavinck, Gereformeerde katholiciteit (1888-1918), geredigeerd door Koert van Bekkum en Herman Selderhuis (Barneveld: Nederlands Dagblad, 2008), 65–132, 74. 14 Zo bijv. H. J. Adriaanse, H. A. Krop en L. Leertouwer, Het verschijnsel theologie: Over de wetenschappelijke status van de theologie (Amsterdam: Uitgeverij Boom,1987), 132: “Wetenschappelijke theologie zwijgt over God. Het persoonlijk geloof blijft buiten spel. Geloofsovertuigingen gelden niet als gronden, maar als object van onderzoek.” In dezelfde lijn: H. J. de Jonge in Commissie Geesteswetenschappen, De toekomst van de theologie in Nederland, Verkenningen Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (Amsterdam: KNAW, 2000), 45–64; en Johannes A. van der Ven, Van een Faculteit der Theologie naar een Faculteit der Religiewetenschappen, Kamper Oraties 19 (Kampen: Theologische Universiteit, 2001). 15 Zo de folder Religie en cultuur van de Rijksuniversiteit Groningen, 2011–2012, 17. De Utrechtse oudtestamenticus Bob Becking brengt in Willem van Asselt, Cok Bakker; Meindert Dijkstra en Olof de Vries, red., Wat is theologie? Oriëntatie op een discipline (Zoetermeer: Meinema, 2001), 20 helder onder woorden wat theologie dan inhoudt: “Theologie is de wetenschap die het spreken over God analyseert in de (wan)hoop of in de (on)zekerheid, dat dit spreken op een werkelijkheid voorbij de onze slaat.” En hij vervolgt: “Binnen de muren van een door kerken gestuurde simplex ordo kan nog gezegd worden, dat er een geopenbaard criterium is, waaraan de adequaatheid van het spreken over ‘God’ te meten zou zijn. In het open veld is zo’n criterium afwezig.” (Ibid.) 16 Zie W. van ’t Spijker, Vroomheid en wetenschap bij Voetius, Apeldoornse studies 37 (Apeldoorn: Theologische Universiteit Apeldoorn, 1998). Zie verder Andreas J. Beck, “De verhouding van geloof en wetenschap volgens Gisbertus Voetius (15891676),” Documentatieblad Nadere Reformatie 33 (2009): 71–83. 17 Zie A. van de Beek, God kennen – met God leven: Een pleidooi voor een bevindelijk-pneumatologische fundering van kerk en theologie (Nijkerk: G.F. Callenbach, 1982), 21: “Het gaat er mij verder om dat de theologie zich geen wetenschapsbegrip moet laten opdringen, dat niet bij haar eigen aard past en waardoor zij bij voorbaat monddood gemaakt wordt. Mijn betoog is derhalve een pleidooi voor een bevindelijk-pneumatologische fundering van kerk en theologie.” Vgl. A. van de Beek, “Wat is theologie?” Kerk en Theologie 35, nr. 3 (1984): 213–220, 217: “Christelijke theologie is een wetenschap, die bedreven wordt vanuit de christelijke gemeente, zo breed mogelijk gedacht.” 13


Theologie als doxologie

11

iemand haar doorprikt.”18 Elke scheiding tussen theologie en spiritualiteit is funest.19 Doxologische theologie is niet louter cognitieve, maar voluit relationele theologie die de spiritualiteit voedt en onderhoudt en die zo antistoffen vormt tegenover het virus van de uitwassen van de geseculariseerde cultuur van het Westen.20

A. van de Beek, Spreken over God: Hoofdlijnen van de theologie (Utrecht: KokBoekencentrum, 2020), 10. Alister E. McGrath, The Future of Christianity, Blackwell Manifestos (Oxford: Blackwell, 2002), 136: “Theology becomes so concerned with intellectual intricacies that it loses sight of the relational aspects of the Christian Faith (…) The western academic demand that scholarship should be detached and disinterested leads to a weakening of the link between theology and prayer (…) The academic study of theology has forced an artificial division between theology and spirituality.” 20 We zullen vanuit deze visie op theologie ons overigens grondig rekenschap dienen te geven van de situatie waarin wij staan in onze 21e eeuwse westerse context. Wie de wetenschappelijkheid van de confessioneel bepaalde theologie handhaaft, staat voor de taak om het gesprek over deze wetenschappelijke status met goede argumenten te voeren. Zie voor verschillende visies bijv. Hendrikus Berkhof, “God voorwerp van wetenschap?” in E. Flesseman-van Leer, F. O. van Gennep, en W. E. Verdonk, red., Bruggen en bruggehoofden: Een keuze uit de artikelen en voordrachten van prof. dr. H. Berkhof in de jaren 1960–1981 (Nijkerk: 1981), 208–216; Gijsbert van den Brink, Een publieke zaak: Theologie tussen geloof en wetenschap (Zoetermeer: Boekencentrum, 2004); A. L. Th. de Bruijne, red., Gereformeerde theologie vandaag: Oriëntatie en verantwoording (Barneveld: Uitgeverij de Vuurbaak, 2004); Edward Farley, The Fragility of Knowledge: Theological Education in the Church and the University (Philadelphia: Fortress Press, 1988); ibid., Theology: The Fragmentation and Unity of Theological Education (Philadelphia: Fortress Press, 1983); ibid., Ecclesial Reflection: An Anatomy of Theological Method (Philadelphia: Fortress Press, 1982); Stefan Paas, Zoeken naar het goede leven: De toekomst van de theologie (Utrecht: KokBoekencentrum, 2019); en Marcel Sarot, De goddeloosheid van de wetenschap: Theologie, geloof en het gangbare wetenschapsideaal (Zoetermeer: Meinema, 2006). 18 19


God is goed

2. ‘God is goed’ volgens de Schriften We zoomen nu in op een bepaald onderdeel van de systematische theologie ofwel de dogmatiek, de zogenoemde theology proper, theologie in eigenlijke zin ofwel de Godsleer. Het gaat dan om de leer aangaande de God van de Bijbel die we met de Kerk der eeuwen belijden als de drie-enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest.21 Binnen de Godsleer is de eigenschappenleer een belangrijk hoofdstuk, waarin het gaat over de eigenschappen of deugden of volkomenheden van God. Vanuit de grote reeks van volkomenheden kiezen we nu voor de goedheid van God. Deze eigenschap staat voorop in het centrale hoofdstuk Exodus 33. Wanneer Mozes de heere

vraagt om zijn heerlijkheid te mogen zien, antwoordt God: “Ik zal al Mijn

goedheid bij u voorbij laten komen . . . .” (33:19)22 Goedheid is hier kennelijk de samenvatting van alle eigenschappen die God uitroept als Hij aan Mozes voorbijtrekt (Ex.34:6,7). Wat bedoelen we er precies mee wanneer we zeggen en zingen: ‘God is goed’? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, dienen we allereerst en ook voortdurend te luisteren naar de Schriften van het Oude en Nieuwe Testament als unieke en gezaghebbende openbaring van God.23 Om te beginnen slaan we de concordantie op om een eerste indruk te krijgen van de wijze waarop de goedheid van God in de teksten naar voren komt. We kunnen ons niet beperken tot het Hebreeuwse woord tov (‫)טוב‬. Een begrip als chèsed, (‫ )חסד‬covenant love’ of ‘steadfast love’, vanouds in het Nederlands vertaald als ‘goedertierenheid’ is zeker zo belangrijk. Het gaat hierbij om solidariteit, betrouwbaarheid en loyaliteit. Vanuit het Nieuwe Testament bestuderen we de begrippen agathos, kalos en chrēstotēs (ἀγαθός, καλός, χρηστότης), goed, schoon, goedertieren (vriendelijk). Verder moet hierbij betrokken worden wat de Schrift zegt over Gods genade, barmhartigheid, trouw,

21 Ik plaats dus niet zoals veelal gebruikelijk ‘theology proper’ als leer over God de Vader naast christologie en pneumatologie, maar breng ‘patrologie’, christologie en pneumatologie onder de paraplu van ‘theology proper’. 22 De Bijbel wordt steeds geciteerd vanuit de Herziene Statenvertaling (HSV). 23 Een beknopt overzicht geeft Jan Hoek, Grote God, wij loven U: Doordenken over Gods eigenschappen (Utrecht: Boekencentrum, 2018), 52–70.


Theologie als doxologie

13

oprechtheid, lankmoedigheid. Deze kernwoorden moeten vanuit de tekstverbanden worden uitgediept. Een volgende stap is het onderzoek naar de spanning en samenhang van Gods goedheid met zijn andere volkomenheden, zoals heiligheid, almacht enzovoorts. Het is duidelijk dat dogmatisch spreken over Gods goedheid een grondige bijbels-theologische voorbereiding vereist. Ik wil mij nu concentreren op één enkel tekstgegeven, namelijk psalm 92.24

Psalm 92 Psalm 92 is de enige van de 150 psalmen die het opschrift draagt “Een psalm, een lied, op de sabbatdag.” Dit kan wijzen op een liturgische inbedding van deze psalm in de wekelijkse rustdagviering. Tegelijkertijd is het een aanwijzing van de kernboodschap die deze Psalm wil overdragen. Het is een doxologische psalm. De Naam

heere,

JHWH, het tetragrammaton, wordt tot zeven keer toe genoemd. De

structuur van de psalm is door de Naam bepaald. De psalmist bejubelt de daden die God gedaan heeft in liefde en trouw, de werken van zijn handen en de diepte van zijn gedachten. Hij geeft aan dat het goed is, gepast en tegelijkertijd ook hartverwarmend om daarbij vocaal en muzikaal alles uit de kast te halen. Blijdschap zet de toon om Wie God is en om wat Hij doet. Het spreken van deze dichter heeft iets van de rust van de wijsheidsleraar,25 die aangeeft dat je gewoon beter moet doordenken en dat je kortzichtig bent als je geen oog hebt voor Gods regering. Je ziet het pas als je het doorhebt! De derde strofe, vers 13–16, tekent het zegenrijke leven en de heilvolle toekomst van de rechtvaardigen, de mensen die oprecht in God geloven en op Hem vertrouwen. Ze krijgen nieuwe kracht door de zalving met olie,26 die wijst op de energie van Gods Geest die hen telkens weer vervult. Als frisse en duurzame palmbomen en ceders wortelen ze in vruchtbare grond en bij de

Zie Mart-Jan Paul, Gijs van den Brink en J. C. Bette, Bijbelcommentaar Psalmen I, Studiebijbel Oude Testament (Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2010); Jochem Douma, Psalmen: Commentaar op Psalm 76-110 (Kampen: Brevier, 2016), 193–202; Gerrit van Ek, Tijd en ruimte: Een studie over Psalm 92 (Zoetermeer: Boekencentrum, 2002); J. M. Hasselaar, Beluisterde Schriftwoorden (Zoetermeer: Boekencentrum, 1988), 58–61; Hans-Joachim Kraus, Psalmen: 2. Teilband, Biblisches Kommentar Altes Testaments XV/2 (Neukirchen-Vluyn: Neukirchen Verlag, 1960), 641–645; G. Th. Rothuizen, Landschap: Een bundel gedachten over de psalmen, deel 2 (Kampen: Kok, 1966), 233–239; Artur Weiser, Die Psalmen II, Das Alte Testament Deutsch (Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1973). 25 Kraus, Psalmen, 643 spreekt van “Vorstellungen der Weisheitsdichtung.” 26 Was de dichter als gezalfde wellicht een priester, een beroepstheoloog of full-time liturg? Of moeten we denken aan offerterminologie, de gelovige die zich als dankoffer aan de HEERE wijdt? 24


God is goed

overvloedige levensbronnen van Gods huis ofwel in zijn nabijheid en gemeenschap.27 Zo is de doxologie, de lofprijzing van de goede God, niet alleen het eerste, maar ook het laatste woord van deze psalm. Een mens blijft er jong van hart bij, groen en fris ondanks grijze haren, wanneer hij of zij bij het klimmen van de jaren blijft getuigen van de betrouwbaarheid, de rechtvaardigheid en de goedheid van God. En het zicht op Gods goedheid wordt door beproeving heen verdiept en verhelderd: “Hij is mijn Rots en in Hem is geen onrecht.” We merken hier dat Psalm 92 zijn benaming als sabbatspsalm voluit eer aan doet. Het gaat om het rusten in God die het doet en doen zal, terwijl wij met onze werken geen betere wereld kunnen scheppen. Zo proeven we de rust waar muziek in zit.28 De sabbat, vanouds voor de Joden de rustdag op zaterdag – voor de christelijke kerk vanuit het gedenken van de opstanding van Christus de zondag –, is een heiligdom in de tijd dat naar de grote toekomst wijst en er op vooruitgrijpt.29 Rabbi Akiba zei: “de sabbat is de onrijpe vrucht van de komende wereld.”30 En Miskotte stelde: “Wij vieren de sabbat en laten ons door deze in de ruimte zetten.”31 Toch is daarmee niet alles gezegd. Tegenover de zevenvoudige vermelding van Gods Naam staan eveneens zeven verschillende woorden waarmee goddelozen, kwade mensen en machten, worden aangeduid. Het leven met de goede God blijkt een aangevochten leven te zijn. Vooral in de tweede strofe (vers 6-12) horen we dit tegengeluid, deze schrille dissonant. Gods goede bedoelen en handelen zijn kennelijk niet voor iedereen evident. Er zijn heel wat mensen die de werkelijkheid beleven als een weerlegging of in elk geval een vergaande relativering van het belijden van Gods goedheid. Het is immers zo dat de ‘goddelozen’ welig tieren. Dat zijn zij die in de praktijk van het leven met God noch gebod rekening houden en alleen voor hun eigen belangen gaan ten koste van de naaste. Ze groeien als het gras 27 Artur Weiser, Die Psalmen II, 421 noemt de gemeenschap met God de “Mutterbodem des Glaubens, in dem alles Leben wurzelt.” 28 Zo G. Th. Rothuizen, Landschap, 239. 29 Vgl. A. J. Heschel, The Sabbath: Its Meaning for Modern Man (New York: Farrar, Straus and Giroux, 1951). 30 Geciteerd in De Tien Woorden in de Mekhilta, vertaald, ingeleid en van commentaar voorzien door M. van Loopik (Delft: Meinema, 1987), 113. 31 Kornelis Heiko Miskotte, In ruimte gezet: Overwegingen over den zin van den zondag (Amsterdam: Uitgeverij Holland, 1941). Hier geciteerd uit ibid., Mystiek en bevinding, geredigeerd door R. H. Reeling Brouwer, vol 14 van Verzameld Werk (Kampen: Uitgeverij Kok, 2015), 113–129, 126. Ook gepubliceerd in Kornelis Heiko Miskotte, Kennis en bevinding (Haarlem: Uitgeverij Holland, 1969), 66–114. Vgl. zijn preek over Psalm 92 gehouden in de Nieuwe Kerk te Amsterdam op 9 mei 1945, vlak na de bevrijding van het nazi-juk, met als thema “Gods vijanden vergaan,” in Kornelis Heiko Miskotte, Preken, geredigeerd door Rob Crouwel en Klaas Touwen, vol. 13 van Verzameld Werk (Kampen: Uitgeverij Kok, 2008), 373–401.


15

Theologie als doxologie

en leiden met al hun ongerechtigheid een bloeiend bestaan. Inhuman flourishing! De dichter spreekt hier uit eigen ervaring waarbij mensen hem veel leed hebben aangedaan en zijn gebed tot God om uitkomst lange tijd vruchteloos leek. Tegelijkertijd is hij de tolk van het collectivum, het volk van Israël, dat van alle kanten bedreigd wordt door kwaadwillende mensen en machten. Veel exegeten menen dat het in Psalm 92 gaat om verwerking van de diep ingrijpende ervaring van de ballingschap. Het débacle van het davidische koningshuis en de verwoesting van Sion hebben grote trauma’s met zich gebracht. De klachten, de vragen, de spanningen zijn dit lied beslist niet vreemd. De lofzang moet door de dissonanten heendringen. “De rechtvaardige komt pas op het laatste moment in het vizier. Het uitspruiten van de rechtvaardige is lang niet altijd evident en zeker geen natuurlijk proces, veeleer verborgen en pas zichtbaar vanuit het einde.”32 De aanvechting die Psalm 92 kent, vinden we in nog heviger mate in psalmen als bijvoorbeeld 37, 49, 73, 88, 89. Walter Brueggemann spreekt over een meerstemmig getuigenis van Israël over JHWH, zijn God. Er is een core- en een countertestimony.33 Volgens de centrale boodschap van het Oude Testament ziet God soeverein en trouw om naar zijn volk. Maar Israël weet ook van Gods verberging, van ambiguity en negativity. De tegenstem bevraagt en weerspreekt het eerste, positieve getuigenis. Dat levert een bijna onhoudbare spanning (tension, en contradiction) op in het oudtestamentische Godsbeeld.34 Dit tweeledige spreken leidt tot een zekere ingetogenheid in ons spreken over God.35 Tegenover Brueggemann is aan te voeren dat

het overwicht van Gods

goedertierenheid en genade over zijn toorn in heel het Oude Testament evident is.36 Er is geen gespletenheid in God, al moeten we over Hem zeker met twee woorden

Van Ek, Tijd en ruimte, 77–78. Walter Brueggemann, Theology of the Old Testament: Testimony, Dispute, Advocacy (Minneapolis, MN: Fortress Press, 1997). Brueggemann, Theology, 227: “The tension or contradiction here [Ex.34:6-7] voiced is present in the very life and character of Yahweh.” En verderop: “There is a profound, unresolved ambiguity in Yahweh’s life. Israel must learn to live with the problematic character of Yahweh.” (Ibid., 311.) Brueggemann bezigt in dit verband termen als abusiveness en unreliable en stelt dat het Oude Testament de voorstelling van een God met meerdere gezichten, een plurale God mogelijk maakt. Zie hiervoor ook Willem Johan Dekker, Wie is deze? Een onderzoek naar de compositie en Godsvoorstelling van Jesaja 63 (Soest: Uitgeverij Boekscout, 2020), 348. 35 Brueggemann, Theology, 332: “But it will cause the testimony to be issued in a sobered, trembling voice.” 36 H. G. L. Peels, The Vengeance of God: The Meaning of the Root NQM and the Function of the NQM-texts in the Context of Divine Revelation in the Old Testament, Oudtestamentische Studiën 31 (Leiden: Brill, 1995), 294: “There is no balance between vengeance and love; the preponderance of God’s faithful love is evident in the whole Old Testament.” 32 33 34


God is goed

spreken.37 Het Oude Testament kent inderdaad een meerdimensionaal, spanningsvol Godsbeeld: God redt en toornt. God heeft geen twee gezichten, maar zijn openbaring heeft wel twee zijden of dimensies die als paradoxaal kunnen worden ervaren. Wie denkt dat de goede God onmachtig is om aan de boosheid paal en perk te stellen, is een onkundige die zich verkijkt op de schijn der dingen. De goede God is geen goeiige God die over zich laat lopen. Hij is de geduchte God die op zijn tijd grenzen stelt aan het kwaad en zijn vijanden doet omkomen. Hij is – zegt vers 9 als kern van de psalm – “de Allerhoogste, voor eeuwig de heere” – of wellicht beter vertaald: Hij is de ‘hoge plaats’, waar de mens in nood ruimte vindt.38 God heerst te midden van de vijanden die zijn troon omringen. Pas vanuit het zicht op deze God gaat de toekomst open. Psalm 92 staat als sabbatspsalm in eschatologisch licht. Op een echt feest zoals de sabbat en de zondag komen ons de tranen in de ogen vanwege de dreigende wereld rondom. Zoals de Joden de sabbatviering in de synagoge broodnodig hebben om te volharden in de hoop op God, zo heeft de gemeente van Christus de zondagse eredienst en de geregelde viering van het avondmaal broodnodig om samen met Israël onderweg te zijn naar de eeuwige sabbat, het voltooide koninkrijk Gods en een volmaakt doxologisch bestaan. Er moet nog opstanding der doden plaatsvinden en een laatste oordeel. God zal nog eenmaal en dan definitief recht doen. Totdat het zover is blijft de lofprijzing een ‘breekbaar Halleluja’.39 “Ook als we tot hem klagen of hem aanroepen in boosheid en verdriet, bewijzen we hem eer: we erkennen hem dan immers als de God die deze schepping in zijn hand houdt en naar zijn toekomst voert. ‘Uw koninkrijk, komt daar nog wat van?’ is in de juiste toonsoort een doxologische uitspraak.”40

Dekker, Wie is deze? 343. Zo Van Ek, Tijd en ruimte, 84. Vgl. Jan Martijn Abrahamse, Breekbaar Halleluja: Onderweg met de pelgrimspsalmen (Utrecht: KokBoekencentrum, 2018). 40 Zo Paas, Vreemdelingen en priesters, 236. Vgl. Eberhard Jüngel, Wertlose Wahrheit: Zur Identität und Relevanz des christlichen Glaubens, deel 3 van Theologische Erörterungen (München: Mohr Siebeck, 1990), 161: “Nicht nur Gott zu loben, sondern auch Gott zu klagen – was uns an seinem Wirken grauenhaft dunkel bleibt, Gott zu klagen – ist unser Amt.” 37 38 39


Theologie als doxologie

17

3.’God is goed’ - systematische doordenking Dogmatiek is, als het goed is, Bijbels gefundeerd, historisch verworteld en actueel toegespitst. Het is niet minder dan ethiek een nooit eindigend gesprek. Tot aan de jongste dag is er geen kant en klare dogmatiek, hoe dik de dogmatische handboeken ook mogen zijn. Iedere tijd en context stelt de theologie voor nieuwe uitdagingen om relevant te zijn. Zo is in onze tijd bijvoorbeeld de bestrijding van neomarcionitische tendensen41 een aangelegen zaak. De oude ketterij van Marcion (rond 140) is springlevend. Hij zwoer het Oude Testament af en plaatste de liefdevolle Jezus in contrast met de grimmige God van het oude Israël. Deze wereld vol wreed geweld en bittere armoede zou onmogelijk de wereld kunnen zijn die hoort bij de God die we in Jezus belijden. Zij moet wel het product zijn van een harde, wraakzuchtige en zelfs sadistische scheppergod. De goede God komt pas laat op het wereldtoneel om door Jezus mensen te bevrijden vanuit een mislukte schepping, het broddelwerk van een lagere godheid, een demiurg. “Marcions verhaal bestaat uit roze wolken, maar staat veraf van de werkelijkheid.”42 Dit marcionitische zuurdesem zien we volop terug in allerlei hedendaagse theologische beschouwingen en ontwerpen. Het is van belang de belijdenis van de goedheid van God tegenover dit front scherp af te bakenen en anderzijds weg te blijven van een abstract en afstandelijk denken en spreken over God als het ‘Opperwezen’, een ongekwalificeerde Almacht zonder gezicht en zonder hart. Binnen dit spanningsveld trek ik een vijftal lijnen. (1) Gelovig spreken over God dient in te zetten bij Christus, de Zoon van God, in Wie God letterlijk en figuurlijk in onze huid gekropen is. God is geopenbaard in het vlees (1 Tim.3:16). Dit wonder van de incarnatie is niet uitsluitend een reactie op de zondeval. Het toont Gods menslievendheid, zijn liefdevolle wil tot gemeenschap, in lijn met zijn openbaring aan Adam en Eva in het paradijs en met Deze typering gebruikt R. Bos in Postille 59 (Zoetermeer: Boekencentrum, 2007), 22–23. Bram van de Beek en Herwi Rikhof, Wij geloven: De geloofsbelijdenis van Nicea/Constantinopel uitgelegd (Utrecht: KokBoekencentrum, 2019), 25.

41 42


God is goed

zijn ontferming over Israël, waarvan het Oude Testament overvloedig getuigenis aflegt. Bij het kruis van Golgota schittert de goedheid van God zelfs nog sterker dan bij de kribbe van Bethlehem en gedurende heel Jezus’ leven op aarde al het geval is. Hier wordt het evangelie van de verzoening onthuld. Paulus belijdt in Galaten 2:20 ziende op Christus: “Die mij liefgehad en zichzelf voor mij overgegeven heeft.” Jezus ging de dood in om mij van de eeuwige ondergang te redden. Een andere weg dan de afgrijselijke kruisweg was er niet. De heilige God neemt als beledigde en gekrenkte Majesteit de zonde bloedserieus en accordeert op geen enkele manier met het kwaad. Wanneer Hij dat wél zou doen en de zonde eenvoudig door de vingers zou zien, zou Hij niet waarachtig goed zijn. Een goedige god die het kwaad bagatelliseert, is een god die zich met het kwaad compromitteert. Zo’n god kan geen houvast bieden aan wie door onrechtvaardigen vertrapt en door kwade machten onder de voet gelopen wordt. Het evangelie van de verzoening maakt ons duidelijk dat God juist goed is omdat Hij heilig en rechtvaardig is, omdat Hij Wreker en Rechter is. De goede God is geen gratis therapeut die onze voorspoed moet garanderen,43 maar de Verlosser die in zijn wonderbare genade ons leven redt van het eeuwig oordeel. Een oordeel dat Hij nota bene zelf in Christus draagt en ondergaat!44 De harde kern van de verzoeningsleer – verzoening met God door voldoening aan Gods heilig recht45 – geeft eeuwig reden tot aanbidding en lofprijzing.46 (2) In en door Christus kent het geloof de nabijheid van de hemelse Vader. Deze God is de Schepper van alle dingen. Schepping is dan ook liefdewerk, Vaderwerk. De wereld, ja heel de kosmos is Vader-land. De geschapen werkelijkheid is ons mensen als kostbaar geschenk toevertrouwd en vraagt om zorgvuldig beheer en toegewijd rentmeesterschap. Het heil van deze God kan geen escape uit de

Vgl. Bram van de Beek en Herwi Rikhof, Wij geloven, 30: “God mag volgens veel hedendaagse mensen niet straffen. Hij is er om vergeving te schenken en je te aanvaarden zoal je bent. God is van zijn plek als rechtvaardige rechter afgezet en heeft de rol van alles verdragende lieve Vader gekregen.” 44 Vgl. Cornelius Plantinga ,Jr., Not the Way It’s Supposed to Be: A Breviary of Sin (Grand Rapids, MI: Wm. B. Eerdmans Publishing Co., 1995), 199: “In short, for te Christian church (even in the recently popular seeker services) to ignore, euphemize, or otherwise mute the lethal reality of sin is to cut the nerve of the gospel. For the sober truth is that without full disclosure of sin, the gospel of grace becomes impertinent, unnecessary, and finally uninteresting.” 45 G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek: Een inleiding (Zoetermeer: Boekencentrum, 2012), 420 v. spreken terecht over verzoening door voldoening als “de harde pit van de verlossing.” 46 Openbaring 5:9,10. 43


Theologie als doxologie

19

materiële werkelijkheid in een louter geestelijk bestaan betekenen. De materie is niet neutraal of zelfs intrinsiek kwaad, zij is juist fundamenteel goed, want door de goede God gewild. In het geloof lezen we Gods goedheid af aan de werken van zijn handen, zoals de Nederlandse Geloofsbelijdenis het zegt in artikel 2: de wereld is “voor onze ogen als een prachtig boek, waarin alle schepselen groot en klein, als letters zijn, die ons de onzichtbare dingen van God te aanschouwen geven, namelijk zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, zoals de apostel Paulus zegt (Rom.1:20).”47 De schrikbarende realiteit van de zonde is secundair ten opzichte van het goede werk Gods.48 Goed en kwaad zijn geen eeuwige tegenpolen, maar de goede God gaat aan het kwaad vooraf en daarom zal het kwaad ook nooit het laatste woord kunnen hebben.49 Het goede is geen illusie, geen optisch bedrog. Het goede is oorspronkelijk en permanent, het kwade is accidenteel en voorbijgaand. Overigens is deze affirmatie van de goede schepping een aangevochten zaak. Alleen door de bril van het Woord kunnen we de letters in het boek van de schepping goed lezen. Verder lijkt mij de leer van de zondeval met kosmische implicaties onontbeerlijk.50 De oorspronkelijke schepping voor de zondeval is door een epistemische sluier aan onze kennis onttrokken. De ‘historische’ zondeval onderstreept de menselijke verantwoordelijkheid voor de zonde. Wie van een zondeval niet wil weten, vervalt ofwel in monisme waarbij God zowel de bron van het goede als van het kwade is, ofwel tot dualisme waarbij het kwaad een tweede oerprincipe is naast de goede God. De zonde kan per definitie geen zinvolle plek krijgen in een systematisch ontwerp. Zij is volstrekt absurd, ook al gaat zij niet buiten Gods raad om. Zonde is in elk geval “not the way it’s supposed to be.”51 K. Zwanepol en C. H. van Campenhout, red., Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland (Heerenveen: Protestantse Pers, 2009), 168. Vgl. A. J. Kunz, Als een prachtig boek: Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 2 in de context van de vroeg reformatorische theologie (Zoetermeer: Boekencentrum Academic, 2013); en Ad Prosman, Gedoofd licht: Christenen tussen schepping en secularisatie (Soesterberg: Uitgeverij Aspect, 2019). 48 Ik neem hiermee afstand van een zogenoemde ‘dynamische scheppingsleer’ waarin wordt gesteld dat God de schepping weliswaar goed bedoeld heeft, maar dat Hij niet heeft kunnen voorkomen dat er van meet af aan een kwade kant aan de geschapen werkelijkheid zit. Met deze schaduwkant zou de Schepper blijvend aan het worstelen zijn en wij mensen zouden Hem daarbij moeten helpen, op hoop van zegen. 49 Jan Muis, Onze Vader: Christelijk spreken over God (Zoetermeer: Boekencentrum, 2016), 383: “Omdat God werkelijk bestaat en zichzelf blijft tot in eeuwigheid, bestaan ook de liefde, heiligheid en rechtvaardigheid, zonder welke Hij niet zichzelf zou zijn, werkelijk en eeuwig. Er is werkelijk liefde en goedheid. Er is werke[384] lijk heiligheid en schoonheid. Er is werkelijk rechtvaardigheid en waarheid. In God.” 50 Zie bijv. James K. A. Smith, “What Stands on the Fall? A Philosophical Exploration,” in William T. Cavanaugh en James K. A. Smith, red., Evolution and the Fall (Grand Rapids, MI: William B. Eerdmans Publishing Company, 2017), 48–66. Op pag. 52 zegt hij: “The orthodox tradition emphasizes the original goodness of creation as a reflection on the goodness of the Creator.” 51 Vgl. Plantinga, Not the Way It’s Supposed to Be. 47


God is goed

(3) De goedheid van de Schepper herkent het geloof ook in de wijze waarop Hij zijn schepping regeert en onderhoudt. Jezus spreekt van de hemelse Vader die zorgt voor de vogels in de lucht en het gras op het veld en weet wat zijn kinderen nodig hebben. (Mattheüs 7:26-32) Wie zo’n goede Vader heeft, kan onbezorgd leven. We hebben echter al uit Psalm 92 gehoord hoe de gelovige gemeente Gods goedheid ervaart te midden van afgrondelijke raadsels. Zo lezen we in Klaagliederen 3:22 en 25: “Het is de goedertierenheid van de

heere

dat wij niet omgekomen zijn,

dat Zijn barmhartigheid niet opgehouden is . . . . Goed is de

heere

voor wie Hem

verwacht, voor de ziel die Hem zoekt.” We kunnen alleen recht doen aan de diepte van dit woord wanneer we het niet isoleren van de context, maar het hele boek lezen, met alle rauwe teksten vol scheurend verdriet en wanhoop. Wanneer ons leed overkomt, is onze troost niet dat God in de hemel er weliswaar ook niets aan kan doen, maar in oneindige sympathie met ons meelijdt en strijdt.52 Integendeel, het is in het geloof juist mijn unieke houvast in leven en sterven dat mijn almachtige en barmhartige Vader over álles regeert en dat dus ook het leed dat mij overkomt niet buiten Hem omgaat, maar als het ware door zijn vaderlijke hand heengaat.53 Deze God is geen onaangedane Potentaat der potentaten. God staat boven het kwaad en de misère én Hij is er in Christus middenin gaan staan en verkeert er door de Geest nog altijd middenin.54 De goede God is als de Drie-enige in al onze benauwdheden mede benauwd. Zo wordt zijn goedheid geproefd aan de voet van het kruis van Golgota en waar ik leer kruisdragen in Jezus’ voetspoor.

Esther Maria Magnis, Mintijteer (Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2016), 29 beschrijft wat er in haar jeugd onder de preken en in de liturgie van de kerk gebeurde: “God werd steeds kleiner. We baden eigenlijk: wij maken het wel voor u in orde. U hebt ons nodig. Want wij kunnen wat doen en u niet.” 53 Zie Heidelbergse Catechismus, zondag 10. 54 Dekker, Wie is deze? 382: “De kerk is er mee gediend wanneer een eendimensionaal spreken over God – ‘God is liefde’, ‘God is altijd bij je’ of ‘God is een verterend vuur’ – wordt doorbroken. Want wanneer God een aardige God geworden is, wordt het steeds moeilijker om Hem te verbinden met het weerbarstige leven. Kerk, verkondiging en ook het geloof zelf kunnen dan gaandeweg als irrelevant worden ervaren (…) de keerzijden van het leven kunnen meer met God te maken hebben dan gedacht. (…) In de rauwe werkelijkheid van bruut geweld, groot kwaad en hemeltergend onrecht, waarmee we ook in onze dagen te maken hebben, is het getuigenis van God als strijder en wreker een boodschap van hoop en troost: het laatste woord is aan Hem, die wreker is en redder tegelijk.” Vgl. Bernd Janowski, Ein Gott der straft und tötet? Zwölf Fragen zum Gottesbild des Alten Testaments (Neukirchen-Vluyn: Vandenhoeck & Ruprecht, 2013). 52


Theologie als doxologie

21

(4) De goedheid van God ervaren de gelovigen in het wonder van de wedergeboorte, de vernieuwing van hun hart en de inwoning van de Heilige Geest. De Geest legt de innige verbinding tussen Christus en de gelovigen, omdat Hij zowel in Christus als in ons woont. God is zo goed dat Hij ons niet alleen redt van het verderf, maar ons ook eeuwig leven en heerlijkheid schenkt in zijn gemeenschap. Zo is de herschepping rijker dan de schepping, het einde meer dan het begin. Bovendien wijst God ons niet alleen de weg naar het heil, Hij biedt het heil ons niet alleen aan, maar Hij eigent het ons metterdaad ook toe door het in-werk van de Geest in onze harten. Redding van Godswege blijft niet boven onze hoofden zweven, maar wordt op een onweerstaanbare manier bij ons thuis gebracht om zo ons denken, voelen en willen krachtig te stempelen.55 (5) Gods goedheid strekt zich uit van de eeuwige verkiezing56 tot de eeuwige voleinding. Hij maakt niet allemaal nieuwe dingen, maar Hij maakt alle dingen nieuw (Openbaring 21:4). God zou in zijn soevereiniteit de planeet aarde met de hele mensheid hebben kunnen afschrijven, maar in zijn grote goedheid schept Hij voor de oude aarde een nieuwe toekomst. In zijn grote trouw laat Hij de werken van zijn handen niet los. Alleen de goedheid van God garandeert werkelijke toekomst. De komst van een nieuwe hemel en nieuwe aarde waar gerechtigheid woont (2 Petrus 3:13), is totaal afhankelijk van een definitief ingrijpen van God als voltooiing of onthulling van wat Hij op Goede Vrijdag en Pasen in Christus heeft gedaan. Gode zij dank is de komst van Gods nieuwe wereld op geen enkele manier te duiden als de uitkomst van een samenwerkingsproject van God en mensen van goede wil. De Bijbelse notie van het verterend en louterend vuur van het gericht en daarmee de radicale discontinuïteit tussen de gebroken wereld van hier en nu en Gods stralende nieuwe schepping in Christus (zie 2 Petrus 3:10,12) sluit een dergelijke coöperatie volstrekt uit. Juist omdat we de grote toekomst veilig weten in de handen van onze goede God mogen we hier en nu in bescheidenheid, met volharding én ontspanning doen wat onze

Vgl. Jan Hoek, Gereformeerde spiritualiteit: Een actuele bezinning (Heerenveen: Groen, 2012), 52–59. Zie Jan Hoek en Wim Verboom, ‘Ik zie een poort wijd open staan’: Geloven in de verkiezende God (Utrecht: KokBoekencentrum, 2019).

55 56


God is goed

hand vindt om te doen om tekenen van Gods komend koninkrijk op te richten. De grote Toekomst hangt op geen enkele manier van ons af, maar God is wel zo goed om ons er op allerlei manieren bij in te schakelen. Ik kom tot een afronding. De doxologie kan niet zonder heilig beven worden aangeheven en het lied van de aanbidding bestaat niet zonder de stilte van diepe eerbied en ontzetting vanwege Gods heiligheid en grootheid.57 Let wel, we kunnen nooit té goed over God spreken, we schieten daarin altijd weer te kort. De kerkvader Augustinus (354-430) zegt: “De liefde komt na het kennen in die zin dat niemand God volmaakt kan liefhebben als hij niet eerst zijn goedheid ten volle heeft leren kennen. Maar zolang wij als vreemdeling in der wereld vertoeven, kijken wij door een spiegel en zien wij een beeld dat wij niet doorgronden. Het gevolg daarvan is dan ook dat onze liefde onvolmaakt is.”58 Toch kan het geloof niet nalaten om Gods goedheid te belijden. In het vriendenboek dat ik vijf jaar geleden ontving bij mijn afscheid van de Christelijke Hogeschool Ede en de Protestantse Theologische Universiteit schreef mijn zoon Cees in een terugblik op zijn prille jeugd: “Als ik over de vraag nadenk wat nu de diepste kern van het geloof van mijn vader was, dan is dat de goedheid van God. Hoe vaak heb ik de uitdrukking gehoord dat God een overvloedige fontein van goedheid is.59 In God is geen donkerheid, louter licht. Het onbegrijpelijke van de zonde is dat we tegen een goeddoend God zondigen en deze goede God niet vertrouwen en geloven. Deze goedheid van God lag als een zachte glans over ons gezinsleven. Het leven was goed en mocht genoten worden. De dag van God, de zondag, was goed en werd ’s morgens gewijd met psalmgezang uit een grammofoonplaat en aan de ontbijttafel werd de sabbatspsalm, Psalm 92, gelezen. . . . De goedheid van God gaf een zekere ontspanning aan ons leven en

57 Vgl. Ad van der Dussen, “Vrees en beven: Een pleidooi voor eerbied en ontzag in kerk en theologie,” Afscheidscollege TU Kampen, 05.09.2019. Hij waarschuwt met recht tegen ‘domesticatie’ van God, die ertoe kan leiden dat we een ‘getemde God’ overhouden, ingekapseld in onze eigen levenssfeer. Zie ook Matthew Barrett, None Greater: The Undomesticated Attributes of God (Grand Rapids, MI: Baker Publishing Group, 2019). 58 Augustinus, De spiritu et littera, 36.64 e.v.; De perfectione iustitae hominis, 8.17, geciteerd in Johannes Calvijn, Institutie, vertaald door C. A. de Niet (Houten: Den Hertog, 2009), 349: “validissima etiam ratione contendit Augustinus, numquam in hac carne reddere nos quem debemus legitimum Deo amorem. Amor, inquit, notitiam ita sequitur, ut Deum amare nemo perfecte possit qui non cognitam prius ad plenum habuerit eius notitiam. Nos dum in mundo peregrinamur, cernimus per speculum et in aenigmate: sequitur ergo imperfectum esse nostrum amorem.” 59 Vgl. Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 1.


Theologie als doxologie

23

maakte dat het leven ten diepste goed was en alles uiteindelijk goed zou komen.”60 Vandaag kan ik deze woorden alleen maar nogmaals onderstrepen. Geloofd zij God, onze goede God, met diepst ontzag! Ten slotte past mij een hartelijk dankwoord aan het bestuur, de directie, staf en medewerkers, maar zeker ook de studenten van de ETF Leuven voor alle openheid, hartelijkheid en collegialiteit die mij sinds mijn aantreden in 2004 in uw en jullie midden bewezen is. Ik mocht hier ademen in de ruimte van geloofsverbondenheid. Ik ben oprecht dankbaar voor de vele mooie ervaringen, voor de verrijking van mijn kennis en de verruiming van mijn gezichtsveld die ik hier in Leuven heb ontvangen. Het is mijn hartelijke wens en bede dat de ETF Leuven ook in de toekomst gezegend en tot zegen moge zijn, voor België, Nederland, en mondiaal, om te beginnen in het nieuwe academisch jaar 2020-2021.

Cees Hoek, “Visser der mensen,” in M. van Campen en P. J. Vergunst, red., Jan Hoek: Theoloog tussen preekstoel en leerstoel (Zoetermeer: Boekencentrum, 2015), 11–12. 60


God is goed


Theologie als doxologie

25

Bibliografie Abrahamse, Jan Martijn. Breekbaar Halleluja: Onderweg met de pelgrimspsalmen. Utrecht: KokBoekencentrum, 2018. Adriaanse, Hendrik J., Henri A. Krop en Lammert Leertouwer. Het verschijnsel theologie: Over de wetenschappelijke status van de theologie. Amsterdam: Uitgeverij Boom, 1987. Asselt, Willem van, Cok Bakker, Meindert Dijkstra en Olof de Vries, red. Wat is theologie? Oriëntatie op een discipline. Zoetermeer: Meinema, 2001. Barrett, Matthew. None Greater: The Undomesticated Attributes of God. Grand Rapids, MI: Baker Publishing Group, 2019. Barth, Karl. Kirchliche Dogmatik I/1. München: Chr. Kaiser Verlag, 1932. –––. Einführung in die Evangelische Theologie. Zürich: Evz-Verlag, 1962. Bavinck, Herman. De zekerheid des geloofs. Kampen: J. H. Kok, 1901. –––. “De zekerheid des geloofs.” In Gereformeerde katholiciteit (1888-1918), geredigeerd door Koert van Bekkum en Herman Selderhuis, 65–132. Barneveld: Nederlands Dagblad, 2008. –––. “De wetenschap der H. Godgeleerdheid.” Rede ter aanvaarding van het leeraarsambt aan de Theologische School te Kampen. https://sources.neocalvinism. org/6-Herman+Bavinck+De+wetenschap+der+H.+Godgeleerdheid, geraadpleegd 17 aug 2020. Beck, Andreas J. “De verhouding van geloof en wetenschap volgens Gisbertus Voetius (1589-1676).” Documentatieblad Nadere Reformatie 33 (2009): 71–83. –––. “Gods liefdevolle nabijheid in Christus: Enkele klassiek-theologische reflecties.” In Tedere Majesteit: Omgang met God in gereformeerde spiritualiteit, geredigeerd door Jan Hoek, 125–31. Zoetermeer: Boekencentrum, 2015. Beek, Bram van de. God kennen – met God leven: Een pleidooi voor een bevindelijkpneumatologische fundering van kerk en theologie. Nijkerk: G.F. Callenbach, 1982. –––. “Wat is theologie?” Kerk en Theologie 35, nr. 3 (1984): 213–220.


God is goed

–––. Spreken over God: Hoofdlijnen van de theologie. Utrecht: KokBoekencentrum, 2020. –––, en Herwi Rikhof. Wij geloven: De geloofsbelijdenis van Nicea/Constantinopel uitgelegd. Utrecht: KokBoekencentrum, 2019. Berkhof, Hendrikus. “God voorwerp van wetenschap?” In Bruggen en bruggehoofden: Een keuze uit de artikelen en voordrachten van prof. dr. H. Berkhof in de jaren 1960–1981, geredigeerd door E. Flesseman-van Leer, F. O. van Gennep, en W. E. Verdonk, 208–16. Nijkerk: 1981. Bos, R. Postille 59. Zoetermeer: Boekencentrum, 2007. Brink, Gijsbert van den. Een publieke zaak: Theologie tussen geloof en wetenschap. Zoetermeer: Boekencentrum, 2004. –––, en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek: Een inleiding. Zoetermeer: Boekencentrum, 2012. Brueggemann, Walter. Theology of the Old Testament: Testimony, Dispute, Advocacy. Minneapolis, MN: Fortress Press, 1997. Bruijne, A. L. Th. de. red. Gereformeerde theologie vandaag: Oriëntatie en verantwoording. Barneveld: Uitgeverij de Vuurbaak, 2004. Calvijn, Johannes. Institutie, vertaald door C. A. de Niet. Houten: Den Hertog, 2009. Commissie Geesteswetenschappen. De toekomst van de theologie in Nederland. Verkenningen Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Amsterdam: KNAW, 2000. Dekker, Eduard Douwes. Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche handelsmaatschappy. Rotterdam: Nationale Uitgeverij, z.j. Dekker, Willem Johan. Wie is deze? Een onderzoek naar de compositie en Godsvoorstelling van Jesaja 63. Soest: Uitgeverij Boekscout, 2020. Douma, Jochem. Psalmen: Commentaar op Psalm 76-110. Kampen: Brevier, 2016. Dussen, Ad van der. “Vrees en beven: Een pleidooi voor eerbied en ontzag in kerk en theologie.” Afscheidscollege TU Kampen, 5 september 2019. Ek, Gerrit van. Tijd en ruimte: Een studie over Psalm 92. Zoetermeer: Boekencentrum, 2002.


Theologie als doxologie

27

Faber, Jacob. De spiritualiteit van de theoloog: Een protestants pleidooi. Kampen: J.H. Kok, 1994. Farley, Edward. Ecclesial Reflection: An Anatomy of Theological Method. Philadelphia: Fortress Press, 1982. –––. Theology: The Fragmentation and Unity of Theological Education. Philadelphia: Fortress Press, 1983. –––. The Fragility of Knowledge: Theological Education in the Church and the University. Philadelphia: Fortress Press, 1988. Grenz, Stanley, en Roger Olson. Who Needs Theology? An Invitation to the Study of God. Downers Grove, IL: InterVarsity Press, 1996. Hasselaar, J. M. Beluisterde Schriftwoorden. Zoetermeer: Boekencentrum, 1988. Janowski, Bernd. Ein Gott der straft und tötet? Zwölf Fragen zum Gottesbild des Alten Testaments. Neukirchen-Vluyn: Vandenhoeck & Ruprecht, 2013. Heschel, A. J. The Sabbath: Its Meaning for Modern Man. New York: Farrar, Straus and Giroux, 1951. Hoek, Cees. “Visser der mensen.” In Jan Hoek: Theoloog tussen preekstoel en leerstoel, geredigeerd door M. van Campen en P. J. Vergunst, 11–2. Zoetermeer: Boekencentrum, 2015. Hoek, Jan. Gereformeerde spiritualiteit: Een actuele bezinning. Heerenveen: Groen, 2012. –––. “Verbindende theologie” In Theologie als beroep: Verhalen van hoop, geredigeerd door René Erwich, Jan Hoek, en Jan M. Praamsma, 104–17. Utrecht, Uitgeverij Kok 2014. –––. Grote God, wij loven U: Doordenken over Gods eigenschappen. (Utrecht: Boekencentrum, 2018 –––, en Wim Verboom. ‘Ik zie een poort wijd open staan’: Geloven in de verkiezende God. Utrecht: KokBoekencentrum, 2019. Jager, Mark de. Interview in Reformatorisch Dagblad, 25 juni 2020. Jüngel, Eberhard. Wertlose Wahrheit: Zur Identität und Relevanz des christlichen Glaubens. Theologische Erörterungen 3. München: Mohr Siebeck, 1990.


God is goed

Kraus, Hans-Joachim. Psalmen: 2. Teilband. Biblisches Kommentar Altes Testaments XV/2. Neukirchen-Vluyn: Neukirchen Verlag, 1960. Kruijf, Gerrit de, en Wietske de Jong, red. Een lichte last: Protestantse theologen over de kerk. Zoetermeer: Boekencentrum, 2010. Kunz, A. J. Als een prachtig boek: Nederlandse Geloofsbelijdenis artikel 2 in de context van de vroeg reformatorische theologie. Zoetermeer: Boekencentrum Academic, 2013. Loopik, M. van. De Tien Woorden in de Mekhilta. Vertaald, ingeleid en van commentaar voorzien door M. van Loopik. Delft: Meinema, 1987. Luther, Maarten. Psalmenvorlesung 1519/21. Luther Werke 5. Geredigeerd door Joachim Karl Friedrich Knaake. Weimar: H. Böhlaus, 1883. Magnis, Esther M. Mintijteer. Franeker: Uitgeverij Van Wijnen, 2016. McGrath, Alister E. The Future of Christianity. Blackwell Manifestos. Oxford: Blackwell, 2002. Miskotte, Kornelis H. In ruimte gezet: Overwegingen over den zin van den zondag. Amsterdam: Uitgeverij Holland, 1941. –––. Kennis en bevinding. Haarlem: Uitgeverij Holland, 1969. –––. Preken. In Verzameld Werk 13, geredigeerd door Rob Crouwel en Klaas Touwen, 373–401. Kampen: Uitgeverij Kok, 2008. –––. Mystiek en bevinding. In Verzameld Werk 14, geredigeerd door R. H. Reeling Brouwer, 113–29. Kampen: Uitgeverij Kok, 2015. Muis, Jan. Onze Vader: Christelijk spreken over God. Zoetermeer: Boekencentrum, 2016. Paas, Stefan. Vreemdelingen en priesters: Christelijke missie in een postchristelijke omgeving. Zoetermeer: Boekencentrum, 2015. –––. Zoeken naar het goede leven: De toekomst van de theologie. Utrecht: KokBoekencentrum, 2019. Paul, Mart-Jan, Gijs van den Brink, en J. C. Bette. Bijbelcommentaar Psalmen I. Studiebijbel Oude Testament. Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2010. Paus Johannes Paulus II. Fides et Ratio. 14 september 1998. www.rkkerk.nl/wpcontent/uploads/2016/01/1999¬-_5-6.-encycliek-fides-et-ratio-johannes-paulus-iipdf, geraadpleegd 2 juli 2020.


Theologie als doxologie

29

Peels, H. G. L. The Vengeance of God: The Meaning of the Root NQM and the Function of the NQM-texts in the Context of Divine Revelation in the Old Testament. Oudtestamentische Studiën 31. Leiden: Brill, 1995. Plaisier, Arjan. “God als ultimate concern.” Wapenveld 69, nr. 6 (december 2019): 21–6. Plantinga Jr., Cornelius. Not the Way It’s Supposed to Be: A Breviary of Sin. Grand Rapids, MI: Wm. B. Eerdmans Publishing Co., 1995. Prosman, Ad. Gedoofd licht: Christenen tussen schepping en secularisatie. Soesterberg: Uitgeverij Aspect, 2019. “Religie en cultuur.” Rijksuniversiteit Groningen, 2011/2012. Rothuizen, G. Th. Landschap: Een bundel gedachten over de psalmen 2. Kampen: Kok, 1966. Sarot, Marcel. De goddeloosheid van de wetenschap: Theologie, geloof en het gangbare wetenschapsideaal. Zoetermeer: Meinema, 2006. Smith, James K. A. “What Stands on the Fall? A Philosophical Exploration.” In Evolution and the Fall, geredigeerd door William T. Cavanaugh en James K. A. Smith, 48–66. Grand Rapids, MI: William B. Eerdmans Publishing Company, 2017. Spijker, W. van ’t. Vroomheid en wetenschap bij Voetius. Apeldoornse studies 37. Apeldoorn: Theologische Universiteit Apeldoorn, 1998. Ven, Johannes A. van der. Van een Faculteit der Theologie naar een Faculteit der Religiewetenschappen. Kamper Oraties 19. Kampen: Theologische Universiteit, 2001. Weiser, Artur. Die Psalmen II. Das Alte Testament Deutsch. Göttingen: Vandenhoeck & Ruprecht, 1973. Welz, Claudia. “Das Gebet als Schlüssel zur Gotteserkenntnis? Anselm von Canterburys Proslogion.” In Das Letzte – der Erste: Gott denken, Festschrift für Ingolf U. Dalferth zum 70. Geburtstag, geredigeerd door Hans- Peter Grosshaus, Michael Moxter en Philipp Stoellger, 443–66. Tübingen: Mohr Siebeck, 2018. Zwanepol, K., en C. H. van Campenhout, red. Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland. Heerenveen: Protestantse Pers, 2009.





Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.