Samen op Weg 2012 n°2

Page 1

Belgïe - Belgique

Samen op Weg

P.B. - P.P. Gent X 3/1751

Afgiftekantoor Gent X ISSN=1370-5814 P 602488

2

Tweede kwartaal 2012 // Driemaandelijks tijdschrift jaargang 20, nr. 2

let’s develop our future


Editoriaal & Inhoud

Juichende jongeren Beste lezers, Alle wielerliefhebbers zagen op zondag 1 april de beelden van de elfjarige Tjörven die juichend in een maïsveld neerknielde na de spurtzege van zijn idool Tom Boonen in de Ronde van Vlaanderen. Het was een beklijvend beeld dat vele kijkers ontroerde: een jubelende jongen op zijn knieën, de beide armen in de lucht. Als had hij zelf net de koers van zijn leven gewonnen. Ik heb er de voorbije dagen verscheidene keren aan teruggedacht. Het beeld bleef in mijn hoofd en op mijn netvlies gebrand: zoveel vreugde, zo ’n intens geluk van een mens in één beeld. Prachtig was het. Het komt mij opnieuw voor de geest wanneer ik dit editoriaal aanvat en mij afvraag waar en wanneer jongeren reden tot juichen hebben in de vele landen waar VIA Don Bosco partnerorganisaties ondersteunt? Kinderen juichen wanneer ze vernemen dat ze eindelijk naar school mogen, wanneer de drempel tot het basisonderwijs zodanig is verlaagd dat hun ouders hen nu ook naar school kunnen laten gaan. Ze juichen en jubelen wanneer ze

Straatkinderen, jonge sloebers, juichen wanneer ze in centra van Don Bosco waar ook ter wereld een dak boven het hoofd krijgen, thuis mogen komen en het vertrouwen winnen van opvoeders en leerkrachten. Wanneer hun de kans geboden wordt om beroepsvaardigheden aan te leren waarmee ze straks op de arbeidsmarkt terechtkunnen. Gedaan met bedelen, niet meer verjaagd worden of opgepakt door de politie. Kinderen en jongeren hebben redenen tot juichen als ze onderwijskansen krijgen. We blijven in de loop van deze jaargang stilstaan bij de onderwijsproblematiek en lichten er enkele belangrijke elementen uit: investeren in opleidingen die leiden tot waardig werk, bijzondere maatregelen rond transport, boeken en leermateriaal, of bijvoorbeeld kinderopvang. Wat doen we met of voor de sociale en emotionele ontwikkeling van jongeren? U leest erover in dit nummer. Omer BOSSUYT Voorzitter

Thema

Ontwikkelingseducatie

3. Kansarmoede in de Andes aanpakken Jongeren, vaardigheden en werk in Bolivië.

10. School-to-School (s2s) Van spreken over tot spreken mét India. Het verslag van een bewogen bezoek. 12. Interview met Tine Winnelinckx

Ontwikkelingssamenwerking 6. Meten is Weten 8. Madagaskar Kun je van borduren garen spinnen?

2

eindelijk samen met hun dorpsgenoten mogen leren, mogen spelen en de wereld ontdekken.

DeWereld.be 14. Internationale Dag voor Inheemse Volkeren Bedreigd door de beschaving. 15. Op de Agenda


Thema // Jongeren, Vaardigheden, Werk

Kansarmoede in de Andes aanpakken

Het is niet evident om kinderen van mijnwerkers naar het beroepsonderwijs te krijgen.

Bolivië is het armste land van Latijns-Amerika. Ondanks de relatief goed draaiende mijnindustrie en landbouwsector leeft één op de acht Bolivianen in absolute armoede. Tot een kleine 10 jaar geleden was technisch en beroepsonderwijs relatief onbelangrijk in de ogen van de Boliviaanse overheid. De sector werd grotendeels genegeerd en gedurende lange tijd werden er weinig tot geen overheidsgelden geïnvesteerd in infrastructuur, educatief materiaal of in de kwaliteit van het onderwijzend personeel. Ondernemers uit de privésector zagen hun kans mooi om dit gat in de markt op te vullen en dure, technische privé-instituten schoten als paddenstoelen uit de grond. Goede opleidingen waren zeker voorhanden, maar niet voor kinderen uit de lagere middenklasse en al helemaal niet voor de vele inheemse jongeren die de meest kwetsbare groep van de maatschappij vormen.

In deze situatie kwam stilaan verandering naar aanleiding van de nieuwe grondwet van 2004. De staat nam zich voor om sterker in te zetten op technisch en beroepsonderwijs, en zo een antwoord te bieden op de grote vraag naar geschoolde arbeiders vanuit verschillende sectoren van de economie. Evo Morales, die in 2006 aan de macht kwam als eerste inheemse president van het land, beloofde bovendien een ware onderwijsrevolutie. Die moest het Boliviaanse educatieve systeem ontdoen van zijn elitair kantje en zou zorgen voor degelijk onderwijs voor brede lagen van de inheemse bevolking. Algauw werd echter duidelijk dat de publieke sector alleen niet in staat is om te voorzien in meer en betere beroepsen technische centra. De kloof tussen arm en rijk is en blijft verontrustend diep. Vooral in het Andesgebergte, waar de grote meerderheid van de bevolking leeft van

3


Thema // Jongeren, Vaardigheden, Werk

de prijzen kelderden. De regering Morales beloofde dat de hogere inkomsten uit de mijnbouw gebruikt zouden worden voor programma’s in de sociale sector en de gezondheidszorg. De realiteit toont echter dat er, net zoals bij zoveel “revolutionaire” beloften van de populaire (of populistische?) president, nog een lange weg af te leggen is in de zoektocht naar meer welvaart voor iedereen. De schrijnende situatie in Kami getuigt hiervan.

Onze partners stellen de erkenning, opwaardering en uitbreiding van het opleidingsaanbod centraal.

zelfvoorzienende landbouw, is er een ernstig gebrek aan goed uitgeruste educatieve instellingen. Met het oog op de verbetering van zowel de kwantiteit als de kwaliteit van opleidingen én het betaalbaar houden ervan, gaat de Boliviaanse overheid geregeld allianties aan met kerkgemeenschappen, privéorganisaties en ngo’s. De salesianen zijn in dit opzicht een interessante partner. Hun aanpak sluit nauw aan bij de nieuwe politieke visie rond technisch en beroepsonderwijs in Bolivië, die de erkenning, opwaardering en uitbreiding van het opleidingsaanbod centraal stelt. Bovendien besteden de salesianen bijzondere aandacht aan het verlenen van toegang aan de meest kwetsbare bevolkingsgroepen. Dat doen ze onder meer in Kami, op 4000 m hoog in het Andesgebergte – een streek waar nauwelijks publieke onderwijsvoorzieningen te vinden zijn. Hier leiden de salesianen een aantal vormingsinitiatieven die ondersteuning krijgen van VIA Don Bosco.

Schrille contrasten Kami ligt op zo’n zes uur rijden van de dichtstbijzijnde stad, Cochabamba. De streek is rijk aan delfstoffen en is daarom niet zonder economisch belang. Door een dalende vraag op de wereldmarkt en de drastische daling van mineraalprijzen werden veel mijnen gesloten. Maar dat veranderde in 2006, toen de mijnen plots weer evenveel opleverden als 25 jaar geleden, vóór

4

Het centrum van Kami, een klein dorp dat voornamelijk bestaat uit schamele huisjes met golfplaten daken, staat in schril contrast met het adembenemende berglandschap waardoor het omgeven wordt. Gevaarlijk smalle zandweggetjes die slechts te voet of met een tweewieler toegankelijk zijn, slingeren zich door de bergen en verbinden de dorpskern met zo’n 150 kleine gehuchten. Deze gemeenschappen bestaan telkens uit een 40-tal personen en bevinden zich vaak op een dagafstand wandelen van het dorp. De bevolking is veelal Quechua of Aymara – de twee voornaamste inheemse bevolkingsgroepen in Bolivië. Meer dan 90 procent van hen leeft onder de absolute armoedegrens.

Vicieuze cirkel van kansarmoede doorbreken In de dorpskern leiden de salesianen o.a. een centrum voor beroepsopleidingen. Ieder jaar kunnen een 100tal jongeren uit de meest afgelegen gemeenschappen terecht in het internaat, waar ze in de voormiddag een algemene vorming krijgen die in de namiddag aangevuld wordt met een beroepsopleiding in één van de ateliers. Ook jongeren uit het dorp kunnen er een opleiding volgen. Het gaat vaak om kinderen uit mijnwerkersfamilies die naar Kami zijn gemigreerd in de hoop daar wat geld te verdienen. Hele gezinnen dalen dagelijks af in de gevaarlijke mijnschachten op zoek naar wolfraam, het waardevolle mineraal waarvoor de Kami-mijnberg bekend staat. Mijnwerkers en hun families werken veelal onder primitieve, gevaarlijke omstandigheden. Als zelfstandige werknemers moeten zij zelf hun uitrusting betalen, waaronder houwelen en dynamiet, maar ook helmen en stofmaskers. Omdat ze zo weinig verdienen, besparen ze vaak op het aankopen van kwalitatief veiligheidsmateriaal. Het hoeft niet gezegd dat dit nefaste gevolgen heeft voor de gezondheid. De inheemse mijnwerkers kampen vaak op erg jonge leeftijd al met longproblemen.


Het is niet evident om voor kinderen uit mijnwerkers­ gezinnen opleidingen in te richten. Vaak komen die niet meer opdagen zodra de prijs van wolfraam de hoogte ingaat; dan is het op korte termijn interessanter om te gaan werken dan om een andere stiel te leren. Op deze situatie spelen de salesianen in door flexibele en modulaire curricula in te richten, en door geregeld af te stemmen met de lokale mijncoöperatieve.

ondervoeding lijdt. Geen enkel Latijns-Amerikaans land ”scoort” slechter. In de nieuwe landbouwpolitiek van de regering ligt sterk de nadruk op voedselzekerheid en het verminderen van de afhankelijkheid van voedselimport ... maar of het nieuwe beleid snel vruchten zal afwerpen is nog niet duidelijk. Onze partners zetten inmiddels wel sterk in op het verhogen van de productiviteit van de lokale landbouwsector.

Door jongeren een algemene en praktische opleiding mee te geven worden voor hen nieuwe perspectieven geopend en zet de gemeenschap zich samen met de salesianen in om de vicieuze cirkel van kansarmoede te doorbreken. Meer nog, investeren in een goed opgeleide beroepsactieve bevolking is urgent voor het welzijn van álle Bolivianen. Het land heeft vaardige mensen nodig om nog een andere vicieuze cirkel te doorbreken – een cirkel die het land gevangen houdt in de rol van producent van zuivere (primaire) mineralen. Kostbare delfstoffen verlaten Bolivië eer de lokale bevolking de kans heeft gehad om die zelf te verwerken en zo de waarde ervan te verveelvoudigen. Voor het toekomstig welzijn van de Bolivianen is het van levensbelang dat daarin verandering komt.

Zo richtten de salesianen in Kami met een aantal ingenieurs een onderzoekscentrum op waar voortdurend wordt geëxperimenteerd met landbouwen veeteelttechnieken die aangepast zijn aan het barre klimaat van de bergen, de extreme hoogte en de steile oppervlaktes van het land dat bewerkt moet worden. Binnen de inheemse gemeenschappen worden ieder jaar enkele tientallen jonge boeren en boerinnen geselecteerd die gedurende enkele weken in dit centrum een opleiding volgen tot “landbouw- en veeteeltpromotor.” Samen met een groepje ingenieurs stellen ze tijdens de cursus een interventieplan voor plattelandsontwikkeling op, dat ze na het beëindigen van hun vormingstraject in hun eigen gemeenschap introduceren. Om de promotoren bij te staan en de gang van zaken op te volgen, reist een team van lokale technici voortdurend rond tussen de verschillende berggemeenschappen.

Blijven investeren in landbouwers Een tweede initiatief dat VIA Don Bosco in Kami steunt, betreft het opleiden van landbouwpromotoren. Ook daarmee wordt een zeer reële ontwikkelingsproblematiek aangepakt. Uit recente cijfers van het Internationaal Instituut voor Onderzoek naar voedselbeleid (Ifpri) blijkt dat ruim een kwart van de 10,4 miljoen Bolivianen aan chronische

Op deze manier worden capabele landbouwers opgeleid om een trekkersrol te vervullen in hun gemeenschap. Zo kunnen zelfs de meest geïsoleerde gehuchten mee genieten van de vruchten die de trainingen van onze partnerorganisaties afwerpen. Bovendien wordt er voortdurend poolshoogte genomen van de noden in de afgelegen Andesgemeenschappen waarvoor de salesianen zich inzetten. Het is ten slotte vooral dankzij de betrokkenheid van de bevolking zélf dat dit soort vormingsinitiatieven in het dagelijkse leven succes boeken. Zonder de actieve medewerking van de Andesbevolking kan er nooit op een duurzame manier – afgestemd op de lokale cultuur, tradities en levensritme – geïnvesteerd worden in het welzijn van de toekomstige generaties. Kaat TORFS ■

5


Ontwikkelingssamenwerking // Meten is Weten

Wat gebeurt er met het geld dat je geeft? Omdat we een beroep doen op de vrijgevigheid van overheidsinstanties, stichtingen, bedrijven en vele individuele schenkers, vindt VIA Don Bosco het belangrijk om alle donoren en donateurs, medewerkers en vrijwilligers ten minste één keer per jaar op de hoogte te brengen van wat gebeurde met de verworven fondsen. We onderschrijven niet voor niets de Ethische Code van de Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving. Net zoals de voorbije jaren blijven overheidssubsidies de belangrijkste inkomstenbron voor VIA Don Bosco. In 2011 zijn ze goed voor exact 54,29 procent van de totale inkomsten. De eigen opbrengsten bedragen 45,71 procent van de totale inkomsten. De belangrijkste bijdrage daarin is afkomstig van giften.

Dat is gekoppeld aan onze betrekkelijk lage kosten voor algemeen beheer (diensten en diverse goederen, personeelskosten, afschrijvingen, financiële kosten, uitzonderlijke kosten en diverse andere kosten). Zoals de taartgrafiek i.v.m. het kostenplaatje van 2011 weergeeft, is het merendeel van de kosten – welgeteld 84,32 procent – verbonden aan de realisatie van onze doelstellingen in het Zuiden. Al meer dan een decennium rolt er ieder jaar in de lente een overzicht uit ons boekhoudingssysteem van elk bedrag dat het jaar tevoren betaald werd aan het Zuiden. De cijfers in de tabel hiernaast zijn de som van de bedragen die, per land, van onze bankrekeningen vertrokken naar het Zuiden tussen 1 januari en 31 december 2011.

Voor projecten zonder medefinanciering gaat 98 procent van de binnengekomen giften naar het Zuiden; voor noodhulp is dat 90 procent; en in het geval van medefinanciering door de Belgische overheid of EU houdt

Jan DE BROECK & Peter GOOSSENS ■

Opbrengsten

KOSTEN

Andere werkingsopbrengsten 0,65%

Financiële opbrengsten 0,48%

Uitzonderlijke opbrengsten 0,02% Onttrekking aan de reserves 0,00%

Giften 43,45%

Subsidies DGD en EU 54,29% Subsidiesgemeenten, provincies en regio's 0,78%

6

VIA Don Bosco enkel de administratieve vergoeding die contractueel voorzien is.

Legaten 0,33%

Afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen 0,05%

Andere bedrijfskosten 0,26%

Diensten en diverse goederen 4,01% Personeelskosten 11,40%

Financiële kosten 0,02% Uitzonderlijke kosten -0,06%

Realisatie doelstellingen in het Zuiden 84,32%


AFRIKA Individuele landen

Sub-regio Afrika der Grote Meren Sub-regio Equatoriaal Afrika

Sub-regio Oostelijk Afrika Sub-regio Westelijk Afrika

TOTAAL AFRIKA

BETAALD BEDRAG Democratische Rep. Congo 893.464,53 Ethiopië 2.352,00 Madagaskar 436.406,25 Mauritius 196,00 Swaziland 79.000,00 Zuid-Afrika 59.944,41 Rwanda 59.257,10 Burundi 39.411,87 Oeganda 33.390,00 Kameroen 567.028,97 Centraal Afrikaanse Rep. 235.867,45 Gabon 14.264,00 Kenia 529.128,16 Tanzania 459.765,57 Ivoorkust 443.042,45 Burkina Faso 88.039,21 Senegal 20.000,00 Togo 8.481,90 3.969.039,87

MEDEFINANCIERING 454.039,38 412.990,95 79.000,00 543.028,97 1.764,00 467.778,16 456.439,00 433.572,45 2.848.612,91

ANDERE FINANCIERING 439.425,15 2.352,00 23.415,30 196,00 59.944,41 59.257,10 39.411,87 33.390,00 24.000,00 235.867,45 12.500,00 61.350,00 3.326,57 9.470,00 88.039,21 20.000,00 8.481,90 1.120.426,96

LATIJNS-AMERIKA & DE CARAïBEN Individuele landen Bolivië Brazilië Chili Colombia Costa Rica Dominicaanse Rep. Ecuador Guatemala Haïti Mexico Peru TOTAAL LATIJNS-AMERIKA & DE CARAïBEN

BETAALD BEDRAG 410.875,15 60.037,59 10.000,00 461.341,93 12.688,06 272.855,00 401.053,50 397.948,88 911.448,27 5.500,00 459.613,68 3.403.362,06

MEDEFINANCIERING 410.002,95 461.341,93 272.855,00 378.452,57 397.948,88 436.919,55 2.357.520,88

ANDERE FINANCIERING 872,20 60.037,59 10.000,00 12.688,06 22.600,93 911.448,27 5.500,00 22.694,13 1.045.841,18

AZÏE Individuele landen

Bangladesh India Nepal Pakistan Cambodja Filipijnen Oost-Timor

BETAALD BEDRAG 1.367,38 1.575.130,94 4.389,09 19.885,70 92.298,44 198.707,56 6.487,10 1.898.266,21

MEDEFINANCIERING 1.146.797,78 1.146.797,78

ANDERE FINANCIERING 1.367,38 428.333,16 4.389,09 19.885,70 92.298,44 198.707,56 6.487,10 751.468,43

Irak Libanon

BETAALD BEDRAG 9.300,00 2.136,40 11.436,40

MEDEFINANCIERING -

ANDERE FINANCIERING 9.300,00 2.136,40 11.436,40

9.282.104,54

6.352.931,57

2.929.172,97

TOTAAL AZIË MIDDEN-OOSTEN Individuele landen TOTAAL MIDDEN-OOSTEN ALGEMEEN TOTAAL

Wens je meer informatie of wil je ons steunen? Wend je tot Jan De Broeck en Peter Goossens, viadonbosco@ skynet.be, of tot Omer Bossuyt, voorzitter, voor vragen i.v.m. legaten. Onze volledige jaarrekening

wordt weldra gepubliceerd op onze nieuwe website, www.viadonbosco.org. Ondertussen vind je meer details over onze cijfers op www.donorinfo.be en op www.ngo-openboek.be.

7


Ontwikkelingssamenwerking // Madagaskar

Uit het grote boek van de kleine ondernemingen

Handigheid en concentratie wijzen op een eeuwenoude traditie.

8

Hoe kunst rijmt op stilte, vraag je niet aan de Foo Fighters of Bart Peeters. Probeer het eerder bij de jonge vrouwen die uren aan een stuk zitten te borduren in het atelier van de Mazzarelloschool te Manazary, 100 kilometer van Antananarivo, de hoofdstad van Madagaskar.

net iets te duur, tenzij voor huwelijksfeesten of jubilea. Zo hangt ook over de marktambities van Tahina en haar gezellinnen een wolk van stilte.

Hebben zij dan geen duizend-en-één nieuwsjes van het dorp of de omgeving uit te wisselen? Valt er hier in dit heuveldorp niets te roddelen? Dorothée, Tahina, Nathalie en nog vijf jonge vrouwen zitten geconcentreerd te borduren op het witte doek voor hun ogen. Hun handigheid en concentratie verraden een oude traditie. De ene naald kleurt oranjerode tinten op een bloem, de andere de paan van een maniok stampende moeder en nog een andere het blauwe luik van een typisch Malagassisch huisje. Kunstig, zeker weten. Alleen, wie zal deze tafelkleden, servetten of sierdoeken kopen? Toeristen komen er minder en minder voorbij (het land kende de jongste jaren iets te veel politieke turbulenties), de Europese vrienden van de vazaha’s (de buitenlanders op dit Grote Eiland) werden er al mee overladen en voor de Malagassiërs zijn deze zaken

Maar hoe zou het ook anders kunnen in dit grote dorp van 30.000 inwoners waar iedereen leeft van landbouw en veeteelt? In een streek, op een tweetal uur rijden van de hoofdstad, waar drinkwater en elektriciteit niet vanzelfsprekend zijn. In Antananarivo ligt dan ook voor vele jongeren van Manazary en omstreken (twee op drie mensen zijn er jonger dan 20 jaar) het veelbelovende land. De meeste generatiegenoten van Dorothée, Tahina en Nathalie zien het niet langer zitten om rijst, maïs of groenten te telen, te vissen of dag in dag uit op de markt te staan met hun schamele koopwaar. Werken op een bureau (o ja, graag een reisbureau), met een PC (liefst met internetverbinding) en wie weet, voor de meisjes, een vazaha aan de haak slaan. Daar, in de hoofdstad, lonkt het Lieve Lange Leven.

Het beloofde land


Nochtans stelden de zusters van Don Bosco de jongste 20 jaar veel in het werk om Manazary een nieuw aanzien te geven. Sedert 1994 groeide er een katholieke missie met alles erop en eraan. Een parochie met een lagere en middelbare school, een dispensarium en ook een beroepsschool eraan verbonden. De vorige directrice, de Poolse Krystina Soszynska, vertelde mij: “Zoveel was er te doen voor de families, in het bijzonder voor de kinderen en jongeren. Maar het was optornen tegen ouders die vonden dat hun dochters beter thuis meewerkten, ons niet laten ontmoedigen door de onverschilligheid van de vaders. Armoede maakt vooruitkijken naar de toekomst niet gemakkelijk.”

Felasoa Felasoa Rasoavololona is 19 en heeft zin in een praatje aan de rand van het basketterrein. Na de lessen en in het weekend hangt ze hier graag rond. Om te sporten, zeker, maar meer nog om te babbelen, met vriendinnen elkaars haren te vlechten. En als de zusters ook graag hebben dat ze op zondagochtend in de mis zijn, geen probleem. “Trouwens,” zegt ze, “aan God valt niets te verwijten.” Ook niet aan haar ouders, vindt ze. Haar vader is vlechter, maakt slaapmatten, hoeden en handtassen met rafia. Haar moeder verkoopt dat handwerk en zorgt voor het huishouden. Maar ze zijn met zes kinderen thuis en het is er tot op vandaag elk voor zich en God – die niets te verwijten valt – voor allen. Dus al bij al viel dat best mee, zeg ik haar. “Ja,” zucht ze, terwijl ze op de punt van haar potlood zuigt, “alleen was het niet zo leuk, een beetje te vroeg, toen Jocelyn geboren werd.” Stilte. “Eh, ja, een ongelukje.” Ze schraapt haar keel. “Mijn vader was in alle staten, mijn moeder zweeg vele dagen, toen ze hoorden dat ik zwanger was. Mettertijd luwde de storm en kon ik thuis blijven tot aan de geboorte. Dat is nu twee jaar geleden.” Ondertussen zit Felasoa in de opleiding kleding. Ze hoopt volgend jaar te mogen aanschuiven aan de tafels met de borduursters. “Het is hier wel goed,” verzekert ze mij nog als enkele vriendinnen haar komen opeisen om mee te slenteren, “de leerkrachten vallen mee, de naaimachines zijn in goede staat en ze kijken hier zelfs voor je uit naar een plek waar je later zou kunnen werken. We bezochten twee weken terug een groot atelier in Miarinarivo. Dat was tof.”

Kun je van borduren garen spinnen? Die zoektocht voor en met de meisjes en vrouwen naar werk en naar een waardig inkomen is ook de opdracht van Tina Michel Rasoloharimahefa. Hij is coördinator van het arbeidsbureau binnen de Mazzarelloschool. Goed dat ik hem met Michel mag aanspreken, in Madagaskar zijn de klinkerrijke familienamen een hachelijke onderneming. “Met de steun van

Kunst rijmt ook met werken om goed te leven.

VIA Don Bosco begeleiden wij de meisjes die hier afstuderen in kleding, informatica en ook in broderie. Bij die derde groep kijken wij uit dat ze zich niet zomaar laten inpalmen en uitbuiten door de textielbedrijfjes van de vrijhandelszone in Antananarivo. Daar is gemakkelijk werk te vinden maar het gaat er hard aan toe: weinig betaald en ver weg van de familie.” Wat doet hij om die exodus tegen te gaan? “Zoals Felasoa je al vertelde: we bezoeken ateliers, bedrijfjes in deze regio waar borduren en ‘smok’ – geplooide stof, met borduurwerk samengehouden – een lange traditie hebben. We proberen een aantal meisjes, vrouwen een stage te laten lopen en de beste krijgen na hun opleiding de basisaccessoires mee zodat zij een eigen ateliertje kunnen beginnen.” Dat Michel het bij het rechte eind heeft blijkt uit het relaas van Célestine, die met mij na het bezoek aan Manazary terugkeert naar de hoofdstad. Zij is 32, alleenstaande moeder met twee zoontjes en ze borduurt in zo’n geduchte vrijhandelszone van Antananarivo. “Ik heb geen andere keuze. Als het tekenpatroon niet te gecompliceerd is, kan ik per dag een viertal stukjes afwerken. Moeilijkere motieven vragen een hele dag. Per stuk krijg ik 1.000 Ariary, een halve euro. Als het goed meezit verdien ik al eens 6.000 Ariary. Zo spaar ik net genoeg om Njara en Nelson eten te geven en ze naar de lagere school te kunnen laten gaan.” Of hoe kunst niet alleen met stilte maar ook met overleven zou kunnen rijmen. Al blijven de zusters van Don Bosco Manazary hard geloven en werken dat ze daar met hun beroepsopleidingen verandering kunnen in brengen.

Marc VAN LAERE ■ 9


Ontwikkelingseducatie // School-to-School

Spreken mét India

De Indische leerlingen bleken weinig schroom te hebben om voor een groot publiek te spreken. Zouden Ónze leerlingen dit aandurven?

Eén van de projecten waarbij VIA Don Bosco leerkrachten en jongeren uit België en het Zuiden dichter bij elkaar brengt heet School-to-School (s2s). Bij een s2s-project gaan een school uit het Zuiden en een school in België een partnerschap van meerdere jaren aan waarbij ze ervaringen delen en activiteiten uitbouwen rond thema’s en doelen die ze samen gekozen hebben.

Zuiden krijgen dat genuanceerder is dan wat ze bijvoorbeeld op televisie zien. Persoonlijke contacten met “het Zuiden” wakkert solidariteit aan die broodnodig is in onze huidige wereld. Leerkrachten spelen een belangrijke rol in dit proces. Bij de zoektocht naar een sensibiliseringsproject voor de leerlingen krijgen leerkrachten daarom ook de kans hun eigen beeldvorming bij te stellen.

Bij het begin van dit schooljaar beslisten vijf Belgische scholen om het s2s-voorbereidingsjaar aan te vatten: de drie scholen van de campus Don Bosco Haacht, het Don Boscocollege uit Zwijnaarde en het Lutgardiscollege uit Oudergem. Uit hun leerkrachtenteams werden telkens een aantal afgevaardigden gekozen die tijdens de voorbije krokusvakantie op “prospectie” mochten naar Chennai, de vierde grootste stad van India. Met begeleiding van VIA Don Bosco en van het ontwikkelingsbureau ter plaatse, gingen de leerkrachten op zoek naar een geschikte partnerschool.

Enkele vooroordelen werden reeds bij de eerste schoolbezoeken doorprikt. Zelfs al ben je pas voor de eerste keer in India, toch heeft iedereen op voorhand een bepaald beeld opgebouwd van de “andere.” De blog die we bijhielden, liegt er niet om: “Aangezien de hoofddoelstelling van ons bezoek bestond uit contacten leggen met heel wat partnerscholen uit het netwerk van VIA Don Bosco, hield ons team zich aan een strak schema. In tegenstelling tot onze vermoedens, waren de Indiërs zeer stipte mensen. En de voorbereidingen die men in elke school deed, overtroffen al onze verwachtingen!”

Beeldvorming bijsturen

Een ander beeld dat moeilijk uit onze hersenen weg te branden valt, is het beeld van de arme Indiër, de noodlijdende inwoner van een ontwikkelingsland. En toch is India economisch aan het boomen en zien we talrijke welgestelde Indiërs in ons eigen land aan het werk in de IT-sector. Hoe

Het uiteindelijke doel van een s2s-project is jongeren sensibiliseren: ervoor zorgen dat de leerlingen van de deelnemende Belgische scholen een realistisch beeld van het

10


valt dit in overeenstemming te brengen met het beeld van het arme Indische straatkind uit één of andere aflevering van Terzake? Dit beeld zegt ook veel over hoe we met z’n allen de relatie Noord-Zuid bekijken. Had “de derde wereld” de laatste decennia zichzelf niet in de nesten gewerkt met corrupte regeringen en interne twisten? Lagen hun economieën niet allemaal plat op de buik? We kregen de kans om de grote tegenstelling tussen arm en rijk binnen de Indische maatschappij van dichtbij waar te nemen. De grote contrasten qua schoolinfrastructuur binnen India zijn daarvan een weerspiegeling. De schoolgebouwen van de meer gegoede scholen verschillen niet van de onze. De rijkste school had zelfs een grote bibliotheek met uitsluitend e-books. Toegang tot internet was daar alvast geen probleem. Boeiende conversaties met Indische leerkrachten vloeiden eruit voort! Door niet alleen te spreken óver maar ook mét het Zuiden ontstaan wederzijds begrip en respect. “Tijdens de individuele gesprekken met leerkrachten, merkten we ook dat zij enorm benieuwd waren naar onze Belgische onderwijsmethodes. De leerkrachten en leerlingen die we ontmoetten stelden enorm veel vragen.” Ook aan Indische zijde bleken er namelijk heel wat misverstanden te bestaan over België.

gastvrijheid van de mogelijke partnerscholen was bijvoorbeeld niet altijd even gemakkelijk. “In de scholen ontving men ons hartelijk en toonden de leerlingen enorm veel blijdschap en dankbaarheid. In het begin voelde de aandacht erg onwennig, omdat we nog niets hadden gedaan om hun respect te verdienen.” Onder de Belgische leerkrachten werd een stevige discussie gevoerd over hoe ze zich zouden gedragen op het moment dat zij volgend jaar de Indiërs ontvangen. Organiseren we een vergelijkbaar reuzefeest met een uitbundig ontvangstcomité of blijven we toch liever onszelf, die ietwat introverte (maar daarvoor zeker niet minder vriendelijke) Belg? De vaak enorme contrasten tussen “ons” en “hen” stemden tot nadenken. Vol ongeloof tuurden we naar de overvolle klaslokalen. In India is het niet ongewoon dat er een zeventigtal leerlingen in één klas zitten. Orde en tucht zijn dan ook noodzakelijk tijdens de lessen; er wordt voornamelijk ex-cathedra gedoceerd. En zelfs in gemengde klassen zaten meisjes en jongens altijd gescheiden. Maar zijn verschillen niet gewoon makkelijker waar te nemen dan gelijkenissen? Wanneer we tijdens de speeltijd de kans kregen om de leerlingen te ontmoeten, bleek dat er veel minder verschillen waren tussen de jongeren van beide continenten.

Eigen cultuur in vraag gesteld

Wat brengt de toekomst?

De eerste indrukken voorbij, begonnen vele leerkrachten een vergelijking te maken met hun eigen schoolcontext. Iedereen was onder de indruk van de assertiviteit van de leerlingen en hun durf om voor een groot publiek te spreken: “Vervolgens werden de Indische leerlingen uitgenodigd om ons vragen te stellen en kregen ze de kans om te pronken met hun zang- of danstalent. Ze bleken weinig tekenen van schroom te vertonen.” Zouden ónze leerlingen dit aandurven?

Deze groep leerkrachten is klaar om de schouders te zetten onder het België-India s2s-project. Er werden in elk geval enkele vooroordelen doorgeprikt en India kreeg “een gezicht.” Het leerproces is voor zowel de Indische als Belgische leerkrachten officieel begonnen, de eerste contacten werden gelegd en de wil om zichzelf en de eigen cultuur in vraag te stellen is overduidelijk aanwezig. De volgende taak is het overtuigen van collega’s en het betrekken van de leerlingen. Want daar draait het toch allemaal om: het uitlokken van een zelfde leerproces bij de leerlingen.

De confrontatie met onze eigen cultuur liep als een rode draad door de kennismakingsreis. Omgaan met de uitbundige

Tine BLOEMEN en Bram VAN HAVER ■

Voor volgend schooljaar zijn we op zoek naar Belgische scholen die geïnteresseerd zijn in een s2s-project met scholen uit Lubumbashi, DRC. Net als bij s2s BelgiëIndia, willen we een of twee werkgroepen regelmatig laten samenkomen om de kennismakingsreis voor leerkrachten voor te bereiden, na te denken over het s2s-format en ervaringen te delen. Wil je er graag bij zijn? Zowel Nederlandstalige als Franstalige scholen kunnen zich aanmelden.

11


Ontwikkelingseducatie // Interview met Tine Winnelinckx

De smalle weg van beroeps naar Afrika Hoe kwam jij aan zo’n thema? Om te beginnen van thuis uit. Mijn tante is verantwoordelijke van een wereldwinkel en mijn ouders staan in het onderwijs. En toen de gemeente Kortenberg, waar ik toen woonde, een stedenband met Paramaribo in Suriname kreeg, had ik als jongere al de kans om daarheen te reizen. En zoals je nog hoort: sedertdien heeft de microbe me niet meer losgelaten. Toen ik in Brussel orthopedagogie studeerde, beleefde ik een buitenlandse stage van een viertal maanden in Burkina Faso. Ik hielp er mee als begeleider in een schooltje voor kinderen met een fysieke en mentale handicap in Ouagadougou, de hoofdstad. Nadien begon ik agogische wetenschappen te studeren, met een stage bij 11.11.11. Na het Zuiden in Suriname en Burkina Faso verschoof mijn aandacht naar de “noordkant” van ontwikkelingssamenwerking, meer in het bijzonder naar de sensibilisering van Brusselse gemeenten. Al bleef ik niet alleen aan mijn studietafel hangen. Ik begeleidde in mijn vrije tijd een inleefreis naar Burkina Faso met een groep uit Sint-Niklaas en ondersteunde een Molenbeekse jeugd­ beweging. En tot slot, na agogiek, studeerde ik nog een jaartje “Conflict and Development” in Gent. Voor wie nog zoekt naar een uitdaging voor volgend schooljaar: wij zoeken opwarmers en dynamo’s voor leerkrachten en leerlingen van technisch- en beroepsonderwijs om ze enthousiast te maken voor “het Zuiden.” Het is al geen sinecure bij al die slimme (?) jongens en meisjes van het algemeen secundair, het is gewoonweg diepzeeduiken bij schoolsecties waarvan de namen klinken als te vermijden afdelingen in een ziekenhuis: BSO, TSO, BuSO en CDO. En toch. Aangezien VIA Don Bosco zich in ontwikkelings­ samenwerking profileert als ngo die het technisch- en beroepsonderwijs in Afrika, Azië en Latijns-Amerika stimuleert, willen wij ook in Vlaanderen en Wallonië dit ruime, onderschatte en ondergewaardeerde schoolpubliek betrekken. We zijn daar al enkele jaren mee bezig, maar willen toch nog bijleren. Zo gingen wij aankloppen bij Tine Winnelinckx, 30, die haar thesis voor agogische wetenschappen schreef onder de ronkende titel “Stimulansen en belemmeringen voor procesgerichte mondiale vorming in het beroepssecundair onderwijs.”

12

En vandaag? Momenteel werk ik als projectmedewerker bij VIVO, een organisatie die projecten opzet in de sociale sector rond diverse thema’s als diversiteit, levenslang leren en de aansluiting tussen het onderwijsveld en de arbeidsmarkt. Daarbij werken we o.a. projecten uit om de beeldvorming rond bepaalde sociale beroepen te verbeteren of subsidiëren we kortgeschoolde jongeren die hun eerste stappen zetten in de sector. Mooi. Terug nu naar jouw eindwerk agogiek. Hoe pakte je dat aan? Ik interviewde daarvoor in 12 verschillende beroepsscholen leerkrachten PAV (project algemene vakken), levensbeschouwing en praktijk. Die leerkrachten zullen jou bevestigd hebben dat BSO-leerlingen, bij uitbreiding vele leerlingen


van het beroeps- en technisch onderwijs, een moeilijke doelgroep zijn om warm te maken voor ontwikkelingssamenwerking?

Dat alles op voorwaarde dat een leerkracht eerst de smaak te pakken krijgt om iets met het thema te doen?

De meeste leerkrachten gaven dit inderdaad aan. Zeg maar dat het jongens en meisjes zijn die voor vele zaken sneller uit de boot vallen. Uit een onderzoek van de socioloog Marc Elchardus komt naar voren dat deze jongeren gemakkelijker zwart-wit denken, minder interesse tonen voor de politieke en maatschappelijke actualiteit. Ook het patroon van hun vrijetijdsinvulling verschilt wel wat van dat van jongeren die algemene vorming krijgen. Dat betekent in concreto dat deze jongeren zich doorgaans minder in vrijwilligerswerk engageren, laat staan dat ze zouden te interesseren zijn voor ontwikkelingshulp. Maar in die beroepsscholen zelf liggen er ook uitdagingen. De leerlingen moeten buiten de gewone theoretische en praktische lessen nog stages lopen, waardoor er opnieuw minder tijd overschiet om met “educatief materiaal” bezig te zijn. Hun leerkrachten zelf spelen ook een rol. Vaak zijn het mensen die zelf uit de beroepspraktijk komen of mannen en vrouwen die in hun vooropleiding nog nooit geconfronteerd werden met “mondiale vorming,” laat staan de integratie ervan in hun vakken. Geef toe, het ís niet gemakkelijk.

Dat is het. Volgens mij begint alles uit eigen ervaringen van mensen. Was ik niet naar Suriname geweest, dan was ik misschien een hele andere weg ingeslagen. Ook hier begint het dus met iets dat je meemaakt, iets dat of iemand die je raakt. Daarom is het hoogst belangrijk dat de Noord-Zuidproblematiek op de één of andere manier tastbaar gemaakt wordt in de klas. Getuigenissen van mensen die in het Zuiden geweest zijn. Of nog beter: concrete aanknopingspunten met het Zuiden in je klas of gemeente zoeken. Er zijn misschien wel nieuwkomers die de leerlingen kennen, mensen die kunnen vertellen over het traject dat ze doormaakten.

Hoe zouden die leerkrachten kunnen worden ondersteund? Vergeet niet: leerkrachten worden sowieso al overspoeld door heel veel extra vragen en educatief aanbod. Daarom moet wat jullie met VIA Don Bosco of andere ngo’s aanbieden, vlot in te passen zijn in de lessen. Om het gevoel te vermijden dat “ook dát er nog eens bijkomt.” Ideaal is natuurlijk wanneer leerkrachten vanuit zichzelf al geëngageerd zijn of meevoelen met Noord-Zuidthema’s. Dat is een droomscenario voor het vak PAV dat veel vrijheid laat om de lesuren in te vullen. Bij de praktijkleerkrachten ligt het heel wat moeilijker. Zij moeten zich in eerste plaats concentreren op het aanleren van praktische vaardigheden. Daar komt dan ook de stage bij kijken. Toch zijn er in principe wel heel wat linken met het Zuiden te leggen in praktijkvakken. Bij houtbewerking kun je bijvoorbeeld stilstaan bij de herkomst van het hout: Brazilië, Congo, Indonesië? Bovendien hebben vele leerkrachten graag materiaal “op maat” van hun leerlingen. Geen te hoge doelstellingen, niet te veel leerstof in één keer (zeker BSO leerlingen hebben de leerstof graag in afzonderlijke delen), afwisseling in de werkvormen, waarom niet wat competitie-elementen? Als het maar drempelverlagend werkt.

Naar het Zuiden gaan, heeft zeker een groter effect.

Naar het Zuiden op reis, op inleefreis gaan heeft zeker een groot effect. Maar hier is het vaak moeilijker om BSOscholen mee te krijgen: die reizen vragen een budget dat niet vanzelfsprekend is voor de ouders van deze leerlingen. Zo is het maar net, weet VIA Don Bosco uit ervaring. We zijn daarom steeds op zoek naar mogelijkheden om onze activiteiten en projecten laagdrempelig te houden, ook op het gebied van prijs. Katrien DE WILDE ■

13


DeWereld.be // Internationale Dag voor Inheemse Volkeren

Bedreigd door de beschaving Onze partners spannen zich in Het thema-artikel vooraan in dit nummer belicht het werk dat onze Boliviaanse partners leveren om de toekomstmogelijkheden van de Quechua en Aymara te verbeteren. Maar ook in andere landen zet de Don Boscofamilie zich in voor de rechten van inheemse volkeren. Zo vragen de salesianen in Guatemala aandacht voor het lot van de Q’eqchigemeenschappen. In Assam, in Noordoost-India werken de salesianen en zusters van Don Bosco samen met de Adivasi’s, de inheemse stammen die tewerkgesteld zijn op de uitgestrekte theeplantages waarvoor de streek bekend staat.

Het behoud van de eigen cultuur gaat om zoveel meer dan nostalgie.

Exact dertig jaar geleden, op 9 augustus 1982, hield de Werkgroep over Inheemse Populaties van de Verenigde Naties (VN) in Genève haar eerste vergadering. Hiermee werd het startschot gegeven voor een blijvende aandacht voor de rechten van inheemse volkeren op hun land, cultuur en erfgoed. Eénmaal per jaar staat het lot van deze inheemse volkeren “extra” in de kijker. En dat blijkt broodnodig. Een VN-rapport van 2010 stelt bijvoorbeeld dat hoewel inheemse volkeren slechts vijf procent van de wereldbevolking uitmaken, ze toch 15 procent vertegenwoordigen van alle mensen die in extreme armoede leven. Deze armoede wordt rechtstreeks veroorzaakt door het verlies van land aan privébedrijven die vaak de steun van de overheid krijgen. Vaak zijn de organisaties die het opnemen voor Inheemse Volkeren niet gekant tegen de ontwikkeling van dat grondgebied. Ze eisen wél dat dit moet gebeuren met respect voor de bio- en sociale diversiteit van een gebied, met respect voor de kennis, tradities en levenswijze van de inheemse bewoners en vooral ook met hun inspraak. De salesianen in Paraguay gaven alvast het goede voorbeeld: zij hebben 1069 hectaren grondgebied teruggeschonken aan het Ayoreo-volk.

14

Een greep uit de recente berichten uit ons wereldwijde netwerk toont aan dat onze partners zich op heel diverse wijzen inzetten voor inheemse volkeren: de Indiase salesiaan Joseph Pulinthanath regisseerde enkele jaren geleden de film “Yarwng” (“Roots,” in het Engels), een beklijvende aanklacht over de gedwongen verhuizing van de inheemse bevolking van de deelstaat Tripura die plaats moeten ruimen voor een elektriciteitsproject. De film is niet alleen een vorm van protest, maar ook een hommage aan de Kokborok en hun taal. Eind vorig jaar stelde Javier Herran, rector van de salesiaanse universiteit in Quito (Ecuador) het woordenboek “Achuar-Spaans” voor. Dit woordenboek kwam tot stand na onderzoek in het Waskentzagebied, een regio waar de salesianen actief zijn. Padre Herran beklemtoont dat het behoud van de Achuartaal gepaard moet gaan met een behoud van hun leefgebied en dat een woordenboek niet gericht mag zijn op een academisch of nostalgisch verlangen naar datgene wat verdwijnt. Het moet bijdragen aan de communicatie met en de waardering van dit volk. Reeds in 1923 overhandigde Deskaheh, het stamhoofd van de Cayuga een document aan de pas opgerichte Volkerenbond. Het droeg de titel “The Redman’s Appeal for Justice.” Bijna 200 jaar later verdienen de inheemse volkeren nog steeds onze aandacht ... en niet alleen op 9 augustus. Eric JORIS ■


Evenement DeWereld.be // Op de Agenda

4 weekends van juni: Vorming Ontwikkelingssamenwerking

29-30 juni: Internationale Conferentie over Rwanda

De Infocyclus biedt een overzicht van het reilen en zeilen op vlak van internationale samenwerking en NoordZuidverhoudingen. De weekends hebben betrekking op onderwerpen zo gevarieerd als de internationale economische context, antropologie, milieu, humanitaire hulp, activiteiten van ngo’s enz. Waar? Brussel. Georganiseerd door: BTC.

In het kader van de 50ste verjaardig van de Rwandese onafhankelijkheid stelt deze conferentie recente onderzoeksresultaten voor rond thema’s als lokale machtsdynamieken en de zoektocht naar waarheid en rechtvaardigheid in politiek moeilijke, zelfs gevaarlijke, omstandigheden. Waar? Antwerpen. Georganiseerd door? IOB, 11.11.11 en Broederlijk Delen.

Voor meer informatie: http://www.btcctb.org/nl/praktische-informatie

Voor meer informatie: http://www.mo.be/agenda/international-conference-rwanda-below

Augustus: Animatiecel Oostende op twee wielen naar de Camargue In augustus luidt het startschot voor de jaarlijkse sponsortocht van de Animatiecel Oostende. Frits Vandecasteele, 74, zal met de fiets de 1.295 km tussen Oostende en SaintesMaries-de-la-Mer afleggen. Na ettelijke sponsortochten per Solex en brommer, houdt de expeditie dit jaar dus een extra uitdaging in. De voorbereidingen zijn natuurlijk al begonnen. Het sponsorgeld zal gebruikt worden ter ondersteuning van de Don Boscoschool in Galabadja, één van de armste wijken van Bangui (Centraal Afrikaanse Republiek). Bedoeling is om de school uit te rusten met handboeken voor wiskunde, wetenschappen en taal én met leesboeken want thuis hebben de kinderen van Galabadja geen leesvoer voor

handen. De bijdrage die hun ouders kunnen leveren op vlak van schoolgeld volstaat niet om de nodige schoolboeken te vernieuwen. Wil je één of meer kilometers steunen? Dat kan, voor 5 EURO per km. Storten kan op het rekeningnummer BE84 4358 0341 0159, KREDBEBB van VIA Don Bosco, Leopold II-laan 195, 1080 Brussel—met de vermelding Frits –RCA. Om deelgenoot te worden van de belevenissen van Frits Vandecasteele is er “Een rugzak vol verhalen.” Die geanimeerde voordracht kan je boeken per telefoon: 059/80.25.17.

Hoofdredacteur: Maud SEGHERS – Eindredacteur: Marc VAN LAERE – Redactieraad: Omer BOSSUYT, Katrien DE WILDE, Arnoud FESTJENS, Eric JORIS – Lay-out: Pierre VANDEVIVERE – Druk: GEERS OFFSET, Oostakker Verantwoordlijke uitgever: Omer BOSSUYT, Leopold II-laan 195, B-1080 Brussel Is uw adres onjuist of bent u verhuisd? Gelieve dit te melden aan VIA Don Bosco, Adressenadministratie, t.a.v. Jan De Broeck en Peter Goossens, Leopold II-laan 195, B-1080 Brussel. Dat kan ook per telefoon: + 32 (0)2 427 47 20 of per e-mail: viadonbosco@skynet.be. Overeenkomstig de wet van 8 december 1992, die de bescherming van de persoonlijke levenssfeer regelt, werd uw naam opgenomen in ons adressenbestand. We gebruiken deze gegevens alleen voor de verspreiding van informatie inzake onze activiteiten. U heeft onbeperkt toegangs- en correctierecht van de door ons over u bewaarde informatie.

Partners:

Vereniging voor Ethiek in de Fondsenwerving

Wil je ons steunen? VIA Don Bosco Reknr.: 435-8034101-59 IBAN: BE84 4358 0341 0159 BIC: KREDBEBB

Sponsors:

15


Wereldburgerschap en sociale mobiliteit

VIA Don Bosco ondersteunt organisaties in Afrika, AziĂŤ en LatijnsAmerika. Deze zetten in op het verbeteren van de beroeps- en sociale vaardigheden van kansarmen, en hun begeleiding naar de arbeidsmarkt. Via ontwikkelingseducatie slaan we een brug tussen BelgiĂŤ en ons netwerk van partners in het Zuiden. Zo dragen we ertoe bij dat jongeren wereldwijd opgroeien tot wereldburgers. www.viadonbosco.org


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.