NL
de ravensteingalerij, de verticale schakel binnen de stad
O
ntstaansgeschiedenis
Deze overdekte galerij is ongetwijfeld minder bekend dan de galerijen in de benedenstad en kent een vaste groep bezoekers, die in feite hoofdzakelijk uit pendelaars bestaat. De Ravenstein is dan ook van recentere datum dan de andere galerijen. Het huidige gebouw is terug te vinden op de locatie van de vroegere residentie het «Granvellepaleis», een voornaam herenhuis in renaissancestijl dat halverwege de 16de eeuw werd gebouwd en waarvan het hotel Ravenstein het laatste restant is. Een goed moment om ons geheugen even op te frissen en de galerij te plaatsen: in deze wijk bevonden zich vroeger (en tegenwoordig trouwens nog steeds) de regering en het hof, een beetje hoger gelegen in de buurt van het Koningsplein en het Paleizenplein. De benedeningang van de Ravensteingalerij, in de Kantersteen, bevindt zich op de plaats van het vroegere voorplein dat, zoals geweten, een uitbreiding vormde uit de 19de eeuw die te danken was aan de Université libre de Bruxelles. Antoine Perrenot de Granvelle was niet de eerste de beste: hij was een kardinaal en diplomaat afkomstig uit de Franche-Comté, een regio die toentertijd behoorde tot het Duitse Rijk. Hij diende eerst als raadgever aan het hof van keizer Karel V en werd vervolgens de adviseur van zijn zoon Filips II en van Margaretha van Parma, de landvoogdes van onze regionen. Het Granvellepaleis is evenwel niet uit het niets verschenen en dankt zijn bestaan aan de samenvoeging van twee prestigieuze herenhuizen die eigendom waren van hoge functionarissen van het rijk.
ject met het oog op de inrichting van het huizenblok dat de Ravensteingalerij herbergt. Enkel deze laatste opdracht werd niet tot een goed einde gebracht, maar vormde wel de inspiratie voor het project dat werd uitgewerkt door de gebroeders Dumont. De Ravensteingalerij werd tussen 1954 en 1958 opgetrokken door «L’Immobilière Electrobel», een afdeling van Electrobel, «Compagnie Générale d’Entreprises Electriques et Industrielles», en de voorloper van Electrabel, historisch leider op de Belgische energiemarkt. De plannen werden uitgetekend door de architecten Alexis en Philippe Dumont. Alexis is eveneens verantwoordelijk voor de bouw van het iets lager gelegen Shell-gebouw. Hij werkte hiervoor samen met Marcel Van Goethem en voltooide de bouw in 1934.
A
rchitectuur en decor
De structuur van het gebouw bestaat dan wel voornamelijk uit gewapend beton, maar de algemene beleving tijdens een wandeling door deze plek is toch eerder nauw verbonden met de overvloedige lichtinval: het kernidee van Horta. Het licht is namelijk alomtegenwoordig door de talloze glazen tegels in het dak. De architecten hebben gekozen voor de internationale stijl, waarbij de voorkeur uitgaat naar soberheid (weinig tot geen decoratie) en regelmaat. Dit zien we terug in het gebruik van materialen zoals beton en glas — hier meestal in de vorm van blokken. Het grootste probleem waar dit architectenduo mee te kampen had tijdens het ontwerp was het niveauverschil van ongeveer tien meter op de gekozen bouwplaats. De oplossing werd gevonden in de vorm van een lichtschacht, een referentie aan de oude middeleeuwse put die daar in vroegere tijden was aangelegd, bestaande uit monumentale trappen omgeven door een cirkelvormige galerij.
Nadat het Paleis op de Koudenberg (gelegen op de Koudenberg, nabij het Koningsplein) in 1731 in vlammen opging, bood het Granvellepaleis onderdak aan de zetels van de Geheime Raad, het voornaamste overheidsorgaan van de Nederlanden en de bevoegde instantie inzake justitie en wetgeving, en van de Raad van Financiën. Het Franse regime richtte het paleis aan het einde van de 18de eeuw in als militair ziekenhuis, waarna er achtereenvolgens een academie (1827) en de Université libre de Bruxelles (1842-1928) in werden ondergebracht.
In het centrum van deze rotonde met een diameter van 23 meter, bedekt met een imposante betonnen koepel ingelegd met glasblokken, stond tot in 2006 een fontein in keramiek van 3,5 meter hoog, ontworpen door Olivier Strebelle en gebouwd in 1955. De fontein geeft «De ontvoering van Europa» weer, een belangrijk iconografisch thema dat verwijst naar de verleiding van de prinses Europa door Zeus, die haar meeneemt op zijn rug in de gedaante van een stier. De constructie is tevens een referentie aan de grote verdragen van de jaren 50 die aan de basis lagen van Europa. Het beeld werd later gevandaliseerd en verwijderd.
Deze locatie ging jammer genoeg ten onder aan het bouwprogramma in het kader van de aanleg van de Noord-Zuidverbinding, dat bestond uit de bouw van het Centraal Station en de inrichting van de omgeving. Ondanks het feit dat dit nieuwe station reeds voor de Eerste Wereldoorlog was gepland, vond de inhuldiging pas plaats in 1952. Tussen 1920 en 1930 vormde deze wijk zo’n beetje het exclusieve jachtterrein van Victor Horta. Hij werkte er immers aan drie aanpalende stadsprojecten: het Paleis voor Schone Kunsten, het Centraal Station en een pro-
© KIK-IRPA, Brussel
We willen graag ook even het licht werpen op enkele artistieke toetsen die hier en daar zijn aangebracht binnen de galerij: kleurrijke plafondschilderingen en mozaïeken aan de ingang van de Kantersteen. De galerij werd in 2009 op de erfgoedlijst geplaatst.
P
arcours en omwegen
De galerij loopt evenwijdig aan de Kunstberg en vormt een belangrijke schakel voor voetgangers die de boven- en benedenstad met elkaar verbindt. Oorspronkelijk werd de galerij ontworpen om er 81 handelszaken, een cinemazaal en 12000 m² aan kantoorruimte in onder te brengen. De galerij bestaat uit 4 verdiepingen. De bovenste verdiepingen worden voornamelijk ingenomen door kantoren; er zijn vier kantooringangen op de benedenverdieping (aan de kant van de Kantersteen), terwijl de ondergrondse verdiepingen vooral bestaan uit parkeerplaatsen en een tankstation. «Vanuit de parkeergarages hebben automobilisten via een lift rechtstreeks toegang tot hun werkplek. In de huidige en toekomstige conjunctuur zijn deze voorzieningen een geweldige oplossing voor de problemen met het stadsverkeer die zich voordoen in het hart van Brussel, en dan meer bepaald in de Kantersteen, die een drukke zakenwijk is geworden en een knooppunt vormt voor het spoor- en luchtverkeer door het land.» Le Soir, 14 februari 1958. De bovengenoemde middeleeuwse put, de «Grote Pollepel» (in het Frans gekend als «Grande Louche» of «Grande Cuiller à Pot») was in werkelijkheid een waterreservoir dat het overtollige water uit de hoger gelegen stadsdelen verzamelde en vervolgens de benedenstad bevoorraadde via verscheidene fonteinen, waarvan er een uitmondde in de binnenplaats van het stadhuis op de Grote Markt. In 1956 toen de galerij in volle bouw was, rees de vraag of dit monument op zijn oorspronkelijke plaats moest blijven; dat zou hebben betekend dat het zijn verdere dagen had moeten slijten in het midden van een garage... Uiteindelijk werd besloten de put te verplaatsen naar het park van het Egmontpaleis, waar het vandaag nog steeds kan worden bezichtigd in een hoekje van het park. De Ravensteingalerij is in extremis afgewerkt voor Expo 58, de eerste wereldtentoonstelling na de Tweede Wereldoorlog. Het evenement moet vermoedelijk worden gezien als een van de grote drijfveren achter de moderniseringswerken die een meer hedendaags gezicht moesten geven aan de hoofdstad. Het was trouwens niet de bedoeling om zich slechts te beperken tot de locatie van de tentoonstelling (de Heizel): daarnaast moest ook het centrum van de stad onder handen worden genomen.
www.visit.brussels copyright: Archives de la Ville de Bruxelles