Hoe oud
‘Hoe oud denkt ge dat ik ben?’ vraagt mevrouw S. Ik kijk eens goed naar haar. Ik klop op haar flanken, ruik aan haar haren en bestudeer lang en grondig de vingernagels. ‘Ouder dan zeventig kan het niet zijn’, zeg ik. Mevrouw S glimt. Ze wijst met een vinger naar boven. ‘Ouder?’ zeg ik. Ik val van mijn stoel van verbazing. Alle tafelgenoten buigen zich voorover om over het randje te kunnen en kijken en te zien hoe ik daar lig, op de grond. ‘Tweeënzeventig dan, maar geen dag ouder’, zeg ik, eenmaal het stof van de kleren geklopt, alsof ik een compromis met haar sluit. Weer de vinger. Het trekken met de mondhoek. De mondhoek is de plek waar het plezier naar buiten breekt. ‘Ik kan het me bijna niet voorstellen…’ zeg ik. Ik maak er theater van. Mijn handen doen mee. Ze tekenen getallen in de lucht. ‘… maar wellicht bent u vijfenzeventig?’ Zo bieden we tegen elkaar op tot we bij de vijfentachtig zijn. Bij vijfentachtig begint mevrouw S hardop te lachen. ‘Vijfentachtig!’ zeg ik en val uitgeput terug in mijn stoel. ‘Mevrouw S toch, víjf-‐en-‐táchtig. Dat zou ik nou nooit hebben gedacht.’ Door: Elske van Lonkhuyzen www.schrijverinhuis.nl