
5 minute read
2.4 Wettelijk kader in Vlaanderen
boerenmarkten, verkooppunten langs de weg en Boeren & Buren (Kneafsey et al., 2013).
2. Spatial proximity
Advertisement
Deze categorie is een overlapping met de face-to-face vorm. De lokale producten worden verkocht in het specifiek productiegebied en de consument wordt bewust gemaakt van de lokale identiteit van het product op het verkooppunt. Immers moet de verkoop niet door de producent zelf verricht worden, maar kan dit ook bij andere handelaars. Zowel verkooppunten van de face-to-face vorm als gespecialiseerde detailhandelaren en horecazaken die lokaal voedsel verkopen behoren hiertoe. Daarnaast kunnen lokale supermarkten en voedselvoorzieningen zoals ziekenhuizen en scholen deel uit maken van deze categorie (Kneafsey et al., 2013).
3. Spatially extended
Wanneer de verkoop van het product buiten het productiegebied plaatsvindt, wordt er van ‘spatially extended’ gesproken. Dit kan in alle vormen van handel zolang de productinformatie aan de consument duidelijk wordt gecommuniceerd onder de vorm van productverpakking, productpromotie, branding… Marsden verklaart dat bij deze categorie de communicatie van de informatie over de plaats en productieprocessen naar de consument van belang is. Bij deze verkooppunten is het belangrijk dat het product met duidelijke geografische oorsprong via certificering en wetgeving beschermd wordt. Het product wordt niet meer afgebeeld als lokaal, maar de afzonderlijke geografische regio en de kenmerken ervan worden benadrukt. ‘Waar de consument dus op kan vertrouwen, is niet of het product is geproduceerd binnen een bepaalde straal vanaf het verkooppunt, maar dat het is geproduceerd in een apart gebied dat wordt bepaald door de aanwezigheid van een unieke combinatie van o.a. bodems, klimaat en lokale kennis.’ (Kneafsey et al., 2013). Het verkopen van Fairtrade producten is een bekend voorbeeld van deze vorm. Zo garandeert bij de aankoop van een product het Europees label ‘Beschermde Oorsprongsbenaming’ dat de productie, verwerking of bereiding in een welomschreven geografische zone plaatsvindt (Labelinfo, 2019).
Als producent en verkoper van een eigen voedingsproduct is men verplicht bij te dragen aan een veilige voedselketen. Daarom geldt dit ook voor een landbouwer die zijn product verkoopt via elke vorm van een korte keten initiatief. Bij zowel de productie, vervaardiging als de verkoop is de producent verantwoordelijk zich aan bepaalde regels te houden m.b.t. de veiligheid van de levensmiddelen. Afhankelijk van zijn activiteit dient hij desbetreffende registratie te voltooien bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, een toelating aan te vragen en een erkenning te bemachtigen om de activiteit te mogen uitvoeren. Verwerking en
distributie kan enkel plaatsvinden indien de producent beschikt over de desbetreffende erkenning of toelating (FAVV, 2014).
Het FAVV stelt breedvoerig de vereisten en verplichtingen op van elke soort productie, vervaardiging en verkoop van een levensmiddel. Het agentschap streeft naar het voorkomen van incidenten in de voedselketen m.b.v. crisispreventie en crisisbeheer. Zo worden o.a. potentiële crisissignalen zo vroeg mogelijk gecapteerd, voorziet men structuren in de federale noodplanning, beheert men specifieke middelen en uitrusting om een efficiënte aanpak te garanderen en simuleert en oefent men crisissituaties in om de expertise van het beheer van de voedselketen op niveau te houden (FAVV, 2020). Voor de verwerking en verkoop van een product op een landbouwbedrijf stelde het FAVV een brochure op met inzicht over de verplichtingen m.b.t. de voedselveiligheid. Deze brochure staat de landbouwer bij in het management omtrent de opgelegde verplichtingen. Naast verplichtingen worden ook de versoepelingen verduidelijkt. Volgende aspecten worden in de brochure aangehaald (FAVV, 2014):
1. Goede hygiënepraktijken (GHP)
Met de goede hygiënepraktijken wordt er in de voedselketen volop contaminatie van de levensmiddelen vermeden. Fysische, chemische en microbiologische contaminatie dient in het productieproces en distributieproces te allen tijde vermeden te worden om de voedselveiligheid te garanderen. Voorbeelden van deze praktijken zijn het zorgen voor degelijke en goed onderhouden lokalen en materiaal, de aanwezigheid van handwasbakken en het regelmatig reinigen van de infrastructuur en materialen (FAVV, 2014).
2. Hazard Analysis and Critical Control Point (HACCP)
De producent is verplicht de mogelijke gevaren tijdens het productieproces op te sporen en deze te beheersen. Door de kritische controlepunten te identificeren kan de producent de kritische grenswaarden definiëren en alle gevaren documenteren. Tijdens het volledige proces van grondstof tot verkoop controleert men of de grenswaarden steeds gerespecteerd worden. Daarna kwantificeert men de handelingen die men verricht wanneer een procedure fout loopt. Deze controles en oplossingen dienen vastgelegd te zijn in een register. Repetitieve evaluatiemomenten zorgen voor een bijsturing van het geregistreerd systeem. Het FAVV biedt vooropgestelde en goedgekeurde autocontrolegidsen voor bepaalde activiteiten aan, waardoor de producent niet een eigen HACCP-systeem dient te ontwikkelen. Voor de desbetreffende landbouwactiviteit definieerde het FAVV de gevaren, kritische controlepunten en grenswaarden. Deze kunnen worden aangepast naar de specifieke situatie van het bedrijf. Registers worden tot zes maanden na afloop van de minimale houdbaarheidsdatum bijgehouden omwille van de traceerbaarheid (FAVV, 2014).
3. Etikettering
Indien een eigen product wordt uitgerust met een verpakking dient dit voorzien te zijn met een etiket met desbetreffende informatie. Aspecten zoals verkoopbenaming, lijst met ingrediënten, hoeveelheid, handelsnaam van de fabrikant, allergenen, bijzondere bewaar- en gebruiksvoorwaarden en de datum van minimale houdbaarheid dienen verplicht vermeld te worden (FAVV, 2014).
4. Houdbaarheid van de producten
Het FAVV stelt dat de datum van minimale houdbaarheid moet worden vermeld op microbiologisch minder kwetsbare voorverpakte producten. Bij het overschrijden vervalt de kwaliteitsgarantie, maar is er niet noodzakelijk een risico voor de gezondheid van de consument zolang het product verpakt en op de juiste manier bewaard is gebleven. De houdbaarheidsdatum dient door de producent bepaald te worden m.b.v. houdbaarheidstesten. De producent bezorgt een door FAVV aangeduid laboratorium stalen van het vervaardigd product en het laboratorium realiseert o.a. microbiologische analyses en organoleptische testen. Uit de analyseresultaten wordt er een houdbaarheidsdatum afgeleid die garantie geeft op een kwaliteitsvol en veilig product tot het einde van deze houdbaarheidsdatum (FAVV, 2014).
5. Traceerbaarheid
Registratie is een cruciaal element in het behoud van de voedselveiligheid. Het zorgt namelijk voor traceerbaarheid van een product waardoor de weg van het levensmiddel kan achterhaald worden. Iedere producent dient in een register bij te houden wie er aan hem geleverd heeft en aan wie hij geleverd heeft. Informatie zoals de gegevens van de leveranciers, de aard en hoeveelheid van het product, de identificatie van het product en de ontvangst-/leveringsdatum dient tot zes maanden na afloop van de minimale houdbaarheidsdatum bijgehouden te worden (FAVV, 2014).
6. Meldingsplicht
Een vervaardigd product waarbij de producent een vermoeden heeft dat het onveilig is voor de gezondheid, moet onmiddellijk gemeld worden bij het FAVV. Via de provinciale controle eenheid dient het FAVV op de hoogte worden gesteld van de risico’s en de reeds genomen maatregelen. Wanneer het product bij de consument terecht is gekomen, dient het product teruggeroepen te worden en het FAVV, de kopers en de consumenten ingelicht te worden. Te allen tijde dient men bij een vermoeden direct in te grijpen en verdere verkoop van de producten te verhinderen (FAVV, 2014).