België-Belgique PB Antwerpen X 8/2828
Maandblad van de Vlaamse Volksbeweging vzw
www.doorbraak.org
Afgiftekantoor Antwerpen X P508831 Passendalestraat 1A 2600 Berchem redactie@doorbraak.org
2 2010
Hier schiet men iets beter op met het Nederlands. Daar zal wat francofoon gewriemel in de Rand niets aan veranderen. En de grens ligt waar hij ligt.
Een pak slaag?
I
n een artikel over de verfransing van Vlaams-Brabant verwees Le Soir (19 jan.) naar informatie in dit blad. Het artikel werd overgenomen op De Standaard online, de dag nadien in De Morgen. Merkwaardig, want de cijfers komen uit de Doorbraak-nrs van maart en november 2009. Maar de info blijft relevant en daarover gaat het. Nu er geen talentellingen meer zijn, moeten we werken met indirecte bronnen. De rapporten van Kind & Gezin bijvoorbeeld, die ons informeren over taalgebruik in jonge gezinnen, vandaag, maar om evidente reden ook in de toekomst. In de faciliteitengemeenten is Nederlands nog de thuistaal in 2,1 % van de jonge gezinnen in Drogenbos, 7,9 % in Kraainem en Wezembeek-Oppem, 10,8 % in Linkebeek, 19,8 % in Rode en 23,2 % in Wemmel. Amper in 57 % van de jonge gezinnen met kinderen in Halle-Vilvoorde (inclusief de faciliteitengemeenten) is de thuistaal Nederlands, in 26 % is dat het Frans, in de rest gaat het om andere talen. Er zijn nog wel meer bronnen die dit beeld bevestigen. De verkiezingsuitslagen, waarnaar we hier tien jaar lang na elke verkiezing verwijzen. Of de in het Frans verstuurde aanslagbiljetten voor de personenbelastingen (68,6 %). De Vlaamse Volksbeweging in Vlaams-Brabant is verbaasd dat Le Soir precies nu met deze Doorbraak-info uitpakt. Wil men druk zetten op Jean-Luc Dehaene, die nu werkt aan zijn nota Quid BHV? Of erger, dient de nieuwe aandacht voor dit probleem als munitie voor Dehaene? De commentaar van Olivier Maingain op de taalcijfers is duidelijk: ‘Als Vlaanderen doorzet met de compromisloze splitsing van B-H-V zal dat enkel leiden tot een nog grotere stroom van proteststemmen naar Franstalige partijen.’ Toegeven aan de Franstalige verzuchtingen zou klinkklare onzin zijn. Uiteraard heeft Vlaams-Brabant te kampen met een grote instroom van nieuwe anderstaligen, maar ‘het is niet omdat men talrijk is, dat men zich niet meer zou moe-
ten aanpassen aan de taal van de streek waar men komt wonen’, aldus VVB Vlaams-Brabant. ‘Overigens, in Wallonië bestaat geen Vlaamse periferie, omdat de honderdduizenden Vlamingen die zich aan de andere kant van de taalgrens vestigden, zich daar perfect integreerden.’ Natuurlijk zal de splitsing van BHV de instroom van anderstaligen niet beperken. Maar Vlaanderen zal er wel op een gepaste manier kunnen op reageren. De splitsing zou wel zorgen voor politieke duidelijkheid. En een einde maken aan een beschamende periode van gebrek aan politieke moed. De Vlaamse drukkingsgroepen gaan dus best gezwind door met hun campagne ‘Respect voor Vlaams-Brabant’. De 65 gemeenteraden met hun moties ‘Splits BHV zonder toegevingen’. De dienstweigeraars met hun juridische strijd tegen veroordelingen. De juristen met hun klachten bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De Vlaamsgezinde verenigingen met hun sensibilisatiecampagne in de buurt van CD&V. Het doel is simpel en verre van nieuw: Woord Houden! Dat is niet eens ingewikkeld: doen wat in ons eigen Vlaams parlement is beslist. En afwerken wat alle Vlaamse partijen samen in de federale kamercommissie met hun BHV-wetsvoorstel in gang hebben gezet. De vraag van de afgevaardigden van tweederde van de Belgische bevolking kan bezwaarlijk problematisch zijn als het “non” van eenderde van die bevolking dat niet is. De Vlaamse meerderheid moet eens goed lachen met het gesis van de francofone grootgrondbezitters. Zoiets heet democratie. Mocht CD&V dat nu plots anders zien, dan verdient die partij eenzelfde pak slaag als Verhofstadt in 2007. ■ JAN VAN DE CASTEELE
februari 2010 nr. 2
Doorbraak
1
PERSWIJS Kris Peeters in De Morgen, 9 januari: ‘Ik zal Di Rupo geruststellen: de Mad-
dens-doctrine is niet de doctrine van deze Vlaamse regering.’ Kris Peeters in De Tijd, 9 januari: ‘De Maddens-doctrine staat niet in het Vlaams
regeerakkoord, hé. Ik heb dan ook niet de behoefte die te verdedigen.’ Hugo Coveliers over Verhofstadt in Knack, 13 januari: ‘Ik heb Ver-
hofstadts boekske, zijn Burgermanifest, nog altijd. Ik geloofde die man. Ik dacht echt dat hij stappen zou zetten in de richting van een onafhankelijk Vlaanderen. Had ik dat niet geloofd, dan was in nooit van de Volksunie naar de VLD overgestapt. Ik ben er dus met open ogen ingelopen.’ Hugo Coveliers in Knack, 13 januari: ‘Komt er met Alexander De Croo een ruk naar rechts? Ik denk het wel. Alleen zal dat jammer genoeg niet samengaan met een meer Vlaamse koers. Integendeel.’ Vic Anciaux over toekomst België en Brussel in Knack, 13 januari:
‘Laten we van Brussel de tweetalige hoofdstad maken van een Belgische confederatie... onder voogdij van een confederale overheid... Via de invulling van artikel 35 van de grondwet zou een exhaustieve lijst moeten worden opgesteld van de bevoegdheden die Vlaanderen en Wallonië nog aan het confederale niveau willen toevertrouwen. Al de andere gaan naar de deelstaten.’ Johan Vande Lanotte over minister Dardenne in Ongehoorde Meningen, Radio 1, 9 januari: ‘Een minister die de clown uithangt over pensioenen,
dat kan niet. Dat is een circusnummer, dat past niet in de senaat.’ Walter Pauli in De Morgen, 9 januari: ‘De tijd van “ni gauche ni droite” (door
links traditioneel geklasseerd als een a-politiek en dus in wezen “rechts” sentiment) loopt blijkbaar op zijn laatste benen. Vlaanderen heeft zijn keuze gemaakt en, spijtig voor links, die is steeds meer rechts.’ Bart De Wever in Het Laatste Nieuws, 29 december: ‘De publieke opinie is een beest dat heel traag wakker wordt. Maar wakker wórdt het - het begint in te sijpelen dat alles wat van het federale niveau komt, slecht nieuws in het kwadraat is. De manier waarop een Milquet aan België vasthoudt, is de manier waarop het land zal verdwijnen.’
Emiel De Bolle
Naamse studie verdoezelt geldstroom Een onderzoek van de Universiteit van Namen (zie bijlage) leert dat Vlaanderen en Wallonië wel degelijk andere prioriteiten stellen. Maar ze verdoezelt iets dat essentiëler is. Wallonië ontvangt en spendeert, berekend per inwoner, meer dan Vlaanderen: ongeveer 4000 euro per inwoner, tegenover 3750 euro per inwoner in Vlaanderen. Wallonië investeert dus per modaal gezin en per jaar 1000 euro meer dan Vlaanderen. Naast deze geldstroom via financiering van Gewesten en Gemeenschappen is er nog een veel grotere geldstroom via de (federale) sociale zekerheid. Het blijft allemaal zo donker in die ‘wetenschappelijke’ hoek ... (meer info over de kortjes: zie www.vvb.org)
De kloof: Waalse lente? Stijgt Wallonië ten hemel op de vleugels van het Marshallplan (in 2008 gelanceerd als Contrat d’Avenir)? De Waalse regering besloot, gespreid over vier jaar, 1 miljard euro uit te trekken om de economische activiteit in Wallonië te stimuleren. Er is nog geen sprake van een Waalse lente, stelt De Tijd. ‘Een echte balans kan je pas opmaken tegen eind dit jaar’, waarschuwt Didier Paquot, chef van de Waalse werkgevers. Ook Bruno Vanderlinden, arbeidsmarktspecialist aan de UCL, vindt het veel te vroeg voor conclusies. En Pascal Verbeken, auteur van “Arm Wallonië” ziet eveneens weinig concrete bewijzen van een effectieve heropleving via een ‘goednieuwsshow’. (De Tijd, 9 januari)
Werkloosheid: dubbeldobbel De werkloosheidskloof tussen Vlaanderen en Wallonië krimpt onder invloed van de economische crisis, die vooral Vlaanderen treft. Volgens de jongste RVA-cijfers (november) zijn er in Vlaanderen 169 185 volledig uitkeringsgerechtigde werklozen (+27 314 op jaarbasis), in Wallonië 201 680 werklozen (+7172 op jaarbasis). De bemiddelingsdiensten (VDAB, Forem) tellen ook de niet uitkeringsgerechtigden mee. Zij registreren einde 2009 in Vlaanderen 220 375 werklozen (+ 42 000 of +23,8 % in 2009), in Wallonië 252 223 werklozen (+3,4 %). Welke telling men ook volgt, met de helft minder inwoners telt Wallonië toch nog altijd meer werklozen dan Vlaanderen.
De kloof: overheidsjobs Luc Coene, vicegouverneur van de Nationale Bank, liet verstaan dat Wallonië Vlaanderen wel eens zou kunnen inhalen. Volgens Didier Pacuot (UWE) is dat weinig waarschijnlijk: ‘De Waalse werkloosheid mag in tijden van crisis dan al minder snel stijgen dan in Vlaanderen, dat is vooral te danken
2
Doorbraak
nr. 2 februari 2010
aan het feit dat 45 % van onze actieve bevolking voor de overheid werkt of voor andere door de overheid gesubsidieerde sectoren zoals het onderwijs of de gezondheidszorg’... ‘29 % of bijna een derde van alle beroepsactieve Walen werkt voor de overheid in de strikte zin van het woord. In Vlaanderen is dat maar 16 procent.’ (De Tijd, 9 jan.). Ook Verbeken verwijst naar de veel hogere overheidstewerkstelling in Wallonië: ‘Ambtenaren hebben in tijden van crisis een veel grotere werkzekerheid dan arbeiders of bedienden in de privé. In de ambtenarij vallen niet zo snel ontslagen.’
Het foutje van Verbeken Verbeken is een degelijke journalist en publicist, maar geen historicus. Dan wil het wel eens fout gaan. De vergelijking die in zijn documentaire maakt met de 19de-eeuwse toestanden, toen een groot deel van ‘Arm Vlaanderen’ in Wallonië ging werken en het de Walen waren die ‘sakkerden dat ze mee moesten betalen voor de Vlaamse crisis en voor al dat kindergeld van die kroostrijke Vlaamse gezinnen’, is een mythe. De Gentse professor Juul Hannes heeft als geen ander die historische transfers onderzocht en beschreven in zijn boek “De mythe van de omgekeerde transfers” (Roularta Books, 2007, zie webwinkel www.vvb.org)
De kloof: belastingen Walen en Brusselaars zijn veel lakser bij het indienen van hun belastingaangifte. Voor het aanslagjaar 2008 deden 116 846 Vlamingen (3,46 %), 118 738 Walen (6,87 %) en 72 483 Brusselaars (8,10 %) geen aangifte van hun inkomsten. Voorts waren 121 404 Vlamingen (3,24 %), 133 598 Walen (6,10 %) en 44 222 Brusselaars (33,3 %) er te laat mee. Dat antwoordde minister van Financiën Didier Reynders (MR) op een parlementaire vraag van senator Anke Van dermeersch (VB). (BVL, 14 jan.)
De kloof: sociale uitkeringen Sociale uitkeringen zorgen in Wallonië voor bijna een derde van de inkomens, in Vlaanderen voor 26 procent. Dat blijkt (nog maar eens) uit cijfers van ING. Dat werkloosheidsvergoedingen en uitkeringen hoger liggen in een regio die structureel kampt met een gezwollen overheid en een enorme werkloosheid is niet meteen denderend nieuws. Arbeid is in Vlaanderen goed voor gemiddeld 59 % van de inkomens, tegen 55 % in Wallonië. Omgekeerd zorgen sociale uitkeringen in Wallonië voor 31 % van de inkomens, in Vlaanderen voor 26 %. Vlaanderen is het gewest met het kleinste verschil in inkomen. (Het Nieuwsblad, 27 december 2009 en ING-studie).
Commentaar Kerst(s)preken Van ‘collateral damage’ spreekt men als terechte handelingen ongewenste gevolgen genereren. Zelfs met en rond Kerstmis doet het fenomeen zich voor. Kerstmis vieren is, terecht, bijna een recht. Alleen zijn er toespraken, vooral Belgisch-vorstelijke die, daar blijkbaar onafscheidelijk bij horend, collaterale schade teweegbrengen. Let wel: alleen al door het feit dat hij kan spreken, is de mens een soeverein, dit is koninklijk, wezen. Diezelfde mens heeft echter het bizarre vermogen om te spreken zonder iets te zeggen. Vanuit deze nietszeggendheid verwordt taal dan tot hol klinkende sprakeloosheid. Zulke taal verveelt niet alleen, maar ergert. Bezwaarlijker nog wordt zulke nietszeggende taal wanneer blijkt dat ze vreemd is aan de mond die haar spreekt. Taal vervreemdt wanneer men voelt dat zij niet de taal van afkomst en thuis is. Indien niet, ontstaat dissonantie. Dan wordt taal gemakkelijk kruiwagen voor boodschappen die kunstmatig gaan klinken. Echt vervelend tot schadelijk wordt het wanneer men nog nauwelijks ‘soevereine’ nietszeggendheid gebruikt als vlag om een welbepaalde lading te dekken. Wat dan neerkomt op plat pleiten voor koopwaar uit eigen winkel die niet meer zo goed draait. Echt vorstelijk is anders. Handelsreizigerschap wordt niet verhuld door de plechtige toon waarop men het woord voert of, liever, uit zijn mond laat zijgen. Elke vogel zingt zoals hij gebekt is, ook paleisvogels. Daarbij zijn er verschillen, aanmerkelijke zelfs. Neem nu Beatrix. Haar Nederlands, hoewel lichtelijk bekakt-Haags, klinkt in elk geval echter dan Nederlands druppelend uit een mond die, noch van thuis uit, noch thuis, tot Nederlands is gesmeed. Dit terzijde, Beatrix heeft klasse genoeg om niet meteen te spreken over specifieke problemen van haar subjecten (foei, koning). Zij peilt in haar Kerstrede meteen bepaalde, eerder verzwegen, maar diep-menselijke problemen van haar onderdanen: de snel veranderende manier, met name, waarop wij met elkaar omgaan. Rustig en verstaanbaar heeft ze het over de bliksemende invloed van moderne communicatietechnologie op onze mutuele omgang. Het gevaar bestaat, zegt ze, dat we elkaar in zo snelle, korte en verre boodschappen bestoken dat een echt gesprek met anderen niet of nauwelijks nog tot stand komt. Je ziet iemand zonder hem te zien, je hoort iemand zonder hem te beluisteren. Elektronische aan-wezigheid leidt niet tot reële tegen-woordigheid. We ademen nog wel in lucht (hoewel, dat fijn stof), maar eigenlijk zwemmen we in elektriciteit. Vreemd spul, die elektriciteit. Je overwint er afstand mee, maar je schept er ook afstand door. Alles wordt tele, dit is: op af-stand. Het begon met de telefoon, nu zelfs zonder draad. Van gelijk waar naar gelijk waar. Met als enig vast punt: ik, of het ik. Ik bepaal waar en wanneer. Ik bel op of ik leg af. Het ik als ptolemeïsch middelpunt. En dan de tele-visie: alom de beelden die niet slechts de wereld tonen maar maken. Een wereld vaak virtueler dan reëel. Elektriciteit brengt alles op schermen, van tv tot pc, van gsm tot gps. Dagelijks leven (waar ook een flink stuk nacht bij hoort) versmalt tot gevierendeeld worden tussen snelle, wentelende schermen. Waar blijft de genezende verbondenheid? Een koninklijk persoon die, over de belangen van de dynastieke winkel heen, de moed heeft en de tijd neemt om over reële problemen te spreken, is letterlijk soeverein.
■ JACQUES CLAES
vervolg p. 11
februari 2010 nr. 2
Doorbraak
3
STA ATS ( H ER ) VO R M I N G EN D E M O CR AT I E
Pacificatie rijdt de democratie klem Dé weg voor Vlaanderen: de wederopbouw van de democratie Is dé stelregel bij de Belgische elite niet: ‘Pas très rassurante , la perspective d’ une Belgique sans la Flandre’ ? Of zoals die elite dit in het interbellum al verwoordde: ‘La Belgique est une necessité nationale et internationale’? Samen met de verdediging van de mensen in de brutale globalisatie in de wereld, de economie op kop, zou de teloorgang van de democratie in België dé prioriteit moeten zijn van onze politici. Hiervoor moet de macht van de Belgische elite worden gebroken.
‘Een van de grote paradoxen van de democratie is dat ze zichzelf democratisch kan vernietigen.’ Dat was de stelling van Jean-Luc Dehaene, Belgische minister van Staat, in De Tijd (21 nov. 2009). Waar die vernietiging zich voordoet, wordt ze niet zelden door de machthebbers, de pers en de structuren afgedekt en ontkend. De overname van de Weimar-republiek door het nationaal socialisme (1933-1935), de teloorgang van de Tweede Spaanse Republiek (19311936) of de machtsovername van de Bolsjewieken in oktober 1917 in Rusland, het zijn maar drie dramatische voorbeelden van hoe het fout kan lopen.
De Belgische grendels maken van “pacificatie” een misbruik, een miskleun en schakelen de democratische inspraak uit.
minder bedreigend dan de intrinsieke kenmerken van de zogenaamd democratische moloch Europa, ‘waar de bevolking alles beslist’. Was dat laatste nog maar voor 10% het geval... Buiten bereik
Wie de tsunami ‘s van Europese regelgeving zelfs maar vanop Democratie, enkel met een verre afstand benadert, weet dat accent? de EU buiten bereik van de burger ligt, zelfs buiten bereik van het doorsnee Europarlementslid. Heeft de Europese elite niet net het tegenovergestelde van de democratie verordend door o.m. het Verdrag van Lissabon totaal onleesbaar te maken voor de gewone Europese sterveling. Door vervolgens alle referenda te verbieden of te ontwijken (o.m. in Frankrijk via een snelle wijziging van de grondwet)? Alleen Ierland hield inzake democratie tot tweemaal toe zelfs voet bij stuk, tot grote ergernis van de Europese elite, maar tot voordeel van alle kleinere staten die nu een gegarandeerde commissaris krijgen zonder opzij gezet te worden door de Grote Drie. Niet het minst is de Europese democratie gefnuikt door de rechtstreekse verkiezing van de Europese president onmogelijk te maken, ook is dat technisch niet eens moeilijk te organiseren.
Dehaene deed zijn uitspraak niét in de context van een staatsgreep of een burgeroorlog, maar in een debat over de rechtstreekse democratie. ‘Het probleem is dat de democratie altijd heel karikaturaal wordt voorgesteld als een rechtstreekse democratie. Een regime waarin de bevolking alles beslist. Vandaar dat sommigen er referenda als het summum van zien. Maar is dat wel zo? Referenda draaien altijd uit op emotionele kortetermijnbeslissingen. Ik heb ze de zaken nog nooit vooruit weten helpen.’
Slotsom: op weg naar Europese (markt)integratie is het vooral Europa zelf dat zijn eigen democratie dreigt te vernietigen. Alleen meer rechtstreekse democratie, met inbegrip van referenda en verkiezingen, kan de echte basis zijn voor een waarachtig Europees Europa. België
Terug naar Dehaene. Hij heeft toch gelijk, maar dan wel niét inzake Europa, maar inzake België. ‘Een van de grote paradoxen van de (Belgische - red.) politieke ontwikkeling is dat ze zichzelf democratisch aan het vernietigen is.’
Wat de minister van Staat vertelt, strookt helemaal niet met de feiten. Om op zijn territorium (Europa) te blijven: van de 41 referenda die vanaf 1972 in Europa over de Europese integratie hebben beslist via inspraak van het volk, zijn er 30 met “ja” beslecht en slechts 11 met “neen”, waaronder twee van Noorwegen. Waren de “ja’s” voor toetreding tot de Europese Unie, de “ja’s” voor de euro of voor het Verdrag van Maastricht dan ‘emotionele kortetermijnbeslissingen’? Heeft ‘de bevolking’ met deze “ja’s” Europa dan niet ‘vooruit’ geholpen? De loodgieter heeft de democratie Referenda, zelfs in Zwitserland, zijn dus klemgereden.
4
Doorbraak
nr. 2 februari 2010
In 1831 was het België dat van start ging als een voorbeeld van een liberale democratie (ondanks zijn grote zwakte toen met slechts 1% kiesgerechtigden). Vandaag stelt België zich internationaal graag voor als een voorbeeld van een succesvolle “pacifi catiedemocratie” (een manier van politiek bedrijven waarvoor Nederland en Oostenrijk het grondpatroon hebben geleverd). Ten onrechte. Het is hier danig fout aan het lopen.
STA ATS ( H ER ) VO R M I N G EN D E M O CR AT I E
Blokkeringsmechanismen
Uitgerekend een tomeloze institutionalisatie van die zogenaamde pacifi catie rijdt de democratie klem. En ten gronde dan ook de pacificatie zelf. In de Grondwet heeft men in 1970 drie blokkeringsmechanismen ingeschreven: de pariteit in de federale regering (1), de alarmbel (2) en de zesvoudige meerderheid voor almaar meer “bijzondere wetten” (3). Inzake werkelijke machtsverwerving was dat nog niet voldoende, men heeft er nog twee mechanismen aan toegevoegd: Brussel derde gewest (4) en de belangenconfl icten (5). Een voorbeeld? In plaats van het kiesen gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde in het Belgische federale parlement gewoon meerderheid tegenover minderheid te splitsen, op de manier waarop wereldwijd alle ‘normale’ wetten in een parlement worden beslist, schreeuwt de Franstalige politieke klasse brand en verkrachting, en blokkeert zij de beslissing via één of meerdere van die vijf veto’s. Men versiert dit alles met een oneigenlijk gebruik van de term “pacifi catiedemocratie”. Deze zogenaamde “pacificatie”-techniek, samen met de brutale particratie én de splitsing van de politieke partijen zorgen ervoor dat binnen het Belgisch federaal niveau de democratie zichzelf vernietigt. Karel De Gucht formuleerde het zo: ‘België is een permanente diplomatieke conferentie en dat verergert alleen maar.’ (DS, 2 feb.2009). Met de Belgische democratie loopt het voorts zoals met die van de EU. De EU wordt een sporadische diplomatieke conferentie, en een instituut geleid door een loodzware en democratisch ongenaakbare eurocratie. Een puur elitegebeuren. In België mag je het niet luidop zeggen, maar de internationale politologie stelt dit al lang niet meer in discussie. Vernietiging
België evolueert in dezelfde richting. Bij de staatshervorming van 1970 - die ten onrechte de geschiedenis ingaat als ‘het einde van de unitaire staat’ - heeft de Belgische elite een grote fout gemaakt door de democratie institutioneel zwaar te “vergrendelen”. Nederland, dat als “pacificatiedemocratie” bekend staat, kent geen enkele machtsvergrendeling. De Belgische grendels maken van “pacificatie” een misbruik, een miskleun en schakelen de democratische inspraak uit.
Jean-Luc Dehaene
de liberalen volgde kort daarop (1968-1972) en de PS splitste de socialisten op een brutale manier in 1978 (Willy Claes en de andere BSP-voormannen vernamen de splitsing via de radio). Meteen vielen drie ‘verzoeningsmechanismen’ weg. De traditionele partijen, die tot dan toe intern communautaire én andere confl icten afremden of zelfs beslechten, zijn sindsdien geen buffer meer. Integendeel, beschikkend over de vijf hoger genoemde veto’s die grondwettelijk en feitelijk zijn uitgebouwd, konden de Franstaligen eenzijdig hun wil doordrukken. Dat BHV in de staatshervormingen van 1988 en 1992 (Dehaene) niet volledig is gesplitst, zoals de Vlamingen wilden, maar slechts in zover het dienstig was aan “Brussel derde gewest”, is daarvan hét sprekende voorbeeld. De democratische legitimiteit is in België verschoven van de federale staat naar Vlaanderen en Wallonië. Na de splitsing van de politieke partijen kreeg het land niet één kiesstelsel, maar twee, met eigen partijen, eigen programma’s, eigen kieskringen, eigen kiezers, eigen beleidsvragen en belangen. Zo heft de Belgische democratie zichzelf op. Twee democratieën komen nu tegenover elkaar ‘in een permanente diplomatieke conferentie’. Door die confrontatie wordt de ongecontroleerde particratie in het zuiden nog versterkt. De Belgische elite van haar kant opteert voor het immobilisme en het non-beleid. In dat kader werkt Dehaene aan een ‘oplossing’ voor BHV. Wat wordt nu de ‘prijs’?
Eenzijdig
De splitsing van de drie traditionele partijen heeft ervoor gezorgd dat de Franstalige partijen hun wil zelfs eenzijdig kunnen doordrukken. Even ter herinnering: die splitsing werd in alle drie de gevallen unilateraal door de Waalse, c.q. door de Franstalige partijen doorgevoerd: de PSC ontstond n.a.v. de zaak Leuven-Vlaams (1968), de splitsing van
■ WILFRIED D EWACHTER
POLITOLOOG (KU LEUVEN )
februari 2010 nr. 2
Doorbraak
5
SA M ENWERK I N GSFED ER A L IS M E
Verkiezingen 2011 stilaan in zicht:‘Si Leterme,c’est non’ Belgische premier wordt kopie van Verhofstadt ‘Si Leterme, c’est non.’ Met die woorden formuleerde Le Soir-hoofdredactrice Béatrice Delvaux het veto van de Franstaligen tegen de mogelijke terugkeer van Yves Leterme in de Wetstraat 16. ‘Te Vlaamsgezind’. Het kan verkeren. De jongste maanden veranderde de toon van de Franstaligen. En Leterme is premier. Een positie afgekocht met een Belgisch compromis en verpakt als ‘samenwerkingsfederalisme’? Bijster origineel is Leterme met die term in geen geval. Van Cauwenberghe, Verhofstadt, Dewael, Picqué, Milquet: ze gingen hem voor.
geloof in het paarsgroene samenwerkingsfederalisme belijden. 11 juli moest niet langer een strijddag zijn, maar een feestdag worden. Dewael kreeg, zoals Leterme vandaag, een knuffel van Le Soir. Maar achter de schermen was van samenwerking weinig te bespeuren (DT, 12 juli 2000). Ze bleef beperkt tot de intentie van het bijwonen van elkaars feesten en het organiseren van intergouvernementele conferenties. Een relatie die België onderhoudt ‘met elk land waarmee het niet in oorlog is’, schreef De Morgen (7 maart 2001).
Jean-Claude Van Cauwenberghe, de voormalige burgemeester van Charleroi, gebruikte het woord al begin de jaren 1990, toen hij op zoek was om in samenwerking met Brussel en Antwerpen de multiculturele maatschappij van zijn stad te overwinnen. Veel is daar evenwel niet meer over gehoord.
De Picqué-versie
In 2004, na de grote overwinning van het Vlaams Blok (ca 25 % van de Vlaamse kiezers) herhaalden de Franstaligen hun veto tegen die partij. ‘Non. Ik zie niet goed in hoe we het samenwerkingsfederalisme dan nog overeind zouden kunnen houden’, aldus Charles Picqué in een snelle commentaar. (DM, 30 nov. 2004)
De Vlaamse versie
In 1998 hadden de professoren Henry Tulkens (UCL) en Jef Vuchelen (VUB) het over samenwerkingsfederalisme op het door toenmalig Vlaams minister van Financiën Wivina Demeester georganiseerd symposium ‘Een Vlaamse fiscaliteit binnen een economische en monetaire unie’. Samenwerkingsfederalisme (‘noem het confederalisme’, schreef men toen) was toen nog een begrip dat Vlaanderen hanteerde om meer fiscale autonomie te kunnen bekomen. Interessant voor de jongere generatie CD&V’ers: hoe dan wel? Via de overdracht van de gewestbelasting en de communautarisering van de personenbelasting en via gemeenschapsaanhorigheid in Brussel. (BVL, 7 dec 1998). Veel is daar evenwel niet meer over gehoord. De Verhofstadt-versie
De term werd na de dioxine-verkiezingen van 1999 opgepikt door federaal formateur Guy Verhofstadt. In zijn regeerakkoord was sprake van ‘federale loyauteit of samenwerkingsfederalisme’ via samenwerkingsprocedures tussen de verschillende bestuurslagen, ‘een waarborg voor het harmonisch functioneren van de federale structuren’... zodat ‘de communautaire spanningen defi nitief uit het leven kunnen worden geholpen’ (DM, 25 juni en 8 juli 1999). Al wie in de jaren 1990 Verhofstadt als oppositieleider had geloofd, was er meteen aan voor de moeite. De analist van “De Belgische Ziekte” verwees de staatshervorming naar een werkgroep. (DT, 8 juli 1999) Er kwam in 2000 wel een verdere regionalisering van landbouw en buitenlandse handel. In zijn voorstelling van dat akkoord was Verhofstadt erg lyrisch over het ‘samenwerkingsfederalisme’ van zijn paars-groene coalitie. De werkelijkheid was een stuk minder verheven. Het akkoord is een ‘zoethoudertje’ voor de Volksunie, die de Vlaamse meerderheid op dat moment kon breken. Binnen die partij, die deel uitmaakte van Dewael I, was de frustratie groot omdat er met de Franstaligen in de Costa gewoon niéts gebeurde. (DT, 6 april 2000). De Dewael-versie
Ook Vlaams minister-president Patrick Dewael bleef het
6
Doorbraak
nr. 2 februari 2010
Het alibi: economie eerst
In de Belgische achterkamers laat de elite als het er op aankomt ook bevriende werkgevers opdraven. Mc Kinsey pleitte voor een innovatiepact 2005-2015, dat zou steunen ‘op de interne logica van het samenwerkingsfederalisme’. Verrassend toch wel stelde Bob Stouthuysen (erevoorzitter VEV) dat de economie ‘voorrang moest krijgen op de institutionele hervormingen met het sluiten van een gezamenlijk innovatiepact, gebaseerd op een samenwerkingsfederalisme’. Een standpunt, waar overigens verder niet veel meer is over vernomen. (DT, 15 feb. en 3 maart 2005). Na de verkiezingsoverwinning van Leterme in 2007 grijpt Joëlle Milquet (CdH), altijd bij de pinken, naar het magische woord. In Coo roept ze op tot ‘een echt mobiliserend en federalistisch project, dat niet tegen de Franstalige belangen mag indruisen’ en tot ‘een volwassen dialoog die het mogelijk maakt van een confrontatiefederalisme naar een modern samenwerkingsfederalisme te komen.’ (BVL, 1 sept 2007). Herman Van Rompuy en Leterme hebben blijkbaar goed naar Madame non geluisterd. In zijn rentree-interview na nieuwjaar (4 jan. 2010, Radio 1, De Ochtend) herhaalde Leterme bijna letterlijk Milquets woorden: ‘Alle regeringen van dit land moéten meer samenwerken om zo de impact van de economische crisis te beperken en banen te redden’. En hoe heet zoiets? Samenwerkingsfederalisme. En hoe verkoop je zoiets? Met demagogie, altijd goed voor ‘de mensen’. Demagogie over de werkloosheid waaronder Vlaanderen kreunt. (DM, 5 jan.). We verwijzen naar de rubriek Kort in deze Doorbraak (blz 2-3) voor de nodige relativering bij dit gegeven. ‘Ons federalisme is er een van samenwerking’. Leterme wordt Verhofstadt. Of erger nog. In het kielzog van Eyskens en Martens wordt hij B-Plus. Betaalt hij wisselgeld voor de Europese job van de ‘halfheilige’ Herman Van Rompuy? Hoe dan ook, hij rukt zijn partij weg van het confederalisme waar ze in het Congres van Kortrijk voor tekende. Carl Devos (DM, 5 jan.) plaatste Leterme met zijn samenwerkingsfederalisme ‘helemaal op de lijn van zijn voorgan-
Marianne Thyssen, sympathiek, maar duidelijk op de tweede rij binnen CD&V, praatte Leterme al vlug na. ‘Wij willen een staatshervorming en laten onze communautaire agenda niet vallen, maar we weten ook dat het voor 2011 niet allemaal gerealiseerd zal worden. Dat is de realiteit, men moet de mensen niets wijsmaken.’ Precies door het zo te formuleren is duidelijk hoezeer de echte machthebbers in CD&V de staatshervorming wel degelijk laten vallen.
dienende rol ten opzichte van de deelstaten, die na een volgende staatshervorming nog meer bevoegdheden zullen hebben.’ Voor Peeters betekent samenwerkingsfederalisme dat de federale regering de regio’s ondersteunt in wat zij willen bereiken, en niet omgekeerd. ‘Wij zullen niet tolereren dat een schoonmoeder of kinderoppas mee beslist over zaken waarover wij de verantwoordelijkheid en de bevoegdheden hebben. Sterker: wij zullen de federale overheid enkele duidelijke punten voorleggen, waarvan wij denken dat ze moeten worden gerealiseerd.’ (DS, 14 jan.)
Wil de echte CD&V nu opstaan? Peeters is met rustige zekerheid voor nog vier jaar Vlaams minister-president. Niet zonder ironie noemt hij zich ‘de burgemeester van Vlaanderen’. Leterme waant zich allicht wat hoger in de hemel, maar hij is goed bezig zijn eigen populariteit én die van zijn partij naar De onverdoken ‘steun’ die de partij krijgt de knoppen aan het helpen. En meteen Yves Leterme van Open Vld moet de basismilitanten ook die van honderden partijmensen en de kiezers van CD&V doen knarsedie in zijn kielzog de federale lijsten tanden. Open Vld-voorzitter Alexander De Croo zei het met moeten vullen. Niet over vier jaar, maar in 2011 kan Le plezier: ‘Ik kan me vinden in Letermes verklaringen. De Soir dan vanuit Vlaanderen gelijk krijgen: ‘Si Leterme, aanpak van de sociaal-economische problemen is de bec’est non.’ staansreden van deze regering.’
SA M ENWERK I N GSFED ER A L IS M E
ger... Eind 2009 was al duidelijk dat er met Leterme II dan wel een nieuwe premier kwam, maar ook dat die nieuwe regeringsleider meer lijkt op die van Van Rompuy I dan op die van Leterme I’. Wim Winckelmans (DS, 5 jan.) wees erop dat Leterme zijn vroegere stelling, dat een staatshervorming precies nodig is om een efficiënt crisisbeleid te kunnen voeren, verlaten heeft.
■ JAN VAN DE CASTEELE
Kameleon
Wat een contrast met de analyse van de vrienden van vroeger. ‘Leterme heeft de les geleerd van zijn voorganger. Als je in dit land premier wil worden, moet je alle Vlaamse ambities overboord gooien en akkoord gaan met wat Elio Di Rupo en Joëlle Milquet goed vinden’, aldus Bart De Wever. ‘Vroeger zei hij dat hij een regering zonder Vlaamse meerderheid zou bestrijden te land, ter zee en in de lucht. Nu verbrandt hij alles wat hij heeft aanbeden in een regering zonder Vlaamse meerderheid. Blijkbaar is dat de prijs die hij voor de Wetstraat 16 aan de Franstaligen heeft moeten betalen.’ (GVA en HLN, 5 jan.). Ook Filip Dewinter hekelde het ‘kameleongedrag en de schizofrenie van CD&V’. ‘U moet niet met de Franstaligen praten, u moet praten met uw eigen partij’, was zijn boodschap aan Peeters. Zelfs sp.a-voorzitster Caroline Gennez was ongenadig: ‘Le nouveau Leterme est arrivé. Ik zou het bijna zeggen zoals hij. Wie gelooft die man nog? Maar de mensen zijn echt wel slimmer dan dat. Hij heeft een bouwput gegraven, heeft daar een zeil over gespannen en probeert ons wijs te maken dat de werf af is.’ Troost
De twijfeldende CD&V-sympathisant kan zich nog wat troosten met de replieken van Vlaams minister-president Kris Peeters. ‘Dat samenwerkingsfederalisme, dat was met Yves Leterme niét doorgepraat. Ik wist alleen dat hij bij de radio langsging.’ Voorts zei Peeters dat het ‘tweerichtingsverkeer’ zal moeten zijn ... ‘Voor ik aan tafel schuif, wil ik weten of de tegenpartij de bereidheid heeft en de noodzaak ziet om tot die staatshervorming te komen ... Op dit moment heb ik daar te weinig garanties voor.’ (DS, 9 jan.) Enkele dagen later klonk Peeters nog duidelijker. Hij blijft achter zijn ‘Copernicaanse omwenteling’ staan: ‘Het zwaartepunt ligt bij de deelstaten en de federale overheid heeft een
Dixit Yves Leterme in de eerste kartelovereenkomst (“Vlaams Kartel, Samen voor de Vlamingen, 14 februari 2004”): ‘Dus willen CD&V en N-VA op korte termijn minstens de uitvoering van de gekende Vlaamse resoluties, recent geactualiseerd door CD&V en N-VA. CD&V en N-VA staan garant dat, indien zij toetreden tot de Vlaamse regering, het regeerakkoord uitdrukkelijk het engagement zal opnemen om alles in het werk te stellen om deze resoluties onverkort te realiseren. In woord én daad.’ Yves Leterme in diezelfde eerste kartelovereenkomst: ‘Samen gaan CD&V en N-VA evenzeer resoluut voor de splitsing van het gerechtelijke en kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde’. Yves Leterme in “Vlaanderen verdient het beste. CD&V en de verdere staatshervorming”, blz 3, 18 februari 2004: ‘Ons uitgangspunt is het Vlaams belang, dit is het belang van de mensen dat gediend is met een efficiënt, nabij en democratisch bestuur’. Het confederaal model stond al in het verkiezingsprogramma van de CD&V van 2003, in de basistekst van het op 14 februari 2004 tot stand gekomen kartel met N-VA en in het partijprogramma voor de Vlaamse verkiezingen van 13 juni 2004. Yves Leterme in Humo 29 augustus 2006 ‘In 2007 zijn er federale verkiezingen. In hoeveel minuten zal BHV gesplitst zijn? Ik blijf erbij: er zijn daar slechts vijf minuten politiek moed voor nodig... Mijn partij zal in ieder geval nooit in een federale regering stappen als die geen serieuze stappen zet op het vlak van de staatshervorming ...CD&V vindt communautaire vooruitgang inderdaad belangrijker dan deelname aan de federale regering, ja.’ Yves Leterme in De Standaard, 7 juni 2007: ‘Voor ons is dat een breekpunt. Ik ga niet in een coalitie zonder staatshervorming.’ (webstek CD&V) Yves Leterme in Gazet van Antwerpen, 22 maart 2008 ‘Weet u, ik vind dat wij op het vlak van de staatshervorming de jongste maanden een huzarenstuk hebben afgeleverd.’
februari 2010 nr. 2
Doorbraak
7
M ED I A
Mediakritiek: hoe heilzaam is de me(di)a culpa? In dienst van de democratie
H
et vierdelig kerstessay van Geert Buelens over mediakritiek in Vlaanderen in De Standaard heeft het publieke debat over de journalistieke misstanden en ontsporingen dan blijkbaar toch geactiveerd. Nadat het boek Media en journalistiek in Vlaanderen - kritisch doorgelicht eind 2009 opging in een krampachtige mediastilte wegens de delicate en confronterende inhoud, waren een debat en introspectie stilaan onvermijdelijk geworden. ‘Het vertrouwen van de bevolking in ons, de media, sluimert op een absoluut dieptepunt. Dat hebben wij, journalisten, in de eerste plaats aan onszelf te wijten’, biechtte Coreliohoofdredacteur Peter Vandermeersch maanden geleden al deemoedig op (DS, 2 okt. 2009). Meteen na publicatie van hogergenoemd kerstessay toog een rist opiniemakers in het kielzog van het eindejaarsbetoog van Buelens ten strijde voor een betere journalistiek. Journalisten, de hoofdredacteuren van Corelio en de openbare omroep op kop, sloegen daarbij ruiterlijk mea culpa. Aansluitend gooiden academici her en der nog wat hermetisch jargon op het kerstvuur en ook politici als Ingrid Lieten en Bert Anciaux (beiden sp.a), hingen snel aan een tak van het debat. En terwijl de helikopters journalisten omhoog hesen om ons visueel te ‘informeren’ over het speurderswerk in en rond de tuin van Ronald Janssen, ontstond er een kakofonie van eensgezindheid over de noodzaak tot journalistiek verbetermanagement. En dat allemaal ‘in dienst van de democratie’ (Vandermeersch, DS, 2 jan.). Negationisme
Dat de aangewakkerde discussie an sich belangrijker is dan de vraag wie nu uiteindelijk de lont aan het kerstvuur stak, zonder dat het deze keer met een emmer ijswater werd uitgedoofd, spreekt voor zich. Het was echter opvallend dat dezelfde tenoren, die tot voor kort ‘mediakritiek’ steevast als ‘verzuurd’ afdeden en elke kritische noot consequent negeerden of beantwoordden met defensieve, haast negationistische reflexen, nu plotseling de hand in eigen boezem staken en zich plots als de roergangers van de mediakritische reflectie in Vlaanderen profi leerden. Hoewel Buelens een amalgaam van bekende en eerder gepubliceerde journalistieke mistoestanden en ontsporingen keurig bundelde, schoot de essayreeks in de analyse schromelijk tekort. In die zin maakte hij het de hoofdredacteur van Corelio dan ook wel makkelijk in zijn vaststelling dat de reeks op het vlak van remediëring en oplossingen ‘ontgoochelt’ (DS, 2 jan.). Die conclusie houdt nauw verband met het feit dat ‘het probleem’ van ‘de journalistiek’ veel dieper geworteld zit dan een uit de hand gelopen krantenkop, ‘grijnsjournalistiek’, het zoveelste slordige, ongecontroleerde bericht of het smeuig, speculatief en voyeuristisch journalistieke taaltje dat berichtgeving over moordpartijen en gezinsdrama’s steevast ontsiert.
Wasverzachter
In het vuur van zoveel opgewonden eensgezinsheid, bleek niemand te merken dat dé pijnpunten die het journalistieke wantrouwen bij uitstek blijven voeden - bewust of onbewust - angstvallig werden vermeden. Die wantrouwenscrisis schuilt immers niét in het falende ‘multistakeholder-governance’model (Segers, DS, 13 jan.), maar precies in het shareholdermodel waarbinnen verknechte (hoofd)redacteuren in de knellende fi nanciële wurggreep van de media-eigenaars ingebakken zitten.
Geert Buelens’ afgezwakte oefening in publieke journalistieke meditatie liep uit op een sisser, omdat hij de echte knelpunten niet bij naam noemt, laat staan er oplossingen voor suggereert. (Foto Cultura)
Verder bleef het in het debat oorverdovend stil rond de implicaties van de ongezonde, verregaande politiek-journalistieke netwerking, de vernauwende celebritycultuur in de opinie- en duidingsjournalistiek, de doorgedreven vraaggestuurde berichtgeving die de media moet bijstaan in hun commerciële overlevings- en winstmaximalisatiedrift, de drastisch gewijzigde media- en informatieconsumptiepatronen waarbij niet de informatie- maar de verstrooiingsfunctie domineert, journalistieke censuur en zelfcensuur, het ‘cordon journalistique’ ... Bovendien zit het journalistieke wantrouwen vaak niet zozeer in wat en wie er verschijnen, maar vooral in wat en wie er niét verschijnen. Het debat mag dus blijkbaar alleen maar worden gevoerd zolang de vuile was maar naar wasverzachter ruikt. Erg geloofwaardig klinkt deze afgezwakte oefening in publieke journalistieke meditatie dus niet en wie denkt dat er met deze oproep tot bezinning en debat snel een einde zal komen aan de onhebbelijkheden die het mediaklimaat verzuren, zal bot vangen. Precies door het vermijden of minimaliseren van de échte knelpunten, zal de discussie zoals die nu wordt gevoerd, immers snel z’n greep verliezen op de journalistieke praktijk, waardoor het dreigt te gaan gelijken op een door pyromanen opgezette brandpreventiecampagne. In die zin is de recuperatie van de mediakritische reflectie door De Standaard alvast geslaagd.
■ FRANK THEVISSEN VOORMALIG HOOFDDOCENT
COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN, VUB WWW.FRANKTHEVISSEN.COM
8
Doorbraak
nr. 2 februari 2010
I D EN T I T EI T
Het hoofddoekje en de Vlaamse kwestie Bewijzen dat we met diversiteit kunnen omgaan
A
ndy Metzenbaum komt rood van opwinding de bridgeclub binnen: ‘Manchester United heeft met 3 tegen 2 gewonnen van Juventus!’. Zijn bridgepartners kijken hem een beetje verbaasd aan. Tot Stanley Bernstein vraagt: ‘Ja, maar is dat nu goed of slecht nieuws voor de Joden?’. Er bestaan dozijnen varianten van deze Joodse Witz, maar ze komen allemaal op hetzelfde neer: wat er ook in de wereld gebeurt, we moeten altijd wel uitkijken naar het effect dat het op de Joodse gemeenschap kan hebben. Beter een tikkeltje wantrouwend zijn dan al te naïef. Op grond van hun historische ervaringen als vervolgde of gedoogde minderheid kan je hen geen ongelijk geven, al toont de zelfkritiek aan dat ook de Joden zelf enigszins verveeld zitten met deze obsessie. Maar neem nu het tweemaal vervalste actuele debat over de hoofddoekjes van de islamitische meisjes. Om te beginnen kan men onmogelijk aantonen dat dit een rechtstreekse en legitieme algemene religieuze verplichting zou zijn, quod non, en ten tweede wordt het zinvolle en zelfs noodzakelijke debat over de integratie van niet-westerse minderheden door het verbod op het dragen van die hoofddoekjes gereduceerd tot een symbolenstrijd die aan de kern van de zaak voorbijgaat.
Splinters in eigen oog
Wanneer, omgekeerd, tegenstanders van de Vlaamse autonomie er te pas en te onpas ‘de splitsing van BHV’ bij sleuren om te suggereren hoe provinciaal en navelstaarderig die Vlamingen wel zijn, hebben we dat meteen door en reageren we verontwaardigd. We zouden geloofwaardiger en overtuigender overkomen, indien we iets meer aandacht zouden besteden aan de splinters in het eigen oog, al was het maar in de vorm van een geslaagd voorbeeld van Vlaamse zelfhumor. Het debat over de hoofddoekjes, dat in feite een debat over het samenleven van verschillende culturele en religieuze tradities is of zou moeten zijn, gaat ons meer aan dan men soms beweert. Dat debat is immers zowat de eerste ernstige test waar we in een gedeeltelijk autonoom Vlaanderen aan worden onderworpen. De driemaal mislukte poging van de Joden zich in onze streken te vestigen en als gelijkwaardige medeburgers te worden beschouwd, heeft onder middeleeuws regionale en zelfs stedelijke vormen van bewind plaatsgevonden. En ook de Sjoa (Holocaust) en de naoorlogse heropbouw van de zwaar getroffen Joodse gemeenschap gebeurden in het oude unitaire België.
‘Is deze heisa goed of slecht voor de Joden?’. Omdat de religieuze Joden ook belang hechten aan bepaalde uiterlijke tekens van hun vroomheid, gaat dit debat hen natuurlijk rechtstreeks aan. Een algemeen klimaat van verzuring tussen de westerse (christelijke en vrijzinnige) meerderheid en de aanhangers van een niet-christelijke godsdienst zou al te makkelijk het altijd wel latent voortsmeulende antisemitisme opnieuw kunnen doen oplaaien.
In het debat over de integratie van de moslims in Vlaanderen kunnen we de verantwoordelijkheid niet meer naar de Belgische overheid toespelen, maar moeten we bewijzen dat we datgene wat we zelf doen, verstandiger en grootmoediger aanpakken dan vroeger het geval is geweest. Daarom ben ik ervan overtuigd dat een algemeen verbod op het dragen van hoofddoekjes in het onderwijs en in openbare dienst ‘slecht voor de Vlamingen is’ (en uiteraard nog slechter voor de moslima’s), omdat we hier ongeveer voor de eerste keer in de moderne geschiedenis de kans krijgen te bewijzen dat we op een verantwoorde wijze met een reële en, toegegeven, af en toe complexe diversiteit kunnen omgaan.
Gezonde reflex
Volwassen
Verzuring
Maar wat heeft dit alles te maken met de Vlamingen en de Vlaamse Beweging? Er was een periode waarin het de flaminganten vriendelijk, maar terecht verweten werd zowat alle gebeurtenissen in België en het universum te herleiden tot de vraag ‘of dit nu goed of slecht voor de Vlamingen was’. Binnen de context van een emancipatieproces was dit even begrijpelijk en redelijk als in het geval van de Joden. De Vlamingen hadden er alle belang bij elke uitspraak en politiek manoeuvre van de machthebbers zorgvuldig onder de loep te nemen om niet telkens opnieuw bedrogen uit te komen. Dat was geen paranoia, maar gewoon een gezonde reflex van zelfverdediging. Alleen wanneer deze reactie bijna automatisch gaat aanslaan, hebben we de grens van de redelijkheid overschreden en wordt onze houding contraproductief, want niet alles in de wereld draait om de sociaaleconomische, politieke en culturele rechten van de Vlamingen.
In het verleden hebben we legitiem, geweldloos en vooral heel democratisch onze eigen culturele eigenheid verdedigd en stap voor stap onze rechtmatige plaats in de maatschappij veroverd. Vandaag en morgen worden we uitgedaagd aan te tonen dat we in een nieuw Vlaanderen volwassen genoeg zijn, tegelijkertijd de humanistische grondslagen van onze samenleving te verdedigen en te versterken én de culturele en levensbeschouwelijke rechten van al onze medeburgers te respecteren. We weten dat dit geen gemakkelijke klus zal zijn, maar wie heeft ooit beweerd dat de opbouw van een echt democratische en actief pluralistische samenleving zonder problemen zou verlopen?
■ LUDO ABICHT
februari 2010 nr. 2
Doorbraak
9
VRIJE TRIBUNE
La Flandre en grève
N
u zowel premier Yves Leterme als minister-president Kris Peeters (CD&V) pleiten voor een “samenwerkingsfederalisme” en ook Bart De Wever (N-VA) geen vragende partij meer is voor een staatshervorming vóór 2011, lijkt de Maddens-doctrine zo goed als dood. Ook de auteur zelf lijkt dat te beseffen. Op 13 januari 2010 schreef Bart Maddens in De Morgen dat de Vlamingen aan het terugkrabbelen zijn. Het roer moet dus om.
pijnlijk blootlegt, is dat hij daarvoor niet over de nodige economische instrumenten beschikt. Dat komt de Vlaamse economie duur te staan. Juist daarom is er ook op zéér korte termijn een staatshervorming nodig want zoals de Britse econoom J.M. Keynes zei: “In the long run, we are all dead.” Gewoon wachten op de Franstaligen levert echter niks op: “on n’est réalisateur de rien”. Nieuwe strategie
On n’est demandeur de rien
In maart 2009 lanceerde Bart Maddens een nieuwe Vlaamse strategie om vooruitgang te boeken in de staatshervorming. De laatste communautaire wanhoopspoging - een dialoog tussen gemeenschappen - was immers mislukt. Zijn strategie behelste een dubbele institutionele stiptheidsstaking. Enerzijds zijn de Vlamingen niet langer vragende partij voor een staatshervorming: “on n’est demandeur de rien.” Pas wanneer de Franstaligen geld nodig hebben, kunnen de Vlamingen hun eisen stellen. Anderzijds moet Vlaanderen de bestaande institutionele instrumenten, zoals het belangenconfl ict, maximaal benutten. On n’est gêné de rien
N-VA toonde zich een groot voorstander van deze Maddens-strategie. Zo stelde Bart De Wever (N-VA) voor de verkiezingen van 2009 nog voor om met de bestaande Vlaamse bevoegdheden “tot buiten de lijntjes te kleuren” en de federale regering “onder curatele te plaatsen”. Met de start van de nieuwe Vlaamse regering kon de Maddensstrategie op haar merites worden getest. De Vlaamse regering heeft de Maddens-doctrine ondertussen al meermaals verloochend. Zo maakte minister Philippe Muyters (N-VA) geen harde afspraken over de budgettaire bijdragen van de deelstaten aan de geconsolideerde begroting van België na 2012. Een motie van LDD om een belangenconfl ict in te roepen tegen het anti-Vlaamse Generaal Pardon voor illegalen, werd niet gesteund. En ook een LDD-motie tot belangenconfl ict tegen de federale uitgaven op vlak van Vlaamse bevoegdheden, die een jaar eerder door Jan Peumans (N-VA) als “illegaal” werd bestempeld, werd weggestemd. “On n’est gêné de rien.” Het kan verkeren. On n’est réalisateur de rien
Het is duidelijk dat CD&V en sp.a de Maddens-strategie als “vechtfederalisme” beschouwen én verwerpen. Toch blijft Kris Peeters verkondigen dat hij een staatshervorming belangrijk vindt, maar dat hij pas opnieuw wil onderhandelen indien ook de Franstaligen daartoe bereid zijn. Vlaanderen vraagt dus niets en wacht af tot de noodzaak van een staatshervorming tot de Franstaligen is doorgedrongen. Ondertussen houdt Peeters zich zogezegd bezig met het bestrijden van de economische crisis. Maar wat Opel-Antwerpen en zijn plannenmakerij (VIA, Pact 2020, WIP) vooral
Ondanks de lippendienst lijkt de Maddens-strategie niet te werken. Hoe nu verder met de staatshervorming? LDD is voorstander van een onderhandelde oplossing die kan uitmonden in een echte confederale staat (als de Franstaligen willen) of een onafhankelijk Vlaanderen (indien ze het confederalisme afwijzen). Met België als het kan, zonder als het moet. Dat onderhandelingen tot nu niks hebben opgeleverd, zegt iets over de eensgezindheid en standvastigheid van de Franstaligen, maar ook over de aanpak van de Vlamingen. In onderhandelingen spelen zowel argumenten als strategie en tactiek een rol. Belangrijk is wel dat een overeenkomst slechts geldig is indien ze uit vrije wil is afgesloten, en ongeldig indien ze onder zware druk tot stand is gekomen. Het niet-sluiten of het dreigen met het niet-sluiten van een akkoord is echter wel een geoorloofde zet tijdens onderhandelingen. On n’est organisateur de rien
In een democratie heeft de meerderheid de macht en kan ze haar wil opleggen aan de minderheid (bijvoorbeeld de splitsing van BHV). Beide groepen kunnen de boel ook platleggen (bijv. belangenconfl icten). Maar partijen kunnen ook beslissen om niet meer samen te werken totdat er betere voorwaarden worden aangeboden. Dat is een geoorloofde onderhandelingstactiek. Vlaanderen kan dus elke samenwerking weigeren totdat de nodige institutionele hervormingen worden doorgevoerd. Daarmee wordt de Maddensstrategie op haar kop gezet. “On n’est demandeur de rien” wordt “on n’est organisateur de rien”. Waar Maddens dus oproept tot het actief inroepen van belangenconfl icten, stel ik voor de samenwerking van de Vlaame regering met het federale niveau op te schorten. Geen eenzijdige scheiding, geen curatele, geen institutionele stipheidsactie, maar een institutionele staking. Het is dan aan de Franstaligen om een tegenbod te doen.
LODE VEREECK IN HET
10
Doorbraak
nr. 2 februari 2010
LDD VLAAMS PARLEMENT.
IS FRACTIELEIDER VAN
De kloof: spreidingsplan Van de 7500 asielzoekers die door het intussen beruchte “Spreidingsplan 42” van de federale regering naar de gemeenten worden doorgestuurd, moeten er 88 % naar Vlaamse gemeenten en slechts 11 % naar Waalse gemeenten. N-VA-Kamerlid Sarah Smeyers ondervroeg hierover staatssecretaris voor Maatschappellijke Integratie Courard (PS) in de bevoegde Kamercommissie. Courard spreekt de cijfers niet tegen, maar kadert ze binnen een ‘wettelijke’ en ‘harmonieuze’ verspreiding. De Vlamingen krijgen een asiel- en migratiebeleid opgedrongen dat ze niet willen en waarvoor bovendien géén Vlaamse meerderheid in het parlement bestaat, aldus Smeyers. Bovendien mag Vlaanderen voor dat beleid ook nog eens de rekening betalen, dit alles met dank aan CD&V en Open Vld. Courard trok in het nieuwe spreidingsplan het oude quotum van 5000 asielzoekers op naar 15 000. De regularisatieoperatie creëerde ‘een gigantisch aanzuigeffect van nieuwe asielzoekers’.
Belangenconflict LDD en Vlaams Belang stelden dat premier Van Rompuy vorig jaar in volle zomervakantie het algemeen pardon door de strot van de Vlamingen heeft geduwd. Beide partijen vroegen dat het Vlaams Parlement een belangenconflict zou inroepen tegen de regularisatie, maar werden niet gevolgd door de traditionele partijen. De Raad van State volgde de kritiek op de instructienota en stelde dat alleen het Parlement en niet de regering de voorwaarden voor het verkrijgen van de nationaliteit kon veranderen, maar Wathelet (cdH) legde die tussenkomst naast zich neer.
De arbeidsmobiliteit 42 000 Walen werken in Vlaanderen, 23 000 Vlamingen in Wallonië. In de periode mei 2008 - september 2009 gingen 3662 Waalse werkzoekenden aan de slag in een Vlaams bedrijf via een gemengd team van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB) en zijn Waalse tegenhanger Forem. De arbeidsmobiliteit van zuid naar noord is dus groter dan omgekeerd, maar behoorlijk evident, gezien er in Vlaanderen veel meer werk is en er in Wallonië veel meer werklozen zijn. Het Waalse arbeidsbureau Forem bood vorig jaar 116 000 vacatures aan. 14 % van de bedrijven had moeite om aan geschikt personeel te komen. (DS, 13 jan.). Begin dit jaar schafte de TEC de interregionale lijnen Moeskroen-Kortrijk en AatOudenaarde af wegens geen volk op de bus. Die lijnen zijn er in 2008 gekomen om het Walen makkelijker te maken om over de taalgrens te gaan werken. (DM, 15 jan.)
Vrijspraak Het was trouwens een blondine
‘Wie is die brunette met wie je gisterenavond op restaurant zat?’, vraagt zijn vrouw streng aan de ontbijttafel. ‘Ik zat gisteren met geen vrouw op restaurant. Trouwens, het was een blondine’, antwoordt haar man verbouwereerd. Er werden al dossiers sterker verdedigd, maar dat soort gênante toestanden krijg je als je in het defensief wordt gedrukt en, hoewel arm aan feiten à décharge, toch een dubbele verdedigingslaag wilt optrekken. Het gebeurt nochtans meer dan een nuchter mens zou denken. Neem Marc Reynebeau in zijn stuk voor De Standaard van 7 januari 2010. ‘Let op de vlag in het decor’ titelt hij zijn bijdrage waarin moet worden bewezen dat CD&V in 2007 niet echt een staatshervorming beloofde én, vooral, dat de kiezer geen Vlaams signaal wilde geven. ‘Postelectoraal onderzoek bevestigde alvast dat ook slechts een kleine minderheid van kiezers zich in het stemhokje door het thema had laten leiden’, noteert Reynebeau. Hij valt wat verder in zijn tekst in herhaling, weliswaar met andere woorden. ‘En al was het een gok als een ander (nl. dat de winnaars van de dag hun succes aan hun communautaire radicaliteit toeschreven, PDR - het postelectoraal onderzoek zou, zoals gezegd, het tegendeel uitwijzen) het zette meteen de toon bij journalisten en analisten.’ Samengevat: de kiezer heeft geen boodschap aan communautair gedoe, maar de flaminganten zijn handig in het scheppen van een perceptie. Dezelfde auteur in hetzelfde artikel: Politieke partijen praten daar (communautaire discussies - PDR) wel geregeld over bij verkiezingen, omdat het goed klinkt, ...’ Of nog: ‘Vanuit de oppositie was het (de staatshervorming - PDR) een interessant onderwerp om er zich een aura van radicaliteit mee aan te meten, zonder enig electoraal risico, want Franstaligen kunnen toch niet voor Vlaamse partijen stemmen.’ Een schoolvoorbeeld van een ‘ik-heb-die-vrouw-niet-gezien-trouwens-zewas-blond’-verdediging. De Vlaamse kiezer heeft geen belangstelling voor het communautaire, maar politici trekken die kaart ‘omdat het goed klinkt’. Dé mensen liggen er niet van wakker, maar het is wel een interessant onderwerp ‘zonder enig electoraal risico’. Blijkbaar meent Reynebeau dat er geen Belgischgezinde kiezers zijn, die je voor de kop stoot met een Vlaams-radicale opstelling. Of toch, maar dan alleen bij de Franstaligen. ‘Dat roept een probleem op: een staatshervorming heeft nood aan een maatschappelijk draagvlak’, besluit Reynebeau. Je kunt er wel verkiezingen mee winnen, maar er bestaat geen maatschappelijk draagvlak voor. ‘En na gai wèr’, zou mijn buurman zeggen. Mannen die geniepige avondjes doorbrengen met blondines, hoeden er zich voor ‘s anderendaags aan de echtelijke ontbijttafel een Reynebeauke te doen. Dan dreigt separatisme op kleine schaal.
■ PETER D E ROOVER
februari 2010 nr. 2
Doorbraak
11
O N D ERWI JS
Onderwijs en ondernemen Over het ‘beperkt’ wereldbeeld van leraars ... en ondernemers
W
kere mooi ouderwets. Het beeld van de leraar doemt op als ‘praeceptor nationis’, de opvoeder van de natie. Maar als het de werkgevers écht te doen is om de kwaliteit van het onderwijs, moeten ze er dan niet mee voor zorgen dat de leerkracht meer respect krijgt? Zouden ze dan niet beter meewerken aan een maatschappij waarin niet alleen datgene wordt gerespecteerd wat geld opbrengt? We slaan de bal mis als we verwachten dat het onderwijs - dus de gewone leraar - het aangeklaagde gebrek aan ondernemingszin en internationale openheid gaat verhelpen.
eliswaar zongen The Rolling Stones ooit ‘Who wants yesterday’s papers? Nobody in the world’, maar sommige opmerkingen in de dagpers beklijven lang na datum. Bijvoorbeeld die van Luc De Bruyckere, voorzitter van de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka, in De Morgen van 30 mei 2009. Zoals het een bezorgde ondernemer betaamt, klaagde hij een gebrek aan ondernemingszin aan bij de Vlamingen.
Volgens de heer De Bruyckere lijden we aan een ‘kerktorenmentaliteit’ en slagen we er daardoor niet in ‘onze bedrijven meer internationaal uit te bouwen’. Hij zou het probleem gaan aankaarten bij de Vlaamse minister van Onderwijs. Want inderdaad, de schuldige voor die ‘kerktorenmentaliteit’ is snel gevonden. Onze leraars, aldus de Voka-baas, hebben een ‘beperkt wereldbeeld’. Als onze leraars hun horizon nu eens gingen verbreden door een stage in het buitenland - het echte buitenland, waar ze moeten knokken, dus niet een comfortabel Europees land -, dan zouden ze de leerlingen wel internationaal optillen. Dat Vlaamse jongeren met leeftijdsgenoten uit de hele wereld chatten of met een jeugdbeweging naar het buitenland trekken, dat ze ook mondiger zijn dan een vorige generatie, telt voor de ondernemer even niet mee. Het zijn de leraars die de klus moeten klaren. Die moeten ervoor zorgen dat de leerlingen verder leren kijken dan die o zo enge Vlaamse muren. Ondernemingszin
Als het even kan, moet het onderwijs ook de ondernemingszin versterken. Ook dat is een veelgehoorde klacht bij ondernemers over het onderwijs. Je kan niet vroeg genoeg beginnen met het inpeperen van de bedrijfscultuur op de schoolbanken. En zou de leraar de leerlingen dan ineens niet ook best leren omgaan met beleggen in aandelen? Kortom, de leraar moet tegenwoordig alles doen om de maatschappelijke kar uit de modder te trekken,
12
Doorbraak
nr. 2 februari 2010
Luc De Bruyckere, mooi ouderwetse visie
als hij/zij maar niet te veel kennis en boekenwijsheid overbrengt. Want is dat niet theorie, dus saai en niet relevant voor het echte leven? Laten we even stilstaan bij de hamvraag hoe het komt dat onze bedrijven niet méér internationaal opereren. Wat bedoelt de voorzitter van Voka precies? Zijn er niet genoeg Vlamingen die een leidinggevende positie bekleden in het buitenland? Zijn onze ondernemingen niet geschikt voor de uitdagingen van de globalisering? Hoe zit het nu met die ‘kerktorenmentaliteit’? Is het cliché of realiteit? Is het een ‘Vlaams’ probleem en hebben andere volken daar dan niet mee te kampen? Nuchter
Wat we nodig hebben, is een nuchtere analyse van wat we willen en waar het fout loopt. Als er inderdaad iets schort aan de ‘mentaliteit’, dan hebben mensen die in de maakbaarheid van de maatschappij geloven - zoals de heer De Bruyckere van zichzelf toegeeft - de neiging om met de vinger te wijzen naar het onderwijs. Daar moet het volgens hen gebeuren. Net zoals de natiestaat bij zijn ontstaan het onderwijs gebruikte om de jonge geesten te disciplineren en in te schakelen in het industriële arbeidsproces, zou zo de huidige staat die inspeelt op de globalisering haar schoolgaande jeugd niet het abc van de internationalisering dienen aan te leren?
Hebben de leraars inderdaad een ‘beperkt wereldbeeld’? Of geldt dat niet eerder voor die beleidsmakers en ondernemers die er zich verder niet om bekreunen dat leerlingen minder vreemde talen kennen en minder kaas hebben gegeten van geschiedenis? Zijn dat soms niet vakken die inzicht in de wereld geven en zelfs het omgaan met andere nationaliteiten mogelijk maken, zoals dat steeds wordt bepleit? Het is wel een uitmuntend idee van de heer De Bruyckere om buitenlandse Erasmus-studenten te laten komen spreken voor de laatstejaarsscholieren. Van de gelegenheid maak ik gebruik om te pleiten voor de creatie van een fonds dat het onderwijs in al zijn geledingen moet helpen buitenlandse gastsprekers uit te nodigen, niet alleen Erasmus-studenten, maar ook de talrijke diplomaten, journalisten, ambtenaren en wetenschappers die tot de ‘international community’ in Brussel behoren. In onze eigenste hoofdstad zit onvermoed een reusachtig potentieel waarvan Vlaanderen de ervaringen en inzichten moet aanboren. Zover hoeven we niet te reizen om af te geraken van ons ‘beperkt wereldbeeld’.
■ DIRK ROCHTUS DOCENT
In feite is de visie van de heer De Bruyc-
INTERNATIONALE POLI TIEK EN D UITSE GESCHIEDENIS AAN DE LESSIUS HOGESCHOOL
BOEK E N
Dus toch geen nieuwe ‘Pirenne’ Nieuwe geschiedenis van België als verlaat verjaardagscadeau Een nieuwe Histoire de Belgique à la Pirenne werd het niet. Toch was dat de meer dan waarschijnlijke achterliggende gedachte bij de feitelijke geestelijke vaders van de drieledige Nieuwe Geschiedenis van België waarvan nu pas - vier jaar na deel één - het derde en laatste deel verscheen. Het werd integendeel een moeizame heruitgave van die aloude Belgische geschiedenis maar dan zonder visie of verrassende diepte.
derlands volgens deze geleerde historici daar broederlijk naast elkaar.
In een zeldzame bui van journalistieke welwillendheid stelde Marc Reynebeau in zijn bespreking van het eerste deel: ‘Er is weinig aan te merken op de Nieuwe Geschiedenis van België. Maar het geheel had wat meer mogen hebben. Een al omvattende visie bijvoorbeeld, die de lezer had kunnen verrassen.’ (2)
Negen boekdelen Het zouden liefst negen boeken worden. Het werden er “maar” drie, elk goed voor ongeveer zeshonderd bladzijden. Lange tijd zag het er naar uit dat het bij twee zou blijven. De geschiedenis van België vandaag zou dan een toekomstdroom blijven. Het derde deel ligt een tweetal maanden in de boekhandel. Over het echte waarom van die opvallende vertraging wordt geen uitleg gegeven. Eén van de Franstalige auteurs had blijkbaar nogal wat moeite om zijn verhaal van het hedendaagse België te schrijven. Als men het ons vraagt dan was dat derde deel er inderdaad beter niet gekomen, maar dat is stof voor zo nodig een afzonderlijke kritiek.
Wie de echte geestelijke vader was van de idee om zo een ‘nieuwe’ Belgische geschiedenis te produceren mag de belangstellende buitenstaander niet weten. Wel bekend is dat het plan een georganiseerde inhoud en vorm kreeg in het vooruitzicht van 2005, het jaar waarin dit land van Schelde en Maas zijn 175ste verjaardag zou vieren. Het werd dus een uitgesproken Belgisch initiatief: de twee taalgebieden mochten elk evenveel deskundigen leveren, een taalkundig precies opgesplitste vierkoppige eindredactie! Wie twijfelt, kan terecht op bladzijde 17 van de algemene inleiding waar het Belgische uitgangspunt voor deze nieuwe Belgische geschiedenis zonder omwegen werd vastgelegd: het Belgische volk bestaat al eeuwen, zo werd daar gezegd. 1830 was helemaal geen toeval en de omwenteling was zeker geen zaak van Vlamingen tegen Franstaligen. Daarbovenop komt, zo wordt in die inleiding gesteld, dat Vlaanderen de microkosmos was van het toekomstige België want sinds de middeleeuwen bestaan het Frans en het Ne-
Het werd dus een heel laat verjaardagscadeau. Het is weinig waarschijnlijk dat wie vandaag dat laatste deel in de boekhandel ter hand neemt, zich nog zal herinneren dat het avontuur jaren geleden al begon. Nu al zijn exemplaren van die eerste twee delen in de ramsj te vinden. Bovendien heeft Reynebeau zeker geen ongelijk als meteen na het verschijnen van de eerste boekdelen al schreef dat er in die “nieuwe” geschiedenis van België van een alomvattende visie op enkele meer dan geslaagde hoofdstukken, geen sprake was. De gebruikte formule maakte dat feitelijk ook onmogelijk want elk boekdeel is eigenlijk maar een omhulsel voor drie afzonderlijke verhalen, elk uit een andere pen, die men elk op zich afzonderlijk kan lezen. Van kruisbestuiving tussen de delen onderling is nergens sprake. De lezer moet het allemaal zelf uitzoeken. Ter illustratie: het derde deel is ingedeeld in twee boekdelen, de periode 1950 tot 1970 en dan de rest van het verhaal tot en met vandaag. In die eerste periode wordt de Congolese
(1)
onafhankelijkheid samengevat in precies geteld acht regels (p 1438)! Nadien verdwijnt Congo van de Belgische aardbodem. Over dat derde deel zijn trouwens alleen al vormtechnisch flink wat opmerkingen te maken. Zo verdrinkt de Vlaamse lezer in dat boek in een overdaad van Franstalige en voor hem wellicht weinig of niet bekende namen. De meer dan bekende Franstalige historicus Gotovitch zorgde ooit voor flink wat heisa omdat het volgens hem onbegonnen werk was om toch nog Vlaamse en Franstalige historici rond één en dezelfde Belgische tafel samen te brengen. De historici die deze driedelige poging toch nog eens probeerden, bewezen in grote mate zijn gelijk. Voor zover nodig gaven de auteurs (een Franstalige en een Nederlandstalige) van het laatste luik over de Belgische geschiedenis vandaag, hun collega Gotovitch meer dan gelijk. Marc Platel
(1) Nieuwe Geschiedenis van België, drie delen, 1998 p,. Lannoo 2005-2009. (2) Marc Reynebeau, Het verleden in partjes, SdL, 4 nov. 2005.
februari 2010 nr. 2
Doorbraak
13
KAMIKAZE
Br ussel redden, door Br ussel af te schaf fen!
situatie pas ná 1997, nadat hij de deur achter zich Ik besef maar al te goed dat dit een weinig originele had dichtgetrokken, zienderogen is gaan verslechtitel is, maar ik wil bij de start van het nieuwe jaar te allen prijze vermijden dat ik door Knack van plagiaat teren. Van zelfoverschatting gesproken! Toch jammer kan worden beschuldigd. Een mens kan tegenwoordat ik van al die inspanningen niets heb gemerkt. En dig niet voorzichtig genoeg zijn. En precies daarom dat ik helaas moet vaststellen dat er ook toen van de heb ik de loktitel op de kaft van de Knack van 13 simpele toepassing van de taalwetten (om maar iets januari ´Brussel afschaffen om Brussel te redden´ dan te noemen) nog minder dan niets in huis is gekomen. maar veiligheidshalve op geheel eigen wijze aangeOf vergis ik mij, mijnheer Anciaux? Terloops en bij past. Zonder aan de inhoud te raken uiteraard. Over wijze van inleiding mogen we dan ook nog eens het interview zelf kunnen we kort en bondig zijn: de vernemen dat u wel jarenlang hebt geijverd voor man die zich letterlijk en figuurlijk de ´éminence grise´ federalisme, maar dat u nooit een separatist bent van de Brusselse Vlamingen (of moet ik Vlaamse geweest! Tiens, waar, wanneer en uit wiens mond Vic Anciaux hebben we dat nog gehoord? Mag ik hieruit dan Brusselaars schrijven?) mag noemen, is na pakweg besluiten dat u nog altijd hoopt om hiermee ten padertig jaar, eindelijk tot het inzicht gekomen dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een flagrante vergissing is geleize een wit (?) voetje te kunnen halen? Zo ziet ge maar, mijnheer weest. Alsof dat nog nieuws zou zijn. Maar goed, beter laat dan Anciaux, meer vragen dan antwoorden vanwege ondergetenooit, zullen allicht velen onder ons denken. Het gebeurt trouwens kende. Maar uw oprispingen hebben niettemin ook een positief kantje. Het Brussel-debat kan er alleen maar wel bij varen. Onze wel meer dat ‘’mensen’’ pas veel later inzien dat ze zich in een vriend Frans Crols en de Vlaamse Volksbeweging zullen u daar of ander hebben vergist. En aangezien ook Vic Anciaux maar eeuwig dankbaar voor zijn. Tot slot en geheel vrijblijvend wil ik een ‘’mens’’ is, moeten we voor zijn late bekering dan ook maar u toch nog graag herinneren aan de wijze woorden van dichterhet nodige begrip kunnen opbrengen, vind ik. Alleen jammer dat kunstschilder Dante Gabriël Rossetti: ‘Zie me in ´t gelaat: mijn hij verder in het artikel zijn “bekering” zelf ondergraaft met een naam is Had-gekund; ook noemt men mij Niet-meer, Te-laat en aantal hautaine en o zo typische Anciaux-uitschuivers. Vaarwel ...’ Zo wil hij ons laten geloven dat hij zich in die Brusselse gewest■ K AMIKAZE regering tien jaar lang heel hard heeft ingespannen! En dat de
MEGAFOON
Flitspalen in Wallonië hoeven niet te werken
De Franstaligen blijven interesse hebben voor de centen uit het verkeersboetefonds. En derhalve ook voor flitspalen die centen opleveren. Maar in Wallonië zelf moeten het er vooral niet te veel zijn en ze hoeven ook niet te werken. Een opflakkering van Vlaamse interesse, onder meer in een stukje van Peter Gorlé in Het Laatste Nieuws (6 jan.). Een Megafoontje waard.
Amper zeven flitspalen staan er langs de Waalse snelwegen. En niet één die werkt... Toenmalig Waals minister Michel Daerden (PS) plaatste één maand voor de verkiezingen van vorig jaar de allereerste flitspaal langs een Waalse autosnelweg. Sindsdien zijn er nog zes stuks bijgekomen, vooral op de E411 naar het zuiden. Daerden is verkast naar de federale regering en nu zwaait Lutgen (cdH) de plak over de Waalse autosnelwegen. En die vindt zeven palen voorlopig welletjes. Meer nog: de voorbije maanden hebben die zeven palen niet één boete opgeleverd. Tot nu toe heeft de Waalse regering geen enkele flitspaal buiten de snelwegen. Als
14
Doorbraak
nr. 2 februari 2010
er hier en daar al eentje staat, dan gaat het om een camera die een Waalse gemeente op eigen initiatief heeft geplaatst - zoals in Hamme-Mille, vlak over de taalgrens bij Leuven. Het contrast met Vlaanderen kan niet groter zijn. Waar de Waalse overheid zeven niet-werkende flitspalen heeft geplaatst, zijn dat er bij ons 32 langs de autosnelwegen, 1056 op gevaarlijke kruispunten en nog eens 234 langs drukke steenwegen. Goed voor 1322 flitspalen in totaal, de camera’s die de gemeenten zelf hebben geplaatst niet meegerekend. Federaal staatssecretaris Etienne Schouppe (CD&V) ziet het verschil tussen Vlaan-
deren en Wallonië met lede ogen aan, vooral omdat uit de ongevallenstatistieken duidelijk blijkt dat de Vlaamse aanpak loont. De laatste verkeersveiligheidsbarometer van het BIVV telde in Vlaanderen 429 verkeersdoden op jaarbasis. In Wallonië, met amper half zoveel inwoners, waren dat er 400. Daarom heeft Schouppe de Waalse regering vorig jaar nog aangesproken over de kwestie. ‘Maar over de plaatsing van nieuwe camera’s beslissen de gewesten en de gewesten alleen’, aldus Schouppe. Aanvullend uit De Standaard (8 januari): ‘De digitale snelheidscamera’s die in flitspalen langs de autosnelwegen en ringwegen operationeel zijn, hebben er met 2009 hun eerste volledige werkjaar opzitten. Goed voor 197 102 processenverbaal en onmiddellijke inningen. De federale politie heeft daarvoor twee verwerkingscentra uit de grond gestampt, een in Gent en een in Antwerpen. Dat was nodig omdat de digitale camera’s een enorme toevloed aan vaststellingen genereren.’ ■ JVdC
Doorbraak, dat bent u! Vanaf 1 mei 2010 zult u Doorbraak amper nog herkennen. We verschijnen dan maandelijks in kleur en op acht extra pagina’s. Enkele bekende journalisten en andere nieuwe medewerkers versterken vanaf dan de Doorbraak-ploeg. Samen met hen willen we nog meer dan tevoren het debat aangaan met het bredere publiek. Radicaal en rechtlijnig. Stijlvol, secuur en scherp. En zonder taboes of cordons. Daarom onze actie:
500 x 50 euro voor een ‘nieuwe’ Doorbraak
Geef ons een duwtje in de rug! Voor 50 euro helpt u ons doorbreken met Doorbraak. Duwt u mee? Stort dan 50 euro op rekening 409-9563981-19 van ‘Actie Doorbraak’ - mededeling: ‘DB 500x50’ We bezorgen u een fiscaal attest
Colofon
Energiebesparing Milieutechnologie: afvalverbranding, deNOx. Explosieve gasmengels: verwerking in overeenstemming met ATEX. Gespecialiseerd studiewerk en sleutel-op-de-deur levering Mallekotstraat 65, 2500 Lier Tel.: +(03) 491 98 78 – Fax: +(03) 491 98 77 E-mail: info@euro-pem.com
Doorbraak is een uitgave van de Vlaamse Volksbeweging vzw. Verschijnt maandelijks (niet in augustus). Doorbraak is lid van de Unie van de Uitgevers van de Periodieke Pers. H OOFDREDAC TEUR : Jan Van de Casteele K ERNREDAC TIE : Karl Drabbe, Dirk Laeremans, Peter De Roover M EDE WERKERS : Ludo Abicht, Jacques Claes, Frans Crols, Koenraad Elst, Marc Gevaert, Iko, KMP, Bart Maddens, Theo Lansloot, Guido Naets, Marc Platel, Dirk Rochtus, Johan Sanctorum, Matthias E. Storme, Frank Thevissen, Luc Van Braekel, Katleen Van den Heuvel R E D A C T I E - A D R E S : Passendalestraat 1A, 2600 Berchem. Tel 03 366 18 50 – Fax 03 366 60 45 redactie@doorbraak.org www.doorbraak.org – abonnementen: secretariaat@doorbraak.org A BONNE MEN T : € 21 voor een abonnement van 12 maanden (buitenland: € 30) STUDENTENABONNEMENT: € 10 voor een abonnement van 12 maanden, met opgave van leeftijd en onderwijsinstelling I NTERNE TABONNE MENT : € 10 voor 12 maand toezending van Doorbraak (pdf-bestanden) via internet. Het (studenten)abonnement geeft recht op een gratis internet-abonnement. Abonnering door storting op rekening 736-0012719-76 van VVB Doorbraak, Passendalestraat 1A, 2600 Berchem met vermelding van het type abonnement. Doorbraak wordt ook gratis toegestuurd – met ledenblad Binnendoor – naar de leden van de Vlaamse Volksbeweging vzw (VVB). Betaling van het abonnementsgeld vanuit het buitenland: gebruik IBAN BE91 7360 0127 1976 en BIC KREDBEBB VERANT WOORDELIJKE UITGEVER: Pieter Bauwens, M. De Smetstraat 12, 9308 Hofstade ISSN 00125474
februari 2010 nr. 2
Doorbraak
15
16
Doorbraak
nr. 2 februari 2010