HOGE RAAD
HRH
VOOR HET
HERSTELBELEID
HRH Koning Albert II-laan 19 bus 14 1210 Brussel
JAARVERSLAG 2009
Depotnummer: D/2010/3241/238
VOORWOORD Hierbij gaat het vijfde en laatste jaarverslag van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid. Dit jaarverslag heeft betrekking op de activiteiten van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid tijdens het jaar 2009. De activiteiten van de HRH hebben betrekking op de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2009. Ingevolge het decreet van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid (B.S. 15 mei 2009, eerste editie, hierna het Aanpassingsen aanvullingsdecreet genoemd) werd de Hoge Raad voor het Herstelbeleid op 1 september 2009 omgevormd tot de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. Op 1 september 2009 trad ook de nieuwe Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening in werking. Deze codex van het Vlaamse ruimtelijkeordeningsrecht vervangt als organiek decreet het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (hierna DRO genoemd), dat diverse wijzigingen onderging met het Aanpassings- en aanvullingsdecreet. In de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wordt voorzien in een aanmerkelijke uitbreiding van de bevoegdheden van de vernieuwde Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. In onderhavig jaarverslag wordt de doorwerking van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening op de bevoegdheden van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid bondig toegelicht. Het jaar 2009 kan dan ook geboekstaafd worden als het jaar van de transitie van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid tot de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. In dit jaarverslag wordt dan ook de kans te baat genomen om, naast een analyse van de activiteiten van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2009, de globale cijferanalyse mee te geven van de meer dan drie en een half jaar werking van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid als ĂŠĂŠn van de actoren in de handhaving van de ruimtelijke ordening in het Vlaamse Gewest. Dit globaal overzicht omvat alle vergaderingen van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid, d.i. vanaf de eerste vergadering van 6 februari 2006 tot en met de laatste op 25 augustus 2009.
Wim Vanheel Vast secretaris
Prof. Geert Debersaques Voorzitter
1
HRH Jaarverslag 2009
INHOUD JAARVERSLAG
VOORWOORD .....................................................
3
2. OPDRACHTEN HRH
...............................................................................................................................................
5
3. ACTIVITEITEN 2009
................................................................................................................................................
11
1. SAMENSTELLING HOGE RAAD VOOR HET HERSTELBELEID
...........................................................................................................................
12
.........................................................................................................................................
20
4. KWANTITATIEVE GEGEVENS 5. GLOBAAL OVERZICHT
2
1. SAMENSTELLING HOGE RAAD VOOR HET HERSTELBELEID 1.1 DE HOGE RAAD
HERSTELBELEID (HIERNA AFGEKORT DE VOORZITTER INBEGREPEN, EN EEN VAST SECRETARIS. DE STEMGERECHTIGD. VOOR HET
TOT
HRH)
VAST
TELT
SECRETARIS
7
LEDEN, IS
NIET
De samenstelling is als volgt: 1째
2째 3째 4째
de voorzitter. Om als voorzitter van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid te worden benoemd moet men minstens 35 jaar oud zijn en ten minste 10 jaar het ambt van magistraat in de rechtbanken en hoven of in de Raad van State hebben bekleed; drie leden die elk gedurende ten minste 5 jaar het ambt van magistraat hebben bekleed in de rechtbanken en hoven of in de Raad van State; drie leden met elk minimaal 5 jaar relevante werkervaring inzake de ruimtelijke ordening; de vast secretaris.
De leden van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid worden benoemd voor een termijn van vijf jaar. Hun benoeming is hernieuwbaar. De vast secretaris wordt voor onbepaalde duur aangesteld.
1.2 DE
HUIDIGE SAMENSTELLING VAN DE
HOGE RAAD
VOOR HET
HERSTELBELEID
ZIET ER UIT ALS
VOLGT:
Geert Debersaques, voorzitter Chantal Bamps, lid-magistraat Ria Mortier, lid-magistraat Bruno Seutin, lid-magistraat Marc Boes, lid-deskundige Sabien Lust, lid-deskundige Filip Van Acker, lid-deskundige Wim Vanheel, vast secretaris
1.3 De Hoge Raad voor het Herstelbeleid heeft ook in de besproken periode kunnen rekenen op de operationele ondersteuning van het secretariaat. De samenstelling van dit secretariaat wijzigde al in 2008. In augustus 2008 werd het secretariaat versterkt met een medewerkster. Op 31 augustus 2009 bestond het secretariaat, onder leiding van de vast secretaris, uit twee adjuncten van de directeur, m.n. Andy De Backer en Elena Delefortrie en twee medewerksters, m.n. Sabrine Verniers en Ria Redant. Naar aanleiding van de transitie van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid tot de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid zullen de rangen van het toekomstige, permanent secretariaat voor het Handhavingsbeleid versterkt worden met drie nieuwe adjuncten van de directeur.
3
HRH Jaarverslag 2009
1.4 Verdere informatie over de Hoge Raad voor het Herstelbeleid (thans: de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid) is beschikbaar via de website www.ruimtelijkeordening.be onder de knop “Hoge Raad voor het Herstelbeleid�. Ook het huishoudelijk reglement van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid kan hier worden geraadpleegd.
4
2. OPDRACHTEN HRH 2.1. DE HOGE RAAD VOOR HET HERSTELBELEID HAD TOT EN MET 31 AUGUSTUS 2009 DRIE DECRETALE OPDRACHTEN1: 2.1.1.
HET FORMULEREN VAN AANBEVELINGEN INZAKE HET HERSTEL- EN HANDHAVINGSBELEID De HRH kan advies geven, opmerkingen maken of voorstellen doen over alle aangelegenheden met betrekking tot het handhavingsbeleid, op eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parlement of de Vlaamse Regering (oud artikel 9bis, § 7, eerste lid, DRO). Hij brengt ook jaarlijks een verslag uit met eventuele beleidsaanbevelingen aan de bevoegde commissie van het Vlaams Parlement (art. 9bis, § 7, tweede lid, DRO).
2.1.2. HET VERLENEN VAN ADVIES OVER HERSTELVORDERINGEN INZAKE BOUWINBREUKEN Luidens oud artikel 149,§ 1, eerste lid, laatste zin, DRO was voorafgaand aan de vordering van de stedenbouwkundige inspecteur of van het college van burgemeester en schepenen het eensluidend advies vereist van de HRH. Dat advies moest worden verleend binnen de zestig dagen na de aangetekende adviesaanvraag, bij gebreke waarvan eraan mocht worden voorbijgegaan (oud arikel 149,§ 1, tweede lid, DRO). Het eensluidend advies – dat bindend was2 voor de vorderende overheid – was een substantiële pleegvorm en moest voorafgaand worden ingewonnen voor de vordering bij het parket aanhangig werd gemaakt. Het advies was bindend voor de vorderende overheid, doch niet voor de rechter. Naar analogie met de vaste rechtspraak inzake de aanvechtbaarheid van de herstelvordering voor de Raad van State3, diende te worden aangenomen dat deze adviezen geen voor de Raad van State aanvechtbare rechtshandelingen waren. Het kwam derhalve aan de rechter van de rechterlijke orde toe de wettigheid ervan te beoordelen
2.1.2.1. Overgangsmaatregelen: oud artikel 198bis DRO Als overgangsmaatregel bepaalde artikel 198bis, tweede lid DRO tot en met 31 augustus 2009 dat de hoven en rechtbanken de ingediende vorderingen voor misdrijven die dateren van vóór 1 mei 2000, maar die nog niet voor eensluidend advies werden voorgelegd aan de HRH, alsnog kan voorleggen voor eensluidend advies. Gelet op het arrest nr. 14/2005 van het Grondwettelijk Hof, werd in het jaarverslag van 2006 er reeds op gewezen dat het aanbeveling verdiende dat in artikel 198bis, tweede lid, DRO
1
2 3
Zie ook de verklaring van de toenmalige minister van ruimtelijke ordening, Parl. St. Vl. Parl. 2002-03, nr. 1566/7, 27-28. Parl. St. Vl. Parl. 2002-03, nr.1566/1,10. Cass. 4 juni 2005. Ook in de Memorie van Toelichting bij het Aanpassings- en aanvullingsdecreet
5
HRH Jaarverslag 2009
de woorden “voor 1 mei 2000” zouden worden vernietigd, aangezien de libellering van oud artikel 198bis, tweede lid DRO aanleiding kon geven tot ongewenste procedurele incidenten voor de rechter. Met betrekking tot dit onderscheid tussen inbreuken die dateren van vóór of na 1 mei 2000, werd bij arrest van 22 maart 2006 door het hof van beroep te Antwerpen een prejudiciële vraag gesteld aan het Grondwettelijk Hof4. Het Grondwettelijk Hof oordeelde in het arrest nr. 34/2007 van 7 maart 2007 dat artikel 198bis, tweede lid DRO de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre het de mogelijkheid voor de rechter om het advies te vragen van de HRH beperkt tot “vorderingen voor inbreuken, die dateren van voor 1 mei 2000”. 5 In een onlosmakelijk aan het beschikkende gedeelte van het voornoemde arrest nr. 34/2007 van het Grondwettelijk Hof verbonden overweging stelde het Grondwettelijk Hof dat “de rechter zowel de ingediende vorderingen voor inbreuken die dateren van vóór 1 mei 2000, als de ingediende vorderingen voor inbreuken vanaf 1 mei 2000, alsnog voor advies aan de Hoge Raad voor het Herstelbeleid kan voorleggen”. In overeenstemming met het voornoemde arrest nr. 34/2007 van het Grondwettelijk Hof, wijzigde de HRH reeds in de loop van 2007 zijn adviespraktijk, in die zin dat adviesaanvragen met betrekking tot inbreuken die dateren van na 1 mei 2000 en die met toepassing van artikel 198bis, tweede lid DRO werden voorgelegd, niet langer onontvankelijk werden verklaard. Ook het Hof van Cassatie oordeelde bij arrest van 5 juni 2007 dat de bevoegdheid van de hoven en de rechtbanken om, zo zij dit opportuun achten, met toepassing van oud artikel 198bis DRO de HRH advies te vragen, eveneens van toepassing was voor de ingediende herstelvorderingen voor inbreuken vanaf 1 mei 2000.6 Ook met betrekking tot de discussie omtrent de bindende kracht van het advies verleend met toepassing van artikel 198bis DRO, bracht het Hof van Cassatie duidelijkheid, nadat het Grondwettelijk Hof reeds in zijn arrest nr. 31/2008 van 28 februari 2008 had geoordeeld dat artikel 198bis DRO de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet schendt in de interpretatie volgens welke het in die bepaling bedoelde advies niet bindend is voor de herstelvorderende overheid.7 Het Hof van Cassatie oordeelde in een arrest van 17 juni 2008 ter zake dat “het onderdeel dat ervan uitgaat dat het op het verzoek van de rechter verleende advies van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid bindend is, zowel het bestuur als voor de rechter, en bijgevolg eensluidend dient te zijn zo dit bestuur in zijn vordering wil volharden en de rechter deze vordering wil toekennen, faalt naar recht”.8 Dit betekende concreet dat wanneer de herstelvordering door het bevoegde bestuur werd ingediend vooraleer de HRH, bij gebrek aan oprichting en goedkeuring van zijn huishou-
4
5
6
6 7 8
B.S. 4 mei 2006, publicatie van het bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 februari 1989 op het Arbitragehof voorgeschreven bericht. GrwH, nr. 34/2007, 7 maart 2007, http://www.arbitrage.be Cass. 5 juni 2007, T.M.R. 2008, 58. GrwH, nr. 31/2008, 28 februari 2008, NjW 2008, 209, noot S. LUST. Cass. 17 juni 2008, NjW 2008, 736, noot S. LUST.
delijk reglement, advies kon verlenen, het op vrijwillig verzoek van de rechter door de HRH verleende advies niet bindend was, noch voor het bestuur, noch voor de rechter, zodat het niet eensluidend dient te zijn zo het bestuur in zijn vordering wou volharden en de rechter deze vordering wou toekennen.
2.1.3. EENSLUIDEND
ADVIES
OVER
HET
OPSTARTEN
VAN
HET
AMBTSHALVE
UITVOEREN
VAN
DE
HERSTELVORDERING
Luidens oud artikel 153, tweede lid, DRO kon voor strafbare feiten de ambtshalve uitvoering van het vonnis of arrest door de stedenbouwkundige ambtenaar slechts worden opgestart na eensluidend advies van de HRH. De bedoeling was aldus te streven naar een uniforme en billijke ambtshalve uitvoering van vonnissen en arresten.9 Hierbij moest worden opgemerkt dat deze bepaling niet van toepassing was op de ambtshalve uitvoering van het vonnis of arrest waartoe het college van burgemeester en schepenen zou beslissen. Ook kon, naar het oordeel van de HRH, geen beroep worden ingesteld bij de Raad van State tegen de adviezen die met toepassing van artikel 153, tweede lid, DRO door de HRH worden gegeven, aangezien zij immers deel uitmaken van de procedure met betrekking tot de uitvoering van een vonnis of arrest, wat tot de bevoegdheid van de rechter van de rechterlijke orde behoort. Ten slotte dient te worden opgemerkt dat dit advies geen betrekking kon hebben op de verbeuring van de dwangsom, aangezien zulks niet tot de “ambtshalve uitvoering� behoort, zoals bedoeld in artikel 153 DRO.10
2.2. INGEVOLGE DE VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING ZAL DE HOGE RAAD HANDHAVINGSBELEID DE ONDERSTAANDE BEVOEGDHEDEN KUNNEN UITOEFENEN:
VOOR HET
De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid zal: 1. advies verlenen betreffende de herstelvordering en de ambtshalve uitvoering (artikel 6.1.7 tot en met 6.1.12 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening). Hierbij kan worden opgemerkt dat, naast de stedenbouwkundige inspecteur, ook de colleges van burgemeester en schepenen voortaan slechts tot de ambtshalve uitvoering zullen kunnen overgaan na het bekomen van het voorafgaand, positief advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. 2. advies verlenen betreffende opeenvolgende herstelvorderingen (artikel 6.1.13 tot en met 6.1.6 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening). Dit betekent dat eenmaal door de stedenbouw-
9 10
Parl. St. Vl Parl. 2002-03, nr.1566/7, 39. Contra: de Vlaamse minister bevoegd voor de ruimtelijke ordening meent daarentegen dat de HRH advies kan geven over bijvoorbeeld dwangsommen en dergelijke (Parl. St. Vl. Parl. 200203, nr. 1566/7,8).
7
HRH Jaarverslag 2009
kundige inspecteur of het college ervoor wordt gekozen een herstelvordering bij het parket in te leiden, zij slechts nadien een herstelvordering voor de burgerlijke rechtbank zullen kunnen inleiden na het bekomen van het voorafgaand, positief advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid (het zgn. electa una via beginsel). Dit is een nieuwe bevoegdheid. 3. advies verlenen betreffende sommige betekeningen van vonnissen en arresten (artikel 6.1.17 tot en met 6.1.20 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening). De stedenbouwkundige inspecteur en de colleges van burgemeester en schepenen kunnen bepaalde, oudere vonnissen en arresten slechts (her)betekenen na het voorafgaand, positief advies van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. Dit is een nieuwe bevoegdheid. 4. op gemotiveerd verzoek beslissen dat een opeisbaar geworden dwangsom, vermeld in artikel 6.1.41, §3, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, slechts gedeeltelijk wordt ingevorderd, of dat deze invordering tijdelijk wordt opgeschort. Dit is een nieuwe bevoegdheid. 5. belast zijn met bemiddelingsopdrachten (artikel 6.1.22 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening), ofwel op verzoek van een overtreder (artikel 6.1.52, §1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening), ofwel op bevel van de rechter zolang de zaak niet in beraad is genomen (artikel 6.1.54, §1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening). Dit is een nieuwe bevoegdheid. 6. advies geven, opmerkingen maken of voorstellen doen over alle aangelegenheden met betrekking tot het handhavingsbeleid, op eigen initiatief of op verzoek van het Vlaams Parlement of de Vlaamse Regering (artikel 6.1.23 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening). Deze bevoegdheid is analoog aan de bevoegdheid van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid uit hoofde van oud artikel 9bis, §7, DRO. 7. op verzoek van de rechter een voor de vorderende overheid niet-bindend advies verlenen aan de hoven en rechtbanken over een herstelvordering die werd ingediend vóór 16 december 2005 en waarover de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid of de Hoge Raad voor het Herstelbeleid advies heeft verleend (artikel 7.7.3 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening). Dit is een overgangsmatige bevoegdheid analoog aan die van oud artikel 198bis, tweede lid, DRO. 8. advies geven over een door het IVA Inspectie RWO te ontwerpen Handhavingsplan (artikel 6.1.4, §2, 2°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening). Dit is een nieuwe bevoegdheid.
8
2.3. TEVENS
VOORZIET DE
VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING
IN EEN AANTAL PROCEDURE-
VERNIEUWINGEN BIJ DE UITOEFENING VAN DE BEVOEGDHEDEN DOOR DE
HOGE RAAD
VOOR HET
HANDHAVINGSBELEID. Zonder exhaustief te zijn, kan er in dit verband gewezen worden op de verruiming van de inspraak vanuit de handhavende besturen tot de colleges van burgemeester en schepenen van de ontvoogde gemeenten (artikel 6.1.31 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening), het eventueel schriftelijk horen van belanghebbenden door de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid wanneer de Hoge Raad dit nodig acht voor een zorgvuldige feitenvinding of voor de eerbiediging van het verdedigingsbeginsel (artikel 6.1.34 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) en het voorzien in bijstand en vertegenwoordiging (artikel 6.1.35 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening) als meest in het oog springende innovaties.
2.4. DE HOGE RAAD VOOR HET HANDHAVINGSBELEID TREEDT OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 7.7.1, EERSTE LID, VAN DE VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING OP 1 SEPTEMBER 2009 IN DE PLAATS VAN DE HOGE RAAD VOOR HET HERSTELBELEID. De bevoegdheden van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid vastgelegd in de artikelen 6.1.7 tot en met 6.1.23, de artikelen 6.1.30 tot en met 6.1.35 en de artikelen 6.1.52 tot en met 6.1.54 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening hebben echter overeenkomstig artikel 7.7.1, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening eerst gevolg indien en zodra de Vlaamse Regering het procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid heeft vastgesteld. Naar luid van artikel 7.7.1, tweede lid, in fine, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening had dit uiterlijk moeten geschieden op 30 november 2009, wat niet is gebeurd. Concreet houdt dit in dat de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid tot wanneer de Vlaamse Regering het procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid zal vaststellen, in essentie dezelfde opdrachten van de vroegere Hoge Raad voor het Herstelbeleid zal blijven uitvoeren. Tot wanneer de Vlaamse Regering het procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid vaststelt, zal de procedurele en materiĂŤle afhandeling van de dossiers gebeuren zoals tot en met 31 augustus 2009 bij de vroegere Hoge Raad voor het Herstelbeleid. Immers, overeenkomstig artikel 7.7.1, derde lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening worden voorafgaand aan de vaststelling van het procedure- en werkingsreglement van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid, de dossiers bij de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid aanhangig gemaakt overeenkomstig de materiĂŤle en procedurele regelen die golden voorafgaand aan 1 september 2009. De Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid behandelt deze dossiers, zolang het procedure- en
9
HRH Jaarverslag 2009
werkingsreglement niet is vastgesteld, overeenkomstig artikel 7.7.1, derde lid, in fine, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening conform die vroegere materiële en procedurele regelen, ook indien het procedure- en werkingsreglement intussen in werking is getreden.
2.5. VOOR
DE VOLLEDIGHEID DIENT ER WEL OP TE WORDEN GEWEZEN DAT, OVEREENKOMSTIG
7.7.1 VAN DE VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING, ARTIKEL 6.1.6, §2, TWEEDE LID, VAN DE VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING IN WERKING IS GETREDEN. ARTIKEL
Vanaf 1 september 2009 verleent de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid adviezen die zullen zijn gesteund op motieven die ontleend worden aan: 1° het recht, met inbegrip van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals deze specifiek binnen de ruimtelijke ordening gelden; 2° de weerslag van inbreuken op de rechten van derden en op de plaatselijke ordening, zijnde het niveau van de goede ruimtelijke ordening van naburige percelen dat zou worden behaald indien zich geen schade ingevolge een misdrijf, vermeld in artikel 6.1.1, zou hebben voorgedaan.
10
3. ACTIVITEITEN 2009 3.1. ZITTINGEN 2009 De HRH vergaderde 9 keer plenair in 2009 en verleende in totaal 650 adviezen over herstelvorderingen. Er werd in 2009 geen beleidsadvies verleend. 1° 2° 3° 4° 5° 6° 7° 8° 9°
19 januari 2009: 13 februari 2009: 20 maart 2009: 24 april 2009: 25 mei 2009: 9 juni 2009: 19 juni 2009: 13 juli 2009: 25 augustus 2009:
behandeling adviesaanvragen (76) behandeling adviesaanvragen (79) behandeling adviesaanvragen (103) behandeling adviesaanvragen (103) behandeling adviesaanvragen (66) behandeling adviesaanvragen (1) behandeling adviesaanvragen (73) behandeling adviesaanvragen (76) behandeling adviesaanvragen (73)
De transitie van de Hoge Raad voor het Herstelbeleid naar de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid (met ingang van 1 september 2009) gaf tevens aanleiding tot verschillende bijkomende (overleg-)vergaderingen met de voorzitter. Op 29 april, 15 mei, 2 juni, 12 juni, 24 juni, 27 juni, 29 juni, 11 augustus, 20 augustus en 28 augustus gingen werkgroepvergaderingen door met de voorzitter waarop het transitietraject van de HRH naar de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid werd voorbereid. Op deze vergaderingen werd nauwgezet onderzocht in welke mate de adviespraktijk van de Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid diende te worden bijgesteld in functie van de bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, in het bijzonder in functie van de nieuwe prioriteitenorde (artikel 6.1.41, §1, eerste lid Vlaamse Codex RO) en werden de voorbereidingen getroffen voor een naadloze overgang van HRH naar Hoge Raad voor het Handhavingsbeleid. Daarnaast werd een voorontwerp van procedure- en werkingsreglement voorbereid en werd de huisvestingsproblematiek van het permanent secretariaat en de Hoge Raad opgevolgd.
11
HRH Jaarverslag 2009
4. KWANTITATIEVE GEGEVENS 4.1. VERSTREKTE ADVIEZEN – OVERZICHT
INSTROOM HV < CBS/ SI
HV< R&H
HV< NBI
2006
523
38
3
2
2007
721
127
2
2008
701
47
< 1/9/09
628
TOTAAL
2573
UITSTROOM
Ambtshalve uitvoering
Ambtshalve uitvoering
∑ HRH
HV < CBS/ SI
HV< R&H
0
566
468
26
3
2
0
499
0
0
850
718
89
2
0
0
809
0
1
0
749
686
87
0
1
0
777
39
0
0
0
667
607
43
0
0
0
650
251
5
3
0
2832
2482
245
5
3
0
2735
BeleidsADVIES
HV< NBI
BeleidsADVIES
∑ HRH
De bovenstaande tabel geeft de instroom en uitstroom weer van de adviesaanvragen over de verschillende werkingsjaren. In 2009 werden 667 adviesaanvragen ingediend. De raad verleende in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2009 in totaal 650 adviezen. De HRH gaf in 2009 650 adviezen over adviesaanvragen over herstelvorderingen. 358 van deze adviesaanvragen werden ingeleid door de stedenbouwkundige inspecteurs (hierna: de SI). De colleges van burgemeester en schepenen (hierna: de CBS) leidden 168 adviesaanvragen in. Er werden 81 gezamenlijke adviesaanvragen (CBS + SI) ingeleid door het college van burgemeester en schepenen én de stedenbouwkundige inspecteur. De raad verleende 43 adviezen voor adviesaanvragen van hoven en rechtbanken met toepassing van artikel 198bis DRO. Deze cijfers liggen in absolute orde lager dan in 2008. Als in rekening wordt gebracht dat deze slechts betrekking hebben op een periode van 8 maanden is er toch een stijgende trend vast te stellen. De HRH verleende in 2009 gemiddeld 81 adviezen per maand terwijl dit cijfer in 2008 gemiddeld 65 adviezen per maand bedroeg. De HRH gaf in 2009 geen beleidsadviezen. Het onderstaande taartdiagram geeft het detail van de herkomst van de in 2009 geadviseerde adviesaanvragen. Alle door de SI ingeleide adviesaanvragen hadden betrekking op herstelvorderingen die zowel met toepassing van artikel 149, § 1 als van artikel 151 DRO bij de hoven en rechtbanken kunnen worden ingeleid. Ook in 2009 werden door de stedenbouwkundige inspecteurs geen adviesaanvragen over het opstarten van de ambtshalve uitvoering van vonnissen of arresten (artikel 153 DRO) voor advies ingediend bij de HRH.
12
Totaal aantal verleende adviezen (art. 149, 151): 650
CB 81 CB 81 12% 12%
BC 0BC 0 0% 0%
A N R R A0 0N0 43 43 0 0% 7% 0% 7% 0% 0%
0 0%
0 0%
B 358 55%
B 358 55%
CC 168 168 26% 26%
B=
adviesaanvragen SI
C=
adviesaanvragen CBS
CB = gezamenlijke adviesaanvragen ingediend door CBS BC = gezamenlijke adviesaanvragen ingediend door SI N=
adviesaanvragen ingediend door onbevoegde instantie
R=
adviesaanvragen ingediend door de hoven en rechtbanken met toepassing art. 198bis DRO
A=
beleidsadviezen
13
HRH Jaarverslag 2009
4.1.1.
SPREIDING PER PROVINCIE - Geadviseerde adviesaanvragen van de stedenbouwkundige inspecteurs (B) In 2009 werd het voortouw genomen door de stedenbouwkundige inspecteurs bevoegd voor Limburg en Vlaams-Brabant met respectievelijk 96 en 94 geadviseerde adviesaanvragen. Zij worden gevolgd door de provincies West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Antwerpen met 81, 52 en 35 geadviseerde adviesaanvragen. Ten opzichte van de voorgaande jaren wordt een meer evenredige verdeling over de provincies vastgesteld. 358 geadviseerde adviesaanvragen SI 96 96 27% 26%
8181 23% 23% West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant 52 52 15% 14%
9494 26% 26%
Limburg
35 35 10% 10%
- Geadviseerde adviesaanvragen van de colleges van burgemeester en schepenen (C) Het onderstaande taartdiagram geeft de onderverdeling van de adviesaanvragen per provincie weer. De gemeenten van de provincies Oost- en West-Vlaanderen hebben in 2009 een stijgend aantal adviesaanvragen ingeleid ten opzichte van de vorige jaren. 168 geadviseerde adviesaanvragen CBS 8
85% 5%
8 8 5% 5%
4949 29% 29%
41 41 24% 24%
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg
6262 37% 37%
14
- Geadviseerde gezamenlijke adviesaanvragen (CB)
81 geadviseerde adviesaanvragen CBS-SI
8 8 10% 10%
0 0 0%0%
23 23 28% 28%
0 0 0% 0%
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg
50 50 62% 62%
- Geadviseerde adviesaanvragen van hoven en rechtbanken (de rangschikking is gebeurd op basis van de plaats van de overtreding)
43 geadviseerde adviesaanvragen Hoven en Rechtbanken 11;26% 26% 11;
6; 14% 6; 14% 3; 7% 3; 7%
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg
11; 11; 25%26% 28% 12;12; 27%
15
HRH Jaarverslag 2009
4.1.2. DOORLOOPTIJD De gemiddelde doorlooptijd over alle werkingsjaren heen van een adviesaanvraag bedraagt 35,2 dagen. Ook in 2009 werden alle termijngebonden adviesaanvragen (artikelen 149, ยง 1 en 151 DRO) binnen de bij decreet voorziene termijn van 60 dagen geadviseerd. De gemiddelde doorlooptijd van een adviesaanvraag van de hoven en rechtbanken bedroeg in 2009 48.3 dagen. Wordt de doorlooptijd gerekend vanaf het moment dat het dossier werd vervolledigd met de in toepassing van artikel 31 van het huishoudelijk reglement bij de vorderende instantie opgevraagde stukken, dan bedraagt deze gemiddeld 44.9 dagen.
4.2. ADVIEZEN - OVERZICHT 4.2.1. AANTAL PER ZITTING UITGEBRACHTE ADVIEZEN Wanneer geen rekening wordt gehouden met de zitting waarop uitsluitend verdaagde adviesaanvragen werden behandeld (09/06/2009) verkrijgt men een rekenkundig gemiddelde van 81,25 behandelde adviesaanvragen per zitting. Dit is hoger dan het gemiddelde van 64,5 in 2008. Aantal uitgebrachte adviezen per zitting 2009
120 102
103
100 80
76
79
73
76
73
66
60 40 20 1
0
0
0
0
0
0
0
19.1
13.2
20.3
24.4
25.5
9.6
19.6
13.7
25.8
4.2.2. Globaal werd 46% van de adviesaanvragen eensluidend geadviseerd; dit is een stijging van 1% t.o.v. het jaar 2008. 48% werd niet-eensluidend geadviseerd, terwijl 2% van de adviesaanvragen onontvankelijk werd verklaard. De overige adviezen zijn deels eensluidend, deels niet-eensluidend of onontvankelijk.
16
Resultaten Vlaanderen 650 Adviezen
6;6; 1% 1;1;0% 1% 16;3%2% 16; 0% 0% 1;1;0% 3% 19;19;3%
2; 0%
2; 0% 300; 46% 300; 46%
305;48% 47% 305;
Eensluidend
Eensl./Niet-eensl./onontv.
Niet-eensluidend
Niet-eensl./Onontvankelijk
Eensl./niet-eensl.
Onontvankelijk
Eensl./onontv.
Geen advies
- Adviezen met toepassing van art. 149, 151 of 149 en/of 151 DRO door de stedenbouwkundige inspecteurs. Resultaten van 358 adviezen stedenbouwkundige inspecteurs (B)
0% 0;0;0% 11;3% 3% 11;
150; 42% 150; 42%
4; 1% 4; 1%
2; 2;1% 1% 1; 1;0% 0%
190; 53% 190; 53%
Eensluidend
Niet-eensl./onontv.
Niet-eensluidend
Onontvankelijk
Eensl./niet-eensl.
Geen advies
Eensl./onontv.
17
HRH Jaarverslag 2009
Verder onderverdeeld, geeft dit per provincie de volgende resultaten: STED. INSP.
GEADV. AANVR.
EENSLUIDEND
NIET-EENSLUIDEND
ANTWERPEN
35
15
16
LIMBURG
96
30
63
OOST-VLAANDEREN
52
38
14
VLAAMS-BRABANT
94
59
28
WEST-VLAANDEREN
81
48
29
- Adviezen met toepassing van art. 149, 151 of 149 en/of 151, DRO door CBS. Het percentage eensluidende adviezen over herstelvorderingen van de colleges van burgemeester en schepenen liep in 2009 op van 33% tot 40%. Vermits het percentage niet-eensluidende adviezen quasi onveranderd bleef (50%) is deze stijging quasi volledig toe te schrijven aan de daling van de onontvankelijke adviezen (4% i.p.v. 12% in 2008).
Resultaten van 168 adviezen colleges van burgemeester en schepenen (C)
7;7; 4%4% 1% 2;2;1%
0;0;0% 0%
67; 67;40% 40% 85; 50% 51% 85;
1; 1% 1; 1% Eensluidend
Niet-eensl./onontv.
Eensl./niet-eensl.
Onontvankelijk
Eensl./onontv.
Geen advies
Niet-eensluidend
18
6; 3% 6; 4%
- Adviezen gezamenlijke adviesaanvragen met toepassing van art. 149, 151 of 149 en/of 151, DRO Resultaten van de 81 adviezen gezamenlijke adviesaanvragen (CB) 1% 1; 1; 1%
1; 1;1%1%
42;42;53% 52%
34; 42% 34; 42%
2; 2;3%2% 1; 1% 1; 1%
Eensluidend
Niet-eensluidend
Eensl./niet-eensl.
Onontvankelijk
Eensl./onontv.
Geen advies
- Adviezen aan de hoven en rechtbanken (adviesaanvragen met toepassing van artikel 198bis DRO). De dalende trend eensluidende adviezen werd in 2009 bevestigd. In 2009 werd slechts 21% van de adviesaanvragen eensluidend geadviseerd. Resultaten 43 adviezen Hoven en Rechtbanken
6;6; 14% 14%
9; 21% 9; 21%
65% 28;28; 65%
Eensluidend Niet-eensluidend Onontvankelijk
19
HRH Jaarverslag 2009
5. GLOBAAL OVERZICHT (van 1/1/2006 â&#x20AC;&#x201C; 31/08/2009) 5.1.
ADVIESAANVRAGEN HERSTELVORDERINGEN
2735 geadviseerde adviesaanvragen (art. 149, 151)
CB CB 421 421 15% 15%
N 5 N5 0%0%
BC 3BC 3 0% 0%
R R 248 248 9% 9%
A A 3 3 0% 0%
0 0%
0 0%
B B 1408 1408 52% 52%
CC 645 645 24% 24% B=
adviesaanvragen SI
C=
adviesaanvragen CBS
CB = gezamenlijke adviesaanvragen ingediend door CBS BC = gezamenlijke adviesaanvragen ingediend door SI
20
N=
adviesaanvragen ingediend door onbevoegde instantie
R=
adviesaanvragen ingediend door de hoven en rechtbanken met toepassing art. 198bis DRO
A=
beleidsadviezen
- Geadviseerde adviesaanvragen van de stedenbouwkundige inspecteurs (B)
1408 geadviseerde adviesaanvragen SI
285 285;20% 20%
35425% 354; 25%
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg
215
16%15% 215;
425 30%
425; 31%
129 129; 9%9%
- Geadviseerde adviesaanvragen van de colleges van burgemeester en schepenen (C) 645 geadviseerde adviesaanvragen CBS
135 135 21% 21%
43
50 50 8% 8%
43 7%7%
West-Vlaanderen 132132 20% 20%
Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg
285
285 44% 44%
21
HRH Jaarverslag 2009
- Geadviseerde gezamelijke adviesaanvragen
424 geadviseerde adviesaanvragen CBS-SI
33 1% 1%
76 76 18% 18%
55 1% 1%
West-Vlaanderen
116 116 27% 27%
Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg
224 224 53% 53%
- Geadviseerde adviesaanvragen van hoven en rechtbanken (de rangschikking is gebeurd op basis van de plaats van de overtreding)
248 geadviseerde adviesaanvragen Hoven en Rechtbanken
West-Vlaanderen 48;48; 19%19%
94; 94;38% 38%
Oost-Vlaanderen Antwerpen 31;13% 13% 31;
Vlaams-Brabant Limburg
21; 8%
21;8%
22
54; 22% 22% 54;
5.2. ADVIEZEN â&#x20AC;&#x201C; OVERZICHT RESULTATEN Resultaten Vlaanderen 2730 adviezen
14;0% 0% 14;
1; 1;0% 0%
13; 0% 13; 0% 122;
72;3% 3% 72;
4%4% 122;
15; 15;1% 1%
1248; 46% 1248; 46%
1245; 46% 1245; 46%
Eensluidend
Eensl./Niet-eensl./onontv.
Niet-eensluidend
Niet-eensl./Onontvankelijk
Eensl./niet-eensl.
Onontvankelijk
Eensl./onontv.
Geen advies
- Adviezen met toepassing van art. 149, 151 of 149 en/of 151 DRO door de stedenbouwkundige inspecteurs Resultaten van 1408 adviezen stedenbouwkundige inspecteurs (B) 9; 1% 1% 9; 0% 7;7;0% 34;2% 2% 34;
629; 629;45% 45%
17; 1% 17; 1% 1; 1;0% 0%
711; 51% 711; 51%
Eensluidend
Niet-eensl./onontv.
Niet-eensluidend
Onontvankelijk
Eensl./niet-eensl.
Geen advies
Eensl./onontv.
23
HRH Jaarverslag 2009
- Adviezen met toepassing van art. 149, 151 of 149 en/of 151, DRO door CBS. Resultaten van 645 adviezen colleges van burgemeester en schepenen (C)
72;72;11% 11%
2;2; 0% 0%
0% 2; 2;0%
237; 37% 237; 37%
12; 12;2%2%
318; 49% 318; 50%
2;2; 1% 0%
Eensluidend
Niet-eensl./onontv.
Eensl./niet-eensl.
Onontvankelijk
Eensl./onontv.
Geen advies
Niet-eensluidend
- Adviezen met toepassing van art. 149, 151 of 149 en/of 151, DRO door CBS. Resultaten van 424 adviezen gezamenlijke adviesaanvragen (CB) 13; 13;3% 3% 0% 2;2;0%
6; 6;1% 1% 219; 52% 219; 53%
163; 163;39% 39%
0% 1;1;0% 2; 1% 2; 0%
24
15; 15;4% 4%
Eensluidend
Niet-eensluidend
Eensl./niet-eensl.
Niet-eensl./onontv.
Eensl./onontv.
Onontvankelijk
Eensl./Niet-eensl./onontv
Geen advies
- adviezen aan de hoven en rechtbanken (adviesaanvragen met toepassing van artikel 198bis DRO). Resultaten 248 adviezen Hoven en Rechtbanken
0; 0;0% 0% 0% 1; 1;0% 5% 11;11;4%
15;6% 6% 15; 2% 6; 6;2%
80; 80;33% 32%
135; 55% 135; 55%
Eensluidend
Niet-eensl./onontv.
Niet-eensluidend
Onontvankelijk
Eensl./niet-eensl.
Geen advies
Eensl./onontv.
25
Depotnummer: D/2010/3241/238
HOGE RAAD
HRH
VOOR HET
HERSTELBELEID
HRH Koning Albert II-laan 19 bus 14 1210 Brussel
JAARVERSLAG 2009