Publicatie - Op weg naar een waardige en weerbare (Leuvense) nachtcultuur.

Page 1

in de diepste duisternis en stilte van de nacht hebben innerlijke stemmen en verlangens de kans om gehoord te worden de nacht is meer dan een zwarte doos de nacht is voor ontdekkers voelers waaghalzen genieters de nacht is om vrij te bewegen je identiteit te exploreren de nacht is de plaats waar we antwoorden vinden op vragen die we zelf nog moeten ontdekken zo evolueert de nacht tot het weer ochtend wordt Ines Thora


VOORWOORD

04

1.

HET (MAATSCHAPPELIJK) BELANG VAN NACHTCULTUUR

11

2.

DE NACHT ALS ZALIGMAKER VAN ONS INDIVIDUEEL EN COLLECTIEF WELZIJN

23

3.

HET DEKOLONISEREN VAN MUZIEK EN NACHTCULTUUR

35

4.

NACHTCULTUUR BOUWT (H)ECHTE COMMUNITIES

47

5.

ARCHITECTUUR EN DESIGN VAN CLUB(CULTUUR)

61

• • •

MISS MIYAGI CLUB EFEMEER HORST ARTS & MUSIC

65 75 87

COLOFON

102


04 “All the great cities in the world, whether Tokyo or Berlin, New York or London are considered great because of the culture that has come out of them and is still facilitated within them. If you then start looking at the impact that nightclubs have on that culture it's clearly not just functional, it's thriving.”

05 Al dan niet verrassend, maar deze quote is afkomstig uit Leuven. Ze werd uitgesproken op de eerste editie van and& festival in 2018 door Gabriel Szatan, in zijn toenmalige functie als senior curator bij het toonaangevende, Londense muziekplatform Boiler Room. Leuven is natuurlijk niet Berlijn of New York, maar de boodschap in de woorden van Szatan gaat op voor elke zichzelf respecterende, creatieve en inclusieve stad. Leuven kroonde zich in 2020 tot de meest innovatieve stad van Europa, maar op vlak van nachtcultuur is er nog werk aan de winkel. Toch blijft kiezen voor nachtcultuur moeilijk voor beleidsmakers. Terwijl een keuze voor de nacht veel meer is. Het is een keuze voor jongeren, voor creativiteit, voor ondernemerschap, voor vrijheid. Door het initiatief van Nachtplan expliciet te omarmen toont Leuven de wil voor verandering. Toch staan we nog maar aan het begin van deze uitdaging: hoe bouw je samen aan een waardige en weerbare (Leuvense) nachtcultuur? Nachtplan en Horst legden deze uitdaging voor aan internationale, Belgische en Leuvense changemakers, organisatoren, ondernemers, kunstenaars en onderzoekers tijdens het driedaagse, multidisciplinaire Horst digital LAB 2020. Aan de hand van een tiental internationale en lokale panelgesprekken, elk met hun eigen focus, gingen we op zoek naar antwoorden. Mentaal welzijn, inclusiviteit, dekolonisatie, empowerment, ondernemerschap. De hoofdstukken waar de panelgesprekken rond werden gevoerd (en ook deze bundel is rond opgemaakt) zijn stuk voor stuk thema’s die de ziel van de nacht belichamen, maar die ook complexe uitdagingen in zich dragen. De inzichten die tijdens de gesprekken werden opgedaan, zorgden op hun beurt voor nieuwe vragen en nieuwe uitdagingen. Gespreksstof voor méér gespreksstof. Actie voor meer actie. Deze inspiratiebundel is het naslagwerk van de panelgesprekken. Het raakt een eerste keer de vijf thema’s zachtjes en nieuwsgierig aan. Per artikel kozen we een selectie inzichten en bedenkingen uit de panelgesprekken waarmee we een poging doen om een complex ecosysteem begrijpelijker te maken. Aan de hand van voorbeelden, best practices en uitspraken hopen we vooral veel mogelijkheden te tonen en een dialoog op gang te brengen. Lees het dus met een even nieuwsgierige en open blik als hoe wij het hebben samengesteld. Laat de inhoud je vooral aanzetten tot nadenken. Deze informatiebundel is dan ook geschreven voor zowel liefhebbers en partners van de nacht alsook voor beleidsmakers. Een eerste poging om de blikken te verruimen. De eerste stappen op het pad dat we met alle betrokkenen van de nacht nog moeten bewandelen. Nachtplan & Horst April 2021




HET (MAATSCHAPPELIJK) BELANG VAN NACHTCULTUUR

1.


12 (1) Nachtcultuur

(3) Clubcommission

In dit en alle volgende artikelen zullen we consequent spreken over nachtcultuur, de nacht en nachtleven. Ook festivals, open airs en afterparties die overdag plaatsvinden, vallen onder dit ruime containerbegrip. Het is dus niet zo dat nachtcultuur alleen maar beleefd kan worden wanneer de zon onder is. De tweedeling in onze terminologie ‘dagnacht’ duidt dus niet zozeer op een tegenstelling die je op de klok kan aflezen, wel op een tegenstelling van twee heel verschillende systemen. De dag is in ons betoog een eerder rationeel systeem waarin kwantificeren, controleren en conformeren centraal staan. De nacht is dan weer een eerder irrationeel systeem met in haar kern begrippen als vrijheid, gelijkheid en creativiteit.

De Clubcommission werd opgericht als reactie op het sluiten van Knaack in 2010—gedurende 56 jaar een populaire concert- en feestplek in Berlijn. Actievoerders trokken eerst de straat op om de sluiting aan te vechten, maar beseften al snel dat ze meer op het beleid konden wegen door met hen in dialoog te gaan rond de vergadertafel. En dat was een nieuw soort activisme. Op die manier konden de activisten de belangen van ‘de nacht’ vertegenwoordigen bij actoren die impact hebben op het bestaansrecht van de nacht (denk aan: overheden, stadsplanners en cultuurraden) maar tegelijk ook mijlenver van die wereld af staan.

(2) Beleid

Vibelab werd opgericht door Lutz Leichsenring (die ook mee aan de wieg stond van de Clubcommission in Berlijn) en Mirik Milan (een voormalige nachtburgemeester van Amsterdam). Wereldwijd onderhouden ze de dialoog tussen nachtcultuur en beleid.

Met ‘het beleid’ bedoelen we de organen die instaan voor het creëren, handhaven en controleren van regels en wetten. Concreet bedoelen we hiermee dus de krachten die een stad of land besturen. We plaatsen hier alvast een voetnoot om te duiden dat we de termen beleid, overheid en politiek door elkaar gebruiken, maar deze wel allemaal naar hetzelfde begrip verwijzen.

fig.  01 fig. 02 fig. 03

(4) Vibelab

Affiche Belgisch Congo Leuven 1992 © VETO Afbraak van club SILO Leuven 2020 © Tim Fisher ‘Geef je stem aan de Leuvense nacht’ Nachtplan X Het Depot 2019 © Jente Waerzeggers

Dit artikel werd geschreven op basis van de inhoud en inzichten uit twee debatten die plaatsvonden tijdens het Horst Digital Lab in december 2020 in partnerschap met Nachtplan. Beide debatten hadden dezelfde gesprek focus: ‘Determining the societal importance of nightlife’. Het eerste debat vond plaats tussen internationale actoren Lutz Leichsenring (Clubcommission & VibeLab — Berlijn/Duitsland), Liese Kingsma (Space of Urgency – Amsterdam /Wenen — Nederland /Oostenrijk), Carin Abdula (OUTER — Lissabon/Portugal), Jonas Rutgeerts (KU Leuven /België) met moderator Jean-Hugues Kabuiku (schrijver en producer — Parijs/Frankrijk). Het tweede debat vond plaats tussen lokale, Leuvense actoren Mike Naert (Het Depot), Jonas Rutgeerts (KU Leuven), Ann-Sophie Tollet (Broeiplaats, Stelplaats) en Victor De Smet (Nachtplan). In dit artikel snijden we enkele onderwerpen aan die tijdens de debatten aan bod kwamen.

13 Hoe we het ook draaien of keren: nachtcultuur is een wezenlijk onderdeel van onze maatschappij. Het is een niet te onderschatten economisch gegeven en een belangrijke motor in stedelijke ontwikkeling. Maar ‘de nacht’ is bovenal een fysieke en mentale plek waarin individuen en gemeenschappen samenkomen, groeien en zich verder ontwikkelen. Voor sommige individuen en gemeenschappen is de nacht zelfs zo belangrijk dat het voor hen de énige (veilige) plek vormt waar ze zich kunnen uiten. De nacht brengt een heel spectrum aan muziekgenres, visuele identiteiten, dans- en kledingstijlen en andere culturele uitingen voort. Soms vinden die ook ingang in de mainstreamcultuur—denk bijvoorbeeld aan de typerende rave-smileys of bewegingen uit de vogueing scene. Nachtcultuur is dan ook een wezenlijk onderdeel van onze cultuur als geheel. Daarom spreken we in deze bundel consequent over ‘nachtcultuur’(1). Toch wordt nachtcultuur maatschappelijk en politiek nog ondergewaardeerd en en worden enkel de vooroordelen ervan belicht: overlast in al zijn facetten, middelengebruik, escapisme… Tijdens het afgelopen jaar werd vaak pijnlijk duidelijk hoe fragiel het hele ecosysteem rond nachtcultuur eigenlijk is. De wereldwijde pandemie stipte bijvoorbeeld aan dat nachtcultuur laag op de lijst van prioriteiten van beleidsmakers staat. Nachtcultuur en beleid (2), ze lijken soms verschillende talen te spreken. Het roept vragen op en dwingt ons tot reflectie; wat kan een gezamenlijke, maatschappijbrede strategie zijn om nachtcultuur te bewaren en vrijwaren voor toekomstige generaties? Hoe kunnen nachtcultuur en beleid samenwerken om nachtcultuur in al zijn facetten te laten floreren?


14 it takes two to tango Nachtcultuur en beleid: ze hebben een moeilijke, soms wat schizofrene relatie. Langs de ene kant kijkt het beleid naar de nacht als “leeg, luchtig en louter plezier” en wil ook nachtcultuur niets liever dan met rust gelaten worden. Langs de andere kant beseffen overheden meer en meer dat een bloeiende nachtcultuur bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van een stad of omgeving. Nachtcultuur, op haar beurt, heeft nood aan een ondersteunend beleid met een duidelijk, bijbehorend wettelijk kader dat haar in al haar facetten faciliteert. Wat vast lijkt te staan: er is de laatste jaren een hele weg afgelegd op dit vlak. In de jaren ‘70 en ‘80 staken vernieuwende genres als disco, funk en punk hun neus aan het venster in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Geleidelijk aan sijpelden die nieuwe muziekvormen ook andere delen van Europa binnen. De genres ontstonden en ontwikkelden zich in subculturen en gemeenschappen aan de rand van de samenleving. Ook de ruimtes die deze groepen fysiek innamen, lagen in de marge. Groezelige delen van het stadsweefsel bleken broedplaatsen voor vernieuwingen— denk maar aan industriële panden die vrijkwamen toen de industrie in grote mate uit de steden wegtrok. Door een gebrek aan een duidelijk wetgevend kader was het toen ook relatief gemakkelijk om van een leegstaande plek een club te maken. Wat afspraken met de gebouweigenaar, enkele helpende handen, een geluidssysteem en een bar—meer was er niet nodig om een plek in te richten tot een bloeiende hotspot voor een bepaalde gemeenschap. Dat was in Leuven niet anders.

fig. 01

15

Denk maar aan Den Atelier (later Belgisch Congo) die een belangrijke rol speelde in de punk- en new wavegemeenschap in onze stad. Jongeren en creatievelingen allerhande verzamelden in zulke plekken en ontwikkelden er zichzelf, hun gemeenschap en hun culturele output. Hoewel die output niet min was (denk maar aan de bekendheid die groepen als The Neon Judgement en Front 242 verwierven) was dit geen spek voor de bek van de Leuvense politiek. Uitgaan stond synoniem voor overlast en plezier maken—zeker niet meer dan dat.

“In clubs als de Den Atelier en de Beau Bruxelles (in Brussel, maar waar veel Leuvens volk zat), daar kwam het creatief leven van Leuven samen. Plekken waar mensen elkaar leerden kennen. De dynamiek die daardoor ontstond, heeft de politiek in Leuven toen te weinig gekoesterd.” Mike Naert

Eind jaren ‘80 en gedurende de jaren ‘90 zag je house en techno een gelijkaardige oversteek maken; van Amerika naar Verenigd Koninkrijk tot het Europese vasteland. België speelde binnen Europa een niet te onderschatten rol met toonaangevende artiesten als CJ Bolland en Frank Dewulf, internationaal gerenommeerde labels als R&S en Bonzaï en kenmerkende steenwegdiscotheken als Boccaccio en Cherry Moon. Toen een reportage op VTM de link legde tussen de house scene en het roesmiddel XTC, bleek dat een kentering in de publieke perceptie rond deze uitgaanscultuur. Steden en gemeenten begonnen hard op te treden tegen de clubs—soms met sluitingen als gevolg. Ook Leuven kende zijn portie problemen met dit fenomeen.

Het stadsbestuur legde de verantwoordelijkheid in de drugsproblematiek voor een groot deel bij de uitbaters. Bleven de problemen duren? Dan greep het beleid hard in met boetes, gevangenisstraffen en sluiting van de clubs.

Er heerste vooral wederzijds onbegrip en een sterke “wij-versus-zij”-retoriek. Nachtcultuur was (en is nog steeds) een uitlaatklep en drukventiel en werd op dat moment ook alleen maar in die optiek bekeken. “Nachtcultuur draagt niets wezenlijk bij aan de maatschappij of culturele “We kijken heel nostalgisch terug wereld”, leek toen de gedachtegang.

naar hoe nachtleven in de jaren ‘80 was. Maar we durven onvoldoende kritische, politieke lessen te trekken uit dat verleden. Wat niet goed was, zou ons vandaag kunnen helpen vooruit gaan.”

“De vijandigheid van de politiek schepte vroeger mogelijkheden, omdat het in combinatie stond met meer leegstand en goedkopere vastgoedprijzen. Dat laatste is niet meer Victor De Smet het geval, waardoor ook de relatie met het beleid veranderde.”

Het staat vast dat er in het verleden veel wantrouwen heerste tussen de feestvierders en organisatoren enerzijds en de beleidsmakers anderzijds. Op dat moment werd nog niet gepraat over de gemeenschappelijke belangen tussen beide groepen, laat staan over de economische en culturele waarde die een bloeiende nachtcultuur kan hebben voor een stad.

Jonas Rutgeerts

Is die starre houding enkel aan het beleid te wijten? Zeker niet. “It takes two to tango”. Ook de nachtcultuur stelde zichzelf subversief op. Uitgaan was (en is) voor vele jongeren een belangrijke manier om samen te komen, te ontsnappen aan de druk van alledag en op die manier


fig. 02

16

17 “Organisaties die nu werken rond nightlife policy zoals Nachtplan, doen dat niet omdat ze dat per se willen. Het is de gegevenheid van de situatie vandaag dat het niet anders meer kan.” Jonas Rutgeerts

tegen de schenen van het systeem te trappen. En hoewel de verschillende subculturen een sterk onderscheidende esthetiek hadden, zagen ze zichzelf als tegengewicht (en niet als aanvulling) van de heersende cultuur. De noodzaak om vanuit de nacht de link te leggen naar de dag, was dus ook compleet afwezig.

de kentering Het laatste decennium zien we beide werelden toch stap voor stap toenadering zoeken. De “wij-versus-zij” -retoriek maakt langzaamaan plaats voor een nieuwe verhouding. Nachtcultuur en beleid gaan intenser samenwerken. Al loopt dat niet meteen van een leien dakje.

Belangrijke fundamenten in deze nieuwe verhouding werden gelegd door de oprichting van de Berlijnse Clubcommission (3). Berlijn is binnen Europa een soort lichtend voorbeeld wat nachtcultuur betreft. Wat in Berlijn gebeurt, wordt nauwlettend in de gaten gehouden en vindt gaandeweg navolging in andere steden en landen. In plaats van reactief en tegendraads op te treden, werden in de Clubcommission proactieve werkgroepen en methodieken ontwikkeld die beleid en nachtcultuur dichter bij elkaar moesten brengen. Het doel? Regelmatig overleg opzetten en adviezen formuleren, maar ook heel concrete zaken realiseren die het nachtleven in hun kracht zetten.

Die Berlijnse aanpak loonde. In verschillende landen doken intussen soortgelijke overleg- en adviescommissies op en met VibeLab (4) is er ook een internationaal consultancy bureau dat wereldwijd nachtcultuur en beleid dichter bij elkaar probeert te brengen. Ook hier in België zagen we de voorbije jaren tal van dergelijke overleg- en adviescommissies ontstaan. Denk maar aan 24h Brussels, de recente aanstelling van een nightlifecoach en -raad in Gent en de oprichting van Nachtplan in Leuven. Die intense manier van samenwerken loont in Leuven. Sinds 2019 zet de nieuwe bestuursploeg van de stad, samen met Nachtplan, in op het faciliteren van fysieke ruimtes om nachtcultuur (en jongerencultuur tout court) te stimuleren. De tijdelijke club ‘nacht’ in Stelplaats en de participatieve zoektocht naar een nieuwe nachtclub om het Leuvense nachtleven nog verder te verrijken, zijn eerste, hoopgevende resultaten.

Het wederzijdse onbegrip dat heerst tussen nachtcultuur en beleid is voornamelijk gestoeld op gebrek aan kennis van—en inzicht in—elkaars leefwereld en systeem. Daarnaast leven langs beide kanten hardnekkige emotionele vooroordelen over elkaar. In dit nieuw soort samenwerkingsverband wordt de emotie daarom bewust aan de kant geschoven, en staan feiten en data centraal. De Clubcommussion ontwikkelde een kwantitatieve, cijfermatige aanpak die nauwer aansluit bij de taal die het beleid spreekt. Zo stippen verschillende rapporten en studies die de commissie laat ontwikkelen het economische en culturele belang aan van nachtcultuur in de stad. Dat kan tot oplossingen leiden waar iedereen beter van wordt. Zo werd onlangs vanuit het Berlijnse stadsbestuur een verenig en heers miljoen euro vrijgemaakt om nachtclubs beter te isoleren. Hoe zo’n overlegcommissie tot stand komt, verschilt van plek tot plek. “Vroeger waren er veel voordelen Sommige commissies ontstaan vanuit aan het feit dat je ‘gewoon kon doen’ de nachtgemeenschap zelf en zoeken en de overheid er zich niet veel van vervolgens toenadering tot het beleid. aantrok, net zoals er vandaag ook Bij anderen (zoals bij Nachtplan) wordt voordelen te vinden zijn in het feit de noodzaak voor overleg en actie dat de stad wél wil meestappen erkend vanuit het beleid, dat er dan ook in een nachtverhaal.” middelen voor vrijmaakt. Ze hebben Jonas Rutgeerts wel allemaal dezelfde intrinsieke doelstelling: het belang van de nacht verEen sterk signaal: geluidsover- tegenwoordigen om nachtcultuur in last tegenover de buurt kan aangepakt al haar facetten mogelijk te maken. worden zonder dat clubs moeten in- Als volgende bekijken we nu binden of sluiten. enkele belangrijke variabelen van zulke overlegcommissies:


fig. 03

• De exacte rol die het beleid opneemt in dit verhaal kan verschillende vormen aannemen; van totaal afwezig, tot té regulerend. Wanneer het beleid te afwezig is, kan dat als gevolg hebben dat nachtcultuur geen voet aan de grond krijgt — bijvoorbeeld door vastgoedprijzen die de pan uitswingen. Een te regulerende overheid neemt de touwtjes dan weer te veel in handen en kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat initiatieven de kop worden ingedrukt door een wildgroei aan regels. Binnen nachtcultuur zelf heerst alvast een brede consensus over de gewenste rol die het beleid zou moeten opnemen. Het beleid moet vooral optreden als facilitator door fysieke ruimte te vrijwaren en beleidskaders te ontwikkelen waarbinnen initiatieven mogelijk worden. Het beleid moet niét optreden als content creator. Nachtcultuur (en de verschillende gemeenschappen die deze mee vormgeven) is immers zelf in staat om te groeien, zich te

18

ontwikkelen en vooral om verantwoordelijkheid op te nemen. Daar ligt haar kracht, als ze er tenminste de kans toe krijgt. De gedroomde samenwerking tussen nachtcultuur en beleid is er dus één waarbij het beleid een ondersteunende en faciliterende rol opneemt zodat nachtcultuur in haar kracht kan staan. • Grote en kleine nachtclubs zetelen vaak samen in zo’n orgaan. Nachtcultuur wordt wel eens gezien als één homogene groep maar de interne verschillen zijn groot. De noden van een startend jongereninitiatief of een kleine underground club zijn heel anders dan die van een grote commerciële nachtclub.

19 • Clubcultuur en cafécultuur zijn — hoewel ze beiden deel uitmaken van nachtcultuur — wezenlijk anders. Er schuilen met andere woorden enkele gevaren in zo’n gemengd orgaan. Kleine initiatieven kunnen aan de kant worden geduwd doordat grote clubs een bevoorrechte positie afdwingen. Clubs en cafés kunnen verkeerdelijk over dezelfde kam worden geschoren. Het is nochtans cruciaal om net die verscheidenheid van nachtleven te vatten in een overlegorgaan, anders riskeer je dat er alsnog initiatieven en organisaties onderbelicht of misbegrepen blijven. • Ook commerciële partners kunnen baat hebben bij de ontwikkeling van een gezonde nachtcultuur. Denk maar aan toeristische partners, bedrijven die licht- en geluidsinstallaties verhuren of zelfs drankenmerken. Het zijn misschien minder evidente bondgenoten, maar het is dus niet zo gek om te stellen dat zij ook een bepalende rol te spelen hebben in zo’n overlegcommissie. • De samenwerkingsverbanden die in een overlegcommissie gesmeed kunnen worden zijn dus divers, en niet altijd voor de hand liggend. Door al die vertakkingen en allianties is een overlegcommissie, zoals de Berlijnse Clubcommission geen homogene groep. Het is een lappendeken van heel verschillende spelers, die elk iets bijdragen aan het geheel.

• Er is dan ook geen one size fits all-oplossing die in elke stad ontplooid kan worden. • Hoe dan ook: verenig en heers. Dat is waar het op neerkomt. Door actief samenwerkingen op te zetten tussen verschillende actoren in het brede culturele en maatschappelijke veld en een constructieve, op feiten gebaseerde dialoog met het beleid op te zoeken, zorgt nachtcultuur voor gespreksstof rond de discussietafel. Een diverse ‘coalition of the willingʼ kan op die manier de toekomst van nachtcultuur bestendigen. Hoewel er nog een lange weg te gaan is, zijn deze toenaderingen zowel voor nachtcultuur als het beleid een positief verhaal.



DE NACHT ALS ZALIGMAKER VAN ONS INDIVIDUEEL EN COLLECTIEF WELZIJN

2.


24 (1) Synchroniciteit

(4) (Non)-mixed space

Synchroniciteit is een ander woord voor gelijktijdigheid. In dit geval: hoe we ons als groep op een gelijkaardige en gelijktijdige manier gedragen en bewegen zorgt ervoor dat we ons als groep emotioneel verbonden voelen.

Een non-mixed space is een plek die louter en alleen voor één welbepaalde gemeenschap bestaat. Een mixed space is een plek waarin verschillende gemeenschappen kunnen samenkomen.

(2) Gemeenschap Een gemeenschap is een groep mensen die iets gemeenschappelijk hebben. Het kan gaan om heel duidelijke uiterlijke kenmerken, iets dat je deelt (zoals een opleiding of woonomgevig). Maar gemeenschappen kunnen ook minder zichtbare kenmerken delen, bijvoorbeeld een seksuele oriëntatie, interessegebieden, smaken of bepaalde normen en waarden. We gaan in artikel 5 dieper in op wat dat allemaal kan zijn. We plaatsen hier alvast een voetnoot om te duiden dat we de termen gemeenschap, community, groep en doelgroep door elkaar gebruiken, maar deze wel allemaal naar hetzelfde begrip verwijzen.

(3) Grassroots Grassroots is een Engelse term voor politieke processen die aan de basis worden ontwikkeld. Ook activisme vanuit gemeenschappen valt onder het begrip grassroots. Grassroots-bewegingen en organisaties mobiliseren lokaal en ontwikkelen collectieve acties en initiatieven om te wegen op een lokaal, regionaal, nationaal of zelfs internationaal beleid. Grassroots-bewegingen zijn op die manier organischer en spontaner dan meer traditionele machtsstructuren.

fig. 00 fig.  04 fig. 05 fig. 06 (*)

(*) Fig 6 Het bovenste diagram toont de primaire functies van clubruimtes met hun specifieke kenmerken, en het belang van hun fysieke implementatie t.o.v. elkaar en het daaruit vloeiend (gewenste) effect. Meer bepaald: links zien we de primaire functie van de clubruimte, nl. ‘ruimte om te dansen’, met de daarbij gerelateerde functies. Rechts zien we de gemeenschappelijke functie binnen clubruimtes, nl. ‘ruimte om te drinken en te ontmoeten’. Alle functies resulteren in scenografische, dramaturgische of functionele elementen die samen moeten worden geïmplementeerd in dezelfde clubruimte. Vertaald naar de ruimte resulteert dit standaard in een dansvloer (met specifieke kenmerken) en een bar (die vrij functioneel is). Als we de elementen echter vergelijken, is het duidelijk dat ze heel verschillend en zelfs tegenstrijdig zijn. Hun fysieke implementatie genereren een niet te onderschatten effect. De dansvloer en de bar kunnen bv. niet exact dezelfde fysieke ruimte delen zonder tegenstrijdige effecten te genereren (bv. onderliggende interacties tussen dansers in de danszone worden onderbroken door een rij mensen aan een bar die drank willen bestellen of luider praten). We zien dat sommige clubs dit in de praktijk brengen en andere niet. Hoewel dit te wijten kan zijn aan een gebrek aan (fysieke) ruimte of onwetendheid, wordt dit het vaakst aangetroffen in de commerciële clubs, waar de consumptie van dranken belangrijk(er) is dan dansen. www.arnauddewolf.com

Horst Lab 2020 Stelplaats Leuven © Lukas Turcksin Girls Go Boom Gent 2018 © Jeroen Jacobs Photo Girls Go Boom Gent 2018 © Jeroen Jacobs Photo ‘Towards a performative club: scenographic aspects of club culture.’ © Arnaud De Wolf

25 Een nachtclub is meer dan een oppervlakkig trefpunt waar mensen samenkomen. Voor de ene vormt de nachtclub een uitlaatklep van het dagelijkse leven, voor de andere ontstaan er nieuwe vriendschappen of samenwerkingen tussen gelijkgezinden. Voor sommigen is de nacht een veilig toevluchtsoord. —De enige, veilige plek waar ze zich ten volle kunnen uiten en ontplooien.—

Dit artikel werd geschreven op basis van de inhoud en inzichten uit twee debatten die plaatsvonden tijdens het Horst Digital Lab in december 2020 in partnerschap met Nachtplan. Beide debatten hadden dezelfde gesprek focus: ‘Enhancing personal and collective wellbeing through nightlife’. Het eerste debat vond plaats tussen internationale sprekers Kajetan Lukomski (Avtomat — DJ, producer en vormgever — Warsaw / Polen), Eris Drew (DJ en producer — Chicago/US), Fannie Sosa (Pleasure Against The Machine — Parijs / Frankrijk), Bogomir Doringer (onderzoeker I Dance Alone — Amsterdam  /  Nederland), Jozefien De Leersnyder (KU Leuven  / België) met moderator Souria Cheurfi (VICE — Brussel /België). Het tweede debat vond plaats tussen lokale actoren Lindsi Dendauw (Girls Go BOOM — Gent) Arnaud De Wolf (Club Efemeer — Leuven / Brussel) en Eline Van Audenaerde (The Unicorn Mothership — Gent) met moderator Hans Empereur. In dit artikel snijden we enkele onderwerpen aan die tijdens de debatten aan bod kwamen.


26 rave together stay together Uitgaan is een bij uitstek fysieke activiteit: we dansen, bewegen en treden met elkaar in contact. Aanraking, geur, beweging, energie, nabijheid, het zachte licht dat op je gezicht valt wanneer je ‘s ochtends de club uitstapt—het zijn maar enkele voorbeelden van fysieke, zintuiglijke prikkels die tijdens (of na) een nacht op ons afkomen. De occasionele spierpijn, hese keel en dehydratatie de dag nadien zijn allemaal heel fysieke gevolgen van een nachtje stappen. Maar uitgaan en feesten zet ook in je hoofd en geest vanalles in beweging. Naast het fysieke vallen dus ook heel wat mentale gevolgen te onderscheiden. “Those who rave together, stay together.” Deze ietwat gespierde leuze slaat toch de nagel op de kop. Er werd heel wat wetenschappelijk onderzoek verricht naar het effect van dansen en samen bewegen op onze hersenen. Tijdens een clubnacht is er (meestal) een beat die het ritme dicteert en ervoor zorgt dat we samen als één massa bewegen. We zijn op zo’n moment wat socioloog Emile Durkheim een “gesynchroniseerde gemeenschap” noemt. We delen beweging, energie en emoties, wat voor een gevoel van eenheid en empowerment zorgt. Ook al kennen we de mensen rondom ons (nog) niet, toch worden door dat gedeelde moment sterke banden gesmeed en ontstaat er een collectieve identiteit. Met andere woorden: gedragssynchroniciteit leidt tot emotionele synchroniciteit (1). Die synchroniciteit zorgt er ook voor dat we de extra mile gaan voor gedeelde belangen en soms ook dingen doen die we anders niet zouden doen.

Net omdat we ons zo verbonden voelen met elkaar, in dat moment. Dit soort verbondenheid is zeker geen nieuw gegeven dat ontstond tijdens clubben of dankzij nachtcultuur. Overal ter wereld bestonden (of bestaan nog steeds) eeuwenoude tradities en rituelen die deze rol vervullen. Nachtcultuur nam de fakkel voor een deel over en vormt samen met andere collectieve uitingsvormen (zoals bijvoorbeeld het samen beleven van een voetbalmatch) onze hedendaagse versie van die eeuwenoude tradities. Als mens en individu hebben we verschillende behoeften. In de jaren ‘40 ordende de Amerikaanse psycholoog Abraham Maslow die (volgens hem universele) behoeften in een piramide. Deze visualisatie is geen sluitend wetenschappelijk model (dat gaf ook Maslow zelf toe). Toch illustreert het een aantal begrippen die we hier kunnen gebruiken. Onderaan de piramide staan fysieke behoeften centraal, zoals eten, drinken en onderdak. Een laag hoger vinden we veiligheid, werzekerheid en gezondheid. Nog een stapje hoger vinden we de behoefte aan vriendschap, liefde en sociaal contact. Nog hoger de behoefte om onszelf te uiten en te groeien als persoon. Met andere woorden: na het vinden van voedsel en het onderhouden van een goede gezondheid, is de mens op zoek naar verbondenheid met anderen. Verbondenheid met de ander is belangrijk. Onderzoek toont aan dat een sociaal vangnet een belangrijke buffer kan vormen tegen stress en negativiteit. Verbondenheid kan, met andere woorden, voor een betere mentale balans zorgen van het individu. Die ver-bondenheid kan onder meer tot stand komen in een nachtclub,

fig. 04

fig. 05

een festivalterrein of concertzaal. Het is misschien wat simplistisch en kort door de bocht, maar langs de andere kant zette het afgelopen jaar deze visie weer op scherp. De gezondheidscrisis en de daaruit voortvloeiende maatregelen die ons beletten om nauw met elkaar in contact te treden, doen ons meer dan ooit inzien dat net dit contact zo waardevol is.

Een massa wordt in beweging gezet en aangevuurd door een soort hogepriester (de DJ) in een omgeving die voor de ene als de hemel en de ander als de hel aanvoelt (de nachtclub). De roes, die nu soms in drugs of alcohol gezocht wordt om emoties te versterken of te onderdrukken, werd vroeger gebruikt om in contact te komen met goden, geesten van voorouders of andere bovennatuurlijke krachten. De handelingen die plaatsvinden in een nachtclub zijn haast mystiek, bovennatuurlijk en lijken niet altijd in woorden te vatten. Dat mystieke aspect zorgt ervoor dat het soms moeilijk is om als buitenstaander de (ongeschreven) noden, wensen en regels te doorgronden.

27

de nacht haast religieus en mystiek? Vaak worden interessante parallellen getrokken tussen nachtcultuur en oude tradities die verwijzen naar het bovennatuurlijke. Zo zou je een clubnacht kunnen zien als een haast religieuze ervaring.


28 Ook in verhouding met het beleid en de overheid zorgt dat soms voor onbegrip en een botsing tussen twee systemen. Langs de ene kant heb je een eerder rationeel systeem dat probeert te kwantificeren, controleren en reglementeren, langs de andere kant heb je een eerder irrationeel systeem dat juist los probeert te komen van al te strikte wetmatigheden en waarbinnen begrippen als vrijheid, gelijkheid en plezier de plak zwaaien.

vluchten naar verbinding De nacht fungeert dus als een soort tegencultuur. Een andere wereld die zich afzet tegen ‘het systeem’ en waar iedereen welkom is die overdag zijn draai niet vindt. Zo zwart-wit is het natuurlijk niet. Bepaalde mainstream nachtclubs maken zowel deel uit van nachtcultuur, als van ‘het systeem’ en ook mensen met een perfect normaal dagleven vinden hun weg in de nacht. Tegelijkertijd is het zo dat de nacht weldegelijk een toevluchtsoord biedt aan individuen en gemeenschappen (2) die zich overdag niet kunnen uiten zoals ze dat zouden willen. De nacht stelt hen ten volle in staat elkaar te ontmoeten en in verbinding te treden. Zoals we eerder zagen, schuilt er iets helend in de verbondenheid met de ander. Die verbondenheid zorgt voor meer mentale weerbaarheid tegen stress en negativiteit. Betekent dit dan de ‘overdag-maatschappij’ faalt? Individuen en gemeenschappen vluchten in de nacht omdat ze zich er veiliger voelen. Is ‘de dag’ dan niet vooral te weinig solidair, samenhorig en tolerant?

Die hypothese wordt alvast bevestigd in Polen, een Europees land waar ook vandaag de invloed van de kerk nog steeds erg groot is en een conservatieve regering de plak zwaait. Het is een land waar de lgbtq+ gemeenschap het hard te verduren krijgt. Bepaalde underground nachtclubs en grassroots (3) collectieven doen hun best om plekken te creëren waar mensen met een andere seksuele oriëntatie zich veilig voelen, samen kunnen komen en zich ten volle kunnen uiten. Voor die gemeenschap vormen bepaalde nachtclubs dus letterlijk een veilige haven in een land dat over het algemeen vijandig staat tegenover hun gemeenschap. Het belang van een nachtclub overstijgt in dit geval dus een louter ‘leuke plek’ te zijn. Een ander voorbeeld is Bassiani, de bekende nachtclub in Tbilisi. Georgië is een jong land. Het is pas sinds 1991 een onafhankelijke republiek na bijna 200 jaar deel uitgemaakt te hebben van het Russische Rijk (later de USSR). Jeugdcultuur en subversieve subculturen hadden niet meteen een plek in het communisme, net daarom is het nachtleven in Tbilisi op korte tijd zo relevant en krachtig geworden. Verschillende minderheidsgroepen die decennia lang onderdrukt werden, konden zich eindelijk iets vrijer uiten. Het uitgangspunt bij de oprichting van Bassiani was dan ook: hoe kunnen we een plek vormen voor álle Georgiërs? Of je nu pro-Russisch, anti-Russisch, anders geaard of pakweg voetbalhooligan bent. Toch is niet iedereen blij met de waarden die Bassiani uitstraalt. In het voorjaar van 2018 werd de club door de politie bestormd en werden de eigenaars opgepakt. De actie bracht een wereldwijde golf van solidariteit teweeg. Toen waren sekswerkers bij de eersten om de club te verdedigen. Helemaal

29 verwonderlijk is dat niet: een dergelijke minderheidsgroep beseft ten volle wat zo’n veilige haven als Bassiani voor de eigen gemeenschap betekent, een letterlijke vlucht van het kwade overdag.

een safe(r) space voor iedereen? Hoe ziet zo’n veilige plek er dan uit? In volgende artikels gaan we dieper in op de materiële bouwstenen en andere, immateriële eigenschappen van veilige plekken in het nachtleven. Maar wat al zeker vaststaat: de notie van wat een plek veilig maakt om in samen te komen en te dansen, verandert doorheen de tijd en is bovendien voor elke gemeenschap totaal anders.

“Je kan niet voor iedereen tegelijk een safe(r) space zijn”

Arnaud Dewolf

Nachtclubs baadden vroeger in het licht en er was geen bezwaar tegen fototoestellen en camera’s— integendeel, de nacht was voor velen een plek van zien en gezien worden. Denk bijvoorbeeld aan Studio 54 in New York tijdens de jaren zeventig. Het m’as-tu-vu-gehalte was in die tijd juist de grootste drijfveer om de club te bezoeken. ‘s Werelds bekendste gezichten uit de kunst- en modesector lieten zich er dan ook graag zien. Tegenwoordig kantelt de tendens naar het tegendeel. Nachtclubs zijn veelal donkere ruimtes die ons het gevoel geven dat we ons kunnen uiten zonder het gevoel te hebben dat we bekeken worden. Het zijn plekken waar we ontsnappen aan de normen en waarden van het alledaagse.

Daarnaast verschilt de notie van wat dan juist een veilige plek is van gemeenschap tot gemeenschap. Dé safe space bestaat niet. Elke gemeenschap heeft namelijk eigen noden en wensen die een plek als ‘veilig’ doen aanvoelen. Laat staan dat eenzelfde plek veilig voelt voor iedereen tegelijk.

“Wij organiseren niet de safer space als organisator, jij organiseertdie als bezoeker, samen met ons”

Lindsi Dendauw

Wil dat dan zeggen dat er een nood is aan plekken die er louter zijn voor één bepaalde gemeenschap? Dit type van ruimtes (de non-mixed spaces) (4) heeft zeker een rol te spelen. Voornamelijk in de identiteits vormende fase van een bepaalde gemeenschap—wanneer ‘de regels’, onderlinge gedragingen en interacties van die gemeenschap nog niet op punt staan. Een keer de gemeenschap meer gevormd is en er intern consensus over normen, waarden en interacties bestaat, kan de plek zich openstellen voor buitenstaanders. Bijgevolg wordt zo’n plek dan een mixed space. Op die manier kunnen die buitenstaanders leren wat een bepaalde gemeenschap nodig heeft en er zich naar gedragen. Hierbij is het ook belangrijk om voor ogen te houden wat het uiteindelijke doel is van een bepaalde gemeenschap. Neem nu bijvoorbeeld de lgbtq+ community. Willen we er bijvoorbeeld voor zorgen dat er clubs zijn waar enkel mensen met een andere seksuele oriëntatie of genderidentiteit kunnen samenkomen? Of willen we ervoor zorgen dat zij overal kunnen samenkomen en veilig voelen - en niet enkel in nachtclubs die er specifiek voor hen zijn?


fig. 06 (*)

30

31 Specifieke plekken voor specifieke groepen zijn helemaal niet verkeerd. Maar het lijkt vooral zinvol om te streven naar plekken waar verschillende gemeenschappen tegelijk kunnen samenkomen. Elke verschillende gemeenschap een eigen club geven, zorgt ervoor dat de verschillen bestendigd blijven omdat er geen uitwisseling mogelijk is. Maar zoals gezegd, is het onmogelijk om één plek te maken waarin elke gemeenschap zich volledig veilig voelt of waarbij elk mogelijk risico bij voorbaatwordt weggenomen. Elke (menselijke) interactie kan in principe conflict teweegbrengen. Het is in dat kader dan ook juister om te spreken over een safer space (5).

een dun laagje vernis Er is nood aan plekken waar gemeenschappen op een veilige manier kunnen samenkomen. Hoe deze plekken gevormd worden en in stand worden gehouden, hangt af van de organisatoren maar ook van elke bezoeker en feestvierder.

“Je kan geen safer space organiseren voor een bepaalde doelgroep, als het in de organisatie niet vertrékt vanuit die doelgroep. Alles valt of staat met de community van waaruit het event of de plek georganiseerd wordt.”

Lindsi Dendauw

Hoe zorg je er voor dat een safe(r) space niet louter bestaat uit een goed bedoelde mededeling en een lijstje met wat huisregels tegen de muur? Het recente verleden leert immers dat dat absoluut niet genoeg is. Zo werd De School (een voormalige nachtclub in Amsterdam) afgelopen

zomer bekritiseerd na herhaaldelijke problemen en klachten over racisme en discriminatie—zowel bij toeschouwers als bij artiesten. Aan goede bedoelingen (waarschijnlijk) geen gebrek, maar toch bleek het inclusieve beleid daar niet meer dan een dun laagje vernis dat deel uitmaakte van hun esthetiek. In volgende artikels komen we hier vaak op terug en schetsen we een aantal concepten die als handvat kunnen dienen. Positief is alvast dat het concept “safe(r) space” de laatste jaren bekender werd en er tal van pogingen zijn om zo’n safe(r) space te zijn / worden. Over het algemeen zijn er dus heel wat goede bedoelingen, maar helaas nog meer onwetendheid. En daar kunnen (en moeten) we iets aan veranderen. Anders lopen we het risico dat deze term uitgehold wordt. Organisaties moeten zichzelf eerlijk en kritisch de vraag durven stellen “Voor wie zijn we er? Doen we genoeg voor die groep?” En als dat niet zo is “Hoe kunnen we het beter doen? En zitten daarvoor de juiste mensen rond tafel?” Als elke organisatie die denkoefening maakt en er vervolgens ook naar handelt door verantwoordelijkheid op te nemen, zetten we een serieuze stap richting een meer inclusieve dansvloer.



HET DEKOLONISEREN VAN MUZIEK EN NACHTCULTUUR

3.


36 (1) Appropriatie

(4) Tokenism

Appropriatie is een ander woord voor toe-eigening. Het gaat over het gebruiken van een bepaalde inspiratie, zonder die inspiratie te benoemen of vermelden.

Tokenism is het leveren van een zeer beperkte of symbolische inspanning om inclusief over te komen. Door bijvoorbeeld te zeggen: “ja, maar ik heb een zwarte vriend dus ik ben niet racistisch”, ga je nog steeds voorbij aan de notie dat onze maatschappij als geheel geconstrueerd is uit machtsstructuren die mensen van kleur benadelen en zeg je eigenlijk “doordat ik een zwarte vriend heb, ben ik niet racistisch en weiger ik ook in te zien dat er nog veel werk moet gebeuren zodat we met z’n allen niet meer racistisch zijn”.

(2) Whitewashing Het aanbrengen van wijzigingen aan een nietWesterse cultuur waardoor ze in lijn komt te liggen van Westerse cultuur (of er zelfs deel van lijkt uit te maken). Whitewashing zorgt ervoor dat het belang van niet-Westerse cultuur onterecht wordt geminimaliseerd of zelfs buiten het blikveld wordt geduwd.

(3) Dekolonisatie: Een woord met verschillende lagen, net zoals kolonisatie zelf verschillende lagen heeft. Kolonisatie is een groot project. Enerzijds wordt er een grondgebied (fysieke ruimte) ingenomen door een bezetter, anderzijds speelt kolonisatie ook in op het mentale. De bezetter legt zijn denkbeelden en zijn cultuur op en verdrukt zo de verwezenlijkingen, denkbeelden en cultuur die eigen zijn aan het onderdrukte volk. In het geval van de kolonisatie in Afrika brachten de bezetters verschillende ideeën en culturele uitingen mee uit Europa. Denk bijvoorbeeld aan het christendom, het idee van een democratie maar ook subtielere ideeën van wat “goed” en “slecht” is, van wat “mooi” en “lelijk” is. De bezetters waren ervan overtuigd dat hun Europese ideeën superieur waren aan de Afrikaanse (dit wordt Eurocentrisme genoemd) en dat ze op die manier beschaving en vooruitgang brachten in Afrika. Dekolonisatie gaat dus niet enkel over het vrijgeven van de fysieke ruimte, waardoor landen (opnieuw) autonoom worden—dit noemen we flag decolonisation. Dekolonisatie gaat ook over opnieuw waarderen van de eigen ideeën, verwezenlijkingen en cultuur van het onderdrukte volk. Hedendaagse dekolonisatie gaat over het bestrijden van de ongelijke machtsverhoudingen in het hier en nu, in een maatschappij waarin de witte, mannelijke, Westerse visie dominant is. Het is een moeizaam proces, precies omdat die dominante visie zo ingeslepen is in onze maatschappij.

fig.  07 fig. 08 fig. 09

(5) Quota Een quotum (meervoud quota) is een hoeveelheid. Het gaat vaak om een voorgeschreven maximum. In dit geval gaat het om het opzettelijk bevoordelen van mensen uit bepaalde gemeenschap, met een bepaalde overtuiging of seksuele oriëntatie om deel uit te maken van een bepaalde machtsstructuur, organisatie of zelfs line-up. Op die manier wordt gestreefd naar meer balans in representatie en minder ongelijkheid. Toch schuilen er ook enkele valkuilen in quota. Quota op zich zeggen nog niets over je organisatie: je kan je quota halen, maar dat wil nog niet zeggen dat het werk gedaan is. Anderzijds is het ook belangrijk dat je met quota geen andere dominante visies in stand houdt. Zo is het bijvoorbeeld niet goed om te zeggen: “maximum de helft van onze line-up mag bestaan uit mannen, de andere helft moet bestaan uit vrouwen”. Beter zeg je: “maximum de helft van onze line-up mag bestaan uit mannen”—op die manier sluit je geen personen uit die zich niet per se identificeren met het binaire man-vrouwbeeld.

37 Als reactie op enkele tragische overlijdens als gevolg van politiegeweld in de Verenigde Staten kwam de wereldwijde Black Lives Matter-beweging in 2020 helemaal op de voorgrond. Afgelopen zomer zagen we een enorme golf van solidariteit, protesten en tegenprotesten, maar vooral een scherpe inhoudelijke discussie waaraan geen enkel maatschappelijk of cultureel instituut ontsnapte. Het is duidelijk: het ingebakken, structureel racisme—hoe subtiel dan ook—moet eruit, ook binnen de muziekindustrie en nachtcultuur. De problemen en uitdagingen in onze samenleving en bijgevolg cultuur- en muzieksector zitten diepgeworteld en zijn relevanter dan ooit. Hoe zorgen we ervoor dat de wortels van genres als techno en house op een juiste manier benoemd, geciteerd en geëerd worden? Hoe zorgen we ervoor dat machtsstructuren binnen nachtcultuur opnieuw ingericht worden zodat ze ook de gekleurde gemeenschappen dienen, in plaats van uit te buiten? Hoe zorgen we ervoor dat we met z’n allen vooruit gaan?

(6) Allyship / Bondgenootschap In een bondgenootschap kan er geen sprake zijn van hiërarchie, liefdadigheid en gunsten—medestanders staan immers op hetzelfde niveau. In een bondgenootschap staat iedereen in zijn recht, wordt ieder in zijn eigenwaarde geschat en is er sprake van wederzijds respect. Met andere woorden: bondgenootschap is niet hetzelfde als barmhartigheid. Bondgenootschap gaat over equity (rechtvaardigheid) en equality (gelijkheid).

‘The Quest Liner Notes’ door Courtesy 1997 Ben Williams Drexciya 'Cover 2 baanbrekende techno albums' Juan Atkins’ 'Cybotron' & Inner City’s 'Big Fun' 1984 Detroit ‘Schooling muggs in Germany’ Jef Mills Submerge Techno Museum 1991 München Duitsland

Dit artikel werd geschreven op basis van de inhoud en inzichten uit twee debatten die plaatsvonden tijdens het Horst Digital Lab in december 2020 in partnerschap met Nachtplan. Beide debatten hadden dezelfde gesprek focus: ‘Decolonising music and nightculture’. Het eerste debat vond plaats tussen internationale actoren Dee Diggs (DJ — New York), Charles Olisanekwu (Unbound Events — Londen / UK), Cornelius Harris (Underground Resistance — Detroit / US) en Zelda Fitzgerald (For All Queens —  Brussel/België). Het tweede debat vond plaats tussen lokale, Leuvense actoren Emeraude Kabeya (artiest onder naam Emee en organisator van Burn, Afrika Filmfestival), Herve Ngendabanka (DJ, club nacht), Frédérick Nizeyimana Gatabazi (artiest bij F a B R E C O L L E C T I V.) en Brahim Tall (Grover — DJ, kunstenaar). In beide gesprekken was Nozizwe Dube (Young European of the Year 2017, pleitbezorger voor meer diversiteit aan KU Leuven / België) moderator. In dit artikel snijden we enkele onderwerpen aan die tijdens de debatten aan bod kwamen.


fig. 07

de wortels van house en techno Begin jaren ‘80, Chicago. Als reactie op de steeds commerciëler wordende discomuziek, storten verschillende underground producers, DJ’s en labels zich op een nieuw geluid: house. Het typische discogeluid was weelderig, terwijl house minimalistischer ging klinken met een mechanische beat, diepere baslijnen en een sporadische sample. De nummers kwamen tot stand op relatief goedkope drumcomputers, synthesizers en taperecorders. Zang was in tegenstelling tot disco schaars, maar de weinige songteksten waren opbeurend en spraken vooral outsiders aan. Gelijkheid, eenheid en vrijheid waren centrale thema’s, “jezelf laten gaan” was

38

de boodschap. Dat was niet enkel bij house het geval, maar bij dansmuziek in het algemeen. De dansvloer was een plek waar beweging, sensualiteit en plezier centraal stonden, dat in contrast met de doorgaans witte en meer gespierde en mannelijke rock- en gitaarwereld. De positieve, hoopgevende insteek van house zorgde ervoor dat dit nieuwe genre snel werd opgepikt door radiostations zoals WBMX en clubs zoals The Warehouse waar je voornamelijk gemarginaliseerde groepen vond zoals de Afro- Amerikaanse, hispanic en lgbtq+ gemeenschappen. De pioniers van deze muziekgenres— zoals Frankie Knuckles, Ron Hardy en Farley “Jackmaster” Funk—waren (en zijn) Afro-Amerikanen. Het genre bleef evolueren en waaierde van-

39 uit Chicago naar andere plekken in binnen- en buitenland. In Detroit vond je dan weer Juan Atkins, Kevin Saunderson en Derrick May. De drie jonge Afro-Amerikanen zetten zich af tegen de traditionele formules uit R&B en soul; genres die dankzij het legendarische, lokale Motown-label erg sterk stonden in Detroit. Gedreven door de elektronische instrumenten, maakten ze een nieuw, progressief geluid dat het technologische experiment omarmde: techno. Detroit was een belangrijke stad in de Amerikaanse auto-industrie. Verschillende grote automerken hadden er fabrieken. Niet zelden werden daar Afro-Amerikaanse en andere gemarginaliseerde groepen tewerkgesteld. Techno verwijst met zijn mechanische ritmes en elektronische baslijnen heel erg naar die industriële context en de invloed daarvan op het aftakelende stadscentrum. Tegelijkertijd biedt het futuristische geluid een hoopvolle blik op de toekomst; een toekomst waarin de maatschappij opnieuw (en rechtvaardiger) vormgegeven wordt. Ook bij dit genre stond dus de AfroAmerikaanse gemeenschap aan het doopvont. House en techno ontstonden in Chicago en Detroit vanuit de zwarte gemeenschap. In beide genres zat maatschappijkritiek ingebakken, anderzijds sprak er hoop uit. Er werd uiting gegeven aan de pijn en het lijden van de gemeenschappen, en tegelijkertijd staan beide genres synoniem met vrijheid en gelijkheid. Streven naar een gevoel van vrijheid, is wat house en techno zo populair maakt(e). In de hedendaagse dance scene wordt dat gevoel op een louter hedonistische manier ingevuld: (witte) feestgangers willen zich vrij

voelen en — los van allerlei regels —  kunnen genieten in het moment.

misinformatie appreciatie en appriopriatie Wanneer je vandaag op een gemiddeld technofeest rondloopt, zie je weinig zwarte mensen in het publiek. En als je vandaag naar de line-up van een gemiddeld technofeest kijkt, zie je amper zwarte artiesten. De genres, zoals ze nu gepercipieerd worden, zijn compleet losgeknipt van hun wortels. Het grootste probleem is desinformatie. De zwarte gemeenschap wordt niet erkend en gekleurde artiesten moet zich bijna verantwoorden dat zij aan de bakermat liggen van deze muziek. Een gebrek aan gedegen research zorgt ervoor dat foutieve of gebrekkige informatie in artikels, boeken, documentaires en zelfs onderwijs terechtkomt. Wat zijn hier mogelijke redenen voor? De academische wereld—een belangrijke motor in kennisvergaring en verspreiding—is voornamelijk wit en kijkt dus met een wit getinte bril naar de geschiedenis. Ook de mainstream media—die de trends en tendensen oppikken en verspreiden voor een groot publiek—bestaan uit een machtsstructuur die voornamelijk wit is en aan witte beeldvorming doet. Op die manier—na keer op keer herhaald en gedeeld te worden—wordt de gebrekkige informatie als waarheid aanzien. Een groep als Kraftwerk wordt quasi altijd erkend als invloed op house en techno, iemand als Sun Ra komt dan weer veel minder aan bod.


40

fig. 08

41

‘De (muzikale) creatie lijkt nu voor- alsof ze de geciteerde referenties zelf delen te hebben voor de witten die hebben uitgevonden. het beheren en niet voor de zwarten Een gekleurd product met een die het hebben gemaakt.’ witte sticker — oftewel whitewashing

Nozizwe Dube (2) — zorgt voor een dubbel gevoel van pijn: de originele cultuur wordt Het is toch niet omdat een artikel er niet in erkend en een ander gaat of documentaire geen focus legt op met de pluimen lopen. Daarnaast Sun Ra, dat er weinig zwarte artiesten zijn er verschillende Westerse, met techno bezig zijn? Toch wel, witte artiesten die zichzelf een naam dit heeft een niet te onderschatten aanmeten die doet vermoeden dat impact. Door keer op keer gebrek- ze zwart zijn (denk maar aan Joey kige informatie te tonen en telkens Negro, The Black Madonna, Motor te focussen op witte artiesten; ver- City Drum Ensemble, Detroit Swindle vreemdt een genre met zijn roots en of Awesome Tapes From Africa). herkent de oorspronkelijke, zwarte Verschillende artiesten kozen er dit gemeenschap zich er niet meer in. jaar, en onder impuls van het maatOp die manier kom je in een vicieuze schappelijke debat, dan ook voor cirkel terecht waarbij er steeds minder om hun naam te veranderen. Maar zwarte artiesten in beeld komen en een naamsverandering is nog maar optreden als rolmodel, waardoor er het begin van de verandering die nog minder zwarten artistieke ambi- de muziekindustrie en nachtcultuur ties krijgen. Zo’n beweging werkt in nodig heeft. twee richtingen. Er staan steeds meer witte artiesten op omdat zij een hele “Music is made for sharing, maar hoop witte rolmodellen zien. het wringt wanneer de credits

de voorbije eeuwen brutaal werd afgebroken door de kolonisator, is tot op heden niet hersteld. Ook binnen de muziekindustrie is er dus heel wat goed te maken. De zwarte pioniers van deze van oorsprong zwarte genres werden niet geciteerd en op die manier vervelden house en techno schijnbaar tot een wit feestje.

“Ik ken buiten mezelf en Nkisi geen enkele andere zwarte techno-DJ of -producer in mijn dichte omgeving. Misschien verdiepen ze zich niet in die interesse, omdat ze altijd white people zien en ze zich er niet mee verwant voelen.”

“De groei van de muziekcultuur, gemaakt door zwarten, gaat gepaard met de acceptatie van witten die er ‘into’ zijn, die het stilletjes aan in een mainstreamcultuur opnemen en het zich vervolgens schaamteloos eigen maken.”

Herve Ngendabanka

Op zich is er niets mis met witte DJ’s die een van oorsprong zwart genre spelen. Maar de grens tussen appreciatie en appropriatie (1) is behoorlijk dun. Er zijn behoorlijk veel Westerse of witte artiesten die aan de slag gaan met referenties uit andere culturen en daar vervolgens (meer) succes mee oogsten dan mensen van kleur. Het wordt zeker problematisch wanneer die witte artiesten hun invloeden niet expliciet benoemen of, erger nog, doen

niet juist worden gegeven.”

Frédérick Nizeyimana Gatabazi Op en achter het podium is het dus al goed zoeken naar diversiteit. Dit straalt op zijn beurt af op het publiek. Door die foute representatie op het podium, verliezen zwarte mensen hun bewustzijn over het feit dat de wortels van house en techno in hun gemeenschap liggen en is er bijgevolg ook geen eigenaarschap (of eigenwaarde) meer over. Voor je het weet, is de vervreemding compleet. Witte mensen hebben iets overgenomen wat hen niet toebehoorde —dit keer geen grondgebieden, wel muziekgenres. Daarom wordt er in het huidige debat ook gesproken over het dekoloniseren (3) van genres als house en techno. De eigenwaarde van zwarte gemeenschappen, die

Brahim Tall

werk aan de winkel Veel festivals, collectieven en nachtclubs maakten in de loop van afgelopen jaar de belofte om hun organisatie structureel te veranderen. De vrees bestaat echter dat dit niet meer is dan een marketingtruc. Het is makkelijk om snel een zwart vierkant plaatsen op social media, snel een aantal zwarte artiesten op de line-up zetten of om snel een aantal zwarte personeelsleden aan te nemen. Naar dat soort oppervlakkige ingrepen wordt wel eens verwezen als tokenism (4). Dat is de aandacht afleiden zonder écht structureel te veranderen. Hoe kunnen we er dan voor zorgen dat nachtcultuur wél echt structureel verandert en inclusiever wordt? Alles begint bij de samenstelling van de organisatie. Een organisatie die louter bestaat uit witte heteromannen, is—zelfs met de beste bedoelingen—niet in staat om echt inclusief te zijn. Niet enkel voor mensen uit de zwarte gemeenschap, maar bij uitbreiding voor alle gemarginaliseerde groepen.


42 • Breng in kaart welke handelingen en communicatie-uitingen uitsluiten en ga ermee aan de slag. Dit kan gaat uiteraard enkel als de organisatie zelf inclusief is en zo de noden beter kan definiëren en “Je moet diversiteit hebben in ernaar handelt. alle lagen van je organisatie om die uitkomst te bereiken. Door vanuit Witte mensen hebben het heft een ivoren toren handelen, gaat in eigen handen en kunnen voor zichhet nooit daadwerkelijk lukken en zelf bepalen op welke manier ze een ook nooit oprecht zijn.” medestander (of ally (6)) worden. We Net omdat die witte mannen niet dezelfde noden, wensen en problemen hebben als een gemarginaliseerde groep, zijn ze onmogelijk in staat er volledig naar te handelen.

Emeraude Kabeya kunnen enkel met z’n allen zorgen voor een meer rechtvaardige maatEr vallen heel wat lessen te schappij en mogen hier niet enkel trekken uit andere contexten, bij- rekenen op de zwarte gemeenvoorbeeld de academische wereld. schap om het harde werk te doen. Ze Academische machtsstructuren worden al benadeeld door de huidige waren lange tijd (en zijn eigenlijk nog machtsstructuren, om hen dan ook steeds) voornamelijk wit en mannelijk nog eens te laten opdraven om zelf —en op die manier geen weerspie- te debatteren, betogen of te ondergeling van de maatschappij waar ze wijzen—dat is te veel vragen. deel van uitmaken. De laatste jaren woedt ook in de academische wereld “Er wordt meer en meer over een debat over hoe deze onderdruk- gepraat, en vooral met de woke kende structuren opengebroken people die er meestal al aandacht kunnen worden. Zij zetten daarbij in voor willen hebben. Daarom vraag op een aantal parallelle sporen: ik me oprecht af: hoe wordt deze

• Train de huidige organisatie, personeel over hun eigen (onbewust) uitsluitende gedrag. Goedbedoelde opmerkingen zoals: “Het maakt niet uit welke kleur, geaardheid, of achtergrond je hebt. Iedereen is hier welkom of gelijk,” bestendigen enkel maar de bestaande structuren. Door die kleurenblindheid en door elk verschil uit te wissen, zeg je eigenlijk: “Zoals het nu is, is het goed. Er moet niets veranderen.” • Werk met quota (5). Dit lijkt misschien een te geforceerde manier om diversiteit in een structuur te brengen, en het is zeker niet te enige manier, maar op korte termijn kunnen quota weldegelijk voor een verschil in de goede richting zorgen of goede start zijn.

informatie tot bij de mensen gebracht die het nog niet begrijpen, maar het wel écht moeten weten, waardoor de échte verandering in gang kan worden gezet?!”

Emeraude Kabeya

In het veranderen van de machtsstructuren schuilt het belangrijkste werk. We moeten streven naar gelijkwaardige representatie van iedere gemeenschap in de huidige structuren (organisaties, bedrijven, regeringen, …)—ook in nachtcultuur. Iedereen plukt de vruchten van een gezondere en meer gelijke wereld. Op die manier gaan we met z’n allen vooruit.

43

fig. 09



NACHTCULTUUR BOUWT (H)ECHTE COMMUNITIES

4.


48 (1) Jongerencultuur

(2) Safe(r) space

Jongerencultuur is het geheel van culturele uitingen en belevingen die specifiek leven binnen jongerengroepen. Een jongerencultuur kan niet gewoon gedefinieerd worden als ‘een groep jongeren’. Er is er spraken van gedeelde normen en waarden die geuit worden via taal, kleding, kunst, muziek (genres), … en vorm krijgen in nieuwe levensstijlen. Voor jongeren is het enerzijds een manier om hun eigen (sociale) identiteit te ontwikkelen en verbondenheid te zoeken met gelijkgezinden, maar anderzijds ook om zich al dan niet bewust te onderscheiden van de rest van de samenleving. Muziekgenres zijn een niet onbelangrijk identificatiemiddel binnen verschillende jongerenculturen (denk aan hippies, punkers, gothics, …) maar ook de plekken waar die muziek beleefd wordt, zoals nachtclubs, zijn belangrijke plaatsen waar jongerenculturen tot stand komen, uiting vinden en gevoed worden in hun verdere ontwikkeling. Al heel snel versplinteren jongerenculturen op in ontelbaar veel subculturen.

Een safe space (letterlijk veilige ruimte) is een ruimte die bedoeld is om vrij te zijn van vooroordelen, conflicten en kritiek. De ruimtes worden gecreëerd voor mensen die zich gemarginaliseerd voelen, en laten toe om samen te komen en ervaringen met marginalisatie te delen. Het maakt deel uit van een proces van empowerment en stelt deelnemers in staat om niet geconfronteerd te worden met over het algemeen dominante negatieve reacties op hen.

fig.  10 fig. 11 fig. 12 fig. 13 fig. 14

Clubnacht in de voormalige Club ‘SILO’ Leuven circa 2009 © Wim Louis Gabber Eleganza op Horst Arts & Music Festival Vilvoorde 2019 © Maxim Verbueken Gabber Eleganza op Horst Arts & Music Festival Vilvoorde 2019 © Maxim Verbueken 1 Jaar Nacht Stelplaats 2020 © Jente Waerzeggers Nacht met Animistic Beliefs Stelplaats 2020 © Jente Waerzeggers

Dit artikel werd geschreven op basis van de inhoud en inzichten uit twee debatten die plaatsvonden tijdens het Horst Digital Lab in december 2020 in partnerschap met Nachtplan. Beide debatten hadden dezelfde gesprek focus: ‘Building a Real Community’. Het eerste debat vond plaats tussen internationale actoren Gareth Solan (Club Nowadays — New York/ US), Tayo Alemi (DJ Authentically — Plastic  Kampala / Uganda) Jozef Wouters (Decoratelier, Brussel / België) met moderator Hülya Ertas (XXI Architecture and Design Magazine — Gent / België). Het tweede debat vond plaats tussen lokale actoren Gilke Vanuytsel (Beursschouwburg — Brussel), Toon Janssens (Silo, Bunktek — Leuven / Brussel) en Neil Brookes (nacht —  Leuven), gemodereerd door Hans Empereur. Ook namen we enkele inzichten mee uit het debat ‘Enhancing Personal and Collective Wellbeing Through Nightlife’ met Lindsi Dendauw (Girls Go BOOM — Gent) Arnaud De Wolf (Club Efemeer — Leuven / Brussel) en Eline Van Audenaerde (The Unicorn Mothership — Gent) met moderator Hans Empereur. In dit artikel snijden we enkele onderwerpen aan die tijdens de debatten aan bod kwamen.

49 Vaak zijn nachtclubs, cultuurhuizen of evenementenlocaties er voor een specifiek publiek. Hun programma en beleid zijn er in het beste geval op gericht om een safe(r) space, of een plek voor een vooraf gedefinieerde groep mensen te zijn. Maar wat zijn nu precies de tools om een verbinding te maken tussen zo’n plek, het doelpubliek, en de mensen die er rond bewegen en wonen? Hoe zorg je ervoor dat een plek zich kan verankeren als open huis en geen eiland wordt dat zichzelf oplegt en daarbij geen oog heeft op een lokale realiteit en gevoeligheden? Hoe creëer je een (h)echte gemeenschap?


fig. 10

50

51 wij zijn dus ik ben Een gemeenschap is een groep mensen die iets gemeenschappelijk heeft. Het kan gaan om heel duidelijke uiterlijke kenmerken, zoals haar- of huidskleur. Het kan ook gaan om een gedeelde opleiding, een gedeelde woonomgeving of een gedeelde job. Gemeenschappen kunnen ook minder zichtbare kenmerken delen, bijvoorbeeld een seksuele oriëntatie, interessegebieden, smaken of bepaalde normen en waarden. Je maakt als individu deel uit van verschillende gemeenschappen, waarmee je je in verschillende mate kan identificeren. Je kan ergens directeur zijn, maar evengoed deel uitmaken van de lgbtq+ gemeenschap. Je kan dokter zijn, maar evengoed naar een rave gaan tijdens het weekend. Ondanks je afkomst, opleiding of job kan je bewust op zoek gaan naar gemeenschappen waar je een sterke verwantschap mee voelt. ‘s Nachts kan je dus bij een andere gemeenschap horen dan overdag. Een nachtclub is een katalysator in gemeenschapsvorming. Het is een plek waar heel verschillende mensen en gemeenschappen bij elkaar kunnen komen die, op die plek en in dat moment, allemaal samen één gemeenschap vormen. Een nachtclub kan—zoals we in een vorig artikel zagen—ook een non-mixed space zijn; een plek waarin één gemeenschap samenkomt. De normen, waarden en gedragingen die gedeeld worden door de gemeenschap worden in een nachtclub ten volle beleefd. Het is niet zo dat een nachtclub de enige plek of context is waarin een gemeenschap kan samenkomen. Het is ook niet zo dat de normen, waarden en gedragingen die gedeeld worden

door een gemeenschap enkel in een nachtclub beleefd kunnen worden. Clubben is immers maar één facet van de uitingen en gedragingen van een gemeenschap. Toch is er een sterke link tussen de nachtclub als plek, de gemeenschap die ze bedient en de culturele uitingen die hieruit voortvloeien. Doorheen de jaren ‘60, ‘70 en ‘80 vond je in New York verschillende plekken zoals The Factory, Paradise Garage en The Loft; belangrijke feesten ontmoetingsplekken voor artistieke gemeenschappen. Pop-art, postpunk en (garage) house zetten er hun eerste stapjes en ontwikkelden zich tot invloedrijke culturele stromingen. In de jaren ‘80 en ‘90 drukte de ravecultuur in het Verenigd Koninkrijk en de rest van Europa zijn stempel met haar bekende smileys en dansbewegingen. Raves werden voornamelijk gehoudenin afgelegen (en afgeleefde) loodsen en hangars. Deze jongerencultuur werd met argusogen bekeken en de Britse regering probeerde in 1994 de ravecultuur zelfs aan banden te leggen met wetgeving die dat soort feesten en het bijhorende “anti-sociale gedrag” wou verbieden. Deze twee voorbeelden hebben een aantal duidelijke parallellen. In beide gevallen gaat het over gemeenschappen die afwijken van de heersende norm. Hun seksuele oriëntatie, huidskleur of leeftijd waren anders dan die van de op dat moment dominante gemeenschap in de maatschappij. In beide gevallen zetten zich af tegen het bestaande en alledaagse door op zoek te gaan naar hun eigen identiteit en manieren om die te uiten. In beide gevallen leidde dat tot een heel zichtbare subcultuur die woog op de mainstreamcultuur.


fig. 11

Dergelijke gemeenschappen gingen zich, vanuit hun specifieke normen en waarden, namelijk ook vormelijk onderscheiden. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde kledij, lichaamsversiering (kapsels, tattoo’s, piercings…), dansbewegingen, roesmiddelen en muziek. Ze deden dat bovendien vanuit broedplaatsen waar deze subculturen ten volle beleefd konden worden. Of het nu ging over Paradise Garage, Boccaccio of een anonieme loods—de nachtclub was dé plek waarin alles samen kwam. De filosofie, de esthetiek en de gemeenschap.

what’s a club but its people? Stijlen en subculturen zijn vandaag de dag minder duidelijk te definiëren. Mede door de invloed van het internet zijn er anno 2021 meer stijlen, genres en gemeenschappen dan ooit.

52

Je zou kunnen stellen dat er een individualisering van de gemeenschap optreedt, waarbij de individuele uiting belangrijker wordt dan de gemeenschappelijke uiting. Dragen de huidige nachtclubs dan nog steeds een ‘revolutionair potentieel’ in zich of verbleken ze vooral bij legendarische en haast mythische plekken als Paradise Garage of The Loft? Kunnen ook de huidige clubs maatschappelijke veranderingen teweegbrengen? Jazeker. Ondanks de digitalisering, speelt de fysieke nachtclub ook vandaag nog een grote rol in gemeenschapsvorming en -ontwikkeling. Eerst en vooral is het belangrijk om het verleden te nuanceren. Mythologievorming van het verleden zorgt er altijd voor dat een aantal aspecten uitvergroot worden en een aantal andere aspecten worden genegeerd. Legendarische clubs uit het verleden hebben inderdaad veel in beweging gezet maar zo’n dingen worden vaak pas later duidelijk, door terug te

53

kijken. Dat wil dus zeggen dat we ons niet moeten wentelen in nostalgie. Ook vandaag de dag vindt verandering plaats in, en dankzij, nachtclubs. Overal waar mensen samenkomen, bestaat er een ‘revolutionair potentieel’. Positieve ervaringen die je opdoet tijdens een clubnacht, kunnen zorgen voor een ‘revolutie’ in het individu. Zo’n revolutie in het individu kan zorgen voor een bijgestelde persoonlijke visie, wat op zijn beurt dan weer kan overslaan naar een gemeenschap. Een massarevolutie die alles op zijn kop zet, is misschien ambitieus, maar als we door te clubben bewuster en toleranter worden als individu, is dat alvast een serieuze stap in de goede richting.

de safe(r) space, uitgelegd Wat zich in een nachtclub afspeelt, is kostbaar voor de gemeenschap

fig. 12

en moet dus ook zoveel mogelijk beschermd worden. Daarom zal een nachtclub er alles aan doen om de ruimte waarin de gemeenschap samenkomt zo veilig mogelijk te maken. In het bijzonder voor meer kwetsbare gemeenschappen die het —om welke reden dan ook—overdag moeilijker hebben, kan de nachtclub een belangrijke rol vervullen als veilige haven. We spraken eerder ook al over het concept “safe(r) space” dat zo’n veilige haven probeert te definiëren en omschrijven. We gaan er hier wat dieper op in. Alles start met de intentie om er voor (een) bepaalde groepe(n) of gemeenschap(pen) te zijn. Vervolgens druk je die intenties uit, doorbijvoorbeeld een manifest of huisreglement op te stellen, samen met verschillende actoren uit die gemeenschap(pen). Vervolgens communiceer je over je intenties, maar daar stopt het niet bij.


54 Een safe(r) space staat of valt met de handhaving van die intenties. Je kan zeggen dat je een safe(r) space wil zijn, maar je moet het vooral doén. Welke tools kunnen hierbij helpen? De lijst hieronder werd samengesteld op basis van de input van sprekers uit verschillende talks. De lijst is niet limitatief.

“Voor je de ruimte binnenkomt, moet het duidelijk zijn waar je toekomt, waar je je aan kan verwachten en welke wereld je betreedt.”

Toon Janssens

• Personeelsbeleid Een safe(r) space kan niet worden ingericht voor een bepaalde gemeenschap als er niemand van die gemeenschap in de organisatie actief is. Zonder de juiste kennis kan je niet inspelen op de noden, wensen en gevoeligheden van de gemeenschap waar je het voor wil doen. Alle goede bedoelingen ten spijt. • Security Het veiligheidspersoneel moet de visie van een plek kennen, en moet ook weten wat er moet gebeuren als het mis loopt. Toegespitste opleidingen, neergeschreven regels en protocollen die regelmatig doorgesproken worden, zijn een must. • Deurbeleid De verwelkomer maakt in enkele seconden een inschatting of iemand zou passen in de nachtclub. Dat zou nooit een waardeoordeel over iemands “coolheid” mogen zijn. Wel gaat het hier om een inschatting of de persoon in kwestie mee garant kan staan voor de veiligheid en sfeer voor de gewenste doelgroep binnen. Want de safe(r) space, die maak je allemaal samen.

fig. 13

fig. 14

• Prijsbeleid Tot slot loont het ook de moeite om na te denken over een gedifferentieerd prijsbeleid. Nachtclub Nowadays in New York verkoopt elk feest toegangstickets van verschillende prijscategorieën. Bezoekers betalen er wat ze kunnen. Mensen die het zich kunnen permitteren, betalen er meer (soms tot vijftig dollar) en “sponsoren” zo in zekere zin de goedkopere tickets. Het vereist een mentaliteitswijziging, maar zorgt er ultiem voor dat gemeenschappen onderling echt solidair worden. Je stuurt als organisator alleszins een sterk signaal de wereld in door bepaalde kwetsbare groepen minder te laten betalen voor een toegangsticket.

“Het eigenaarschap bij de communities zelf leggen is belangrijk. Het zijn zij die de club ook echt gebruiken en voor wie de club er überhaupt is”

55

• Programmatie Je line-up weerspiegelt voor een groot deel je beoogde publiek. Wanneer je als nachtclub enkel witte, mannelijke DJ’s op je programma hebt staan, spreek je daar een bepaald publiek mee aan en sluit je tegelijkertijd een ander publiek uit. Ook het genre, de promotoren waar je al dan niet mee samenwerkt, de communicatiestijl en het type clubnachten bepalen je smoel en dus ook het publiek dat er op afkomt. Werken met quota is een goede start, maar is onvoldoende. Diversiteit moet niet alleen zichtbaar zijn op je podia, maar doorsijpelen tot in alle details van de organisatie zoals de teamsamenstelling, de manier waarop je artiesten en publiek ontvangt, budgetten… • Tijd en ruimte geven Het is belangrijk genoeg tijd en ruimte te laten om constant dingen te verbeteren en oprecht kritisch te kunnen zijn ten opzichte van je eigen organisatie en club. Als je elk weekend één of meerdere avonden open bent, kan het moeilijker zijn om telkens diepgaand te evalueren. Wanneer je maar een aantal evenementen per jaar organiseert die je bewust overwogen, geprogrammeerd en vormgegeven hebt, kan je meer bijsturen. Het is belangrijk dat die evaluatie steeds kritisch en eerlijk gebeurt. Dat is vaak makkelijker gezegd dan gedaan. Bewust zoeken naar de gebreken of fouten van een clubnacht of de organisatie ervan vraagt een open, eerlijke en kritische blik. Ga in dialoog met je gewenste doelpubliek, vraag naar hun (negatieve) ervaringen en ga daarmee ook echt aan de slag.

Gilke Vanuytsel

tussen droom en daad… Een safe(r) space te bouwen, is een proces en een constante zoektocht. Elk van de hierboven vermelde tools, heeft ook een keerzijde. Er is theorie en er is praktijk. Een goed voorbeeld hiervan is Leaving Living Dakota. Het is een feestconcept dat clubnachten organiseert in Decoratelier—een voormalig fabriekspand dat werd ingericht als experimenteel artistiek platform in Sint-Jans-Molenbeek.


56 De gemeenschap rond Leaving Living Dakota is voornamelijk queer en gekleurd. Na enkele succesvolle feesten georganiseerd te hebben voor de eigen gemeenschap, werd Leaving Living Dakota opgepikt door een breder publiek. Dat resulteerde in een (te) drukke editie die voor de organisatoren (en het initiële) publiek niet meer als veilig aanvoelde. Was het nieuwe publiek dan zo intolerant? Niet echt; het waren jonge, hippe, progressieve mensen die graag feesten en van dit nieuwe undergroundsnoepje wilden proeven. Ironisch genoeg is het net dit progressieve publiek dat de balans danig verstoort omdat ze alle ruimte inpalmen en op die manier de zorgvuldig opgebouwde energie van de initiële gemeenschap verstoren. Het probleem is dat ze dat niet eens doorhebben omdat ze claimen progressief en ruimdenkend te zijn—en dat zal met de beste bedoelingen ook zo zijn—, maar daardoor tegelijkertijd denken het recht te hebben om zich zomaar overal tussen te mengen.

“Het is zeker belangrijk dat er plaatsen specifiek voor bepaalde communities zijn. Maar niet elke club kan dat waarmaken. Daarnaast is het ook soms goed dat het nachtleven net zoveel verschillende typen mensen samenbrengt op één plek. Er ontstaat meer tolerantie tussen typen mensen, gewoon door het delen van een club.” Gilke Vanuytsel

Het is misschien een rare redenering, maar gemeenschappen die niet bevoorrecht zijn en zich minder makkelijk overal handhaven, zijn zich bewuster van de plek die ze innemen en van hoe ze zich gedragen. Zulke gemeenschappen zullen zich

eerder behoedzaam opstellen wanneer ze een (nieuwe) ruimte betreden. Mensen uit een bevoorrechte gemeenschap, zijn zich doorgaans minder bewust van hun positie (omdat ze geprivilegieerd zijn en hier nooit gedwongen worden bij stil te staan) en zullen zich doorgaans ook bevoorrecht gedragen.

een club is geen eiland in de stad Naast de gemeenschap(pen) die je binnenin je nachtclub vindt, zit je ook buiten met een gemeenschap die invloed kan hebben van je activiteiten: de buurt. Wat is hun rol in het verhaal? Een nachtclub kan in een stedelijke context—afhankelijk van de locatie—voor frictie zorgen. Clubcultuur is een subcultuur, dus dat wringt soms. Clubs in woonwijken, bijvoorbeeld, zorgen voor spanning omdat de residentiële bewoners gestoord worden door het ritme en de geluiden van de nachtcultuur. Dat is niet de fout van de clubgangers, noch van de mensen die willen slapen omdat ze moe zijn of de dag nadien naar hun werk moeten gaan. Het is gewoon eigen aan die twee werelden die dicht op elkaar zitten. Maar hoe kan je ervoor zorgen dat beide belangen elkaar tegemoet kunnen komen? Kan een nachtclub een plek zijn die ook voor de buurt een meerwaarde betekent? Moet een nachtclub daarom een soort buurthuis worden? Zeker niet. Een nachtclub kan ook “gewoon” een nachtclub zijn, niks mis mee. Het vertrekt vanuit de initiatiefnemer. In het geval van een privépersoon of -organisatie, kiest die persoon of organisatie volledig zelf welke rol de club moet spelen in het lokale weefsel. Komt de nachtclub er met middelen en op initiatief van de gemeenschap, zou het absurd zijn

57 om soloslim te spelen tegenover de buurt. Wil dat dan zeggen dat je elke maand een spaghetti- of mosselfeest voor de buren moet organiseren? Niet helemaal. Je kan ook op andere manieren, die nauwer tegen je core business liggen, er rol spelen voor de buurt.

“Clubs in steden, ik geloof zeker dat het verenigbaar is, maar de goede wil moet wel van twee kanten komen. Kijk naar Berlijn waar de stad overlast wil reduceren door de clubs hun isolatie te financieren, in plaats van de plek botweg te sluiten. Ook in Leuven merk je een kentering naar een tweerichtingsverkeer tussen nachtleven en het beleid.”

Toon Janssens

Open communicatie, samenwerking en goede wil langs beide kanten zijn cruciaal. Duidelijke communicatie over de aard en frequentie van evenementen en een aanspreekpunt voor de buurt kunnen heel wat frustratie vermijden. Maar om een echte meerwaarde voor de buurt te betekenen kan de buurt inspraak geven en de nachtclub openstellen voor hen. Zo kan je ervoor kiezen om hen altijd gratis binnen te laten of zelfs bepaalde nachten samen vorm te geven en het aanbod (van de drankjes op de kaart tot de artiesten op de line-up) samen te bepalen. Ook kan je je ruimtes aanbieden op momenten waarop je ze zelf niet gebruikt. Op die manier heeft de buurt ook een plek waar ze kan samenkomen, waar waardevolle ontmoetingen kunnen plaatsvinden en lokale initiatieven kunnen ontstaan. Vervreemding is absoluut te mijden. Je wil geen nachtclub zijn die zichzelf oplegt aan de buurt.

Het zijn immers mensen die er naar alle waarschijnlijkheid al langer wonen dan dat jouw nachtclub er gevestigd is. Soms lijkt een issue met de buurt makkelijk op te lossen, maar zorgt die oplossing op zijn beurt voor issues voor je doelpubliek. Een sterk voorbeeld hiervan komt opnieuw van de feesten die doorgaan in Decoratelier—die we eerder in dit artikel al aanhaalden. Decoratelier ligt in Sint-Jans-Molenbeek. De buren hadden het niet moeilijk met de feesten an sich, maar wel het constante af- en aanrijden van Ubers. De organisatie dacht een oplossing gevonden te hebben door het punt waar mensen opgehaald en afgezet worden, te verplaatsen naar een parking—een honderdtal meter verderop. De buurt is namelijk overwegend mannelijk en hangt geregeld op straat rond. Verschillende feesten die in Decoratelier plaatsvinden, mikken op een lgbtq+ of queer doelpubliek voor wie het net een voordeel is om vlak voor de deur afgezet te worden door een taxi en zo min mogelijk op straat te moeten staan. Die honderd meter tussen parking en club die gestapt moest worden, maakte de situatie voor sommige feestvierders dan ook bedreigend. Een veilige plek uitbouwen die de gemeenschap bedient en ook de buurt maximaal ontlast lijkt onmogelijk—utopisch bijna. Maar in elk geval staat het uitbouwen van een waardevolle gemeenschap, zowel in als rond de club, synoniem voor hard en continu werk. Een zoektocht die de moeite waard is.



ARCHITECTUUR EN DESIGN VAN CLUBCULTUUR

MISS MIYAGI CLUB EFEMEER HORST ARTS & MUSIC

HET INTERVIEW WERD GEMODEREERD DOOR JAN DENOO

5.


62 De fysieke ruimte van een nachtclub heeft een duidelijke invloed op de ervaringen die binnen worden opgedaan. Een nachtclub is meer dan een dansvloer, een DJ-booth en een bar. Hoe kunnen we met het ontwerpen van deze gelijkaardige omgevingen ook inspelen op noden van verschillende doelgroepen? En hoe bedden we die plek in in het stedelijk weefsel? Voor dit thema ging Nachtplan in gesprek met drie Leuvense bureaus, telkens met een eigen architecturaal perspectief op nachtcultuur. We focussen tijdens het gesprek met Miss Miyagi op de stedenbouwkundige inbedding van clubs in het stedelijk weefsel en de rol van de verschillende actoren om het bestaansrecht van deze plekken in steden te verzekeren. We focussen tijdens het gesprek met Club Efemeer op het design en het scenografische aspect van nachtclubs. Hoe draagt het ruimtelijk ontwerp en de (licht)scenografie in de club bij tot de ervaring van een club(nacht)? Tijdens het gesprek focussen we met Onkruid, de organisatie achter HORST arts & music festival, op het architecturale aspect van nachtclubs. Hoe ontwerpen we de nachtclub van de toekomst?


fig. 15

64

MISS MIYAGI


fig. 16

66

67 Miss Miyagi is (in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden) geen persoon maar wel een alternatief vastgoedbedrijf dat opereert vanuit Leuven. De focus van het bureau ligt op het initiëren en coördineren van atypische vastgoedprojecten. In mensentaal wil dat zeggen dat Miss Miyagi ervoor zorgt dat bijzondere gebouwen (zoals loodsen, kerken en kastelen—maar evengoed woningen of cafés) op zo’n manier op de vastgoedmarkt komen, dat iedere (groep van) geïnteresseerde(n) een eerlijke kans tot aankoop of gebruik krijgt. Miss Miyagi is ervan overtuigd dat de stad gebouwd moet worden voor en door haar eindgebruikers. Deze menselijke manier van “stad maken” (of placemaking) staat vaak in schril contrast met de manier waarop veel klassieke projectontwikkelaars aan de slag gaan—vanuit een eerder economische drijfveer. Dankzij de alternatieve stadsontwikkeling die Miss Miyagi voorop stelt, ontstaan nieuwe vormen van wonen, werken en leven die zorgen voor meer dynamische steden, warmere buurten en meer betaalbare projecten. Een aantal van hun bekende projecten zijn Hal 5 en De Hoorn. Vanuit haar filosofie van ‘samen stad maken’ is Miss Miyagi dan ook nauw betrokken bij de zoektocht naar een Leuvense nachtclub, die een eerste stap in de goede richting moet betekenen om het Leuvense nachtleven te verrijken. Het is een zoektocht naar een ab normaal gebouw (een nachtclub vind je immers niet op elke straathoek) dat ontwikkeld zal worden voor en door haar eindgebruikers (what’s a club, but it’s people?). Net als woningen, scholen, bedrijven en andere stedelijke activiteiten, moeten ook nachtclubs (sociaal en maatschappelijk) ingebed worden in onze stad. Want voordat we nog maar kunnen spreken van het gebouw of de inrichting ervan, moeten we het hebben over de parameters waaraan de toekomstige club aan zal moeten voldoen en de rol die ze in de stad opneemt. De nacht werd in vorige legislaturen wat onderbelicht en ondergewaardeerd en dat zorgde voor een kaalslag van het Leuvense nachtleven. Maar eind 2020 gaf het Leuvense stadsbestuur een positief signaal door Miss Miyagi de opdracht te geven een locatie voor een nieuwe nachtclub te zoeken.

fig. 15 fig. 16 fig. 17 fig. 18

‘waar komt de Leuvense club’ Nachtplan & Miss Miyagi Leuven 2020 © Willem Jones www.waarkomtdeLeuvenseclub.be Nachtplan & Miss Miyagi Leuven 2020 straataffiche ‘waar komt de Leuvense club’ Nachtplan & Miss Miyagi Leuven 2020 www.waarkomtdeLeuvenseclub.be Nachtplan & Miss Miyagi Leuven, 2020


68

69

fig. 17

WE ONTMOETEN VOOR DIT INTERVIEW MICHIEL VAN BALEN EN STIJN MAES VAN MISS MIYAGI. DE LUIS IN DE PELS JD: Wat bepaalt voor jullie de waarde van een nachtclub in een stad? MM: Volgends ons kadert een club voornamelijk binnen de sociaalculturele beleving in de stad. Net zoals cultuurhuizen, moeten ook clubs hun plek hebben en vinden in de stedelijke samenleving. Maar in tegenstelling tot een cultuurhuis, conformeren mensen zich in clubs minder met de wetmatigheden van de dag. Vanuit die redenering vormen nachtclubs vrijplaatsen in onze maatschappij. Vrijplaatsen zijn plekken waar opties liggen, waar nieuwe ideeën verkend kunnen worden, waar creativiteit broeit en waar dus ook automatisch veranderingen plaatsvinden. Clubs gaan op die manier (on)bewust in tegen het reguliere en het “planbare”. Net daarom zijn ze essentieel; ze bieden het noodzakelijke tegenwicht voor wat er elders in de stad gebeurt. Maar om diezelfde reden worden ze door beleidsmakers vaak gepercipieerd als de “luis in de pels” in het stedelijk weefsel. Plekken die onvoorspelbaar en on-stuurbaar zijn, gaan vaak niet samen met het planmatige karakter van steden en zijn daarom voor beleidsmakers moeilijker te vatten en te aanvaarden.

“Ik ga nooit het verhaal verdedigen dat clubs plekken zijn zonder moeilijkheden. Maar ik ga wél verdedigen dat het essentiële plekken zijn om steden leefbaar te maken. Maar dat aanvaarden, dat lijkt precies nog altijd moeilijk voor beleidsmakers.” Er was in vorige legislaturen in Leuven de neiging om de stad op te kuisen en kwalitatief te maken. Maar een ambitieus systeem heeft net ruimte nodig voor vrijbuiters die dat systeem uitdagen. Een club is bij uitstek zo’n plek vol experiment. Er zal altijd een soort spanningsveld hangen rond zulke plekken maar ik geloof sterk in dergelijke frictie: die zorgt er immers voor dat we op een kritische manier vooruit gaan. Een té kwalitatieve, opgekuiste en conflictvrije stad kan je volgens ons geen stad noemen—dat staat gelijk aan stilstand.

“Elk overheidssysteem dat ambitieus is, maakt ruimte voor mensen die ‘het systeem’ uitdagen. Een club is vaak een mooi symbool hiervan.” JD:

Er was, zoals je aanhaalde, een soort “opkuispolitiek” de voorbije decennia. Welke andere factoren speelden mee in het vertrek (of het ontbreken) van nachtclubs in Leuven?

MM:

Toch even nuanceren: het is niet enkel de politiek die de clubs richting uitgang heeft geduwd. Wél is het belang van (en de nood aan) frictie in de stad onderschat. Ook andere factoren speelden een rol. Zo stegen de stedelijke vastgoedprijzen enorm en kwam er een sterke focus op residentiële ontwikkelingen en de bijbehorende druk op blanco, beschikbare ruimte. Daarnaast mikken verschillende van die residentiële ontwikkelingen op tweeverdieners die zich in de binnenstad willen vestigen. Op die manier open je de deur voor verschillende (mogelijke) conflicten tussen bewoners en nachtcultuur. Eén keer die ontwikkelingen van start gaan, zijn ze nog moeilijk te configureren. Het is ook niet dat de clubs die er wel waren, het economisch gezien gemakkelijk hadden. Met de invoer van de witte kassa en de verminderde drankconsumptie, ligt daar volgens nog een grote uitdaging. Daar bovenop kwam een sterke “wij-versus-zij”-mentaliteit en een onevenwichtige machtsverhouding met het beleid. Alles samen zorgt dat voor een ongunstig klimaat waarbij organisatoren of uitbaters niet meteen de sprong willen (of kunnen) wagen om een fragiele en kwetsbare plek als een nachtclub uit de grond te stampen. We moeten ons dus heel bewust zijn van die uitdagingen. Anders wordt heel deze zoektocht een slag in het water. Als je iedereens arm om wringt om een nachtclub te krijgen, om vervolgens tot de constatatie te komen dat je tegenwind krijgt, dan heb je een probleem.


70 CONSTRUCTIEF DWARSLIGGEN JD: Momenteel is er een transitie van het beleid richting samenwerking—om samen met partners de Leuvense nachtclub te realiseren. Zien jullie dit als het optimale klimaat om die club effectief te realiseren? MM: We denken dat het noodzakelijk was in Leuven om het op deze manier doen. Het ging alleszins niet vanzelf gebeuren —door alle factoren die we hierboven benoemen. Er moest een soort van signaal én ondersteuning komen vanuit de stad. Zonder hun steun, is er tegenwind van alle kanten. JD: Het is een ietwat ongewone (of nieuwe) manier van werken. Want ontstaan nachtclubs normaal gezien niet eerder organisch? Zonder inmenging en sturing van het beleid? Is die manier van werken niet paradoxaal? MM: Ik zou er niet voor pleiten om het in andere steden—waar zo’n project wel organisch kan groeien—te doen zoals wij het aan het doen zijn. Hier in Leuven zijn er genoeg initiatiefnemers, maar die botsen op de uitdagingen die we eerder omschreven. Dus in de specifieke context waarin wij ons bevinden, is deze gezamenlijke aanpak tussen ‘veld’ en ‘systeem’ zeker wel noodzakelijk.

“Je kan iedereen zijn arm omdraaien om er een club te krijgen. Maar als je de partners die impact hebben op nachtcultuur, zoals de overheid, niet mee hebt, dan eindig je nog steeds met lege handen.” JD: MM:

Hoe zien jullie de volgende stap in dit onderzoek? Er zijn een heleboel locaties aangeleverd door het publiek—what’s next? Eerst en vooral: het is nooit de bedoeling geweest van de stad om die club uit te baten—zelfs niet om die te ontwikkelen. De stad wil met de realisatie van de nachtclub in de eerste plaats faciliteren. Dat betekent: opnieuw een plek aanbieden, maar zeker niet zelf invullen of sturen. De invulling van de plek moet bij de jongeren zelf liggen. Zo kan de inhoud, die vanuit de jongeren vertrekt, opnieuw zuurstof krijgen om zich verder te ontwikkelen. Dat wil dus zeggen dat die samenwerking met het beleid minder voelbaar zal zijn in de praktijk. Enkel op die manier zal de nachtclub op een oprechte manier bijdragen aan de jongerencultuur in Leuven, om het in de woorden van schepen Vansina te zeggen. Dat is wat ons betreft het allerbelangrijkste dat de stad kan doen. De zoektocht naar die ideale plek is dus geheel tweeledig. Enerzijds willen we de zoektocht zo breed mogelijk opentrekken. We gaan letterlijk met iedereen die er een idee over heeft rond tafel zitten: jongeren, professionals, ambtenaren en politiekers. We willen élke mogelijke locatie onderzoeken in een traject. Het is mogelijk dat we straks tot de constatatie komen dat er geen geschikte plek is — tenminste als we binnen het huidige kader blijven qua

71

fig. 18


72 regelgeving, parameters en ambities. Dan is dat een conclusie die we terug richting beleid kunnen formuleren. Deze participatieve zoektocht is alleszins een heel belangrijke mijlpaal in het beslissingsproces. Nu wordt er effectief concrete actie ondernomen en niet meer gesproken in de trant van: “er zal ooit wel zo’n plek komen”.

“Door het participatieve traject gaan we elke steen hebben omgedraaid in Leuven om een potentiële club te vinden. En daar gaan we conclusies uit kunnen trekken richting beleid. Zowel voor de mogelijkheden waar we mee verder kunnen, als de zovele plekken die niet mogelijk zijn door de huidige regelgeving rond clubs.”

Anderzijds zie je ook langs de kant van de eigenaars dingen bewegen. Eigenaars die een pand hebben en er al een tijdlang over dachten om dat te verkopen, voelen zich nu misschien gesterkt om effectief die stap te zetten. Ik hoop dat we we op termijn kunnen evolueren naar een match tussen eigenaar en organisator zonder de bijkomende hulp van het beleid. Alleszins: we zaaien nu heel breed. Daar moet wel iets van uitkomen. We hopen dat we met dit traject een mindswitch in gang hebben gezet om in de toekomst niet één club, maar meerdere plekken te kunnen verzekeren. JD: Zijn er bepaalde parameters waar de locaties aan moeten voldoen? Hoe gaan jullie beginnen filteren? MM: We hebben een aantal workshop gedaan met een groep jongeren om te zien wat zo’n club moet zijn. De uitkomsten van zo’n workshop zijn heel uiteenlopend. We merken dat aspecten als “grootte” en “alternatieve uitstraling” voor hen belangrijk zijn, maar die zijn ook moeilijker om te gaan quoteren. Wel zijn er een aantal basis-checks waar de locaties aan moeten voldoen. In de eerste plaats gaat het over beschikbaarheid. Alle locaties die op onze website ingediend zijn, zullen we daarop analyseren. Je kan jarenlang voorbij een locatie fietsen die ideaal zou zijn voor een nachtclub, maar evengoed kunnen er al plannen zijn met die plek—zonder dat je dat weet. Dat duidelijk maken, zal onze eerste taak zijn. Het is belangrijk voor de indiener(s) om te weten of een plek al dan niet beschikbaar is, we zullen daar per plek dan ook over communiceren. Vervolgens zijn er nog een aantal andere belangrijke parameters. Is de locatie bereikbaar? Is ze vergunbaar? Is ze betaalbaar? Pas als we daar een zicht op hebben, kunnen we het hebben over grootte en uitstraling. Hoe groot de club moet zijn, hangt ook af van de grootte van de doelgroep en de actieradius. Er is de uitgesproken ambitie om ook mensen van buiten Leuven aan te trekken: dat heeft op zijn beurt implicaties op de bereikbaarheid.

73

Je wil idealiter een locatie die vlot te bereiken is met het openbaar vervoer. Maar misschien is het in de dichte nabijheid van het openbaar vervoer dan weer moeilijker om aan de andere parameters te voldoen. En dan riskeer je ook nog eens dicht bij omwonenden terecht te komen, wat weer een ander paar mouwen is.

EEN, TWEE, DRIE … NACHTCLUB(S)! JD: Wat voor club bouwen we? Een instituut dat er decennialang staat? Of een tijdelijk, nomadisch concept? En is één club voldoende? MM: We zoeken in de eerste plaats naar een stabiele plek. Vandaag de dag hebben we het wel wat gehad met de instabiliteit van een tijdelijke locatie in Leuven. Dat is en blijft een fragiele positie die niet overgeromantiseerd mag worden, zeker in compacte steden als Leuven. Meerdere plekken kunnen een diverser aanbod en dus ook meer keuze aanreiken. Op die manier kunnen meer gemeenschappen gefaciliteerd worden. Minstens één vaste plek is cruciaal om nachtcultuur in Leuven te verankeren. Nachtcultuur krijgt meer en meer erkenning, op die manier is er ook een stabielere toekomst mogelijk. Daarnaast valt er ook veel te zeggen voor meerdere plekken die bijvoorbeeld als tijdelijke invulling een “vrijere” rol kunnen spelen en van waaruit experimenten op poten gezet kunnen worden, die dan weer kunnen doorgroeien naar een vaste(re) context. Hoe het ook zij: nachtcultuur moet op de politieke agenda blijven staan, anders creëren we opnieuw een blinde vlek, net zoals dat in vorige legislaturen het geval was.


fig. 19

74

CLUB EFEMEER


fig. 20

76

77 Club Efemeer is—in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden— geen fysieke nachtclub. Het is het gezamenlijke project van beeldend kunstenaars Arnaud De Wolf en Maarten Vanermen. Beide kunstenaars resideren in Cas-co. In deze Leuvense kunstenaarsincubator besloten ze naar aanleiding van het evenement ‘Open Studios’ in 2017 de handen in elkaar te slaan: ze transformeerden de ruimte tot een één-nacht-durende, intieme nachtclub door op een slimme manier met licht en donker te spelen. Omwille van die minimale ingrepen met licht en de tijdelijkheid van het project, besloten ze de nachtclub ‘Club Efemeer’ te noemen. Een woord dat teruggaat naar het Griekse ephèmeros, dat zoveel betekent als ‘kortstondig’ of ‘één dag durend’. Of één nacht in dit geval. Het werd uiteindelijk ook de naam van hun collectief. Nadien volgden gelijkaardige projecten in de Leuvense Schouwburg en het Sint-Pietersziekenhuis (in het kader van Unighted, een project van Nachtplan in 2019). Club Efemeer is geen architectenbureau dat een grondplan uittekent voor een bakstenen gebouw. Wel gebruikt het duo de aanwezige architectuur en de context van de plek en het evenement als voedingsbodem voor haar in situ scenografieën. Binnen de bestaande architectuur van een plek experimenteert Club Efemeer met een klein aantal, zeer bewust gekozen immateriële bouwstenen als licht, rook en (on)zichtbaarheid. Op die manier worden ruimtes afgebakend en bepaalde sferen opgeroepen. Doorheen de nacht evolueren hun lichtinstallaties constant. Kleur, ritme en intensiteit en zijn hierin de belangrijkste variabelen. Naast het ontwerpen en inrichten van ruimtelijke plekken zoals tijdelijke nachtclubs, creëert Club Efemeer ook autonome lichtinstallaties.

fig. 19 fig. 20 fig. 21 fig. 22 fig. 23 fig. 24

Club Efemeer i.s.m Onkruid ‘150 jaar schouwburg’ Leuven 2017 © Maxim Verbueken Installatie Club Efemeer ‘Uit het donker’ Kasterlee 2020 © Bart Van der Moeren Schets clubruimte ‘Unighted’ Nachtplan Sint Pietersziekenhuis Leuven 2019 © Club Efemeer Installatie Club Efemeer OPEN STUDIOS Cas-co Leuven 2017 © Eva Donckers Installatie Club Efemeer OPEN STUDIOS Cas-co Leuven 2018 © Club Efemeer Club Efemeer i.s.m Onkruid ‘150 jaar schouwburg’ Leuven 2017 © Maxim Verbueken


78 WE ONTMOETEN VOOR DIT INTERVIEW ARNAUD DE WOLF EN MAARTEN VANERMEN VAN CLUB EFEMEER DE CLUB ALS GESAMTKUNSTWERK JD: Wat is voor jullie een nachtclub? ADW: Meteen een moeilijke vraag! In essentie is een club een sociale ruimte om te dansen. Maar hoe definieer je die “ruimte”? Bekijk je ze als een nachtclub—een bakstenen gebouw dat vaststaat in de tijd? Of bekijk je het als een clubnacht—een vluchtig moment in tijd en ruimte, vormgegeven vanuit een scenografisch en performatief standpunt? Ik ben alleszins van mening dat er, zowel in binnen- als buitenland, maar zeer weinig nachtclubs zijn die weekend na weekend hetzelfde type clubnacht aan dezelfde doelgroep kunnen aanbieden. Daar is simpelweg te weinig publiek voor. Daarom gaat een nachtclub, vanuit een economische overweging, verschillende soorten clubnachten organiseren—telkens met een andere muziekprogrammatie die ook telkens een andere doelgroep aanspreken. En dat vind ik persoonlijk bizar: verschillende soorten clubnachten in een decor dat constant hetzelfde blijft. Eén bepaalde community vraagt net om één bepaalde omgeving en scenografie. Door meerdere communities op een weekend in dezelfde ruimte te programmeren, kan dat niet anders dan wringen met de vaststaande architectuur en scenografie van zo’n statische nachtclub. Daarom ben ik meer fan van bepaalde feesten die telkens op een andere fysieke plek doorgaan. Op die manier is de performance, scenografie en architectuur telkens anders, maar ook op maat van de groep die je bedient. De kracht van een feest zit voor mij eerder in het performatieve, niet in de stenen.

“De scenografie die een clubnacht voor een bepaalde community vraagt, kan clashen met de vaste architectuur van een fysieke nachtclub die meerdere dagen per week wordt vol geprogrammeerd voor diverse communities.” MV:

Ik volg Arnaud hierin. Heeft een feest een fysieke plek nodig? Een gebouw brengt beperkingen met zich mee. Je kan een gebouw niet constant hervormen—één keer het beton gegoten is, zijn de ruimtes bepaald en liggen de krijtlijnen vast. Je kan hier en daar nog wat met licht en scenografie spelen, maar dat is het dan. De community maakt het feest, niet de plek. Dat gaat voor mij terug tot een soort oerervaring, waarbij iedereen zijn clan opzoekt om te dansen rond een vuur. Waar dat vuur precies staat, is op zich ondergeschikt aan de ruimte. Het vuur kan overal gemaakt worden, zolang het maar aangewakkerd blijft.

79

fig. 21


fig. 22

80

“Het brandpunt ligt voor mij meer bij de community: bij de clan die de clubnacht vormgeeft. De mensen die dansen rond het vuur. En dat vuur kan overal plaatsvinden, zolang het maar aangewakkerd blijft.” JD: Wanneer is een nachtclub dan geslaagd voor jullie? Aan welke zaken moet voldaan worden? ADW: Opnieuw een moeilijke vraag. Voor het ene evenement is ze geslaagd, voor het andere evenement misschien niet. Ik vind het opvallend dat wanneer mensen praten over de kwaliteit van een nachtclub, er in het algemeen gedoeld wordt op de kwaliteit van de muziekprogrammatie. Terwijl de muziekprogrammatie ook maar één aspect is van het totaalplaatje. Zoals ik eerder al zei, vind ik het absurd om elke week andere DJ’s te programmeren maar tegelijkertijd de scenografie en de clubruimte statisch te houden doorheen de tijd. Ik ben grote voorstander van een meer experimenteel en wisselend gebruik van scenografie—telkens op maat van een bepaalde community en dus ook op maat van de wisselende muzikale programmatie. Ik bekijk de club dan ook liever als gesamtkunstwerk. Elk aspect is belangrijk en uniek: van de muziek, over het design en de scenografie tot het publiek. Want zij maken misschien wel het belangrijkste deel uit van de clubnacht. Hoe je publiek beweegt, zich kleedt en gedraagt is extreem belangrijk in de esthetiek van het totaalplaatje van een nachtclub. Een hele grote succesfactor van een nachtclub is voor mij het verschil tussen wat zich binnenin de club afspeelt en de buitenwereld. Hoe extremer dat verschil, hoe beter. Dat je bij het betreden van de nachtclub in een compleet

81

fig. 23

andere wereld terechtkomt, is een heel krachtig gegeven. Het heeft ook iets poëtisch: je staat in de wachtrij, vangt telkens wanneer de deur even open gaat een kleine glimps op van het licht en geluid binnen en uiteindelijk onderga je zelf een soort transitie bij het binnengaan. Dat is dramaturgie in haar puurste vorm.

DE LAATSTE DOET HET LICHT UIT JD: Jullie doen ingrepen in ruimtes met licht en rook. Zijn er bepaalde doelen die jullie daarmee willen bereiken? Is er een bepaalde manier waarop jullie mensen willen sturen of een bepaalde ervaring tot stand willen laten komen? MV: Bij onze eerste tijdelijke nachtclub in Cas-co was het de bedoeling om met licht en rook bepaalde ruimtes af te bakenen waardoor mensen zelf hun positie en gedrag konden kiezen. Vaak hebben nachtclubs één of meerdere overzichtelijke zalen of ruimtes waarin je zowel een bar, DJ-booth als dansvloer vindt. Mensen komen met verschillende verwachtingen naar een nachtclub: sommigen willen helemaal opgaan in muziek, dans en elkaar; anderen willen liever praten met iemand die ze tegenkomen aan de bar. Al die gedragingen horen perfect thuis in een nachtclub, maar ze kunnen botsen wanneer er te weinig ruimte is, of de ruimtes niet duidelijk gedefinieerd zijn. Als de bar zich vlak naast de dansvloer bevindt, storen de praters de dansers, simpel. In Cas-co hebben we geprobeerd om die verschillende ruimtes duidelijk te definiëren —en doorheen de avond ook blijvend te sturen—met licht. Dat zorgde ervoor dat mensen die graag in het gewoel vlak voor de DJ-booth dansen, zich veilig en beschut voelden.


82

83

fig. 24

MV:

Tegelijkertijd stonden er mensen aan de bar die het geheel vanop een afstand aanschouwden. Die insteek trokken we door met de interventie die we samen met Onkruid deden voor het feest van 150 jaar Schouwburg in Leuven. De dansvloer was op het podium, de DJ stond centraal en onze lichtinstallatie hing daar hoog boven. Op die manier hebben we een soort van “lichttent” of een gigantisch vuur gecreëerd. Mensen stonden er ook echt in te dansen—niet op de rand, wel er middenin, waar “het” gebeurde. Erbuiten was er ruimte voor andere sferen en gedragingen. Achteraf hoorden we positieve feedback. Het viel op dat mensen in de door ons gecreëerde ruimtes wilden staan om deel uit te maken van die specifieke sfeer. Mensen hadden dus door wat de bedoeling was. Tijdens zo’n evenement kan je dat al wel wat zien. Eén iemand van ons trekt dan ook altijd de zaal in om te zien wat de mensen aan het doen zijn, terwijl de ander bij de apparatuur blijft om constant bij te sturen.

“Wij sturen de installatie de hele nacht. We zitten effectief aan de knoppen en kunnen doorheen de avond bepalen hoe we inspelen op situaties.” ADW:

We werken telkens op een heel minimale manier. We beperken bewust het aantal parameters om te zien wat we er allemaal mee kunnen doen. Tijdens sommige clubnachten gebruikten we maar twee lichtbronnen. We definiëren een heel beperkt aantal kleuren—bijvoorbeeld: blauw, rood, hun mengkleuren en wit. Tot slot heb je de lichtintensiteit als variabele: je kan het licht aan- en uitdoen en je hebt uiteraard ook alle standen daartussen. Maar that’s it. We volgen altijd de muziek en de sfeer in de ruimte, die dicteren ons tempo en bepalen wat we doen qua lichtintensiteit.

“Met een lichtscenografie ben je in staat om immateriële ruimtes te scheppen waar mensen deel van willen uitmaken.” We laten het licht heel de nacht evolueren. Mensen hebben dat misschien niet heel de tijd door omdat het zo traag gaat. We kunnen kiezen voor een moment met heel veel licht. Tijdens zo’n moment kan iedereen elkaar zien en spelen we in op het collectief aanvoelen. Of we kiezen net een heel donkere setting. Die doet de ruimte dan weer individueler aanvoelen omdat je de anderen (en de ruimte rondom je) niet meer (zo goed) kan zien. Ook rook is daar trouwens een bepalend element in. ADW:

Maar we gaan bedacht te werk. Als je tijdens de avond zomaar het licht uit zou doen, komt dat helemaal fout over en krijg je waarschijnlijk zelfs paniek. Als de muziek of de sfeer er om vragen, kan het juiste licht (of duisternis) een heel krachtige tool zijn.

“We voelen dat de lichtintensiteit een heel belangrijke variabele is. Die intensiteit evolueert traag maar constant doorheen de hele avond. We spelen met de intensiteit in op de muziek en daardoor ook onrechtstreeks op de ervaring en het gedrag van het publiek.”

TOILETTEN ALS EPICENTRUM JD: Zijn er bepaalde voorwaarden die een nachtclub moet hebben vanuit jullie (scenografisch) perspectief? ADW: Wat mij betreft, heeft een club altijd een tijdelijkheid. Die kan niet voor de eeuwigheid bestaan, maar draait een beperkt aantal jaren mee. De gekozen ruimte moet zo goed mogelijk bruikbaar zijn zoals ze is. Want wat je maar moeilijk kan aanpassen in een bestaand gebouw, is de bestaande architectuur —en net die is zo belangrijk in de ervaring. Het grondplan moet juist zitten, de circulatie tussen ruimtes ook. Niet alles kan rechtgetrokken worden door een lichtinstallatie.


84

Denk bijvoorbeeld aan de toiletten, die zijn voor mij een sociaal epicentrum: je schuift aan, komt er mensen tegen en babbelt er. Het is nefast voor de hele club als de toiletten achter de DJ-booth liggen want dan heb je een constante stroom van mensen die op weg zijn naar het toilet en intussen de dansers hinderen. Zelfde verhaal met een bar die pal aan de dansvloer ligt. Daar gebeurt dan een interactie die niet op die plek zou mogen gebeuren. Het begint dus bij een goed grondplan. Daarop worden ruimtes en basiselementen van een club geplaatst—de dansvloer, de bar, de toiletten en de ruimtes waar mensen gewoon kunnen praten. De scenografie loopt overal door. Het is vanzelfsprekend dat je een goede licht- en geluidsinstallatie nodig hebt op de dansvloer. Maar wij trekken die twee scenografische elementen graag nog veel breder: licht en geluid spelen een rol vanaf het moment dat je aankomt, tot je weer naar huis gaat. MV: Voor mij is het in dat kader belangrijk om de balans te vinden tussen een leeg canvas, bijvoorbeeld in de vorm van een nieuwbouw, of een ruimte die al cachet heeft door een vorig leven. Ik kan niet zeggen welke van de twee de beste keuze zou zijn. De manier waarop je dan met licht en andere scenografische elementen gaat werken, verschilt alleszins in beide gevallen. In het geval van een gebouw dat al (een) eerdere functie(s) had, voel je bij het betreden wat er mogelijk is en ga je vervolgens inspelen op elementen die verwijzen naar die vorige functie(s). In het geval van een nieuwbouw kan dat niet, en moet je dat bovendien ook niet proberen, want dan komt het fake over. JD: Hoe ziet een nachtclub er pakweg in 2050 uit volgens jullie? Wordt die digitaal? ADW: Ik denk van niet. De Zoomparties van het afgelopen jaar werken in sommige contexten zeer goed, maar voor mij persoonlijk ontbreekt het interactieve element hier totaal in. Het ene ogenblik zit je te werken voor je laptop, het volgende moment klik je op een link en zit je in een digitaal feest. Er zit geen moment van transitie tussen. Zo’n transitie heb je wel bij een echte nachtclub. Jezelf aankleden, de verplaatsing naar de club en het wachten in de rij zijn voor mij elementen die niet zomaar vervangen of weggelaten kunnen worden. MV: Ik volg Arnaud hier zeker in, maar ik zie op zich nog wel mogelijkheden in technologie. Met virtual reality kunnen we wel een stap verder gaan dan een Zoomparty. In plaats van op een vlak scherm te kijken maar in je ooghoeken je living nog te zien, ga je met zo’n VR-bril wel helemaal op in de omgeving. Je bent daar dan als avatar, een digitale verpersoonlijking van jezelf, en kan interageren met anderen. Op die manier wordt het weer net iets lichamelijker.

85 ADW:

Dan ga je voor mij nog steeds voorbij aan wat een clubnacht is: een lijfelijke ervaring waarbij je de muziek niet alleen hoort, maar ook voelt. Waarbij je de andere feestvierders niet alleen ziet, maar ook hun warmte voelt, en hen kan ruiken en aanraken. Die lijfelijke ervaring afsnijden door virtual reality zou te radicaal zijn. Ik denk dat we verder moeten denken dan een kopie of een benadering van de werkelijkheid. In plaats van een bestaande club of setting na te bouwen, kan je in een virtual reality-omgeving misschien dingen tonen en bouwen die je in de echte wereld niet kan. Op die manier kan virtual reality een extra laag leggen bovenop wat er al bestaat en op die manier een soort meerwaarde zijn. Maar laat het duidelijk zijn: ik zie de club van de toekomst zeker en vast nog steeds als een fysieke, sociale plek.


fig. 25

86

HORST ARTS & MUSIC


fig. 26

88

89 Meet Onkruid: geen ongewenst groen, wel een interdisciplinair collectief dat expertises in architectuur, muziek en cultuur combineert. Onkruid ontwikkelt op een creatieve manier (semi)publieke ruimtes in een stedelijke context, zodat die ruimtes een betere weerspiegeling zijn van onze samenleving en collectieve cultuur. Via acties, interventies en evenementen onderzoekt het collectief hoe het onontgonnen, stedelijk terrein op een menselijke manier kan activeren zodat gemeenschappen zich er kunnen verenigen en ontplooien. Op die manier is de link met het ongewenst groen misschien toch niet zo ver weg. Onkruid is een pioniersplant die ontkiemt op plaatsen waar de bodem open ligt, waar ruimte is. Onkruid wordt beschouwd als ongewenst groen, het groeit op plaatsen om er zijn omgeving volledig te overwoekeren. De opvatting over wat een onkruid is, is echter subjectief. Afhankelijk van de context waar het groeit, kan elke plant een (on)kruid zijn. Eén van de paradepaardjes van Onkruid is het jaarlijks terugkerende Horst arts & music festival Oorspronkelijk op het kasteeldomein Horst in Holsbeek, sinds 2019 te vinden op de Asiat Site in Vilvoorde. Tijdens het festival komen al die verschillende insteken en expertises samen en wordt het volledige potentieel van een site en cultureel programma onderzocht.

fig.  25 fig.  26 fig.  27 fig. 28 fig. 29 fig. 30 fig. 31

‘The Lakeside’ Atelier Bow Wow Horst Arts & Music festival Holsbeek 2018 © Jeroen Verrecht ‘The Lakeside’ Atelier Bow Wow Horst Arts & Music festival Holsbeek 2018 © Jeroen Verrecht ‘The Lakeside’ Atelier Bow Wow Horst Arts & Music festival Holsbeek 2018 © Jeroen Verrecht schets ‘The New Castle’ Assemble Studio Horst Arts & Music festival 2017 Holsbeek © Onkruid ‘The New Castle’ Assemble Studio Horst Arts & Music festival 2017 Holsbeek © Jeroen Verrecht ‘Kasteel 01’ Horst Arts & Music festival Holsbeek 2014 © Jeroen Verrecht Horst Arts & Music Festival Holsbeek 2018 © Jeroen Verrecht


90

91

fig. 27

WE ONTMOETEN VOOR DIT INTERVIEW MATTIAS STAELENS. ARCHITECT VAN OPLEIDING EN MEDEOPRICHTER VAN ONKRUID. DE ZOEKTOCHT NAAR DE IDEALE DANSVLOER JD: Wat is de link tussen Onkruid en nachtclubs? MS: Elk podium bij HORST festival is een soort openluchtclub. Het uitgangspunt bij het ontwerpen van die podia is het tot stand brengen van ontmoetingen—enerzijds tussen het publiek en de artiesten en anderzijds tussen het publiek onderling. Onze ambitie is om elke keer opnieuw een interessante dansvloer en specifieke ervaring te creëren. Binnen de festivalwereld is dit eerder uniek. Het is een continue en zeer intensieve zoektocht waarbij we vooral leren door te doen—in architecturale termen ook wel ‘research by design’ genoemd. Elk experiment leidt tot nieuwe inzichten en kennis die we het jaar nadien opnieuw in de praktijk omzetten. Elk podium komt tot stand door een samenwerking met een ander architectenbureau, zowel nationaal en internationaal. Doorheen de jaren hebben we een soort briefing opgesteld die als leidraad dient bij het ontwerpen van nieuwe podia. Daarin zitten learnings uit de vorige jaren en aandachtspunten we zelf belangrijk vinden. Het ontwerpmatig denkproces dat daarop samen met het bureau volgt is voor ons even belangrijk dan de uitkomst zelf.

“Bij het ontwerpen van de podia experimenteren we telkens opnieuw met de interactie tussen bezoekers onderling en hun relatie tot de DJ. Zonder het juiste erin te weten. Eerder omdat we benieuwd zijn naar de effecten die de ingrepen genereren.”

Vanuit elk gerealiseerd ontwerp nemen we interessante inzichten mee. Soms is het heel duidelijk waarom iets goed werkt, bijvoorbeeld bij het New Castle-podium dat we realiseerden met Assemble (UK) in 2017. Het was een soort van openluchttheater met uniforme bekleding die bestond uit een centrale dansvloer en twee 360° balkons rondom waarbij mensen zelf hun plek, en bijhorend gedrag of gevoel, konden kiezen. Je kon centraal gaan staan en het gevoel hebben dat iedereen je kon zien dansen of je kon bovenin post vatten, waarbij je het geheel en ‘de ander’ kon overzien zonder zelf opgemerkt te worden. De bekleding van de steigerbouw constructie met blauwe steigerdoek zorgde ervoor dat de dansers overdag onzichtbaar waren van buitenaf, maar ‘s nachts kwamen door de belichting de dansende silhouetten tevoorschijn. De DJ was relatief anoniem in de zijkant verwerkt, waardoor de volledige focus op de dansers en hun onderlinge interactie lag.

We zagen dat mensen echt naar elkaar toe dansten, in plaats van op elkaars achterhoofd te kijken richting de DJ.

“Meestal staan mensen allemaal in dezelfde kijkrichting, gericht naar de DJ. Een houding waardoor het aspect dansen totaal asociaal wordt.”

Ook het Lakeside Dancers Club -podium—dat tijdens het laatste jaar van HORST in Holsbeek ontworpen werd door Atelier Bow Wow (Tokyo)—werkte heel goed, al kan ik daar niet zo goed de vinger opleggen waarom juist. We zeggen altijd dat een podium een plek moet zijn die beschut aanvoelt. Op die manier wordt de energie van het publiek goed bijgehouden en kan het zelfs exploderen op bepaalde (muzikale) momenten. Dat was daar zeker het geval. Daarnaast waren er wellicht nog een aantal andere kleine factoren zoals het materiaalgebruik (hout) en het gebruik van eenvoudige warme gloeilampen die het podium tot een succes maakten. JD: Soms kan je het dus niet allemaal plannen, en moet je als architect soms dingen open laten? MS: Zeker, en ruimte laten om te kunnen veranderen. In het kader van de nieuwe Leuvense nachtclub zou ik het bijvoorbeeld doodzonde vinden dat er een club wordt gebouwd die dan de komende tien jaar exact zo moet blijven.

“Een club is echt een andere wereld waarin je terecht kan komen. Een plek die je alleen kan ontdekken, maar waar je ook samen in kan verdwalen.”


fig. 28

92

SPONTANÉITÉ, LIBERTÉ, ANONYMITÉ ET DIVERSITÉ JD: Wat zijn voor jou dan kernbegrippen in een geslaagde nachtclub? MS: Ik denk eerst en vooral dat iedereen daar een hoogstpersoonlijke mening en invulling aan zou geven. Als je aan mij vraagt wat een club moet zijn, denk ik aan vier woorden: spontaniteit, vrijheid, anonimiteit en diversiteit. Frappant genoeg staan die begrippen haaks op een architecturaal ontwerpproces. Als iets “over-ontworpen” wordt en alles op voorhand bepaald wordt door de architect, verlies je net spontaniteit en vrijheid. Dus het is als architect geen sinecure om aan de slag te gaan met die begrippen in het achterhoofd.

“Als iets “over-ontworpen over-ontworpen”” is, of alles is op voorhand bepaald, dan verliezen we de betekenis achter belangrijke termen als spontaniteit, vrijheid, anonimiteit en diversiteit die voor mij de kwaliteit van een club bepalen.”

De vier begrippen zijn voor mij een soort van algemene criteria die de kwaliteit van een nachtclub bepalen. Beleven en geprikkeld worden staan hierbij telkens centraal. Niet alleen door muziek maar ook bijvoorbeeld door licht, video of kunst of gewoon de architectuur van de plek zelf. van de ruimte verrast doordat het een beleving wordt, met licht en donker of andere scenografische elementen. Het spontane gevoel dat je ergens binnen kan gaan en dat je daar onverwachte dingen kan aantreffen of dat daar dingen gebeuren die je niet had verwacht.

93

fig. 29

Wat op zijn beurt dan weer onverwachte ontmoetingen teweeg kan brengen. ‘Vrijheid’ sluit daar nauw bij aan. Vrijheid betekent voor mij dat je de keuze hebt om te gaan en te staan waar je wil. Dat je de keuze hebt om ergens alleen, in groep of in de massa te staan. Maar vrijheid betekent evengoed de vrijheid van expressie, dat je kan zijn wie je bent. Dat sluit dan weer aan op ‘anonimiteit’; dat je kan kiezen of je in de spotlight staat of je eerder in de zijlijn beweegt. Afhankelijk van hoe je je persoonlijk wil uitdrukken maar evengoed van je gemoedstoestand op dat moment. Een vierde begrip dat ik daaraan wil toevoegen is ‘diversiteit’. Een club vertrek altijd vanuit een bepaalde community. Dat is de groep mensen die een plek vormgeeft en openstelt vanuit een eigen voeling met muziek, vanuit een eigen smaak en vanuit een eigen sociaal netwerk. Nachtclubs maken hier tegenwoordig bepalende keuzes in: “Voor welke doelgroep zijn we er? Op wie richten we ons?” Daardoor gaat ook een stuk diversiteit verloren. Terwijl ik het net belangrijk vind om die te bewaken en te bewaren. Maar hoe dat dan juist moet, is ook voor mij een vraagteken. Want er schuilt een grote uitdaging in het verenigen van diversiteit (en zoveel mogelijk mensen toelaten) en vrijheid en anonimiteit (die op die manier in het gedrang kunnen komen). JD: Er wordt vaak gesproken over een nachtclub als disruptieve plek. Anderzijds wordt er ook gesproken over een nachtclub als safe(r) space. Hoe verenig je die twee?


94 Voor mij liggen die net in elkaars verlengde. Het feit dat een club een disruptieve plek is, duidt voor mij op het feit de zaken er ander aangepakt worden dan in de ‘overdag-maatschappij’. Bijvoorbeeld omdat er andere regels gelden en je jezelf er anders kan tonen en voordoen. Net omdat een nachtclub disruptief is, is die voor een bepaalde gemeenschappen een veilige plek. Ik denk dat het succes van een club erin bestaat dat het een iets veiligere plek kan zijn als de buitenwereld. MS:

“Als een nachtclub geen disruptieve plek is (omdat er geen keuzes worden gemaakt en alles er volgens de regels van de buitenwereld verloopt) dan heeft ze voor bepaalde gemeenschappen geen meerwaarde ten opzichte van die buitenwereld.”

VRIJHEID AAN DE JONGEREN JD: Wat zou de eerste vraag moeten zijn die wordt gesteld bij het ontwerpproces van de nieuwe Leuvense club? MS: Puur qua ontwerp zit je natuurlijk met een aantal vaste elementen: een dansvloer, een DJ-booth, toiletten en een bar. De typologie van een nachtclub is niet bijster veelzijdig. De belangrijkste vraag gaat voor mij dus niet over het uitzicht van de ruimte of de bar, maar wel over faciliteren en samenbrengen van gemeenschappen. Je hebt uiteraard wel verschillende doelgroepen, die allemaal eigen verwachtingen, noden en smaken hebben. De eerste en belangrijkste vraag is dus “Voor welke doelgroep willen we in Leuven een club?” Ik sprak net over diversiteit; het zou dan ook zonde zijn om maar één doelgroep aan te spreken. Ik denk dat op die eerste vraag dan ook verschillende antwoorden mogelijk zijn, ook in Leuven. Je vertrekt altijd vanuit een primaire gemeenschap of doelgroep, maar het succes van een plek bestaat er voor een deel uit hoe goed je ook andere gemeenschappen kan faciliteren in de plek. Dan kom je bijvoorbeeld al snel uit bij de Leuvense studenten en ik denk dat dat nog de makkelijkste doelgroep is. Zij zijn niet veeleisend, zoeken plekken om te feesten en ook als je kijkt naar de kalender is er een match. Studenten hebben voornamelijk plek nodig tijdens de week, terwijl de Leuvense jongeren in het weekend uitgaan. Dat gezegd zijnde, ben ik ervan overtuigd dat ‘voor iedereen’ niet bestaat. Dat zou een fout antwoord zijn op de vraag “Voor welke doelgroep willen we hier een club?”. “Voor iedereen” is geen juiste keuze omdat je dan uiteindelijk niemand bereikt. Maar het lijkt me wel goed om op één of andere manier flexibel te zijn en te bekijken wat haalbaar is om toch een aantal verschillende doelgroepen te bereiken. JD: Laat ons de brug proberen slaan. Welke plek zie je goed passen bij welke doelgroep?

95

fig. 30


fig. 31

96

97 De doelgroep waar Nachtplan op mikt, zijn de jongeren van de stad en die hebben vaak geen auto. Daarnaast is er ook de ambitie om een bovenlokaal publiek aan te spreken. De nabijheid van een station of openbaar vervoer lijkt mij dus een must. Puur om de slaagkans van het project te verhogen, denk ik dat het belangrijk is om een plek te zoeken waar geen directe buren zijn. Wegtrekken uit het dense centrum lijkt mij ook interessant omdat je dan meer lucht en ruimte hebt om iets te creëren. Het is belangrijk om zo flexibel mogelijk te zijn en je niet meteen in een te enge, nauwe plek te wringen. Dan wordt het moeilijk om te variëren met opstellingen, disciplines en soorten evenementen doorheen de tijd. De keuze van de locatie voor een club moet toekomstperspectief garanderen maar ook vrijheid in programma en werking. Zo zou het bijvoorbeeld interessant zijn om buitenruimte te hebben voor zomerevenementen of ruimte om in de toekomst uit te breiden met aanvullende disciplines zoals kunst of sport. De stad vandaag verandert echter zo snel dat het het moeilijk is om een plek te vinden die dat soort garantie kan bieden. Misschien is het daarom slimmer om naar een migrerend principe toe te werken, dat de garantie krijgt om elke tien jaar naar een nieuwe plek in de stad te verhuizen met de nodige vrijheden. MS:

“Een club vestigt zich in een voor haar aantrekkelijke omgeving en context. Maar doorheen de tijd veranderen die omgeving en context—of je dat nu wilt of niet—bijvoorbeeld door gentrificatie of andere stedelijke dynamieken. Dat zorgt ervoor dat die initieel aantrekkelijke context (toch één van de redenen waarom een club zicht op een bepaalde plek vestigt) na een aantal jaar niet meer dezelfde is. Een nachtclub werkt daarom voor mij beter als een nomadisch concept, dat na verloop van tijd ook weer vertrekt—op zoek naar een volgende ideale context.” JD: MS:

Maar wie weet is alle beschikbare ruimte op gegeven moment vol? Ik denk het niet. De demografie van een stad verandert en er verschuift altijd wel iets. Bij een verschuiving is het zo dat als iets meer naar de ene kant gaat, er aan de andere kant ruimte vrijkomt. Wie weet trekken er winkelketens uit de stad of zijn ondergrondse parkings binnenkort verleden tijd en komt er daardoor dus weer ruimte vrij. Ik heb er eerlijk gezegd niet zoveel schrik voor dat de stad binnenkort “vol” zou zijn. Ik heb er meer schrik voor om nu voor een nachtclub te kiezen voor een heel lange termijn. Dat er binnenkort een dure nieuwbouw wordt neergezet die zoveel geld kost dat er de komende jaren geen ruimte meer is om iets aan te passen of te verschuiven.


98 “De stad zal altijd veranderen. Ruimte gaat nooit ‘opʼ zijn. Als er één element verschuift naar links, komt er rechts weer ruimte bij en dat creëert terug opties om plekken te herbestemmen.”

Een club die vaststaat tot in de eeuwigheid is niet echt interessant en dreigt bovendien een eenmalige oefening te zijn die binnenkort afgevinkt kan worden. Ik zou dan ook eerder pleiten voor een structurele werking vanuit de stad. Dat de zoektocht naar nieuwe potentiële plekken een continu mechanisme is dat een vaste plek krijgt in het beleid. JD: Op dit moment is de stad zeer nauw betrokken bij de zoektocht naar een club. Is dat een partnerschap die je zelf graag ziet? Jazeker. De stad moet faciliteren en dan ook loslaten inzake creativiteit, werking en organisatie. Op die manier geeft de stad vrijheid aan jongeren. Die jongeren moeten—uiteraard binnen bepaalde wetmatigheden—gewoon hun ding kunnen doen zonder dat er al te veel vragen gesteld worden. Het is van cruciaal belang om kansen en ruimte te geven aan jongeren om dingen uit te proberen, maar ook om te mislukken. Dat is gewoon deel van een proces van volwassen worden en leren. MS:

“Jongeren zijn de toekomst van steden en de maatschappij. Hen ruimte geven is dan ook essentieel.”

Het is een bijzonder positieve tendens dat creativiteit, kunst maar ook de jeugd aan belang winnen. De overheid beseft meer en meer dat dat de bakermat is van de maatschappij—het is letterlijk de toekomst. En dat je daar dan ook ruimte voor moet vrijwaren of kansen aan geven.



Voorwoord Nachtplan & Horst

102

Dichtstuk Ines Thora Tekst Hans Empereur Redactie Nachtplan Concept & Design Ibert Pauwels & Lauren Bouden Fotografen Eva Donckers Tim Fisher Jeroen Jacobs Willem Jones Wim Louis Lukas Turcksin Bart Van Der Moeren Maxim Verbueken Jeroen Verrecht Jente Waerzeggers

Nachtplan is een project van MIJNLEUVEN, het jongerenlabel van stad Leuven & Grondplan vzw. Nachtplan is een collectief van Leuvense jongeren die het belang van de nacht terug ‘in het daglicht’ plaatst. Nachtplan slaat een brug tussen de noden van de Leuvense nacht en de inbedding ervan bij het beleid. Als ‘ontbrekende schakel’ bouwt zij aan een kwalitatieve en diverse nachtcultuur in Leuven met alle actoren die er baat of impact op hebben. Extra dank aan de internationale, Belgische en Leuvense changemakers, organisatoren, ondernemers, kunstenaars en onderzoekers die deelnamen aan de debatten en gesprekken. Om ons met jullie visie en inzichten te inspireren en daardoor rechtstreeks bij te dragen aan de inhoud van deze bundel. Op alfabetische volgorde: Carin Abdula, Tayo Alemi, Neil Brookes, Souria Cheurfi, Corbin Mahieu voor het neuten, Jozefien De Leersnyder, Victor De Smet, Arnaud De Wolf, Lindsi Dendauw, Jan Denoo, Dee Diggs, Bogomir Doringer, Eris Drew, Nozizwe Dube, Hans Empereur, Hülya Ertas, Zelda Fitzgerald, Frédérick Nizeyimana Gatabazi, Cornelius Harris, Toon Janssens, Emeraude Kabeya, Jean-Hugues Kabuiku, Liese Kingsma, Lutz Leichsenring, Kajetan Lukomski, Mike Naert, Herve Ngendabanka, Charles Olisanekwu, Jonas Rutgeerts, Gareth Solan, Fannie Sosa, Brahim Tall, Ann-Sophie Tollet, Eline Van Audenaerde, Gilke Vanuytsel, Jozef Wouters. © April 2021

Fig pg. 6 - 7 Nachtplan 2020 © Willem Jones Fig pg. 100 - 101 ‘Unighted’ Nachtplan Sint Pietersziekenhuis Leuven 2019 © Club Efemeer Drukwerk Drukkerij Verhoeven Sint-Pieters-Leeuw Tot stand gekomen in samenwerking met Horst Arts & Music Festival, in het kader van het Horst digital LAB 2020. Copyright Deze bundel wil informatie op een laagdrempelige manier beschikbaar maken. Ze is daarom gratis verkrijgbaar. De bundel is niet bestemd voor verkoop of commerciële doeleinden. gehele of gedeeltelijke overname, plaatsing op andere sites, verveelvoudiging op welke andere wijze van deze informatie, is niet toegestaan, tenzij hiervoor uitdrukkelijk schriftelijke toestemming is verleend door Nachtplan.

www.nachtplan.be www.mijnleuven.be www.horstartsandmusic.com



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.