Holebi's op de Vlucht

Page 1

HOLEBI’S OP DE VLUCHT EEN ANALYSE VAN BESLISSINGEN DOOR DE ASIELINSTANTIES

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 1


COLOFON

redactie

Jennifer Addae i.s.m. Ruben Wissing, Estelle Didi en Roxanne Dehon van het Belgisch Comité voor Hulp aan de Vluchtelingen (BCHV). Kenneth Mills en Katrien Vanleirberghe van çavaria. Claudia Bonamini, Kathelijne Houben, Charlotte Vandycke, Sakhi Mir-Baz, Tomaz Thys van den Audenaerde en Femke Vogelaar van Vluchtelingenwerk Vlaanderen.

eindredactie

Eef Heylighen

lay-out

Francis Goethals

Stills uit de film ‘Silent Stories’, een film door Hanne Phlypo & Catherine Vuylsteke

foto’s

Verantwoordelijke uitgever

Els Keytsman, Kruidtuinstraat 75,1210 Brussel Vluchtelingenwerk Vlaanderen vzw

10 mei 2013

Uitgave datum

Deze publicatie is ook te downloaden op: vluchtelingenwerk.be en cavaria.be

Met de steun van het Europees Vluchtelingenfonds

2 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN


INHOUD 1. Samenvatting

4

2. Inleiding

5

3. Methodologie van het onderzoek

6

4. Het wettelijk kader van asielaanvragen op basis van seksuele geaardheid

7

4.1. Wettelijk kader

7

4.2. De seksuele geaardheid

9

5. Het geloofwaardigheidsonderzoek

10

5.1. Algemene principes bij het vaststellen van de geloofwaardigheid

10

5.1.1. Belang van de holebi-achtergrond

11

5.2. Geloofwaardigheid en de seksuele geaardheid

11

5.2.1. Onderzoek naar de beweerde holebi-relatie

12

5.2.2. Onderzoek naar de ontdekking en beleving van de seksuele geaardheid

16

5.2.3. De kennis van het holebi-milieu

20

5.2.4. Kennis over het holebi-milieu in belgië

23

5.2.5. Beoordeling door de rvv over de kennis van het holebi-milieu in belgie

24

5.3. Beoordeling van het gedrag van holebi’s in de private en publieke ruimte

26

6. Het gegrondheidsonderzoek: de vrees voor vervolging

29

6.1. Algemene principes UNHCR

29

6.2. Beoordeling van de gegrondheid van de vrees

29

6.3. Behoren tot de sociale groep

30

6.3.1. Inviduele vervolging

30

6.3.2. Sociale groepsvervolging

31

7. Conclusie

35

8. Aanbevelingen

36

8.1. Aanbevelingen ivm het geloofwaardigheidsonderzoek

36

8.2. Aanbevelingen ivm het gegrondheidsonderzoek

36

9. Bijlages

38

9.1. Overzicht analyse van de landen per taalrol

38

9.2. Cijfers van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS)

40

9.2.1. Seksuele geaardheid en genderidentiteit

40

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 3


1. SAMENVATTING Uit de cijfers van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) blijkt dat het aantal beslissingen over personen die vluchten omwille van hun seksuele geaardheid elk jaar stijgen. Vluchtelingenwerk Vlaanderen voerde daarom dit onderzoek naar de beoordeling van de asielaanvragen van holebi-asielzoekers die omwille van hun seksuele geaardheid vervolging vrezen in hun land van herkomst. Om zo een overzicht te hebben op het beschermingsbeleid van het CGVS. Dit onderzoek reflecteert evenwel niet het gehele beschermingsbeleid van het CGVS. Het CGVS motiveert immers niet hun positieve beslissingen. De analyse is dan ook beperkt tot de negatieve beslissingen van het CGVS die meestal opgenomen worden in de arresten van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV). Ons onderzoek bestaat uit twee grote delen. In de eerste plaats onderzochten we hoe het CGVS en de RvV de seksuele geaardheid van asielzoekers probeert vast te stellen. Uit de analyse van de beslissingen blijkt dat het CGVS hiervoor een geloofwaardigheidsonderzoek uitvoert. Het CGVS bekijkt dan de beweerde holebi-relatie, de ontdekking en beleving van de eigen homoseksuele geaardheid en de kennis over het holebi-milieu in België en in het herkomstland. Daarnaast gaan de asielinstanties in de meeste gevallen ook na hoe holebi’s hun seksuele geaardheid uitten in de private en openbare ruimte in het land van herkomst. Uit ons onderzoek blijkt dat de asielinstanties bepaalde verwachtingen hebben over wat holebi zijn veronderstelt. Dit komt niet altijd overeen met de verklaringen van de asielzoekers zelf. Toch gebeurt een beoordeling best op basis van wat de asielzoekers verklaren en niet op wat de asielinstaties hier zelf over verwachten. Vindt het CGVS of de RvV de seksuele geaardheid, en eventueel de vluchtredenen van de asielzoekers geloofwaardig dan volgt de afweging of er nood is aan bescherming.

4 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

—— Als zowel de seksuele geaardheid als de vluchtredenen vaststaan dan volgt een individueel onderzoek naar de gegrondheid van de vrees. —— Als enkel de seksuele geaardheid wordt aangenomen dan bekijken de asielinstanties of het loutere feit holebi te zijn voldoende is om bescherming te verlenen. Ons onderzoek toont dat het CGVS en de RvV dan wetgeving nagaan die homoseksualiteit of homoseksueel gedrag bestraft in het land van herkomst en of die wetten effectief toegepast worden. Als dit niet het geval is, dan aanvaarden de asielinstanties geen sociale groepsvervolging. Herkomstlandeninformatie over de situatie van holebi’s is dus noodzakelijk om de gegrondheid van de vrees te bepalen. In enkele gevallen werd bij de beoordeling van de gegrondheid van de vrees gesteld dat asielzoekers, door zich discreet te gedragen in het land van herkomst, geen risico lopen op vervolging en dus geen nood hebben aan bescherming. Het CGVS geeft aan de vereiste van discretie bij de beoordeling van de gegrondheid van een asiel­aanvraag niet meer te gebruiken. De commissa­ris-generaal stelt wel dat dit bij de beoordeling van de geloofwaardigheid nog kan voorkomen. Het is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de achtergrond die protection officers in beschouwing nemen om asielaanvragen van holebi’s te toetsen, zo objectief mogelijk is. En dat ze bij de beoordeling van deze aanvragen niet vertrekt vanuit stereotypen. Niet alle mensen beleven hun seksuele geaardheid op dezelfde manier. Een goed begrip over de leefwereld van holebi’s afkomstig uit homofobe landen en over het proces van de ontdekking van de homoseksualiteit zijn onontbeerlijk om deze asielaanvragen te beoordelen.


2. INLEIDING In 2003 was België, na Nederland, het tweede land ter wereld dat het huwelijk openstelde voor mensen van hetzelfde geslacht. Sindsdien volgden andere landen dit voorbeeld. Ook kunnen homoseksuele1 koppels in ons land nu samen een kind adopteren. Maar niet alle landen staan open voor homoseksualiteit. Homoseksualiteit en/of homoseksuele handelingen worden in 7 landen met de doodstraf en in 78 landen met een gevangenisstraf bestraft.2 Maatschappelijk geïnstitutionaliseerde homofobie vormt dan de regel. Waardoor heel wat holebi’s (samentrekking van homoseksuelen, lesbiennes en biseksuelen) hun identiteit niet vrij kunnen beleven en mogelijk het slachtoffer zijn van vervolging omwille van hun seksuele geaardheid. Ze worden zo onttrokken van mensenrechten zoals het recht op persoonlijke vrijheid, het recht op gezinsleven en niet blootgesteld worden aan foltering. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zij dat homofobe klimaat ontvluchten en bescherming vragen in een ander land, waaronder België. De cijfers van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tonen aan dat de beslissingen op basis van seksuele ge­aardheid in België ieder jaar stijgen: 188 (2007), 226 (2008), 362 (2009), 522 (2010) 823 (2011) en 1059 beslissingen in 2012. Met in de top drie landen van herkomst in 2012: Senegal (254), Kameroen (225) en Guinee (91).3 In die drie landen bestaat wetgeving die homoseksualiteit of homoseksueel gedrag bestraft.

niet hun positieve beslissingen. We beperkten dan ook de analyse tot de negatieve beslissingen van het CGVS die meestal opgenomen worden in de arresten van de RvV. Bij de beoordeling van asielaanvragen ingediend door holebi’s die vervolging vrezen om hun seksuele geaardheid gaat het CGVS en de RvV tweeledig te werk. In de eerste plaats gaan de asielinstanties na of de seksuele geaardheid van de asielzoekers en hun vluchtredenen wel geloofwaardig is. Als de seksuele geaardheid, en eventueel de vluchtredenen, worden geloofd dan volgt een onderzoek naar de gegrondheid van de vrees, onder meer op basis van informatie over het herkomstland. In de volgende hoofdstukken vindt de lezer een beschrijving van de methodologie van het onderzoek. Vervolgens het wettelijke kader waarbinnen de asielaanvragen door holebi’s geplaatst dienen te worden. Verder gaan we in op de analyse van de verschillende beslissingen en arresten over de vaststelling van de seksuele geaardheid en het onderzoek naar de gegrondheid van de vrees. Tot slot volgen uit de analyse enkele aanbevelingen gericht naar zowel het CGVS als de RvV.

De stijging van het aantal beslissingen op basis van seksuele geaardheid maakt het voor ons, en iedereen die asielzoekers bijstaat in hun asielaanvraag, noodzakelijk om de asielbeslissingen van het CGVS en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) te onderzoeken. Ons onderzoek reflecteert niet het volledige beschermingsbeleid van het CGVS. Het CGVS motiveert immers 1

Hiermee wordt zowel mannelijke als vrouwelijke homoseksualiteit bedoeld.

2

De doodstraf bestaat in Mauritanie, Soedan, Iran, Saoedi Arabië, Jemen, 12 noordelijke staten in Nigeria en in enkele delen van Zuid-Somalie. Zie: ILGA rapport ‘State Sponsered Homofobia’, mei 2012, http://ilga.org/ilga/en/artle/1161

3

De cijfers voor 2012 zijn meegedeeld door het CGVS op een vergadering n.a.v. het rapport op 6 mei 2013 (zie bijlage 8.2)

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 5


3. METHODOLOGIE VAN HET ONDERZOEK In het kader van deze analyse onderzochten we, bij wijze van steekproef, in totaal 249 (52 Nl en 197 Fr) arresten tussen 1 oktober 2010 en 31 mei 2012. Alle arresten werden geconsulteerd op de website van de RvV onder de trefwoorden ‘homoseksualiteit’ en ‘homosexualité’. Het onderzoek werd beperkt tot beslissingen en arresten over holebi-asielzoekers die gevlucht zijn omwille van hun seksuele geaardheid. De asielaanvragen van transgenders4 en interseksuelen5 werden niet onderzocht. Wat het beschermingsbeleid is van het CGVS en de RvV voor holebi’s die vrezen voor hun seksuele geaardheid was de hoofdvraag van deze analyse.

4

Dit zijn personen met een genderidentiteit dat verschilt van het biologische geslacht.

5

Dit zijn personen geboren met een bepaalde seksuele anatomie of chromosoom patronen die niet eenzijdig mannelijk of vrouwelijk zijn.

6 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

We zochten een antwoord op de volgende vier onderzoeksvragen: —— Hoe wordt de seksuele geaardheid vastgesteld? Welke elementen worden door de instanties in aanmerking genomen om hiertoe te komen? —— Hoe wordt de seksuele geaardheid gecriminaliseerd in het herkomstland? En hoe wordt hiermee rekening gehouden door de asielinstanties? —— In hoeverre verwacht het CGVS of de RvV dat de holebi-asielzoekers zich in publiek op een bepaalde manier gedragen? Wat is de balans tussen hun privé en publieke leven? —— Is het louter behoren tot de sociale groep van holebi’s voldoende om bescherming te krijgen? De vluchtredenen die de holebi’s aanbrachten als deel van hun asielrelaas werden niet apart onderzocht in het kader van deze analyse.


4. HET WETTELIJK KADER VAN ASIELAANVRAGEN OP BASIS VAN SEKSUELE GEAARDHEID Voor we de analyse toelichten is het noodzakelijk het wettelijke kader te duiden waarbinnen de asielaanvragen op basis van seksuele geaardheid worden geplaatst. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan het wettelijke kader en de betekenis van seksuele geaardheid.

4.1. WETTELIJK KADER Holebi-asielzoekers kunnen op basis van hun seksuele geaardheid erkend worden als vluchteling.6 Artikel 1, A, §2 van het Vluchtelingenverdrag van 19517 bepaalt dat een vluchteling een persoon is die: ‘(…) Uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of (…) niet wil inroepen (…)’ In artikel 48/3 §2, f van de Vreemdelingenwet van 15 december 19808 en in artikel 9 §2, f van de Kwalificatierichtlijn 2004/83/EG9 wordt erkend dat vervolgingsdaden genderspecifiek van aard kunnen zijn. Holebi’s die vervolging vrezen wegens hun seksuele geaardheid kunnen erkend worden als vluchteling omwille van het behoren tot een bepaalde sociale groep. Volgens artikel 48/3 §4, d Vw. en artikel 10 §1, d van de Kwalificatierichtlijn 6

Artikel 48/4 Vw. bepaalt dat de subsidiaire beschermingsstatus kan toegekend worden aan asielzoekers die een reëel risico lopen op ernstige schade. Artikel 48/4 b) Vw beschrijft dat foltering of onmenselijke behandeling of bestraffing in het land van herkomst ernstige schade kan uitmaken. Uit de analyse blijkt dat aan holebi’s steeds de vluchtelingenstatus verleend.

7

Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, 28 juli 1951, goedgekeurd bij wet van 26 juni 1953 (hierna, Vluchtelingenverdrag), BS 4 oktober 1953.

8

Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna, Vreemdelingenwet), BS 31 december 1980.

9

Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (hierna, Kwalificatierichtlijn 2004/83/EG ), Pb. L. 30 september 2004, afl. 304.

2004/83/EG wordt een groep geacht een sociale groep te vormen als: —— de leden van de groep een aangeboren kenmerk vertonen of een gemeenschappelijke achtergrond hebben die niet gewijzigd kan worden, of een kenmerk of geloof delen dat voor de identiteit of de morele integriteit van de betrokkenen dermate fundamenteel is, dat van de betrokkenen niet mag worden geëist dat zij dit opgeven, (zgn. onveranderbare kenmerken) —— de groep in het betrokken land een eigen identiteit heeft omdat zij in haar directe omgeving als afwijkend wordt beschouwd; (zgn. sociale perceptie) De Kwalificatierichtlijn bepaalt dat de twee voorwaarden (onveranderbare kenmerken en sociale perceptie) cumulatief toegepast moeten worden. Uit zowel de Belgische wetgeving als rechtspraak blijkt dat het vervullen van één van beide voorwaarden voldoende is om te spreken van een sociale groep.10 Holebi’s die vervolging vrezen omwille van hun seksuele geaardheid behoren niet exclusief tot de vervolgingsgrond van de sociale groep.11 Er kunnen in theorie verschillende vervolgingsgronden van toepassing zijn op één asielrelaas. In bepaalde gevallen kan ook een andere vervolgingsgrond van toepassing zijn. Zoals het geval zou kunnen zijn voor holebi-activisten die pleiten tegen de politieke en religieuze voorschriften in het land van herkomst. Deze asielaanvragen kunnen gebaseerd zijn op de vervolgingsgrond van politieke overtuiging of godsdienst.12 Met de aanpassing van de Kwalificatierichtlijn in december 2011 is meer aandacht uitgegaan 10

Zie hierover meer: Vluchtelingenwerk Vlaanderen, Ciré en BCHV, ’60 jaar Vluchtelingenverdrag’, juni 2012, 18-22.

11 UNHCR, Guidelines on International Protection No. 6: Claims to Refugee Status based on Sexual Orientation and/ or Gender Identity within the context of Article 1A (2) of the 1951 Convention and/or its 1967 Protocol relating to the Status of Refugees, 23 oktober 2012, HCR/GIP/12/09/ (hierna, UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid), § 40. 12

In de door ons onderzochte arresten van de RvV hebben we enkel erkenningsbeslissingen gezien op grond van het behoren tot de sociale groep van holebi’s.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 7


naar genderspecifieke vervolging waaronder vervolging op grond van seksuele geaardheid. In de preambule van de aangepaste Kwalificatierichtlijn 2011/95/EU13, meer specifiek in paragraaf 30, wordt verwezen naar de nood om tot een gemeenschappelijke opvatting te komen over de inhoud van het behoren tot een bepaalde sociale groep: ‘Bij het omschrijven van een bepaalde sociale groep moet, voor zover deze verband houden met de gegronde vrees voor vervolging van de verzoeker, terdege rekening worden gehouden met genderaspecten, met inbegrip van genderidentiteit en seksuele gerichtheid, die kunnen samenhangen met bepaalde juridische tradities en gewoonten, en die bv. kunnen leiden tot genitale verminking, gedwongen sterilisatie of gedwongen abortus.’ De tweede alinea van artikel 10 §1, d van de Kwalificatierichtlijn 2011/95/EU werd ook aangepast en zou als volgt klinken:

13

Richtlijn 2011/95/EU van het Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (hierna Kwalificatierichtlijn 2011/95/EU), Pb. L. 20 december 2011, afl. 337/9.

8 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

‘Afhankelijk van de omstandigheden in het land van herkomst kan een specifieke sociale groep een groep zijn die als gemeenschappelijk kenmerk seksuele gerichtheid heeft. Seksuele gerichtheid omvat geen handelingen die volgens het nationale recht van de lidstaten als strafbaar worden beschouwd. Er wordt terdege rekening gehouden met genderaspecten, waaronder genderidentiteit, wanneer moet worden vastgesteld of iemand tot een bepaalde sociale groep behoort of wanneer een kenmerk van een dergelijke groep wordt geïdentificeerd.’ Deze aangepaste alinea is een verbetering van de oude alinea die enkel sprak over: ‘Genderaspecten kunnen in overweging worden genomen, maar zijn op zichzelf geen aanleiding voor de toepassing van dit artikel’. De aangepaste Kwalificatierichtlijn 2011/95/EU werd nog niet omgezet in Belgische wetgeving. Ons land moet deze wijzigingen uiterlijk op 21 december 2013 doorvoeren in nationale wetgeving.14

14

Artikel 39 van de Kwalificatierichtlijn 2011/95/EU.


Deze wetswijziging zal voor de Belgische praktijk niet veel veranderen omdat vervolging op basis van de seksuele geaardheid al erkend wordt door onze asielinstanties. Het zal voornamelijk van invloed zijn in die Europese lidstaten waar de seksuele geaardheid nog niet als vervolgingsgrond wordt beschouwd.

4.2. DE SEKSUELE GEAARDHEID De seksuele geaardheid is een fundamenteel aspect van de menselijke identiteit.15 Mensen kunnen dit niet verstoppen of er afstand van nemen en niemand mag dit ook verwachten. De preambule van de Jogjakarta-principes16 beschrijft het begrip seksuele geaardheid (‘sexual orientation’) als volgt: ‘het vermogen van eenieder om zich emotioneel, affectief en seksueel sterk aangetrokken te voelen tot mensen van hetzelfde of het andere gender, of van meer dan één gender, en met hen intieme en seksuele relaties aan te gaan.’ De definitie spreekt van het ‘vermogen tot aantrekking’ en niet dat dit noodzakelijkerwijs waarneembaar moet zijn moet worden. De Yogyakarta-principes, opgesteld door de International Commission of Jurists in 2007, beschrij15

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 12.

16

International Commission of Jurists, Yogakarta principles, Principles on the application of international human rights law in relation to sexuel orientation and gender indentity, maart 2007, www.yogyakartaprinciples.org.

ven het geheel van bestaande mensenrechtenstandaarden toegepast op seksuele geaardheid en genderidentiteit. Ook UNHCR verwijst naar de principes in haar richtlijnen over seksuele geaardheid. Deze niet-bindende principes bevatten richtlijnen en adviezen over de toepassing van internationale mensenrechtenbepalingen op de seksuele geaardheid en zijn bedoeld om discriminatie van onder meer holebi’s tegen te gaan. Artikel 23 van de Jogjakarta principes bevestigt het recht om asiel aan te vragen: ‘Everyone has the right to seek and enjoy in other countries asylum from persecution, including persecution related to sexual orientation or gender identity. A State may not remove, expel or extradite a person to any State where that person may face a well-founded fear of torture, persecution, or any other form of cruel, inhuman or degrading treatment or punishment, on the basis of sexual orientation or gender identity.’ In oktober 2012 vaardigde UNHCR richtlijnen uit over de seksuele geaardheid en genderidentiteit. Deze richtlijnen interpreteren en verduidelijken het Vluchtelingenverdrag. Bij de hoofdstukken over het geloofwaardigheids- en gegrondheidsonderzoek zullen we steeds de relevante UNHCR-richtlijnen duiden.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 9


5. HET GELOOFWAARDIGHEIDSONDERZOEK In de beoordeling van asieldossiers neemt het onderzoek van het CGVS naar de geloofwaardigheid van het vluchtrelaas een prominente plaats in. Net als bij andere asieldossiers vindt bij de beoordeling van een asielaanvraag op basis van de seksuele geaardheid een dubbel geloofwaardigheidsonderzoek plaats: naar het profiel (de beweerde seksuele geaardheid) en naar het eigenlijke vluchtverhaal (de vervolgingsfeiten). Indien het CGVS het profiel ongeloofwaardig vindt, leidt dit ook tot de ongeloofwaardigheid van de vervolgingsfeiten die asielzoekers aanhalen met betrekking tot de seksuele geaardheid. ‘Gelet op het geheel van voorgaande vaststellingen kan dan ook geen geloof gehecht worden aan uw beweerde homoseksuele geaardheid en relatie met X zodat evenmin geloof kan gehecht worden aan de vervolgingsfeiten die u aanhaalt als gevolg van uw voorgehouden geaardheid.’ 17

5.1. ALGEMENE PRINCIPES BIJ HET VASTSTELLEN VAN DE GELOOFWAARDIGHEID De verklaringen van een asielzoeker vormen, naast eventueel materieel bewijs, de enige basis voor de beoordeling van de asielaanvragen. Het gebrek aan bewijs mag geen hinderpaal vormen voor de toekenning van bescherming. Het is aan de asielzoeker om in dat geval geloofwaardige verklaringen af te leggen over de essentiële elementen van het vluchtrelaas.18 Een asielrelaas is volgens UNHCR geloofwaardig als de verklaringen plausibel, coherent en niet in strijd zijn met algemeen bekende feiten. Artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn bepaalt de manier waarop feiten worden vastgesteld. En artikel 4§5 beschrijft de voorwaarden waaraan verklaringen dienen te voldoen bij gebrek aan bewijsmateriaal. Dit artikel werd omgezet in artikel 57/ter van de Vreemdelingenwet: ‘De Commissaris-generaal kan, wanneer de asielzoeker een aantal van zijn verklaringen niet

aantoont met stukken of andere bewijzen, de asielaanvraag geloofwaardig achten wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. de asielzoeker heeft een oprechte inspanning geleverd om zijn aanvraag te staven; b. alle relevante elementen waarover de asielzoeker beschikt, zijn voorgelegd, en er is een bevredigende verklaring gegeven omtrent het ontbreken van andere bewijskrachtige elementen) de verklaringen van de asielzoeker zijn samenhangend en aannemelijk bevonden en zijn niet in strijd met de algemene en specifieke informatie die gekend en relevant is voor zijn aanvraag; c. de asielzoeker heeft zijn aanvraag tot internationale bescherming zo spoedig mogelijk ingediend, of hij heeft goede redenen kunnen aanvoeren waarom hij nagelaten heeft dit te doen; d. vast is komen te staan dat de verzoeker in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd.’ De bewijslast in asielzaken is volgens UNHCR een gedeelde taak.19 Dit principe werd recent ook bevestigd door het Europees Hof van Justitie.20 De bewijslast rust dus niet enkel op de asielzoekers. Ook het CGVS dient dus de aangebrachte feiten mee vast te stellen. Onder meer door het verzamelen van relevante herkomstlandeninformatie in de individuele zaken. De bewijsstandaard in asielrecht ligt lager dan in andere rechtstakken. Feiten dienen niet met stellige zekerheid maar met mate van waarschijnlijkheid bewezen worden, wat dus ruimte voor twijfel toelaat. Een belangrijk principe in het asielrecht is dat twijfel in het voordeel van de asielzoeker speelt. Het CGVS dient bij de beoordeling van de verklaringen niet overtuigd te zijn van alle beweringen. Van zodra het de verklaringen over het algemeen als coherent en plausibel bestempelt, dan moet het voordeel van de twijfel verleend worden aan de asielzoekers.21 19

UNHCR, Richtlijn over bewijslast, § 6.

17

RvV nr. 72 389 van 21 december 2011.

20

18

UNHCR, Note on Burden and Standard of Proof in Refugee Claims (hierna, UNHCR, Richtlijn over bewijslast), 16 december 1998, § 5-6.

HvJ, C-277-11, M.M/ Minister for Justice, Equality and Law Reform, Ireland and Attorney General van 22 november 2012.

21

UNHCR, Richtlijn over bewijslast, §3.

10 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN


5.1.1. BELANG VAN DE HOLEBI-ACHTERGROND Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van asielzoekers is het belangrijk rekening te houden met de context waarbinnen de asielaanvraag wordt gesteld. In het bijzonder voor asielzoekers met een holebi-achtergrond. Het taboe voor asielzoekers afkomstig uit homofobe landen, hun culturele achtergrond, de mogelijke schroom om met een buitenstaander te spreken over een intieme aangelegenheid en het eigen innerlijke proces van ‘outing’ kunnen de verklaringen aantasten. Enige voorzichtigheid is dan ook geboden bij het onderzoek naar de geloofwaardigheid. Ook de RvV legt de nadruk op de bijzondere en intieme context waarbinnen de soms zeer intieme en expliciete vragen gesteld worden en verklaringen afgelegd worden. Dit kan incoherente verklaringen over de seksuele geaardheid verklaren.22 UNHCR waarschuwt dossierbehandelaars om zich bij de beoordeling van asieldossiers van holebi’s niet te baseren op stereotiepe veronderstellingen.23 Er zijn geen universele elementen die kenmerkend zijn voor holebi’s, ze zijn net zo verscheiden als heteroseksuelen.24

5.2. GELOOFWAARDIGHEID EN DE SEKSUELE GEAARDHEID Het CGVS staat als centrale onderzoeksinstantie voor een moeilijke opdracht. Hoe tot een juiste juridische kwalificatie komen van de seksuele geaardheid? Net daarom verwacht het dat asielzoekers spontane, precieze en omstandige verklaringen afleggen over hun seksuele geaardheid. ‘(…) het is niet evident om op objectieve wijze de seksuele geaardheid te bewijzen. Het CGVS mag verwachten dat de asielzoeker overtuigend is over de beleving en afgelegde weg van de seksuele geaardheid. Het verwacht daarover een omstandig, precies en spontaan verhaal (…)’.25 22

CCE nr. 55 524 van 3 februari 2011 en in dezelfde zin ook: CCE nr 56 815 van 25 februari 2011.

23

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 49.

24

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 60 ii.

25

Citaat vrij vertaald uit : CCE nr. 72 273 van 20 december 2011. Zie onder meer ook : CCE nr. 78 489 van 30 maart 2012, CCE nr. 77 709 van 21 maart 2012 en CCE nr. 78 992 van 11 april 2012.

Dit uitgangspunt vormt net één van de grootste pijnpunten. Wanneer zijn verklaringen voldoende ‘omstandig en spontaan’? En hoe kan het CGVS beoordelen of verklaringen‘precies’ zijn? Dit veronderstelt eigen kennis over de achterliggende feiten van het vluchtrelaas waarover het CGVS in de meeste gevallen niet beschikt. Toevlucht nemen tot de wetenschap als objectieve barometer voor de bepaling van de seksuele geaardheid is geen optie. Homoseksualiteit is namelijk ‘(…) geen afwijking en kan niet door een dokter worden bevestigd’, zo weet ook de RvV.26 Recent werd door de Nederlandse Raad van State in drie zaken eenzelfde prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie over de beoordeling van de seksuele geaardheid. De Raad kwam tot de conclusie dat in de Europese lidstaten de seksuele geaardheid van asielzoekers op verschillende manieren beoordeeld wordt. Sommige landen onderzoeken de geaardheid aan de hand van vragen, andere door middel van medisch of wetenschappelijk onderzoek. De vraag gaat over welke grenzen artikel 427 van de Kwalificatierichtlijn stelt aan de wijze van beoordelen van de geloofwaardigheid van een beweerde seksuele geaardheid. En of deze grenzen verschillen van de grenzen bij de beoordeling van andere vervolgingsgronden.28 De uitspraak zal bindende richtlijnen geven aan de lidstaten over de beoordeling van de seksuele geaardheid in asielaanvragen. Uit de analyse blijkt dat het CGVS de seksuele geaardheid meestal tracht te achterhalen aan de hand van open vragen over: 1. de beweerde holebi-relaties van de asielzoeker; 2. de beleving en ontdekking van de seksuele geaardheid; 3. de kennis van het holebi-milieu in België en het land van herkomst. In de volgende hoofdstukken volgt een analyse van de beoordeling van het CGVS over de ver26

Citaat vrij vertaald uit: CCE nr. 57 951 van 16 maart 2011. In een ander dossier had de asielzoeker zelf een attest mee van een dokter in Guinee dat aangaf dat hij homoseksueel was. Maar het attest werd niet onderzocht door de RvV omdat het relaas inconsistent was en de asielzoeker de omstandigheden waarin het document werd verkrijgen niet kon uitleggen, CCE nr. 68 574 van 17 oktober 2011.

27

Artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn betreft de beoordeling van de feiten en omstandigheden van het asielrelaas.

28

HvJ, C-148, C-149 en C-150, A, B en C/Minister voor Migratie en Asiel, Prejudiciële vragen van Raad van State van 20 maart 2013.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 11


klaringen van asielzoekers op elk van deze vragen. Ieder hoofdstuk kent dezelfde structuur: duiding van de algemene principes van UNHCR, de beoordeling van het CGVS en ook de eventueel andere beoordeling van de RvV. Vervolgens schetsen we de knelpunten van de analyse. 5.2.1. ONDERZOEK NAAR DE BEWEERDE HOLEBI-RELATIE ALGEMENE RICHTLIJNEN UNHCR

Volgens UNHCR maken de verklaringen over relaties van asielzoekers die zijn gevlucht om hun seksuele geaardheid meestal deel uit van het asielrelaas.29 UNHCR benadrukt echter dat niet iedereen, in het bijzonder jonge asielzoekers, effectief een relatie heeft gehad. Dit wil echter niet zeggen dat iemand geen holebi is. Mogelijk is het een indicatie dat deze vervolging in hun land probeerde te vermijden. UNHCR wijst er tevens op dat de protection officers een zekere gevoeligheid aan de dag moeten leggen bij het bevragen van asielzoekers over hun relationeel parcours. Gedetailleerde vragen over het seksuele aspect van hun relaties moeten vermeden te worden. Het is geen effectieve methode om de gegrondheid van de vrees vast te stellen van asielzoekers die vluchten omwille van hun seksuele geaardheid. Seksuele geaardheid gaat in de eerste plaats over de identiteit van een persoon, ongeacht of deze identiteit gemanifesteerd wordt door seksuele betrekkingen.30 BEOORDELING DOOR HET CGVS OVER DE BEWEERDE HOLEBI-RELATIE

Om de oprechtheid van de holebi-relatie na te gaan stelt het CGVS tijdens het gehoor verschillende vragen over de partner en de leefwereld van het koppel. De verklaringen over het hebben of onderhouden van een relatie spelen voor het CGVS een zeer cruciale rol bij de vaststelling van de geloofwaardigheid van de beweerde seksuele geaardheid.31 De vragen hebben doorgaans betrekking op:

29

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 63 vii.

30

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 63 vii.

31

Zie onder meer: CCE nr. 69 818 van 10 november 2011, CCE nr. 69 289 van 27 oktober 2011, CCE nr. 74 285 van 31 januari 2012 en CCE nr 81 953 van 30 mei 2012.

12 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

—— de persoonlijke gegevens van de partner;32 —— anekdotes en bijzondere gebeurtenissen over de relatie;33 —— de gezamenlijke activiteiten als koppel;34 —— een beschrijving van het uiterlijk en karakter van de partner.35 Het overgrote deel van de verklaringen omtrent de relatie werd door het CGVS niet consistent36, vaag37 en niet overtuigend38 bevonden. Ook werd herhaaldelijk het gebrek aan details39 en spontaniteit40 verweten aan asielzoekers. Meestal zijn de verklaringen over de relatie slechts een van de elementen die leiden tot (on)geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid. In enkele beslissingen werd evenwel vastgesteld dat het geheel aan verklaringen over de relatie aanleiding gaven tot de ongeloofwaardigheid van de seksuele geaardheid.41 Het CGVS onderzoekt ieder asielverhaal op individuele basis. Toch zijn uit verklaringen over de holebi-relatie enkele gezamenlijke elementen af te leiden die belangrijk zijn voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid:

32

Zie onder meer: CCE nr. 56 395 van 22 februari 2011, CCE nr. 60 933 van 4 mei 2011, CCE nr. 66 127 van 1 september 2011 en RvV nr. 70 332 van 22 november.

33

Zie onder meer: CCE nr. 69 633 van 7 november 2011, CCE nr. 56 395 van 22 februari 2011, RvV nr. 75 092 van 14 februari 2012 en RvV nr. 66.362 van 9 september 2011.

34

Zie onder meer: CCE nr. 56 815 van 25 februari 2011, CCE nr. 80 845 van 8 mei 2012, CCE nr. 55 680 van 8 februari 2011.

35

Zie onder meer: CCE nr. 80 845 van 8 mei 2012, CCE nr. 75 850 van 27 februari 2012, CCE nr. 70 599 van 24 november 2011 en CCE nr. 58 662 van 28 maart 2011

36

Zie onder meer: CCE nr. 54 407 van 14 januari 2011, CCE nr. 55 088 van 28 januari 2011, CCE nr. 55 987 van 15 februari 2011 en CCE nr. 68 240 van 11 oktober 2011.

37

Zie onder meer: RvV nr. 72 389 van 21 december 2011, RvV nr. 75 829 van 27 februari 2012, CCE nr. 58 451 van 23 maart 2011 en CCE nr. 76 340 van 29 februari 2011.

38

Zie onder meer: RvV nr. 70 332 van 22 november 2011, RvV nr. 71 839 van 14 december 2011, RvV nr. 65 393 van 5 augustus 2011 en CCE nr. 56 395 van 22 februari 2011.

39

Zie onder meer: RvV nr. 65 781 van 26 augustus 2011, RvV nr. 57 918 van 15 maart 2011, RvV nr. 71 148 van 30 november 2011 en CCE nr. 55 680 van 8 februari 2011.

40

Zie onder meer: CCE nr. 56 873 van 25 februari 2011, CCE nr.71 023 van 29 november 2011, CCE nr. 58 666 van 28 maart 2011 en CCE nr. 80.846 van 8 mei 2012.

41

CCE nr. 72.240 van 20 december 2012: ‘Au vu de ces incohérences et de l’inconsistance des déclarations du requérant concernant sa relation avec son partenaire que son homosexualité n’est pas etablie à suffisancnkle’ en ook CCE nr. 78 488 van 30 maart 2012 en CCE nr. 78 992 van 11 april 2012.


X, IRAKESE HOMOSEKSUEEL, ARREST NR. 74 792 RVV VERKLARINGEN OVER DE HOMOSEKSUELE RELATIE Het CGVS vroeg naar de activiteiten van het homokoppel. De asielzoeker antwoordt ‘dat ze samen dingen deden zoals naar de rivier wandelen, naar een pretpark gaan, iets gaan drinken en zich vermaken’. Het CGVS vindt deze antwoorden te algemeen en behorend tot de vrijetijdsbesteding van de gemiddelde burger. Met betrekking tot de details van de familie van de partner verwijt het CGVS dat hij de naam van de moeder niet weet, noch de naam van een van zijn twee zussen en het beroep van diens vader. Dat de asielzoeker nooit de familie van zijn partner zou hebben ontmoet, weegt volgens het CGVS ‘niet op tegen uw bewering dat hij veel over zijn familie zou verteld hebben’. Over het uiterlijk van zijn partner vertelt hij dat hij even groot is, zwart haar, bruine ogen en een lichtbruine huid heeft en fijn van bouw is. Volgens het CGVS is dit een beschrijving die ‘van toepassing is op veel Iraakse mannen’. Als het CGVS vraagt naar de kledingstijl antwoordt de asielzoeker ‘normaal’. Hij gaf meer details toen CGVS vroeg naar feiten waardoor een andere persoon de partner zou herkennen op straat. Gevraagd naar bijzondere momenten in de relatie antwoordt hij dat zij ‘zeer gelukkig en dicht bij elkaar waren’. Het CGVS stelt dat hij geen concrete belangrijke momenten beschrijft. Enkel wanneer gerichte vragen werden gesteld over specifieke voorbeelden van mogelijke bijzondere momenten blijkt de asielzoeker in staat is om hierop te antwoorden. ––De duur van de relatie beïnvloedt de verwachtingen van het CGVS. Meer details worden verwacht naarmate de relatie langer duurde.42 Zo legde een asielzoeker volgens het CGVS vage verklaringen af over zijn relatie die twee en een half jaar duurde.43 Hij was niet in staat om de geboortedatum of het geboortejaar van zijn partner op te sommen. Noch de namen van ouders, zussen en broers. Ze zagen elkaar twee keer per week en gingen dan samen op restaurant of namen soms samen een hotelkamer. Over zijn partner vertelde hij dat hij niet dik was, van gemiddelde lengte, zwarte ogen en zwart haar had. Ook dat hij lief en sympathiek was. Of nog in een ander relatie die zes maanden duurde stelt het CGVS onder meer vast dat hij zaken niet wist over de partner zoals de geboortedatum en - plaats, de volledige namen van de ouders en ook dat hij onwetend was over de broers van de partner. Hij wist ook niet of hij de eerste partner 42

43

was, en of zijn partner eerder seksuele relaties had met mannen.44 ––Aan asielzoekers wordt gevraagd om hun intieme, affectieve relaties te beschrijven.45 De verklaringen van een asielzoeker over zijn intieme relaties zijn volgens het CGVS niet consistent, onwaarschijnlijk en onvoldoende om het CGVS te overtuigen over de realiteit van een intieme binding met deze personen.46 Het seksuele component van een relatie is belangrijk omdat het vriendschapsrelaties onderscheidt van een affectieve relatie volgens het CGVS.47 ‘Van een liefdesrelatie kan immers worden verwacht dat deze ruim er is dan enkel het seksuele aspect en moest u werkelijk een relatie hebben gehad dan mag worden verwacht dat dit (seksuele betrekkingen) in uw verklaringen tot uiting zou komen.’ 48 44

RvV nr. 64 916 van 15 juli 2011.

45 Zie onder meer: 2 jaar in CCE nr 82 296 van 31 mei 2012, , 2,5 jaar in CCE 55 967 van 15 februari 2011, 1,5 jaar in CCE nr 67 494 van 29 september 2011 en 1,5 jaar in CCE nr 78 488 van 30 maart 2012.

Zie onder meer: CCE nr. 55 524 van 3 februari 2011, CCE nr. 57 952 van 16 maart 2011, CCE nr. 70 041 van 17 november 2011 en CCE nr. 55 967 van 15 februari 2011.

46

CCE nr. 70 041 van 17 november 2011.

47

RvV nr. 54 482 van 18 januari 2011.

CCE nr. 55 967 van 15 februari 2011.

48

RvV nr. 74 792 van 9 februari 2012.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 13


Van relaties die niet affectief zijn en eerder in de richting gaan van louter seksuele betrekkingen49 - al dan niet tegen materiële of financiële vergoeding50 - of gedwongen seksuele51 relaties verwacht het CGVS ook gedetailleerde verklaringen over de ‘partner’. Zo had een Liberiaanse asielzoekster een seksuele, lesbische relatie tegen betaling met een Nigeriaanse vrouw. ‘In het licht van de toch wel aanzienlijke periode dat u haar heeft gekend en dicht bij haar stond is het opmerkelijk dat u opvallend weinig over haar weet. Wanneer u gevraagd werd naar haar naam, moest u in uw mobiele telefoon gaan kijken naar de precieze schrijfwijze ervan (…). U was overigens niet in staat om haar volledige naam weer te geven. Aanvankelijk zei u haar familienaam niet te kennen (…) en toen het u later tijdens het gehoor nog eens werd gevraagd kwam u niet verder dan “…” (…). U kon verder niet preciseren wanneer in 2007 u haar voor het eerst ontmoette (…). U weet dat ze betrokken was in “business”, maar u bleek niet te weten welke “business” (…). U bleek verder niet te weten of haar ouders afwisten van X’s lesbische geaardheid (…). Evenmin kon u antwoorden op de vraag of X ooit een relatie of relaties had gehad met mannen (…) en of zij kinderen heeft (…). U bleek ook niet te weten of zij bij u wilde blijven (…). Gevraagd of ze andere vriendinnen had in de periode dat ze u kende, bleef u andermaal het antwoord schuldig (…). Hoewel u verklaarde dat X -net als u – door de politie werd gezocht (…) kon u niet antwoorden op de vraag waarom X niet vertrok uit Liberia (…). U wist evenmin of zij ooit problemen had omwille van haar lesbische geaardheid (…). Bijzonder opmerkelijk is ook dat u verklaarde dat u sinds uw laatste telefoongesprek dat u in december 2009 vanuit België met haar had geen contact meer heeft met X (…), terwijl men toch zou verwachten dat zij contact zou houden, gezien jullie speciale band en vermits zij uw vertrek naar Europa heeft geregeld (…). Verder kan worden opgemerkt dat het om diverse redenen uiterst bevreemdend is dat u uitgerekend een seksuele relatie met een vrouw aanging uit louter materiële overwegingen (…).’ 52

49

RVv nr. 59 603 van 13 april 2011.

50

CCE nr. 81 918 van 30 mei 2012, RvV nr. 57 445 van 7 maart 2011, RVv nr. 59 603 van 13 april 2011 en RvV nr. 55 109 van 27 januari 2011.

51

RvV nr 76 343 van 29 februari 2012, RvV nr. 70 041 van 17 november 2011.

52

RvV nr. 55 111 van 28 januari 2011.

14 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

In een andere zaak stelde het CGVS niet dezelfde details te verwachten als bij affectieve relaties. Waarna het de asielzoeker verwijt de achternaam, fysieke beschrijving en afkomst niet te kennen van de ‘partner.’ 53 ––Over de allereerste holebi-relatie verlangt het CGVS meer details omdat dit een belangrijk ijkpunt vormt in het leven van een holebi.54 Zo verklaarde een asielzoeker dat zijn relatie aanving in februari 2008 en op een later moment in de procedure verklaarde hij dat de relatie aanving op een later moment in maart 2008. Volgens het CGVS is het niet geloofwaardig de precieze startdatum van zijn enige relatie niet te weten.55 ––Het CGVS verwacht dat asielzoekers eenmaal in België zich informeren over de achtergebleven partner in het land van herkomst.56 Zich hier niet over informeren, valt niet te rijmen met een liefdevolle relatie. Het CGVS vond het in een dossier niet geloofwaardig dat de asielzoeker niet in contact is gebleven met zijn partner. Vooral omdat deze zijn vlucht naar België organiseerde en co-financierde. Dit brengt de beweerde relatie in diskrediet volgens het CGVS.57 BEOORDELING DOOR DE RVV OVER DE BEWEERDE HOLEBIRELATIE

In de meeste arresten die we onderzochten volgde de RvV de beoordeling van het CGVS. In enkele Franstalige arresten beoordeelde de RvV de motivering met betrekking tot de relatie anders.58 Zo beschouwde de RvV in zo’n arrest de motivatie van het CGVS verwarrend door enerzijds te concluderen dat de seksuele geaardheid hoogst onwaarschijnlijk is en anderzijds te stellen dat de verklaringen van de asielzoeker het bestaan van intieme betrekkingen aantonen (maar volgens 53

RvV nr. 63 538 van 21 juni 2011.

54

Zie onder meer: CCE nr. 71 135 van 30 november 2011, CCE nr. 60 933 van 4 mei 2011, CCE nr. 70 598 van 24 november 2011 en CCE nr. 54 816 van 24 januari 2011

55

CCE nr. 60 933 van 4 mei 2011

56

Zie onder meer: CCE nr. 80 845 van 8 mei 2012, CCE nr. 82 313 van 31 mei 2012, CCE nr.77 712 van 21 maart 2012, CCE nr. 58 662 van 28 maart 2011en RvV nr. 57 918 van 15 maart 2011.

57

CCE nr. 72 273 van 20 december 2011.

58

Zie onder meer: CCE nr. 73 323 van 17 januari 2012, CCE nr. 80 845 van 8 mei 2012 en CCE nr. 78 887 van 6 april 2012.


het CGVS niet leiden tot een liefdevolle relatie). Verder vroeg de RvV zich af waarop het CGVS zich baseerde om de verschillende opeenvolgende relaties van de asielzoeker als vriendschappelijk te bestempelen.59 Of in een ander arrest vond de rechter de motivering van het CGVS onvoldoende: In tegenstelling tot het CGVS vond de RvV dat de asielzoeker wel voldoende informatie gaf over zijn vriend. Hij kon zijn familieleden, hobby’s en collega’s opsommen. Dat hij niet in staat was om de volledige naam te geven van collega’s was volgens de RvV onvoldoende om de relatie in vraag te stellen.60 De rechter stelde dat de asielzoeker in een andere zaak wel in staat was om verschillende gespreksonderwerpen met zijn partner aan te halen zoals de films en sportwedstrijden die ze samen zagen. Of enkele toekomstprojecten.61 En soms oordeelde de rechter dat bepaalde motieven van het CGVS niet pertinent zijn: In een dossier vond de RvV de motivatie van het GGVS pertinent en de negatieve beslissing gerechtvaardigd. Toch stelde de RvV zich vragen over de onwetendheid van de asielzoeker over de overlijdensdatum van de vader van de partner, de naam van de school en waar zijn partner studeerde. Ook vond de RvV het niet onwaarschijnlijk dat het koppel na drie jaar relatie geen gezamenlijke vrienden heeft.62 In een ander arrest63 oordeelde de rechter dat de verklaringen over de activiteiten van de partner en anekdotes wel spontaan en duidelijk zijn in tegenstelling tot het oordeel van het CGVS. Zo verklaarde een asielzoeker het volgende over zijn partner: ‘(…) hij houdt van sport, naar het strand of park gaan. Hij had een gitaar en soms speelde hij. Vroeger deed hij karate. We praatten over ons leven, onze homoseksualiteit, hoe hiermee te leven, we stelden ons de vraag of we problemen zouden krijgen. Het meeste van de tijd ging het daar over. We praatten ook over de toekomst en onze projecten. Hij was niet ontrouw maar hoe meer we ons onder homo’s bevonden hoe jaloerser hij werd. Hij was jaloers en bezitterig. Hij wilde niet dat ik met anderen praatte 59

CCE nr. 54 407 van 14 januari 2011.

60

CCE nr. 53 038 van 14 december 2010.

61

CCE nr. 74 582 van 2 februari 2012.

62

CCE nr. 74 582 van 2 februari 2012.

63

Citaat vrij vertaald uit CCE nr 54 816 van 24 januari 2011.

en soms werd hij gek van jaloezie. Maar alles ging goed in onze relatie. Het was een lieve jongen.’ 64 Over de beoordeling van de beschrijving van de partner in hetzelfde dossier is de RvV het oneens met het CGVS. De RvV merkte op dat het moeilijk is om een fysieke beschrijving te geven van een persoon zonder te hervallen in een klassieke beschrijving van een gemiddelde volwassene. De asielzoeker beschreef zijn partner als volgt: ‘Groter dan mij, breder, zwart zoals ik. Lang, 1m70. Dat is het. Een beetje bebaard als hij zich liet gaan maar hij scheerde altijd zijn baard. Hij weegt 85 kg.’ Ook kon hij de datum van het begin van zijn relatie goed situeren in de tijd, vond de rechter. Hij gaf aan dat ze kusten op een bepaald feest en twee maanden na de ramadam een relatie zijn begonnen, wat volgens de RvV voldoende was om de relatie te situeren. KNELPUNTEN OVER DE BEWEERDE HOLEBI-RELATIE Uit ons onderzoek blijkt dat de asielinstanties veel waarde hechten aan verklaringen over de relatie van de holebi-asielzoeker, maar het belang ervan moet genuanceerd worden. Het gaat immers om een uitermate subjectief onderwerp en bovendien is de belevingswereld van de betrokken persoon bovendien onbekend voor de protection officer. De beleving van een relatie verschilt van situatie tot situatie, zoals dit overigens ook het geval is in heteroseksuele relaties. Het CGVS kiest er meestal voor om open vragen te stellen. En normaal is dat een goede zaak in asieldossiers. Het CGVS verwacht gedetailleerde verklaringen over de beschrijving van de partner, anekdotes, activiteiten. Maar wat bijvoorbeeld bijzondere momenten en anekdotes zijn voor asielzoekers is dit niet noodzakelijk voor het CGVS. En omgekeerd. Bovendien moet gelet worden op de homofobe context waar de beleving van homoseksuele relaties soms tot een kleine kring en ruimte beperkt is. Bovenstaande Irakese case toont dat de gerichte vragen van het CGVS over de bijzondere gebeurtenissen in de relatie meer bevredigende verklaringen uitlokten. Het is belangrijk dat het CGVS de open vraagstelling op een effectieve manier gebruikt en ge64

Citaat vrij vertaald uit CCE nr. 54 816 van 24 januari 2011.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 15


richt inpikt op antwoorden van de asielzoeker. En zo ruimte laat aan de asielzoeker om verklaringen af te leggen over specifieke situaties. Het belang van seksuele betrekkingen behoeft nuance omdat: ‘(…) het zichzelf weerhouden van fysieke uitdrukking van een seksueel verlangen kan omwille van verschillende redenen: psychologische onderdrukking, religieuze eed of geloof, angst voor ziektes, druk van politie, religieuze instanties en medische autoriteiten en afstand of afwezigheid van een geliefde’ .65 De vereiste om over de eerste holebi-relatie meer details onthouden is ook subjectief. De vraag op zich is al voor interpretatie vatbaar. Vanaf wanneer is ‘iets’ een relatie? Is dat vanaf het moment dat men voor het eerst kust? Of eerder als de eerste seksuele betrekking hebben plaatsgevonden? Dit kan dan ook nog eens verschillend geïnterpreteerd worden door de personen zelf. Andere factoren kunnen van invloed zijn zoals bv. het tijdsverloop en de persoonlijkheid van de asielzoeker. Vage verklaringen over de eerste relatie betekenen dan ook niet meteen dat de asielzoekers ongeloofwaardig zijn. We stellen ons ook vragen bij de verwachting om bij zogenaamde niet-affectieve relaties ook redelijk gedetailleerd op de hoogte te zijn van de ‘partner’. Ook niet-affectieve relaties kunnen aanwijzingen zijn voor de homoseksuele geaardheid. Het wezenlijk verschil tussen louter seksuele relaties en affectieve relaties is de afwezigheid van emotionele diepgang en verbinding. Wat als logisch gevolg heeft dat bepaalde informatie, zoals de achtergrond van de ‘partner’, niet of minimaal gedeeld wordt. Ook als asielzoekers uit financiële overwegingen homoseksuele betrekkingen aangaan en zelf niet homoseksueel geaard zijn kan de perceptie in het herkomstland over de seksuele geaardheid aanleiding geven tot vervolging.66 Dit is in wezen ook de belangrijkste vraag bij de beoordeling van het asielrelaas: wat zijn de gevolgen die de (al dan niet gepercipieerde) holebi-asielzoekers vrezen bij terugkeer naar het land van herkomst?

65

66

W. Peumans “Seks en Stigma over grenzen heen, Homoseksuele en lesbische migranten in Vlaanderen en Brussel, Minderheden in de samenleving”, nr. 21, Leuven, Citaat Aldrich 36. UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 41.

16 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

Daarom is het belangrijk dat de verklaringen beoordeeld worden vanuit het perspectief van asielzoekers zelf en hoe zij en de relatie worden gepercipieerd door de buitenwereld. Dat asielzoekers al dan niet regelmatig contact houden met hun partner in hun herkomstland hoeft niet altijd ongeloofwaardig te zijn. Misschien is de relatie voorij of brengen ze hun partner in gevaar als ze contact opnemen? 5.2.2. ONDERZOEK NAAR DE ONTDEKKING EN BELEVING VAN DE SEKSUELE GEAARDHEID Naast vragen over de relatie vraagt het CGVS de asielzoekers om in te gaan op de ontdekking van hun seksuele geaardheid en hoe ze die beleefden in hun land van herkomst. ALGEMENE RICHTLIJNEN UNHCR Als asielzoekers zich zelf identificeren als holebi, dan vormt dit voor UNHCR een aanwijzing voor hun seksuele geaardheid. Maar UNHCR stelt ook dat het voor sommige holebi-asielzoekers niet vanzelfsprekend is om zich duidelijk te identificeren. Onbekendheid met deze begrippen en de sociale en culturele achtergrond van holebi’s zijn van invloed op de manier waarop ze naar zichzelf kijken. Ook diepe schaamte kan leiden tot ontkenning van de geaardheid en heteronormatief gedrag.67 Sommige holebi’s kunnen lang voor het hebben van homoseksuele relaties op de hoogte zijn van hun homoseksuele geaardheid. Terwijl anderen dit pas beseffen na seksuele betrekkingen met iemand van hetzelfde geslacht. Vooroordelen en discriminatie in het herkomstland kunnen het voor holebi’s moeilijk maken om hun geaardheid te aanvaarden. Waardoor het proces van realisatie naar aanvaarding traag kan verlopen. Asielinstanties dienen volgens UNHCR ermee rekening te houden dat het besef van de seksuele geaardheid geschiedt tussen het midden van de kindertijd en de vroege jongvolwassenheid. Terwijl het bewustzijn van de homoseksuele geaardheid op een later tijstip kan plaatsvinden.68 67

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, 63 i.

68

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, 63 ii.


X, IRAAKSE HOMOSEKSUEEL, ARREST NR. 74 792 RVV VERKLARINGEN OVER DE ONTDEKKING EN BELEVING VAN DE SEKSUELE GEAARDHEID Het CGVS vond de verklaringen van de asielzoeker niet aannemelijk: ‘U verklaart dat u vanaf de leeftijd van 16 jaar seksuele betrekkingen had met andere mannen. U verklaart dat u uw seksuele geaardheid zou hebben ontdekt terwijl u met andere jongens naar homoseksuele seksfilms keek. Die films zouden jullie ertoe hebben aangezet elkaar aan te raken. Eerst en vooral is het vreemd dat een groep jongens in een homofoob land als Irak geneigd zouden zijn samen naar homoseksuele seksfilms te kijken. In een land waarin homoseksualiteit niet aanvaard wordt, en niet bediscussieerd wordt, zoals u zelf aanhaalt is het bijzonder onwaarschijnlijk dat een jongen in zijn vriendenkring zou voorstellen om samen naar homoseksuele films te kijken, zonder angst te hebben voor het oordeel van anderen daarover.’ ‘Wanneer u verder gevraagd wordt of u zich onmiddellijk goed voelde bij uw eigen geaardheid, verklaart u “ja, ik wil het”. Zelfs in een open maatschappij is zich bewust worden van het feit dat men qua seksuele geaardheid tot een minderheid behoort een moeilijk moment vol onbehagen en vragen. Het is dus zeer moeilijk aan te nemen dat een dergelijke bewustwording, in een maatschappij die gekant is tegen homoseksualiteit zoals de Iraakse maatschappij, zonder enige vraag of twijfel zou voorbijgaan’. Bij gelovige asielzoekers kan het nuttig zijn het geloofsaspect te onderzoeken, als een aanvullend aspect bij de beleving van hun seksuele geaardheid. De invloed van religie op de beleving van de geaardheid kan complex, dynamisch en ambivalent zijn volgens UNHCR.69

geaardheid enkele gezamenlijke elementen af te leiden die belangrijk zijn voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid:

BEOORDELING DOOR HET CGVS DE ONTDEKKING EN BELEVING VAN DE SEKSUELE GEAARDHEID

‘U kent de datum van uw eerste seksuele betrekkingen met X niet, en neemt genoegen door te verklaren dat u (toen) 29 jaar was (…). Het is helemaal niet geloofwaardig dat u niet in staat zou zijn om zo’n belangrijk en gedenkwaardig moment met meer precisie te omschrijven (…).’ 75

Het CGVS beoordeelt de verklaringen van asielzoekers met betrekking tot de ontdekking en beleving van hun homoseksuele geaardheid doorgaans als onvoldoende doorleefd70, overtuigend71 en aannemelijk.72 In bepaalde asieldossiers werden de verklaringen over de ontdekking van de homoseksuele geaardheid stereotiep73 bevonden. Het CGVS onderzoekt ieder asielrelaas op individuele basis. Toch zijn uit verklaringen over de ontdekking en beleving van de homoseksuele 69

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, 63 ix.

––Over de eerste holebi-ervaringen verwacht het CGVS dat asielzoekers meer details geven.74

––Er wordt gepolst naar de emoties76 bij de ontdekking van de seksuele geaardheid en bij de eerste seksuele ervaringen en toenaderingen met andere holebi’s.77 Het CGVS gaat er van uit dat dit gevoelens van spijt en angst teweegbrengt in een homofoob klimaat. ‘(…) het (is) opmerkelijk dat u geen enkele gevoelens van angst of vertwijfeling ter sprake brengt bij

70

Zie onder meer: RvV nr. 62 096 van 24 mei 2011, RvV nr. 71 839 van 14 december 2011, RvV nr. 64 923 van 15 juli 2011 en CCE nr. 52 865 van 10 december 2010.

74

71

Zie onder meer: CCE nr. 67 914 van 4 oktober 2011, RvV nr. 75 829 van 27 februari 2011, RvV nr. 59 450 van 8 april 2011 en RvV nr. 78 168 van 27 maart 2012.

Zie onder meer: RvV nr. 71 262 van 30 november 2011, CCE nr. 82 296 van 31 mei 2012 en CCE nr. 67 095 van 22 september 2011.

75

Citaat vrij vertaald uit : CCE nr. 82 296 van 31 mei 2012.

72

Zie onder meer: RvV 65 781 van 26 augustus 2011, CCE nr. 71 839 van 14 december 2011, RvV nr. 71 148 van 30 november 2011 en CCE nr. 61 430 van 13 mei 2011.

76

Zie onder meer: RvV nr. 73 836 van 24 januari 2012, RvV nr. 70 332 van 22 november 2011, CCE nr. 78 992 van 11 april 2012 en RvV nr. 65 393 van 5 augustus 2011.

73

Zie onder meer: CCE nr. 55 088 van 28 januari 2011, CCE nr. 81 907 van 30 mei 2012 en CCE nr. 82 313 van 31 mei 2012.

77

Zie onder meer: CCE nr. 73 250 van 13 januari 2011, CCE nr. 67 095 van 22 september 2011, RvV nr. 54 482 van 18 januari 2011 en RvV nr. 62 771 7 juni 2011.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 17


de late ontdekking van uw homoseksuele geaardheid, hoewel u toch in een maatschappij leefde die homoseksualiteit niet echt toejuicht. Het lijkt alsof u uw homoseksuele geaardheid gewoon aanvaardde wat toch enigszins vreemd is gelet op de strafbaarstelling en het heersende sociale en religieuze stigma ten aanzien van homoseksualiteit in uw land van herkomst.’ 78 ––Het CGVS bevraagt asielzoekers ook over de toekomst op het relationele gebied.79 De afwezigheid van enige reflectie is niet aannemelijk volgens het CGVS.80 Aan een Guineese asielzoeker werd gevraagd hoe hij zijn toekomst zag. ‘Samen zijn met mijn partner, samen een leven opbouwen, samenleven, onafscheidbaar zijn en een gelukkig en simpel leven leiden’. Over zijn toekomstplannen zei hij onder meer op de hoogte te zijn over de problemen in zijn land maar dat totnogtoe zijn geaardheid daar nog niet ontdekt is. Deze verklaringen waren niet overtuigend in een homofobe context volgens het CGVS.81 ––Er wordt ook gevraagd hoe asielzoekers hun homoseksuele geaardheid ontdekt hebben. Verklaren geen gevoelens te koesteren voor of vertrouwen te hebben in het andere geslacht neemt het CGVS niet aan.82 Een asielzoeker verklaarde over de ontdekking van zijn homoseksualiteit nooit iets gevoeld te hebben voor vrouwen. Ook vertelde hij zich homoseksueel te voelen na de liefde bedreven te hebben met zijn vriend. Volgens het CGVS zijn deze verklaringen stereotiep.83 ––Het CGVS verwacht dat asielzoekers zichzelf duidelijk bestempelen als holebi.84 Een onduide78

RvV nr. 70 320 van 22 november 2011.

79

Zie onder meer: RvV nr. 64 916 van 15 juli 2011, RvV nr. 57 445 van 7 maart 2011, RvV nr. 61 028 van 6 mei 2011 en RvV nr. 58 043 van 18 maart 2011.

80

RvV nr. 66 556 van 13 september 2011, over een zaak uit Nigeria waar het CGVS zelf over informatie beschikt dat het homofoob is en wetgeving bestaat dat homoseksuelen criminaliseert.

81

Citaat vrij vertaald uit: CCE nr. 69 822 van 10 november 2011.

82

83 84

lijk profiel komt de gestelde geaardheid niet ten goede. ‘Op de vraag of u lesbisch bent, antwoordde u:”Dat is wat mijn tante en ik deden” en wanneer de vraag herhaald werd, antwoordde u: “Het is iets wat niet van mij is”. Wanneer de protection officer u vroeg wat u met dit laatste bedoelt, antwoordde u: “Ik weet niet wat ik moet zeggen. Je vroeg mij of ik lesbisch ben… ik zou zeggen, ja’’. Op de vraag wat het voor u is om lesbisch te zijn, antwoordde u: “Het woord lesbisch ken ik niet; ik kende het niet in mijn land. Ik hoorde het hier pas voor het eerst. Het is een vrouw die met een andere vrouw slaapt ; dat is het denk ik(…).” Deze verklaringen over wat lesbisch zijn voor u betekent zijn uitermate ontwijkend, vaag en incoherent (…).’ 85 ––Aan asielzoekers stelt het CGVS doorgaans ook de vraag op welke leeftijd ze zich bewust werden van hun homoseksuele geaardheid.86 ‘U verklaart dat u zich niet bewust was van uw homoseksualiteit voor uw eerste ontmoeting met X., op 43 jarige leeftijd. U verklaart bovendien dat u voor deze ontmoeting nooit dacht aan een affaire met een andere vrouw (…). Dit gebrek aan reflectie is niet in overeenstemming met de beleving van een vrouw van uw leeftijd, religie en nationaliteit binnen de homofobe context van Kameroen.’ 87 ––In bepaalde landen veroordeelt religie homoseksualiteit. Het CGVS gaat dan na hoe asielzoekers in dergelijke omgeving hun homoseksualiteit beleefden. Verklaringen waaruit blijkt dat asielzoekers weinig geflecteerd hebben over de verzoenbaarheid van de homoseksuele geaardheid met het geloof zijn niet aannemelijk.88 Aan een Senegalese asielzoeker vroeg het CGVS uit te leggen hoe hij zijn homoseksualiteit kon beleven als overtuigd moslim. Hij antwoordde dat het geloof iets ‘apart’ is en niets te maken heeft met wat hij ervaart. Als het CGVS hem uitlegt 85

Zie onder meer: CCE nr. 74 584 van 2 februari 2012 op 11 jarige leeftijd, CCE nr. 70 996 van 29 november 2011 op 6 jarige leeftijd, RvV nr. 51 562 van 24 november 2010 op 15 jarige leeftijd en CCE nr. 66 127 van 1 september 2011 op 27 jarige leeftijd.

87

Citaat vrij vertaald uit : CCE nr. 59 965 van 19 april 2011.

88

Zie onder meer: RvV nr. 75106 van 14 februari 2012, RvV nr. 58 588 van 25 maart 2011, RvV nr. 53 083 van 14 december 20120 en CCE nr. 73 250 van 13 januari 2012.

Zie onder meer CCE nr. 78 130 van 27 maart 2012, RvV nr. 71 148 van 30 november 2011, RvV nr. 59 450 8 april 2011, RvV nr. 64 923 van 15 juli 2011, CCE nr. 69 500 van 28 oktober 2011. CCE nr. 82 313 van 31 mei 2012. Zie onder meer: RvV nr. 58 043 van 18 maart 2011, RvV nr. 67 914 van 4 oktober 2011, RvV nr. 62 771 van 7 juni 2011 en CCE nr. 55 078 van 28 januari 2011.

18 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

RvV nr. 71 404 van 7 december 2011.

86


dat de Islam homoseksualiteit veroordeelt en wil weten hoe de asielzoeker dit beleeft, antwoord de man dat hij niet gedwongen werd en ‘dat God hem heeft laten doen’. Het CGVS betoogt dat het totale gebrek aan reflectie over de seksuele geaardheid, zijn geloof en de manier om beide te verzoenen de geloofwaardigheid van zijn seksuele geaardheid ernstig aantast.89 ––Het CGVS wil zicht krijgen op de manier waarop holebi’s andere homoseksuelen ontmoeten en opzoeken.90 Zo legde een asielzoeker uit dat hij makkelijk mannen ontmoette (die zelfs vrouwen en kinderen hadden), en hij nadat ze vrienden werden, aan hen voorstelde om seks te hebben tegen betaling. Het CGVS stelt dat het ongeloofwaardig is om dergelijke voorstellen te doen in de homofobe samenleving van Burundi.91 Of, in het volgende Nigeriaanse dossier: ‘Op de vraag hoe u wist dat X ook homo was, zei u dat u het gewoon wist. Op de vraag hoe jullie dit aan elkaar kenbaar maakten, antwoordt u dat jullie het gewoon wisten van elkaar. Jullie lachten naar elkaar, lachten terug en zo begon het. Deze verklaringen komen erg vaag en ondoorleefd over. Gegeven het heersende homofobe klimaat in uw land van herkomst zou men verwachten dat het allesbehalve evident is om zekerheid te verwerven of een andere persoon eveneens op mannen valt.’ 92 Maar in een Tanzaniaans dossier vindt het CGVS het dan weer niet aannemelijk dat een homoseksueel plaatsen bezocht om andere homoseksuelen te ontmoeten omwille van het homofobe klimaat in het land van herkomst.93 ––In enkele beslissingen werd het Facebookprofiel van de asielzoekers erbij genomen. Als uit dat profiel bleek dat asielzoekers zich voordoen als heteroseksuelen, dan droeg dit bij tot de ongeloofwaardigheid van de seksuele geaardheid.94

89

Citaat vrij vertaald uit: CCE nr. 74 582 van 2 februari 2012.

90

Zie onder meer: CCE nr. 76 343 van 29 februari 2012, CCE nr. 56 390 van 22 februari 2011, CCE nr. 57 425 van 7 maart 2011 en CCE nr. 77 777 van 22 maart 2012.

91

CCE nr. 49 153 van 5 oktober 2010.

92

RvV nr. 73 836 van 24 januari 2012.

93

CCE nr.61 430 van 13 mei 2011.

94

CCE nr.72 223 van 20 december 2011 en CCE nr. 57 507 van 8 maart 2011.

‘Ook moet worden gewezen op het feit dat u op uw facebook pagina vermeldt dat u geïnteresseerd bent in vrouwen. Hiermee geconfronteerd was u aanvankelijk uitermate verwonderd en vroeg u waar het CGVS dat had gelezen. Toen u er opnieuw werd op gewezen dat dit op uw facebook pagina stond, verklaarde u dat indien u schreef dat u in mannen was geïnteresseerd alle Mongolen te weten zouden komen dat u homoseksueel bent en dat u dan problemen zou krijgen. Deze verklaring kan niet overtuigen gezien u dit niet direct hebt aangehaald toen u met uw facebook pagina werd geconfronteerd. Bovendien hoeft u bij “geïnteresseerd in” niet noodzakelijk in te vullen of het in mannen of vrouwen is maar kan u elke interesse invullen. In elk geval kan u gezien bovenstaande vaststellingen de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen niet overtuigen van uw beweerde homoseksuele geaardheid.’ 95 ––In een zaak waar de asielzoeker verklaarde homoseksuele betrekkingen aan te bieden tegen financiële vergoeding, oordeelde het CGVS als volgt: ‘Het volharden in risicovol en illegaal gedrag om louter economische en opportunistische redenen en dus niet omwille van uw geaardheid - kan in casu een beroep op internationale bescherming niet verrechtvaardigen.’96 ––Tenslotte, wierp een biseksuele asielzoekster op meermaals op televisie te zijn verschenen in Congo om te spreken over homoseksualiteit. Het CGVS achtte de verklaring ongeloofwaardig omwille van de homofobe context in Congo.97 BEOORDELING DOOR DE RVV OVER DE ONTDEKKING EN BELEVING VAN DE SEKSUELE GEAARDHEID

De RvV volgt ook hier meestal de motivering van het CGVS. In enkele Franstalige arresten is de rechter evenwel van mening dat het CGVS de feiten te subjectief beoordeelt: Zo vond de RvV in een bepaalde case dat de asielzoeker niet verweten kon worden vage verklaringen af te leggen over de onverzoenbaarheid van het moslimgeloof en homoseksualiteit en over de beleving van zijn partner ten opzichte van zijn geloof. Ook over de ontdekking van zijn homo95

RvV nr. 78.144 van 10 december 2010.

96

RvV nr. 59 603 van 13 april 2011.

97

CCE nr.58 451 van 23 maart 2011.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 19


seksuele geaardheid verweet de RvV het CGVS subjectiviteit. De RvV merkte daarnaast op dat het CGVS slechts één van de vele antwoorden hierover overgenomen had in de beslissing.98 In een Burundees dossier oordeelde het CGVS dat de asielzoeker te licht omging met de ontdekking van zijn geaardheid, zonder dat het zich enige vragen stelde over het homofobe klimaat in zijn land van herkomst. De RvV vond geen informatie over het homofobe klimaat in Burundi terug in het dossier van het CGVS en veroordeelde de uitermate subjectieve houding van het CGVS.99 In een volgende case achtte de RvV de motivering van het CGVS overhaast. De asielzoeker kon zich de exacte titel niet herinneren van een film met homoseksuele inhoud waarvan hij verklaarde bij het bekijken van die film zijn homoseksualiteit te hebben ontdekt. Volgens de RvV leidden deze verklaringen niet tot de ongeloofwaardigheid van de seksuele geaardheid.100

gebruiken, voor zover dit mogelijk is. Zoals: hoe zoeken holebi’s contact met elkaar in homofobe landen.. Het CGVS lijkt soms geen rekening te houden met het feit dat de leefwereld van holebi’s in sommige landen niet te vergelijken is met de onze. In een geval102 gaat het CGVS hier heel ver in en vindt het het niet aannemelijk dat de asielzoeker en zijn partner niet aan kinderen en trouwen dachten. Terwijl het ons juist heel aannemelijk lijkt dat holebi’s in een homofoob land als Nigeria dat niet doen. De vaak terugkomende vaststelling van het CGVS dat als je als homoseksueel niets voelt voor het andere geslacht, stereotiep is, maakt zelf een stereotiepe veronderstelling uit. Geen gevoelens hebben voor het andere geslacht kan net één van de eerste aanwijzingen zijn van een homoseksuele geaardheid.

Bij een andere case oordeelde het CGVS dat het niet in staat zijn om uit te leggen waarom hij niet van vrouwen houdt en het feit dat enkel een blik voldoende is om uit te maken of iemand homo is of niet, ongeloofwaardig is.101 In beroep oordeelde de RvV dan weer dat dit een subjectieve beoordeling is over de beleving van de seksuele geaardheid.

Actief gebruik van het principe van de gedeelde bewijslast, zoals onlangs bevestigd door het Hof van Justitie is, net zoals bij andere asielaanvragen, erg belangrijk bij de boordeling van de geloofwaardigheid. Eigen opzoekingen over bv. de hierboven genoemde case van een Congolese vrouw die beweerde op televisie te zijn verschenen, zou de beoordeling door het CGVS objectiever maken.

KNELPUNTEN OVER DE ONTDEKKING EN BELEVING VAN DE SEKSUELE GEAARDHEID

5.2.3. DE KENNIS VAN HET HOLEBI-MILIEU

De homofobe context in het herkomstland wordt door het CGVS gebruikt om de verklaringen van holebi-asielzoekers te toetsen. Dit is een objectieve indicator, maar de wijze waarop hij wordt aangewend lijkt veeleer subjectief. Voorgaande voorbeelden en citaten maken duidelijk dat het haast onmogelijk is voor homoseksuelen om enige uiting te geven aan hun identiteit. Een homofobe omgeving sluit de beleving van de homoseksuele geaardheid niet uit. Dit is geen zwart-wit verhaal en nuances zijn belangrijk en noodzakelijk. Het CGVS kan de asielbeslissingen voor een deel objectiveren door herkomstlandeninformatie te 98

CCE nr. 78 887 van 6 april 2012.

99

CCE nr. 54 407 van 14 januari 2011. In dezelfde zin zie ook: CCE nr. 68 828 van 2 oktober 2011.

Het CGVS peilt ook naar de kennis over het holebi-milieu in het land van herkomst en in België. Dit zijn haast de enige elementen die het CGVS zelf kan verifiëren door eigen opzoekingen. RICHTLIJNEN VAN UNHCR

UNHCR stelt dat kennis over het holebi-milieu nuttig kan zijn bij het bepalen van de geloofwaardigheid, maar dat een gebrekkige kennis niet noodzakelijk de ongeloofwaardigheid van de seksuele geaardheid aantoont. Geen betrokkenheid bij andere holebi’s kan het gevolg zijn van andere elementen dan een gebrek aan ongeloofwaardigheid, zoals economische factoren, geografie, taal

100 CCE nr. 54 816 van 24 januari 2011. En in dezelfde zin ook CCE nr. 52 529 van 7 december 2010 101 Zie RvV nr. 52 529 van 7 december 2010.

20 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

102

RvV nr. 66 556 van 13 september 2011.


X, IRAAKSE HOMOSEKSUEEL, ARREST NR. 74 792 RVV VERKLARINGEN OVER HET HOMOMILIEU IN IRAK ‘(…) Hoewel u sinds uw zestiende actief zou zijn geweest op relationeel vlak, en dat steeds met mannelijke partners (…), kan u geen enkele ontmoetingsplaats voor homoseksuelen in X noemen. Sterker nog, u beweert dat zoiets niet bestaat (…). Wanneer u gevraagd wordt naar min of meer geheime ontmoetingsplaatsen die bekend zijn onder homoseksuelen, vertelt u enkel dat u soms bij vrienden thuis op bezoek ging (…). Ook antwoordt u ontkennend op de vraag of er websites bestaan die vooral door homoseksuelen worden bezocht (…). Uw verklaring is niet alleen in strijd met de informatie waardover het Commissariaat-generaal beschikt, het feit dat u de zogenaamde versierplaatsen (…) niet kent, werpt ernstige twijfels op over uw beweerde geaardheid.’ ‘Het is verder niet aannemelijk dat u in Irak verder niemand persoonlijk kende die een homoseksuele relatie had. U beweert bovendien dat u “zeer zeer weinig” hoorde over mensen met vergelijkbare problemen als het door u aangehaalde probleem (…). Het is weinig aannemelijk dat iemand met een homoseksuele relatie in een land waar dat onaanvaard is, en waar hij vreest vermoord te worden omwille van dit feit, niet gevoeliger zou zijn voor nieuws over mensen in gelijkaardige situaties.’ ‘Het feit dat u niet aanhaalt dat er de afgelopen jaren in Irak bijzonder gewelddadig werd opgetreden tegen mensen met een andere seksuele geaardheid, ondergraaft uw beweerde homoseksualiteit dus nog verder. De bovenstaande vaststellingen zijn des te klemmender daar u beweert reeds vele partners te hebben gehad doorheen de jaren en daar u bovendien beweert er hiervan verschillende te hebben leren kennen in uw eigen winkel (…). Dit zou immers impliceren dat u een ruime homoseksuele vriendenkring heeft, zodat mag worden verwacht dat u op de hoogte zou zijn van wat er leeft in de homoseksuele gemeenschap, zoals relaties van anderen, gewelddadige incidenten, ontmoetings- en uitgaansplaatsen en dergelijke meer.’ ‘Uw gebrek aan kennis over de wetgeving inzake homoseksualiteit in Irak, nochtans essentieel voor eenieder die zijn homoseksualiteit in uw land beleeft, trekt de geloofwaardigheid van uw beweerde homoseksuele geaardheid opnieuw in twijfel. Zo beweert u dat homoseksuele relaties wettelijk gezien strafbaar zijn in Irak (…), terwijl uit de informatie waarover het Commissariaat-generaal beschikt blijkt dat seksueel contact tussen volwassenen van hetzelfde geslacht niet strafbaar is als het met wederzijdse instemming gebeurt. U kan bovendien niet aangeven welke daden precies strafbaar zouden zijn. Ook weet u niet of u beroep zou kunnen doen op een advocaat indien er een rechtszaak zou zijn, noch of er een beroepsinstantie is (…).’ en culturele drempels, gebrek aan mogelijkheden, persoonlijke keuze en de angst voor onthulling.103 Bovendien veronderstelt het ‘behoren tot de sociale groep van holebi’s’ uit het Vluchtelingenverdrag niet dat de leden ervan zich moeten verenigen of sociaal zichtbaar moeten zijn.104 KENNIS OVER HET HOLEBI-MILIEU IN HET LAND VAN HERKOMST

Het CGVS stelt in een dossier dat het gebrek aan kennis over het holebi-milieu in het herkomst103

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 63 viii.

104

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 48.

land ‘(…)de overtuiging versterkt dat de asielzoeker zijn land van herkomst niet heeft verlaten omwille van zijn seksuele geaardheid’.105 Enkel de kennis over de holebi-context kan in principe de seksuele geaardheid niet vaststellen. BEOORDELING DOOR HET CGVS OVER DE KENNIS VAN HET HOLEBI-MILIEU

Het CGVS toetst geregeld de kennis over volgende onderwerpen af en vindt deze in de meeste gevallen gebrekkig of onvoldoende.

105 Citaat vrij vertaald uit : CCE nr. 72 273 van 20 december 2011.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 21


—— Organisaties die de rechten verdedigen van holebi’s;106 —— Ontmoetingsplaatsen voor homoseksuelen;107 —— Feiten in de media over homoseksualiteit;108 —— Homoseksuele persoonlijkheden;109 —— Websites om andere holebi’s ontmoeten;110 —— Kennis van andere holebi’s in het herkomstland;111 —— Kennis over wetgeving en bestraffing van de seksuele geaardheid. 112 Het CGVS onderzoekt ieder asielrelaas op individuele basis. Toch zijn uit verklaringen over het holebi-milieu enkele gezamenlijke elementen af te leiden die belangrijk zijn voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid: ––In bepaalde situaties, bv. wanneer iemand over een ruime holebi-vriendenkring beschikt of werkzaam is in een nachtclub, verwacht het CGVS dat asielzoekers meer op de hoogte zijn van de holebiscene in hun land van herkomst.113 ‘Uit de informatie aanwezig op het Commissariaatgeneraal waarvan een kopie als bijlage in het administratieve dossier werd gevoegd, blijkt echter dat er wel degelijk organisaties bestaan in Albanië die op actieve wijze de belangen behartigen van LGBT (nvdr. Lesbian Gay Bisexual and Transgender). U zou dergelijke organisaties nooit gevonden hebben (…), hetgeen weinig aannemelijk is gezien u toegang had tot het internet en deze organisaties ook op het web actief zijn (…).114’

En nog in een andere zaak: ‘Het is immers weinig aannemelijk dat u - in een land als Mauritius met een dermate kleine oppervlakte (2040 km², waarvan het hoofdeiland 1865 km²) (…) als homoseksueel volkomen onwetend bent over de belangrijkste evenementen en pleitbezorgers van homoseksualiteit in uw land van oorsprong.’ ––Het CGVS kan makkelijk zelf informatie opzoeken over het homomilieu in het land van herkomst zoals bv. over websites, organisaties die opkomen voor de rechten van holebi’s, feiten in de media, ontmoetingsplaatsen.115 ‘Uit informatie waarover het CGVS beschikt en waarvan een kopie bij het administratieve dossier werd gevoegd en uit de documenten die u zelf voorlegt, blijkt dat er heel wat artikelen in de Gambiaanse media verschenen, ook na het moment dat u homoseksueel “werd’, over homoseksuelen die omwille van hun homoseksualiteit problemen kenden in Gambia. Er dient te worden opgemerkt dat uw kennis betreffende de leefwereld van homoseksuelen in uw land van herkomst erg beperkt is. Uw beperkte kennis is des te frappanter daar u beweerde homoseksueel te zijn in een land dat onder andere bekend staat voor zijn homotoerisme – wat u bevestigde (gehoor CGVS, p.17) – én die in de toeristische sector te Gambia werkte.’116 ––Het CGVS vraagt steevast aan asielzoekers naar de houding van de autoriteiten jegens holebi’s. En naar de eventuele strafrechtelijke gevolgen verbonden aan de seksuele geaardheid in het land van herkomst.117

106

Zie onder meer: RvV nr. 65 781 van 26 augustus 2011 , RvV nr. 66 362 van 9 september 2011, RvV nr 51 565 van 24 november 2010, CCE nr. 67 085 van 22 september 2011.

107

Zie onder meer: CCE nr. 55 078 van 28 januari 2011, CCE nr. 71482 van 8 december 2011, RvV nr. 59 495 van 11 april 2011, RvV nr. 59 973 van 19 april 2011.

108

Zie onder meer: RvV nr. 63 538 van 21 juni 2011, CCE nr. 80165 van 25 april 2012, CCE nr. 67 085 van 22 september 2011 CCE nr. 55 538 van 3 februari 2011.

109

Zie CCE nr. 67907 van 4 oktober 2011, CCE nr. 52 529 van 7 december 2010 en RvV nr. 67 907 van 4 oktober 2011

110

Zie onder meer: CCE nr. 71482 van 8 december 2011, CCE nr. 55 987 van 15 februari 2011, CCE nr 55 538 van 3 februari 2011, RvV nr. 74 792 van 9 februari 2012.

111

Zie onder meer: CCE nr. 60 103 van 21 april 2011, CCE nr. 66 127 van 1 september 2011, CCE nr. 50 113 van 26 oktober 2010, CCE nr. 67907 van 4 oktober 2011.

115

112

Zie onder meer: RvV nr. 67 888 van 4 oktober 2011, RvV nr. 65.781 van 25 mei 2012, RvV nr. 71.839 van 20 oktober 2011, CCE nr. 57 952 van 16 maart 2011.

116

113

Zie ook onder meer: nr. 62 774 van 7 juni 2011: werkzaam in de toeristische sector, CCE 30 november 2011, RvV nr. 57 445 van 7 maart 2011: werkzaam in de homobusiness in Monrovia , CCE nr. 52 536 van 7 december 2010: werkzaam in nachtclubs en RvV nr. 74 792 van 9 februari 2012: grote homoseksuele vriendenkring.

114

RvV nr. 65.781 van 26 augustus 2011.

22 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

Het gebrek aan kennis over de bestraffing wordt meestal ongeloofwaardig bevonden. Des te meer geldt dit voor holebi’s in een relatie118 en met intellectuele bagage.119 ‘Uit informatie waarover het CGVS beschikt, blijkt dat er nochtans een wetsartikel in het Gambiaanse strafwetboek bestaat dat homoseksualiteit bestraft met een gevangenisstraf van 14 jaar. Dat u niet op Zie onder meer: Rvv nr. 70 379 van 22 november 2011, RvV nr. 58 588 van 25 maart 2011, RvV nr. 64 916 van 15 juli 2011 en CCE nr. 81 918 van 30 mei 2012. RvV nr. nr. 62 774 van 7 juni 2011.

117 Zie onder meer : CCE nr. 55 538 van 3 februari 2011, CCE nr. 62 129 van 25 mei 2011, RvV nr 51 565 van 24 november 2010 en RvV nr. 65 781van 26 augustus 2011. 118

CCE nr. 67 914 van 4 oktober 2011, CCE nr. 70 614 van 24 november 2011 en CCE nr. 75 850 van 27 februari 2012

119

CCE nr.58 451 van 23 maart 2011: studie rechten en CCE nr. 62 129 van 25 mei 2011: journalist.


de hoogte bent van het exacte wetsartikel dat zulk gedrag bestraft, is nog te begrijpen, maar dat u niet weet welke straf u riskeert in uw land van herkomst omwille van uw homoseksuele geaardheid is toch merkwaardig. Van iemand die beweert zijn land te zijn ontvlucht omwille van zijn seksuele geaardheid, mag toch verwacht worden beter op de hoogte te zijn van de mogelijke straffen die hij riskeert in zijn land van herkomst.120’ Of in nog een andere zaak: ‘Daarenboven, miskent u welke gevangenisstraf opgelegd kan worden aan homoseksuelen in uw land. U spreekt over vijf jaar gevangenisstraf. Echter, de objectieve informatie in het administratief dossier toont dat artikel 347bis van het Senegalese strafwetboek voorziet in een gevangenisstraf van 6 maanden tot 5 jaar.’121 BEOORDELING DOOR DE RVV OVER DE KENNIS VAN HET HOLEBI-MILIEU IN HET HERKOMSTLAND

In beroep volgt de RvV in de meeste gevallen de redenering van het CGVS. In enkele arresten komt het evenwel tot een andere beoordeling: Een rechter in een Franse zaak stelde duidelijk dat de miskenning van het wetsartikel dat homoseksualiteit veroordeelt in Senegal weinig pertinent is gezien uit het gehoorverslag blijkt dat de asielzoeker kennis heeft over de repressie in zijn land en de opgevolgde straffen. De exacte teneur van de wettekst mag niet verwacht worden.122 In een andere zaak oordeelde de RvV dat in tegenstelling tot wat het CGVS meent, dat de lesbische geaardheid niet noodzakelijk inhoudt dat de asielzoekster andere homo’s kent of veel partners moet hebben.123 5.2.4. KENNIS OVER HET HOLEBI-MILIEU IN BELGIË Het CGVS peilt ook naar de kennis van de asielzoekers over het holebi-landschap in België. Het CGVS gaat in één dossier zelfs zo ver door te stellen dat: ‘(…) u geen interesse hierin toont en dit niet weet, ernstige aanwijzingen vormt dat u niet homo bent.’ 124 120

RvV nr. 70 320 van 22 november 2011.

121

Citaat vrij vertaald uit: CCE nr 60 103 van 21 april 2011.

122

CCE nr. 54 816 van 24 januari 2011

123

CCE nr. 50113 van 26 oktober 2010.

124

CCE nr. 54 816 van 24 januari 2011.

BEOORDELING DOOR HET CGVS OVER DE KENNIS VAN HET HOLEBI-MILIEU IN BELGIË

De kennis over volgende onderwerpen wordt geregeld afgetoetst en bij gebrek aan antwoord of onvolledigheid draagt dit meestal bij tot de ongeloofwaardigheid van het reeds ongeloofwaardig bevonden profiel. Gewoonlijk stelt het CGVS vragen over: —— de juridische positie van holebi’s in België;125 —— plaatsen126 en internetsites127 om andere holebi’s te ontmoeten; —— de ‘Gay Pride’;128 —— organisaties die opkomen voor de rechten van homoseksuelen.129 Het CGVS onderzoekt ieder asielrelaas op individuele basis. Toch zijn uit verklaringen over het holebi-milieu in België enkele gezamenlijke elementen af te leiden die belangrijk zijn voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid: ––Het CGVS verwacht dat naarmate holebi-asielzoekers langer verblijven in België, zij de holebiscene in België meer ontdekken: ‘U bent niet in staat om de vlag van de homoseksuele gemeenschap te beschrijven, noch om een evenement op te sommen ter viering van homoseksualiteit of titels van films of tijdschriften bestemd voor het homoseksuele publiek. Rekeninghoudend met de duur van uw verblijf in België en uw homoseksuele ontmoetingen op regelmatige basis is het niet geloofwaardig dat u dergelijke elementen negeert.’ 130 Eenzelfde redenering geldt voor de juridische positie van homoseksuelen in België:

125

Zie onder meer : CCE nr. 69 818 van 10 november 2011, CCE nr. 78 890 van 6 april 2012, CCE nr. 73 560 van 19 januari 2012, 76 344 van 29 februari 2012 en CCE nr. 73 560 van 19 januari2012.

126

Zie onder meer : CCE nr. 52 529 van 7 december 2010, CCE nr. 54 816 van 24 januari 2011, RvV nr. 67 888 van 4 oktober 2011 en RvV nr. 59 495 van 11 april 2011.

127

Zie onder meer : CCE nr. 52 529 van 7 december 2010, CCE nr. 69 583 van 28 oktober 2011, CCE nr. 71482 van 8 december 2011 en CCE nr. 69 583 van 28 oktober 2011.

128

Zie onder meer : CCE nr. 52 529 van 7 december 2010, CCE nr. 74 305 van 31 januari 2012, RvV nr. 59 973 van 19 april 2011 en RvV nr. 67 907 van 4 oktober 2011.

129

Zie onder meer : CCE nr. 54 719 van 21 januari 2011, CCE nr. 76 344 van 29 februari 2012 , CCE nr. 71 482 van 8 december 2011 en RvV nr. 67 888 van 4 oktober 2011.

130

Citaat vrij vertaald uit: CCE nr. 78 297 van 29 maart 2012.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 23


‘Wanneer u bovendien gevraagd wordt of homoseksualiteit in België is toegelaten, antwoordt u dat u dit niet weet. Van iemand die al meer dan een jaar in België is, beschikt over een advocaat om zijn belangen te verdedigen, en die beweert homoseksueel te zijn, mag redelijkerwijze verwacht worden te weten of homoseksualiteit al dan niet is toegelaten (…).131’ In twee beslissingen komt het CGVS tot de conclusie dat deelname aan holebi-activiteiten een opportunistisch karakter vertoont na een bepaald tijdsverloop. De eerste beslissing ging over de deelname aan de Gay Pride waarvan de asielzoeker niet op de hoogte was van het doel van dit event, zelfs twee jaar na zijn eerste participatie aan de Gay Pride.132 En in het andere dossier beweerde een asielzoeker lid te zijn van een organisatie die opkomt voor de rechten van homoseksuelen.133 Toch was hij volgens het CGVS niet in staat de activiteiten en het adres op te sommen van de organisatie. En sloot hij zich pas aan na zes maanden verblijf in België. ––Het CGVS gaat na in hoeverre holebi’s het uitgaans- en verenigingsleven voor homoseksuelen in België verkennen.134 Zo stelde het CGVS in een dossier vast dat de asielzoeker geen stappen heeft ondernomen om meer te weten over het holebi-milieu. Het CGVS verwachtte dat hij minstens op de hoogte diende te zijn van de reputatie van holebi-ontmoetingsplaatsen. Ook het profiel van de asielzoeker werd in rekening gebracht: dat hij zijn land van herkomst ontvluchtte om zijn geaardheid vrij te beleven, regelmatig uitging in Kameroen en voor een tijdje in Brussel woonde. De verklaringen over het holebi-milieu in België waren ongeloofwaardig volgens het CGVS.135 Slechts in één van de onderzochte dossiers beaamde het CGVS het recht om het holebi-milieu niet te ontdekken en vrijgezel te blijven.136

131

RvV nr. 63.538 van 21 juni 2011.

132

CCE nr. 56 180 van 17 februari 2O11.

133 134

135 136

––Veel asielzoekers leggen verscheidene attesten van deelname of bekendheid met de Belgische holebi-scene neer ter staving van hun homoseksuele geaardheid. Uit de beslissingen blijkt dat het CGVS er weinig bewijskracht aan toekent. Attesten van deelname aan bezoeken in een holebi-bar, betrokkenheid of bekendheid bij organisaties die opkomen voor de rechten van homoseksuelen en deelname aan de Gay Pride in België bevestigen de geaardheid niet, stelt het CGVS.137 En, als het profiel al gekwalificeerd is als ongeloofwaardig, dan kunnen de attesten dit niet meer herstellen.138 ‘Wat betreft uw lidkaart van X moet gesteld worden dat uw steun aan een organisatie die actief is in de behartiging van homoseksuelen en lesbiennes op zich uw seksuele geaardheid niet bewijst en dus de geloofwaardigheid van uw verklaringen niet kan herstellen.’ 139 In één geval stelde het CGVS bij de beoordeling van een attest van deelname aan een holebi-activiteit vast ‘naderhand niet afgesproken te hebben met andere holebi’s die u tijdens deze activiteiten ontmoet heeft (…)’. 140 5.2.5. BEOORDELING DOOR DE RVV OVER DE KENNIS VAN HET HOLEBI-MILIEU IN BELGIE De RvV bevestigde meestal de beslissing van het CGVS. In enkele Franstalige arresten maakte het evenwel een andere beoordeling van de feiten: In enkele beslissingen vond de RvV het gebrek aan kennis over het holebi-milieu niet pertinent. In het eerste dossier verweet de rechter het CGVS een puur subjectieve beoordeling van de feiten. Volgens de RvV kon het de asielzoeker niet verweten worden geen ontmoetingsplaatsen voor holebi’s te kennen in België. Hetzelfde kan namelijk niet verwacht worden van heteroseksuelen. Ook niet dat hij zich ingeschreven had bij een belangenorganisatie omdat bij gebrek aan kennis over

CCE nr. 64 121 van 29 juni 2011. Zie onder meer: CCE nr. 76 343 van 29 februari 2012, CCE nr. 55.538 van 3 februari 2011, CCE nr. 50 242 van 26 oktober 2010 en CCE nr. 54816 van 24 januari 2011. CCE nr. 71 023 van 29 november 2011. CCE nr. 49 149 van 5 oktober 2010, waarbij het CGVS ook toevoegt dat er uit de verklaringen geen enkele aanwijzingen voortvloeien om waarschijnlijkheid van de beweerde seksuele geaardheid te bevestigen.

24 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

137

Zie onder meer: CCE nr. 67095 van 29 september 2011, CCE nr. 67 085 van 22 september 2011, CCE nr. 69 818 van 10 november 2011 en CCE nr. 77967 van 23 maart 2012.

138 Zie: CCE nr. 70 598 van 24 november 2011 en CCE 76342 van 29 februari 2012. 139

Citaat vrij vertaald uit: CCE nr. 77 713 21 maart 2012.

140

RvV nr. 59 450 van 8 april 2011.


een belangenorganisatie de asielzoeker namelijk een passieve houding verweten wordt. 141 In het tweede geval stelde de rechter dat de kennis of het gebrek aan kennis over het holebi-milieu niet pertinent is. En onvoldoende om tot de ongeloofwaardigheid van de seksuele geaardheid te besluiten. 142 En in een ander arrest duidde de rechter dat het de persoonlijke keuze van de asielzoeker was om zijn seksuele geaardheid niet te onthullen in België en dit op zich niets determinerend zegt over de geloofwaardigheid van zijn geaardheid op zich.143 In een ander dossier stuurde de rechter een dossier terug naar het CGVS met o.a. als opdracht meer onderzoek te voeren naar de nieuwe relatie van de asielzoeker in België. Hierover werd geen enkele vraag gesteld werd tijdens het gehoor.144 Met betrekking tot de bewijswaarde van attesten uit België ter ondersteuning van de aangehaalde seksuele geaardheid, velde de RvV enkele interessante Franstalige arresten. Zo hechtte de rechter belang aan de geïndividualiseerde attesten van de asielzoeker: ‘De Raad stelt vast dat de verzoekende partij zijn seksuele geaardheid tracht vast te stellen door een reeks van stukken voor te leggen. Het merendeel van deze stukken attesteren zijn aanwezigheid en deelname aan activiteiten van organisaties die actief zijn in het homomilieu in België en kunnen de feiten die hij inroept niet vaststellen. Niettemin staat het attest van de gerant van X dat stelt dat verzoeker regelmatig de bar bezoekt en het attest van X (een belangenorganisatie), bijgevoegd aan het verzoekschrift, dat stelt dat er geen reden is om te twijfelen aan de geaardheid van de cliënt, het de Raad toe om de seksuele geaardheid van verzoeker als voldoende vastgesteld te beschouwen.’ 145 KNELPUNTEN OVER DE KENNIS VAN HET HOLEBI-MILIEU

Uit bovenstaande analyse blijkt dat van holebi’s wordt verwacht actief te zijn in de holebi-scene 141 CCE nr. 64 121 van 29 juni 2011.

in België en indien mogelijk ook in het land van herkomst. Deze verwachting houdt geen rekening met de persoonlijke voorkeuren van homoseksuele asielzoekers die zich bv. niet willen begeven in het holebi-milieu. Behoren tot de sociale groep van holebi’s in de zin van het Vluchtelingenverdrag houdt ook niet in dat de leden ervan zich moeten verenigen of zichtbaar moeten zijn voor elkaar. De individuele keuze van de asielzoeker moet gerespecteerd worden Holebi’s zijn een minderheid binnen een heteroseksuele maatschappij. De veronderstelling dat, omwille van deze marginaliteit, holebi’s zich duidelijk moeten identificeren door zich te vereenzelvigen met de groep is stereotiep. De ene holebi is de andere niet. Net zoals dit het geval is bij heteroseksuelen, is er geen algemene maatstaf qua uitgaan en kennis over mediafeiten en websites om anderen te ontmoeten die heteroseksuelen of holebi’s van elkaar onderscheidt. Bepaalde holebi’s zullen wel het nieuws gerelateerd aan holebi’s volgen, anderen niet. Sommige zullen op zoek gaan naar holebi-websites, anderen niet. De kennis of het gebrek aan kennis over het holebi-mileu kan daardoor geen determinerende factor zijn voor de bepaling van de homoseksuele geaardheid. Holebi-asielzoekers kunnen afkomstig zijn uit landen waar de homseksuele geaardheid taboe is. In dat opzicht is het logisch dat het CGVS peilt naar de homofobe context in het herkomstland en bv. vraagt hoe hun omgeving of overheid hier tegenover staan. Of zij of andere holebi’s ooit problemen hebben gekend in hun land. De verklaringen kunnen een beeld scheppen over de ongunstige omstandigheden in het land van herkomst voor de asielzoeker in kwestie en kaderen de vrees voor vervolging. Maar het CGVS bevraagt daarnaast ook specifiek welke wetsbepalingen en straffen van toepassing zijn op homoseksualiteit of homoseksuele handelingen in het land van herkomst. We stellen ons de vraag in hoeverre het al dan niet hebben van deze juridische kennis bijdraagt tot de vaststelling of iemand werkelijk holebi is. Voor het CGVS lijkt de kennis over de strafbaarheid een aanwijzing voor de seksuele geaardheid. De realiteit behoeft toch enige nuance.

142 CCE nr. 52 529 van 7 december 2010. 143 CCE 62 129 van 25 mei 2011. 144 CCE, nr. 67087 van 22 september 2011 145 Citaat vrij vertaald uit: CCE nr. 58 662 van 28 maart 2011 en zie ook CCE nr. 59 060 van 31 maart 2011.

De meerderheid van de holebi-asielzoekers zullen de vraag niet accuraat kunnen beantwoorden. Kennis over de exacte omvang van de bestraffing

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 25


X, IRAAKSE HOMOSEKSUEEL, ARREST NR. 74 792 RVV VERKLARINGEN OVER HET GEDRAG Het CGVS stelt dat de verklaringen over de ontdekking van zijn homoseksualiteit bijdragen tot de ongeloofwaardigheid van zijn seksuele geaardheid. De asielzoeker vertelt dat hij met zijn vriend meestal vrijde in het magazijn van zijn winkel en daarbij de deur op slot deed. Maar op een dag vergat hij de deur op slot te doen wat vervolgens leidde tot de ontdekking van zijn seksuele geaardheid. Het CGVS vindt dit gedrag nonchalant en niet in overeenstemming met iemand die vreest voor zijn leven omwille van zijn seksuele geaardheid in de Iraakse homofobe maatschappij. is voor de gemiddelde burger niet vanzelfsprekend.

BEOORDELING DOOR HET CGVS OVER GEDRAG VAN HOLEBI’S IN DE PRIVATE EN PUBLIEKE RUIMTE

Daarom is het belangrijk dat de vraagstelling vertrekt vanuit de realiteit van de holebi- asielzoekers zelf. En het CGVS eerder vraagt hoe holebi’s tot de vaststelling komen dat hun omgeving, buurt, land homofoob is. Bij bepaalde profielen zoals holebi-activisten, zal de kennis hierover mogelijks uitgebreider zijn omdat ze zich tot doel hebben gesteld op te komen voor de rechten van holebi’s in het land van herkomst.

Uit onze analyse blijkt dat het CGVS verlangt dat asielzoekers uit een homofoob land voorzichtig omgaan met hun geaardheid om eventuele vervolging te vermijden.148

5.3. BEOORDELING VAN HET GEDRAG VAN HOLEBI’S IN DE PRIVATE EN PUBLIEKE RUIMTE

Het CGVS onderzoekt ieder asielrelaas op individuele basis. Toch zijn uit verklaringen over het gedrag in een homofobe omgeving enkele gezamenlijke elementen af te leiden die belangrijk zijn voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid: ––Volgens het CGVS is het over het algemeen weinig geloofwaardig dat de geaardheid van holebi’s aan het licht komt in een homofobe omgeving.149

RICHTLIJNEN UNHCR

Volgens UNHCR is het mogelijk dat holebi’s niet openlijk als homoseksueel leven in hun land van herkomst. Heel wat onder hen onderdrukken hun seksuele geaardheid om onder meer discriminatie, maatschappelijke afkeuring en strafrechtelijke sancties te vermijden.146 Anderzijds stelt het UNHCR dat van holebi’s niet mag worden verwacht dat ze hun identiteit, meningen en kenmerken verbergen om vervolging te vermijden. Holebi’s hebben evenveel recht op vrijheid van meningsuiting en vereniging als anderen.147

In een beslissing over een asielzoeker die beweerde naar aanleiding van zijn arrestatie zijn homoseksualiteit onthuld te hebben aan de politie, stelde het CGVS dat ‘(…) u moet weten dat homoseksualiteit verboden is en veroordeeld wordt door de Kameroenese wetgeving en dat u het risico loopt op een gevangenisstraf van meerdere jaren door uw seksuele geaardheid toe te geven aan de politie.’ 150 Het opbiechten van de seksuele geaardheid aan de eigen familie kan niet in homofobe samenlevingen volgens het CGVS.151 148 Zie onder meer: CCE nr. 72 233 van 20 december 2011, CCE nr. 60 909 van 3 mei 201 en CCE nr. 55 680 van 8 februari 2011. 149 Zie onder meer: CCE nr. 72 333 van 20 december 2011, CCE nr. 52 865 van 10 december 2010, CCE nr. 71135 van 30 november 2011 en CCE nr. 76344 van 29 februari 2012. 150 Citaat vrij vertaald uit: CCE nr. 55 680 van 8 februari 2011.

146 UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 30. 147 UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 31.

26 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

151 Zie onder meer:CCE nr. 81 907 van 30 mei 2012,CCE nr. 50242 van 26 oktober 2010 Senegal, CCE nr. 81 206 van 14 mei 2012 in Mauritanie, CCE nr. 55 538 Van 3 februari 2011 in Mali, CCE nr. 61 430 van 13 mei 2011 in Somalie.


Dit illustreerde het volgende Gambiaans dossier: ‘U legde tot slot nog een aantal bedenkelijke verklaringen af die van die aard zijn de reeds aangetaste geloofwaardigheid van uw asielrelaas verder te ondermijnen. Zo kunnen er eerst een aantal bedenkingen gemaakt worden over uw bekentenis tegenover uw moeder waarbij u haar in 2008 zou verteld hebben dat u homoseksueel zou zijn, om haar op die manier een verklaring te geven waarom u niet wou huwen met uw nicht uit Guinee. Het is opmerkelijk dat u niet ingeschat zou hebben dat u problemen zou kunnen krijgen door dit aan uw moeder te vertellen gezien het homofobe klimaat in de Gambiaanse maatschappij, en gezien het feit dat uw religie dit niet toelaat zoals u zelf aangeeft tijdens het gehoor.’152 ––Het onderhouden van seksuele betrekkingen of intieme handelingen in de slaapkamer van het familiaal huis153, zeker als de deur niet op slot kan154, is onvoorzichtig voor het CGVS omwille van het risico op van betrapping en de homofobe context. ‘Gezien uw broers en zussen de gewoonte hadden om deze kamer vrij te betreden is het weinig geloofwaardig dat u het risico zou nemen om intieme momenten te beleven met X in dezelfde kamer die u bovendien niet op slot deed (…)’.155 ––Eenzelfde soort beoordeling van het CGVS komt terug bij het stellen van seksuele activiteiten op openbare plaatsen156 in een homofoob land. ‘Het is niet coherent, in de door u beschreven Mauritiaanse context, dat u het risico nam om seksuele betrekkingen te hebben in een open hut, dus een plaats waar de binnenkant zichtbaar is voor het publiek’.157

152 RvV nr. 71 162 van 30 november 2011. 153 Zie onder meer: CCE nr. 73 250 van 31 januari 2012, CCE nr. 69 583 van 28 oktober 2011, CCE nr. 74 416 van 31 januari 2012, CCE nr. 53 038 van 14 december 2010 en RvV nr. 73 156 van 12 januari 2012. 154 Zie onder meer: CCE nr. 66 681 van 16 september 2011, CCE nr. 52 529 van 7 december 2010 en CCE nr. 67 455 van 28 september 2011 en CCE nr. 74 416 van 31 januari 2011. 155 Citaat vrij vertaald uit: CCE nr. 67 455 van 28 september 2011. 156 Zie onder meer: CCE nr. 69 633 van 7 november 2011 in Senegal, CCE nr. 74 416 van 7 november 2011 in Togo, RvV nr. 61 303 van 11 mei 2011 in Kosovo, CCE nr. 62 260 van 27 mei 2011 in Tanzania. 157 Citaat vrij vertaald uit: CCE nr. 56 390 van 22 februari 2011.

––Volgens het CGVS is het uiten van gevoelens voor elkaar in het openbaar in homofobe landen niet geloofwaardig.158 Over Tanzania bv. stelde het CGVS dat de publieke beleving van holebi-relaties onmogelijk is.159 In een Nigeriaans dossier redeneert het CGVS als volgt: ‘Ook uw betrapping in juni 2010 bleek volgens uw verklaringen het gevolg te zijn van het feit dat jullie in het openbaar “close” waren. Jullie zaten weliswaar enigszins verborgen achter de muur van de doucheruimte van een sportcomplex, maar bevonden zich desalniettemin in het openbaar en bovendien bleken er ramen te zitten in de muur aan de kant waar jullie zaten. Gevraagd waarom jullie een dergelijk risico namen, antwoordde u dat X (...) u uitdaagde te bewijzen dat u wel degelijk van hem hield . Gevraagd waarom u dit niet elders, in de geborgenheid van zijn appartement, kon bewijzen, antwoordde u dat jullie op dat ogenblik in het sportcomplex waren en u niet altijd bij hem verbleef (...).’ 160 Asielzoekers die verklaren in het openbaar te kussen161 met iemand van eenzelfde geslacht worden omwille van dit element niet geloofwaardig geacht als blijkt dat ze afkomstig zijn uit homofobe landen. Zo stelt het CGVS dat het kussen van een andere man in een nachtclub niet geloofwaardig is in Kameroen.162 Verklaren als holebi-koppel samen een hotelkamer te reserveren in homofobe landen wordt evenmin geloofwaardig geacht.163 ‘(…) Op de vraag waar u intieme momenten beleefde met X vermeldt u (…) het hotel X waar u een kamer nam, twee tot drie keer per maand, gedurende de vijf jaar van uw relatie. Wanneer u gevraagd werd of u geen problemen vreesde vanwege de werknemers en/of baas van dit hotel antwoordt u “nee, wij uitten ons niet voor de ogen van de mensen, wij waren discreet”(…).’ 158 Zie onder meer: RVv nr. 61 303 van 11 mei 2011, CCE nr. 78 890 van 6 april 2011, RvV nr. 73 156 van 12 januari 2011 en RvV nr. 71 148 en R van 30 november 2011. 159 CCE nr. 54 883 van 25 januari 2011. 160 RvV nr. 51 565 van 24 november 2010. 161 Zie onder meer: CCE nr. 57 425 van 7 maart 2011, RvV nr. 75 092 van 14 februari 2012, CCE nr. 51 391 van 22 november 2010 en CCE nr. 54 719 van 21 januari 2011. 162 CCE nr. 54 719 van 21 januari 2011. 163 Zie: CCE nr. 75 535 van 21 februari 2012, CCE nr. 54 816 van 24 januari 2011. Of een koppel dat samen een gezamenlijke kamer huurden zie RvV nr. 73 156 van 12 januari 2012.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 27


Het CGVS betoogt dat het niet geloofwaardig is dat de asielzoeker gedurende vijf jaar een kamer huurde in het hotel gezien hij sinds lange tijd op de hoogte was van de negatieve perceptie jegens homoseksuelen in zijn land en hij zich dus blootstelde aan ernstige problemen.164 BEOORDELING DOOR DE RVV OVER HET GEDRAG VAN HOLEBI’S IN DE PRIVATE EN PUBLIEKE RUIMTE

Ook hier volgde de RvV meestal de redering van het CGVS. In enkele arresten zien we evenwel een andere beoordeling over het gedrag van holebi’s in hun land van herkomst. Waar het CGVS betoogde in een dossier dat het niet aannemelijk is dat het zo lang duurde voordat de geruchten, verspreid door de buren, over haar lesbische geaardheid tot bij haar moeder raakten, stelt de rechter dat dit niet kan verweten worden. Te meer gezien het taboe rond homoseksualiteit en zijn moeder er eerder al niets over wilde vernemen.165 Ook een ‘coming out’ van een Guineese aan de eigen familie daags voor zijn gearrangeerd huwelijk is geloofwaardig. De rechter zegt dat er geen rekening werd gehouden met het karakter, de jonge leeftijd, de druk vanuit de familie en het gebrek aan volwassenheid van de asielzoeker. 166 KNELPUNTEN OVER GEDRAG HET GEDRAG VAN HOLEBI’S IN DE PRIVATE EN PUBLIEKE RUIMTE

Indien men de hierboven geciteerde asielbeslissingen volgt, dan krijgt men de indruk dat holebiasielzoekers in homofobe landen noch in de private of publieke ruimte uiting kunnen geven aan hun seksuele geaardheid. Het hebben van of uiting geven aan seksuele relaties in de privésfeer wordt vaak niet geloofwaardig geacht, omdat de asielinstanties er van uitgaan dat iemand het koppel steeds kan betrappen. Dit leidt dan tot beslissingen dat het niet geloofwaardig is dat iemand homoseksuele seks heeft in een slaapkamer en de deur niet op slot doet. Of dat het niet geloofwaardig is dat iemand zijn homoseksuele geaardheid vertelt aan zijn moeder, omdat de

164 Citaat vrij vertaald uit: CCE nr. 58 808 van 29 maart 2011. 165 CCE nr. 53 038 van 14 december 2010. 166 CCE nr. 65 238 van 29 juli 2011.

28 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

maatschappij nu eenmaal homofoob is. Wat is er dan nog wel mogelijk in de privésfeer? Hun geaardheid uiten in het openbaar staat volgens het CGVS ook gelijk aan risicovol gedrag, en is dus niet aanneembaar in de homofobe context. Het kan inderdaad onvoorzichtig lijken om in een maatschappij die homoseksualiteit niet tolereert elkaar als homokoppel te kussen en elkaar te omhelzen in het openbaar. Maar kan hen die onvoorzichtigheid verweten worden? Eventuele moeilijkheden tonen net aan dat zij hun identiteit niet vrij kunnen en mogen beleven. En dit terwijl de seksuele geaardheid een fundamenteel aspect uitmaakt van de identiteit. Terwijl de dunne lijn tussen privésfeer en het openbare leven net aantoont dat holebi’s in homofobe landen geen normaal leven kunnen leiden en dus hun homofobe landen ontvluchtten.


6. HET GEGRONDHEIDSONDERZOEK: DE VREES VOOR VERVOLGING 6.1. ALGEMENE PRINCIPES UNHCR Niemand mag teruggestuurd worden naar een land waar zijn leven of vrijheid in gevaar is omwille van een van de vijf vervolgingsgronden in het Vluchtelingenverdrag (ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging en het behoren tot een sociale groep). Dat zou neerkomen op mensenrechtenschendingen. De seksuele geaardheid van homoseksuele asielzoekers kan aanleiding geven tot vervolging in bepaalde landen. De vraag die dan overwogen moet worden is in welke hachelijke situaties asielzoekers terechtkomen als ze terugkeren naar het land van herkomst. Dit veronderstelt een specifiek feitenonderzoek naar wat er kan gebeuren als asielzoekers terugkeren naar hun land van herkomst en of dit aanleiding geeft tot vervolging. De asielinstanties mogen niet vragen van holebi’s om die gevolgen te vermijden door zich bij terugkeer discreet te gedragen zodat hun homoseksualiteit niet uitkomt. Verhulling van de identiteit mag echter niet worden verwacht.167 UNHCR wijst er op dat de omstandigheden kunnen veranderen voor asielzoekers die zich voorheen discreet opstelden in hun land van herkomst en dat verhulling geen optie kan zijn voor hun ganse leven.168 De discrete beleving van de homoseksuele geaardheid om vervolging te voorkomen is geen geldige reden om de vluchtelingenstatus te weigeren. Vervolging kan zich op verschillende manieren manifesteren, zoals detentie enkel op basis van de seksuele geaardheid of ook fysiek, psychisch en seksueel geweld.169 Landen waar homoseksuele relaties strafbaar zijn schenden de internationale mensenrechtenstandaarden. Het vervolgingskarakter is duidelijk voor holebi’s die een risico lopen op vervolging of bestraffing zoals de doodstraf, gevangenisstraf. Zelfs niet of weinig uitgevoerde wetgeving kan volgens UNHCR leiden tot een ondraaglijke situatie voor holebi’s en aanleiding geven tot vervolging. De niet-toegepaste

wetgeving kan, afhankelijk van de situatie in het land van herkomst, bijdragen tot een sfeer van intolerantie en algemeen gevaar voor vervolging. En ervoor zorgen dat holebi’s geen bescherming durven vragen en verkrijgen van hun eigen overheid.170 Het aanwenden van herkomstlandeninformatie is belangrijk om de vrees voor vervolging te beoordelen. UNHCR stelt dat als geen informatie voorhanden is waaruit blijkt dat wetgeving effectief toegepast wordt, de homofobe context in het herkomstland een indicatie vormt van vervolging.171 Bij gebrek aan wetgeving dat homoseksualiteit bestraft, is het daarnaast mogelijk dat wetgeving van algemene aard selectief toegepast wordt op holebi’s en zodoende bijdraagt tot vervolging.172 Vervolging kan veroorzaakt worden door de overheid of andere actoren, zoals de buurtbewoners en familie. Vervolging door niet-overheidsactoren wordt aanvaard als blijkt dat de eigen overheid aan holebi-asielzoekers geen bescherming kan of wil bieden.

6.2. BEOORDELING VAN DE GEGRONDHEID VAN DE VREES Eens de seksuele geaardheid vaststaat, wordt de gegrondheid van de vrees onderzocht. Een belangrijke vraag hierbij is of het louter holebi-zijn, volstaat om aan holebi’s de vluchtelingenstatus te verlenen? Om de gegrondheid van de vrees te bepalen van de holebi-asielzoekers is in de eerste plaats zekerheid vereist over de seksuele geaardheid.173

170 UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 27. 171 UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, §28. 172 UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 29.

167

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 31.

168

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 32.

169

UNHCR, Richtlijn over seksuele geaardheid, § 20.

173 We zien dat de RvV verschillende beslissingen van het CGVS annuleert en terugstuurt omdat het onvoldoende motiveert waarom de holebi geaardheid niet aangenomen kan worden: CCE nr. 56 390 van 22 februari 2011, CCE nr. 57 415 van 7 maart 2011, CCE nr. 70 599 van 24 november 2011

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 29


X, IRAAKSE HOMOSEKSUEEL, ARREST NR. 74 792 RVV VASTSTELLING VAN DE SEKSUELE GEAARDHEID LEIDT TOT ERKENNING Het CGVS weigerde de aanvraag van een asielzoeker omdat het geen geloof hechtte aan de seksuele geaardheid en vervolgens ook niet aan de vervolgingsvrees die hij inriep. In beroep bij de RvV betoogt de asielzoeker dat: —— hij over het bekijken van de homseksuele film, waardoor hij zijn seksuele geaardheid ontdekte, wel details kon vertellen; —— het CGVS onterecht uitgaat van het stereotype beeld dat iedere homoseksueel ontmoetingsplaatsen frequenteert. Terwijl hij ervoor koos om in besloten kring uiting te geven aan zijn geaardheid; —— er verschillende Iraakse wetsartikelen kunnen toegepast worden om homoseksuelen te straffen; —— het CGVS zijn verklaringen fragmentarisch heeft beoordeeld. Uit zijn verklaringen citeert hij nog andere activiteiten ondernomen te hebben met zijn partner buiten de liefde bedrijven; —— hij geen voorbeelden over bijzondere gebeurtenissen gaf tijdens zijn relatie omdat hij en zijn partner zich naar de buitenwereld toe niet konden profileren als koppel en geen speciale uitstappen deden. Op basis van deze informatie oordeelde de rechter dat de verklaringen van de asielzoeker strookten met zijn seksuele geaardheid. Ook de verklaringen over de ontdekking en beleving van zijn seksuele geaardheid waren niet in strijd met algemeen bekende feiten. De RvV verleende hem vervolgens de vluchtelingenstatus.

6.3. BEHOREN TOT DE SOCIALE GROEP 6.3.1. INVIDUELE VERVOLGING Als de RvV de verklaringen over zowel de homoseksuele geaardheid als de vluchtredenen geloofwaardig acht, dan volgt een individuele beoordeling van de gegrondheid van de vrees. In de dossiers wordt dan onderzocht van wie de vervolging uitgaat en of de staat voldoende bescherming kan bieden voor de asielzoekers. VERVOLGING DOOR DE OVERHEID

Zo is homoseksualiteit strafbaar volgens de wetgeving in Kameroen. De RvV betoogde in een zaak over Kameroense asielzoeker dan ook dat deze asielzoeker geen beroep kon doen op zijn overheid om bescherming te verkrijgen omdat hij vervolging vreesde van de politie. De asielzoeker werd erkend.174

VERVOLGING DOOR NIET-OVERHEIDSACTOREN

Vervolging kan uitgaan van bv. familie en buren. Als vaststaat dat de staat tegen de vervolging door niet-overheidsactoren geen bescherming kan bieden aan de asielzoeker, dan is bescherming vragen in een ander land gerechtvaardigd. Zo erkende de RvV een vrouw uit Ivoorkust die vreesde vervolgd te worden door haar familie. De rechter stelde dat haar verklaringen omstandig genoeg waren en kende haar het voordeel van de twijfel toe. Uit de informatie in het administratief dossier concludeerde de rechter dat de vrouw, bij vervolging in haar land, geen beroep kan doen op bescherming van haar eigen overheid.175 In een Senegalese zaak176 werd het voordeel van de twijfel toegekend door de RvV voor de vluchtredenen die de man aanhaalde. Hij vreesde vervol-

175 CCE nr. 50 113 van 26 oktober 2010 en zie ook : idem CCE nr. 68 838 van 20 oktober 2011 voor een Kameroense asielzoeker. 174 CCE nr. 69 532 van 28 oktober 2011.

30 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

176 Citaat vrij vertaald uit : CCE nr. 73 250 van 13 januari 2012


ging door zijn buurtbewoners in Senegal omdat hij homoseksueel is. ‘In dit opzicht vormt het feit dat homoseksualiteit strafbaar is in Senegal (…), een ernstige aanwijzing van de moeilijkheid voor een homoseksueel om toegang te hebben tot een effectief juridisch systeem van opsporing, vervolging en bestraffing van vervolgingsdaden gepleegd omwille van zijn seksuele geaardheid’. Uit de informatie uit zijn herkomstland blijkt dat hij zich niet kon beroepen op effectieve bescherming van de overheid tegen vervolging van de buurtbewoners. Bijgevolg erkende de RvV de man als vluchteling. In een zaak van een Guineese homoseksueel vond de rechter de verklaringen over de bekendmaking van zijn homoseksualiteit aan zijn familie daags voor zijn gearrangeerd huwelijk met een vrouw, rekeninghoudend met zijn jeugdig profiel, wel aannemelijk. Voor de beoordeling van de gegrondheid verwees de rechter naar eerdere rechtspraak van de RvV dat aantoont dat er geen bescherming kan verkregen worden van de overheid omwille van de wetgeving die homoseksualiteit bestraft. De rechter erkende de man in casu omdat hij tegen de vervolging van zijn familie geen effectieve bescherming kon verkrijgen van zijn overheid.177 Volgens de RvV vormt de wetgeving die homoseksualiteit strafbaar stelt een serieuze aanwijzing dat de asielzoeker geen beroep kan doen op bescherming van de eigen overheid.178 ERKENNING OP BASIS VAN REEDS ONDERGANE VERVOLGING

In een geval erkende de RvV op basis van de reeds ondergane vervolging. Een Armeense homoseksueel die gedurende zijn militaire dienst werd misbruikt, werd erkend door de RvV rekeninghoudend met artikel 57/7 bis van de Vreemdelingenwet. Dit artikel bepaalt dat de bewijslast omkeert en bij de instantie rust als aangetoond wordt dat een asielzoeker al vroeger het voorwerp uitmaakte van vervolging. Op basis van informatie over de holebi-context in Armenië en enkele psychologische attesten werd de man erkend.179

6.3.2. SOCIALE GROEPSVERVOLGING Als de asielinstanties enkel geloof hechten aan de homoseksuele geaardheid en dus niet aan de vluchtredenen dan blijkt uit onze analyse dat ze een beoordeling maken over de mensenrechtenstandaarden van holebi’s in het herkomstland. Op basis van de herkomstlandeninformatie gaan het CGVS en de RvV na of alle homoseksuelen een risico lopen op vervolging in het land van herkomst. Wanneer kunnen we spreken over een sociale groepsvervolging van holebi’s? ‘(…) Anders gezegd, bereiken de vervolgingen waarvan homoseksuelen in Burundi het slachtoffer zijn een zodanig niveau dat iedere homoseksueel afkomstig uit Burundi redenen heeft om te vrezen voor vervolging in Burundi of dat hij ernstige redenen heeft om aan te nemen dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade enkel omwille van de seksuele geaardheid. Om het bestaan van de vervolgingsvrees of van een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandelingen te onderzoeken is het noodzakelijk na te gaan wat de gevolgen zijn bij terugkeer naar het land van herkomst.’ 180 Uit onze analyse blijkt dat, om de objectieve situatie van holebi’s te beoordelen, de asielinstanties de wetgeving en de effectieve juridische toepassing van die wetgeving in de herkomstlanden analyseren. Bij gebrek aan informatie over de objectieve situatie van holebi’s stuurde de RvV enkele beslissingen terug naar het CGVS over asielzoekers afkomstig uit Mauritanie,181 Congo,182 Kameroen,183 Tanzania,184 Burundi185 en Senegal.186 Hieronder wordt de beoordeling van zowel de RvV en/of het CGVS per herkomstland weergegeven. Er dient opgemerkt te worden dat de analyse over de sociale groepsvervolging niet het

180 Citaat vrij vertaald uit: CCE nr 68 828 van 20 oktober 2011. 181 Zie: CCE nr. 58 662 van 28 maart 2011, CCE nr. 59 016 van 31 maart 2011, CCE nr. 60 933 van 4 mei 2011, CCE nr. 67 087 van 22 september 2011, CCE nr. 69 845 van 10 november 2011, CCE nr. 76 213 van 29 februari 2012. 182 CCE nr. 56 873 van 25 februari 2011 . 183 CCE nr. 56 815 van 25 februari 2011. 184 CCE nr. 70 997 van 29 november 2011, CCE nr 55 524 van 3 februari 2011 en CCE nr. 62 371 van 30 mei 2011.

177

CCE nr. 65 238 van 29 juli 2011.

178 CCE nr. 54 816 van 24 januari 2011, waarbij de RvV de man uit Senegal erkende. Zie voor eenzelfde redenering over Senegal ook CCE nr. 77 713 van 21 maart 2012. 179

RvV nr. 78 006 van 23 maart 2012.

185 CCE nr.54 407 van 14 januari 2011, CCE nr. 72 805 van 6 januari 2012 en CCE nr.72 233 van 20 december 2011 186 CCE nr. 80 846 van 8 mei 2012, CCE nr. 78 887 van 6 april 2012, CCE nr. 80 845 van 8 mei 2012, CCE nr. 74 582 van 2 februari 2012.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 31


gehele beschermingsbeleid over alle landen van de asielinstanties weergeeft. BURUNDI

In één Burundees dossier kwam het CGVS tot het besluit dat de seksuele geaardheid niet vaststond. De rechter in beroep oordeelde hier anders over en stelde dat de seksuele geaardheid wel vaststond.187 Uit de aangeleverde informatie van het CGVS leidde de rechter af dat er wetgeving bestaat die homoseksualiteit strafbaar stelt maar niet of de wetgeving daadwerkelijk toegepast wordt. De RvV stelde vervolgens in beroep dat er geen elementen in het dossier voorhanden waren om aan te nemen dat alle homoseksuelen in Burundi een risico lopen op vervolging in Burundi omwille van hun geaardheid. De RvV kwam in dit geval dan ook tot een negatieve beslissing.188 PAKISTAN

Het CGVS stelde in een Pakistaans dossier vast dat de seksuele geaardheid geloofwaardig was. Het betoogde dat er geen vervolgingen bekend waren op basis van het Pakistaanse strafwetboek dat homoseksualiteit bestraft. Daarom wees het CGVS de asielaanvraag af. In beroep bevestigde de rechter het CGVS.189 KAMEROEN

In twee arresten vond de rechter in tegenstelling tot het CGVS dat de seksuele geaardheid wel vaststond. De herkomstlandeninformatie toonde dat homoseksualiteit strafbaar is en effectieve veroordelingen op basis van de wetgeving plaatsvinden in het land. In deze zaken nam de RvV de sociale groepsvervolging van homoseksuelen uit Kameroen aan en erkende de twee als vluchteling.190 MAURITANIË

In drie beslissingen kwam het CGVS tot het besluit dat de seksuele geaardheid vaststond. Uit de herkomstlandeninformatie blijkt dat de doodstraf in Mauritanië niet meer uitgevoerd wordt sinds 187 De bekendmaking van de geaardheid vindt de RvV ook niet geloofwaardig, maar de kennis over zijn relatie heeft de asielzoeker wel voldoende aangetoond. Bijgevolg, is de seksuele geaardheid niet geldig in vraag gesteld door het CGVS, volgens de rechter. 188

CCE nr. 49 153 van 5 oktober 2010.

1987. En ook dat er geen systematische vervolging is vanuit de staat, maar eerder van de maatschappij, omgeving, familie en publieke opinie. In deze drie zaken kwam zowel het CGVS als de RvV tot de vaststelling dat er geen sociale groepsvervolging kon aangenomen worden voor Mauritanië.191 Maar in een ander arrest leidde de rechter uit de informatie van het CGVS af dat misbruik door politie in Mauritanië ongestraft blijft en dat de toepassing van de doodstraf in bepaalde gevallen kan voorvallen. Mogelijk veroordelingen vinden plaats in grote discretie en, aldus de RvV, de seksuele geaardheid vormt een verzwarende omstandigheid bij bepaalde misdrijven. Het arrest stelt ook vast dat homoseksuelen vaak het slachtoffer zijn van provocatie op straat en dat de samenleving homofoob is. Niettegenstaande er twijfel bestond over de relaties van de asielzoeker in Mauritanië gaf de RvV hem het voordeel van de twijfel en erkende de man als vluchteling.192 GUINEE

In één zaak stelde de RvV dat de seksuele geaardheid niet geldig in vraag werd gesteld door het CGVS. Uit de herkomstlandeninformatie stelde de rechter vast dat de wetgeving in Guinee homoseksualiteit strafbaar stelt, maar er geen juridische vervolgingen plaatsvinden. De rechter besloot dat uit de informatie niet bleek dat alle homoseksuelen in Guinee het slachtoffer zijn van vervolging omwille van hun seksuele geaardheid en nam een negatieve beslissing.193 ALGERIJE

In een dossier werd de sociale groepsvervolging van een Algerijnse homoseksueel niet aangenomen omdat de rechter uit de herkomstlandeninformatie afleidde dat de wet enkel homoseksuele handelingen in het openbaar strafbaar stelt en dat homoseksuelen te maken kunnen krijgen met maatschappelijk geweld maar niet met geweld of discriminatie van overheidswege. De RvV kwam tot de conclusie dat de Algerijnse overheid geen politiek voert van actieve of systematische vervolging van homoseksuelen.194 191 CCE nr. 76 213 van 29 februari 2012, CCE nr. 77 503 van 19 maart 2012 en CCE nr. 71 790 van 13 december 2011.

189 RvV nr. 59.169 van 1 april 2011.

192 CCE nr. 57 425 van 7 maart 2011

190

193 CCE nr. 68 574 van 17 oktober 2011.

CCE nr. 64 121 van 29 juni 2011 en CCE nr. 69 532 van 28 oktober 2011.

32 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

194 RvV 70 868 van 28 november 2011.


DE VEREISTE VAN DISCRETIE BIJ SOCIALE GROEPSVERVOLGING VAN HOLEBI’S

In twee beslissingen betoogt het CGVS dat er geen risico bestaat op vervolging zolang asielzoekers zich discreet gedragen in hun land van herkomst. In een zaak van een biseksuele Togolese vrouw betoogde het CGVS dat de wetgeving die homoseksueel gedrag strafbaar stelt niet uitgevoerd wordt. En daarnaast ook dat de biseksuele geaardheid van een vrouw uit Togo die zich in het verleden discreet opstelde, ervoor zorgt dat eventuele geruchten over de seksuele geaardheid weggenomen worden. In beroep ging de rechter niet in op het discretievraagstuk en stelde vast dat uit de herkomstlandeninformatie geen elementen voorlagen dat alle homo - of biseksuelen vrezen voor vervolging op basis van de seksuele geaardheid en nam een weigeringsbeslissing.195

195 CCE nr. 68 553 van 17 oktober 2011.

In een Iraans dossier stelde het CGVS dat een discrete beleving in Iran van zijn homoseksualiteit perfect mogelijk is wegens de de facto tolerantie van homoseksuelen.196 ‘De algemene “de facto-tolerantie” houdt echter in dat, zolang de homoseksuelen hun seksualiteit als een privé-aangelegenheid beleven, het weinig waarschijnlijk is dat de Iraanse overheden belangstelling voor de betrokken persoon zullen tonen.’ In beroep betoogde de rechter dat op basis van de herkomstlandeninformatie er geen algemeen vervolgingsbeleid ten aanzien van homoseksuelen bestaat en dat homoseksuelen getolereerd worden, ‘zolang ze hun homoseksualiteit in de private sfeer beleven’. Het CGVS geeft aan de vereiste van discretie bij de beoordeling van de gegrondheid van een asielaanvraag niet meer te gebruiken. De commissa-

196 RvV nr. 41.185 van 31 maart 2010.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 33


ris-generaal stelt wel dat dit bij de beoordeling van de geloofwaardigheid nog kan voorkomen.197 KNELPUNTEN OVER HET GERONDHEIDSONDERZOEK

Artikel 4§3a van de Europese Kwalificatierichtlijn bepaalt dat bij de boordeling van asielaanvragen onder meer rekening gehouden moet worden met alle relevante feiten in verband met het land van herkomst, met inbegrip van wettelijke bepalingen en de wijze waarop deze toegepast worden. In de hierboven beschreven situaties gaat de RvV in bepaalde gevallen niet tot erkenning over als uit de informatie blijkt dat er geen effectieve juridische vervolging is. In een zaak van een Burundese asielzoeker werd een beslissing eerder overhaast genomen door geen bescherming toe te kennen bij gebrek aan herkomstlandeninformatie over de toepassing van de wetgeving.198 Uit het oogpunt van bescherming had de rechter bij deze twijfel het dossier beter vernietigd en opnieuw doorgestuurd naar het CGVS om te onderzoeken of er sprake is van effectieve juridische vervolg. Het UNHCR stelt in haar richtlijnen over de seksuele geaardheid dat uit de niet-toepassing van wetgeving niet zonder meer kan afgeleid worden dat er geen vervolging kan zijn van holebi’s. De asielinstanties dienen naast de wetgevende bepalingen ook te beschikken over info over de feitelijke omstandigheden in het land van herkomst om de beschermingsnood accuraat in te schatten.

openbaar, in het land van herkomst, om het risico op vervolging te vermijden. Dit is een belangrijk principe dat ook kan aangewend worden voor holebi-asielzoekers. De asielinstanties mogen niet verwachten dat asielzoekers afstand doen van een dermate fundamenteel aspect van hun identiteit om vervolging te vermijden in hun herkomstland. Men mag niet uit het oog verliezen dat de seksuele geaardheid een fundamenteel aspect is van de identiteit. Bijgevolg kan niet opgelegd worden hun identiteit te verstoppen om te voldoen aan de heteroseksuele normen van een samenleving. Ook is door de Nederlandse Raad van State een gelijkaardige prejudiciële vraag gesteld aan het Hof over de vervolgingsgrond van sociale groep en de homoseksuele geaardheid. De Nederlandse rechter vroeg aan het Hof of van asielzoekers met een homoseksuele geaardheid mag worden verwacht dat ze hun geaardheid verbergen in hun land om vervolging te vermijden. En, als discretie niet mag worden verlangt, of er dan terughoudendheid mag gevraagd worden om vervolging te vermijden en in welke mate.200 De uitspraak zal voor alle Europese landen van belang zijn bij de beoordeling van asielaanvragen afkomstig van holebi-asielzoekers.

Bij de beoordeling van de vervolgingsvrees mag niet verwacht worden dat holebi-asielzoekers zich discreet opstellen bij terugkeer naar het land van herkomst om vervolging te voorkomen. In dit verband is de recente uitspraak van het Hof van Justitie van 5 september 2012 belangrijk.199 De prejudiciële vraag die gesteld werd ging erover of men kan verwachten van asielzoekers met een religieuze overtuiging om deze niet te uiten in het herkomstland om de vrees voor vervolging te vermijden. Mag verwacht worden dat ze discretie aan de dag leggen en hun godsdienstige overtuiging verstoppen? Het Hof betoogde in haar arrest dat men niet mag verwachten van vreemdelingen om af te zien van godsdienstige handelingen in het 197 Vergadering met het CGVS op 6 mei 2013. 198

CCE nr. 68 828 van 20 oktober 2011.

199

HvJ, 5 september 2011, nr. C-71/11 en C-99/11.

34 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

200

HvJ, Prejudiciële vragen, voorgelegd door de Nederlandse Raad van State op 27 april 2012, nr. C-199/12, C-200/12, C-201/12). De zaak is nog hangende.


7. CONCLUSIE Het aantal beslissingen van het CGVS over asielaanvragen die ingediend worden op basis van de vrees voor vervolging door de seksuele geaardheid, stijgt jaarlijks. Een kwalitatieve beoordeling, rekening houdend met de nood aan bescherming, moet steeds voorop blijven staan. Maar het is geen evidente opdracht om iemands seksuele geaardheid vast te stellen. De verscheiden culturele en sociale achtergrond van holebiasielzoekers maakt die opdracht complexer. Omdat niet elke holebi zichzelf bestempelt als holebi. Niet elke holebi heeft liefdevolle relaties gehad, houdt ervan om zich in het holebi-milieu te begeven of wil zich conformeren aan de gedragregels in het homofobe thuisland. Niet elke holebi voelt angst en vertwijfeling bij de ontdekking van de seksuele geaardheid. Iedere holebi heeft een eigen identiteit en levenswandel die niet noodzakelijk samenvallen met wat de asielinstanties verwachten over wat holebi zijn inhoudt.

beerlijk om dergelijke asielaanvragen te beoordelen. In Nederland werden aan het Europese Hof van Justitie twee prejudiciële vragen voorgelegd. Eén over hoe de seksuele geaardheid dient vastgelegd te worden. De andere vraag gaat over in hoeverre discretie mag vereist worden van holebi-asielzoekers in hun herkomstland. De uitspraken van het Hof van Justitie zullen nog even op zich laten wachten. Ondertussen kunnen onze aanbevelingen aan de asielinstanties een houvast zijn bij de beoordeling van asielaanvragen door holebi’s.

Daarom is het noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de achtergrond die protection officers in beschouwing nemen om asielaanvragen van holebi’s te toetsen, zo objectief mogelijk is. En dat men bij de beoordeling van deze aanvragen niet vertrekt vanuit stereotypen. Niet alle mensen beleven hun seksuele geaardheid op dezelfde manier. Een goed begrip over de leefwereld van holebi’s afkomstig uit homofobe landen en over het proces van de ontdekking van de homoseksualiteit zijn onont-

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 35


8. AANBEVELINGEN 8.1. AANBEVELINGEN IVM HET GELOOFWAARDIGHEIDSONDERZOEK Ons onderzoek toont aan dat de asielinstanties, net zoals het geval is bij andere asieldossiers, veel aandacht besteden aan het onderzoek van de geloofwaardigheid van de holebi-asielzoeker. Een belangrijk aspect van dit geloofswaardigheidsonderzoek is het onderzoek naar de seksuele geaardheid van de asielzoekers. De asielinstanties proberen vast te stellen of een asielzoeker al dan niet holebi is. We stellen vast dat de asielinstanties bepaalde verwachtingen hebben over wat holebi-zijn zou moeten betekenen. De verklaringen van de asielzoekers zelf stroken vaak niet met deze verwachtingen. Veel aandacht gaat naar het al dan niet hebben van een (geloofwaardige) homoseksuele relatie en naar de kennis van het holebi-milieu in het herkomstland en in België. Niet voor alle holebi’s zijn deze aspecten even relevant. Ook geven de asielinstanties in het algemeen weinig gewicht aan geloofwaardige neergelegde documenten. Tenslotte beperkt het CGVS zich vaak tot het beoordelen van de verklaringen van asielzoekers, zonder zelf onderzoek te doen naar objectieve elementen die verifieerbaar zouden kunnen zijn. AANBEVELINGEN VOOR DE ASIELINSTANTIES —— Het is belangrijk dat het CGVS de open vraagstelling op een effectieve manier gebruikt en gericht inpikt op antwoorden van de asielzoeker. En zo ruimte laat aan de asielzoeker om verklaringen af te leggen over specifieke situaties. —— Een subjectieve beoordeling op basis van stereotype veronderstellingen over holebi’s vermijden. Gespecialiseerde trainingen voor protection officers over onder meer het proces van outing en de leefsituatie van holebi’s in homofobe landen, kunnen daarbij helpen. —— Bij het gehoor en de beoordeling van de verklaringen altijd uitgaan van de beleving van holebi-asielzoekers zelf. De asielinstanties maken dus best een beoordeling op basis van

36 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN

hoe holebi-asielzoekers zichzelf zien in plaats van uit te gaan van stereotypen. —— Het al dan niet (gehad) hebben van een homoseksuele relatie niet als centraal element beschouwen om de seksuele geaardheid van asielzoekers vast te stellen —— Authentieke documenten – zoals bv. geïndividualiseerde attesten van holebi- organisaties - die neergelegd worden om de seksuele geaardheid aan te tonen en die de verklaringen van holebi-asielzoekers bevestigen, als begin van bewijs beschouwen. —— Het gebrek aan kennis over het holebi-milieu in het herkomstland of in België niet als determinerend beschouwen voor de vaststelling van seksuele geaardheid. —— Actief gebruik maken van het principe van de gedeelde bewijslast door minstens zelf ook de verklaringen die verifieerbaar zijn te controleren. Zoals het bestaan van een holebi-organisatie in het herkomstland opzoeken of het feit dat de asielzoeker op televisie is geweest.

8.2. AANBEVELINGEN IVM HET GEGRONDHEIDSONDERZOEK Vindt het CGVS of de RvV de seksuele geaardheid, en eventueel de vluchtredenen van de asielzoekers geloofwaardig, dan volgt de afweging of er nood is aan bescherming. Als zowel de seksuele geaardheid als de vluchtredenen vaststaan dan onderzoeken de asielinstanties de gegrondheid van de vrees. Als enkel de seksuele geaardheid wordt aangenomen dan bekijken de asielinstanties of enkel het holebi-zijn voldoende is om bescherming te verlenen. Ons onderzoek toont dat het CGVS en de RvV dan nagaan of in het land van herkomst wetgeving bestaat die homoseksualiteit of homoseksueel gedrag bestraft en of die wetten effectief toegepast worden. Als dit niet het geval is, dan


aanvaarden de asielinstanties geen sociale groepsvervolging. In enkele gevallen werd bij de beoordeling van de gegrondheid van de vrees gesteld dat asiel­zoekers, als ze zich discreet gedragen in het land van herkomst, geen risico lopen op vervolging en dus geen nood hebben aan bescherming. Het CGVS geeft aan de vereiste van discretie niet meer toe te passen bij de beoordeling van de gegrondheid van asielaanvragen. AANBEVELINGEN VOOR DE ASIELINSTANTIES —— Als de seksuele geaardheid vaststaat en de wetgeving in het herkomstland homoseksualiteit of homoseksueel gedrag bestraft dan volstaat dit om holebi’s te erkennen als vluchteling. Als blijkt dat de wetgeving niet of weinig toegepast wordt dan moeten de asielinstanties het bestaan van de wetgeving als zwaarwegende indicatie beschouwen dat de overheid de asielzoeker niet kan of niet wil beschermen tegen eventuele vervolging door niet-overheidsactoren zoals familie, buren, … En dat er dus sprake kan zijn van vervolging. —— Als het vaststaat dat holebi’s vervolgd worden door niet-overheidsactoren en zij geen beroep kunnen doen op de bescherming van de eigen overheid dan dienen de asielzoekers erkend te worden als vluchteling. —— Het gewijzigde beleid van het CGVS rond de vereiste van discretie verder aanhouden. Discretie mag niet verwacht worden van asielzoekers om hun seksuele geaardheid discreet te beleven in hun land van herkomst. De seksuele geaard­heid maakt immers inherent deel uit van de persoon zelf.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 37


9. BIJLAGES 9.1. OVERZICHT ANALYSE VAN DE LANDEN PER TAALROL Al de arresten werden opgezocht op de website van de RvV.201 Voor de periode 1/10/2010 tot 31/5/2012 analyseerden wij 52 Nederlandstalige en 197 Franstalige arresten. —— Bevestiging RvV: de rechter bevestigt de eerdere beslissing van het CGVS —— Hervorming RVV: de rechter kent in deze gevallen bescherming toe —— Vernietiging RvV: de rechter besluit dat het geen beslissing kan nemen en stuurt het dossier terug naar het CGVS voor verder onderzoek. Het CVGS zal dan een nieuwe beslissing moeten nemen. Hieronder vindt u de tabel terug per taalrol Nederlandstalig Bevestiging RvV

Hervorming Rvv

Vernietiging RvV

Totaal

10

0

0

10

Mongolië

1

0

0

1

Tanzania

1

0

0

1

Macedonië

1

0

0

1

Egypte

1

0

0

1

Pakistan

1

0

0

1

Mauritius

1

0

0

1

Algerije

1

0

0

1

Irak

0

1

0

1

Albanië

1

0

0

1

Servië

1

0

0

1

Rusland

2

0

0

2

Liberia

2

0

0

2

Armenië

1

0

0

1

Ghana

2

0

0

2

Kenia

2

0

0

2

Kosovo

5

0

0

5

Iran

2

0

0

2

Kameroen

8

0

0

8

Gambia

8

0

0

8

Totaal

51

1

0

52

Land Nigeria

201

http://www.rvv-cce.be/rvv/index.php/nl/arresten/arresten-rvv

38 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN


Fransstalig Land

Bevestiging RvV

Hervorming Rvv

Vernietiging RvV

Totaal

Kameroen

34

3

1

38

Mauritanië

12

1

13

26

Ivoorkust

1

1

0

2

Somalie

1

0

1

2

Congo Dr

1

0

1

2

Burundi

3

1

4

8

15

1

0

16

Mali

3

0

0

3

Algerije

1

0

0

1

Armenië

0

1

0

1

Burkina Faso

1

0

0

1

53

4

3

60

5

0

0

5

26

0

6

32

156

12

29

197

Guinee

Senegal Togo Tanzania Totaal

9.2. CIJFERS VAN HET COMMISSARIAAT-GENERAAL VOOR DE VLUCHTELINGEN EN STAATLOZEN (CGVS) 9.2.1. SEKSUELE GEAARDHEID EN GENDERIDENTITEIT Beslissingen CGVS202 - type beslissingen voor de top 5 landen 2012 en totaalcijfer voor 2012

Land

Erkenning als vluchteling

Weigering

Toekenning van subsidiaire bescherming

(Conventie van Genève en subsidiaire bescherming)

Totaal

Senegal

45

0

209

254 (17,7%)

Kameroen

63

0

162

225 (28,4%)

Guinee

15

0

76

91 (16,5)

Mauretanië

14

0

53

67 (20,4%)

4

0

45

49 (8,2%)

Totaal

141

0

545

2012 (globaal)

222

2

835

Tanzanië

686

1059 (21%)

202 Het CGVS heeft deze cijfers meegedeeld op een vergadering op 6 mei 2013. De cijfers tonen aan in hoeveel asieldossiers de seksuele geaardheid als element werd opgeworpen. In deze dossiers kunnen daarnaast nog andere elementen, buiten de seksuele geaardheid, voorkomen.

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN | HOLEBI’S OP DE VLUCHT 39


Dit rapport is een uitgave van

VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN VZW KRUIDTUINSTRAAT 75, 1210 BRUSSEL T 02 225 44 00 - F 02 201 03 76 INFO@VLUCHTELINGENWERK.BE WWW.VLUCHTELINGENWERK.BE BNP PARIBAS FORTIS BE96 0011 5598 8305 TRIODOS BANK BE06 5230 8056 2922 40 HOLEBI’S OP DE VLUCHT | VLUCHTELINGENWERK VLAANDEREN


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.