
8 minute read
Armoede te lijf
Armoede bestrijden met experimenten
Patricio Dalton en Elena Cettolin bouwen voort op het onderzoek van Nobelprijswinnaars om uiteindelijk mensen te helpen ontsnappen aan armoede.
Door Joris Janssen
Hoe krijg je een economie draaiende? En hoe zorg je dat dat zo blijft? Aan ingewikkelde theorieën, modellen en denkwijzen daarover is in de economische wetenschap bepaald geen gebrek. Maar hoe kom je erachter of een economische maatregel die ergens aan een beleidstafel is bedacht daadwerkelijk hout snijdt? Hiervoor krijgen economen hulp uit onverwachte hoek: de geneeskunde.
14 | New Scientist | Tilburg University Economics and Management | Onderzoeksspecial De manier waarop onderzoekers testen of een medicijn werkt, blijkt namelijk ook heel geschikt om te testen of economische interventies werken. Denk aan onderzoek naar de effectiviteit van allerlei soorten ontwikkelingshulp. De methode werkt zelfs zo goed dat de drie economen die deze onderzoeksstrategie in de economische wetenschap introduceerden er in 2019 de Nobelprijs voor ontvingen. Esther Duflo, Abhijit Banerjee en Michael Kremer zijn sindsdien ware grootheden in het relatief nieuwe onderzoeksveld van de experimentele economie.
Ontwikkelingseconoom Patricio Dalton en experimenteel econoom Elena Cettolin, beide verbonden aan Tilburg University, bouwen voort op het onderzoek van deze Nobelprijswinnaars. Elk op hun eigen manier: Dalton doet veel onderzoek in ontwikkelingslanden, Cettolin test economische
Ontwikkelingseconoom Patricio Dalton en experimenteel econoom Elena Cettolin doen verschillend onderzoek maar willen er hetzelfde mee bereiken: mensen helpen ontsnappen aan armoede.

theorieën in een laboratoriumsetting. Toch overlappen hun werelden behoorlijk. Niet alleen omdat ze behalve collega’s ook een koppel zijn, ook omdat het ultieme doel van hun onderzoek hetzelfde is: mensen helpen ontsnappen aan armoede.
Ondernemers in Indonesië Het werk van Dalton speelde zich de afgelopen jaren af in landen als Kenia, Ghana en Indonesië. Daar onderzocht hij de barrières waar kleine ondernemers tegenaan lopen in hun pogingen hun bedrijfje te laten groeien. Met zijn collega’s sleepte Dalton hiervoor een beurs binnen van vier miljoen euro van het Department for International Development, een overheidsdienst van het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk voor ontwikkelingshulp.
In Indonesië nam het team van Dalton retailers onder de loep. Daarvan zijn er in een stad als Jakarta duizenden, misschien wel honderdduizenden. En hoewel die op het eerste oog enorm op elkaar lijken, verschillen ze flink van elkaar, ontdekte Dalton. ‘Sommige werken op een enorm efficiënte manier en slagen erin met hun bedrijfje te groeien. Andere groeien juist helemaal niet. We wilden onderzoeken wat voor praktijken al die ondernemers erop nahouden op het gebied van bijvoorbeeld
verslaglegging, marketingstrategieën, planning en of ze belangrijke beslissingen bespreken met vrienden en familie. Daarna keken we welke praktijken bijdragen aan het succes van de bedrijfjes.’
Hiervoor voerde het team diepte-interviews uit met zo’n honderd retailers, waarna ze de uitkomsten naast de prestaties van de bedrijfjes legden. Hieruit rolde een lijst van tien best practices. Vervolgens was het tijd voor het experimentele deel van het onderzoek: als je deze goede praktijken bundelt in een handboek, samen met richtlijnen voor hoe je ze kunt implementeren en met een aantal bekende valkuilen die je moet vermijden, kun je daarmee dan andere ondernemers helpen groeien?
Een groep van 260 willekeurig geselecteerde retailers kreeg het handboek uitgereikt. Een andere groep van 260 ontving niet alleen het handboek, maar ook twee keer een halfuur hulp bij het implementeren van de tips. Een volgende 260 kreeg het handboek en de mogelijkheid een documentaire te bekijken over collega-ondernemers die de tips al succesvol in de praktijk brachten. Tot slot ontving eenzelfde aantal ondernemers het hele totaalpakket en een laatste set ondernemers, de controlegroep, kreeg helemaal niks.
‘Daarna wachtten we achttien maanden’, zegt Dalton. ‘Vervolgens keken we welke tips waren opgepakt, welke ondernemers er wél of níet mee aan de slag waren gegaan en of dit effect had op hun inkomsten.’
Het onderzoek van Dalton is een schoolvoorbeeld van ‘gerandomiseerd onderzoek met controlegroep’, een onderzoeksstrategie die in de geneeskunde al eeuwen gemeengoed is. De Schotse dokter James Lind gebruikte de techniek in 1747 voor het eerst om erachter te komen hoe je scheurbuik het beste kunt behandelen – zijn verslag is althans de oudste beschrijving ervan. Randomized controlled trials (RCTs) hebben sindsdien hun weg gevonden naar de psychologie, het onderwijs, de landbouw en sinds twintig jaar dus ook de economie.
Armoede en stress Voor economische experimenten hoef je echter niet per se het veld in te duiken zoals Dalton dat doet. Ook in het laboratorium valt genoeg te halen, bijvoorbeeld als je wilt onderzoeken hoe mensen economische beslissingen maken – de tak van sport waar Elena Cettolin zich mee bezighoudt. Zijn de beslissingen die mensen op economisch vlak maken altijd rationeel? En zo niet, wat beïnvloedt dan de mate waarin mensen in staat zijn rationeel te handelen? Wil je antwoord krijgen op zulke specifieke vragen, dan moet je als onderzoeker je variabelen zo goed mogelijk kunnen controleren. Hiervoor geldt dat onderzoek in het veld allemaal wel leuk en aardig is, maar dat je eigenlijk een omgeving nodig hebt die zo veel mogelijk ontdaan is van ongewenste externe invloeden.
In haar onderzoek houdt Cettolin zich onder meer bezig met de vraag of armoede


een negatieve invloed heeft op het vermogen van mensen om rationele beslissingen te maken. Een saillant onderzoeksonderwerp, want de gedachtegang wil nog weleens omgekeerd zijn: dat arme mensen arm zijn omdat ze irrationele, en dus minder goede, beslissingen nemen. ‘Onze veronderstelling is dat arme mensen meer stress ervaren dan andere mensen, omdat ze vaker met omstandigheden worden geconfronteerd die reden geven tot zorg’, zegt Cettolin. ‘We willen onderzoeken of dit rationeel denken belemmert.’
In een recent experiment liet Cettolin een aantal proefpersonen een taak uitvoeren die hun flink wat stress opleverde. Het stressniveau kon worden gemeten door te kijken naar stofjes in het speeksel. Vervolgens moesten de proefpersonen een aantal economische beslissingen maken. Hieruit volgde hoe rationeel ze op dat moment handelden. Het resultaat? ‘Verrassend genoeg kwamen we erachter dat de gestreste mensen niet irrationeler handelden’, zegt Cettolin. Dit betekent volgens haar niet dat er definitief geen link bestaat tussen stress en de rationaliteit van iemands beslissingen. ‘We hebben een situatie getest met een extreem hoge, maar kortdurende stress. De volgende stap is kijken naar besluitvorming bij mensen die onder chronische stress gebukt gaan.’ Doordat je in het laboratorium heel goed kunt inzoomen op afzonderlijke economische theorieën en voorspellingen, vormt het een heel mooie aanvulling op het onderzoek in het veld, zoals dat van collega en vriend Patricio Dalton. ‘Het lab en het veld hoeven niet met elkaar te concurreren’, zegt Cettolin.
Nobelprijs als stimulans Zowel Cettolin als Dalton staan met hun onderzoek op de schouders van Nobelprijswinnaars Duflo, Banerjee en Kremer. Zij brachten experimentele methoden de economie in en legden het fundament om zulke experimenten ook ‘in het wild’ van de dagelijkse praktijk in opkomende economieën te kunnen uitvoeren.
‘We hebben bijna alles aan hen te danken’, zegt Dalton. ‘Ze hebben deze methodologie eigenhandig uit de geneeskunde gehaald en zijn begonnen te onderzoeken hoe je er mensen mee kunt helpen om aan armoede te ontsnappen. Bovendien, en dat is minstens zo belangrijk, hebben ze de organisaties ontwikkeld die wetenschappers in staat stellen om in ontwikkelingslanden onder ingewikkelde omstandigheden onderzoek te doen. Zonder een organisatie als het Abdul Latif Jameel Poverty Action Lab (J-Pal) was mijn onderzoek in Indonesië bijvoorbeeld niet mogelijk geweest.’
16 | New Scientist | Tilburg University Economics and Management | Onderzoeksspecial Cettolin deelt die mening. Volgens haar hebben Duflo, Banerjee en Kremer een revolutie teweeggebracht in hoe men in de economie nadenkt over het testen van beleid en het leggen van causale verbanden. Daarnaast wijst ze ook op een mooie potentiële bijvangst van de uitgereikte Nobelprijs. ‘Duflo is de jongste winnaar van deze prijs ooit. En ze is ook nog eens een vrouw – pas de tweede die deze prijs heeft gewonnen. Ik denk dat ze hierdoor een heel belangrijk rolmodel voor vrouwen in de economie zal worden.’
Terug naar Indonesië. Wat voor resultaat rolde er nu uit die RCT van Patricio Dalton en zijn collega’s? Het handboek vol tips zorgde er in combinatie met de film en met name de twee hulpsessies voor dat de inkomsten van de ondernemers met 30 procent toenamen. Een uitkomst waarmee Dalton in zijn nopjes is. ‘Dit is een ongelooflijk resultaat. De kosten voor dit project waren 120 dollar per ondernemer en hun inkomsten stegen met maar liefst 300 dollar per maand.’
RCTs zoals die van Dalton hebben al veel mensen in opkomende economieën een zetje in de goede richting gegeven. ‘Volgens een schatting van Esther Duflo hebben zo’n 400 miljoen mensen profijt gehad van programma’s die zijn opgeschaald nadat hun effect was aangetoond door een RCT’, zegt Cettolin.
Het experimentele werk van economen zoals Dalton, Cettolin en de Nobelprijswinnende grondleggers ervan is eigenlijk pas net begonnen. ‘Ik denk dat het onderzoeksveld de komende tijd explosief gaat groeien’, zegt Dalton. ‘De Nobelprijs is een geweldige stimulans geweest. RCTs zijn nu een gevestigde methode in het veld waar veel mensen allemaal creatieve dingen mee aan het doen zijn die voortborduren op het werk van de drie Nobelprijswinnaars.’
En het mooie is: waar beleidsmakers soms nog weleens moeite hebben om de resultaten van wetenschappelijke onderzoek om te zetten in actie – hoe lang duurde het wel niet totdat significante klimaatmaatregelen werden getroffen – lijken ze de resultaten uit de experimentele economie goed ter harte te nemen. ‘RCTs zijn op dit moment het beste wat we hebben om causale verbanden aan te tonen tussen economische maatregelen en hun effect’, verklaart Cettolin. ‘Dat valt gewoon niet te negeren.’