3 minute read
De gierzwaluw Zinnebeeld van de zomer
Bij de TU Delft dragen ze de gierzwaluw op handen. De vogel is er hét voorbeeld van vliegkunst en vliegefficiëntie. Vleugels, de aerodynamica, lichaamsvorm en vlieggedrag, alles is het bestuderen waard voor de afdeling Lucht- en Ruimtevaarttechniek. Want de gierzwaluw leert ons wat vliegen is. Op de nestperiode na is de vogel bijna altijd vliegend in de weer. Zelfs slapen doen ze in het hemelruim. De vogel die zo één is met de lucht stond dan ook model voor de in 2008 door de TU gelanceerde roboswift Een op de gierzwaluw geïnspireerd minivliegtuigje waarvan de grootste uitdaging was de vleugels van vorm te kunnen laten veranderen.
Oudjes tarten
Advertisement
Wie gierzwaluwen observeert kan maar tot één conclusie komen: ze zijn verbijsterend! Of het nu de hoog in de lucht zwevende groepjes zijn of gierende avondvluchten door de straat van achter elkaar aan jagende vogels.
Gierzwaluwen komen meestal pas in hun derde of vierde levensjaar tot broeden. Maar de ‘pubers’ vliegen desondanks toch van Afrika naar de broedgebieden. Ze doen hier, op nestelen na, van alles. Vast een partner vinden bijvoorbeeld en een nestplek inpikken voor als het ervan gaat komen… Ze tarten ook met regelmaat de ‘oudjes’ die wél een nest hebben en bonken voortdurend tegen hun nesten. Wat willen ze daarmee zeggen? Ophoepelen? In elk geval zijn het vooral deze nog niet broedende vogels die het zomerse sfeerbeeld bepalen. Ze maken zo’n 55% uit van de gehele zomerse gierzwaluwpopulatie. De broedende vogels zelf hebben het ondertussen druk met de zorg voor de twee of drie jongen en het vangen van de dan dagelijks benodigde 20.000 vliegen en muggen. Die verdwijnen in de krop en worden als een gekneed balletje aan de jongen gevoerd.
Honkvaste kolonievogels
De roboswift weegt slechts honderd gram, ruim twee keer het gewicht van een gierzwaluw. afbeelding: Roboswift / TU Delft
Ze lijken met genot te ravotten of krijgertje te spelen, maar dat is louter menselijke interpretatie. Ze halen met speels gemak snelheden tot over de 100 km/uur. Het zijn vooral de jonge gierzwaluwen zonder broedervaring die dit spektakel opvoeren.
Gierzwaluwen zijn kolonievogels en holenbroeders. Geschikte holen vinden ze in bergen en kliffen of in oude bomen. Maar verreweg de meeste gierzwaluwen broeden in gebouwen. Vindingrijk als ze zijn benutten ze allerlei nauwe doorgangen met daarachter voldoende ruimte voor een nest. Onder pannen van oude daken, in boeidelen van dakgoten, in ruimtes onder de afsluitende nokdelen, noem maar op. Gierzwaluwen bewonen daarom vooral ook de oudere delen van stad of dorp. Ze benutten ook kunstnesten die er in vele varianten zijn. Van houten nestkasten hoog aan de gevel bevestigd (en niet in de volle zon) tot ingebouwde neststenen. Dergelijke voorzieningen hebben verreweg het meeste succes op plaatsen waar – bijvoorbeeld door renovatie – nestgelegenheid verdwijnt. Gierzwaluwen zijn behoorlijk honkvast aan een eenmaal gekozen nestplek. Reden te meer om bij renovatie alternatieve nestgelegenheid aan te bieden. Dat is ook wettelijk verplicht trouwens.
Word gierzwaluwambassadeur Gierzwaluwen benutten zeker ook nieuwe kansen. Zo broedt de grootste kolonie gierzwaluwen van Amersfoort in een betrekkelijk nieuw kantorencomplex met 49 ingemetselde neststenen. Vogelbescherming pleit dan ook voor het standaard toepassen van gierzwaluwvoorzieningen bij nieuwbouw, als onderdeel van ‘natuurinclusief bouwen’. Maar behoud van bestaande kolonies is net zo belangrijk. Wie bekend is met nestplaatsen in zijn of haar buurt, kan wellicht een ambassadeursfunctie voor de gierzwaluw vervullen. Door buurtbewoners op deze spectaculaire soort te attenderen en te enthousiasmeren. Door (dak)renovaties in de gaten te houden en bij het plaatsen van steigers te ijveren voor het openlaten van ruime vliegopeningen in het steigerdoek als er gierzwaluwen broeden. En door alert te zijn op soms uit het nest gevallen jongen en ze naar een vogelopvang te brengen. Gooi ze nooit in de lucht!
Met een volle krop van een slijmerige bal insecten vliegt de gierzwaluw naar het nest om de jongen te voeren
En verder is het vooral… verwonderen en bewonderen. Met een vleugje weemoed als ze vanaf de tweede helft van juli zuidwaarts trekken, om straks boven de Afrikaanse regenwouden achter insecten aan te jagen. Dan rest ons een lang verlangen, om op een mooie voorjaarsdag te juichen: ze zijn er weer! Of, in de wonderschone mijmering ‘Swifts’ van de Engelse dichter Ted Hughes (1930-1998):
Look! They’re back! Look! (…)
They’ve made it again. Which means the globe’s still working, the Creation’s Still waking refreshed, our summer’s Still all to come –
Het is een van de meest intrigerende vragen in de ornithologie: hoe leren vogels zingen? Leren ze het überhaupt wel? Een fundamentele vraag die de mens over zijn eigen gedrag ook bezighoudt: nature of nurture? Oftewel: is vogelzang aangeboren of aangeleerd?