#1
gebouw ĂŠdifice
#1
gebouw ĂŠdifice
Het Pacheco Instituut Het ‘Pacheco Instituut’ is oorspronkelijk het grote godshuis, het ‘Grand Hospice’ van het Brusselse OCMW. Het is een uniek complex in de Brusselse binnenstad, in neoclassicitische stijl. Twee hoefijzervormige gebouwen zijn van elkaar gescheiden door twee binnentuinen en een dwarsgebouw. Aan de tuinkant van de gebouwen liggen gaanderijen. Oorspronkelijk waren die open, als overdekte wandelgangen rondom de tuinen. Het Pacheco Rusthuis werd opgericht door de Raad der Godshuizen in 1824-1826. Voor die tijd woonden bejaarden in godshuizen. Sommigen werden - voorlopig - ondergebracht in de huisjes van de begijnen. Die organisatie beantwoordde niet meer aan de 19e eeuwse ideëen over zorg. Behalve de barokke Begijnhofkerk, werd alles in het oude begijnhof gesaneerd. De Brusselaar Henri Partoes was architect bij het OCMW. Hij kreeg de opdracht er een nieuw godshuis te creëren dat beantwoordde aan de normen van de tijd. Partoes was tijdens zijn militaire dienst bij Napoleon geïnspireerd door de nieuwe, zakelijke eenvoudige vormentaal van de Franse architect en theoreticus Durand. Hij werd de specialist ter zake, maar het ‘Grand Hospice’ in het Begijnhof is toch een van zijn meest bijzondere en bekende verwezenlijkingen. De functionele bouwstijl weerspiegelde de egalitaire idealen van de postrevolutionaire Napoleontische samenleving. Hoe het godshuis aan zijn huidige naam kwam is een verhaal apart. Enerzijds liet de stad een nieuw rusthuis bouwen om de oude mensen op te vangen die voorheen in de godshuizen voor mannen een onderkomen vonden. Anderzijds was er het legaat van de voormalige Spaanse de
garnizoencommandant Augustin Pacheco. Volgens diens laatste wilsbeschikking stichtte zijn weduwe, barones Isabella des Marez, in 1713 een opvangtehuis voor bejaarde alleenstaande vrouwen. Dat tehuis bevond zich oorspronkelijk aan de omwalling (nu Kruidtuinlaan en Pachecolaan), maar moest eerst verhuizen naar de Waterloolaan. In 1890 werden de bewoners overgebracht naar een deel van het Groot Godshuis, dat uiteindelijk in 1973 de naam ‘Pacheco’ zou overnemen.
Het Godshuis De enorme constructie op een terrein van 138 bij 94 meter kwam er in fases, tussen 1824 en 1827. Aan de straatkant zijn de muren sober wit bepleisterd met strakke ramen. De bewoonbare vertrekken waren in die tijd grote slaapzalen. De linker vleugel herbergt de zieken en dementerende mensen. In de rechter vleugel wonen de nog kwieke oudjes. Indertijd hielpen die in de grote huishouding, de koordenmakerij of het naaiatelier. De bovenverdieping is een gesloten afdeling voor licht-dementen. De gaanderijen aan de tuinkant zijn gevormd door gewelfde constructies op rechthoekige pilaren naar klassiek model. Ze geven het gebouw en zijn bewoners ademruimte. In de renovatiegolf van 1976 werden ze afgesloten met gefumeerd glas. Eén tuin is aangelegd op Franse wijze, de andere is naar Engels model geconcipieerd. Ze zijn gescheiden door een centraal paviljoen met een grand café, apotheek, fysiotherapiezaal (vroeger keuken, wasplaats etc). Dit paviljoen heeft een driehoekig fronton op het dak, waarop een symbolisch groot horloge tikt. Hier bevond zich ook de directeurswoning: een beetje hoger en imposanter, met een overzicht op de rest.
In 1975 al klasseerde Monumentenzorg het godshuis en het voorplein tot onroerend e rfgoed van de stad. In 1997 werden ook de tuinen in die lijst opgenomen.
De Kapel In het midden van de rechtervleugel vind je een kapel, volgens Italiaans principe opgetrokken door de verdiepingen heen. Er zit een koepel met een balkon, een ‘loggia’. In tegenstelling tot de rest van het gebouw is de kapel nogal flamboyant. Ze is versierd met 4 schilderijen van FrançoisJoseph Navez, een schilder uit de 19e eeuw: De Maagd op de stoel, Het Geloof, de Hoop en de Liefdadigheid.
Renovatie 1976-1982 In de jaren ’70 werd het godshuis grondig gerenoveerd tot een ‘modern’ geriatrisch instituut. De slaapzalen werden grote kamers, waar twee tot acht mensen kunnen wonen. De gaanderijen werden gesloten met donker glas. De architecten Blomme, J.F. Petit, J. Vandevoorde en P. Vissers kregen de Europa Nostra prijs in 1983 voor de doordachte aanpak die getuigde van respect voor het origineel. De situatie is tot op heden ongewijzigd.
2014 Het OCMW van Brussel, de openbare instelling die instaat voor de armen, is eigenaar van het gebouw. Er moest een belissing worden genomen over de toekomst van het gebouw. Een tweede renovatie naar hedendaagse normen zou te veel kosten.In die periode was de huidige burgemeester van Brussel Yvan Mayeur voorzitter van het OCMW. Samen met de OCMW-Raad
besloot hij een nieuw complex te bouwen voor de geriatrische dienstverlening. Het gebouw Pacheco zou een nieuwe bestemming krijgen. Welke is nog niet bekend. De zorgende, stille sfeer die het gebouw twee eeuwen heeft gekenmerkt, zal allicht veranderen. Het zou mooi zijn ook van het milde karakter iets mee te nemen naar de toekomst.
L’Institut Pacheco À l’origine, « l’Institut Pacheco » était le « Grand Hospice » du CPAS de Bruxelles. Il s’agit d’un édifice unique, de style néoclassique, situé dans le centre historique de Bruxelles. Le Grand Hospice se compose de deux bâtiments en forme de fer à cheval, séparés par deux jardins intérieurs, et par un bâtiment transversal. Du côté du jardin, les bâtiments sont entourés de galeries. Au départ, ces dernières étaient ouvertes, et faisaient office de promenoir couvert tout autour des jardins. La maison de repos Pacheco a été fondée par le Conseil des hospices en 1824-1826. Auparavant, les personnes âgées résidaient dans des hospices. Certaines de ces personnes étaient hébergées temporairement dans les maisons des béguines. Toutefois, ce type d’organisation n’était plus en phase avec les conceptions du 19ème siècle en matière de soins. Mise à part l’église du Béguinage de style baroque, l’ancien béguinage a subi une restauration complète. Le Bruxellois Henri Partoes était architecte au sein du CPAS. Il a été chargé de créer un nouvel hospice répondant aux normes modernes. Durant son service militaire auprès de Napoléon, la réflexion d’Henri Partoes a été alimentée par les nouvelles formes simples et rationnelles développées par le théoricien français de l’architecture Jean-Nicolas-Louis Durand. Henri Partoes travaillait au sein de l’administration bruxelloise des « hospices » et pouvait se targuer d’être le spécialiste de l’architecture hospitalière. Toutefois, le « Grand Hospice » dans le Béguinage est l’une de ses réalisations les plus connues et les plus emblématiques. L’architecture fonctionnelle traduit les idéaux égalitaires de la société post-révolutionnaire napoléonienne. Une histoire particulière est à l’origine du nom de l’édifice. D’une part, la Ville de Bruxelles a fait construire une nouvelle maison de repos afin de pouvoir
héberger les personnes âgées qui résidaient auparavant dans les hospices pour hommes. D’autre part, il convient de mentionner le legs de l’ancien général Augustin Pacheco. Selon ses dernières volontés, la baronne Isabelle des Marez, veuve d’Augustin Pacheco, a fondé cet hospice en 1713 afin d’héberger les femmes âgées célibataires. À l’origine, les bâtiments attenaient à l’enceinte urbaine (les actuels boulevards Pacheco et du Jardin botanique). Toutefois, l’hospice a été transféré au boulevard de Waterloo. En 1890, les pensionnaires ont déménagé vers une partie du Grand Hospice, rebaptisé en 1973 « Institut Pacheco ».
L’hospice Cet édifice a été construit par phases entre 1824 et 1827 sur un terrain de 138 mètres de long et 94 mètres de large. Du côté de la rue, les murs ont été recouverts sobrement d’un enduit blanc. Les fenêtres sont tout aussi sobres. Jadis, les pièces habitables étaient de grands dortoirs. L’aile gauche héberge les personnes malades et démentes. L’aile droite accueille les personnes alertes. A l’époque, ceux-là adaient aux tâches ménagères importantes, ou travaillaient dans l’atelier de couture ou de cordonnerie. Les personnes atteintes d’une démence légère résidaient dans le service fermé situé à l’étage. Du côté du jardin, on peut admirer de larges galeries voûtées d’arêtes et percées d’arcades cintrées reposant sur des piliers carrés, inspirées du modèle classique, qui confèrent une certaine légèreté à l’édifice, et un peu d’espace vital à ses pensionnaires. Durant la phase de rénovation effectuée en 1976, elles ont été fermées au moyen de verre fumé. L’un des jardins a été aménagé selon les règles architecturales françaises, l’autre selon les règles architecturales anglaises. Ceux-ci sont interrompus par un pavillon central, comprenant un grand café, une pharmacie, une salle de physiothérapie
(auparavant : la cuisine, le lavoir, etc…). Ce pavillon possède un fronton triangulaire au niveau de la toiture, sur lequel une horloge symbolique égrène les heures. C’est ici que se trouvait également l’habitation du directeur, située un peu plus en hauteur, et aux allures plus imposantes, lui permettant d’avoir une vue d’ensemble sur le reste des lieux. En 1975, l’hospice et le parvis ont déjà été classés en tant que patrimoine immobilier de la ville. En 1997, les jardins ont été ajoutés à cette liste.
La chapelle À la manière d’un salon à l’italienne, une chapelle est aménagée sur deux étages au milieu de l’aile. La rotonde, soutenue par des colonnes, et percée de niches, est coiffée d’une coupole, et comporte également un balcon, une « loggia ». Contrairement au reste de l’édifice, la chapelle est plutôt flamboyante. Celle-ci comprend quatre peintures de François-Joseph Navez, un peintre du 19ème siècle : Vierge à la chaise, Foi, Espérance et Charité.
La rénovation de 1976 à 1982 Au cours des années 70, l’hospice a été rénové en profondeur, pour devenir un institut gériatrique « moderne ». Les dortoirs ont été aménagés en grandes chambres, permettant d’héberger de deux à huit personnes. Les galeries ont été fermées au moyen de verre opaque. En 1983, le travail des architectes F. Blomme, J.F. Petit, J. Vandevoorde, et P. Vissers est couronné par le prix Europa Nostra, décerné aux réalisations exemplaires en faveur du patrimoine. La situation est restée inchangée jusqu’à l’heure actuelle.
En 2014 Le CPAS de Bruxelles, l’organisme public chargé des
personnes les plus pauvres, est propriétaire de l’édifice. Une décision devait être prise quant à l’avenir de ce dernier. Une deuxième rénovation selon les normes actuelles s’avère trop onéreuse. À cette époque, Yvan Mayeur, l’actuel bourgmestre de Bruxelles, était le président du CPAS. En concertation avec le conseil du CPAS, il a décidé de construire un nouvel établissement spécialisé dans l’accueil et l’accompagnement de la personne démente. L’Institut Pacheco est destiné à recevoir une autre affectation. Toutefois, celle-ci n’est pas encore connue, tout comme l’évolution du complexe et du quartier, alliant subtilement la quiétude, et les soins.
Het oude godshuis Pacheco in de Brusselse Begijnhofwijk gaat sluiten. Dat heeft de stad Brussel beslist in 2013. Daarmee verdwijnt 200 jaar zorg voor arme, demente, oude en vaak eenzame mensen in de stad op een plek die daar een symbool van is geworden. De gevels en de publieke tuinen zijn geklasseerd en zullen in elk geval blijven. De nieuwe bestemming van het gebouw is tot op heden niet bekend. De bewoners gaan naar verschillende woonzorgcentra met een nieuwere infrastructuur.
L’ancien Grand Hospice Pacheco, situé dans le quartier du Béguinage à Bruxelles, va fermer ses portes. Cette décision, prise par la Ville de Bruxelles en 2013, met ainsi un terme à plus de 200 ans de soins prodigués à l’attention des personnes pauvres, démentes, âgées, et bien souvent isolées. Les façades classées et les jardins intérieurs demeurent. Toutefois, de nouveaux logements modernes verront le jour. Les résidents seront transférés vers les différents centres de soins et d’hébergement disposant d’une infrastructure plus récente.
Fotografe Hilde De Windt ging een jaar lang voor sluitingstijd het leven in en om Pacheco vastleggen; als een hommage aan een hele bijzondere plek van stilte, zorg en ontmoeting in het midden van een hectische metropool.
Un an avant la fermeture du Grand Hospice Pacheco, la photographe Hilde de Windt a immortalisé la vie et sein et aux alentours du Grand Hospice Pacheco, en signe d’hommage à ce lieu particulier qui a allié durant toutes ces années calme, soins, et rencontres au cœur d’une métropole en pleine effervescence.
Met dank aan het Archief van het Brusselse OCMW en de directie, de zorgverleners en de bewoners van het Pacheco Instituut.
Nous tenons à remercier les Archives du CPAS de Bruxelles, ainsi que la direction, les prestataires de soins, et les résidents de l’Institut Pacheco.
Colofon
Colophon
Fotografie en tekst: Hilde De Windt Vormgeving: Hilde De Windt, Anita Lensink
Texte et photos : Hilde De Windt Mise en forme : Hilde De Windt, Anita Lensink
© Hilde De Windt Poppy Books 2015