voormoeder: een zeer geleerde en de wetenschap toegewijde vrouw, zelf-
inzage in diens stukken te geven voordat er vijftig jaren ('het heilig getal')
bewust en eigenzinnig, die het in maatschappelijk opzicht ver geschopt
waren verstreken. Met andere woorden: Brom kreeg het archiefniet te
had. Door haar bewuste en uitgesproken keuze voor een onafhankelijk bestaan als academica werd ze een symbool voor een nieuwe generatie
zien, en hi] stak zijn ongenoegen daarover voor zijn lezers niet onder
katholieke vrouwen - hoewel haar wel afschrikte. Haar deelname aan de
Ook binnen de geschiedschrijving over vrouwelijke geleerden en hun wetenschappelijke loopbanen is het hoofdstuk over Mohrmann gering van lengte. In die historiografie wordt slechts een korte, zij het veelbeteke-
befaamde 'Wandelclub' gold in sommige
nende, episode uit haar leven belicht. Enkele historica's zien in het feit dat
compromisloze toewijding menigeen toch
ogen als een mijlpaal. In dat selecte
gezelschap van Nijmeegse hoogleraren, I dat zich enkele malen per jaar terugtrok om onder het genot van wijn en sigaren nieuwe benoemingen te regelen, vervulde
ze als enige vrouw een toonaangevende rol. En als ultiem teken van gelijkwaardig-
promotiediner
hoogleraar, het bewijs voor een vrouwvijandige academische cultuur. Die zou in het katholieke Nijmegen, waar de bisschoppen het universitaire
aanstellingsbeleid bepaalden, nog hardnekkiger zijn geweest dan elders.8 Deze beide uiteenlopende beschrijvingen zijn typerend voor de beeld-
ambtsaanvaarding een afkeer van 'die
rookwalmen' had,4 duchtig mee.
vrouwen niet serieus nam. In beide gevallen wordt Mohrmann gestereo-
Voor deze geleerde en markante vrouw geldt wat voor zoveel katholieke vrouwen opgaat: zij is tamelijk onzichtbaar gebleven. Een biografie is tot op heden niet verschenen.5 Over de eerste
vrouwelijke hoogleraar van de Katholieke Universiteit Nijmegen is zelfs ronduit weinig geschreven.
Zo komt Mohrmann nauwelijks voor in de geschiedschrijvingen over
de universiteit, behalve dan in de hoedanigheid van 'leerlinge' van Jos. Schrijnen, toonaangevend taalwetenschapper en grondlegger van de
Nijmeegse universiteit.6 Het is de ironie van de geschiedenis dat Mohrmann in het bekende Dies Natalis, geschreven door een andere grate katholieke emancipator, Gerard Brom, al op de eerste bladzijde wordt genoemd. Ook hier was dat niet vanwege haar verdiensten voor de alma mater, maar omdat zi] de beheerder was van de nalatenschap van Schrijnen. Brom merkt stekelig op dat hi] van iedereen 'royale medewerking' had ondervonden bij het schrijven van zip boek, behalve van Mohrmann. Zij hield vast aan haar belofte aan Schripen om geen
8 Wetenschap als Roeping
Mohrmann in de jaren dertig in Nijmegen niet tot hoogleraar werd benoemd, en in de jaren vijftig in eerste instantie alleen tot bijzonder
vorming rond Christine Mohrmann. Afhankelijk van de visie van een auteur is ze ofwel een voetnoot in het grote verhaal over de Nijmeegse academische wereld, ofwel een slachtoffer van een clerus die geleerde
heid rookte Mohrmann, die voor haar
Christine Mohrmann tijdens een gdiefde bezigheid: speechend bij een
stoelen ofbanken.7
typeerd. Over haar persoon, haar opvattingen en met name over haar wetenschappelijke verdiensten gedurende een carriere die bijnavijftig jaar duurde, komen we weinig te weten. Al deze aspecten hingen echter met elkaar samen. Om Mohrmann recht te doen, moeten ze in hun
onderlinge relatie warden belicht. Zelfzag Mohrmann zichzelfin de eerste plaats als geleerde. In deze biografische schets is een ruime plaats ingeruimd voor haar wetenschappelijke ontwikkeling. Het verhaal wordt, behalve door vragen naar haar persoonlijk leven en haar positie als geleerde vrouw binnen de Nijmeegse universiteit, bepaald door vragen naar haar wetenschappelijke verdiensten en haar visie op het vakgebied der klassieken. Ook wordt ingegaan op de betekenis die het katholieke geloofvoor haar had, want daaraan hechtte Mohrmann grote waarde. Deze aanpak vroeg om een veelsoortig bronnenonderzoek. Behalve Mohrmanns wetenschappelijke werk zijn ook de archieven van universi-
teit, faculteit en hoogleraren geraadpleegd, alsmede de universitaire jaarboeken. Interviews zorgden voor de noodzakelijke aanvullingen en sfeerschetsen. De meeste informatie echter verschafte Mohrmanns
persoonlijke archief, dat tot voor kort niet toegankelijk was. Voor het eerst
Inleiding