Definitieve druk ac magazine 3

Page 1

Februari 2014


Rust in de financiële markt, dat is keihard werken. Begin je carrière bij DNB. Ontdek de mogelijkheden op werkenbijdnb.nl

Bij DNB werk je in het zenuwcentrum van onze economie. Iedere beslissing die we nemen, wordt kritisch besproken door de hele financiële wereld. Een dynamische wereld die we tot rust moeten brengen. Dat vraagt om aanpakken en volhouden. Want iedere dag krijg je te maken met een ander complex vraagstuk en moet je de actualiteit zien voor te blijven. Daarmee lever je een belangrijke bijdrage aan financiële stabiliteit en vertrouwen. Kun jij die druk aan en zie je het als een uitdaging om onze economie vooruit te helpen? Denk dan eens aan een carrière bij DNB. Kijk voor meer informatie en de mogelijkheden op werkenbijdnb.nl.

Werken aan vertrouwen.


Voorwoord DOOR: NURIA BOOT

COLOFON

Ontwerp © United Creations, 2013 Cover United Creations Oplage 1600 Hoofdponsors Actuariaatcongres De Nederlandsche Bank MN APG Sponsors Actuariaatcongres Achmea AEMAS Generali Lens & Partners Milliman Sprenkels & Verschuren Voor meer informatie over adverteren kunt u contact opnemen met Nousjka de Lange: info@vsae.nl

SECTION VOORWOORD

Deze speciale editie van Aenorm wordt verspreid onder alle studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam.Tevens wordt het magazine verspreid onder alumni van de VSAE en de leden van het Actuarieel Genootschap. Plaatsing van een artikel betekent niet dat de mening van het VSAE-bestuur, of van de redactie is verwoord. Niets uit dit blad mag worden vermenigvuldigd zonder toestemming van de VSAE. Aan de inhoud van dit blad kunnen geen rechten worden ontleend. Adres Redactie VSAE Roetersstraat 11, E3.25-3.27 1018 WB Amsterdam tel. 020-5254134 Website www.actuariaatcongres.nl

Beste lezer, Voor u ligt de speciale editie van de Aenorm die volledig in het teken staat van het Actuariaatcongres 2014. Dit jaar zal de veertiende editie van dit congres plaatsvinden, dat wederom met veel enthousiasme en toewijding wordt georganiseerd door de VSAE (Vereniging Studenten Actuariaat, Econometrie en Operationele Research), verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Ook voor deze editie van het Actuariaatcongres hebben wij geprobeerd een voor actuarissen, maar ook voor studenten, interessant en uitdagend programma samen te stellen met als leidende draad een actueel actuarieel thema. Dit jaar zal het congres op woensdag 5 maart 2014 plaatsvinden in het spectaculaire EYE. Het congres wordt geleid door dagvoorzitter drs. Jan-Huug Lobrecht AAG, partner bij PwC en tevens bestuurslid van het AG-AI. Deze dag zullen er zowel plenaire als interactieve sessies zijn en zal traditiegetrouw worden afgesloten met een paneldiscussie. Het congres is aangevraagd voor zes Permanente Educatiepunten en de verwachting is dat het AG-AI de accreditatie binnenkort definitief zal maken. Het Actuariaatcongres zal 5 maart 2014 in het teken staan van transparantie van financiële producten en instellingen. Na onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten bleek dat er veel mis was met beleggingsverzekeringen waarbij de consument veel te veel betaalde voor zeer onoverzichtelijke verzekeringen. Nadat het TROS-programma Radar hier in 2006 aandacht aan besteedde en het begrip ‘woekerpolisaffaire’ de Nederlandse samenleving in gooide, is er een hoop veranderd. Zo is er tegenwoordig een wettelijk verplichte mate van transparantie waar de financiële markt aan is gebonden. Met sprekers vanuit de wetenschap, financiële wereld en belangenbehartiging van de consument biedt het congres een goede mogelijkheid om vanuit verschillende invalshoeken een beeld te krijgen van één van de belangrijkste actuariële en maatschappelijke discussiepunten van dit moment. In deze Aenorm wordt alvast een blik geworpen op het thema. U kunt zich verheugen op vele interessante artikelen van een aantal van onze sprekers en andere professionals uit de actuariële en financiële wereld. Verder kunt u hier alle relevante informatie en praktische zaken voor het congres vinden zoals het dagprogramma en een routebeschrijving voor de locatie. De commissie hoopt dat u deze Aenorm met plezier zult lezen en wij hopen u te mogen verwelkomen op 5 maart 2014 in EYE. Inschrijven is vanaf nu mogelijk middels het inschrijfformulier achter in het magazine of via onze website www.actuariaatcongres.nl. Mocht u na het lezen van dit magazine graag nog extra informatie willen ontvangen, dan kunt u een e-mail sturen naar actuariaatcongres@vsae.nl. Namens de Actuariaatcongrescommissie 2014, Nuria Boot (voorzitter)

3

VOORWOORD

Redactie Irene Doelman Marc van Houdt Karlijn Schipper


Inhoudsopgave DAGPROGRAMMA

VERZEKERINGSTRANSPARANTIE VANUIT HET KLANTBELANG

PAGINA 06

JOHAN DE GROOT | PAGINA 28

TRANSPARANTIE IN HET ACTUARIAAT

IN GESPREK MET DIRK JAN SLOOTS

SERVAAS HOUBEN AAG-FIA CFA FRM PAGINA 08

PAGINA 33

ACTUARIAATCONGRES ALGEMEEN

18 JAAR NA HET WOEKERPOLISRAPPORT

PAGINA 36

ACTUARIAATCONGRES 2013

ARNOUD W.A. BOOT | PAGINA 12

PAGINA 37

INTERVIEW MET JAN-HUUG LOBREGT

OVER DE SPREKERS

PAGINA 15

PAGINA 38

HOLLANDS HOGE HYPOTHEEKRENTES

LOCATIE

PAGINA 39

MARK DIJKSTRA EN MAARTEN PIETER SCHINKEL | PAGINA 19

OVER DE COMMISSIE

INHOUDSOPGAVE

PAGINA 40

IN GESPREK MET ANTOINETTE HERTSENBERG PAGINA 24

Magazine voor studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research Een publicatie van

Editie 2014 4


Editie 2014 OVER DE VSAE PAGINA 42

INTERVIEW MET RICHARD WEURDING PAGINA 43

EIOPA CALLS FOR TRANSPARENCY TO PROTECT CONSUMERS DAVID NICHOLSON | PAGINA 46

GOUDEN HANDDRUK VAN GLANS ONTDAAN? FERD BEUKERS CPL FFP | PAGINA 48

VERTROUWEN WINNEN DOOR TRANSPARANTIE HEIN ALBEDA | PAGINA 54

INSCHRIJFFORMULIER

INHOUDSOPGAVE

PAGINA 62

5


08:45 - 09:10

Ontvangst met koffie en thee

09:10 - 09:15

Opening van het congres Nuria Boot (voorzitter Actuariaatcongres 2014)

09:15 - 09:45

Inleiding over het thema door de dagvoorzitter Jan-Huug Lobregt

09:45 - 10:25

Plenaire sessie I - Schets van het huidige landschap Romke van der Veen

10:25 - 10:45

Koffiepauze

10:45 - 11:25

Plenaire sessie II - Consumentenvertrouwen & bescherming Antoinette Hertsenberg

11:25 - 12:05

Plenaire sessie III - Imago verzekeraars Richard Weurding

12:05 - 13:05

Lunch

13:05 - 14:05

Een interactieve sessie met de volgende keuzemogelijkheden: • Banksparen als alternatief voor verzekeren - Claudia Duijndam en Ferd Beukers (Nationale-Nederlanden) • Financieel Toetsingskader - Diede Panneman en Adri Janssen (Sprenkels en Verschuren) • Realisme over pensioenambities - Gisella van Vollenhoven-Eikelenboom (DNB) • PPI/API - Dirk Jan Sloots (Rabo PGGM PPI)

14:10 - 15:10

Een interactieve sessie met de volgende keuzemogelijkheden: • Banksparen als alternatief voor verzekeren - Claudia Duijndam en Ferd Beukers (Nationale-Nederlanden) • Transparantie in communicatie door financiële dienstverleners; glashelder? - Hans de Goeij (MN) • Transparantie in de solvabiliteit - Wouter Elshof en Rik van Beers (Milliman) • PPI/API - Dirk Jan Sloots (Rabo PGGM PPI)

15:10 - 15:30

Koffiepauze

15.30 - 16.10

Plenaire sessie IV - Transparantie & concurrentie (hypotheekmarkt) Maarten Pieter Schinkel

16:10 - 17:00

Discussiepanel

17:00 - 18:00

Borrel Voor meer informatie en inhoud van de presentaties zie de website:

www.actuariaatcongres.nl

6

woensdag 5 maart 2014

DAGPROGRAMMA

Dagprogramma


Like nowhere else. At Milliman, we challenge ourselves every day. To innovate. To collaborate. To learn. It’s how we stay at the leading edge of our profession. Our focus is on results. At Milliman, it’s not about the position you hold, it’s about the results you produce. You’ll have the opportunity—and the responsibility—to do your best, starting on your very first day. Get new insights at careers.milliman.com and milliman.nl.


Transparantie in het actuariaat DOOR:

Stel u bent een belegger en overweegt om in een verzekeraar te investeren. U bent niet iemand die iedere dag de koersen in de gaten wil houden omdat u niet gelooft dat u op basis van uw superieure kennis en ervaring de rest van de markt kan verslaan. Een goed uitgangspunt is dan het boek van Benjamin Graham, the intelligent investor.

SERVAAS HOUBEN AAG-FIA, CFA, FRM

Stel u bent een belegger en overweegt om in een verzekeraar te investeren. U bent niet iemand die iedere dag de koersen in de gaten wil houden omdat u niet gelooft dat u op basis van uw superieure kennis en ervaring de rest van de markt kan verslaan. Een goed uitgangspunt is dan het boek van Benjamin Graham, the intelligent investor. Graham benadrukt dat bij het kiezen van beleggingen het niet zozeer van belang is of het bedrijf of de bedrijfstak goed is. In plaats hiervan dient de belegger een kosten baten afweging te maken en bedrijven te selecteren die een gunstige price/ earnings ratio hebben, zodat een goed rendement wordt behaald1. Graham vertaalt dit in de volgende vijf criteria: 1. Wat zijn de lange termijn verwachtingen? 2. Wat is de kwaliteit van het management?2 3. Hoe is de financial strength van de onderneming? 4. Welke dividenden zijn in het verleden uitgekeerd? 5. Wat is het huidige dividend niveau? Dus hoe vertalen deze criteria zich tot beleggen in verzekeringsmaatschappijen? Wij bekijken hier 3 Nederlandse verzekeraars: AEGON, Achmea en Nationale Nederlanden.

Dividend (historie)

ARTIKEL

De eerste ingeving zou zijn om de winst over het jaar te vergelijken met de koersprijs aan het einde van het jaar. Echter, het blijkt dat de winsten nogal volatiel zijn geweest zoals getoond in de onderstaande grafiek. Het heeft er alle schijn na dat de verzekeraars de crisis van 2008 niet hebben zien aankomen.Verder is uit de grafiek niet direct te herleiden wat

Figuur 1: Winst en verlies

1. In Graham’s woorden: “A great company is not a great investment if you pay too much for the stock�. 2. Valt buiten de scope van dit artikel

8


Figuur 2: Winst en verlies per aandeel

de “beste belegging is�, omdat er geen duidelijke trends te onderscheiden zijn. Eenzelfde beeld ontstaat als wij naar de deluted earnings per share kijken. Het wordt ons hier niet echt gemakkelijk gemaakt: voor Achmea en AEGON komt onderstaande informatie direct uit het jaarverslag, maar voor Nationale Nederlanden moeten wij het aantal ING aandelen als beste benadering gebruiken om de earnings per share vast te stellen.Wat de analyse nog meer compliceert, is dat Achmea geen beursgenoteerd bedrijf is waardoor het winst/verlies per aandeel niet voor iedere belegger te verkrijgen is, zoals te zien is in figuur 2. Het wisselvallige W&V profiel wordt ook vertaald in de dividend betalingen, blijkt uit figuur 3.

Lange termijn verwachtingen Kennelijk is een beslissing op basis van pure W&V te gevoelig (wij zullen de beleggingsmix te vaak moeten aanpassen), dus wellicht is het beter als wij lange termijn winstgevendheid meenemen? Embedded value berekent de waarde van het bedrijf voor de aandeelhouders, en bestaat uit het huidige surplus, en de winst uit producten die gedurende hun looptijd ontstaat. Maar ook hierbij stuiten wij op complicaties omdat iedere verzekeraar zijn eigen methodologie hanteert waardoor vergelijking lastig wordt. Het is enigszins opmerkelijk om te zien dat zelfs de embedded value resultaten over deze periode volatiel zijn, omdat juist de lange termijn waarde van een bedrijf niet zo heel onderhevig zou moeten zijn van

ARTIKEL

Figuur 3: Dividend per aandeel

Figuur 4: EEV-MCEV

9


jaarlijkse schommelingen. Ook wordt de analyse vermoeilijkt doordat Nationale Nederlanden na 2008 geen embedded value resultaten heeft vrijgegeven (wellicht vanwege de vereiste staatssteun en de herstructurering van het bedrijf), en AEGON hetzelfde deed in 2012 omdat er meer waarde gehecht werd aan de Solvency II resultaten.

Financial strength

What would Benjamin Graham do? Helaas zouden alle drie de beleggingen te wisselvallig te zijn voor Graham om erin te investeren. Niet alleen de crisis van 2008, maar ook de crisis van 2001 is de verzekeringsbranche niet in de koude kleren komen zitten. Dat is zorgelijk, omdat juist de verzekeringsbranche een bedrijfstak is waarvan klanten stabiliteit verwachten in woelige tijden. Echter onze analyse maakt wel duidelijk dat het vergelijken van verzekeraars geen sinecure is: ondanks omvangrijke jaarverslagen lijkt er na de economische crisis van 2008 sprake te zijn van cherry picking in de verzekeringsbranche waarbij ieder bedrijf de methodiek kiest die hem het beste uitkomt. Nu ook de introductie van Solvency II is uitgesteld en daarmee de hoop op een algemeen geldende standaard, lijkt transparantie binnen de verzekeringsbranche helaas ver te zoeken.

Referenties Benjamin Graham, The intelligent investor, 1949.

Tabel 1: ratings AEGON, Achmea en NN in de periode 2006-2012

10

MSC-LEVEL | SPECIALTY

Servaas Houben Servaas Houben leidt het actuariële team binnen ENNIA, op Curaçao. Hij studeerde econometrie in Maastricht, en werkte de eerste vier jaar in de Nederlandse verzekeringsbranche. Daarna, werkte hij in 2 jaar in Dublin, en 4 jaar in Londen en momenteel werkt hij op Curaçao. Naast actuariaat, heeft hij CFA en FRM gestudeerd, en schrijft regelmatig op zijn blog, voor CFA digest, en voor actuariële tijdschriften. Tevens heeft hij een vaste column op het actuarieel podium.

Recommended for readers of XXx-level

Recommended for readers of| XXx-level ARTIKEL MSC-LEVEL SPECIALTY | SPECIALTY | NL

OVER DE AUTEUR

Zowel de korte termijn winst en verlies resultaten als de lange termijn embedded value resultaten, zijn te wisselvallig geweest over de laatste 10 jaar om hieraan beleggingsbesluiten te koppelen. Echter kijkend naar ratings, is het opvallend dat er een veel stabieler beeld ontstaat, zoals blijkt uit tabel 1. Kennelijk spelen er bij een rating classificering andere factoren een rol dan marktomstandigheden: ratings agencies is na 2008 vaak verweten dat zij laks hebben gereageerd op de crisis en risico’s onvoldoende hebben ingeschat. Dat rating agencies vaak ook nog betaald worden voor het geven van een rating, maakt een accurate risico inschatting alleen maar moeilijker. Dit leidt voor de Nederlandse verzekeringssector helaas tot een uitermate stabiel beeld dat dan weer zo stabiel is het om hieruit conclusies te trekken.


11


12

SECTION

ARTIKEL


18 jaar na het woekerpolisrapport…

De producten werden door verzekeraars of hun tussenpersonen standalone verkocht – als pensioenproduct bijvoorbeeld – maar soms ook als onderdeel van een hypotheeklening, om uiteindelijk de lening mee af te lossen. Dit laatste speelde bijvoorbeeld bij de voormalige bank van Dirk Scheringa, DSB. Inmiddels meer dan 18 jaar geleden (november 1995) schreef ik een rapport – getiteld Koopsommen en lijfrentes een goudmijn, maar voor wie? – waarin deze praktijken werden blootgelegd. Toen was nog niet meer dan een fractie van die 7 miljoen polissen verkocht en ingrijpen op dat moment zou de maatschappij van een schadepost van zo’n 20 miljard euro hebben behoed. Het rapport kreeg grote aandacht in de pers, en nog eens extra toen de verzekeraars een tegenrapport lieten opstellen door een door hen betaalde hoogleraar onder de dubieuze titel: ‘Koopsommen en lijfrentes: een rapport dat nooit geschreven had mogen worden’. Mijn beschrijving van de misstanden bleek echter pijnlijk accuraat. Erger nog, de ondertitel van het rapport ‘de consument betaalt, de overheid kijkt toe en de verzekeringsmaatschappij is de lachende derde’, bleek voorspellend voor de houding van de overheid. Toenmalig Minister van Financiën Gerrit Zalm zag geen reden om in te grijpen. Op Kamervragen reageerde hij met een afwerend: ‘kan niet zo zijn, er is immers concurrentie’.We weten inmiddels beter.Verzekeraars hadden geen belang bij concurrentie, maar belang bij gebrek aan transparantie om de hoge marges te verdoezelen. Het was veel lucratiever om mee te doen aan het ‘spel’. Onderdeel van het spel was om complexere producten te verzinnen zodat producten moeilijker vergelijkbaar werden; de manier om de transparantie verder te ondermijnen om gemakkelijker exorbitante kosten te verdoezelen. Pas in 2006 kreeg toezichthouder de AFM de mogelijkheid om een onderzoek te starten.Vanaf toen is het hard gegaan.Consumentenprogramma Radar introduceerde de term woekerpolis en verzekeraars verloren elke greep op het proces. De bewustwording over het aangedane leed leidde ook tot de ondergang van DSB en Dirk Scheringa in 2009. Als u beziet wie in die tijden in de Raden van Commissarissen en directies van de verzekeraars (en DSB) zaten dan past het establishment grote schaamte. Ja, de elite bevolkte de besturen en greep niet in. Kuddegedrag

13

ARTIKEL

Nederland kent een mis(ver)koop – misselling – schandaal dat zijn weerga in de wereld niet kent: het woekerpolissendossier. Meer dan 7 miljoen spaar- en beleggingsproducten met een huizenhoge verborgen kostenstructuur werden door verzekeraars aan de man gebracht vooral tussen 1992 en 2007. Onder de generieke namen lijfrenteen koopsompolis of specifiekere namen zoals winstverdubbelaar en koersplan werden consumenten uitgenodigd duizenden euro’s te storten bij een verzekeraar die het vervolgens voor hen zou beleggen. Er werd niet bij verteld dat de kosten vaak 30% of meer van de inleg betroffen.

DOOR: ARNOUD W. A. BOOT


Referenties Boot, A.W.A, Koopsommen en premie-stortingen een goudmijn: maar voor wie?, Onderzoeksrapport UvA, November 1995. Kooman, K. (2013). Eerlijk over later, Bertram + de Leeuw Uitgevers, Amsterdam.

14

MSC-LEVEL | SPECIALTY

Arnoud W.A. Boot Arnoud Boot is hoogleraar Corporate Finance en Financiële Markten en codirector van het Amsterdam Center for Law & Economics aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is tevens voorzitter van de Bankraad (DNB); lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en Kroonlid van de Sociaal Economische Raad (SER).

Recommended for readers of XXx-level

ARTIKEL MSC-LEVEL | SPECIALTY | SPECIALTY | NL Recommended for readers of XXx-level

OVER DE AUTEUR

en collectieve blindheid speelden een rol, maar of dit een excuus mag zijn is de vraag. De elite heeft zich ook bewust laten misbruiken. Dirk Scheringa, bijvoorbeeld, realiseerde zich dat hij bekende namen in zijn bestuur en Raad van Commissarissen moest zetten. Het maakte het gemakkelijker ongewenste praktijken voort te zetten. Maar wat bracht verzekeraars tot praktijken die de integriteit en de meest basale fatsoensnormen tartten? In de meest uitputtende analyse tot nu toe – opgetekend in het pas verschenen boek AEGON: Eerlijk over later – laat onderzoeksjournalist Kees Kooman zien hoe gebrekkig het met de integriteit in de verzekeringsbranche was gesteld, en hoe zelfverrijking over de ruggen van klanten werd verheven tot de norm. Maar waarom speelde dit juist in de verzekeringsbranche? Dit brengt ons terug bij transparantie. Soms wordt mij gevraagd: waarom moet er transparantie zijn over kostenstructuur van een pensioenproduct, zoals de genoemde woekerpolissen? Retorisch wordt eraan toegevoegd: als ik een pak melk koop dat wordt mij toch ook niet verteld wat de winstmarge is? Of zoals Gerrit Zalm – ja een van de ingehuurde leden van de elite bij DSB – in 2008 als bestuurder van die bank opmerkte in het televisieprogramma Pauw & Witteman, een jaar voor de ondergang van DSB: ‘als ik mijn schoenen naar de schoenmaker breng ken ik zijn winstmarge ook niet.’ Het antwoord is dat pensioenproducten incidentele maar zeer majeure keuzes zijn voor de lange termijn. Verkeerde keuzes leiden hier tot langdurige schade. Ook kan door het incidentele karakter van deze keuzes weinig ervaring worden opgedaan. De consument zit dan in een zwakke positie. In het geval van de schoenmaker gaat het over frequente en onbeduidende transacties, en als je het niet bevalt ga je de volgende keer zonder veel pijn naar een ander. Je zit er ook niet langdurig aan vast. Bij pensioenproducten geeft het incidentele karakter met langdurige consequenties de aanbieder een overwicht. De consument heeft dan een ervaring- en informatieachterstand. Economen noemen dat een dreigend marktfalen. We moeten mensen dus beschermen tegen uitwassen op de pensioenmarkt. De nieuwe generatie verzekeraars is zich hier ongetwijfeld meer van bewust, en ja, zij hebben meestal weinig van doen met de misstanden uit het verleden. Maar toch, waakzaamheid is nodig. Het is prachtig en hartverwarmend dat verzekeraars en toezichthouders hoog opgeven van de zorgplicht: het consumentenbelang moet centraal staan. Maar tegelijkertijd moet er geld worden verdiend. Wat is die balans tussen geld verdienen, en dus marges maken, en het consumentenbelang dat vraagt om simpele en transparante producten met dito lage marges? Wie bepaalt die balans? Kunnen we sturen op de integriteit van de sector?


Interview met Jan-Huug Lobregt DOOR: NURIA BOOT & NOUSJKA DE LANGE

Kunt u uzelf kort introduceren? Mijn naam is Jan-Huug Lobregt. Ik ben 43 jaar, getrouwd en heb 3 kinderen van 10, 8 en 4 jaar. Ik heb econometrie gestudeerd in Amsterdam aan de VU. Toen deed je nog langer over je studie, ik heb er namelijk 6 jaar over gedaan. Na mijn studie ben ik bij het GAK gaan werken op de afdeling Statistiek & Onderzoek (S&O). Ik heb toen onderzoek gedaan naar werkloosheidsduur. Met behulp van duration analyses hebben we toen onderzocht hoe werkloosheidsduur af kon nemen door samenwerking tussen GAK en Arbeidsbureau. Uit deze onderzoeken zijn later de huidige Centra voor Werk en Inkomen ontstaan. Na 1996 ben ik bij PwC gaan werken. Daar ben ik begonnen met het geven van advies aan pensioenfondsen en heb ik bedrijven geadviseerd over hun pensioenregeling. Verder heb ik me bezig gehouden met pensioenwaardering. Vervolgens heb ik 2 jaar bij PwC in Engeland gewerkt. Dat was een hele mooie tijd, ik raad dit iedereen aan. Bij aankomst was er voor 2 weken een appartement geregeld, daarna moest je het zelf regelen en leer je Londen heel goed kennen. Ik heb me daar bezig gehouden met het adviseren en controleren van verzekeraars en daar ben ik in Nederland in 2001 mee verder gegaan. Hoe bent u bestuurslid bij het AG-AI geworden? Ik was al heel actief bij het AG-AI en toen ben ik daar op een gegeven moment voor gevraagd. In het bestuur houd ik me bezig met Public Affairs & Public Relations. Met andere woorden, ik probeer de actuaris op de kaart te zetten. Een belangrijke taak van het AG is het publiceren van overlevingstafels.Als actuarissen hebben wij veel kennis van financiering van pensioen en zorg. Deze kennis willen we graag delen met de samenleving. Wij hebben regelmatig contact met de staatssecretaris en worden ook gevraagd voor hoorzittingen in de tweede kamer die gaan over pensioen en zorg. Hoe is het werk bij PwC? Ik vind het werk heel leuk. Er is veel afwisseling en veel contact met klanten,

15

INTERVIEW

In het kantoor van PwC hadden Irene en Nousjka een afspraak met Jan Huug Lobregt, bestuurslid van het Koninklijk Actuarieel Genootschap en tevens partner bij PwC. Als dagvoorzitter bepaal je een groot deel van het verloop van de dag. Reden genoeg om onze dagvoorzitter, onder het genot van een aantal heerlijke broodjes, een aantal vragen te stellen over zijn ideeĂŤn bij het congres, zijn werk en de huidige economie.


´Ik denk dat dit onderwerp iedereen aanspreekt. En met sprekers die allen verschillende standpunten hebben, kan een leuke confrontatie ontstaan.´ eigenlijk al direct vanaf het begin. Alle klanten lijken natuurlijk op elkaar maar ze hebben allemaal aparte aandachtspunten. Ik zit hier al 18 jaar en bedacht me laatst dat het aantal jaren wat ik hier zit dadelijk gelijk is aan de leeftijd van mensen die binnenkort gaan solliciteren. De issues van vandaag zijn heel anders dan die van morgen. Het blijft heel leuk om daaraan te werken en daarop in te spelen. Ik denk dat het sowieso heel leuk is om in deze tijd te werken. In dat opzicht ben ik jaloers op de volgende generatie. Ik ben vooral jaloers omdat de wereld aan je voeten ligt. Je kunt overal naartoe. Landen zoals China zijn zich enorm aan het ontwikkelen en jij kan daar deel uit van gaan maken, het is een hele andere wereld. Het zal hard werken zijn maar er zijn veel kansen voor jullie.

INTERVIEW

Hoe transparant is PwC? PwC is een accountantskantoor, die geven verklaringen bij de jaarrekeningen en dat moet allemaal heel duidelijk zijn. Als accountantskantoor ben je dus eigenlijk altijd transparant. Ook richting je klanten over wat je gaat doen en wat je toegevoegde waarde is. Klanten zijn kritisch dus wordt je gedwongen transparant te zijn. Daarom proberen wij bij PwC heel transparant te zijn. Wat je je wel af moet vragen, in hoeverre slaag je daarin? Denkt u dat concurrentie binnen de financiële wereld in de weg staat van transparantie? Of zorgt transparantie voor meer concurrentie? Op dit moment denk ik dat concurrentie transparantie bevordert. En andersom ook. Je moet vroeg nadenken over de toegevoegde waarde. Één van de vragen bij verzekeraars is: moeten we dit wel verzekeren? Ik ben vroeger bezig geweest met ziektekosten van verzekeringen voor asielzoekers. Daar moet je je afvragen, moet ik dit verzekeren of niet. Het gaat over een grote groep waarbij je de kosten goed kan voorspellen. De verzekerden betalen premies en innen claims. Als de claims omhoog gaan, gaan de premies ook omhoog en vice versa. Je zou dus verwachten dat de premies gelijk zijn aan de claims. Wil je dit dan nog wel verzekeren of is dit gewoon simpelweg het rondpompen van geld?

U hebt een tijdje in Engeland gewerkt. Hoe is de vergelijking tussen Nederland en Engeland qua transparantie? Het zijn verschillende markten en dus is er ook een verschil in transparantie. Overal in Europa is de verzekeringsmarkt verzadigd, er is weinig nieuwe vraag. Alle verzekeraars kampen ermee dat het lastig is om nog op een winstgevende manier producten te maken. Is er in Europa meer wetgeving over transparantie dan in Nederland? Nederland loopt altijd voorop. Ook op bijvoorbeeld de implementatie van Solvency II. Deze regelgeving gaat in per 1-1-2016. Per 1-1-2014 zijn er al prepatory guidelines. Een aantal veranderingen van Solvency II worden dus al eerder doorgevoerd in Nederland. Niet in alle landen doen ze dat volledig. In Nederland zijn twee van de vier grote banken en twee van de zes grote verzekeraars genationaliseerd, dus Nederland hoeft niet een heel grote mond te hebben naar de rest van Europa. Een deel van het probleem is dat de markt heel wantrouwig is. Actuarissen moeten dus gewoon een grote rol gaan spelen omdat zij financiële risico’s in kaart kunnen brengen zodat het management daar beter op in kan spelen. Wat vind je van het onderwerp van dit jaar: ‘transparantie van financiële producten en instellingen’? Het is een heel belangrijk onderwerp waar al lang over gesproken wordt. Je zou verwachten dat de discussie al opgelost zou zijn, maar het is weerbarstiger dan op het eerste oog lijkt. Wat doen we wel transparant en wat niet? Je hebt bijvoorbeeld nog een ‘commissie stiekem’ in de tweede kamer want sommige dingen kunnen niet in het openbaar besproken worden. Dat is een goed voorbeeld van dat niet altijd alles transparant kan zijn. Een voorbeeld van hoe het niet moet is natuurlijk de woekerpolisaffaire. Deze affaire blijft maar door sukkelen. Verzekeraars moeten zelf vertrouwen terug winnen. Ze zeggen wel: vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Een Nederlandse levensverzekeringsportefeuille is niet meer te verkopen omdat de woekerpolis er boven hangt, dit houdt de hele markt in een wurggreep.

16


In 2009 was je ook al dagvoorzitter, hoe beviel dat? Dat was heel leuk. Het thema was toen ‘actuaris van de toekomst’. Tijdens mijn presentatie heb ik toen het profiel van de actuaris besproken aan de hand van foto’s van bekende mensen zoals Balkenende en Terpstra. Tijdens het discussiepanel aan het einde van de dag waren er goede discussies. Zelf spreken of dagvoorzitter zijn vind ik allebei leuk. Het leuke aan dagvoorzitter zijn is dat je veel nauwer betrokken bent. Je luistert naar de presentaties en moet daarop reageren en direct vragen stellen daarover. Presenteren vind ik heel leuk en daar ben ik ook goed in. Dagvoorzitter zijn past daar goed bij.

Tot slot, actuariaat wordt in het algemeen als vrij saai gezien, waarom zouden studenten toch moeten komen? Als je Actuariaat studeert is het natuurlijk sowieso interessant. Econometriestudenten komen later vaak in de actuariële wereld terecht en daarom is het ook voor hen interessant. Bovendien gaat het over pensioenen en verzekeringen en dat raakt ons allemaal. Elke dag staat er wel iets in de krant dat gaat over betaalbaarheid en solidariteit tussen jong en oud. Als kwantitatief persoon moet je daar een mening over vormen. Theorie en praktijk kunnen elkaar op dit congres heel goed ontmoeten. Actuarissen moeten komen omdat zij een belangrijke rol spelen in de markt.

17

MSC-LEVEL | SPECIALTY | SPECIALTY | NL INTERVIEW

Aan het eind van de dag is er een discussiepanel, heeft u al leuke ideeën voor de stellingen? Voor degene die opkomen voor de consument, wat ik overigens hartstikke goed vind, zou ik willen vragen wanneer het stopt. Wanneer is het goed genoeg en ga je dan niet andere consumenten benadelen omdat je de woekerpolisclaim aan het uitmelken bent en de verzekeraars failliet gaan en uiteindelijk niemand zijn uitkering krijgt. Ook zou ik willen vragen wat verzekeraars nog meer moeten doen om vertrouwen terug te winnen. Vertrouwen is heel belangrijk in de financiële markt nu, dat vertrouwen is er op het moment niet. Of ik zou vragen in hoeverre er nog toekomst is voor levensverzekeraars met de huidige lage rente, in hoeverre is dat nog winstgevend?

Recommended for readers of XXx-level

Recommended for readers of XXx-level

MSC-LEVEL | SPECIALTY | SPECIALTY | NL

Denk je dat het onderwerp mensen aanspreekt? Ja dat sowieso. De uitdaging is om nieuwe inzichten te brengen. De sprekers zijn interessant en komen uit verschillende standpunten. De confrontatie daartussen is leuk.


Amsterdam Business School

Actuaris worden?

Amsterdam Executive programme in Actuarial Science »Independent Minds«

De Amsterdam Business School (UvA) biedt een volledige actuariaatopleiding aan in een goed studeerbaar format voor werkenden in de financiële sector. ■ De afgelopen 4 jaar is de functie van Actuaris door Elsevier uitgeroepen tot het beste beroep van Nederland ■ Toelating tot de volledige opleiding voor academici met minimaal BSc econometrie of wiskunde ■ Directe instroom tot de verkorte postmaster APC met een MSc Actuarial Science & Mathematical Finance ■ Opleiding geaccrediteerd door het Actuarieel Genootschap ■ De enige Actuaris opleiding op academisch niveau in de Randstad ■ 2 instroom momenten per jaar Meer informatie, brochure en aanmelden: www.abs.uva.nl/aemas

Plantage Muidergracht 12 | 1018 TV Amsterdam | T (020) 525 5313 | aemas@uva.nl


Hollands hoge hypotheekrentes1 DOOR: MARK DIJKSTRA & MAARTEN PIETER SCHINKEL

In het voorjaar van 2009 beginnen de hypotheekrentes in Nederland structureel af te wijken van die vrijwel overal elders in Europa. Terwijl de hypotheekrentes in de eurozone meedalen met de sterk verlaagde basisrente van de ECB, en in haar kielzog de Euribors en swaprentes, gaan de effectieve Nederlandse hypotheekrentes vanaf mei 2009 plotseling naar een hoger niveau. Figuur 1 geeft de naar Nederlands omzetvolume gewogen gemiddelde hypotheekrente voor vier typen nieuwe hypotheekcontracten in Nederland, Duitsland, Belgi毛 en Frankrijk weer, alsmede het EMU-gemiddelde. Ook al zitten er haken en ogen aan een internationale vergelijking van hypotheekrentes, toch is het markant dat, waar Nederland v贸贸r de kredietcrisis dicht in de buurt van het EMU-gemiddelde bleef, de rente nadien ver daarboven is komen te liggen. Gemiddeld is het verschil 0,83 procentpunt, een prijsverschil van ruim twintig procent. De relatief hoge Nederlandse hypotheekrentes vielen de Consumentenbond en Vereniging Eigen Huis al vroeg op en zij vermoedden kartelvorming. De hypotheekverstrekkers ontkenden dit en weten de hoge prijzen aan hogere kosten. Nader onderzoek vond verklaringen in gebrekkige concurrentie op de Nederlandse hypothecaire markt. De NMa concludeerde dat de hoge hypotheekrentes het gevolg zouden zijn van toegenomen concentratie, na uittreding van een aantal kleinere, merendeels buitenlandse uitdagers op de hypotheekmarkt (Nma, 2011). De hoge rentes zouden bovendien tijdelijk zijn geweest, en genormaliseerd sinds het NMa-onderzoek. Van kartelafspraken tussen de banken was de NMa niets gebleken. De verhoogde concentratie is mogelijk een deel van de verklaring, maar in de literatuur wordt de relatie met concurrentie tussen banken betwist (Spierdijk, 2012). Belangrijker wordt gevonden in welke mate de markt contesteerbaar is. Of de Nederlandse hypotheekmarkt dat voorheen was is maar de vraag: genoemde uitdagers bedienden uiteindelijk maar een klein deel

Figuur 1: Hypotheekrente in Nederland en Europa

1:. bron: ESB, Jaargang 97 (4645) 12 oktober 2012

Figuur 2: Hypotheekrente (variabel) minus depositorente (direct opvraagbaar)

19

ARTIKEL

SECTION

De hypotheekrentes in Nederland zijn sinds de zomer van 2009 hoog, in vergelijking met de rest van Europa. Centrale vraag is of dit hogere financieringskosten reflecteert, of een hogere winstmarge voor de Nederlandse hypotheekverstrekkers. Vooralsnog zijn de aangevoerde financieringskostenverklaringen niet afdoende. Er lijkt meer aan de hand te zijn op de sterk geconcentreerde Nederlandse hypotheekmarkt, waar de concurrentie sinds 2009 beperkt is door prijsleiderschapsverboden van de Europese Commissie.


ARTIKEL

Depositorenteverschillen Een mogelijke verklaring voor de relatief hoge Nederlandse hypotheekrentes zijn depositorenteverschillen tussen Nederland en de ons omringende landen – met name Duitsland. Inderdaad betalen, volgens de ECB, Nederlandse banken een relatief hoge rente op spaartegoeden. Maar dat blijkt altijd al het geval te zijn geweest, ook ver voor de crisis, toen de hypotheekrente in Nederland steeds rond het Europees gemiddelde lag. Figuur 2 geeft het verschil weer tussen de variabele hypotheekrentes (minder dan een jaar vast) en de depositorente voor direct opvraagbare tegoeden in Nederland, Duitsland en het EMU-gemiddelde sinds 2003. Weliswaar is dit verschil in Duitsland groter, maar waar het Nederlandse verschil altijd onder het Europees gemiddelde blijft, komt het daar vanaf het voorjaar van 2009 boven – en dicht bij Duitsland. Er lijkt duidelijk sprake van een trendbreuk op hetzelfde moment waarop de rentes in Nederland stijgen. Een zelfde beeld komt naar voren indien verondersteld wordt dat variabele hypotheken met langer vaststaand geld worden gefinancierd, en ook bij hypotheken met een langere rentevaste periode vergeleken met deposito’s met een langere looptijd. Hogere depositorentes alleen lijken geen afdoende verklaring te zijn voor de hoge hypotheekrentes in Nederland.

Dutch discount Een

andere

financieringskostenverklaring

is

dat

de bijzondere structuur van de Nederlandse hypotheekportefeuille zou maken dat hypotheekverstrekkers voor het uitzetten van hypotheken op de Nederlandse markt hogere kosten hebben dan elders in Europa. Nederland heeft relatief een erg groot depositofinancieringsgat. Dit is in belangrijke mate een gevolg van de fiscale aanmoediging van aflossingsvrije hypotheken met een kapitaalverzekering. Deze hypotheekconstructies geven de hypotheekverstrekker een verhoogd counterparty risk. Daarbij kent Nederland veel topen supertophypotheken, waarin meer dan negentig tot honderd procent van de executiewaarde van het onderpand hypothecair gefinancierd is, dikwijls op een dubbel inkomen. Met name in Duitsland zit er een veel hoger percentage eigen vermogen in de huizen. Ook zouden de Nederlandse huizenprijzen nog verder kunnen dalen. Deze eigenschappen zouden zich vertalen in een hogere risico-opslag op financiering die de hypotheekverstrekkers in het buitenland moeten aantrekken (DNB, 2012). Indien de Nederlandse hypotheekmarkt inderdaad zoveel risicovoller zou zijn dan die elders in Europa, dan zou dit bijvoorbeeld tot uitdrukking moeten komen in hogere credit default swap spreads (CDS-spreads) voor Nederlandse banken. De gemiddelde CDS-spread voor de vijf grootste Nederlandse hypotheekverstrekkers neemt inderdaad toe ten opzichte van de gemiddelde CDS-spread voor de negen grootste Duitse. Echter, het verschil in CDS-spreads breekt al in het najaar van 2008, ruim voor de hypotheekrente. Bovendien blijven de CDS-spreads voor alleen de systeembanken Rabobank, ING en ABN onder het Duitse gemiddelde. De hogere gemiddelde Nederlandse CDS-spread wordt dus vooral veroorzaakt door SNS en AEGON, die maar een klein deel van de Nederlandse hypotheekmarkt bedienen. De Dutch discount lijkt geen volledige verklaring te zijn voor onze hoge hypotheekrentes. Het is ook niet erg aannemelijk dat de Nederlandse huizenmarkt halverwege 2009 plotseling een van de meest risicovolle in Europa zou zijn geworden. Zo concludeert DNB nog in 2011 in haar voorjaarsrapport dat Nederlandse banken goedkoper lenen dan gemiddeld in Europa. Het depositofinancieringsgat groeit al jaren gestaag; er is geen schok in het voorjaar van 2009. Bovendien is het voor een belangrijk deel een papieren gat. Veel hypotheekhouders bouwen elders vermogen op, bijvoorbeeld in een spaarhypotheek, om op termijn deels of geheel af te lossen, als de persoonlijke of fiscale omstandigheden veranderen. Voor zover die vermogens ook tussentijds aanspreekbaar zijn, hebben huishoudens een prikkel dat te doen bij dreigende betalingsproblemen, vanwege de lage executiewaardes en volledige aansprakelijkheid voor de restschuld. Nederland heeft historisch dan ook lage percentages gedwongen verkopen. Ten slotte valt het problematischer deel van de hypotheekportefeuille goeddeels onder de nationale hypotheekgarantie. De CDS-spreads lijken deze risicobeperkingen te weerspiegelen.

20

SECTION

van de markt. Recent onderzoek wijst op de prijsleiderschapsverboden, die de Europese Commissie als onderdeel van haar staatssteuncondities oplegde aan ING, ABN en AEGON (Randag en Schinkel, 2012). De verboden hebben de concurrentie op de Nederlandse bancaire markt beperkt. Ze impliceren dat Rabobank, die als enige grote bank geen staatssteun nodig had, de facto de hypotheekrentes in Nederland kan bepalen (zie kader 1). Onlangs besteedde ZEMBLA (2012) aandacht aan dit opmerkelijke gevolg van het Europese mededingingsbeleid. De Nederlandse grootbanken en DNB voeren aan dat de Nederlandse hypotheekverstrekkers in vergelijking met die in ons omringende landen hogere kosten moeten maken voor het aantrekken van de financiering voor het verstrekken van hypotheken in Nederland (DNB, 2012; Rabobank, 2012). In het bijzonder zouden Nederlandse banken een relatief hoge spaarrente geven. Daarbij zou de Nederlandse woningmarkt een verhoogd risico hebben, vanwege de hoge uitstaande hypotheekschuld ten opzichte van de nationale spaargelden, het bruto nationaal product, en de reële waarde van de onderpanden. Dit zou zich vertalen in een negatieve Dutch mortgage discount. Deze financieringskostenverklaringen zijn vooralsnog niet afdoende. Er lijkt sinds de kredietcrisis wel degelijk sprake te zijn van extra winstmarges, bovenop de gestegen financieringskosten.


KADER 1: PRIJSLEIDERSCHAPSVERBODEN

SECTION

Nederlandse tijdreeksanalyse Voorgaande internationale vergelijkingen zijn noodgedwongen basaal, vanwege structurele onderlinge verschillen in de hypotheekmarkten en databeperkingen. Een dieper inzicht kan verkregen worden met een tijdreeksanalyse van de kostenstructuur van de Nederlandse hypotheekverstrekkers. Hiervoor is de definitie uit NMa (2011) van de marge op hypotheken als basis gebruikt. Het eindrapport van de NMa is summier over de gebruikte schattingsmethode. Daarom zijn die nauwkeurig gereconstrueerd en uitgebreid in Dijkstra en Schinkel (2012). De data zijn afkomstig van DNB, Markit en Thomson. Voor elk type hypotheek geldt:

(1) waarin rhypotheek de hypotheekrente is voor vier types: variabel, een tot vijf jaar rentevast, vijf tot tien jaar rentevast en meer dan tien jaar rentevast. De totale financieringskosten van elk type worden hiervan afgetrokken om tot de marge in procentpunten te komen. In de bepaling van de kosten is zo veel mogelijk uitgegaan van het matched funding principle – hier ook, en in afwijking van NMa (2011), voor de depositorentes, CDS-spreads en RMBS-spreads. Basisrente rbasis is respectievelijk de zesmaands Euribor en de vier-, zeven- en twaalfjaars swaprente. In de financieringsopslag is pRMBS de spread op

residential mortgage backed securities (RMBS), die corrigeren voor het risico op de huizenmarkt en de kosten van securitisatie. pCDS is het naar marktaandeel gewogen gemiddelde van de CDS-spreads, betaald door de grootste vijf grootste Nederlandse hypotheekaanbieders. rdeposito is de depositorente, die alleen wordt meegewogen indien hij boven reuribor, de zesmaands Euribor ligt. x1, x2 en x3 zijn gewichten, gebaseerd op de relevante volumeindices, die samen optellen tot 1. Onder ‘overig’ worden door NMa (2011) verstaan: “een vergoeding voor algemene kosten om de organisatie draaiende te houden. Hieronder vallen bijvoorbeeld kosten voor reclame, IT, huisvestingskosten”. Zonder veel onderbouwing zet NMa deze vast op 0,8. Opmerkelijk is dat er bij deze waarde voor de kredietcrisis gemiddeld verlies gemaakt wordt op alle hypotheektypes. Wij omzeilen een betrekkelijk arbitraire uitspraak over de hoogte van zowel deze vaste kostencomponent als een normaal winstpercentage door te kijken naar de extrawinstmarge ná mei 2009, bovenop de vaste kosten plus de gemiddelde marge vóór de kredietcrisis – dat wil zeggen tussen januari 2004 en augustus 2008, vlak voor de val van Lehman Brothers. De korte volatiele periode tijdens het hoogtepunt van de kredietcrisis laten we buiten beschouwing. Figuur 3 geeft een beeld van de aldus gedefinieerde kostenopbouw van de variabele hypotheekrente. De lijn

21

ARTIKEL

De Nederlandse hypotheekmarkt is historisch sterk geconcentreerd. Drie grote banken, Rabobank, ING en ABN, bedienen samen rond de zeventig procent van de markt, gevolgd door SNS en AEGON met elk vijf tot tien procent. Behalve de Rabobank ontvingen zij staatssteun in het najaar van 2008. Staatsteun is verboden volgens artikel 108 TFEU, en de Europese Commissie ziet streng toe op de naleving hiervan. De gegeven staatsteun werd als noodmaatregel tijdelijk toegestaan, maar in de loop van 2009 eiste de Commissie uitgebreide condities waaronder van de steun kon worden geprofiteerd, onder meer ingrijpende herstructurering van de gesteunde banken. Een van die condities was een zogenaamd prijsleiderschapsverbod, volgens welke een bank die staatssteun heeft ontvangen geen lagere prijzen mag voeren dan banken zonder steun. In Nederland kregen achtereenvolgens ING, ABN en AEGON een prijsleiderschapsverbod opgelegd. Het was hun niet toegestaan onder hun directe concurrenten te prijzen. In de Nederlandse hypotheekmarkt betekende dit dat Rabobank effectief door de Commissie werd aangewezen als coördinerend prijsleider: als Rabobank de hypotheekrentes zou vwerhogen, dan moesten de andere banken wel volgen om niet in overtreding te zijn van de staatssteuncondities. De banken konden de prijsleiderschapsverboden verwachten. De Europese Commissie had al in 2008 laten weten ze serieus te overwegen. Rabobank drong bij Commissaris Kroes nader op de verboden voor de andere banken aan. Tenminste voor het eerst op 24 april 2009, in een bijeenkomst met ING, kondigde de Commissie aan prijsleiderschapsverboden te zullen opleggen. In mei 2009 beginnen de Nederlandse hypotheekrentes, tegen de Europese trend in, te stijgen. In oktober nemen de Nederlandse Staat en ING de prijsleiderschapsverboden op in hun voorstel, dat de Europese Commissie enkele weken later accepteert. Achteraf blijkt dat de NMa, vlak voor de uiteindelijke ING-beschikking van november 2009, de Europese Commissie heeft gewaarschuwd dat met de prijsleiderschapsverboden voor ING en ABN de Nederlandse markt “op slot gegooid wordt”. Desondanks legde de Commissie het verbod aan ING op. Enkele maanden later deed ze hetzelfde bij ABN. Interessant genoeg komt de NMa (2011) niet meer terug op haar eigen waarschuwing. Ook negeerde de Sectorstudie bevindingen van het Economisch Bureau indertijd dat prijsleiderschap van banken die staatssteun hebben ontvangen een significant negatief effect op de hypotheekrente had, en prijsleiderschapverboden daarmee een prijsopdrijvend effect hadden (Mulder en Lengton, 2011). De NMa meende dat de hypotheekrentestijging in mei te vroeg was, in vergelijking met de formele Commissie-beschikkingen, in november 2009 en begin 2010. Ze zag de mogelijkheid van anticipatie over het hoofd en concludeerde voorbarig dat de hypotheekrentes na het openen van haar onderzoek weer normaal zouden zijn geworden (NMa, 2011).


Figuur 4: Extra-winstmarges sinds de kredietcrisis naar hypotheektype

is de hypotheekrente, die vanaf mei 2009 loskomt van de op dat moment sterk dalende kosten. Het verschil is de hierboven gedefinieerde extra-winstmarge. Figuur 4 laat de ontwikkeling van de extrawinstmarges zien voor alle vier de hypotheektypen – ten opzichte van de nullijn. De verhoging van de variabele hypotheekrente is het meest geprononceerd, maar alle marges stijgen sterk rond mei 2009. De marge op hypotheken met een rentevaste periode van meer van tien jaar stijgt vanuit een verlies, met name veroorzaakt door een piek in de RMBS-spreads gedurende de kredietcrisis. Vanaf de zomer van 2009 zijn de andere drie marges hoog. Wat verder opvalt is dat de marges eind 2010 scherp dalen, om voorjaar 2011 weer sterk te stijgen. Dit is precies de periode waarin de NMa haar Sectorstudie doet (NMa, 2010; 2011). Deze dip mag verklaren waarom Nma (2011) concludeerde dat de hypotheekmarges weer naar het niveau van voor de crisis gedaald waren. Gemiddeld is de extra-winstmarge, inclusief de Nmastudiedip, 0,31 procentpunt. Augustus jongstleden was deze 0,87 procentpunt. De hoge hypotheekrentes in Nederland worden duidelijk niet afdoende verklaard door gestegen financieringskosten. Vaste kosten en verscherpt toezicht Het gehanteerde concept van extra-winstmarge is gebaseerd op de aanname dat de overige kosten constant zijn over de hele geanalyseerde periode. Het is gesuggereerd dat de banken recent hogere vaste kosten zouden maken omdat ze vooruit lopen op de implementatie van de strengere kapitaaleisen die in Basel III gesteld zullen worden. Het is echter maar de vraag of die eisen ook hogere financieringskosten met zich meebrengen. Immers, volgens het klassieke inzicht van Modigliani en Miller heeft substitutie van eigen voor vreemd vermogen geen effect op de financieringskosten, daar de toename in kosten voor het eigen vermogen teniet worden gedaan door een afname in de risicopremie op het vreemd vermogen. De houdbaarheid van dit inzicht voor financiële instellingen en Basel III wordt vurig betoogd in Admati et al. (2011). Evenwel zou het interessant zijn om dit in de praktijk nader te onderzoeken.

te verbeteren. De NMa is een nieuwe studie gestart, maar het is nog niet duidelijk waar dat onderzoek zich op richt. De actualisering van haar margeschattingen is reeds gegeven (Dijkstra en Schinkel, 2012). Mogelijk wil de NMa serieuzer kijken naar het effect van de prijsleiderschapsverboden. Ze zou dan kunnen aandringen op opheffing, en daarna toezien op herstel van de concurrentie. Dat laatste geldt ook wanneer de staatssteuncondities op termijn, na terugbetaling van de steun, komen te vervallen. Intussen zou de NMa kunnen bezien of er mogelijk sprake is van misbruik van een collectieve machtspositie in de vorm van excessieve prijzen. Dat is echter een ingewikkeld juridisch leerstuk, waaraan de NMa zich allicht niet zal willen wagen. Het Ministerie van Financiën kondigde in april aan banken te willen dwingen om meer inzicht te geven in de onderbouwing van wijzigingen in de variabele rente. Dit zou ertoe leiden dat consumenten beter geïnformeerd keuzes kunnen maken, en daarmee tot meer concurrentie op de hypotheekmarkt (Ministerie van Financiën, 2012a). Ook in de meest recente aanpassingen op dit besluit is deze verplichting echter nog niet concreet ingevuld. Voor de effectiviteit van dit idee is de detailuitwerking essentieel. De commissie-De Wit heeft de invloed van de prijsleiderschapsverboden niet onderzocht. Desalniettemin is haar aanbeveling 14, ‘regeling voor voorkomen patstelling mededingingstoezichthouder en prudentieel toezicht’, ook in dit opzicht relevant. Daarin worden de spanningen herkend tussen mededinging en stabiliteit op financiële markten. In zijn reactie wijst het kabinet hier allereerst op het protocol tussen DNB en NMa voor noodsituaties in de financiële sector (Ministerie van Financiën, 2012b). Maar dit protocol ziet op concentraties, en niet op andere mededingingsbeperkingen, zoals die nu specifiek zijn voortgekomen uit de prijsleiderschapsverboden. Aanstaande hervormingen in het toezicht bieden echter voldoende mogelijkheden voor een bredere interpretatie van genoemde spanningen. Ten slotte lijkt het te schorten aan toetreding tot de Nederlandse hypotheekmarkt. Hoewel in theorie buitenlandse toetreding mogelijk is, en aantrekkelijk zou moeten zijn, lijkt het in de praktijk problematisch. Mogelijk spelen ook hier (andere) staatssteuncondities een rol, die bepalen dat banken allereerst in hun eigen

Suggesties voor beleid Er zijn recent initiatieven ondernomen om de concurrentie op de Nederlandse hypotheekmarkt

22

SECTION

ARTIKEL

Figuur 3: Kostenopbouw variabele rente


thuismarkt orde op zaken dienen te stellen. Maar er lijken ook structurele problemen met het veroveren van marktaandeel in een andere lidstaat te zijn. De hypothecaire markten zijn nationaal afgebakend. Pogingen van de Europese Commissie tot integratie lijken geen vlotte medewerking te krijgen (Europese Commissie, 2011). Onze regering zou hier nog eens vanuit een mededingingsperspectief naar moeten kijken. Het is onwaarschijnlijk dat Hollands hoge hypotheekrentes houdbaar zouden zijn in een open Europese markt. . Admati, A.R., P.M. DeMarzo, M.F. Hellwig en P.C. Pfleiderer (2011), Fallacies, irrelevant facts, and myths in the discussion of capital regulation: why bank equity is not expensive. Rock Center for Corporate Governance at Stanford University Working Paper, 86.

DNB (2012) Overzicht financiële stabiliteit. Voorjaar 2012. Amsterdam: De Nederlandsche Bank. Europese Commissie (2011) Directive of the European Parliament and of the Council on credit agreements relating to residential property. Brussel: Europese Commissie. Ministerie van Financiën (2012a) Maatregelen t.a.v. het rentebeleid van aanbieders van hypothecair krediet. Brief aan de Tweede Kamer, 13 april.

Maarten Pieter Schinkel Maarten Pieter Schinkel is hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam bij zowel de Faculteit Economie en Bedrijfskunde als de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Zijn onderzoek en onderwijs richten zich op industriële organisatie en reguleringstheorie, in het bijzonder de handhaving van de mededingingsregels. Zijn recente papers gaan over aspecten van het Europese mededingingsrecht, waaronder kartelschade, schikkingen, clementie en gedragsvoorwaarden bij staatssteun. Professor Schinkel deed eerder onderzoek naar de geschiedenis van het economisch denken en algemene evenwichtstheorie, in het bijzonder naar vragen over het gedrag van economieën buiten hun evenwichten.

Ministerie van Financiën (2012b) Kabinetsreactie parlementair enquête onderzoek financieel stelsel. Brief aan de Tweede Kamer, 18 september.

Recommended for readers of XXx-level

Recommended for readers of XXx-level

MSC-LEVEL | SPECIALTY | SPECIALTY | NL

Dijkstra, M.A. en M.P. Schinkel (2012) NMa’s mortgage-ratecalculation-method: actualization and reinterpretation. Amsterdam Center for Law & Economics Working Paper, 2012(07).

OVER DE AUTEURS

Mulder, M. en M. Lengton (2011) Competition and interest rates in the Dutch mortgage market: an econometric analysis over 2004–2010. NMa working paper, 5. NMa (2010) Quick scan hypotheekrente. Den Haag: Nederlandse Mededingingsautoriteit. NMa (2011) Sectorstudie hypotheekmarkt. Den Haag: Nederlandse Mededingingsautoriteit. Rabobank (2012) Uitleg opbouw hypotheektarief. Uitleg op www.rabobank.nl, 14 september. Randag, F. en M.P. Schinkel (2012) State-aided price coordination in Dutch mortgage banking. Werkdocument. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Spierdijk, L. (2012) De invloed van bankenconcurrentie op de economie. ESB, 97(4643), 54. Zembla (2012) Uw hypotheek als melkkoe. Uitzending op www.zembla.nl, 14 september.

23

MSC-LEVEL | SPECIALTY ARTIKEL | SPECIALTY | NL

Referenties

Mark Dijkstra Mark Dijkstra is promovendus aan het Amsterdam Center for Law & Economics (ACLE) van de Universiteit van Amsterdam. In 2006 heeft Dijkstra zijn Msc in Economie behaald aan de Rijksuniversiteit Groningen. Voordat hij zich aansloot bij het ACLE, heeft Dijkstra gewerkt bij het Nederlandse tijdschrift ESB als redacteur en columnist. Daarnaast heeft hij voor het Ministerie van Economische Zaken gewerkt als beleidsadviseur.


In gesprek met Antoinette Hertsenberg Op een druilerige donderdagochtend midden in november reisden we vanuit onze mooie hoofdstad af naar het TROS-gebouw in mediastad Hilversum. Hoewel de navigatie van Marc niet helemaal optimaal zijn werk deed, lukte het uiteindelijk toch om het gewenste gebouw te vinden. We hadden er al dagen naar uitgekeken: vandaag was het zover: het was de dag waarop we het genoegen hadden om mediavrouw van het jaar 2010 Antoinette Hertsenberg te mogen interviewen. Verschillende vragen hadden we bedachten om haar het vuur aan de schenen te leggen.

DOOR: MARC VAN HOUDT & KARLIJN SCHIPPER

Kan je een korte introductie geven over jezelf? Ik werk nu 19 jaar bij de Tros, en ben op het moment eindredacteur en presentatrice van Tros Radar. Ik presenteer ook het programma Opgelicht?!, maar hier ben ik minder inhoudelijk bij betrokken. Het programma Radar is toegelegd op problemen van mensen, maar deze problemen kunnen ze zelf niet goed oplossen. Wij proberen door middel van tv en het bij elkaar brengen van mensen, de mensen met dezelfde problemen te helpen. We hebben ook de mogelijkheid om in te zoomen op zo’n probleem, en om het goed uit te zoeken. Door middel van onze bekendheid kunnen we ook de betrokken bedrijven aan hun jas trekken, zodat ze er wat aan gaan doen.

Hoe komen jullie aan de onderwerpen voor een uitzending?

Iedereen kent je van Tros Radar. Hoe ben je hier eigenlijk terecht gekomen? Ik heb Jeugdwelzijnswerk gestudeerd. Daarna heb ik PR gedaan en werd ik woordvoerder van de dierenbescherming. Als woordvoerder werd ik door NOVA uitgenodigd om een discussie te doen met een jager. Die jager was een hele keurige meneer; hij liet me elke keer netjes uitpraten. Ik dook er bovenop en er kwam een heftige discussie. Later ben ik onder andere door de Tros gebeld en uiteindelijk ben ik daar gaan werken.

Waar houd je je nu mee bezig qua programma’s? Vooral met Radar, zowel inhoudelijk als met de presentatie. Ik ben nu ook bezig met twee documentaires die in december uitkomen over de Nederlandse bankwereld. Het doel van Radar is om te informeren, en mensen de prikkel te geven om zelf op onderzoek uit te gaan over hun problemen. Wij kunnen zoals gezegd dan ook een rol spelen in het vervolgproces, door mensen samen te brengen of met bedrijven te spreken. Radar kan heel goed ingewikkelde informatie eenvoudig maken, zodat mensen het begrijpen. Afgelopen maandag keken bijvoorbeeld 2,2 miljoen mensen. Dit zijn vooral mensen in de groep vanaf 25 jaar, omdat zij dan de producten gaan kopen.

24

SECTION

INTERVIEW

We hebben een telefoonteam. Dat werkt elke maandagavond. We krijgen 4000-5000 mails per week. Ook hebben we een formulier op de website. We merken zelf ook vaak dat er een probleem opkomt. We proberen natuurlijk een balans te houden tussen de onderwerpen, zodat het programma voor consumenten ook interessant blijft.


‘Het is nooit mijn bedoeling dat een bank omvalt. De DSB zou sowieso ooit omvallen...” Bedrijven weten dat ze niet wegkomen met de misstanden als ze in ons programma zijn geweest. We hebben een aantal jaar geleden bijvoorbeeld een reportage gemaakt over de Rabobank op maat verzekering. Rabobank wilde niet in het programma komen, en toen hebben we het een aantal afleveringen achter elkaar hierover gehad. Uiteindelijk kon ik hen toch komen interviewen. Op deze manier kunnen we de consument helpen.

Je hebt ooit de term “woekerpolis” geïntroduceerd, kan je iets meer vertellen over hoe het gegaan is met de woekerpolis affaire? Kan je voorbeelden geven over hoe het “mis” ging en waarom de consument de producten niet begreep? Het begon met de legio lease affaire. Enkele jaren daarna speelden problemen rond beleggingsverzekeringen, en toen hadden we het op de redactie over een goede naam hiervoor. Ik bedacht die middag woekerpolis en wist meteen dat dat de goede naam zou zijn.

SECTION

De DSB bank is natuurlijk omgevallen. Wat is precies jouw rol hierin geweest? Was het ook echt de bedoeling dat de bank zou omvallen? We hebben bij Radar uitgelegd hoe het werkte, dat was eigenlijk genoeg. Er is geen ander programma dat zo duidelijk uitgelegd heeft hoe de verdienstructuur van DSB in elkaar zat. DSB was namelijk eigenlijk een uit de kluiten gewassen tussenpersoon. Hun verdienmodel was bijna volledig gebaseerd op provisies. Mensen werden erheen gelokt met lage maandelijkse kosten. Dit is iets wat mensen goed snappen of ze het kunnen betalen, of niet. Het probleem was dat deze kosten variabel waren, dus dat ze in de toekomst waarschijnlijk sterk zouden stijgen. Het is nooit de bedoeling dat een bank omvalt. Maar ik was het destijds eens met Pieter Lakeman dat de DSB bank sowieso ooit om zou vallen, omdat ze afscheid genomen hadden van het verdienmodel waar ze voorheen zoveel geld mee binnen haalden. Er waren trouwens in 2008 wel meer instanties die op het punt van omvallen stonden. Maar nogmaals, daar zijn wij nooit op uit geweest, het is ons heel duidelijk dat dit uiteindelijk niemand ten goede zal komen.

Ben je ook betrokken geweest bij de overleggen over de schadevergoedingen die door de bedrijven zijn gegeven? Hoe was de houding bij deze bedrijven?

Merkte je dat de bedrijven hun fouten inzagen/ toegaven? Door de uitzendingen die we over woekerpolissen hebben gemaakt zijn er een aantal stichtingen in het leven geroepen, zoals stichting verliespolis en polisclaim. Zij zijn uiteindelijk gaan onderhandelen met de bedrijven. Daar heb ik me niet mee bezig gehouden. We hebben uiteindelijk wel de uitslagen van de onderhandelingen voorgelegd aan ons test panel. Daar kwam uit dat mensen redelijk positief waren. Het aparte was wel dat deze mensen positiever waren dan wij op de redactie, terwijl je zou denken dat consumenten juist negatiever zouden zijn. Wat betreft de houding van de bedrijven, we hebben veel contact met het verbond van verzekeraars. De houding van hen is wel verschoven van erg afwijzend naar dat we on speaking terms zijn.We hebben gewoon inmiddels een professionele relatie met hen.

Is de woekerpolis affaire nu helemaal afgerond of zijn er nog steeds gedupeerden die claims indienen? De affaire is helemaal klaar wat de overheid betreft: de minister is er niet meer mee bezig. De Wabeke norm is ingevoerd, maar die is in mijn ogen onvoldoende en pakt raar uit. Je merkt dat af en toe mensen met dezelfde polis verschillende compensaties krijgen (dat wordt de black box genoemd). Het is onduidelijk hoe de compensatie wordt berekend. Hierdoor zijn er nog steeds mensen die claims indienen om bijvoorbeeld meer geld terug te krijgen. Er zou in totaal 4 miljard worden terugbetaald, verdeeld over 7 miljoen polissen. Deze bedragen kan ik niet onderbouwen. De compensaties worden nu per polis door belangenorganisaties opnieuw aan de rechter voorgelegd, met het doel dat er meer geld terug gaat naar de consumenten.

Door de woekerpolis affaire is het imago van verzekeraars natuurlijk niet op zijn beste punt. Merk je dat hier aan gewerkt wordt, en hoe merk je dit? Worden consumenten alweer positiever over verzekeraars? Ik sprak hier laatst nog met Herman Wijffels over. Mensen hebben heel lang gedacht dat de bank als een soort huisvader met de klant meekeek, en dat was ook zo. In de loop van de tijd is dit beeld veranderd, omdat het belang bij de aandeelhouders kwam en minder bij de klant. De banken werden hierdoor minder voorzichtig. In plaats van dat de bank mensen tegenhield om een te hoge hypotheek te nemen, kon er opeens veel meer dan verstandig was. Er is door verzekeraars inmiddels absoluut aan

25

INTERIVEW

In 2010 werd je verkozen tot meest invloedrijke vrouw in de Nederlandse mediawereld. Hoe gebruik je deze positie?


‘In mijn ogen zouden worst case scenario´s ook vermeld moeten worden in de folders” gewerkt om het imago te verbeteren, onder andere door meer transparant te worden in de producten. De consumenten worden wel al weer positiever, maar ik denk dat we het goed in de gaten moeten blijven houden in de toekomst. De kans op herhaling is heel groot, vooral als het economisch weer beter gaat. We moeten maar zien of de bedrijven er iets van geleerd hebben. Wat er in mijn ogen nog steeds verbeterd kan worden aan de producten, is dat de worst case scenario’s ook vermeld worden in de folders. In het verleden stond dit er nooit in en ik ben ervan overtuigd dat mensen bepaalde producten niet hadden gekocht als ze hadden geweten dat ze in het slechtste geval hun huis kwijt zouden raken. Henriëtte Prast noemde laatst dat het beter is om te communiceren in impact, zo zou je in een folder bij de risico’s van een hypotheek kunnen noemen dat je kans hebt om je huis kwijt te raken. Op deze manier zijn mensen beter op de hoogte van wat het risico voor hen inhoudt.

Was het eigenlijk zo moeilijk om een folder goed te begrijpen?

INTERVIEW

Het probleem lag vaak aan onduidelijkheden in de folders. Zo’n folder is in juridische taal geschreven, en dat maakt het voor de meeste mensen al lastig te begrijpen. Je ziet ook vaak dat mensen de risico’s niet goed begrepen. En natuurlijk hadden de aanbieders er vaak ook belang bij dat mensen het product niet begrepen. Het probleem lag ook niet alleen aan de folders, tussenpersonen en werknemers van de betreffende

bedrijven wisten vaak ook niet wat de risico’s waren. De transparantie binnen het bedrijf was dus ook niet optimaal. Zo kwam het dat mensen werden overgehaald om producten te kopen die ze eigenlijk niet hadden willen kopen. Het was ook tijdens de halleluja-tijd dat alles binnen de economie goed ging en mensen makkelijker werden overgehaald, en tussenpersonen overtuigd waren dat ze mensen goede producten verkochten.

Het klinkt wel alsof sommige producten te mooi waren om waar te zijn. Hadden mensen dat zelf niet kunnen bedenken? Veel mensen begrepen niet goed hoe de producten in elkaar zaten, en als zij door een tussenpersoon werden benaderd kregen ze een (te) positief beeld van deze producten. Mensen werden voorgelogen over de risico’s en daarom kochten ze de producten toch.

Denk je dat er ook een andere rol is voor de toezichthouder? Uiteindelijk zijn de bedrijven zelf verantwoordelijk. Bij ontwikkelaars ligt de verantwoordelijkheid voor hoe de producten verkocht worden. Mensen moeten bewust zijn van die verantwoordelijkheid. De toezichthouder moet ook blijven kijken, maar daar kan je niet alles mee ondervangen.

Op het Actuariaatcongres zullen mensen uit het bedrijfsleven zijn, die misschien (deels) verantwoordelijk zijn geweest voor bijvoorbeeld de woekerpolissen. Hoe denk je dat deze mensen jouw inmenging hebben gevonden? Ik denk dat de beeldvorming wel pijn heeft gedaan, maar we richten ons nooit op personen. Ik heb me vast niet bij iedereen populair gemaakt, maar iedereen staat me tijdens de borrel beleefd te woord.

Wat wil je bereiken met je bijdrage aan het actuariaatcongres? Het zou mooi zijn als iedereen binnen de sector echt doordrongen raakt van wat er gebeurd is met de woekerpolissen. Ik zie voor actuarissen een belangrijke rol voor de toekomst, omdat zij precies weten hoe de bepaalde producten in elkaar zitten. Vaak weten ze dat ook beter dan de directies, en daarom zijn ze in staat om de directie te controleren op bepaalde vlakken. Dit zou er vooral ook om gaan hoe de producten verkocht worden, en of de risico’s wel eerlijk worden uitgelegd in de betreffende folders.

26


Your career

is our biggest asset

lensandpartners.com

Contact us for your career: info@lensandpartners.com twitter: lensandpartners +31 (0) 20 462 30 60

LENS & PARTNERS Executive Search & Coaching


Verzekeringstransparantie vanuit het klantbelang DOOR:

ARTIKEL

Welke bijdrage kan het gedragstoezicht leveren aan transparantie over verzekeringsproducten? En in hoeverre heeft de klant hier iets aan? Deze vragen mogen gesteld worden aan de Autoriteit Financiële Markten (AFM). De AFM houdt toezicht op de informatieverstrekking van verzekeraars, onder meer op grond van de Wet financieel toezicht (Wft) en de Pensioenwet (Pw). In deze bijdrage zal ik ingaan op de manier waarop de AFM de afgelopen jaren een bijdrage heeft geleverd aan een grotere transparantie over verzekeringsproducten. De toezichthouder en de klant: het belang van transparantie De AFM heeft daarbij nadrukkelijk het perspectief gekozen van de klant: transparantie is immers meer dan het voldoen aan wettelijke eisen. Wat heeft een klant aan informatie over een product die (nog net) voldoet aan de wettelijke minimumeisen, maar slecht vindbaar is, of in ingewikkelde taal is opgesteld, of zonder goede uitleg van de risico’s? Het gaat vaak over subtiele formuleringen, waardoor klanten in de praktijk op het verkeerde been kunnen worden gezet. Als uitgangspunt voor het toezicht op informatieverstrekking over financiële producten hanteren we daarom al enkele jaren: “Wat je koopt is wat je denkt dat het is, en biedt waar voor je geld”. Dat wil zeggen: een klant moet niet in een later stadium tot de ontdekking komen dat het door hem of haar gekochte product andere eigenschappen heeft dan op grond van de verstrekte informatie verwacht mag worden. Later hebben we dit geconcretiseerd aan de hand van de termen “vindbaar”, “begrijpelijk” en “evenwichtig”. Als informatie vindbaar, begrijpelijk en evenwichtig is verdwijnt de informatievoorsprong van financiële dienstverleners op hun klanten. De fundamentele vraag daarbij is of verzekeraars (en andere financiële dienstverleners) bereid zijn hun commerciële (kortetermijn-) doelstelling ondergeschikt te maken aan het centraal stellen van het belang van de klant. Op langere termijn is dit ook in het belang van de financiële dienstverlener zelf, omdat hij hiermee het vertrouwen bij de klant kan herstellen of bevestigen. Als de verschillende crises van de afgelopen jaren één ding duidelijk hebben gemaakt, dan is het wel het belang van vertrouwen voor de financiële sector. Uit onderzoek bij klanten van verzekeraars blijkt dat zij duidelijke informatie één van de belangrijkste punten vinden bij de vraag in welke mate zij vertrouwen hebben in verzekeraars. Het begrip “kleine lettertjes” staat symbool voor de manier waarop klanten van

JOHAN DE GROOT

oudsher zijn geconfronteerd met voor hen onduidelijke voorwaarden. De toezichtaanpak van de AFM Het doel van het toezicht op informatieverstrekking is om ‘misselling’ van financiële producten te voorkomen door ervoor te zorgen dat de consument over informatie kan beschikken over financiële producten, zodat hij juiste beslissingen kan nemen. Het aangrijpingspunt hiervoor wordt gevonden in de artikelen 4:19 en 4:20 van de Wft. Hierin staat dat onder andere dat informatie correct, duidelijk en niet misleidend moet zijn, er geen afbreuk mag worden gedaan aan verplicht te verstrekken informatie en dat alle relevante informatie voor een adequate beoordeling voorafgaand aan de overeenkomst moet worden verstrekt. De AFM heeft zich in de aanvangsperiode van de Wft (tot 2008) in belangrijke mate gericht op toetsing van de in artikel 4:19 genoemde ‘verplicht gestelde informatie’. Dit zijn grotendeels gesloten normen waarin bepaald is welke elementen informatie moet bevatten en hoe sommige informatie er precies uit moet zien. Voorbeelden zijn de Financiële Bijsluiter, de Risicoindicator en de waarschuwingszin ‘Let op, geld lenen kost geld’. Daarna heeft de AFM zich in toenemende mate geconcentreerd op de open normen, vooral of de informatie correct, duidelijk en niet misleidend is, en of de informatie alle relevante kenmerken bevat die van belang zijn voor de beoordeling van het product. Hierbij houden wij toezicht op vooral brochures, reclames en teksten op de websites van financiële dienstverleners. Sinds 2011 zijn ook de polisvoorwaarden van verzekeraars steeds meer onderwerp van het toezicht geworden. Om deze ontwikkeling te kunnen duiden, is het goed om stil te staan bij de vraag waarom de AFM deze keuzes heeft gemaakt.Welke factoren spelen daarbij een

28


Het probleem inzichtelijk maken De AFM is als toezichthouder aangewezen om informatie te beoordelen op zaken als correct, duidelijk en niet-misleidend. Maar welke lat moet daarbij worden gehanteerd? De Wft gaat uit van de gemiddelde, goed geïnformeerde consument. De vraag blijft echter welke kennis en vaardigheden bij een consument aanwezig mogen worden verondersteld. Zowel financiële dienstverlener als toezichthouder loopt het risico de kennis van de consument te hoog in te schatten. Nieuw in het onderzoek naar hypotheekinformatie uit 2009-2010 was daarom dat de AFM, in samenwerking met de Universiteit Utrecht, voor het eerst gebruik maakte van “echte” consumenten om de informatie op vindbaarheid en begrijpelijkheid te toetsen. Een twintigtal proefpersonen werd bij de AFM op kantoor uitgenodigd en gevraagd om een aantal vragen te beantwoorden aan de hand van de stapel met informatiemateriaal van diverse aanbieders. Dit waren gebruikersvragen zoals “Stel uw rentevaste periode loopt af, hoe wordt de nieuwe rente vastgesteld?”, en “Is een overlijdensrisicoverzekering verplicht?”. Enkele conclusies

hieruit waren : • • •

Veel hypotheekinformatie is onvoldoende evenwichtig en wordt te laat verstrekt. Veel schriftelijke informatie is te eenzijdig omdat vooral de voordelen van het product worden benoemd. De informatie is matig te vinden en te begrijpen doordat deze onvoldoende is afgestemd op de hypotheekkennis en het taalgebruik van consumenten. De opbouw van informatiedocumenten sluit onvoldoende aan bij de belangrijkste vragen die consumenten hebben over hun hypotheeksituatie. Informatie ‘staat wel ergens’, maar is niet goed te vinden omdat deze niet gegroepeerd is naar de vragen die bij consumenten leven. De formulering van de tekst zelf is vaak juridisch en niet expliciet, waardoor de informatie voor de consument moeilijk te begrijpen is.

Behalve door het inzetten van proefpersonen was dit onderzoek in nog twee aspecten bijzonder. Het eerste was dat de gesprekken met proefpersonen met een camera werden opgenomen, en vervolgens getoond aan de hypotheekaanbieders die het getoetste informatiemateriaal hadden aangeleverd. Dit had een sterk “ontnuchterend” effect. Reactie van een aanbieder:“Dit wil je toch niet voor je klanten”. Het andere cruciale aspect in dit onderzoek was dat de AFM nadrukkelijk de samenwerking met de betrokken aanbieders heeft gezocht. Daarin schuilen altijd risico’s, voor beide partijen. Toch werkte dit model in deze situatie goed. ING, Westland-Utrecht en ABN AMRO gingen akkoord met vermelding van hun naam in het persbericht, en committeerden zich aan een traject tot verbetering van de informatie. Het effect hiervan wordt door ABN AMRO als volgt beschreven: ‘Een onderzoek van de Universiteit van Utrecht in opdracht van de AFM (2010) naar de hypotheekinformatie liet ons zien dat daar een probleem zat. De informatie was moeilijk te vinden en moeilijk te begrijpen. Onze hypotheekproducten waren te complex en vergden aanpassingen door het hele systeem. We hebben onze mensen opgeleid om de nodige verbeteringen door te voeren en de informatie begrijpelijker te maken .’ Bij een vervolgmeting in 2012 bleek dat de hypotheekinformatie bij verschillende aanbieders aanzienlijk was verbeterd, hoewel nog niet over de hele linie. Zowel de duidelijkheid was verbeterd (onder meer door eenvoudiger taalgebruik) als de vindbaarheid (door een andere wijze van presenteren van informatie). De weg naar verbetering De AFM is vervolgens op de ingeslagen weg voortgegaan. Een volgend onderzoek had betrekking op arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De AFM

29

ARTIKEL

SECTION

rol? Allereerst zijn dat de keuzes die de wetgever heeft gemaakt. Wanneer de wetgever bepaalde informatie verplicht stelt (of zelfs letterlijk voorschrijft) geeft zij hier mee aan daar een groot belang aan te hechten, en is het logisch dat de toezichthouder hier voldoende aandacht aan besteedt. Vervolgens is steeds meer de vraag centraal komen te staan in welke mate het toezicht risicogestuurd is. De AFM wil haar beperkte capaciteit inzetten op die onderwerpen waar zich de meeste risico’s voor de klant voordoen, en de potentiële schadelijkheid het hoogst is. En juist de commerciële informatie (zoals in brochures en op websites) bevatte vaak elementen die onvoldoende duidelijk waren, waardoor consumenten niet goed beseften wat ze hadden aangeschaft. Het toezicht richtte zich op het aanpassen van deze informatie door individuele ondernemingen. Nadeel van deze aanpak is dat er slechts een beperkt leereffect wordt bereikt. Natuurlijk kan dit deels worden versterkt door boetes op te leggen bij herhaalde overtredingen (en dat is ook het beleid), maar uit onderzoeken naar gedragsbeïnvloeding blijkt dat ‘afschrikking’ als middel niet altijd het meest effectief is. Gebruik maken van de positieve veranderbereidheid bij instellingen kan vaak een veel groter effect sorteren. Dit heeft er toe geleid dat naast het ‘doorlopende’ toezicht op gesloten en op open normen in concrete situaties, er meer aandacht is gekomen voor projecten waarin de informatie van een groep ondernemingen als geheel centraal kwam te staan. De AFM heeft zich de afgelopen jaren op deze manier gericht op informatie over hypotheken (banken en verzekeraars), arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, schadeverzekeringen en uiteindelijk op het geheel van de klantinformatie van banken en verzekeraars.


deed hiernaar zelf onderzoek met behulp van 50 proefpersonen met een gemiddeld tot hoog opleidingsniveau, van wie de helft zzp’er was. Voorbeelden van gebruikersvragen die hierin werden gesteld, zijn: •

Stel, je krijgt een hartkwaal en daardoor word je voor 45% arbeidsongeschikt verklaard. Wat betekent dat voor de premie die je iedere maand moet betalen? Stel, je bent een vrouw. Je bent in verwachting. Heb je recht op een zwangerschapsuitkering? Zo ja, wat is die uitkering?

Ook hier waren de scores bepaald niet geruststellend (zeker gezien het opleidingsniveau van de onderzochte groep): in ongeveer de helft van de situaties werd de informatie gevonden, en ook de begrijpelijkheidsscore was ongeveer 50%, wat betekent dat slechts een kwart van de informatie zowel vindbaar als begrijpelijk was. Om te illustreren waar het over gaat hierbij een voorbeeld van het ingewikkelde taalgebruik in de onderzochte informatie:

geven, best practices te delen, een plan van aanpak te toetsen en de resultaten van de aangepaste informatie te toetsen. De AFM bracht ook het Handboek ‘Werken aan duidelijke klantinformatie’ uit, waarin veel tips zijn opgenomen bij het verbeteren van de informatie over verzekeringsproducten, en ook ervaringen die verzekeraars daarbij zelf hebben opgedaan. Op grond van deze ervaringen heeft de AFM drie succesfactoren voor verandertrajecten geïdentificeerd. Succesfactoren voor verbetering van klantinformatie 1. Ga organisatiebreed Voer verbeteringen organisatiebreed door (alle productgroepen). Pak product- en afdelingoverstijgende onderwerpen gezamenlijk aan, met een gemeenschappelijk doel. 2. Betrek alle medewerkers De klant zit in het hoofd van alle medewerkers. Medewerkers kennen het product en de klant het best. Gebruik die kennis om klantinformatie vindbaar en begrijpelijk te maken 3. Doe consumentenonderzoek Vindbaarheid en begrijpelijkheid worden regelmatig getoetst door middel van consumentenonderzoek. Maak het onderdeel van het productontwikkelingsproces.

Voorbeeld 1. Premie Premievrijstelling

ARTIKEL

Zolang [verzekeraar] uitkering verleent krachtens het na-eerstejaarsrisico is verzekeringnemer vrijgesteld van premiebetaling naar evenredigheid van het uitkeringspercentage behorende bij het naeerstejaarsrisico. De vrijstelling van premiebetaling geldt voor de premie van het eerstejaarsrisico en het na-eerstejaarsrisico. In geval het uitkeringspercentage van het na-eerstejaarsrisico toeneemt tijdens de periode van premievrijstelling verleent [verzekeraar] een aanvullende premievrijstelling. Ook begrippen als ‘vastgestelde restcapaciteit’ en ‘sluimerpremie’ waren soms te vinden in de voorwaarden. Duidelijk was dat ook op dit terrein verbeteringen dringend gewenst waren. Om te bereiken dat alle verzekeraars gemotiveerd werden om mee te doen, heeft de AFM afspraken gemaakt met het Verbond van Verzekeraars. Voor het Verbond paste de verbetering van de klantinformatie in het programma ‘Verzekeraars Vernieuwen’, dat was begonnen om het vertrouwen in verzekeraars terug te winnen, dat als gevolg van o.a. de woekerpolisaffaire een flinke deuk had opgelopen. De AFM is zo met een dertiental verzekeraars in gesprek gekomen, in elf gevallen heeft dit geleid tot afspraken over samenwerking. Deze hielden in dat de verzekeraar zelf verantwoordelijk blijft voor aanpassing van de informatie, maar dat de AFM hierbij een ondersteunende rol heeft door presentaties te

Het Keurmerk Klantgericht Verzekeren (KKV) is ook een samenwerkingspartner geworden. Aanvankelijk waren de eisen van het keurmerk voor duidelijke klantinformatie nog niet op een gelijk niveau met die van de AFM. In de loop van 2012 zijn deze eisen aangescherpt en op het door de AFM gehanteerde normenkader aangesloten. In 2013 zijn afspraken gemaakt waarbij de AFM een deel van de toetsingen heeft uitbesteed aan het KKV. Op deze manier wordt de sector meer zelf verantwoordelijk voor het veranderingsproces, wat de kansen op duurzaamheid hiervan bevordert. Natuurlijk zijn er in grote veranderingsprocessen als deze obstakels en misverstanden die uit de weg geruimd moeten worden. Ik noem een er een aantal. Misverstand 1: Verzekeringsproducten zijn te ingewikkeld om duidelijk over te kunnen communiceren. Sowieso moeten financiële ondernemingen zich afvragen hoe ingewikkeld zij een product willen maken; op veel terreinen zijn vereenvoudigingen mogelijk. Daarnaast is het niet nodig om alles ‘onder de motorkap’ uit te leggen. Het gaat erom dat de consument kan begrijpen wat het te verwachten resultaat van het product is, en wat de risico’s zijn. Misverstand 2: Duidelijke informatie is juridisch niet haalbaar. Als verzekeraar ben je dan in te ruime mate aansprakelijk. Op allerlei terreinen is aangetoond dat het mogelijk

30


is om begrijpelijke teksten te formuleren die ook juridisch voldoende houvast bieden. Het omgekeerde risico is juist wel reëel: een verzekeraar die zijn klanten onduidelijk informeert loopt daarmee risico’s op schadeclaims.

OVER DE AUTEUR Johan de Groot Johan de Groot is econoom en jurist, en werkt sinds 2002 bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Sinds 1 januari 2014 als hoofd Toezicht Pensioen & AIFM, en daarvoor als hoofd Transparantietoezicht Financiële Producten. Eerder werkte hij voor het ministerie van Financiën.

voor een duidelijke gebruiksaanwijzing van het document. Al met al is er de afgelopen jaren belangrijke voortgang geboekt in de richting van vindbare, duidelijke en evenwichtige productinformatie, maar nog niet over de hele linie. Waar gepast zal de AFM zeker pluimen uitdelen. Maar dat geldt niet voor alle producten, en niet voor alle verzekeraars. De inspanningen moeten dus worden voortgezet, ook als de druk vanuit de AFM (tijdelijk) minder wordt vanwege andere prioriteiten. Het is dan juist aan de verzekeraars om te laten zien dat het hen menens is om tot een duurzame verbetering te komen, die bijdraagt aan het herstel van vertrouwen bij het publiek. Dat laatste kost tijd, maar is wel van essentieel belang voor de verzekeraars en de financiële sector als geheel. Mijn conclusie is: transparantie over verzekeringsproducten is zeker geen illusie, maar een kwestie van denken vanuit klantperspectief, graag willen, en hard werken.

31

MSC-LEVEL | SPECIALTY ARTIKEL | SPECIALTY | NL

Waar staan we nu? In 2013 heeft de AFM bij verzekeraars haar programma voortgezet en uitgebreid naar banken (die hier al mee te maken hadden op het onderdeel hypotheekinformatie). Er is gekozen voor het thema ‘Wonen’, meer specifiek de inboedel- en opstalverzekering en de annuïteitenhypotheek. Dergelijke producten hebben een grote impact op de financiële huishouding van consumenten. Enerzijds omdat het ingewikkelde producten met een lange looptijd en/of een grote financiële impact zijn, anderzijds omdat veel consumenten ermee in aanraking komen. De AFM toetst samen met het KKV van verschillende verzekeraars en banken de productinformatie over deze producten. De resultaten hiervan vormen voor de grootste banken en verzekeraars onderdeel van de zogeheten ‘Klantbelang Dashboard’. De AFM toetst daarmee hoever deze financiële dienstverleners zijn met het doorvoeren van verbeteringen op allerlei onderdelen van de dienstverlening. De resultaten op het gebied van de opstalverzekering zijn gemengd. Vooral bij kleinere/middelgrote verzekeraars is de voortgang nog onvoldoende. Op dit moment wordt er door alle partijen hard gewerkt om de aanbevelingen van de AFM te verwerken en informatie aan klanten duidelijker te maken. Een goed voorbeeld van de bereikte verandering is dat er een verzekeraar is die voor nagenoeg alle kernproducten vernieuwde webpagina’s, brochures, en voorwaarden heeft. De website en brochure geven een evenwichtig beeld van het product, zowel de belangrijkste voordelen als nadelen worden geschetst, en de benodigde informatie en informatiedocumenten zijn goed te vinden. Er zijn een offerte en een polisblad die een goed overzicht geven van het product dat is gekocht. Daarnaast zijn de voorwaarden opgesteld in begrijpelijke taal, worden juridische termen zoveel mogelijk vermeden (zoals na-eerstejaarsrisico uit het eerdere voorbeeld), is het document voorzien van een inhoudsopgave met paginanummers, zijn kopjes opgesteld in gebruikersvragen, en zorgt een leeswijzer

Recommended for readers of XXx-level

Recommended for readers of XXx-level

MSC-LEVEL | SPECIALTY | SPECIALTY | NL

Misverstand 3: Consumentenonderzoek? Dat doen we al jaren. Het consumentenonderzoek dat financiële onder/ nemingen tot dusverre uitvoeren, richt zich doorgaans op aankoopintentie of op klanttevredenheid. Dat is echter iets heel anders. Ook de vraag of klanten iets begrijpelijk of aantrekkelijk gepresenteerd vinden is niet de vorm van onderzoek die de AFM bevordert. Het gaat niet om de mening, maar om het gedrag van de consument.


Kunnen we jou een balans­ totaal van 100 miljard toevertrouwen?

Ben je al actuaris? Of studeer je voor actuarieel analist of actuaris? Dan maken we graag kennis met jou! Benieuwd naar de mogelijkheden?

Kunnen we jou onZe Klanten toevertrouwen?

AGIS AVÉ RO ACH MEA C E N T R A A L B E H E ER A C H M E A FBTO I N T E R PO L I S

Kijk op werkenbijachmea.nl

Z I LV E R E N K RU I S A C H M E A


In gesprek met Dirk Jan Sloots Op 5 december hadden Marc en Nousjka een interview met Dirk Jan Sloots, directeur van Rabo PGGM PPI. Ze waren blij dat de afspraak was verzet van het kantoor in Zeist naar een leuk restaurantje tegenover de DNB in Amsterdam. Ondanks de Sinterklaasstorm die die dag woedde, gingen zij op weg naar de afspraak om hem te bestoken met vragen over zijn werk bij Rabo PGGM PPI, de huidige financiĂŤle markt en natuurlijk over ons congres.

DOOR: MARC VAN HOUDT & NOUSJKA DE LANGE

Kan je een korte introductie geven over jezelf? Ik ben Dirk Jan Sloots, heb econometrie gestudeerd in Groningen, hierna heb ik in Amsterdam actuariaat gestudeerd. Tijdens mijn studie in Groningen heb ik bij PGGM een afstudeerstage gedaan, hier ben ik daarna blijven werken. Inmiddels werk ik alweer 12 jaar bij PGGM, in het begin was dit vooral als actuaris en heb ik veel ALM-modellen gedaan. Ik ben steeds meer richting bestuurlijke banen gegaan, tegenwoordig zit ik in meerdere directies binnen PGGM (onder andere van de Rabo PGGM PPI). Het leuke aan mijn werk bij PGGM vind ik dat het niet alleen commercieel is, maar ook maatschappelijk.

Was een bestuursfunctie altijd al een ambitie van je? Nee, ik heb wel altijd gehad dat ik het grotere plaatje wilde begrijpen binnen de functies die ik had. Dat ik een bestuursfunctie kreeg, kwam er vanzelf, van door mijn vorige functies je moet voor dit soort dingen ook een beetje geluk hebben dat je er in rolt.

SECTION

We zitten met 4 bestuurders in de directie, hiervan zijn er twee gedetacheerd vanuit Rabobank en twee vanuit PGGM. Ik ben hierin de financieel directeur en ben verantwoordelijk voor de financiĂŤn, het risicomanagement en de beleggingenkant van de PPI.

Wat is een PPI? En API? Wat zijn de verschillen, en waarom zijn deze instellingen in het leven geroepen? Deze instellingen, en nog andere, zijn mogelijk gemaakt vanuit Europese wetgeving. Multinationals hebben zo de mogelijkheid om de uitvoering van verschillende internationale pensioenregelingen te bundelen. Nederland heeft ervoor gekozen dit in een PPI en API vorm te geven. Ook kan middels deze instellingen onze pensioenkennis internationaal worden gezet. Een PPI is een premie pensioen instelling, een API is een algemene pensioen instelling, dit is een iets uitgebreidere versie van een PPI. Het verschil ligt er in dat een PPI alleen defined contribution (dc) regelingen mag aanbieden, en een API ook defined benefits (db) en de uitkeringsfase kan aanbieden. De PPI is inmiddels drie jaar op de markt. De API zit nog in de ontwerpface. Inmiddels is er een consultatieronde gestart over een APF (algemeen pensioenfonds) die de API gaat vervangen. In de praktijk is de internationale ambitie er minder, omdat elk land

33

INTERVIEW

Je bent nu financieel directeur bij het Rabo PGGM PPI, wat houdt deze functie in? Hoe ben je daar terechtgekomen? Heb je nog meer functies?


“Hoewel de huidige ontwikkelingen binnen de pensioeninstellingen goed zijn, is nog altijd meer transparantie nodig” een net iets andere wetgeving heeft. Er is wel een aantal multinationals bezig met internationale fondsen, maar de PPI’s hebben vooral voor meer marktwerking bij de dc-regeling in Nederland gezorgd.

Hoe gaat het met de Rabo PGGM PPI? We zijn hiermee sinds 2011 bezig. In mei 2012 hebben we een vergunning aangevraagd, deze hebben we in december 2012 gekregen. Sinds april 2013 is de verkoop gestart, dit gaat erg goed. Bij de Rabobank en bij PGGM hebben we gezien dat veel toekomstzaken veranderen, onder andere bij pensioenen, wonen en in de zorg. Dit is ook een van de redenen waarom Rabobank en PGGM een PPI begonnen zijn, als voorbereiding op veranderingen in de toekomst.

Je was net bij DNB, hoe gaat de samenwerking daarmee? Is het (omdat de PPI pas twee jaar bestaat) nog een beetje zoeken, of gaat dat al heel goed? De samenwerking met DNB gaat heel goed. We hebben best een zwaar vergunning traject achter de rug, maar DNB is op een goede manier zeer kritisch.We zijn nu steeds meer in gesprek over dingen die we tegenkomen in de markt, omdat alle PPI’s (er zijn er nu 9 à 10 met een vergunning) tegen min of meer dezelfde dingen aanlopen.

Kende je het Actuariaatcongres al voordat we je benaderden als spreker? Ja, ik ben er ook wel eens geweest, een aantal jaar geleden in het Krasnapolsky. Omdat ik de wereld van de pensioenfondsen en de PPI’s ken, wil ik laten zien dat er best veel overeenkomsten zijn. Voor wat betreft transparantie: wat zijn nou de zaken die ons in de weg staan om naar een transparant en duurzaam stelsel te gaan. Bij het opstellen van het stelsel zijn er aannames gemaakt die vijftig jaar geleden logisch waren maar inmiddels minder logisch zijn.Wat zijn nou de veranderingen die in een nieuw stelsel moeten worden gemaakt.

Zijn de PPI’s transparanter dan de concurrenten of andere pensioeninstellingen? PPI’s zijn wel transparanter dan traditionele producten.Verzekeraars boden als dc producten aan, maar door de marktwerking die is gekomen zijn kosten en transparantie binnen de sector op een hoger niveau gekomen. De producten die wij aanbieden zijn bijna volledig transparant, je weet alles. Wij denken dat we geen kleine letters hebben, als we dat wel hebben horen we het graag. PPI’sbieden niet een nieuw product aan, maar maken het wel duidelijker.

34

SECTION

INTERVIEW

Wat wil je bereiken met het spreken op het Actuariaatcongres?


Wat is het voordeel van een PPI? Doordat gegarandeerd pensioen steeds duurder wordt en het onzeker is, hoeveel premie je moet betalen, stappen veel werkgevers overstappen van db naar dc. Dit gebeurt binnen het midden en klein bedrijf al massaal. Door over te stappen naar dc verschuift het risico van de werkgever naar de werknemer, omdat er geen minimale garantie is vanuit de werkgever. Dat is een nadeel voor de werkgever. Voordeel is dat het product minder complex is, en er is in sommige gevallen meer keuzevrijheid.

Wat vind je van de recente ontwikkelingen op gebied van transparantie? Bijvoorbeeld binnen de pensioeninstellingen, maar ook bij andere financiële instellingen. Volgens mij zijn die goed, meer transparantie is nodig in het stelsel. Je ziet dat pensioenfondsen en verzekeraars grote stappen maken op het gebied van transparantie. Bijvoorbeeld in de uitleg van besluiten die ze nemen en op het gebied van kosten. Maatschappelijk ontstaat er nu ook een debat over pensioenregelingen in Nederland. Welke risico’s willen we in solidariteit met elkaar delen? Hoeveel pensioen mag je opbouwen? Dat is goed en noodzakelijk om het stelsel toekomstbestendig te maken. Er worden hier echt stappen gemaakt. Aan de andere kant: transparantie is heel belangrijk en een voorwaarde maar niet de heilige graal. Mensen moeten de producten nog steeds kunnen begrijpen. Ik hoorde laatst een mooie uitspraak: als alles transparant is, zie je ook niets meer.Uiteindelijk denk ik dat voor een goed stelsel vertrouwen nodig is, en dat transparantie hierin zal helpen.

Denk je dat in de toekomst pensioenen Europees geregeld gaan worden? Ik denk dat het op lokaal niveau landelijk geregeld zal blijven, doordat landen verschillende sociale en fiscale regelgeving hebben. Als pensioenen Europees geregeld zouden gaan worden, moeten eerst sociale wetgeving en belasting Europees geregeld zijn. Het zal de komende jaren de vraag worden wat vanuit Brussel geregeld wordt en wat landelijk geregeld blijft. Er zijn wel internationale bedrijven die hun pensioenfondsen in verschillende landen samen beheren.

Hoe zit het nu met de dekkingsgraad van pensioenfondsen in Nederland? Zie je al dat het de goede kant op gaat? Het gaat wel beter, het gemiddelde staat rond de 110%. De beurzen gaan de laatste tijd goed en de rente gaat ook de goede kant op, hierdoor is de dekkingsgraad gestegen. Daarmee zijn fondsen er nog niet, omdat ze ook graag de pensioenen willen verhogen. Maar het is goed voor de sector dat de dekkingsgraden stijgen. Dat geeft ons meer tijd om naar de toekomst van het stelsel te kijken.

De PPI gaat meehelpen aan het stelsel voor de toekomst, maar de PPI is ook een beperkt vehikel omdat alleen dc kan worden aangeboden. De API lijkt inmiddels ingehaald door de tijd, maar ik denk dat ook bestaande vehikels meer ruimte moeten krijgen. Het APF (algemeen pensioenfonds) is een mooi voorbeel. Uiteindelijk zal een nieuw stelsel denk ik meer neerkomen op het bestaande ombouwen dan helemaal opnieuw beginnen. Ingrediënten van het nieuwe pensioenstelsel zijn: meer naar individuele rechten, consumenten worden hierdoor ook meer betrokken. Collectief ricsico blijven delen. Pensioenen collectief organiseren, want dat is goedkoper en efficiënter. Mensen willen tegenwoordig meer weten wat ze echt hebben. Pensioen, zorg, wonen en werken komen dichterbij elkaar. Je moet bijvoorbeeld in de toekomst 20% eigen geld meenemen als je een eigen huis wil kopen, omdat dit lastig op te brengen is voor starters, worden verschillende “spaarpotten” denk ik meer uitwisselbaar.

35

INTERVIEW

SECTION

Hoe zie je de toekomst van de pensioenen in Nederland voor je? Is een PPI of een API de toekomst?


Dit jaar wordt het Actuariaatcongres voor de 14e keer georganiseerd door studievereniging VSAE (Vereniging voor Studenten Actuariële wetenschappen, Econometrie en Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam). Elk jaar wordt een actueel thema binnen de actuariële wetenschappen belicht. Vaak zijn dat thema’s die terug te vinden zijn in politieke discussies. Daarnaast wordt er een magazine uitgegeven dat geheel in het teken staat van het thema van het congres. De opzet van het congres is in de loop der jaren veranderd van een Actuariaatdag jaarlijks afgewisseld met een Actuariaatdebat, tot een combinatie die de dag completer maakte, tot de huidige vorm waarbij er een plenaire bijeenkomst wordt afgewisseld met kleinschalige interactieve sessies. De sprekers komen uit de top van het bedrijfsleven en het toezicht. Elk jaar wordt er gekozen voor een bijzondere, chique locatie waar het congres plaatsvindt. In de afgelopen jaren zijn onder andere het congrescentrum West-Indisch Huis, de hotels NH Barbizon Palace, Hotel Okura en het Amstel Hotel en de speciale locaties theater Tuschinski de monumentale kerk de Duif en bijeenkomstcentrum de Rode Hoed aangedaan. Dit jaar hebben wij ook weer gekozen voor een bijzondere locatie voor het congres, namelijk het filminstituut EYE. De dag is elk jaar volledig verzorgd en tijdens de koffiepauzes, lunch en borrel is er uitgebreid de gelegenheid om te praten met (collega-) actuarissen en (collega-) studenten. De doelgroep is dan ook enerzijds het bedrijfsleven en anderzijds de studenten.

Voor gecertificeerde actuarissen is er daarom de mogelijkheid om PE punten te verdienen door aanwezig te zijn op het congres. Ook dit jaar is het congres weer aangevraagd voor 6 PE punten. Voor actuarieel gefocuste studenten is deze dag een bijzondere kans om naast de theoretische opleiding kennis te maken met de praktijk. Het poogt te tonen hoe het werk er van de actuaris in de praktijk aan toegaat en laat zien hoe de theoretische studiestof terug te vinden is in de praktijk. Verder krijgt het werkzame deel van de bezoekers een kans om zich te laten bijpraten over een belangrijk thema binnen het actuariaat. Op het congres is het mogelijk om vragen te stellen aan de aanwezige sprekers. Maar het meedenken begint al voor de dag van het congres, met de keuze voor de interactieve onderdelen. Wordt het een sessie over pensioenen of een over de alternatieven voor verzekeren, waaronder banksparen? Aan het einde van de dag is er tijdens een gezellige borrel altijd de gelegenheid om door te praten over de aangeboorde onderwerpen. Het leuke van dit congres is dat een actuaris die tegen zijn pensioen aan zit, zomaar in gesprek kan raken met een eerstejaars student. Veel bijzondere gesprekken zijn al gevoerd na afloop van het congres. Met het Actuariaatcongres hoopt de VSAE haar bijdrage te kunnen leveren aan actuele discussies en vraagstukken binnen de actuariële wetenschap en wil daarbij zo veel mogelijk (toekomstige) actuarissen betrekken.

SECTION

SECTION ALGEMEEN CONGRES

Actuariaatcongres algemeen

Het filminstituut EYE

36


Actuariaatcongres 2013

Koninklijk Instituut voor de Tropen, locatie Actuariaatcongres 2013

Grote zaal van het KIT

DOOR: DANIEL TOBÓN ARANGO

De dag begon met een korte inleiding van Peter Verdaasdonk (directeur Tropeninstituut) over het KIT en haar verbinding met het thema.Vervolgens werd het Actuariaatcongres geopend door een interessante inleiding van de dagvoorzitter Irs. Drs. J. Breen AAG (directeur AG&AI), hierdoor waren alle studenten en professionals klaar voor de rest van de dag. Als eerste was het podium beschikbaar voor de drie plenaire sprekers. Drs. Servaas Houben AAG-FIA (Prudential Assurance, London) trok de solvabiliteit van Solvency II in twijfel en legde uit daarvoor een aantal redenen en oplossingen te hebben. Gevolgd door een presentatie van Dagmar van Ravenswaay Claasen (DNB) die met behulp van stellingen en stemrondes het publiek bij haar presentatie betrok. De laatste presentatie werd verzorgd door Drs. Siert Vos (MN) en Drs. Frank Cordewener AAG (MN) over de solidariteit en pensioenen. Na de goedverzorgde lunch was het tijd voor de interactieve sessies. Er stonden twee ronden op het programma waarbij elk ronde een apart onderwerp behandelde. Tijdens de eerste ronde waren de drie workshops van Ir. Drs. Dick Boeijen (PGGM), Drs. Adri Jansen AAG (Sprenkels & Verschuren) en Drs. Hen Veerman AAG (Triple A) die het thema van de pensioen kant belichtten. Na de koffiepauze was het tijd voor de tweede ronde van drie workshop waarbij de zorg sector werd belicht. Het was de beurt aan Drs. Marcel van Delft AAG (Zwitserleven), Dr. Wim Niesing AAG (Achmea) en Drs. Judith Houtepen MBA en MSc Peter van Meel AAG (Milliman) om hun interessante workshops ten horen te brengen. Vervolgens begon het discussiepanel met panelleden Dick Boeijen (PGGM), Jos Berkemeijer AAG (AG-AI), Jan de Voois (Actwell Actuarissen) en IJmert Muilwijk (CNV Jongeren). Elke panellid kreeg vijf minuten voor een betoog en vervolgens barstte de discussie los onder leiding van onze dagvoorzitter. Het werd duidelijk dat actuarissen aan de buitenwereld duidelijk moeten maken waarom de pensioenleeftijd moet worden verhoogd en de politiek moet uitleggen wat er precies moet gebeuren met betrekking tot zorg- en pensioenverzekeringen. Al met al een geslaagde dag die werd afgesloten met een hapje en een drankje in de prachtige Marmeren Zaal van het KIT. De Actuariaatcongres commissie 2013 bestond uit: Daniel Tobón Arango (voorzitter), Lennart Niezen (coördinator), Glenn Taylor, Kasper van Vliet, Olivier Rotsteege, Jozef Battjes en Abel Bosman.

37

CONGRES 2013 SECTION

Woensdag 27 februari was het tijd voor alweer de dertiende editie van het VSAE Actuariaatcongres, deze editie vond plaats in het monumentale Koninklijk Instituut van de Tropen (KIT), kortweg het Tropenmuseum. Het actuele thema van het Actuariaatcongres 2013 was: ‘De grenzen van solidariteit, zijn de grenzen al bereikt?’.


Overige sprekers

Diede Panneman is actuaris en werkt bij Sprenkels en Verschuren. In 2014 zal hij zich (helaas) met name bezighouden met buy-outs van pensioenfondsen en met de consequenties van het Pensioenakkoord voor de inhoud van pensioenregelingen. Daarnaast heeft de ontwikkeling van de markt voor beschikbare premieregelingen (PPI) zijn bijzondere aandacht.

Adri Jansen is werkzaam bij Sprenkels & Verschuren als pensioenadviseur. Hij helpt pensioenfondsen, werkgevers, ondernemingsraden en vakorganisaties met een onafhankelijk advies. Daarnaast werkt hij als waarnemend actuaris voor enkele pensioenfondsen. Adri is opgeleid tot actuaris, maar houdt zich tevens bezig met de fiscale en sociale aspecten en probeert de complexe pensioenmaterie begrijpelijk te houden.

38

MSC-LEVEL | SPECIALTY

Claudia Duijndam is werkzaam bij Nationale-Nederlanden sinds 2008. Ze heeft verschillende managementfuncties bekleed binnen Operations en ook heeft ze gewerkt als Senior Productmanager.Vanaf 2011 is Duijndam verantwoordelijk voor de productontwikkeling en het bet productbeheer van producten die betrekking hebben op vermogensvorming: (Bank)sparen, Beleggen en de actieve Levenproducten. Daarnaast heeft Duijndam gewerkt bij ABN AMRO Bank. Hier heeft ze o.a. een specialistenfunctie bekleed op het gebied van Hypotheken en een leidinggevende functie. Duijndam is tevens via een opleidingsbureau ruim drie jaar actief geweest als trainer en coach binnen de Rabobank organisatie.

Recommended for readers of XXx-level

Recommended for readers of XXx-level

OVERIGE MSC-LEVEL SPREKERS | SPECIALTY | SPECIALTY | NL

Romke van der Veen (1958) is hoogleraar Sociologie van Arbeid en Organisatie aan de Erasmus Universiteit, kroonlid van de SER en voorzitter van de SER-commissie Sociale Zekerheid en Gezondheidszorg. Hij doet onderzoek naar veranderingen in het sociaal beleid (arbeidsmarkt, gezondheidszorg, sociale zekerheid) in Europese verzorgingsstaten. Recent publiceerde hij The transformation of Solidarity. Changing Risks and the Future of the Welfare State (Amsterdam, AUP 2012).


Gisella van Vollenhoven (1970) is sinds 2013 bij De Nederlandsche Bank afdelingshoofd Toezicht Beleid Verzekeraars en Pensioenfondsen. Gisella studeerde in 1994 af als actuaris aan de Universiteit van Amsterdam. Zij begon haar carrière binnen ING groep en heeft daar binnen en buiten Nederland vele managementposities bekleed. Gisella was actief in o.m. de gebieden van Pensioen, productmanagement leven- en schadeverzekeringen, bancassurance, Credit Risk management en Risk Model validatie.

SECTION

drs. AAG Wouter Elshof, is sinds 2010 werkzaam bij Milliman waar hij verantwoordelijk is voor de adviespraktijk op het gebied van risicomanagement. Wouter adviseert verzekeraars en pensioenfondsen bij het ontwerpen van risico- en waarderingsmodellen (zoals o.a. ALM, Economisch Kapitaal, Embedded Value en Solvency II) en de toepassing hiervan in het strategische beleid. Voordat Wouter bij Milliman in dienst is getreden, heeft hij acht jaar gewerkt als actuarieel consultant bij Towers Watson en B&W Deloitte. Hij is voorzitter van de Solvency II commissie van het Actuarieel Genootschap en geeft o.a. les bij de CERA opleiding aan het Actuarieel Instituut.

Rik van Beers Msc. is sinds 2011 werkzaam bij Milliman waar hij een breed scala aan actuariële- en risicomanagement gerelateerde adviesopdrachten verricht.Voornamelijk voor grote- en middelgrote verzekeraars en pensioenfondsen. Zijn werkzaamheden beslaan onder andere modellering op gebied van Solvency II, modelvalidatie en Prophet modellering. Rik geeft op een regelmatige basis presentaties over verschillende onderwerpen. Zo heeft hij onlangs een presentatie over herverzekering verzorgd aan de Rijksuniversiteit Groningen en heeft hij een onderzoek over een intern model voor renterisico gepresenteerd op het IAA Mexico Colloquia 2012.

39

OVERIGE SPREKERS SECTION

Hans de Goeij is consultant op de afdeling corporate marketeer bij MN. Hiervoor heeft De Goeij gewerkt als associate bij Baken Adviesgroep en als project manager bij Lancyr en als manager Internet Marketing bij Delta Lloyd.Tijdens de workshop op het Actuariaatcongres zal De Goeij ingaan op de confrontatie met betrekking tot de roep om maximale transparantie bij financiële instanties als banken, verzekeraars en pensioenfondsen. Zo stelt hij bovendien de vraag of volledige transparantie wel de manier is om het vertrouwen van publiek en andere stakeholders terug te winnen? Of wordt toch al ingewikkelde materie nog moeilijker om te begrijpen? Aan de hand van een aantal intrigerende dilemma’s zal De Goeij de pro’s en contra’s van maximale transparantie in communicatie belichten.


Over de commissie

Recommended for readers of XXx-level

OVER DE COMMISSIE| SPECIALTY | NL

Nuria Boot (22) is de voorzitter van deze commissie. Na een reis door Australië en een stage, is ze in september begonnen met de masters Econometrie en Economie. Ze is geïnteresseerd in (de maatschappelijke kant van) actuariële vraagstukken en regulering bij financiële instellingen. De organisatie van dit congres ziet ze als een mooie uitdaging om een inhoudelijk sterk congres neer te zetten voor studenten en professionals in de actuariële wereld. In haar vrije tijd tennist, leest en reist ze graag.

Irene Doelman (22) is tweedejaars student Econometrie en Actuariaat aan de Universiteit van Amsterdam. Na zich buiten de VSAE al ingezet te hebben voor meerdere commissies, werd het tijd voor een meer studiegerelateerde commissie. Het organiseren van het Actuariaatcongres ziet ze als een leuke uitdaging en een kans om meer inzicht te krijgen in de actuariële wereld. Binnen de commissie is zij redactrice van het magazine. In haar vrije tijd houdt ze zich voornamelijk bezig met roeien.

Hugo Evers (20) is een derdejaars Econometrie en scheikunde student, behalve het uitvoeren van allerlei levensgevaarlijke experimenten waagt hij zich dit jaar samen met Wouter aan het regelen van de sponsors voor het Actuariaatcongres. Dit grijpt hij aan als een mooie kans om ervaring op te doen met acquisitie en zich op een studiegerelateerde manier nuttig te maken binnen de VSAE. Naast studeren houdt hij zich bezig met muziek en roeien.

40


Nousjka de Lange (21) is derdejaars student Actuariële Wetenschappen aan de UvA. Dit is haar eerste commissie en ook gelijk een serieuze die goed aansluit bij haar studierichting. Via deze commissie wil ze zelf meer over de Actuariële wereld te weten komen en daarnaast ook bijdragen aan het neerzetten van een interessant en leuk congres. Binnen de commissie is ze verantwoordelijk voor het contact met sprekers. In februari onderbreekt ze haar studie voor één jaar om het bestuur van de VSAE in te gaan. Ze zal daarin de functie penningmeester en commerciële zaken krijgen. Ook wordt ze de nieuwe coördinator van het Actuariaatcongres. Buiten haar studie om tennist ze graag.

Karlijn Schipper (22) is vierdejaars studente Econometrie aan de UvA. Na een aantal bevlogen en actieve jaren bij de VSAE waarin ze voornamelijk ontspannende commissies gedaan heeft, vond ze het de hoogste tijd worden voor serieuzere zaken. De Actuariaatcongres-commissie bood uitkomst. Het lijkt Karlijn een grote uitdaging om voor zoveel actuarissen, studenten en mensen uit het bedrijfsleven een interessant een leerzaam congres te organiseren. Met gepaste trots heeft ze EYE als locatie weten te regelen en vol overgave stort ze zich nu op het AC-magazine.

41

Recommended for readers of XXx-level

Wouter Kastrop (19) is dit jaar het jongste commissielid en bezig aan zijn tweede jaar van de bachelor Actuariaat, Econometrie en Operationele research. Na vorig jaar, als lid van de wintersport commissie, al een beeld te hebben gekregen wat je allemaal te wachten staat binnen een commissie is hij dit jaar voor commissie gegaan waar ook studiegerelateerde zaken bij komen kijken. Naast zijn studie is Wouter zeker niet vies van een feestje of festival en houdt hij zich verder bezig met roeien en genieten van de voordelen die het studentenleven te bieden heeft. Binnen de commissie is hij samen met Hugo verantwoordelijk voor de acquisitie en het onderhouden van de website.

OVER DE COMMISSIE| SPECIALTY | NL

Marc van Houdt (22) is de coördinator van de Actuariaatcongrescommissie vanuit het bestuur van de VSAE. Als commissielid van het Actuariaatcongres 2011 weet hij wat er bij komt kijken om zo’n congres te organiseren, deze ervaring geeft hij ook door aan de huidige commissie. Hij is inmiddels al bijna een jaar bezig met het bestuur van de VSAE, waarin hij de commerciële zaken rol op zich neemt. Na een jaar lang alle bedrijven langs te zijn geweest wordt het ook weer tijd om te studeren, namelijk de master Financial Econometrics. In zijn vrije tijd houdt Marc zich vooral bezig met golfen.


Over de VSAE

OVER DE VSAE SECTION

De Vereniging voor Studenten Actuariaat en Econometrie & Operationele Research (VSAE) is de studievereniging voor alle studenten Actuariaat, Econometrie en Operationele Research aan de Universiteit van Amsterdam. De VSAE behartigt de belangen van deze studenten door contacten met de faculteit te onderhouden, maar ook door de studenten een totaaloverzicht te geven van het vakgebied. De VSAE richt zich sterk op het traject waar studenten na hun studie mee te maken krijgen. Dit doet zij door diverse projecten te organiseren. Met ongeveer 750 leden is de VSAE één van de grootste studievereniging op het gebied van actuariaat en econometrie. De VSAE heeft meer dan 120 actieve leden, die zich bezig houden met de organisatie van diverse evenementen en projecten. De meeste projecten die deVSAE organiseert, richten zich op het gehele vakgebied en dus ook op het bedrijfsleven. Daarom werkt zij bij de organisatie van deze projecten nauw samen met diverse kwantitatief economische bedrijven en beroepsgenootschappen als het Actuarieel Genootschap. Naast het Actuariaatcongres organiseert de VSAE een tal van andere evenementen en projecten.Waarvan enkele uitgelicht: Eén van de meeste prestigieuze projecten van de VSAE is de Econometric Game, een driedaagse wedstrijd tussen verschillende universiteiten. Teams van 30 gerenommeerde internationale universiteiten strijden tegen elkaar bij het oplossen van een maatschappelijke, wetenschappelijke, econometrische case. De teams bestaan uit twee laatstejaars topstudenten, en twee promovendi van de universiteit. De afgelopen jaren hebben onder andere London School of Economics, Carlos III Madrid, University of Southern California en Ofxord University deelgenomen. De Beroependagen worden jaarlijks in samenwerking met de Financiële Studievereniging Amsterdam (FSA) georganiseerd. Tijdens dit tweedaagse carrière evenement wordt aan studenten de kans geboden om via onder andere presentaties, workshops, lunches, persoonlijke gesprekken, een borrel en een diner in contact te komen met interessante bedrijven en potentiële werkgevers. Ook organiseert de VSAE om het jaar de Risk Intelligence Competition, een tweedaags evenement specifiek gericht op risk management. Een competitief evenement waar ouderejaars studenten in groepjes

meerdere cases maken met verschillende bedrijven en strijden om wie de risico’s het best weet te beheersen. Het International Study Project is de studiereis van de vereniging. Het doel van de reis is om kennis te maken met het bedrijfsleven en hoger onderwijs in het buitenland. In 2012 zijn we met KPMG naar Londen geweest. In 2013 was Madrid de bestemming van de ISP, met verschillende bedrijfsbezoeken, bezoeken aan universiteiten en het ontdekken van de stad zelf was ook deze reis weer zeer geslaagd! Enkele bestemmingen uit eerdere jaren zijn: New York, Mexico en Hong Kong. Eens in de vijf jaar organiseert deVSAE ook de Landelijke Econometristen Dag (LED). De LED is het jaarlijkse evenement waar ongeveer 400 studenten van alle econometrieverenigingen uit het hele land deelnemen aan workshops van bedrijven.Verder bestaat de dag uit lunches, diners en een afsluitend feest. Met het doel om studenten een wetenschappelijk platform te bieden geven wij vier keer per jaar de Aenorm uit. De Aenorm biedt een breed scala aan artikelen. Zo wordt een deel van het blad besteed aan de publicatie van econometrische artikelen, zowel van wetenschappers als (ex-)studenten. Het andere deel van het blad is vooral gericht op de vereniging en bijzondere verhalen van studenten. Zo zijn er bijvoorbeeld verslagen van de verschillende evenementen en uitwisselingservaringen te lezen. Uiteraard heeft de VSAE ook vele andere activiteiten. Enkele voorbeelden hiervan zijn de persoonlijke ontwikkelingsdag, ontspannende reizen, borrels en feesten, weekendjes weg, pooltoernooien, pubquizen en nog veel meer!

42


Interview met Richard Weurding DOOR:

Op vrijdagmiddag rond een uur of 4 kwamen twee commissieleden, Nuria en Nousjka, aan op station Mariahoeve in Den Haag. Hier vlakbij bevindt zich het kantoor van het Verbond van Verzekeraars waar ze een afspraak hadden met Richard Weurding, de algemeen directeur van het Verbond, om hem vragen te stellen over zijn werk bij het verbond, het Actuariaatcongres en over de huidige markt en transparantie.

Mijn naam is Richard Weurding, ik ben geboren in 1961 en ben nu dus 52 jaar oud. Ik heb twee dochters, één van 11 en één van 13. Ik heb gestudeerd in Leiden. Toen heb ik strafrecht gedaan want ik wilde destijds graag bij de politie, maar dat is wat anders gelopen. Toentertijd moest je nog in militaire dienst, waar ik gelukkig wel een juridische baan kreeg. Daar was ik erg blij mee want zo kon ik werkervaring op doen. Vanuit daar ben ik toen terecht gekomen bij Verbond van Verzekeraars, beginnend op de het gebied van cao, arbeidsvoorwaarden. In het begin leek me dit redelijk saai eigenlijk. Al snel kwam er toen een grote reorganisatie waar ze jonge mensen bij wilde betrekken en daar werd ik er één van. Ik moest toen gaan nadenken over hoe het in de toekomst met het Verbond moest gaan. Van daaruit werd ik projectleider van het nieuwe kantoor, waar we nog steeds met veel plezier werken. Binnen het Verbond van Verzekeraars heb ik veel verschillende banen gehad. Vanaf 2000 ben ik in de directie gegaan en vanaf 2006 ben ik algemeen directeur. Vrij snel erna kwam de economie in een turbulente tijd, de tijd van de woekerpolissen en de crisis.

Wat is de voornaamste taak van Verbond van Verzekeraars? Het belangrijkste is het behartigen van de belangen van verzekeraars, op een moderne manier. We gaan hier niet alleen voor eigenbelang maar proberen onze belangen te verbinden met die van de samenleving. Er

wordt binnen het bedrijf vaak van buiten naar binnen gedacht in plaats van andersom. Er wordt dus eerst gekeken naar wat de belangen van andere partijen zijn, en vervolgens kijken we hoe we deze met onze kunnen matchen. Ik zal niet ontkennen dat we natuurlijk ook naar de belangen van de verzekeringsindustrie kijken, daar worden we immers door betaald. Maar we vinden wel dat verzekeringsmaatschappijen een maatschappelijke nutsfunctie hebben en we hier onze verantwoordelijkheid voor moeten nemen.

Waar hou je je zoal mee bezig als algemeen directeur van het Verbond van Verzekeraars? Ik ben in principe eindverantwoordelijk. We hebben een professioneel bedrijf met goede medewerkers en een goed management. Hierdoor krijg ik de ruimte om veel dingen extern te doen. Mijn voornaamste taak is om bezig te zijn in ons netwerk. Zo ga ik veel naar overleg en heb ik veel vergaderingen. Vanuit het Verbond zit ik in een aantal besturen en adviesraden en praat ik veel met relaties die we hebben, bijvoorbeeld met werkgevers- en werknemersorganisaties. Elke dag ga ik echt met veel plezier naar mijn werk. Iedere dag is anders, er zijn andere dingen in de media en er staan andere dingen op de politieke agenda. De ene dag gaat het over pensioenen en de volgende dag over arbeidsongeschiktheid, veiligheid of bijvoorbeeld criminaliteit. Het is erg divers en dat maakt het leuk. Ook ga ik regelmatig naar het buitenland. We hebben daar veel contact met zusterverenigingen om ook in

43

INTERVIEW

Kan je een korte introductie geven over jezelf?

NURIA BOOT & NOUSJKA DE LANGE


‘De afgelopen jaren is er veel veranderd aan transparantie, de digitale wereld heeft daar veel aan bijgedragen’’ Europa de belangen te behartigen. Het bedrijf is groot genoeg om veel aan te kunnen en tegelijkertijd ook klein genoeg om iedereen te kennen.

Kun je in het kort uitleggen waar je het over gaat hebben tijdens het congres?

INTERVIEW

We zullen beginnen met het kijken naar wat er de afgelopen tijd in de financiële sector is gebeurd. Er was een tijd dat alles goed ging en dat leidde ertoe dat aanbieders van financiële producten alles vrij optimistisch benaderden. De consumenten wilden graag profiteren. Achteraf kun je vraagtekens zetten bij het optimisme en hoe het beleid gevoerd werd. Er was gewoon een situatie waarin iedereen makkelijk producten kon kopen zonder rekening te houden met risico’s. Met ons programma willen we een gezonde duurzame financiële dienstverlening krijgen. Door te investeren in educatie kunnen we producten eenvoudiger en transparanter maken zodat de consument er meer van begrijpt. Ik zal tijdens het congres uitleggen welke initiatieven we hiervoor hebben genomen en welke beweging deze initiatieven op gang hebben gebracht. Dit is natuurlijk voor elke sector weer anders.

Het imago van verzekeraars is beschadigd, heeft u imago experts geraadpleegd en zo ja, kwamen deze met iets zinvols? Ja zeker.We hebben met professionele bureaus gespard en hier inspiratie uit op gedaan. Dat heeft bijgedragen aan de vorm van ons programma. Deze bureaus hebben ook onderdelen van het programma met ons neergezet. We moeten continu blijven zoeken naar een goed plan omdat alles om ons heen in een hoog tempo verandert.

Is het programma een succes? Het programma heeft echt een beweging op gang gebracht. Onze leden geven aan dat bij hun de knop om ging, ze hebben het vervolgens op hun eigen manier opgepakt. Het is een mega verandering in onze sector waar we blij mee zijn. Het programma lijkt vooralsnog dus een succes, in het begin werd hier wel anders over

tegenaan gekeken.

Wat vind je van de recente ontwikkelingen op gebied van transparantie? Bijvoorbeeld binnen de pensioeninstellingen, maar eventueel ook bij andere financiële instellingen. Er zijn veel ontwikkelingen rondom transparantie geweest.Vooral dilemma’s over de informatiebehoeften van consumenten, hoe speel je daar het beste op in? Hoe breng je het over zodat de consument het begrijpt en een bewuste keuze kan maken? Dat kan zijn wanneer iemand zich aan het oriënteren is maar ook op het moment van offerte. Zeker bij langlopende verbintenissen (zoals pensioenen) wil de consument per jaar op de hoogte gesteld worden over hoe het ervoor staat. Deze dingen moeten transparant zijn en gaan tegenwoordig veel via het internet zodat iedereen het zelf na kan kijken. Dit is nog een dynamisch proces waarin we zoeken naar verbetering, we hebben hierin nog geen optimum gevonden. De afgelopen jaren is er veel veranderd aan transparantie, de digitale wereld heeft daar veel aan bijgedragen. Je moet je verplaatsen in de klant, de klant is geen uniform iets maar er zijn veel verschillende personen en de vraag is hoe je daar mee om moet gaan. Een product wordt overigens ook transparanter als het eenvoudiger is, dus dat is ook een manier om aan je transparantie te werken. Wat wij ook proberen te doen is de algemene consumenten voorlichting te verbeteren door middel van bijvoorbeeld life events zoals het gaan studeren, trouwen of scheiden. Dit zijn momenten waarop je weer goed gaat nadenken over je verzekeringen. Wij vinden het belangrijk om de consument hierin voor te lichten.

Staat de concurrentie in de weg van transparantie over financiële producten? Of misschien juist andersom; zorgt transparantie voor meer concurrentie? In het algemeen zijn wij wel voorstander van marktwerking, liever gezegd voorstander van de juiste prikkels. Bij marktwerking wordt er gestreden

44


op kwaliteit en prijs. Dit moet wel op een gezonde manier gebeuren en daarom zijn er regels voor. Het is een belangrijke sector die mensen soms voor een lange tijd aan contracten bindt en welke grote effecten kan hebben op hun levens, het is daarom logisch dat er regulering is. Marktwerking is dus goed, op sommige punten mag dit er zelfs meer zijn, zoals bijvoorbeeld bij pensioeninstellingen. Wel moet ten alle tijden de consument goed beschermd worden.

Met veel andere verbonden nemen jullie deel aan Insurance Europe, kunnen wij iets leren van andere landen? Ik vind van wel. Landen als Nederland, Engeland en de Scandinavische landen worden gezien als landen waar ontwikkelingen zich voor het eerst voor doen. Deze landen zijn open qua structuur en de consument is mondig. Andere landen zijn conservatiever, dingen gebeuren daar zoals ze dat 10 jaar geleden ook al deden. We kijken veel naar wat er in andere landen gebeurt en kijken wat we daar van kunnen leren. In Europa is het belangrijk om onze krachten te bundelen zodat we in Brussel onze stem als collectief van verzekeraars kunnen laten horen.

Is het programma nog ergens overgenomen? Je ziet dat de Engelsen en de Duitsers hier ook vrij systematisch aan werken, zij hebben er alleen niet een label aangehangen zoals hier. De woekerpolis heeft zich natuurlijk beperkt tot Nederland maar ook in Engeland en enkele andere landen waren er schandalen. In de kern zie je dus wel dezelfde vraagstukken. Alle markten willen veranderen maar ieder heeft zijn eigen dossier.

Er was weer veel schade, ondanks dat de trend de goede kant op gaat. Maar zolang er nog opzettelijke schade is, zullen we nooit zeggen dat we er zijn. Het liefst zouden wij deze opzettelijke schade verhalen op de daders maar dit is niet makkelijk. Als eerste zou je de dader moeten vinden en bekijken waar degene wie schade toegediend is, is verzekerd. Dit is bijna niet te doen. Toch vinden we dat we dit maatschappelijk niet kunnen accepteren en dat hier regelgeving voor moet komen. Er moet een effectieve methode komen om mensen te confronteren met de consequenties van hun daden. Anders betaalt iedereen hier indirect via een hoger wordende premie aan mee, en ik vind dat we dat niet kunnen maken. Vanuit onze rol hier wil ik dat signaal afgeven. We moeten zoeken naar een goede manier om mensen op hun verantwoordelijkheden te wijzen en niet de rekening te leggen bij goedwillende burgers. Dat vinden wij maatschappelijk relevant.

45

INTERVIEW

Na oud en nieuw hebben jullie in de pers gesproken over het verhalen van schadeclaims tijdens oud en nieuw, hoe gaat het daar nu mee?


EIOPA calls for transparency to protect consumers1 The relentless transfer of pension responsibilities from employers to employees has to be accompanied by a fundamental change in the way that the sector is regulated, according to Gabriel Bernardino, Chairman of the European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA).

BY: DAVID NICHOLSON

‘I think we need a paradigm shift,’ he says. ‘The information that we’ve been providing, while it is literally correct, is not right for those who have to take decisions about their pensions.’ Documents running to hundreds of pages, dealing with arcane financial products, need to be supplemented by straightforward, easy to understand literature which makes clear the responsibilities and liabilities involved. ‘There needs to be less material, but more standardised and explainable,’ says Bernardino.

Simpler concepts ‘We have to move from the assumption that people understand all the financial information that they receive. We need to base our information on much simpler concepts. I think this is going to take a huge shift from the regulatory side.’ The European industry’s switch from defined benefits to defined contribution pensions has created a generational gap between late 20th and the early 21st century provision, with employees left confused by their pension conditions and responsibilities. European states must act to remedy the situation, says Bernardino.

ARTIKEL

Concrete action ‘It is not enough to talk the talk, we must have concrete action,’ he says.‘We want to take the lead on bringing increased transparency to the pensions market.’ Transparency is the so-called ‘Pillar III’ of the EC’s proposed supervisory regime for pension schemes. Pillar I relates to technical provisions and Pillar II is about governance and supervisory review. EIOPA is due to release a major quantitative impact study (QIS) into the impact of the Institutions for Occupational Retirement Provision (IORP) directive this spring, with a full report expected in June 2013. Its main concern is to look at developing a more risk-based approach for European pensions. All regimes in the financial sector need to concentrate more on governance, on how they view risk and capital, according to Bernardino. The parameters of risk management have changed in many ways, he argues. The use of complex derivatives, held partly responsible for the ongoing credit crisis, presents new risks. Low interest environments have changed the profile of pensions products. The issue of sovereign risk has changed radically in recent years, along with a newfound instability in equity markets. ‘So many things have changed, including risk management tools 1: Bron: The European Actuary, vol. 3 nr. 2, April 2013

46


So many things have changed, including risk management tools and advances in actuarial sciences and advances in actuarial sciences,’ says Bernardino. The European Commission was calling for action on pensions reform and asked EIOPA to conduct this QIS research, as a means of moving towards a system with a better understanding of risk. ‘We needed to have impact assessment of the advice we were giving, so this process has gone ahead,’ Bernardino says. Although the process of reforming both insurance and pensions markets was underway before the 2008 crisis emerged, certain issues were highlighted that needed to be addressed, once again feeding in to the need for greater risk management and more robust regulations. Among the recommendations that Bernardino emphasises are: • A more realistic valuation of assets and liabilities by pensions providers; • Clearer comparability between assets and liabilities; • The reinforcement of standards of governance, with specific emphasis on the defined contribution side. Communicating with pensions beneficiaries is the ‘biggest challenge’ facing the industry, according to Bernardino. ‘The challenge of how to calculate risks is enormous. When people hear about billions of euros, it’s hard for them to make sense of the information.The challenge is to re-look at the information we provide.’

This may be an unpopular sentiment at a time when European companies are suffering under the yoke of austerity policies and failing demand, but Bernardino is determined to place his organisation’s sympathies firmly with the employee. Defined contribution policies have the advantage that they can easily be moved to new employers, in line with the more fluid and volatile ewmployment situation in 21st century Europe. The situation for the insurance market across Europe is more stable, says Bernardino, because it has had a longer experience of implementing EU directives. ‘The main challenge for insurers is Solvency II,’ he comments. ‘Because this is already approved and implemented and comes directly from the causes of the financial crisis.’ The pensions industry is some years behind insurance, from a regulatory standpoint, whereas insurance has less issues to overcome, he argues – although there remain guidelines and standardising elements which national governments need to adopt. ‘This is a fundamental issue,’ he says. As a public authority, the EIOPA’s job is to protect consumers and members of pension schemes. In the current environment, with employers looking to offload risk, it is a tough assignment. But Bernardino is determined to fight his corner.

If successful, Bernardino argues that such regulatory changes will ‘pave the way for a new generation’ of pensions providers, who will recognise the need for shared risk profiles between employers and employees. ‘We’re not saying that defined contribution pensions are a bad thing,’ explains Bernardino. ‘They should still be seen as employers providing for employees. But there needs to be room for the financial sector to take its own share of the risks. It shouldn’t act solely as an asset manager. They’re the specialists, so they should take part of the risk.’

47

ARTIKEL

New generation


Generali is net zo goed mijn bedrijf als dat van Freek Wansink.

Nataliya Boyko Actuarieel Analist bij Generali Check mijn

profiel.

Ook op zoek naar een eerste baan waarin je meteen verantwoordelijkheid krijgt? Ga naar www.werkenbijgenerali.nl.

Uw Generali.

De pensioen- en inkomensverzekeraar.


Gouden handdruk van glans ontdaan? Op 18 december 2013 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Belastingplan 2014, Overige fiscale maatregelen 2014, de Wet aanpak fraude en fiscaliteit en de Wet wijziging percentages belasting- en invorderingsrente. Een enorm pakket aan maatregelen met grote gevolgen voor de belastingbetaler. De belangrijkste veranderingen zijn: • de toeslagen en heffingskortingen • het vervallen van de stamrechtvrijstelling • de verhoging van de AOW-leeftijd • beperking van de aftrek van de hypotheekrente eigen woning • de vrijstelling voor schenkingen omhoog • wijzigingen motorrijtuigenbelasting • de verhoging van de belasting- en invorderingsrente

DOOR: MR. FERD BEUKERS CPL FFP

In dit artikel wordt aandacht geschonken aan de wijzigingen op het gebied van de fiscale behandeling van de ontslagvergoeding en de dilemma’s waar ex-werknemers voor staan. Voor een goed begrip van de wijzigingen per 1 januari 2014 is het van belang om de achtergrond van het fenomeen gouden handdruk te kennen. Indien de relatie werkgever-werknemer wordt verbroken, kunnen zich omstandigheden voordoen waardoor de werkgever – al dan niet om morele redenen – gehouden is om aan de werknemer ter zake van zijn ontslag een eenmalige uitkering toe te kennen. De uitkering werd veelal genoten in de vorm van een eenmalig bedrag dan wel in de vorm van een aanspraak op periodieke uitkeringen (stamrecht). Een combinatie van beide mogelijkheden was uiteraard ook mogelijk.

Heffing van loonbelasting/inkomstenbelasting De fiscale behandeling van de gouden handdruk was afhankelijk van de gekozen vorm van de uitkering. Bij een éénmalig bedrag was er direct, tegen progressief tarief in box 1, belasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijk bijdrage zorgverzekeringswet over de uitkering verschuldigd. Werd er in plaats van een eenmalig bedrag een aanspraak op periodieke uitkeringen ontvangen, dan was er pas belasting, premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijk bijdrage zorgverzekeringswet verschuldigd op het moment dat deze periodieke uitkeringen daadwerkelijk worden ontvangen. Deze uitkeringen vallen onder het progressieve tarief van box 1 (= belastingheffing + premie volksverzekeringen). Bij periodieke uitkeringen dient elke uitgekeerde termijn bij het –

49

ARTIKEL

Achtergrond fiscale behandeling Gouden handdruk


waarschijnlijk lagere – toekomstige inkomen over meerdere jaren te worden geteld. Immers, de uitkering dient veelal ter aanvulling van het inkomen in een periode waarin het inkomen lager zal uitvallen. Hierdoor kan door het bedingen van een periodieke uitkering vaak een progressievoordeel worden behaald.

Wettelijke voorwaarden De wettelijke voorwaarden die werden gesteld aan een gouden handdruk waren de volgende: - het stamrecht mag voorzien in uitgestelde periodieke uitkeringen, met dien verstande dat de stamrechttermijnen niet later mogen ingaan dan in het jaar waarin de werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt1; - na overlijden van de werknemer mogen de stamrechttermijnen slechts toekomen aan diens (ex) echtgenoot, diens partner met wie de werknemer een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd, of diens (pleeg-/stief-)kinderen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt; - als verzekeraar mogen optreden professionele verzekeraars, pensioenfondsen, (stamrecht-)BV’s alsmede de natuurlijke persoon tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat of heeft gestaan. Banken en beleggingsinstellingen mogen met ingang van 2010 eveneens als uitvoerder optreden; - de uitkeringen uit een verzekerd stamrecht moeten een bepaalde onzekerheid in zich dragen, die afhankelijk is van de overlijdenskans van de verzekerde. Deze overlijdenskans gedurende de looptijd van de periodieke uitkeringen is gesteld op 1%. Anders gezegd: gedurende de periode waarin de stamrechttermijnen tot uitkering komen moet er statistisch de kans zijn van 1% – of eigenlijk 0,94% – dat de verzekerde binnen die periode komt te overlijden (het zogenaamde 1%-sterftekanscriterium). De minimale looptijd van een bancair goudenhanddrukstamrecht is bij ministeriële regeling nader vastgesteld. Deze minimale looptijden corresponderen zo ongeveer met de minimale looptijden volgens het 1%-sterftekanscriterium.

ARTIKEL

Verboden handelingen Indien er sprake is van handelingen die in strijd zijn met de hiervoor geschetste wettelijke voorwaarden, wordt de aanspraak op een goudenhanddrukstamrecht alsnog aangemerkt als loon. De belastingheffing vindt dan plaats tegen het progressieve tarief in box I. Tevens is revisierente verschuldigd over de afkoopwaarde2. Verboden handelingen zijn: • het afkopen, vervreemden dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid laten zijn van het stamrecht; • het prijsgeven van een in eigen beheer gehouden aanspraak (men spreekt ook wel van ‘afzien van’). Zijn er ‘dwingende maatschappelijke redenen’ zoals bijvoorbeeld het geval kan zijn bij faillissement,

surseance van betaling en schuldsanering, dan vindt deze heffing over de aanspraak niet plaats indien en voor zover de aanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is.

Wijzigingen in 2014 Met de invoering van het Belastingplan 2014 is mogelijkheid een stamrecht overeen te komen voor het bedrag van de ontslagvergoeding per 1 januari 2014 te vervallen. Per dezelfde datum is ook de revisierente bij afkoop van een gouden handdrukstamrecht vervallen. Daarnaast een de zogenaamde 20%-kortingsregeling in het leven geroepen.

Stamrechtvrijstelling vervallen Werknemers die in 2014 worden ontslagen kunnen hun ontslagvergoeding niet meer onbelast omzetten in een stamrecht. Met het vervallen van de artikel 11, lid 1, onderdeel g, en 11a van de Wet op de loonbelasting 1964 moet er direct progressief belasting worden betaald. De ex-werkgever zal dan ook loonheffing en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringwet inhouden.

Overgangsrecht Omdat een ontslagprocedure zich vaak over langere tijd uitstrekt en er situaties zijn waarbij het ontslag in 2013 is aangekondigd maar het daadwerkelijke ontslag pas in 2014 zal plaatsvinden is er overgangsrecht opgesteld. Als aan de volgende voorwaarden is voldaan is een gouden handdrukstamrecht ook nog mogelijk bij ontslag in 2014: 1. Het ontslag is in 2013 aangezegd en de ontslagdatum stond op 31 december 2013 vast. 2. De dienstbetrekking wordt binnen een korte termijn na het vaststellen van de ontslagdatum beëindigd.Van een korte termijn is in ieder geval sprake als het gaat om de wettelijke opzegtermijn. 3. In 2013 is er door de werkgever en werknemer een overeenkomst gesloten waaruit blijkt dat de ontslagvergoeding alleen kan worden gebruikt voor een stamrecht. Deze overeenkomst is schriftelijk vastgelegd en door werkgever en werknemer ondertekend. 4. De ontslagvergoeding moet vóór het verstrijken van de opzegtermijn naar de uitvoerder van het stamrecht worden overgemaakt. In de praktijk zijn met name de onderdelen 3. en 4. vaak onderwerp van discussie.

Revisierente vervallen Bij afkoop of niet meer voldoen aan de fiscale spelregels was de zogenaamde revisierente verschuldigd. De verschuldigde revisierente bedroeg 20% van de waarde in het economisch verkeer van het gouden handdrukstamrecht. Voor bezitters van een stamrecht vormde de revisierente naast de progressieve

1. Met ingang van 1 januari 2013 vervangen door het jaar waarin de AOW-gerechtige leeftijd werd bereikt. 2. Sinds 1 januari 2004.

50


20% kortingsregeling Naast het later vervallen van de revisierente is er nog een maatregel ingevoerd die het mogelijk maakt om een gouden handdrukstamrecht fiscaal vriendelijker in één keer tot uitkering te laten komen. In de volgende 2 situatie mogen gouden handdrukstamrechten mogen in 2014 worden afgekocht onder inhouding van loonheffing over 80% van de aanspraak: • De uitkering ter vervanging van gederfd of te derven loon (bijvoorbeeld een ontslaguitkering) is vóór 15 november 2013 overgemaakt naar de rekening van de stamrecht-bv, bank, beleggingsinstelling of verzekeraar. • De werkgever treedt zelf op als verzekeraar van het stamrecht. Ook heeft de werkgever zich verplicht vóór 15 november 2013 het stamrecht te verzekeren. Uiteraard is er bij afkoop vanaf 2014 geen revisierente meer verschuldigd maar dient de ex-werknemer wel rekening te houden met de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet3.

Dilemma’s Met het vervallen van de revisierente en de 20% kortingsregeling probeert de wetgever bezitters van een gouden handdrukstamrecht te verleiden om in 2014 tot afkoop over te gaan om op deze wijze de schatkist te spekken en economie een duwtje in de goede richting te geven. De ex-werknemer staat voor de keuze: afkopen of in standhouden. 20% lijkt aantrekkelijk, maar welke criteria spelen een rol bij de afweging? En wie ondersteunt de ex-werknemer bij het doorhakken van de gouden handdrukknoop: de exwerkgever, de (betaalde) adviseur, de aanbieder van het stamrecht of staat hij er alleen voor?

Aandachtspunten bij afkoop Belastingheffing Als een ex-werknemer besluit om een gouden handdrukstamrecht af te kopen dient rekening te worden gehouden met progressieve belastingheffing over de afkoopsom. Als de afkoop plaatsvindt in 2014 hoeft slechts over 80% van de afkoopwaarde belasting

te worden betaald. Afhankelijk van het inkomen in het jaar van afkopen kan de belastingheffing al snel oplopen tot 52%. Ook dient de ex-werknemer wel rekening te houden met de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. Deze bijdrage bedraagt ruim 5,4%4. Ook kan een heffing in box 3, de inkomsten uit sparen en beleggen, aan de orde zijn over de netto opbrengst van het gouden handdrukstamrecht. Deze heffing bedraagt 1,2% belasting over de grondslag op de peildatum5. De grondslag wordt berekend de bezittingen bij elkaar op te tellen en daar vervolgens de schulden en het heffingsvrije vermogen6 van af te trekken. Kosten bij afkopen Ongeacht of het gouden handdrukstamrecht opbouwt of uitkeert, is ondergebracht bij een bank, een verzekeraar of een stamrecht-BV, moet de exwerknemer rekening houden met kosten bij afkoop. Bijvoorbeeld als gevolg van het openbreken van een deposito. Bij een verzekerd stamrecht kan de exwerknemer ook nog geconfronteerd worden met medische waarborgen. In geval van een al uitkerend verzekerd gouden handdrukstamrecht is het niet ondenkbaar dat de verzekeraar helemaal geen medewerking verleent aan afkoop in verband met antiselectie. Bij een gouden handdrukstamrecht dat is ondergebracht in een stamrecht-BV worden de kosten niet zozeer veroorzaakt door de afkoop zelf als wel door het liquideren van de BV. Middelingsregeling Als gevolg van het afkopen van een gouden handdrukstamrecht kan er een sterk wisselend inkomen ontstaan. De ex-werknemer betaalt als gevolg van het progressieve belastingtarief (maximaal 52% waarschijnlijk meer belasting dan wanneer de uitkeringen uit het stamrecht gelijkmatig over een aantal jaren verdeeld zouden zijn. De ex-werknemer kan dan in aanmerking komen voor de middelingsregeling. Bij middeling wordt het gemiddelde inkomen over 3 aaneengesloten kalenderjaren berekend. Het zogenaamde middelingstijdvak. Vervolgens wordt berekend hoeveel belasting per jaar moet worden betaald. Als de herrekende belastingbedragen lager dan die van de eerdere aanslagen, dan kan een teruggaaf worden gevraagd. Alhoewel de belastingdienst op haar website een stappenplan heeft opgenomen, zal een doorsnee belastingplichtige toch al snel de hulp van een adviseur inroepen voor het uitwerken van de middelingsregeling. 7

3. De inkomensafhankelijke bijdrage is niet in alle gevallen verschuldigd. De bijdrage-grondslag bij de betreffende uitvoerder van het stamrecht is van invloed. Dit wordt verder niet behandeld. 4. Over een maximum inkomen van €50.853. 5. Peildatum voor de vermogensrendementsheffing is 1 januari van een kalenderjaar. 6. Heffingsvrij vermogen in box 3 bedraagt € 21.139 per belastingplichtige in 2014.Voor fiscale partners is dit bedrag verdubbeld tot € 42.278.

51

ARTIKEL

inkomstenbelasting veelal een stevige drempel om af te kopen. Met ingang van 1 januari 2014 is de revisierente bij afkoop van een gouden handdrukstamrecht niet meer verschuldigd waardoor afkoop vanaf 2014 vanuit financieel oogpunt bezien interessanter zou kunnen zijn dan in 2013.


VOORBEELD

Recommended for readers of XXx-level

ARTIKEL MSC-LEVEL | SPECIALTY | SPECIALTY | NL

Een werknemer, 47 jaar, ongehuwd is een paar jaar geleden ontslagen. Zijn ontslagvergoeding heeft hij ondergebracht in een gouden handdrukstamrecht. Hij heeft vrij snel na ontslag weer een nieuwe baan gevonden en heeft nu geen behoefte aan inkomen uit het stamrecht. Wel heeft hij het plan opgevat om op 62-jarige leeftijd te stoppen met werken en het gouden handdrukstamrecht te gebruiken als overbrugging tot zijn AOW en pensioen. Uitgangspunten Waarde stamrecht ultimo 2013 € 60.000 Rendement (op stamrecht en vermogen) 2% Heffing box 3 – vermogensrendementsheffing 1,2% Heffingsvrij vermogen box 3 € 21.139 Belasting bij afkoop 52% Belasting over uitkeringen 42% Netto opbrengst bij afkoop Waarde stamrecht ultimo 2013 € 60.000 A Af: 20% korting € 12.000 Te belasten € 48.000 Belasting 52% over afkoopsom € 24.960 B Netto opbrengst bij afkoop € 35.040 A -/- B Vergelijking netto opbrengst op leeftijd 62 Opbrengst bij afkoop Netto opbrengst in 2014 € 35.040 Jaarlijks rendement 2% € 701 Waarde 1/1/2015 € 35.741 Waarde 1/1/2015 € 35.741 Af: heffingsvrij vermogen € 21.139 Belastbaar in box 3 € 14.602 Vermogensrendementsheffing 1,2% Netto opbrengst per 1/1/2015

€ 175 -/€ 35.566

Netto opbrengst per 1/1/2029, Hans is dan 62

€ 43.366

Opbrengst bij in standhouden Waarde stamrecht ultimo 2013 Rendement in 2014 2% Waarde stamrecht 1/1/2015

€ 60.000 € 1.200 € 61.200

Waarde stamrecht 1/1/2029, Hans is dan 62 Af: belasting 42% over uitkeringen

€ 80.752 € 33.915

Netto opbrengst

€ 46.837

52


Aandachtspunten bij in standhouden Belastingheffing Als de ex-werknemer besluit om het gouden handdrukstamrecht in stand te houden moeten er uiterlijk in het jaar waarin recht ontstaat op AOW uitkeringen worden gedaan. Over de uitkeringen is progressieve belasting verschuldigd. Omdat de uitkeringen periodiek worden ontvangen is het mogelijk dat het jaarlijkse inkomen niet belast wordt tegen 52% en maar is het aannemelijk dat de uitkeringen belast worden tegen 42%. Bij een ex-werknemer die de AOWgerechtigde leeftijd heeft bereikt kan de belastingdruk nog lager uitvallen als gevolg van het verlaagde tarief in de eerste twee belastingschijven.

We kunnen gerust stellen dat het gouden handdrukstamrecht met ingang van 1 januari 2014 voor goed van de gouden glans is ontdaan. Het verval van de stamrechtvrijstelling zorgt er voor dat werknemers die in 2014 worden ontslagen hun gouden handdruk niet meer kunnen omzetten in een stamrecht en direct met belastingheffing worden geconfronteerd. Met het vervallen van de revisierente en de 20% kortingsregeling probeert het kabinet bezitters van een gouden handdrukstamrecht te verleiden om tot afkoop over te gaan en zo de schatkist te spekken en de Nederlandse economie een boost te geven. De vraag is natuurlijk of afkoop vanuit financieel oogpunt bezien aantrekkelijk is. Die vraag is niet eenduidig aan de hand van een gouden vuistregel te beantwoorden omdat persoonlijke omstandigheden een belangrijke rol spelen. Grote dilemma’s voor de bezitters van een gouden handdrukstamrecht: afkopen of door laten lopen en wie helpt bij het maken van een keuze. Dit laatste aspect is een onderdeel van de interactieve sessies die wij op 5 maart 2014 verzorgen op het Actuariaatcongres.

Ferd Beukers Ferd Beukers is fiscalist, pensioenjurist en financieel planner en werkzaam bij het Fiscaal Juridisch Adviesbureau van Nationale-Nederlanden. In die hoedanigheid informeert hij klanten over, onder andere, fiscale en juridische ontwikkelingen rondom financiële producten, zoals (dga-) pensioen, lijfrenten, eigen woning en ontslagvergoedingen. Naast deze werkzaamheden is Ferd bestuurslid van de Stichting Certificering FFP. Deze stichting ziet toe op de kwaliteit van de examens en opleidingen voor (gecertificeerde) financieel planners.

7. www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/prive/werk_en_inkomen/ bijzondere_situaties/middeling_sterk_wisselende_inkomens/belastingteruggaaf_berekenen/

53

ARTIKEL

Tot besluit

OVER DE AUTEUR

Recommended for readers of XXx-level

Persoonlijke omstandigheden spelen een grote rol bij de keuze tussen het afkopen of in standhouden van een gouden handdrukstamrecht. Een ‘gouden regel’ is om die redenen dan ook lastig te geven. Om toch een indruk te geven wat de fiscale en financiële gevolgen van afkopen of in standhouden zijn is het voorbeeld in het kader opgenomen.

| SPECIALTY | NL

‘Gouden Regel’


een

wat

is

actuaris

Kies jij voor een carrière als actuariële professional ?

Al vier jaar de beste baan Je hebt goede Je bent een Je houdt van Je levert een bijdrage aan

carrièremogelijkheden creatieve probleemoplosser exacte uitdagingen maatschappelijke vraagstukken

Koninklijk Actuarieel Genootschap Meer weten? 030 686 61 91 | www.ag-ai.nl


Vertrouwen winnen door transparantie In dit artikel beschrijf ik de maatregelen die verzekeraars hebben genomen om vertrouwen van de klanten te winnen, waarbij transparantie een belangrijk instrument is.Werken die maatregelen?

DOOR: HEIN ALBEDA

Een verzekeraar die vertrouwen verdient Tussen de ellende rond woekerpolissen, kleine lettertjes, onbereikbaarheid en wachttijden is het goed een kleine verzekeraar eens in het zonnetje te zetten. Niet omdat andere verzekeraars niet trachten het vertrouwen van klanten te verdienen, maar omdat deze kleine verzekeraar niet is geraakt door de vertrouwenscrisis. Het betreft de onderlinge waarborgmaatschappij De Onze. Een brandverzekeraar uit 1907 die van de mensen zelf is. Wie zich hier verzekert wordt lid van de vereniging. De leden bepalen de koers, het bestuur bestaat uit mensen uit eigen kring. Opgericht door boeren die wisten dat ieder voor zich de kosten van een grote brand niet zelf konden dragen, maar het onderlinge risico konden delen. Vele verzekeraars hebben zo’n achtergrond als onderlinge waarborgmaatschappij. De Onze heeft een vanzelfsprekend vertrouwen behouden. Terecht, want er zijn geen gekke dingen gebeurd. Maar dat geldt ook voor de meerderheid van de verzekeraars, dus er moet iets meer zijn. In dit artikel bekijk ik waarom de verzekeraars activiteiten als het opstellen de Governance Principes hebben ondernomen om het vertrouwen van klanten te winnen en of transparantie daarin helpt. Dan blijkt ook waarom De Onze al die tijd wel het vertrouwen heeft kunnen behouden. Maar eerst de vraag waarom dat vertrouwen zo belangrijk is en waarom dat onder druk is gekomen. Verzekeraars handelen van oudsher in vertrouwen. Als je risico’s niet zelf aan kunt, ben je aangewezen op een verzekeraar. Als je op de markt iemand niet helemaal vertrouwt kun je een keer de mist in gaan. De aardappels zijn niet goed, de bloemen zijn snel verwelkt: je kunt vrij snel zien of je de juiste aankoop hebt gedaan. Het gaat niet om grote bedragen en je doet vaak aankopen, waarbij je leert van je ervaring.Verder hoor je van de buren hun ervaringen. Zo kom je snel tot een goed oordeel. De transactie-intensiteit is hoog, de expertise die nodig is om de kwaliteit te beoordelen is laag. Met verzekeraars gaat dat niet op. Als je je auto verzekert, hoop je er nooit achter te komen hoe de verzekeraar je helpt na diefstal. Als je een inkomensvoorziening verzekert waar je over 15 jaar van wil profiteren weet je pas na 15 jaar of je verwachtingen terecht waren. En dan nog is de vraag of je niet méér had kunnen krijgen. Om het anders te zeggen: de transactie-intensiteit is laag, de benodigde expertise om een oordeel over de kwaliteit te vormen is vrij hoog. Vandaar dat er toezicht is op verzekeraars en dat ze vrij vaak een verleden hebben van een door de mensen zelf opgerichte onderlinge

55

ARTIKEL

Moeilijk om verzekeraars te beoordelen


waarborgorganisatie. Verder zoeken mensen steun bij verzekeringstussenpersonen: mensen die ze kennen en die ze vertrouwen. Op basis van dat vertrouwen kochten mensen beleggingsverzekeringen. Zonder vertrouwen geen verzekering.

Concurreren om hoge omzet te genereren

die

inmiddels

niet

meer

Vertrouwen in verzekeraars: meer negatief dan positief Het had nog jaren goed kunnen gaan als er niet een crisis kwam waardoor beurskoersen daalden. Op dat moment bleken de beleggingsverzekeringen waardeloze woekerpolissen. Mensen bleken tegen hoge kosten leningen te hebben afgesloten om te speculeren op koersstijging. Daar kwam nog de kredietcrisis bij, waardoor bleek dat banken en verzekeraars failliet konden gaan. De discussie over beleggingsverzekeringen, gevolgd door de kredietcrisis, deden het vertrouwen van de klant in financiële dienstverleners dalen. Sinds 2009 publiceert het verbond van verzekeraars kwartaalcijfers over het vertrouwen in verzekeraars. Dat vertrouwen is negatief: er zijn meer mensen die geen vertrouwen hebben, dan mensen die wel vertrouwen hebben. In afbeelding 1 tonen de cijfers van het Verbond van Verzekeraars dat dat vertrouwen in het tweede kwartaal van 2009 zelfs lag op -35. Van de 100 mensen zijn er 35 méér die negatief zijn dan die positief zijn. Dat is nogal wat voor een branche die moet bouwen op het vertrouwen van de kopers die zelf niet goed kunnen inschatten of de producten deugen.Verzekeraars zagen uiteraard dat daar iets aan moest gebeuren. Ook al deugen de verzekeraars, klanten vertrouwden dat niet.

ARTIKEL

De beleggingsverzekering kwam eind jaren tachtig, begin negentig op, toen de overheid minder optrad als beschermer van consumenten. Ze ging meer rekenen op toezicht en de eigen keuze van de klant. Klanten waren daar nog niet aan gewend. Verzekeraars waren weliswaar goed in de kleine lettertjes, ze waren wel te vertrouwen, zo was het beeld. Maar welke verzekeraars waren te vertrouwen? Wat te denken van Falcon leven? Eagle Star? Royal?: onbekende nieuwe toetreders. De verzekeraars ging namelijk steeds meer concurreren en winst verhogen. Een impuls kwam van nieuwe aanbieders uit het Verenigd Koninkrijk, waar de markt meer concurreerde. Een andere nieuwe speler was Piet Bloemink, die het bedrijf Legio Lease startte. Het werd later overgenomen door Bank Labouchere, die weer werd overgenomen door Dexia. Deze wilde een belangrijke speler worden in Nederland. Deze “New kids on the block”, vooral Legio Lease en spelers als DSB, waren niet terughoudend bij het aanbieden van (beleggers)verzekeringen. Niet het belang van de klant stond centraal, maar de inkomsten van de verkoper. In 1995 constateerden de AFM en de Consumentenbond al dat de beleggingsverzekeringen niet transparant waren en dat er hoge kosten aan verbonden waren. Maar mensen vertrouwden op een degelijkheid en terughoudendheid van verzekeraars

en tussenpersonen vanzelfsprekend was.

Afbeelding 1: Vertrouwen in verzekeraars van 2009 per kwartaal tot kwartaal 1 2013

56


Wat hebben de verzekeraars gedaan?

uiteen waarom een principe eventueel niet (volledig) is nageleefd.

Wat was het resultaat? Een “Monitoring commissie”, waarvan ik lid was, keek in hoeverre de verzekeraars deze principes naleefden en of ze daarover rapporteerden. Mij viel op dat verzekeraars daadwerkelijk willen veranderen, daar flinke stappen in zetten en die rapporteerden. Iemand gaf in een bijeenkomst treffend aan: ““De verzekeraarscultuur destijds was ‘pushing products, vanuit silo geredeneerd’ in plaats vanuit het klantbelang.” maar:“We realiseerden ons dat we waren afgedwaald naar verzakelijking en daarom terug moesten naar de basisvragen waarom en waartoe zijn we hier.”2 Vooral de grote verzekeraars hebben de zaken voor wat betreft de code op orde gebracht, maar ook de meerderheid van de kleinere verzekeraars past de code toe of legt afwijkingen uit. Zo blijkt uit de onderstaande grafieken. De eerste groep3 met daarin 97 respondenten bevat onder andere de leden van Verbond en zorgverzekeraars Nederland ZN en de grotere leden van de FOV. Deze groep realiseerde in 2011 een bruto premievolume van € 78,2 mrd, (heel) grote verzekeraars dus. De Commissie heeft apart gekeken naar de kleinere FOV-leden. Deze groep bevat 56 respondenten die gezamenlijk in 2010 een bruto premievolume van € 228 mln. realiseerden. De groep is pas in een later stadium

ARTIKEL

In 2009 hebben de verzekeraars het programma Verzekeraars Vernieuwen opgezet. Dat is een programma met diverse initiatieven van verzekeraars om te laten zien dat het belang van de klanten (weer) centraal staat en de klant kan zien dat dat het geval is. Transparantie, concrete verbeteringen aanbrengen en problemen oplossen, daar zijn de verzekeraars op diverse manieren mee aan de slag gegaan. Er is een Keurmerk Klantgericht verzekeren gekomen om de klantgerichtheid een voorspelbaar betere basis te geven. Er is gewerkt aan financiële educatie, immers, vertrouwen in financiële instituties hangt positief samen met financiële geletterdheid1wat ze doen, transparantie is belangrijk in het geheel. Eind 2010 kwam daar nog een initiatief bij. Het Verbond van Verzekeraars (het Verbond) stelde op 15 december 2010 de Governance Principes Verzekeraars vast. In april 2011 onderschreven ook Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en de Federatie van Overtrouwen onderlinge Verzekeraars (FOV) de Code. De Code bevat principes rond de Raad van Commissarissen, de Raad van Bestuur, het risicomanagement, audit en beloningsbeleid. Verder is vastgelegd dat verzekeraars in hun jaarverslag rapporteren over de naleving van de Code. Verzekeraars vermelden in hun jaarverslag hoe zij de principes in het voorafgaande jaar hebben toegepast en zetten, indien van toepassing, gemotiveerd

Afbeelding 2: Toepassing Governance code (groep 1). Leden Verbond, ZN, grote FOV

1. Prast ea: Vertrouwen cement van de samenleving en aanjager van de economie DNB 2005 p. 35. 2. Monitoring Commissie Governance Principes Verzekeraars: Paper Klantbelang centraal p. 2 2012. 3. Monitoring Commissie Governance Principes Verzekeraars: Rapportage december 2012 p. 28. 4. Monitoring Commissie Governance Principes Verzekeraars: Rapportage december 2012 p. 28.

57


Afbeelding 3: Toepassing Governance Code (groep 2): kleinere FOV leden

betrokken bij de Code en is daarom nog bezig met de implementatie van de Code. Groep 1 is iets verder dan groep 2, maar ook groep 2 is goed op weg.4 Dit terwijl deze verzekeraars, zoals De Onze, weinig reden hadden om aan de code te werken en de code eigenlijk weinig rekening houdt met kleine onderlinge verzekeraars. Zelfs bij de kleinere verzekeraars zien we dat 54% de code volledig toepast en 22% op onderdelen (met uitleg) afwijkt. Dat is een ruime meerderheid.

ARTIKEL

Overtuigend? Is de ingezette weg van verbeteren van de service en transparantie over de verbeteringen dan niet overtuigend? Er zijn immers nog altijd veel meer mensen die geen vertrouwen hebben in verzekeraars dan die dat wel hebben, zo zagen we in grafiek 1. Dat valt echter mee. Ten eerste is het vanzelfsprekend vertrouwen in instellingen al enige tijd aan het dalen. Er is een tegenwind waar alle instellingen mee te maken hebben. In 2005 constateerden Prast ea nog wel: Scores voor institutioneel vertrouwen dalen, maar de grote mate van vertrouwen in banken, verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen is opvallend te noemen5. Maar toen al bleek dat “een op de drie Nederlanders zou gaan twijfelen over de eigen bank als er informatie of geruchten zijn die aanleiding geven tot twijfel over andere banken”6.

Belangrijker is dat mensen minder vertrouwen hebben in de economie in zijn algemeenheid. Vertrouwen in verzekeraars hangt voor een deel samen met het vertrouwen in de economie. En terecht, als we bedenken dat vorig jaar nog SNS Reaal gered moest worden door de overheid. Maar de verzekeraars doen het beter dan alleen het volgen van het vertrouwen in de economie, zo blijkt uit de grafiek op de volgende bladzijde. Vertrouwen komt dus te voet, maar het komt wel. De vraag die dan blijft is of transparantie de bepalende factor is voor het vertrouwen van de klanten. Transparantie is een onderdeel, maar niet het belangrijkste. Er zijn meer aspecten die bijdragen aan toenemend vertrouwen in verzekeraars. Ik heb ze vooral gehaald uit een publicatie van Henriëtte Prast7, daarin geeft ze aan dat vertrouwen in abstracte, relatief anonieme organisaties ingewikkelder is dan vertrouwen in personen. Ze komt tot een aantal elementen die vertrouwen bevorderen. Let wel dat ik haar vrij interpreteer en versimpel. - Resultaten - Voorspelbaarheid. - Nabijheid. - Participatie - Duidelijkheid over de bewakers. De mensen baseren hun vertrouwen op ervaringen

5. Prast, Mosch, Van Raaij: Vertrouwen: cement van de samenleving en aanjager van de economie 2005, DNB p. 55. 6. Idem, p.51. 7. Prast, Mosch, Van Raaij: Vertrouwen: cement van de samenleving en aanjager van de economie 2005, DNB, hoofdstuk 3.

58


Afbeelding 4:Vertrouwen in verzekeraars en de economie van 2009 per kwartaal tot kwartaal 1 2013

Transparant Transparantie helpt wel om het vertrouwen van de bewakers zoals de AFM en vooral de Consumentenbond te winnen. Zij zullen eerder dan klanten hun vertrouwen laten voeden door rationele overwegingen en cijfers. Zij geven ook aan dat de verzekeraars beter presteren. Bij klanten speelt de anonimiteit van verzekeraars (nabijheid) en gebrek aan participatie een negatieve rol met betrekking tot het vertrouwen. Voor klanten zijn verhalen van mensen veel belangrijker dan abstracte

cijfers. En die zijn misschien niet even vaak negatief als vroeger, maar een negatief verhaal blijft wel knagen aan het vertrouwen.

Woekerpolis en economische crisis De verhalen over de niet opgeloste claims rond de woekerpolis blijven terugkomen in de media. Verzekeraars vinden dat vervelend, omdat ze er lang niet altijd bij betrokken zijn. De economische crisis heeft ook nog altijd invloed: nog dit jaar moest SNS Reaal gered worden door de overheid. Transparantie is ook deze duidelijkheid: problemen zijn nog niet allemaal opgelost. In die zin kan transparantie afbreuk doen aan vertrouwen. Daarom moeten we er rekening mee houden dat de verhalen van mensen die na het afsluiten van een woekerpolis achterblijven met een grote schuld, zwaarder wegen dan grafieken over betrouwbaarheid en het aantal verzekeraars dat zich houdt aan een code voor goed bestuur.

Terug naar de Onze: vanzelfsprekend vertrouwen. Bij de kleine onderlinge waarborgmaatschappij gaat het anders dan bij grote anonieme verzekeraars. De bewakers zitten in het bestuurw: het zijn geen verzekeraars, maar notabelen uit de gemeenschap. Op

8. Beter zou zijn als ze in de Raad van Toezicht zouden zitten.

59

ARTIKEL

uit het verleden. Goede resultaten helpen dus om vertrouwen te winnen. Voorspelbaarheid is wel heel belangrijk: je weet wat je aan de organisatie hebt. Een heel goede ervaring na een slechte ervaring helpt minder dan constant goede ervaringen. Het keurmerk Klantgericht Verzekeren speelt hier op in. Nabijheid heeft te maken met kenbaarheid, persoonlijk contact en grijpbaarheid van de organisatie. Participatie heeft te maken met betrokkenheid van klanten of leden bij de organisatie. Scholen, ziekenhuizen, corporaties, maar ook verzekeraars waren vroeger van de mensen zelf. Dat gaf vertrouwen. Duidelijkheid over de bewakers heeft te maken met vertrouwen dat beloften die niet nagekomen afgestraft kunnen worden doordat er betrouwbare en bekende bewakers zijn.


OVER DE AUTEUR

ARTIKEL

Hein Albeda Hein Albeda is in 1981 afgestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft bij de Consumentenbond gewerkt en is betrokken geweest bij de Gemeenteraad en de Tweede Kamer. Ook is hij bestuurslid bij Agora Europa. Sinds 2011 is hij lid van de Monetoring Commissie Governance Principes Verzekeraars.

de ledenvergadering legt een bestuurslid iets uit over ontwikkelingen op gebied van brand en preventie. In het dagelijks leden is hij brandweercommandant. Een ander bestuurslid legt iets uit over de wijziging van de statuten. In het dagelijks leven is hij notaris. Leden weten het als de verzekeraar het te gortig maakt: ze zien het in hun directe omgeving. En zo dat gebeurt, dan is de ledenvergadering snel gevuld met ontevreden leden. Hoewel mensen makkelijker dan vroeger op basis van prijs van verzekeraar switchen, blijkt deze verzekeraar ook op basis van prijs de concurrentie aan te kunnen. Dit soort onderlinge waarborgmaatschappijen, waarbij de klant aan het roer staat, heeft de toekomst. Zie ook initiatieven als broodfondsen waarmee ZZP-ers zich onderling verzekeren. Nabijheid, voorspelbaarheid, herkenbaarheid van de bewakers, participatie: ze kunnen voldoen aan de voorwaarden van Prast voor vertrouwen. Maar die toekomst blijft beperkt. Het zal niet lukken bij levensverzekeringen of de zorgverzekeringen: daar is een groot volume nodig om de risico’s aan te kunnen. De grote verzekeraars zullen zich bewijzen met transparantie: overtuigende cijfers en voorspelbare goede dienstverlening. Dat lukt met kleine stapjes. Verder helpt de wetenschap dat bewakers als de Consumentenbond, De Nederlandse Bank en de Autoriteit FinanciÍle Markten toekijken. Bij deze grote maatschappijen is het vertrouwen niet vanzelfsprekend. En dat is maar goed ook!

60


Locatie BY: VOORNAAM ACHTERNAAM TITLE

Openbaar vervoer Vanaf Amsterdam Centraal station gaat 24 uur per dag een gratis pont naar de overkant van het IJ (Buiksloterweg, duur 3 minuten). Vanaf Amsterdam Centraal station kunt u opstappen op de middelste pontons. Als u in Noord van de pont afstapt slaat u direct linksaf en bent u te voet binnen 3 minuten bij EYE. Auto en parkeren Op navigatiesystemen is IJpromenade meestal nog niet vindbaar, u navigeert het best naar Tolhuisweg 5. EYE heeft parkeergelegenheid achter het gebouw. Kosten slechts €1 per half uur. EYE is bereikbaar via de IJtunnel en de Ringweg A10. Vanaf de ringweg A10 of de IJtunnel neemt u: - Afslag S116 richting S118 over de Johan van Hasseltweg - Bij Mosplein linksaf naar de van der Pekstraat - Van der Pekstraat gaat over in de Buiksloterweg - Meteen in de eerste bocht rechtsaf de Tolhuisweg in - Bij de Tolhuisweg tweede linksaf, hier vindt u een parkeerterrein (onbewaakt, €1 per half uur).

Het gebouw is ontworpen door het in Wenen gevestigde Delugan Meissl Associated Architects. Het gebouw is zeer licht en ruimtelijk en het restaurant biedt een panoramisch uitzicht over het IJ en de stad, alsof er een film wordt afgespeeld. Naast de grote filmzaal, waar het plenaire gedeelte van het congres plaats zal vinden, zijn er meerdere zalen met prachtig uitzicht beschikbaar voor de interactieve sessies. Eén daarvan heeft, niet voor niets, zelfs de naam ‘Room with a view’. Het Nederlands Filmmuseum, dat nu gevestigd is in EYE, was van 1975 tot begin 2012 gevestigd in het Vondelparkpaviljoen. Het werd eind jaren tachtig volledig verbouwd, maar de locatie bleef ontoereikend voor het huisvesten van de filmarchivering in -conservering. Dit was verspreid over verschillende locaties in Nederland. Toen de gemeente Amsterdam de huur van het pand in het Vondelpark verdrievoudigde, kwam er in 1999 een ambitieus plan om het Filmmuseum samen te voegen met andere vergelijkbare instellingen en te verplaatsen naar een locatie in Rotterdam. Na veel verzet werd dit plan teruggedraaid en werd er gekozen voor nieuwbouw aan het IJ. Het heeft nog meer dan tien jaar geduurd voordat het nieuwe gebouw er was, maar het resultaat mag er zeker zijn.

61

LOCATIE SECTION

ROUTE

Het spectaculaire EYE is dit jaar de locatie van het Actuariaatcongres. Het moderne filmmuseum, dat begin 2012 werd geopend, is een blikvanger aan het de noordkant van het IJ.


Inschrijfformulier Hoe kan ik mij inschrijven voor het congres? Heeft dit blad uw interesse gewekt en wilt u naar het congres komen dat op 5 maart 2014 gehouden wordt? Aarzel dan niet langer om in te schrijven. Inschrijven kan op twee manieren: via www.actuariaatcongres.nl/inschrijven of per post, vul onderstaand formulier in zijn geheel in en stuur het vóór 1 maart op naar: Studievereniging VSAE Roeterstraat 11, kamer E3.25-E3.27 1018 WB Amsterdam Inschrijfformulier Voornaam: Achternaam: ....................................... ....................................... Straatnaam en huisnummer: Postcode en woonplaats: ....................................... ....................................... (Mobiel) telefoonnummer: E-mailadres: ....................................... ....................................... Geslacht: Ik betaal: o man o per automatische incasso* o vrouw o per persoonlijke factuur o mijn werkgever betaalt per factuur**

* Schrijf hiervoor uw BIC code op

** Vul hiervoor het Factuuradres en de Tenaamstelling in

Voor de interactieve sessies ligt mijn voorkeur bij de volgende sprekers (geef de onderdelen cijfers 1 t/m 4):

INSCHRIJVEN

Sessie 1 Claudia Duijndam en Ferd Beukers ... Adri Janssen en Diede Panneman ... Gisella van Vollenhoven-Eijkelenboom ... Dirk Jan Sloots ...

Sessie 2 Claudia Duijndam en Ferd Beukers Wouter Elshof en Rik van Beers Hans de Goeij Dirk Jan Sloots

... ... ... ...

Ik ben (kies één van de volgende mogelijkheden): kosten (excl. btw): o Fulltime student aan de Universiteit van Amsterdam € 0,o Fulltime docent aan de Universiteit van Amsterdam € 0,o Parttime student aan de Universiteit van Amsterdam € 50,00 o Parttime docent aan de Universiteit van Amsterdam € 225,00 o Alumnus van de VSAE € 225,00 o Werknemer van een sponsorend bedrijf met recht op kortingskaarten € 200,00 (dit kunt u navragen bij de VSAE, via actuariaatcongres@vsae.nl) o werknemer van een niet-sponsorend bedrijf € 275,Werkgever:

Rekeningnummer:

....................................... ....................................... Hierbij machtig ik de VSAE om het verschuldigde inschrijfgeld van bovenstaande rekening te incasseren*** *** Indien u wilt betalen per incasso.

Datum:

Handtekening:

....................................... .......................................

62


Wil jij jouw

Ontdek de wereld van MN

eerste stappen in de financiële wereld zetten? En zet je die het liefst bij een organisatie die niet alleen een prominente speler in finance is, maar ook de pure passie heeft om ‘de wereld’ zelf een stapje verder te helpen? Twee miljoen mensen krijgen elke maand hun pensioen via MN. Wij dagen jou graag uit om hen van een vitaal pensioen te voorzien. Ga jij die uitdaging aan? Stap over de drempel van de aantrekkelijke Zilveren Toren en ontdek de wereld van MN!

Actualiteit, complexiteit, politiek

een interessante mix Robert Kam beleidsadviseur

Kijk voor stages en traineeships op werkenbijmn.nl


97

84

TREEDT AANSLUITEND IN DIENST BIJ APG

ES

12

TRAINEES MAAKT DE 24 MAANDEN VOL

T

EN T A ID

D

AN K 0

7 N

50

TE N A IT

LIC

OL S 0

64% VAN 4000 APG’ERS IS MAN

4000 COLLEGA’S IN 756 VERSCHILLENDE FUNCTIES Corporate Staven

Pensioenen

Asset Management

ICT Finance

25.1232.13

werkenbijapg.nl de grootste financiële dienstverlener in pensioen

NE RAI

36% VROUW

MET €330 MILJARD BEHOREN WE TOT DE TOP IN VERMOGENSBEHEER


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.