I.O. Magazine

Page 1

MAGAZINE VAN HET INSTITUUT VOOR ONDERWIJS EN OPLEIDEN DECEMBER 2014

essay miša džoljić De dokter moet meer manager worden ACHTERGROND

Wat maakt een goede docent goed?

Accreditatie zorg en onderwijs

METEN HELPT


02 2

I.O. DECEMBER 2014

DOOR WILMA MIK FOTO MILAN VERMEULEN

DE SUPERSTUDENT STACEY JOOSTEN (23)

BACHELOR BIOMEDISCHE WETENSCHAPPEN MASTER ONCOLOGY EN MASTER GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN

‘Blijf dichtbij wat je al weet’

‘D

ruk? Zo ervaar ik het niet. Ik ben heel pragmatisch. En ongeduldig. Als ik ergens een probleem zie wil ik het meteen oplossen. Een echte bèta ook: na a komt b - die logica. Tijdens mijn stage zag ik hoe ze met een spectaculaire vorm van microscopie één tumorcel door het lichaam van een muis kunnen volgen. Ongelooflijk! Nieuwe technieken fascineren me; ik kon ze zelf gaan toepassen bij de Master Oncology. Dat is een kleine groep waar ik via de

onderwijscommissie veel invloed kon uitoefenen. Er werd echt wat gedaan met onze inbreng. Heel fijn. Tijdens mijn bachelor biomedisch voelde ik me vaak een miertje. Bij gezondheidswetenschappen startte ik een tweede master die mooi aansloot: hoe komt een biomedische uitvinding van het lab in de kliniek? Bij het Nederlands Kanker Instituut onderzoek ik welke factoren een rol spelen bij kankerbehandeling op maat en hoeveel deze

nieuwe aanpak kost. Wat wil een patiënt, wat wil een arts, hoe denkt een zorgverzekeraar? Opmerkelijk hoe verschillend en soms zelfs tegengesteld wordt gedacht. De een denkt alleen aan de kosten, een ander focust zich uitsluitend op de behandeling van één patiënt, zonder effecten voor een hele groep patiënten erbij te betrekken. En heel vaak wordt onderzoek gestart zonder na te gaan of de praktijk er op zit te wachten. Zonde van de tijd, de energie en het geld!’


I.O. DECEMBER 2014

INHOUD

03

08

Nr. 11

BETER METEN

13 ESSAY

Hoe dragen accreditaties wezenlijk bij aan betere kwaliteit van onderwijs en zorg? Met Ann Demeulemeester (NVAO), Kees van Dun (Niaz) en Mathieu Weggeman (Technische Universiteit Eindhoven).

miša džoljić de dokter moet meer manager worden 4 11 DECEMBER 2013 14.50 UUR

Studenten opleiding operatieassistent VUmc Amstel Academie

16

6-7 EN?

Inge van Wijk bezocht het AMEE-congres in Milaan

WAT MAAKT EEN GOEDE DOCENT GOED?

+ BUITENPOST

Studiereis Denemarken en Zweden Marjan van Duist

We willen natuurlijk de beste docenten voor onze studenten. Ben je ervoor in de wieg gelegd of kun je het leren? Zes topdocenten aan het woord.

+ HOOFDREDACTIONEEL Margreeth van der Meijde

20 MEELOPEN MET…

KNO-arts Paul Merkus Leergang Clinical Leadership VUmc Academie

24

28 KORT: Met o.a. docentenmiddag proactive nursing, verfijning en specialisatie verpleegkunde en het online leerportaal voor medisch onderwijs.

INTERVIEW

Wat leren artsen in spe over de organisatie van de zorg? ‘Te weinig,’ vindt Wilma van der Scheer, directeur onderzoeker en docent van Erasmus Centrum voor Zorgbestuur.

32 DE MEESTER

Fred Weiland, CCU/ICU/SHE-verpleegkundige en vakdocent klinisch redeneren VUmc Amstel Academie over inspirerende docent

COLOFON staat voor ‘in opleiding’ en is een uitgave van het Instituut voor onderwijs en opleiden van VUmc. Het verschijnt 3x per jaar. Hoofdredacteur: Margreeth van der Meijde Eindredacteur: Marre Roozen; m.roozen@VUmc.nl Redactie­adviezen: Roel Breuls, Marjan van Duist, Lisette van Elswijk, Inèz de Jonge,

Marianne A.R. Kooiman, Annelies Kruse, Rashmi Kusurkar, Lilian Rodenburg, Christien van Santen, Jitta Reddingius, Jan Spee, Cora Visser Bladconcept: Maters & Hermsen Beeldredactie en vorm­geving: Maters & Hermsen Vormgeving Artikelen: Saskia Engbers, Maaike de Hon, Wilma Mik en Petra ter Veer, Annelies van Woudenberg

Fotografie: Marcel van den Bergh, Digidaan, Getty Images, Jurgen Huiskes, Frank Ruiter, Hans Smit, Thinkstock, Milan Vermeulen, Mark van der Zouw. Illustraties: Marieke van Gils, Marenthe Otten en Mireille Schaap Coverbeeld: Getty Images Drukwerk: Boom+Verweij Grafiservices Redactieadres: VUmc, dienst communicatie, 4 X 190,

Postbus 7057 1007 MB Amsterdam, tel. 020 -444 7003, io@vumc.nl Oplage: 4000 ex. VUmc maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU): www.nfu.nl ISSN: 2211 -4955 Stuur voor een gratis abonnement een mail met volledige adresgegevens naar io@vumc.nl. Copyright © 2012, VUmc,

Amsterdam. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel­voudigd, opgeslagen in een geauto­matiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VUmc.


04

I.O. DECEMBER 2014

FOTO HANS SMIT


I.O. DECEMBER 2014

05

11 december 2013, 14.50 uur Een groep studenten van de opleiding tot operatie足 assistent van VUmc Amstel Academie leert hoe platen en schroeven (osteosynthesemateriaal) bij een fractuurbehandeling in te brengen.


6 06

I.O. DECEMBER 2014

BUITENPOST Een studiereis bracht opleidingscoördinator Marjan van Duist in Denemarken en Zweden. Ze was daar met 14 anderen – allen deelnemers van de leergang voor onderwijskundig leiderschap van de VU – om onder meer te horen over teacher academies.

‘D

e teacher academy is opgezet om wetenschappers die affiniteit hebben met onderwijs bijeen te brengen en zo het onderwijsniveau te verhogen. Vooral in de medische faculteit in Stockholm hebben we veel opgestoken. Als eerste stap heeft men daar – na intensieve discussies met medewerkers van laag tot hoog – een document opgesteld waarin visie en missie van de universiteit hel-

der worden verwoord, evenals de rollen van alle betrokkenen. Zo is het bijvoorbeeld aan de docenten om goed onderwijs te geven, en aan de student om daar actief aan mee te doen.’ Terug in Nederland zijn drie cursisten gestart met het opzetten van een kennisnetwerk – naar analogie van de teacher academy. ‘We gaan onderwijscolloquia organiseren en via een stimuleringsfonds willen we onderwijsinnovatie stimuleren.’

Er komt een website die als kennisplatform moet gaan dienen, waar mensen met vragen en expertise elkaar kunnen treffen. Het netwerk is– net als in de medische faculteit in Stockholm – bezig met het concretiseren van de onderwijsvisie van de VU. ‘Naast de rol van de docent en student hebben we ervoor gekozen ook de rol en verantwoordelijkheden van het instituut te benoemen. Dat is in Stockholm niet gedaan.

Inge van Wijk is programmacoördinator van het zijinstroomprogramma en richt zich op de wetenschappelijke vorming van geneeskunde­ studenten in het curriculum. Zij bezocht in september met 20 andere VUmc’ers het jaarlijkse AMEE-congres (International Association for Medical Education) in Milaan. DOOR WILMA MIK FOTO HANS SMIT

EN?

WAT WAS JE EERSTE INDRUK?

‘Massaal! Duizenden deelnemers in een enorme congreshal. Gelukkig zijn er heel veel kleine, intieme sessies. Daar kom je tot uitwisseling met mensen die met hetzelfde bezig zijn als jij. Heel inspirerend.’

HEB JE IETS NIEUWS GEHOORD?

‘Niets revolutionairs op mijn thema, maar het was fijn een aantal principes bevestigd te zien. Bijvoorbeeld dat je studenten al vroeg moet overtuigen van het belang van wetenschappelijk onderzoek voor de geneeskunde.


I.O. DECEMBER 2014

07

HOOFDREDACTIONEEL

VRIJHEID EN BUREAUCRATIE

‘ In Stockholm is het aan de docenten om goed onderwijs te geven, en aan de student om daar actief aan mee te doen.’ Geen vooruitgang in de patiëntenzorg zonder wetenschappelijk onderzoek. Dat lijkt logisch, maar voor studenten is dat niet meteen zo.’

WAT VOND JE OPMERKELIJK?

‘Ik schrok ervan dat zoveel studenten zich in de opleiding niet altijd veilig voelen. Ik weet dat het er helaas niet overal even netjes aan toe gaat, maar ik was me niet bewust van de ernst en de schaal. Zet meteen bij het eerste contact met de student een goed onderwijsklimaat neer, was het advies.’

NOG EEN MOOIE QUOTE GEHOORD?

‘Prop het curriculum niet vol vanuit het idee dat studenten aan het eind van de bachelor alles moeten weten. Breng ze liever een academische houding bij, zodat ze een leven lang blijven leren.’

WAT VIEL TEGEN?

‘De sessie over wetenschappelijke integriteit. Wat kunnen we leren van bijvoorbeeld de affaire-Stapel? Ik had gehoopt op handvatten voor het onderwijs. Die ontbraken helaas.’

‘Er zijn landen waar docenten heel hoog staan aangeschreven. Volkomen terecht vind ik. Want je bent niet alleen bezig met het overdragen van kennis, het is veel breder: je vormt jonge mensen. Een grote verantwoordelijkheid. Dat doe je niet alleen door wat je zegt, maar ook door wat je doet en wie je bent. Je bent een rolmodel, ook buiten de les. De samenleving heeft zulke rolmodellen hard nodig, in allerlei publieke functies; docenten horen daar ook bij. Net als vroeger toen de dorpsonderwijzer een van de notabelen was, aan wie je je wilde spiegelen, die je vertrouwde en bij wie je altijd terecht kon voor goede raad. Het is heel bijzonder dat de regelgeving rondom onderwijs op de middelbare school, de roc’s en hbo’s strikter is dan in het wetenschappelijk onderwijs. Alsof iemand die inhoudelijk veel van zijn vakgebied weet vanzelfsprekend ook een goede docent is. Uiteraard moet een goede docent zijn vak beheersen, maar dat ook aansprekend kunnen brengen. Vaardigheden helpen daarbij en dus is het belangrijk dat alle docenten een kwalificatietraject doorlopen. En wat nou uiteindelijk maakt dat de een uitgroeit tot een topdocent en de ander niet, blijft vaak een mysterie. Het mooie is wel dat elke student zijn eigen voorkeuren heeft; de een wordt geraakt door een docent met een bepaalde persoonlijkheid - bijvoorbeeld de bevlogen verteller, de ander raakt begeesterd door de docent met de weidse vergezichten. Zolang wij een waaier aan persoonlijkheden in ons docentencorps hebben, komen alle studenten aan hun trekken. Je kunt de accreditatie en alles wat daarbij komt kijken, bezien als een doorgeschoten bureaucratische exercitie. Dan wordt het een heel zware inspanning. Ik beschouw het liever als een middel om gedurende de inter-accreditatieperiode onze kwaliteit goed op orde te hebben. Een continue focus op verbetering, ingebakken in het dagelijks werk. Dan hoef je in het jaar voor de accreditatie niet als een dolle alles bijeen te zoeken en kun je meer aandacht schenken aan het onderwijs, de studenten, de docenten en innovatie. Door de basis op orde te hebben, biedt bureaucratie juist veel vrijheid.’ Margreeth van der Meijde, directeur Instituut voor onderwijs en opleiden, VUmc


8 08

I.O. DECEMBER 2014

ACCREDITATIE ZORG EN ONDERWIJS

BETER METEN


I.O. DECEMBER 2014

09

Zonder kwalitatief goed onderwijs geen goede gezondheidszorg. Opleidingen en zorginstellingen werken er daarom hard aan om het kwaliteitsniveau op peil te houden – of liever: nog verder te verbe­ teren. Een accreditatie via uitgebreide vragenlijsten en een kijkje in de keuken door externe partijen moeten leiden tot het noodzakelijke kwaliteitskeurmerk. Dat accreditatieproces vraagt veel tijd en ener­ gie van de betrokkenen. Maar hoe dragen accreditaties wezenlijk bij aan betere kwaliteit van onderwijs en zorg? DOOR ANNELIES VAN WOUDENBERG FOTO’S GETTY IMAGES, JURGEN HUISKES, MARCEL VAN DEN BERGH

E

en opleiding streeft ernaar voldoende, goed gekwalificeerde professionals af te leveren aan de maatschappij. Het hebben van een accreditatie geeft aan dat het met de kwaliteit van de opleiding wel goed zit. Zo’n keurmerk is in eerste instantie van belang voor de aankomende student. Een geaccrediteerde studie geeft namelijk het recht op studiefinanciering en de ov-jaarkaart. Verder kan een studie aan een geaccrediteerde instelling helpen bij het vinden van een baan. Werkgevers zijn voor de versterking van hun teams namelijk altijd op zoek naar de best opgeleide mensen. Voor de onderwijsinstelling daarentegen is een accreditatie een voorwaarde voor het krijgen van overheidsfinanciering en het afgeven van erkende diploma’s. ‘Eigenlijk geeft accreditering onderwijsinstellingen en opleidingen bestaansrecht op (inter-)nationaal niveau. Ook voor het aantrekken van studenten is het belangrijk zo’n keurmerk te hebben,’ zegt Ann Demeulemeester, vicevoorzitter van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, de NVAO (zie kader). Kwaliteit zichtbaar maken Een accreditatie geeft aan dat een opleiding voldoet aan de minimale kwalitatieve maatstaven die de overheid heeft vastgesteld. De beoordeling van ons hoger onderwijs is bij wet geregeld en wordt uitgevoerd door onafhankelijke externe deskundigen. Het keurmerk - toegekend door de NVAO en zes jaar geldig - geeft aan dat het accreditatieorgaan de kwaliteit van een opleiding positief heeft beoordeeld. Na die termijn moet een opleiding opnieuw een accre-

ditatieaanvraag indienen. Volgens Ann Demeulemeester waarborgen accreditaties de kwaliteit van het onderwijs: ‘Ze zorgen ervoor dat de kwaliteit zichtbaar wordt en stimuleren de bereidheid om de kwaliteit te verbeteren. Hier geldt ook: ‘vreemde ogen dwingen’. Dat is niet alleen goed voor het vertrouwen in het hoger onderwijs, maar ook voor de internationalisering. Met een diploma van een geaccrediteerde opleiding kun je ook goed in het buitenland terecht.’ Kritische zelfreflectie Een opleiding begint het accreditatieproces met een kritische zelfreflectie. De vraag is: voldoet het geboden onderwijs aan de kwaliteitseisen die de instelling geformuleerd heeft? Dat doet een beroep op de professionaliteit van de verantwoordelijken. Het rapport over deze zelfevaluatie vormt de basis voor een visitatie door een panel van onafhankelijke deskundigen. De instelling stelt dit panel zelf samen, na goedkeuring door de NVAO vindt de visitatie plaats. Tijdens een visitatie die een dag duurt, nemen de panelleden de opgevraagde documenten door, bekijken ze tentamens en werkstukken van studenten en voeren ze gesprekken met docenten, leden van de examencommissie en studenten. De bevindingen van de visitatie komen in een rapport op grond waarvan de NVAO het eindoordeel geeft: onvoldoende, voldoende, goed of excellent. ‘Onvoldoende’ betekent dat er verbeteringen nodig zijn anders kan de universiteit de opleiding niet voortzetten. Tijdrovend Zo’n visitatie vraagt veel voorbereiding van de onderwijsinstelling. Uit het evaluatierapport uit 2013 van de In-


10

I.O. DECEMBER 2014

spectie voor het Onderwijs blijkt dat een accreditatie een grote belasting is, ondanks de kwaliteitsbevorderende stimulans die er van uit gaat. Over de tijd en energie die het instellingen kost om een accrediteringsproces te doorlopen, zegt Ann Demeulemeester: ‘Ik roep bestuurders op om te blijven investeren in kwaliteit. Het is de uitdaging van instellingen een goede balans te vinden tussen de investering en de opbrengst van de toetsing. Dat vraagt om een zorgvuldige organisatie van de kwaliteitsbewaking.’ Nationale Studenten Enquête In de ogen van Prof. Dr. ir. Mathieu Weggeman, hoogleraar Organisatiekunde aan de Technische Universiteit Eindhoven, kan het allemaal wel wat eenvoudiger. ‘De kwaliteit van opleidingen is ook te toetsen aan de hand van de mening van studenten, hoogleraren en eventueel vertegenwoordigers van de arbeidsmarkt. Vraag de studenten als klanten, en hoogleraren als producenten, naar hun mening over de betreffende opleiding. Meer heb je niet nodig.’ Hij is voorstander van de jaarlijkse Nationale Studenten Enquête onder bijna alle studenten in het hoger onderwijs. De uitkomsten geven de mening van studenten over hun opleiding weer. Voor aankomende studenten (en hun ouders) levert de NSE informatie die bepalend kan zijn voor hun studiekeuze. Dapper management Mathieu Weggeman zet vraagtekens bij zelfevaluatie als toetsinstrument van opleidingen. ‘Dat nodigt uit tot ‘foppen’ en het geven van sociaal wenselijke informatie. Het is goed om nieuwe opleidingen te evalueren aan de hand van geldende kwaliteitscriteria. Daarna kun je echter de huidige manier van beoordelen achterwege laten. Vaktrots zorgt ervoor dat professionals hun werk goed doen, dat geldt ook voor docenten. Mijn

ANN DEMEULEMEESTER:

‘ Eigenlijk geeft accreditering

onderwijsinstellingen en opleidingen bestaansrecht op (inter-)nationaal niveau.’ advies: zorg voor ‘dapper management’ door bestuurders die actie ondernemen als de kwaliteit van een opleiding te wensen overlaat.’ Huis op orde Wat betreft zorginstellingen, ook die moeten voldoen aan kwaliteitsnormen. Accreditering maakt de kwaliteit van de geboden zorg inzichtelijk. Het Nederlands Instituut voor


I.O. DECEMBER 2014

Kwalificatieraamwerk Sinds 2002 zijn er in Europa landelijke nationale kwalificatieraamwerken voor het hoger onderwijs. De verantwoordelijkheid voor het kwalificatieraamwerk ligt bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De NVAO houdt toezicht op het raamwerk en accrediteert het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Bij de accreditatie gaat de NVAO na of opleidingen en

instellingen voldoen aan de (inter)nationale kwaliteitseisen. Dat maakt het mogelijk om opleidingen nationaal en internationaal te vergelijken. De beoordelingscriteria waaraan een opleiding moet voldoen zijn onder meer: doelstellingen van de opleiding, het studieprogramma, de toetsing, inzet van het personeel, voorzieningen (o.a. huisvesting en studiebegeleiding), interne kwaliteitszorg en resultaten.

KEES VAN DUN:

‘ Het werkt altijd stimulerend als iemand van buitenaf zegt dat je het goed doet.’ Accreditering in de Zorg (NIAZ), is een van de organisaties die zich daar mee bezig houdt. ‘Voldoet een instelling aan de kwaliteitsnormen van het NIAZ, dan is het huis is op orde,’ zegt CEO ir. Kees van Dun. Het accreditatieproces bij het NIAZ - via de Qmentum-methodiek - is een cyclus van vier jaar. De beoordelingscriteria van het NIAZ zijn gebaseerd op internationale criteria die aangepast zijn aan de Nederlandse situatie. Gluren bij de buren De toetsingsmethoden van de NVAO en het NIAZ volgen vergelijkbare routes: eerst zelfevaluatie, dan visitatie door een commissie met externe deskundigen. Er zijn echter ook verschillen. Bij het NIAZ beginnen zorgprofessionals de zelfevaluatie met een vragenlijst over het eigen functioneren. Een verbetercommissie gaat samen met de betrokken zorgprofessionals aan de slag met de uitkomsten van de vragenlijsten. De tweede stap van de zelfevaluatie is de interne audit. Kees van Dun: ‘De zorgprofessionals bespreken de resultaten van de vragenlijsten met

11


12

I.O. DECEMBER 2014

MATHIEU WEGGEMAN:

‘ De kwaliteit van opleidingen is ook te toetsen aan de hand van de mening van studenten, hoogleraren en eventueel vertegenwoordigers van de arbeidsmarkt.’ de medewerkers van een andere afdeling. Eigenlijk is het gluren bij de buren. Het werkt altijd stimulerend als iemand van buitenaf zegt dat je het goed doet. Dit proces leidt tot verbetering van de werkprocessen, zonder dat een externe partij meekijkt. Zo is het analyserende werk dat aan verbeteringen vooraf gaat, verdeeld over meerdere mensen. Dat maakt het minder belastend.’ Na de interne audit volgt nog een externe audit waarin de zorgprocessen geëvalueerd worden. Daarna valt het accreditatiebesluit. Het is de ervaring van Kees van Dun dat zorginstellingen deze manier van kwaliteitsbewaking goed ontvangen. Samen werken aan kwaliteitsverbetering vergroot de betrokkenheid. Mathieu Weggeman pleit dan ook voor meer intercollegiaal advies zowel intern als extern: ‘Deze kruisbestuiving levert bruikbare inzichten op die de kwaliteit ten goede komen.’ Topniveau Accreditaties hebben dus een belangrijke invloed op de kwaliteit van ons onderwijs en de zorg. Ze houden professionals scherp en actief ten aanzien van kwaliteitsverbetering. Ann Demeulemeester: ‘Aan de universiteit gaat veel aandacht uit naar onderzoek. Onze bevindingen laten zien dat een forse inspanning nodig is om niet alleen het rendement, maar ook de kwaliteit van het onderwijs aan de universiteiten in de volle breedte op het gewenste hoge peil te brengen en te houden. Het Nederlandse wetenschappelijk onderzoek is heel goed, maar het wetenschappelijk onderwijs moet over de volle breedte ook op topniveau blijven. Daarom is er bij de universiteiten meer bestuurlijke aandacht voor onderwijs nodig. Studenten, die straks veel in hun studie moeten investeren, mogen dat ook van hun universiteit verwachten.’ In de eerste helft van 2014 ontvingen 31 opleidingen van het NVAO de waardering ‘goed’. Op dit moment zijn er drie opleidingen in behandeling die kans maken op de kwalificatie ‘excellent’. ‘Nederland mag dus best trots zijn op de hoge kwaliteit van haar onderwijs,’ besluit Ann Demeulemeester.


I.O. DECEMBER 2014

13

essay

De dokter moet meer manager worden Stel, je bent chirurg en je wordt divisievoorzitter. Dan moet je ook kunnen denken en handelen als een manager. Maar waar doe je de vaardigheden en kennis op? Prof. dr. Miša Džoljic pleit dan ook voor een aparte managementopleiding voor de zorg. DOOR MIŠA DŽOLJIĆ, ONDER REDACTIE VAN PETRA TER VEER, ILLUSTRATIE MARENTHE OTTEN

D

e zorgsector wordt steeds meer een markt. Veel meer dan voorheen moeten de mensen die aan het roer staan — in de directie, aan het hoofd van een afdeling of in de raad van bestuur — vertrouwd zijn met bedrijfsmatige elementen. Dit geldt vooral voor artsen en verpleegkundigen die het vervullen van managementtaken zien als een volgende fase in hun carrière, maar die tot nu toe weinig in contact zijn geweest met bedrijfsvoering. Zij hebben meer inzicht nodig om die stap te maken en te leren hoe ze de kwaliteit en continuïteit van de zorg kunnen blijven garanderen. Alle lagen Ik ben al lange tijd een groot voorstander van professionals in the lead.

Het spreekt me aan als dokters en verpleegkundigen aan het roer staan, vanwege de combinatie van klinisch eigenaarschap en leiderschap. Wel ben ik van mening dat je het management er niet ‘even bij doet’. Daarvoor zijn de functies te complex en veeleisend. Zorgprofessionals die de leidinggevende kant op willen, moeten het dus volledig tot hun vak maken en zelf investeren in hun opleiding. Door meer kennis van zaken ontwikkelen ze bovendien een gemeenschappelijke ‘taal’ met de algemene managers in hun organisatie, waardoor ze als collega’s op dezelfde manier naar het geheel gaan kijken. Dit geldt niet alleen voor de toplaag in organisaties. Omdat vernieuwing meestal ontstaat vanuit de werkvloer, zullen alle lagen binnen de organisa-

tie in de opleiding meegenomen moeten worden. Dit dient te gebeuren op een manier die past bij ieders functie. De gezondheidszorg verder brengen, betekent immers dat je op elk niveau leiderschapskwaliteiten en kosten- en resultaatbewustzijn moet realiseren. Specifieke kenmerken Elke manager wil en moet in zijn eigen sector natuurlijk slim en slagvaardig opereren. Je zou daarom kunnen denken dat een algemene managementopleiding voldoet. Toch vind ik het belangrijk dat er een aparte managementopleiding komt voor de gezondheidszorg. De reden is dat er te veel specifieke kenmerken en vraagstukken zijn. Ten eerste de financiering en alle ingewikkelde structuren die daar­


14

I.O. DECEMBER NOVEMBER 2014 2014

mee samen­hangen. Ten tweede de grote wens naar transparantie over kwaliteitsverbetering. En ten derde de enorme ontwikkelingen in technologische innovatie, zowel binnen de cure als de care. Natuurlijk valt er veel te leren van andere sectoren die zichzelf al lan-

ger in een concurrerende markt moeten bewijzen. Als het gaat om kwaliteit, is de luchtvaart bijvoorbeeld een inspiratiebron. Ik vind dat echter een B-optie. Ik zou als manager in de zorg veel liever willen horen hoe topziekenhuizen in de rest van de wereld het doen.

Mijn advies voor de inhoud van de opleiding luidt dus: algemeen als het kan, specifiek als het moet. Versnippering In het huidige Nederlandse opleidingsaanbod voor managers in de zorg schort het niet aan kwantiteit: er bestaan onwaarschijnlijk veel opleidingen en cursussen. Het probleem is de versnippering en het gebrek aan continuïteit. Op dit moment wordt het aanbod volledig overgelaten aan de opleiders zelf. Bijna elk consultancybureau, elke universiteit en elk ziekenhuis biedt wel iets aan. Zo ook Nyenrode Business Universiteit. Voor mensen die een carrière als manager willen, is de belangrijkste opleiding de MBA; er bestaan daarin nog geen speciale modules over de zorg, die hopen we binnen twee jaar te implementeren. Wat er al wel bestaat, zijn kleine leergangen die toegespitst worden op de actualiteit binnen de gezondheidszorg. Zo behandelt de Collegereeks Actualiteiten in de Zorg in een kort tijdsbestek belangrijke thema’s, van morele dilemma’s tot arbeidsmarktproblematiek. En tijdens de Executive Leergang Zorgmanagement gaan de deelnemers aan de slag met vraagstukken binnen hun eigen organisatie, zodat ze direct de vertaalslag kunnen maken naar de praktijk. Gestructureerd curriculum Het bovenstaande valt te scharen onder bij- en nascholing. Nuttig en zinvol, net als het aanbod van veel andere opleiders, maar niet voldoende. Wat er in mijn ogen nodig is, is een veel breder en gestructureerd curriculum. Maar hoe ziet zo’n ideale opleiding eruit? Een modulaire aanpak lijkt het meest passend. De meeste medi-


DECEMBER 2014 I.O. NOVEMBER 2014

‘Het spreekt me aan als dokters en verpleegkundigen aan het roer staan, vanwege de combinatie van klinisch eigenaarschap en leiderschap.’ sche professionals hebben immers niet de tijd om twee jaar te studeren. Bovendien willen ze graag zelf bepalen welke kennis in hun eigen loopbaan van nut kan zijn. Verder zou de opleiding tot een algemeen en internationaal erkend diploma moeten leiden, bijvoorbeeld een Master of Science of een MBA. Er bestaat op dit moment al een MBA-opleiding met een ‘zorgelement’ bij de Universiteit van Amsterdam, die gevolgd wordt door AMC’ers en VUmc’ers. Dat vind ik een goede start. Toekomst Er is wel het een en ander nodig om de verdere ontwikkeling van nieuwe, specifieke ‘zorgmodules’ te bewerkstelligen. De opleiding is in het ideale geval een gezamenlijke inspanning tussen ziekenhuizen en opleidingsinstituten. Veel ziekenhuizen hebben ook een eigen opleidingstraject dat aansluit bij hun ambitie of specifieke doelen. Die trajecten moet je kennen en niet dupliceren. Dat vereist over en weer een investering om een

goed programma te maken. Een adviesraad is daarbij echt nodig, met experts die zelf in de sector werken, zoals verpleegkundigen, artsen, bestuurders en ziekenhuisdirecteuren. Ik geloof persoonlijk dat het heel goed is professionals bij de invulling te betrekken. Zo vernieuw je je programma, houd je het actueel en blijf je dicht bij je doelgroep. Om die reden gaat Nyenrode Business Universiteit een platform voor de zorg opzetten waar iedereen die bij de opleiding betrokken is, samenkomt. Zo hebben we nu contact met de Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen (STZ-ziekenhuizen). Degenen die het beste weten wat er verandert en wat er nodig is, zijn immers de mensen in de klinische praktijk. Ik hoop niet dat ons instituut de enige is met deze ambitie. Het ontstaan van de markt — of dat nu positief of negatief is — vraagt om bedrijfskundige expertise op vele niveaus en er is ruimte voor enkele goede en brede opleidingen

verspreid over Nederland. Nyenrode wil er daar één van zijn, als onderdeel van een niet eenvoudige, maar noodzakelijke ontwikkeling. Partners Tien jaar geleden zou zo’n plan nog op veel weerstand gestuit zijn. Toen was de zorg een beschermde sector, waarin bedrijfsvoering een minder belangrijke rol speelde. Men riep toen: ‘Het is geen markt en het wordt geen markt.’ Nu zijn we een stuk verder. De ondernemersmentaliteit neemt toe en er worden nieuwe concepten ontwikkeld, die goed gewaardeerd worden door de patiënten. Ik verwacht dan ook dat er meer belangstelling zal ontstaan voor een nieuwe opleiding en dat bestuurders en managers zelf ook graag hun bijdrage willen leveren aan het inhoudelijk invullen daarvan. Ik kan me voorstellen dat de vraag rijst of Nyenrode wel voldoende geëquipeerd is om dit op te zetten. We hebben immers niet de inhoudelijke zorgkennis in huis. Dat vind ik een relevante vraag. Mijn antwoord luidt: we beschikken ruimschoots over de generieke en toegepaste managementkennis en -ervaring. Voor de specifieke zorgkennis die we missen, schakelen we de sector in bij het maken, onderhouden en doceren van bepaalde modules. We erkennen dat we niet alles zelf kunnen en zijn dus altijd op zoek naar partners. Dat doen we nu al bij andere bedrijfstakken en zullen we zeker ook bij de zorg gaan doen.

Over Miša Džoljic´ Prof. dr. Miša Džoljic (Skopje, Joegoslavië, 1962) is sinds eind 2012 rector magnificus van Nyenrode Business Universiteit. Daarvoor was hij lid van de Raad van Bestuur van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam en vicedecaan van de Medische

Faculteit van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Van 1999 tot 2006 was hij lid van het Management Team en vervolgens hoofd van de afdeling Anesthesiologie en hoogleraar Anesthesiologie aan het AMC - Universiteit van Amsterdam.

15


16

I.O. DECEMBER 2014

‘ En ineens ben je gegrepen ‘ We willen natuurlijk de beste docenten voor onze studenten’, zegt Anneke Bakker, hoofd team professionalisering van het Instituut voor onderwijs en opleiden. Maar wat is een goede docent? En ben je ervoor in de wieg gelegd of kun je het leren? DOOR WILMA MIK FOTO’S HANS SMIT ILLUSTRATIES MIREILLE SCHAAP

S

tudenten willen inspirerende docenten met liefde en passie voor het vak. Die toegankelijk zijn en betrokken bij hun studenten. Uiteraard kunnen ze bogen op een enorme vakkennis en ervaring en bezitten ze aansprekende didactische vaardigheden. VUmc telt een heel aantal van dit soort multi-talenten, zo blijkt elk jaar uit de verkiezing van de beste docent. Maar hier geldt net als bij de studenten: toptalenten hebben am-

per scholing nodig. Het gaat er juist om de grootste groep op een hoog niveau te brengen. Status Wat helpt is een cultuur te creëren waarin onderwijs gedijt, met ruimte en waardering voor docenten. Het was op zijn minst typisch dat er – tot voor kort – op universitair niveau niet-gekwalificeerde docenten aan het werk waren. In het middelbaar en hoger beroepsonderwijs kun je al-

leen terecht na een gerichte (beroeps) opleiding. ‘Onderwijs is echt een vak’, zegt Bakker. ‘We zijn hard bezig de status van het vak te verhogen.’ De Basis Kwalificatie Onderwijs was een eerste stap, deze kwalificatie is inmiddels verplicht voor elke nieuwe docent. Zoals er competenties zijn geformuleerd voor studenten, zijn die er ook voor docenten. De docenten van VUmc zijn competent op het gebied van uitvoeren, ontwikkelen, toetsen, begeleiden, organiseren van

Passie

‘Wow, die heeft een verhaal! Hiervoor zit ik bij deze opleiding, hier gaat het om!’ Dat moeten onze studenten voelen. Als je merkt dat iemand knowhow heeft – kennis, kunde en ervaring – en dat kan overbrengen, dan blijft het hangen. Dat kan alleen als je passie voelt voor je vak. Dan kan jouw passie, de passie van de student worden. Bij VUmc Amstel Academie zijn de docenten vrijwel allemaal eerstegraads bevoegd en ze werken voor het overgrote deel ook in de praktijk. Juist die combinatie – theorie en voorbeelden uit de praktijk – versterkt elkaar en daarmee weet je studenten te raken. Als ik die klik voel, is voor mij een les helemaal gelukt.’ Daniëlle van der Weij, verpleegkundige, senior opleider vervolgopleiding obstetrie en gynaecologie


I.O. DECEMBER 2014

17

door onderwijs’ het eigen onderwijs, en de evaluatie daarvan. Op deze competenties is het BKO-traject gebaseerd. Voor docenten die sleutelposities in het onderwijs bekleden, is er nu de leergang S(enior)KO, van de VU, die VUmcdocenten samen met docenten van andere faculteiten doorlopen. Een Leergang Onderwijskundig Leiderschap, ook aan de VU, is het hoogste compartiment van het onderwijscarrièreplan. Programmaleiders bekwamen zich daar in leiderschap en didactische innovatie. Bakker: ‘Naarmate er meer mensen die leergangen hebben gevolgd, komen ook op hoge posities mensen die onderwijs uitdragen. En dat moeten we hebben!’ Persoonlijke evaluatie De divisies krijgen voor het vrijstellen van hun specialisten voor onderwijstaken een ruime vergoeding. Het uitge-

breide onderzoeksprogramma naar onderwijs moet het leereffect – en ook de status – nog verder verhogen. Maar hoe meet je of al je inspanningen leiden tot goede docenten? Anke Kleinveld coördineert de tutoren, een belangrijke groep docenten in het kleinschalige, activerende onderwijs van VUmc. ‘Wij evalueren hen allemaal persoonlijk. Je kunt een keer pech hebben met een groep, dat het niet klikt. Maar als je bij herhaling slecht scoort, voeren we een gesprek en bieden we ondersteuning aan.’ En opleiders in de masterfase worden voortdurend getoetst op professioneel gedrag. Gegrepen ‘Ik weet niet of je het kunt leren, een goede docent te zijn’, zegt Jos Kooter, internist en voor de vierde maal docent van het jaar. ‘Je kunt vaardigheden trainen. Het meest vruchtbaar is

het om mensen die het in zich hebben, een beetje Pokon te geven, een beetje te sturen, dan groeit het vanzelf.’ Saskia Peerdeman, neurochirurg deelt deze mening. ‘Inspiratie is de kern van doceren. Als die basisvoorwaarde er is, volgt kennisoverdracht als vanzelf. Inspiratie valt niet te trainen, maar gelukkig zijn er genoeg mensen bij wie je het vuurtje alleen maar hoeft aan te wakkeren.’ En dat lukt regelmatig. Zelfs bij hen die niet uit zichzelf voor het docentschap kiezen, maar worden gestuurd door hun afdeling. Dat merkt Kleinveld bij terugkomdagen van de tutoren. ‘Iedereen vindt het leuk, terwijl er heel wat aarzeling was bij de start. Een tutor trekt gedurende een heel semester intensief op met studenten. Je gaat je binden aan hen, je voelt met ze mee, weet wat er speelt. En ineens ben je gegrepen door onderwijs.’

Vertrouwen

‘Socrates beschouwde zichzelf als verloskundige. “Mensen bezitten kennis, die moet alleen maar wakker worden.” Ik schep er genoegen in om dat te laten gebeuren bij studenten. Ik weet nog hoe mooi ik het zelf vond als de schellen me van de ogen vielen. Als de docent iets zei wat ik eigenlijk al wist, maar dat ik dan ineens ook snapte hoe het zat. Het is geweldig om dat moment te zien bij studenten, dat ineens het licht aan gaat. Je moet ze het vertrouwen geven dat ze meer weten dan ze denken, dat ze meer onthouden, en dat ze meer begrijpen dan ze denken. Dat doe je niet door trucjes toe te passen of feiten op te lepelen. Het gaat over het leven zelf. De onzekerheid, de angsten, het gevoel niets waard te zijn als co-assistent, dat het nooit zal lukken. Zo voelde ik mij in die tijd. Dan is het heel fijn als iemand je het vermoeden geeft dat je het wel kunt, dat het wel gaat lukken. Die rol wil ik graag vertolken. En zoals een verloskundige het prachtig vindt een baby op de wereld te helpen, geniet ik er van om het licht te ontsteken.’ Jos Kooter, internist en opleider


18

I.O. DECEMBER 2014

Contact

‘Contact kunnen maken met studenten, daar gaat het om. Een docent die benaderbaar is, open staat, persoonlijke interesse toont. Die een veilige sfeer creëert waarin er alle ruimte is om aan te geven dat je iets niet weet, en die uitnodigt tot het stellen van vragen. Het gaat dus om een goede relatie tussen docent en student. En van daaruit start de kennisoverdracht. Het doceren zelf kun je goed voorbereiden. Ga na wie je voor je krijgt. Wat weten ze al, wat wil ik dat ze na mijn lessen wijzer zijn geworden? En hoe pak ik dat aan? Welke werkvormen, welke timing, hoe prikkel ik interacties? Hoe grijp ik in in het groepsproces? Je stelt een vraag en het blijft stil. Wat dan? Nog erger: je stelt geen vraag en toch is er heel veel rumoer. Dat zijn allemaal didactische vaardigheden die je kunt trainen. Structuur geven, duidelijkheid scheppen, verwachtingen naar elkaar uitspreken; nog wat voorwaarden voor een optimale leeromgeving. En je bent een rolmodel, ook als docent. Daar ben ik mezelf soms nog te weinig van bewust. Hoe je omgaat met collega’s, studenten, daar ben je ook rolmodel in. Zelf leer ik continu bij, van studenten, maar ik kijk ook nog steeds de kunst af bij anderen.’ Anke Kleinveld, wetenschappelijk docent, coördinator tutoraat

Enthousiasme

‘Het is ontzettend leuk mensen enthousiast te maken voor bepaalde onderwerpen en te zien dat ze ook warm worden, dat ze dingen overnemen. Doceren is opvoeden, maar dan professioneel. Als je geen passie hebt om kennis over te willen dragen aan anderen, dan gaat het hem niet worden. Ik zat eens – per ongeluk – bij een onderwerp waar ik dacht niets mee te hebben: theoretische wiskunde. Maar het was toch boeiend! Domweg vanwege de gloedvolle manier waarop de spreker over zijn vak vertelde. Voor een collegezaal van 300 mensen moet je een bepaalde performance hebben met entertaining kwaliteit. Je moet diepgaande kennis brengen op het niveau van de studenten en die kunnen afwisselen met een grapje. De aandacht vasthouden door afwisseling in beeld, geluid, vaart. Kleine tutorgroepjes vereisen weer heel andere capaciteiten. Daar moet je juist wat terugtreden en goed luisteren. En op het juiste moment prikkelende vragen stellen, discussie uitlokken om de individuele kennis die aanwezig is naar boven te halen en samen te voegen, zodat het kennisniveau van iedereen verhoogt.’ Saskia Peerdeman, neurochirurg, opleider, coördinator leerlijn professionele ontwikkeling


I.O. DECEMBER 2014

Veilig

‘Veiligheid in het leerklimaat is de basis. Dat heeft heel erg te maken met je uitstraling, ben je een vriendelijke figuur, of kom je binnen met een air dat je alles weet: wat zijn jullie voor aapjes. Mensen moeten je dingen durven vragen, ze moeten niet bang voor je zijn, of voor elkaar. Domme vragen bestaan niet. Op de lerarenopleiding leerden we doelstellingen te bepalen: wat moeten studenten weten na afloop van de les. Als ik ergens een hekel aan heb is het wel aan het maken van doelstellingen. Ik vind ze non-functioneel. Stel vragen, bijvoorbeeld: wat kan er aan de hand zijn als het Hb te laag is? Dan daag je uit en heb je meteen de beroepscontext te pakken. Goede docenten zullen ook altijd hun eigen materiaal maken. Dan geef je het een eigen saus. En een docent moet leiding kunnen geven, het spoor vasthouden. Voor je het weet flapdrollen ze alle kanten op. De een heeft een stokpaardje, de ander speelt de wijsneus. Ik vind het geweldig om met jonge mensen te werken en ze dingen te zien doen die ze daarvoor niet konden. Als leraar moet je niet bang zijn dat je leerlingen je gaan overstijgen. Eigenlijk moet dat juist je doel zijn.’ Marc Bakker, verpleegkundige, docent, ontwikkelaar klinisch redeneren

Verwondering

‘Eigenlijk is er niets een voldongen feit in ons vak. Achter iedere zin, achter ieder getal uit het lab, of achter ieder pukkeltje dat je bij een patiënt ziet, schuilt iets. Dan is een houding van verwondering belangrijk. Ik leer studenten geen feiten, maar leer ze goed kijken en daardoor zien. Vaak aan de hand van een patiënt. Dan wordt meteen de context helder, waarom ze zoveel moeten weten. Ik vind het altijd een feest om samen met de studenten zo’n patiënt interactief te verkennen, daar heb je helemaal geen dia’s en filmpjes voor nodig. Naast informatie over de ziekte, vraag ik ook: wat heeft het eigenlijk voor uw leven betekend dat u ziek werd? Hoe gaat het met uw kinderen en de relatie met uw geliefden? Door ook dit soort facetten te bespreken en te laten zien hoe je dat kunt doen, krijgen we betere dokters. We leiden immers niet op tot dr. Google, ze moeten achter die computer vandaan komen! En in plaats van ‘digitale’ diagnoses te stellen, veel zien, keihard werken en zo veel mogelijk ervaring opdoen. Dat probeer ik in mijn colleges mee te geven. Omgekeerd krijg ik heel veel mee van degenen die ik opleid. Zij zijn mijn geweten. Door hen zie ik nieuwe dingen waarvoor ik al lang de ogen gesloten had of waarover ik de kennis nog niet bezat.’ Sonja Zweegman, hematoloog, docent, opleider, ultieme docent van de VU 2014

19


20

I.O. DECEMBER 2014

meelopen met...

KNO-ARTS PAUL MERKUS

‘IK MERK IN DE PRAKTIJK Dat hij graag leiding geeft, wist hij al. Maar hóé KNO-arts Paul Merkus (44) leiding geeft, daarvan maakt de Leergang Clinical Leadership van de VUmc Academie hem bewust. ‘Door naar jezelf te kijken, word je een betere leidinggevende en dokter in al zijn facetten.’ DOOR MAAIKE DE HON FOTO DIGIDAAN

7.50 uur In de bibliotheek van de afdeling Keel-Neus-Oorheelkunde op de eerste verdieping van het VUmc verzamelen zich alle KNO-artsen, arts-assistenten en coassistenten voor de overdracht. Met old school boeken langs de wand en één eenzame computer lijkt de tijd hier een beetje te hebben stilgestaan. Maar schijn bedriegt: wie goed kijkt ziet ook een camera hangen. Paul Merkus: ‘Die gebruiken we voor de vergaderingen met onze collega’s in de regio met wie we samenwerken. Vroeger moesten zij geregeld naar ons toe reizen: het videoconferencing-systeem bespaart een hoop tijd en geld.’

8.00 uur Normaal gesproken staat Paul vanaf 8.00 uur ingeroosterd op de OK, maar vanochtend is hij tot 10.00 uur ‘roostervrij’ om Sophie, de nieuwe huisarts in opleiding, wegwijs te maken. Tijdens een snelle kop koffie in de vergaderkamer stelt hij haar voor aan de artsen en vraagt een coassistent haar te helpen

bij het regelen van de verplichte witte jas en badge. Arts-in-opleiding (aio) Derek ziet zijn kans schoon en vraagt Paul of hij zo even tijd heeft om zijn bewerkt rotsbeen te beoordelen. Geen probleem, antwoordt Paul, en zodra de koffie op is, lopen ze naar het skills lab. In de kleine ruimte staan rvs-bakken met boortjes en instrumenten, twee microscopen, een beeldscherm en een vriezer waarin de rotsbeenderen worden bewaard, want Dereks operatieve bewerking van het rotsbeen is een van de verplichte vaardigheidstrainingen in de opleiding. Paul: ‘Het oor is een zo klein en geavanceerd orgaan, dat je wel wilt dat mensen kunnen oefenen voordat ze echt gaan opereren. De aangezichtszenuw, die de expressie van het gezicht aanstuurt, loopt door het oor en als je die aanboort, kan dat in een echte operatie leiden tot een (gedeeltelijke) verlamming.’ Dat heeft Derek niet gedaan, maar hij had wat Paul betreft wel iets verder kunnen gaan. Via het


I.O. DECEMBER 2014

21

METEEN DAT HET WERKT’

Paul Merkus: ‘Ik denk dat zo naar jezelf kijken je een betere dokter en leidinggevende kan maken.’


22

I.O. DECEMBER 2014

beeldscherm laat hij zien hoe en drukt Derek op het hart meteen door te blijven oefenen en het niet een paar weken te laten liggen.

9.40 uur Paul wordt opgepiept met de mededeling dat de zaalarts betwijfelt of de operatie die hij vandaag zal doen, kan doorgaan. Op het programma staat het plaatsen van een cochleair implantaat bij een jongetje van 17 maanden. Een operatie die Paul, gespecialiseerd in oorheelkunde, vaak uitvoert en die ongeveer 3 uur duurt. Maar nu lijkt het kind een oorontsteking te hebben. ‘Balen,’ laat Paul zich ontvallen. Dit is echt vervelend. Onderweg naar de kinderafdeling op de 9de etage waar het jongetje is opgenomen, legt hij uit waarom het zo erg is. ‘We plaatsen een implantaat bij een kind het liefst zo jong mogelijk zodat de spraaktaalontwikkeling zo goed mogelijk verloopt. Bij dit jongetje is het door omstandigheden

al wat later, ideaal is rond de eerste verjaardag.’ Even later lopen een vader en moeder met een kindje op de arm de gang uit, op weg naar de lift. ‘Helaas,’ zegt Paul. ‘Er was inderdaad sprake van een oorontsteking aan het te opereren oor en dan kan ik het risico niet nemen. De ouders begrepen het wel, maar het blijft natuurlijk erg jammer.’

10.00 uur Sophie is terug op de afdeling en samen lopen ze haar programma voor de komende weken door. Ook checken ze of Sophie wel de juiste stemvork heeft. Paul: ‘Het is ongelooflijk moeilijk om oren te beoordelen, maar als je de stemvorktesten beheerst, kun je simpel het onderscheid maken tussen een binnenoor- of middenoorslechthorendheid, door vocht door verkoudheid.’ Paul is sinds 3 maanden plaatsvervangend opleider. Misschien niet helemaal toevallig kwam zijn afdelingshoofd enige tijd daarvoor met het voor-

‘Mijn afdelingshoofd stelde voor om de Leergang Clinical Leadership te volgen’


I.O. DECEMBER 2014

23

Paul Merkus: ‘Als KNO-arts heb ik vier petten op, soms zelfs meer: ik ben operateur, poliklinisch dokter, opleider en onderzoeker. Die mix is uitdagend.’

stel dat Paul de leergang Clinical Leaderschip zou gaan volgen. ‘Hij vond dat ik er geschikt voor was.’ Vier van de acht cursusdagen zijn intussen geweest. Het zijn lange dagen: van 9 tot 21 uur, waarin er veel gebeurt, vertelt Paul. ‘Het belangrijkste vind ik dat je naar jezelf leert kijken: hoe sta ik in mijn werk, hoe reageer ik en waarom doe je zoals je doet? Daarbij moet je ook lastige dingen onder ogen zien. Ik heb bijvoorbeeld soms moeite met autoriteit. Dan word ik snel rebels.’ Tijdens de leergang deden ze een oefening waarbij hij tegenover een dominant persoon stond om te kijken hoe hij reageerde. ‘En vervolgens speelden we dezelfde scene nog een keer, maar dan met een andere reactie van mij: minder die van de gebeten hond.’ Door de houding van gelijkwaardige collega aan te nemen, kreeg Paul een andere reactie. ‘En het mooie is: ik merk ook in de praktijk meteen dat het werkt. Ik voelde wel al dat ik leiding kon geven, maar ik denk dat zo naar jezelf kijken je een betere dokter en leidinggevende kan maken.’

11.20 uur Hoewel het jammer is van de operatie, heeft Paul absoluut geen moeite met het opvullen van de extra tijd: ‘Als KNO-arts heb ik vier petten op, soms zelfs meer: ik ben operateur, poliklinisch dokter, opleider en onderzoeker. Die mix is uitdagend. Ik wil onze afdeling neerzetten als een KNO-kliniek die naast de

hoofd-hals-chirurgie, vooral op het gebied van oorheelkunde, internationaal meedraait in de top.’ Daarom organiseerde zijn team dit voorjaar voor 75 jonge KNO-artsen een cursus met vier gerenommeerde internationale sprekers en gaat hij een groot, landelijk doelmatigheidsonderzoek trekken waarvoor de subsidieaanvraag binnenkort de deur uit moet. ‘Die extra tijd komt dus niet slecht uit; kan ik zo mooi even met mijn collega’s in Rotterdam bellen over onze gezamenlijke aanpak.’

Leergang Clinical Leadership Voor artsen die de ambitie en de potentie hebben een leiderschapsrol te vervullen, organiseert de VUmc Academie de leergang Clinical Leadership. Het ziekenhuis is een steeds complexere organisatie. Leidinggevende artsen en andere professionals bepalen door hun dagelijkse keuzes mede hoe die omgeving vorm krijgt. De essentie van de leergang is deelnemers te leren verantwoordelijkheid te nemen

voor het grotere VUmcgeheel door samenwerking te zoeken en ‘koninkrijkjes’ te slechten. Zelfreflectie en persoonlijke ontwikkeling lopen als een rode draad door de leergang heen, omdat zij de basis vormen voor goed leiderschap. Meer informatie op www. vumc.nl/afdelingen/vumcacademie > leiderschap en management > scholingen en workshops > leergang Clinical Leadership


24

I.O. DECEMBER 2014

Wilma van der Scheer:

‘LEER AANKOMEND ARTSEN VOORBIJ HET EIGEN PERSPECTIEF TE KIJKEN’ Wat leren artsen in spe over de organisatie van de zorg? Over samenwerking met andere disciplines, de omgang met patiënten, organisatorische belangen en verantwoordingsmechanismen? Te weinig, vindt Wilma van der Scheer. Zij is als directeur, onderzoeker en docent verbonden aan het Erasmus Centrum voor Zorgbestuur (tot voor kort Erasmus CMDz). DOOR SASKIA ENGBERS FOTO’S FRANK RUITER

O

f het medisch onderwijs in Nederland goed is? Over het antwoord op die vraag hoeft Wilma van der Scheer niet lang na te denken. ‘Goed onderwijs sluit aan bij de praktijk. De zorg in Nederland wordt zeer hoog aangeslagen, dus kunnen we ervan uitgaan dat ons medisch onderwijs van uitstekende kwaliteit is. Dat geldt althans voor het medisch-inhoudelijke deel. Maar om optimaal te functioneren, heeft een zorgverlener meer nodig dan alleen vakkennis. Hij moet ook weten hoe zijn omgeving werkt. Voor aspecten die daarmee verband houden is in de opleiding geneeskunde weinig aandacht.’ Neem het onderwerp ‘interdisciplinaire samenwerking’. ‘Dat heeft weliswaar een plaats in de opleiding, maar die is vrij bescheiden. Jonge dokters leren pas in de praktijk wat het betekent

om daadwerkelijk met andere professionals samen te werken, en op welke manier die bijdragen aan de zorg.’ Oplossingsgericht ‘Als arts is het ook belangrijk kennis te hebben van de manier waarop de zorg gefinancierd wordt’ gaat Van der Scheer verder. ‘Jij bent immers degene die in belangrijke mate het geld uitgeeft.’ Ze ziet artsen als oplossingsgerichte professionals met vaak goede ideeën, waar ze snel mee aan de slag willen. Maar hun gebrekkige kennis van regelgeving kan daarbij in de weg zitten. ‘Een van onze cursisten wilde samen met een maatschap in een ander ziekenhuis nieuwe behandelingen gaan geven. Ze hadden onderling bedacht hoe ze die samenwerking zouden



26

I.O. DECEMBER 2014

vormgeven. Maar zo eenvoudig bleek het allemaal niet; ze waren voorbijgegaan aan de juridische consequenties en aan de gevolgen voor de financiering. Als je kennis hebt van regelgeving, snapt hoe een organisatie werkt en hoe de gezondheidszorg in de breedte is georganiseerd, kun je rekening houden met dat soort zaken. Leer aankomend artsen daarom voorbij het eigen perspectief te kijken!’ De opleiding geneeskunde kan wat dat betreft een voorbeeld nemen aan het hbo-V, meent Van der Scheer. In die opleiding komen interdisciplinaire samenwerking en de structuur en financiering van de zorg uitgebreid aan bod. Waarom daar wel? ‘Dat heeft waarschijnlijk te maken met de aard van het beroep: artsen worden opgeleid door artsen, en verpleegkundigen door verpleegkundigen. Verpleegkundigen zijn op de werkvloer deels managende professionals. Zij zorgen dat dingen voor elkaar komen, terwijl artsen inhoudelijk bezig zijn met hun vakgebied, daarop beoordeeld worden en zich daarin specialiseren. Zo maken ze carrière. Als ze managementverantwoordelijkheid op zich nemen, is daar niet altijd waardering voor onder vakgenoten.’ Aardige dokters Ook voor de omgang met patiënten mag meer aandacht zijn in de


I.O. DECEMBER 2014

‘ Als arts is het van belang kennis te hebben van de manier waarop de zorg gefinancierd wordt. Jij bent immers degene die in belangrijke mate het geld uitgeeft’ opleiding tot arts, vindt Van der Scheer. ‘Afgelopen oktober bestond ons centrum twintig jaar. Een van de sprekers op het jubileumsymposium was een dwarslaesiepatiënt. Hij vroeg zijn publiek of artsen eigenlijk wel leren om aardig te zijn tegen de patiënt. Hij bedoelde daarmee dat dokters die oprecht luisteren schaars zijn. En dat is kwalijk, want een patiënt weet vaak meer over zijn eigen lichaam dan de arts. Verder wil de patiënt niet alleen beter worden maar ook gelukkig zijn. Zorgprofessionals moeten daarom ook aandacht hebben voor het psychisch welbevinden van hun patiënten. Aankomend artsen zijn van nature vaak empathisch; jonge mensen gaan geneeskunde studeren vanuit het idee dat ze mensen willen helpen. Die empathie moet je koesteren en niet wegrationaliseren door een ‘professionele’ houding, waarbij patiënten zo snel mogelijk gediagnosticeerd en in een hokje gestopt worden. Juist door óók empathisch te zijn, wordt die student straks een hele goede en prettige arts.’ Maar hoe je het ook wendt of keert: oprecht luisteren naar patiënten kost extra tijd. Die heeft een arts toch helemaal niet? Tijd is immers geld. ‘Voor de korte termijn klopt die redenering’, antwoordt Van der Scheer. ‘Maar besparingen worden vaak pas op langere termijn zichtbaar of

liggen elders. Als een specialist goed naar zijn patiënt luistert, is de kans groter dat meteen de juiste behandeling wordt ingezet. Dat werkt geldbesparend. En met een goed luisterende huisarts heeft de patiënt misschien geen doorverwijzing naar de specialist meer nodig. Zorg in de eerste lijn is goedkoper dan die in de tweede lijn, dus ook hier bespaar je uiteindelijk op zorgkosten. Het is belangrijk dat studenten geneeskunde die mechanismen snappen en die manier van denken aanleren. Verzekeraars denken immers óók op die manier. Die kijken waar een besparing ligt.’ Patiëntevaluaties Rekening houden met verzekeraars is goed, daarin doorschieten niet. ‘Artsen en verpleegkundigen moeten heel veel gegevens registreren waarvan niet altijd duidelijk is hoe de zorg

27

daar beter van wordt. Beleid en protocollen die niet bijdragen aan betere zorg zijn demotiverend en werken daardoor het maken van fouten in de hand. Het is belangrijk dat we toegaan naar een benadering waarbij het perspectief van zorgprofessionals en verzekeraar samenkomt.’ Dat geldt volgens Van der Scheer ook voor het systeem van accreditatie. Kwaliteit wordt momenteel vooral gemeten met lijstjes, die gegevens opleveren voor de verzekeraar. Denk aan Routine Outcome Monitoring (ROM) en Patient Reported Outcome Measures (PROMs). ‘We realiseren ons echter steeds meer dat de écht interessante informatie uit kwalitatieve metingen komt. Sommige ziekenhuizen doen daarom inmiddels aan patiëntevaluaties. Maar die zijn erg tijdrovend en naar de juiste vorm wordt nog gezocht. Ook hier ligt het gevaar op de loer dat verantwoording naar de verzekeraar de voornaamste drijfveer is. Doen we die patiëntevaluaties omdat we anders geen contract krijgen van de verzekeraar? Of willen we écht weten wat volgens de patiënt beter kan? Naar dat laatste wordt nog te weinig gezocht. Laat studenten in het medisch onderwijs nadenken over de vraag hoe je van patiënten dié informatie krijgt waar zij als zorgverlener hun voordeel mee kunnen doen. Leer ze die denkomslag maken, waardoor ze kunnen bijdragen aan het optimaliseren van de kwaliteit van onze zorg.’

Over Wilma van der Scheer Dr. Wilma van der Scheer (1974) werkt sinds 2002 bij het Erasmus Centrum voor Zorgbestuur als directeur, onderzoeker en docent. Zij studeerde Beleid en Management Gezondheidszorg, waarna ze een postdoctorale opleiding voor organisatieontwikkeling en -verandering volgde aan het Sioo. In 2013 promoveerde zij op het thema ‘bestuurlijke ambiguïteit in de zorg’. Van der Scheer begon haar loopbaan als organisatieadviseur in de gezondheidszorg.


28

I.O. DECEMBER 2014

KORT NIEUWS

lunchbrainstorm

SUCCESVOLLE DOCENTENMIDDAG PROACTIVE NURSING

opleiden

POST-MBO-SCHOLING OK-VAARDIGHEDEN VUmc Amstel Academie biedt een nieuwe post-mbo-opleiding aan voor doktersassistenten. De opleiding OK-vaardigheden leert ingrepen uit te voeren bij een specialisme op de OK of de behandelkamer. De opleiding richt zich op het assisteren en instrumenteren bij laagcomplexe operaties en soms ook middelcomplexe operaties. Een gespecialiseerde – dus competente - OKassistent is prettig voor de specialist, voor de doktersassistent betekent het een beter carrièreperspectief. De basismodule voor alle specialismen bestaat uit zes lesdagen op VUmc Amstel Academie en aanslui-

tend drie maanden praktijk binnen de eigen instelling. Het vervolg bestaat uit een specifieke module met keus uit diverse specialismen. Daarin komen laag- en middelcomplexe ingrepen aan de orde, zoals mond-, kaak- en aangezichtschirurgie, gynaecologie of urologie. De studenten werken op behandelkamers in een ziekenhuis of privékliniek. De duur van de scholing hangt onder meer af van de werkervaring en de gekozen specialisatie. De theorie duurt één tot drie dagen, het praktijkdeel gemiddeld negen maanden. De opleiders - operatieassistenten en artsen uit de praktijk - brengen theorie en praktijk samen.

Meer informatie op: www.vumcamstelacademie.nl

Op 28 oktober organiseerde VUmc Academie samen met Marc Bakker en uitgeverij Boom Lemma een docentenmiddag over proactive nursing. In deze methode voor verpleegkundigen staat klinisch redeneren centraal. De methode is ontwikkeld door VUmc Academie en inmiddels gemeengoed geworden bij verpleegkundigen. Tijdens de docentenmiddag werden op een informele manier ervaringen gedeeld en werd meegedacht over nieuw te ontwikkelen delen in de boekenreeks ProActive Nursing. In deze reeks - ontwikkeld door opleiders van VUmc Academie - komen anatomie, ziekteleer en verpleegkundige beroepspraktijk samen. Het was een inspirerende middag met een enorme opkomst! Voor meer informatie: www.vumcacademie.nl


I.O. DECEMBER 2014

29

ILLUSTRATIES MARIEKE VAN GILS

emeritaat

WIM STALMAN TREEDT AF ALS DECAAN EN BESTUURDER VUMC VUmc School of Medical Wim Stalman (1951), decaan en vicevoorzitter van de raad van bestuur van VUmc, sluit per 1 maart 2015 zijn bestuurlijke loopbaan af om met emeritaat te gaan.Zijn emeritaat valt samen met het afronden van een zittingsperiode van acht jaar als lid van de raad van bestuur. Onder leiding van Wim Stalman heeft VUmc een integrale benadering van onderwijs en onderzoek tot stand gebracht. Mede hierdoor is VUmc het best scorende academisch medisch centrum in Nederland, in Europa komt VUmc op een vijftiende plaats.

2015

LOTING GENEES­KUNDE VERLEDEN TIJD Vanaf collegejaar 2015-2016 gaat VUmc School of Medical Sciences alle studenten voor de opleiding geneeskunde decentraal selecteren. Dat betekent dat loten voor een opleidingsplek niet langer mogelijk is. Zeventig procent van de onderwijsplekken is gereserveerd voor scholieren met een vwo-examen. De overige dertig procent is bestemd voor scholieren met gemiddeld eindexamencijfer van een acht of hoger, en alle anderen die aan de toelatingseisen voldoen. Meer informatie op www.med.vu.nl

opleiden

VERFIJNING EN SPECIALISATIE VERPLEEGKUNDE De zorgmarkt is dynamisch: verpleegkundigen worden steeds op een andere manier ingezet. Nu de markt vraagt om verfijning en specialisatie komt VUmc Amstel Academie met twee nieuwe opleidingen. Verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorgorganisaties hebben behoefte aan goed opgeleide professionals die het gat opvullen op het terrein van de complexe zorg, innovatie en kwaliteitsontwikkelingen. De nieuwe opleiding Geriatrisch revalidatieverpleegkundige komt aan deze vraag tegemoet. Met de toenemende vraag

naar intensieve kindzorg buiten het ziekenhuis groeit ook de vraag naar kinderverpleegkundigen buiten het ziekenhuis. Daarom is er – in samenwerking met de Vereniging Gespecialiseerde Verpleegkundige Kindzorg (VGVK) - een vervolgopleiding Kinderverpleegkunde extramuraal ontwikkeld. De opleiding richt zich op (hoog) complexe gespecialiseerde zorg aan het zieke kind en zijn ouders, in intra- en extramurale setting. Het betreft zorg voor kinderen in alle ontwikkelingsfasen met de daarbij voorkomende aangeboren, verworven, acute of chronische aandoeningen.

Meer weten? www.vumcamstelacademie.nl


30

I.O. DECEMBER 2014

digitaal

E-ACADEMIE: ONLINE LEERPORTAAL VOOR MEDISCH ONDERWIJS VUmc heeft voor al haar online leermodules een aparte leer­ omgeving ontwikkeld. Alle online leermodules, maar ook de webinars en de digitale leeromgeving zijn samengevoegd en toegankelijk gemaakt. Naar verwachting zal de E-Academie op korte termijn veel groter worden, als alle online leermethodes en modules hier samenkomen. www.vumcacademie.nl

studiebeurs

HUIJGENS BEURS VOOR MARGOT SPRONSEN Geneeskundestudente Margot van Spronsen ontving van het Cancer Center Amsterdam de Huijgens beurs (NWODiamond Program). Tijdens haar master genees­kunde solliciteerde zij naar deze presti­gieuze beurs. De selectieprocedure strekte zich uit over een lange periode waarin zij haar masteropleiding geneeskunde combineerde met korte onderzoeksstages en het schrijven van een onderzoeksvoorstel. Na haar masterdiploma zal ze met haar PhD traject starten.

workshop

WIE IS DE ANDER? VUmc School of Medical Sciences besteedt ruim aandacht aan diversiteit van studenten in relatie tot de persoonlijke en professionele ontwikkeling. Amsterdam telt meer dan 175 nationaliteiten. procent van de studenten is van nietNederlandse origine. De opleiding is een lang­durige samenwerking aangegaan met kunstenares Lina Issa. Zo werden tijdens de introductieperiode de nieuwe studenten uitgedaagd om cultuur en openstaan voor de ander een plek te geven. Op de eerste onderwijsdag lagen er servetten klaar met prikkelende citaten. Van studenten, medewerkers, docenten en artsen, zoals: “De norm hier is om talenten te verspillen omdat we niet buiten onze herkenbare codes durven kijken en denken.” “Ik heb een tolk nodig om mijn emoties aan mijn ratio te koppelen.” De servetten hadden als doel studenten te laten nadenken over diversiteit en empathie.

cijfer

STUDEREN In 2013 volgden bij VUmc 2.381 studenten een geneeskundeopleiding; 1081 studenten een verpleegkundige (vervolg-)opleiding en 436 studenten een medisch ondersteunende (vervolg-) opleiding.


I.O. DECEMBER 2014

prijs opleidingen

VERKORTE OPLEIDING BASIS­ KWALIFI­ CATIE ONDERWIJS VUmc biedt de mogelijkheid aan ervaren docenten om via een verkorte route de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) te behalen. Onderwijs verzorgen op universitair niveau is een complexe en uitdagende taak. Met het BKO-traject worden docenten en opleiders ondersteund in deze taak. Ervaren docenten en opleiders met meer dan 5 jaar ervaring in onderwijs kunnen deze verkorte opleiding volgen. Deze docenten kunnen hun BKO behalen op basis van eerder verworven competenties. Het is een individueel traject met persoonlijke begeleiding en feedback, waarin de docent een portfolio maakt.

BESTE PROEFSCHRIFT Rashmi Kusurkar, hoofd van het team onderzoek van onderwijs van VUmc, heeft tijdens het NVMO-congres de prijs voor beste proefschrift 2014 gewonnen. Haar ‘Motivation in Medical Students’ werd gekozen vanwege de fenomenale theoretische inbedding. Motivatie is hiermee op de kaart gezet. Op de website www.vumc.com/branch/research-in-education vind je meer informatie over het proefschrift en de diverse onderzoeken van onderwijs.

studie

INSPIRATIE OPDOEN IN CANADA Een delegatie van vertegenwoordigers van VUmc en AMC hebben een werkbezoek aan Canada gebracht. Samen met collega’s van Hogeschool INholland, de HvA en het Nationaal Zorginstituut hebben zij tijdens de reis kennis gedeeld over innovaties binnen het domein onderwijs & opleiden. Met de Canadese collega’s werd van gedachten gewisseld over wat het toekomstige zorglandschap vraagt van de huidige onderwijs-

en opleidingscurricula. De studiereis vormt een inspiratie voor de gemeenschappelijke visie op onderwijs en opleiden die AMC en VUmc aan het ontwikkelen zijn. De delegatie bezocht drie universiteiten: McMaster, McGill University en de University of Toronto. In het kader van de alliantie AMC-VUmc vormt de studiereis een prachtige uitgangspositie voor de visie op de geneeskunde- en verpleegkundige (vervolg) opleidingen van de toekomst.

31


DE MEESTER Herinneringen aan inspirerende docenten FRED WEILAND

DOOR WILMA MIK FOTO MARK VAN DER ZOUW

CCU/ICU/SEH-VERPLEEGKUNDIGE VAKDOCENT KLINISCH REDENEREN VUMC AMSTEL ACADEMIE

Liefde op het tweede gezicht

‘A

l die piepjes, een ECG met 12 lijntjes waar ik niets van begreep, een patiënt met een hartritmestoornis die ik een stroomstoot moest geven. Doodeng! Als je daar niet goed in begeleid wordt, kun je er iets aan overhouden – bij wijze van spreken. Gelukkig trof ik een fantastische collega die me meenam in acute situaties, door die hele cardiologie heen. Ellen Jongerius uit het

Slotervaartziekenhuis. Een doorgewinterde CCU-verpleegkundige met humor en het hart op de goede plek. Zij had enorm veel vakkennis en trad kordaat op in acute situaties. Dat alles combineerde ze met hartverwarmende aandacht en zorg voor de patiënt en zijn familie. Ze zei ook duidelijk wat er aan de hand was en wat we voor de patiënt konden betekenen. Haar optreden gaf zoveel rust. En naar

mij uitte ze nooit verwijten. “Je bent hier om te leren”, zei ze dan en begon opnieuw met uitleggen. Al die talenten bij elkaar maakten haar uniek. En als je door zo’n bevlogen leermeester wordt meegenomen, slaat de vonk over. “Zo wil ik ook worden”, dacht ik al snel. Het is nu dertig jaar later en ik geef les aan alle mogelijke groepen die met CCU-zaken te maken hebben. Mijn bijnaam? De ECG-goeroe.’


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.