jaargang 44 februari 2010 nummer 238 prijs s 3,–
binnenstad Uitgave van de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad
Prinsengracht 43 illegaal gesloopt 5
Verkiezingsprogramma’s stadsdeel Centrum 6
Joods erfgoed 8
Agenda Algemene Ledenvergadering op 6 maart a.s. 14
Herengracht 380
Natuurstenen gevels
foto ma art e n b r i n k g r e v e
Alles begint op buurtniveau Interview met Yellie Alkema, monumentenwoordvoerder voor D66 in het stadsdeel Centrum De afgelopen raadsperiode was Yellie Alkema in het stadsdeel Centrum fractievoorzitter en woordvoerder monumentenzorg voor D66, daarvoor zat zij in de gemeenteraad voor haar partij. Bij de nieuwe stadsdeelraadverkiezingen is zij echter op een onverkiesbare plaats terechtgekomen. Nu geldt dat ook voor de monumentenwoordvoerders van de PvdA, Winfred van de Put, en van GroenLinks, Dingeman Coumou – alleen Jan Sebastian van Lissum, de woordvoerder van de VVD blijft op zijn stek – maar Yellie Alkema heeft deze degradatie niet zelf gekozen. Afgelopen zomer verloor zij met één stem verschil de wedloop om het lijsttrekkerschap van Gerrit Brunink. De stemadviescommissie gaf haar vervolgens een onverkiesbare plaats op de kieslijst. Na een actie van Hans van Mierlo en andere D66-prominenten is zij alsnog op plaats 8 terecht gekomen. Via voorkeursstemmen probeert zij nu in de stadsdeelraad te komen. De buurten en de buurtcentra “Een van de punten waar ik me sterk voor maak is het voortbestaan van de buurtcentra. Wat ik belangrijk vind is de affiniteit met de buurt. Als mensen elkaar kennen, voelen ze zich thuis, betrokken en verantwoordelijk. Niet alleen sociaal, maar ook cultureel wil men dan zijn steentje bijdragen. De buurtcentra, zoals de Boomspijker, het Klaverhuis, Straat en Dijk en de Witte Boei draaien grotendeels op vrijwilligers, maar de faciliteiten: het gebouw en de coördinator, worden gesubsidieerd en dat moet ook zo blijven anders kunnen ze niet voortbestaan. De cursussen zouden de mensen echter zelf moeten betalen. Hierin verschilt D66 van mening met andere partijen. Ik denk dat mensen ook de kans moeten krijgen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Ook de drie ouderensociëteiten zijn belangrijk voor ontmoeting, cohesie en het helpen van elkaar, 25 % van de binnenstadsbewoners is 55+. Maar het gaat niet alleen om de zorg voor elkaar, ouderen hebben vaak meer tijd en een groot percentage van deze mensen is als vrijwilliger actief betrokken bij de stad. Het stadsdeel kan dit waarderen door meer ontmoetingsplekken te faciliteren en bij de bouw van nieuwe huizen rekening te houden 2
met deze leeftijdscategorie. Het is natuurlijk van de zotte dat de maximumleeftijd van lidmaatschappen van gemeentelijke adviesgroepen op 65 is gesteld. Mensen die wijsheid en levenservaring hebben opgebouwd en tijd hebben om iets voor de samenleving te doen zijn juist uitermate geschikt.” De overkoepelende instelling die de buurthuizen, wijkcentra en ouderensociëteiten beheert, is failliet. De mensen zijn ontslagen en de activiteiten kunnen geen doorgang meer vinden. ‘IJ-sterk’ wil nu een doorstart maken, maar Yellie Alkema is van mening dat het welzijnswerk door stichtingen ín de buurt georganiseerd zou moeten worden, dus kleinschalig. “Dat is efficiënter, goedkoper en het heeft draagvlak. Ik heb daar een notitie over geschreven. De subsidie moet niet naar de koepelorganisatie, maar direct naar de buurtcentra.” Waarom hecht u zo’n belang aan die buurtcentra? “Het zijn plaatsen waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Je kunt er een kopje koffie drinken en een praatje maken, er worden cursussen gegeven, maar er worden ook allerlei initiatieven ontplooid. Zo zijn er een crèche, naschoolse opvang en allerlei lessen, maar je kunt er ook goedkoop een zaaltje huren om zelf iets te organiseren. Het is belangrijk dat mensen elkaar hier kunnen leren kennen om gezamenlijk iets te ondernemen; samen een feest organiseren, maar ook gezamenlijk verantwoordelijkheid dragen en lotgenoten vinden om tegen problemen in de buurt te strijden. Het behoud van de Nieuwmarktbuurt is voortgekomen uit het feit dat bewoners zich betrokken voelden bij de omgeving waar ze woonden. Vanuit de buurt hebben zij gestreden tegen de aanleg van de metro en de geplande vierbaansweg naar het station. Hetzelfde gold nog niet zo lang geleden voor de buurtacties van de bewoners van de Vijzelgracht tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn en vóór het opengraven van hun gracht. Wat bindt de mensen dan? “Dat ze in een prettige omgeving willen wonen, veilig, schoon en mooi. Maar geen enkele buurt is prettig als je niet ook een aantal mensen kent. Gezinnen hebben een buurt nodig, zodat men op elkaars kinderen kan passen. Alles begint op buurtniveau; ik wil graag in een buurt wonen met prettige mensen en ik wil dat mijn straat er mooi uitziet. De zorg voor monumenten hangt hiermee samen; het is erg lastig om een monument in stand te houden dat geen functie heeft of waar de buurt zich niet betrokken bij voelt. Door mijn betrokkenheid bij de buurt ben ik me gaan afvragen welke aspecten van een buurt nu een prettige omgeving maken. De onderpuien van winkels, cafés, restaurants en andere bedrijfjes hebben vaak grote
b i n n e n s t a d | februari 2010
hoge ramen en zijn open; winkels en andere publieke functies op de begane grond geven een straat overdag een zekere levendigheid, maar als daarboven geen mensen wonen verandert die straat ’s nachts in een ‘no-go-area’. Dat klinkt misschien vanzelfsprekend, maar bij nieuwbouw gaat dit vaak mis. Het bankgebouw van Fortis tussen het Rokin en de Nes bijvoorbeeld is een vesting. Er is nog wel geprobeerd om de begane grond publieksvriendelijk in te richten, maar doordat er tralies voor de ramen zijn aangebracht, blijft het een soort bunker, die vandalisme aantrekt. Blinde gevels, zoals de achterzijde van de Bijenkorf, slaan een straat dood. Er moet een zekere interactie zijn met de straat.”
Monumenten en cultureel erfgoed Het valt op dat er in het verkiezingsprogramma van D66 nauwelijks van monumenten wordt gerept. “Nee, ik vind het ook jammer dat dat onderwerp niet meer aandacht heeft gekregen; D66 heeft op dat vlak toch een naam hoog te houden. Het beschermd stadsgezicht, het project Gemeentelijke Monumenten, waardoor honderden panden uit de periode 18501940 de afgelopen jaren op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst, het tuinhuizenproject en de ‘Quick-scan’ zijn allemaal initiatieven geweest van D66. De monumentaliteit van de binnenstad is een specifieke kwaliteit van Amsterdam die niet altijd wordt onderkend of te zeer als vanzelfsprekend wordt aangenomen. Aan zijn typische stedenbouwkundige structuur met zijn vele grachten en 8000 monumenten ontleent de stad zijn identiteit. In dat kader hebben wij ook een pleidooi gehouden voor het opknappen van de historische poortjes. Dergelijke objecten geven een locatie iets specifiek eigens, waar we ons mee verbonden kunnen voelen. De kleinschalige monumentale structuur maakt Amsterdam een prettige stad om te wonen en te werken. In vergelijking met andere monumentale hoofdsteden valt op dat de stad een bewoond centrum heeft. De belangrijkste monumenten blijven gewoonlijk wel behouden, maar juist de gebouwen die niet direct opvallen, die de monumenten als het ware onzichtbaar aaneenrijgen, vallen vaak tussen wal en schip.
Om deze te behouden en sluipend verval tegen te gaan, is voortdurende aandacht nodig. Samen met Dingeman Coumou van GroenLinks, de bond Heemschut en de VVAB wordt binnenkort een discussie over vervallen panden georganiseerd om dit onderwerp op de politieke agenda te zetten (zie pagina 14 van dit blad).” Onlangs is Prinsengracht 43 gesloopt, een zeventiende-eeuws pand achter een negentiende-eeuwse gevel, waarvan de monumentale waarde onbekend is. “De ‘orde 2’-panden genieten in de praktijk nauwelijks enige bescherming. Om de sloop van deze gebouwen te voorkomen heeft D66 in de vorige raadsperiode de ‘Quick-scan’ ontwikkeld, een beleidsinstrument om bij alle sloopplannen voor ‘orde 2’-panden snel door het bureau Monumenten en Archeologie onderzoek naar de mogelijke monumentale waarden van het pand achter te gevel te laten verrichten. Bouw- en woningtoezicht kijkt in eerste instantie naar de bouwkundige staat en kan die waarden vaak zelf niet beoordelen. Dit voorstel is in de vorige raadsperiode aangenomen en de ‘Quick-scan’ heeft toen ook goed gefunctioneerd, maar nu D66 niet meer in het Dagelijks Bestuur zit, versloft het instrument. Aandacht voor de gebouwde omgeving is een onderwerp waar je voortdurend voor moet strijden. Samen met andere politieke partijen is momenteel een notitie in voorbereiding om interieurs beter te beschermen. De notitie die ik heb geschreven over het opwaarderen van monumenten is eveneens een poging om de onopmerkzaamheid voor wat zich achter de gevels bevindt tegen te gaan. Hierin wordt voorgesteld om te bekijken of zogenaamde ‘orde 2’-panden, beeldbepalende panden van voor 1940 in de binnenstad, niet opgewaardeerd kunnen worden tot gemeentelijk monument, en of een aantal moderne gebouwen geen ‘orde 2’-pand kunnen worden.”
Het bankgebouw van Fortis aan de Nes
Project 1012, herstel van de oude binnenstad Als voorzitter van de stuurgroep Economische herstel Zeedijk bent u betrokken geweest bij het herstel van de Zeedijk. Valt hier nog lering uit te trekken voor andere buurten? “De Zeedijk is een heel goed voorbeeld van hoe een vervallen deel van de stad weer kan opleven. Nadat de functie van de haven was verdwenen, bestond de straat grotendeels uit cafés waarboven geen mensen meer woonden. Op een gegeven moment zijn de drugscafés dichtgetimmerd, gekocht door de gemeente en opgeknapt. De bovenverdiepingen zijn vervolgens als woningen verhuurd. Die woonfunctie vind ik heel belangrijk. Zowel de bouwkundige als de sociale verloedering is hierdoor gestopt. Dit herstel heeft echter 15 jaar geduurd. D66 ondersteunt de doelstellingen van het project 1012, maar vindt de uitwerking met de vermindering van de prostitutie met 40% en het verbieden van 26 coffeeshops te rigide. Pak het pragmatisch aan: de gemeente en partners hebben nu al 30% van de ramen in handen. Doe daar wat moois mee, samen met ondernemers én bewoners. Laat op een aantal plaatsen zien hoe het kan worden en kijk dan verder wat er nog meer nodig is.”
Openbare ruimte en groen Een van haar speerpunten is een mooie, schone en Een van haar speerpunten is een mooie, schone en veilige openbare ruimte. Yellie Alkema is ook voor meer kunst en meer fonteinen in de stad. Ze zet zich in voor een fonteinen- en beeldenroute langs de Rode Loper. “Ik vind dat de Rode Loper, het traject boven de Noord-Zuidlijn, een promenade met allure moet worden, met beelden en fonteinen. Nú is de kans om daar iets aan te doen.” Bedoelt u dat van het Centraal Station tot aan de Zuidas een boulevard zou moeten komen met één straatprofiel? “In ieder geval het traject Damrak-Rokin. De inrichting van de straat moet niet al te modieus worden, zodat die over tien jaar weer verouderd is; in plaats van een moderne inrichting kan ook voor het ‘standaardgrachtenprofiel’ worden gekozen, maar in ieder geval kan het Damrak wel een zekere opvijzeling gebruiken. De inrichting van de Haarlemmerstraat of 3
b i n n e n s t a d | februari 2010
van de ‘negen straatjes’ volgens dat standaardprofiel, met gebakken klinkers en hardstenen trottoirbanden, is aangepast aan de specifieke functie van deze straten, maar waarborgt tevens een zekere eenheid. De aandacht voor groen vind ik ook belangrijk. In de binnenstad is niet veel openbaar groen, maar hoe klein de parken en plantsoenen ook zijn, ze geven de mensen die geen tuin hebben toch een stukje ‘natuur’ bij hen in de buurt.” Als voorzitter van het wijkcentrum d’Oude Stadt kwam Yellie Alkema destijds ter ore dat de universiteit in onderhandeling was met een projectontwikkelaar om de Hortus te verkopen. De universiteit wilde er vanaf en er lag al een bouwplan klaar voor een hotel. Toen heeft zij met een aantal anderen de Vereniging Vrienden van de Hortus opgericht. Binnen een jaar had de vereniging 10.000 leden. “De Hortus is natuurlijk onze stadstuin bij uitstek. Maar ja, wie wil nu een Hortus overnemen? Niemand durfde zich daaraan branden, maar D66-wethouder Rik ten Have zei: “Geef mij die Hortus maar in portefeuille”. Met garantie van de gemeente hebben de Vrienden van de Hortus de tuin toen kunnen kopen. Vervolgens zijn er sponsors gevonden en nu heeft de tuin met het café in de oranjerie ook sociaal een belangrijke functie. Parken en pleinen hebben echter hun eigen functie en karakter en die moet je niet met elkaar verwarren. Het kerstevenement op het Rembrandtplein is op het laatste moment afgezegd omdat het plein nog niet klaar was en de grasmat een dergelijk evenement niet kan verdragen – denk aan alle ellende van het Museumplein. Als enige partij is D66 vanaf het begin tegen deze grasmat geweest, omdat wij vinden dat gras niet thuishoort op een stadsplein waar geregeld evenementen plaatsvinden.” U bent al zo lang actief in de stad, altijd weer die strijd, zou u nu niet eens wat anders willen doen? “Nee, ik ben nog lang niet klaar met de realisatie van mijn plannen. Ik heb er nog steeds ontzettend veel zin in en zou mijn kennis en ervaring graag met jongere mensen willen delen en aan hen willen overdragen.” Juliet Oldenburger Zie ook www.yelliealkema.nl
Natuurstenen gevels uit de late negentiende eeuw Ons globale beeld van de late negentiende eeuw wordt gedomineerd door bakstenen gevels die doorregen worden met speklagen van natuursteen of pleisterwerk. De meeste zijn losjes op de Nederlandse renaissance uit de periode 1560-1630 geïnspireerd. Deze neorenaissance-beweging, in de jaren zestig en zeventig opgewekt door Isaac Gosschalk, bracht volgens E. Gugel en H.P. Berlage met name in de jaren tachtig en vroege jaren negentig een golf van bouwkundig enthousiasme teweeg. Toch is het juist ook in deze periode dat voor het eerst sinds tijden weer een flink aantal natuurstenen gevels in Amsterdam verschijnt. En uit de aard van hun materiaal werden die meestal in andere stijlen dan de Hollandse renaissance opgetrokken. Natuursteen was op zich geen innovatief materiaal. Dat het aan een nieuwe opmars kon beginnen, was echter wel te danken aan enkele belangrijke procesinnovaties in het bouwbedrijf. Verbeterd transport, gemechaniseerde groeve-exploitatie, zoals bij de Savonnières kalksteengroeven in Frankrijk, en machinale bewerkingsmethoden voor hardsteen zorgden ervoor dat natuursteenblokken binnen een maand volgens de opgegeven maten vanuit België, Luxemburg, Duitsland of Frankrijk op de bouwplaats konden worden afgeleverd. Voorbeelden van natuursteengevels zijn er genoeg. Een van de grootste is het verzekeringsgebouw van de New York Life Insurance Company op de hoek van de Keizersgracht en de Leidsestraat (Metz). Niet toevallig is dit een klassiek Beaux Arts ontwerp, architect J. van Looy, 1890-91. In New York was men in deze tijd, anders dan in Chicago en Boston,
volledig in de ban van de Franse Beaux-Arts. Het veel grootsere filiaal in Boedapest, het huidige hotel-café New York, is in dezelfde stijl gebouwd. Dat architecten zich weer in de bewerking van natuursteen gingen verdiepen, laat de rijke gevel van restaurant Riche zien, Rokin 84 (1883). A.L. van Gendt paste hier behalve witte zandsteen ook Zweeds graniet toe en wel in gekloofde, gepunte en gepolijste vorm, wat verschillende effecten geeft. De bekendste grachtengevel in natuursteen is Herengracht 382, momenteel zetel van het NIOD. Het is in zekere zin een voorbeeld van een ‘schuldig’ huis. De opdracht kwam van Jacobus Nienhuis, de directeur van de Deli-Maatschappij die Indië had moeten ontvluchten omdat hij eigenhandig een paar Chinese ‘koelies’ had doodgeranseld. Vooral dat eigenhandige werd hem aangerekend, want normaal liet je zoiets door je personeel doen. Architect Abraham Salm ontwierp de gevel in de stijl van de vroege Franse renaissance, het François I. Deze stijl, bekend van de kastelen aan de Loire, werd in de negentiende eeuw vaak gekozen voor huizen van de nieuwe plutocraten. In Amerika bouwde de flamboyante Richard Morris Hunt, net als Salm opgeleid aan de Parijse Ecole des Beaux-Arts, een aantal stads- en buitenpaleizen in Loire-stijl, de meeste voor leden van de familie Vanderbilt. Een persoonlijke favoriet van mij is het huis Sarphatistraat 9. Een statige, vrij sobere gevel in late Franse renaissance, ontworpen door de bescheiden Willem Hamer voor de diamantair en collectioneur Andries van Weezel. Hamer heeft vooral het materiaal zelf willen laten spreken: de rijke schakeringen van de
gele, zachte natuursteen. In combinatie met de in teakhoutkleur gelakte deurpartij en kozijnen geeft dit een bijzonder effect, kenmerkend voor het materiaal- en kleurfetisjisme van de late negentiende eeuw. Ook Gosschalk, de vader van de renaissancistische ‘berg- en baksteenstijl’, waagde zich aan een monochrome natuursteengevel. In 1875 bouwde hij voor de diamantair D.L. van Moppes het dubbele woonhuis Plantage Middenlaan 20ab. Het werd een fijnzinnige pilastergevel, met elementen uit de Franse en Vlaamse renaissance. De pilasters zijn gedecoreerd met rolwerk, kandelabermotieven en vruchtentrossen. Het is niet onmogelijk dat enkele ornamenten, zoals de festoenen in het fries, vervaardigd zijn van gegoten kunststeen, waarvan de nogal innovatief ingestelde Gosschalk bepaald geen tegenstander was. Er bestonden in deze jaren in Amsterdam immers maar weinig bekwame steenhouwers, een situatie die pas veranderde in de jaren tachtig. Twee jaar geleden is deze gevel jammer-
Het ontwerp voor Spuistraat 88a uit Janlets ‘Bouwkundig album’
Sarphatistraat 9
Spuistraat 88a 4
b i n n e n s t a d | februari 2010
lijk volgesmeerd met witte pleister en verf, waardoor niet alleen alle toonschakeringen eruit gehaald werden, maar ook de essentie van Gosschalks werk, de strijd tegen de ‘plaesteraars’ en timmerman-architecten, volkomen ontkracht wordt. Heeft hier het bouwtoezicht weer eens heel slecht opgelet? Misschien moet het Bureau Monumenten & Archeologie maar weer zelf inspecteurs in dienst nemen. Een aparte plaats in het natuursteengenre wordt ingenomen door het gebouw ‘Peking’ van de theehandel Otto Roelofs, Spuistraat 88a. Je loopt er gemakkelijk aan voorbij in deze wat ongastvrije straat, maar het loont de moeite om er eens aandachtig naar te kijken. De decoratie is origineel en on-Hollands, enigszins in de trant van het moderne Franse eclecticisme. Voor het ontwerp tekende Yme Bijvoets, wat verbazingwekkend mag heten voor iemand die toch als een B-architect bekend staat. Volstrekt onbeduidend was de zeer productieve Bijvoets echter niet. Zijn bekendste werken zijn de mini-passage in gebouw Mer-
curius, Prins Hendrikkade 20-21, en het bedrijfshoekpand De Ruyterkade 106, lange tijd café De Zeilvaart, het laatste in een wat onbehouwen Hollandse renaissancetrant. In zijn drukke praktijk speelde hij nogal eens leentjebuur bij meer getalenteerde collega’s. Zo wist hij, blijkens zijn nagelaten archief op het Stadsarchief, het gedrukte bestek van Gosschalks hotel-café Mille Colonnes, inmiddels gesloopt, aan het Rembrandtplein te bemachtigen voor zijn eigen werk aan het vrijwel gelijktijdig gebouwde Hotel Adrian, Kalverstraat 33 - Rokin 28, dat inderdaad op hoofdlijnen het ontwerp van Gosschalk volgt. Al te letterlijk kopiëren zou hier misschien teveel opvallen, maar dat hij ook daar zijn hand niet voor omdraaide, laat het pandje in de Spuistraat zien. Het is een vrijwel letterlijke kopie van een winkelpand in de Brusselse Rue de la Madeleine van Charles Emile Janlet. Alleen heeft Bijvoets de mezzanin of tussenverdieping – bij Janlet tussen begane grond en eerste verdieping geschoven – naar de attiekverdieping verplaatst en enkele details licht gewijzigd. De huidige begane grond is van later datum. Het ontwerp van Janlet is gepubliceerd in het plaatwerk
Maisons particulières et hôtels construites en Belgique, in het Nederlands verschenen als: Bouwkundig Album. Ontwerpen van woon-, winkel- en particuliere huizen, uitgegeven bij E. & M. Cohen in Arnhem. Deze uitgaven dateren echter hoogstwaarschijnlijk uit de jaren tachtig, Bijvoets’ pand is uit 1876. Wellicht heeft hij het ontwerp dus eerder gepubliceerd of tentoongesteld gezien. Het is ook mogelijk dat hij de gevel gekopieerd heeft in opdracht van de familie Roelofs, die zakelijke en familiebanden met Brussel onderhield. De schilder Willem Roelofs, telg uit het geslacht van theehandelaren, woonde er van 1847 tot 1887. Hoe dan ook, we mogen deze bijzondere gevel voortaan gerust op naam zetten van Emile Janlet (1839-1919), ontwerper van het fraaie Belgische paviljoen op de Parijse Wereldtentoonstelling van 1878. Bijvoets was niet meer dan de uitvoerende architect die Janlets ontwerp aanpaste aan de specifieke omstandigheden. Ook voor Brussel is dat goed nieuws, want daar is Janlets geveltje inmiddels niet meer te bewonderen. Wilfred van Leeuwen
Prinsengracht 43 illegaal gesloopt Prinsengracht 43 is recent vrijwel geheel gesloopt. Het betreft hier een ‘orde 2’-pand met een fraaie negentiende-eeuwse gevel, waarachter zich een veel ouder, mogelijk zelfs zeventiende-eeuws grachtenpand bevond. Ambtenaren van het stadsdeel hebben toestemming gegeven het pand grotendeels te slopen zonder Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) te verzoeken een ‘quick-
Prinsengracht 43, alleen de voorgevel staat nog overeind 5
scan’ uit te voeren. Dit is tegen de regels – reden voor een brief aan het stadsdeel. Het bewuste pand is bezocht door ambtenaren van de afdeling Bouw- en woningtoezicht en nadat dezen hadden geconstateerd dat de bouwkundige staat van het pand slecht was, is een sloopvergunning voor een deel van de bouwmuren afgegeven. Tijdens de sloop bleek de kwaliteit van deze muren slechter dan men al vreesde, waarop werd besloten vrijwel het gehele pand te slopen. Alleen de voorgevel zal door een stalen hulpconstructie overeind worden gehouden. Tegen de regels in werd BMA niet op de hoogte gesteld van dit sloopvoornemen – dat gebeurde pas nadat onze vereniging hierover vragen had gesteld, maar toen was het al te laat. Daardoor is niet gedocumenteerd wat er nu precies verdwenen is en weten we niet welke eventuele monumentale waarden verloren zijn gegaan. Uit bijgaande verbouwtekening van 1897 blijkt echter dat er sprake was van een zeventiende-eeuws pand: de structuur van het pand met een spiltrap halverwege het voorhuis is typerend voor deze periode. De VVAB meent dan ook dat hier een ernstige fout is gemaakt. Behalve bijna 8000 rijksmonumenten kent de Amsterdamse binnenstad een groot aantal ‘orde 2’-panden, beeldbepalende gebouwen van vόόr 1940, waarvan de precieze waarde niet goed bekend is. De hoeveelheid van dergelijke objecten is echter zo groot dat een voortdurende, ook ambtelijke, inspanning nodig is om erosie van monumentale waarden te voorkomen. Een extra complicatie hierbij is dat van veel woonhuizen niet bekend is wat er zich achter de soms weinig opvallende voorgevels bevindt. In vroeger eeuwen was het gebruikelijk om bij een renovatie de voorgevel naar de mode van de tijd te herbouwen, terwijl de achterliggende structuur (bouwmuren, vloeren, trappenhuizen
b i n n e n s t a d | februari 2010
etc.) werd gehandhaafd en alleen oppervlakkig werden aangepast. Vooral gebouwen met een negentiende-eeuwse voorgevel staan vaak niet op de officiële monumentenlijsten. Om die reden is in 2003 een drietal belangrijke nieuwe instrumenten in het leven geroepen: de ‘quickscan’ bij sloopplannen voor ‘orde 2’-panden, de spoedprocedure om een waardevol gebouw binnen enkele dagen tot beschermd monument te kunnen verklaren en de verscherpte juridische sancties bij ernstige en onherstelbare moedwillige schade aan monumenten. De uitvoering van deze maatregelen hangt af van de bereidheid van het stadsdeel om daadwerkelijk voor bedreigde monumentale waarden op te komen. De bescherming van ‘orde 2’-panden baart de VVAB zorgen. De vereniging heeft het stadsdeel daarom verzocht het vastgestelde beleid voor ‘orde 2’-panden uit te voeren en zonodig aanvullende maatregelen te nemen om te voorkomen dat beeldbepalende en beeldondersteunende panden of monumentale interieurs verloren gaan. W.S.
Verkiezingsprogramma’s voor de deelraad Amsterdam Centrum Op 3 maart worden de verkiezingen voor de gemeenteraad en de stadsdeelraden gehouden. Uit de verkiezingsprogramma’s van de partijen die nu in de deelraad Centrum zijn vertegenwoordigd, citeren we hieronder de belangrijkste passages over wonen, monumentenzorg en het stadsbeeld. Amsterdam Anders/De Groenen, doet aan de verkiezingen in het centrum niet mee; de groepering Opheffen Nu komt niet in onderstaand overzicht voor omdat het enige doel is het opheffen van het stadsdeel Centrum. D66 Waterberging
D66 pleit voor goed onderhoud van straten en pleinen en het behoud van monumenten en het ‘beschermd stadsgezicht’. Om te zorgen voor voldoende waterberging blijft D66 voorstander van het uitgraven van een of meer gedempte grachten. Een snelle aanpak van achterstallig onderhoud in de openbare ruimte is noodzakelijk. In het centrum moet ruimte blijven voor grote kantoren. “In de binnenstad moet innovatieve architectuur ervoor zorgen dat een goede balans ontstaat tussen de beperkte ruimte en de kwaliteitseisen van de bewoners zonder dat de stad wordt dichtgemetseld. Daarom willen we ook de mogelijkheden van hoog- en diepbouw serieus onderzoeken.” Gedacht wordt aan nieuwe verdiepingen onder of op bestaande bouw. Waar mogelijk moeten historische waardevolle gebouwen behouden blijven, maar er moeten volgens D66 ook toekomstige monumenten gebouwd kunnen worden.
GroenLinks Historisch experiment
GroenLinks pleit ervoor om een stuk gracht als experiment historisch in te richten. “Dus zonder parkeerplaatsen, zonder bomen maar met fraaie verlichting. Hierdoor wordt op attractieve wijze duidelijk gemaakt hoe Amsterdam er vroeger uitzag. De stedenbouwkundige structuur van en de vele monumenten in de binnenstad zijn waardevol cultuurhistorisch erfgoed dat door het stadsbestuur beschermd moet worden.” Verdere verdichting en hoogbouw ligt niet voor de hand, aldus GroenLinks. De binnenstad mag echter geen museum worden en moet zich kunnen vernieuwen met respect voor het verleden. Om te voorkomen dat alle monumenten uit de sociale-huursector verdwijnen, moet er een subsidieregeling komen om de huren betaalbaar te houden. Ook is subsidie nodig voor meerjaren-onderhoud aan panden die gebruikt worden door aan het stadsdeel gebonden sociaalmaatschappelijke instellingen. Waardevolle panden, interieurs en landschapselementen worden niet gesloopt maar beschermd en goed onderhouden. “De aanleg van de Noord-Zuidlijn wordt, voordat de Beurs instort, stilgelegd”, aldus GroenLinks.
PvdA Buurtkarakter behouden
“Het beschermen van het evenwicht tussen wonen, werken, ontspannen en bereikbaarheid is de belangrijkste en moeilijkste taak van politiek en bestuur”, aldus de PvdA. Leegstaande grote panden moeten geschikt gemaakt worden voor woningen of culturele bestemmingen. Voor het bouwen kiest de PvdA voor de menselijke maat en voor de monumentale waarde van de binnenstad. Vernieuwing blijft echter mogelijk. De historische architectuur en de stedenbouwkundige structuur moet versterkt worden door deze als uitgangspunt te nemen bij bestemmingsplan-ontwikkelingen. Bij noodzakelijke ingrepen is het bijzondere karakter van de buurt richtinggevend. Voorkomen 6
b i n n e n s t a d | februari 2010
moet worden dat alle buurten op elkaar gaan lijken. De PvdA blijft prioriteit geven aan bescherming van monumenten en behoud en herstel van historische rooilijnen, ook aan de achterzijde en tuinzijde van gebouwen. De keurtuinen moeten beschermd blijven. Wat het stadsdeel zelf bezit aan woningen of gebouwen wordt ingezet om gewenste maar bedreigde functies in het centrum te behouden. “Wij zorgen voor goed onderhoud van onze gemeentelijke monumenten door een strak technisch onderhoudschema en bijbehorend onderhoudsfonds. Voor niet monumentale gebouwen met bijzondere betekenis dienen meerjarige onderhoudsplannen worden opgesteld. Calamiteiten worden hierdoor voorkomen.” De samenwerking tussen het Bureau Monumenten en Bouw-en woningtoezicht moet worden verbeterd. Het zicht op historische gevels mag niet worden belemmerd door uitbundige reclame.
SP Geen opleuken Leidseplein
De Socialistische Partij gaat in het gebied van het beschermd stadsgezicht de wettelijk toegestane 15 of 30 procent monumententoeslag op de huur ontmoedigen. “Er wordt voorrang gegeven aan het onderhoud en opknappen van straten en wegen boven het opleuken van het Leidseplein en aanleg van de zogenaamde Rode Loper van Damrak en Rokin.” Grote evenementen moeten aan andere stadsdelen worden gegund, de Uitmarkt kan bijvoorbeeld naar Bos en Lommer.
VVD Meer evenementen
De VVD wil een sterkere economische en toeristische centrumpositie en pleit voor meer grootschalige evenementen, met name op de Dam. Bepalingen die het samenvoegen of met elkaar verbinden van grote (meer dan 500 m²) bedrijfspanden beperken, moeten geschrapt worden mits rekening wordt gehouden met het monumentale karakter van historische panden. Eigenaren van monumenten moeten bij een verbouwing of renovatie gevrijwaard worden van het betalen van vergunningskosten. Aanpassingen en verbouwingen die de duurzaamheid van monumentale panden vergroten, zijn als uitzondering op de welstandseisen toegestaan. De VVD pleit voorts voor een uitsterfbeleid van arken en woonboten op historische plekken in de binnenstad. De VVD is tegen de plannen om de grachtengordel op de Werelderfgoedlijst van de Unesco te zetten indien plaatsing op die lijst betekent dat er extra regels en beperkingen komen voor vernieuwingen in de binnenstad. Frans Heddema
Wat is er aan de hand? Rozenstraat 153 - Het kan verkeren 2 In Binnenstad 236 heb ik iets verteld over de vervolggeschiedenis van het omstreden bouwplan op Rozenstraat 153. Dat verhaaltje had een open eind en om de spanning niet tot het ondraaglijke op te voeren moet nu het vervolg even aan de orde komen. Maar eerst een correctie op het vorige stukje. Daarin stond als architect van het oorspronkelijke bouwplan Paul Dijkman genoemd, een Amsterdams architect, die terecht meldde dat hij niets met dit bouwplan te maken had. De ware architect is Jaap Dijkman, eveneens gevestigd in Amsterdam. Waarvan acte.
Bouwplan voor Rozenstraat 153 Wat bij de Welstandscommissie genade heeft kunnen vinden is te zien op bijgaande afbeelding van de voor-, zij- en achtergevel. Wie zich herinnert dat de voorgevel oorspronkelijk sterke gelijkenis had met de weinig veranderde nieuwe achtergevel, inclusief de overstekende ronde kap, zal moeten toegeven dat de verandering aan de voorzijde spectaculair is. Is het ook een verandering ten goede? Daarover kun je van mening verschillen. Natuurlijk blijft de nieuwe gevel dichter bij het beeld dat wij als vereniging passend vinden, maar een schoonheid kun je het moeilijk noemen. Gezien de voorgeschiedenis lag het echter niet voor de hand om ons tegen dit ontwerp te verzetten. Het blijft toch wat wonderlijk dat een architect zich tot dit knutselwerk laat verleiden. En misschien nog wel meer dat de Welstandscommissie zich in strijd met haar normale beleid laat verleiden tot het goedkeuren van een ontwerp waarin de voorgevel geen enkele samenhang meer heeft met de kapvorm en de achtergevel. H.P.
Bouwvergunning Nieuwe Jonkerstraat 13-17 alsnog geweigerd Op 15 mei 2008 is bouwvergunning verleend voor een groot bouwplan aan de Nieuwe Jonkerstraat 13 t/m 17 dat in strijd was met de regels van het bestemmingsplan en de Welstandsnota. Tegen die vergunning zijn in juni 2008 zes bezwaarschriften ingediend, waarvan één van onze vereniging. Op 27 november 2009 is, na een ongekend lange heroverwegingsprocedure, de bouwvergunning door het stadsdeelbestuur alsnog geweigerd, zoals de bezwaarschriftencommissie ook had geadviseerd. Door het grootschalige bouwplan werd een laag 'orde 2'-pand vervangen. Daarvoor was een vrijstelling nodig van het bestemmingsplan, want 'orde 2'-panden mogen in principe niet worden verhoogd, tenzij het straatbeeld dat toelaat. In dit geval, zegt de bezwaarschriftencommissie, laat het straatbeeld dat niet toe, want juist die geringe hoogte is hier beeldbepalend. Dat er in vroegere jaren voor verhogingen uitzonderingen zijn gemaakt is geen argument, omdat in het nu geldende bestemmingsplan behoud en herstel als uitgangspunt zijn genomen. Verder heeft de Welstandscommissie het bouwplan alleen architectonisch beoordeeld, dus dat advies kan ook niet als argument voor de vrijstelling worden gebruikt. Iets om te onthouden! Heel belangrijk is de constatering van de bezwaarschriftencommissie dat er geen sprake is van een goede belangenafweging. De aanvrager wil een zeer groot woonhuis bouwen en veroorzaakt daarmee een ernstige aantasting van de toetreding van (zon)licht bij de omwonenden. Met geen woord werd beargumenteerd waarom het private belang van de aanvrager voorrang moet krijgen op de belangen van omwonenden. De commissie vindt dat niet aanvaardbaar en dat oordeel is in het nieuwe besluit door het stadsdeelbestuur overgenomen. Voortaan mogen we dus bij belangrijke zaken een inhoudelijke argumentatie voor belangenafwegingen verwachten en dat is een belangrijk winstpunt. Een mooi resultaat dus voor onze vereniging! Meer lezen in Binnenstad 223, 225 en op www.amsterdamsebinnenstad.nl H.P.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) Volgens de planning moet medio 2010 de nieuwe “Wet algemene bepalingen omgevingsrecht” in werking treden. De bedoeling van die wet is de verleningen van vergun-
7
b i n n e n s t a d | februari 2010
ningen op grond van de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Monumentenwet en de Wet milieubeheer beter op elkaar af te stemmen en waar mogelijk de afdoening van aanvragen sneller te laten verlopen. Dat laatste leidt ertoe dat de termijn voor afdoening van normale bouwvergunningen wordt verkort van dertien weken tot acht weken. Dat zal nog heel wat hoofdbrekens opleveren want in die termijn moet bijvoorbeeld ook de beoordeling door de Welstandscommissie plaatsvinden en moet ook onze vereniging haar stem laten horen als daar aanleiding toe is. Het is zaak om ons goed op die nieuwe situatie voor te bereiden en daarvoor is extra deskundigheid nodig. De waakhonden en andere betrokkenen moeten worden bijgeschoold. Dat vraagt inzet van personen die in deze materie goed zijn ingevoerd. Zijn die binnen onze vereniging te vinden en hebben zij gelegenheid om daaraan tijd te besteden? Mocht dat het geval zijn dan verzoeken wij hen vriendelijk zich bij het secretariaat van de Vereniging te melden. H.P.
Verandering samenstelling en werkwijze van de werkgroep Waakhond De afgelopen jaren heeft de werkgroep bestaan uit Henk Oortwijn, Johan Sandburg en ondergetekende. Daarin is verandering gekomen. De werkgroep is versterkt door de komst van Johan de Wolff, David Mulder en Wolbert Vroom, terwijl ik de werkgroep na elf jaar heb verlaten. Johan de Wolff heeft de administratieve kant van het werk van mij overgenomen en de afdoening daarvan is verplaatst naar de Sloterkade, waar Johan de komende tijd regelmatig te vinden zal zijn. Wolbert Vroom is al jaren bestuurslid en als zodanig contactpersoon voor de werkgroep. Door nu ook daadwerkelijk aan de planbeoordeling deel te nemen wordt de samenhang tussen bestuur en werkgroep verder versterkt. David Mulder is architectuurhistoricus en is ook actief binnen het Cuypersgenootschap. De contacten met Heemschut moeten nog wat beter vorm krijgen. Het is overigens zeker niet de bedoeling om de handelingsvrijheid van de verschillende organisaties te beperken, wel om, waar gewenst, tot een goede afstemming te komen. Herman Pinkse
Scholen, salons en sjoels
Joods cultuurhistorisch erfgoed in de gebouwde omgeving In 2003 voerde onze vereniging actie voor het behoud van de voormalige onderwijzerswoning van de Sophie Rosenthalbewaarschool in de Nieuwe Uilenburgerstraat. Dit leidde tot de opdracht van het stadsdeel Amsterdam Centrum aan het Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) voor een inventarisatie van Amsterdamse gebouwen met een joodse achtergrond, met het doel om de joodse cultuurhistorische sporen in de gebouwde omgeving van de binnenstad beter in kaart te brengen in de verwachting daarmee het resterende joods cultuurhistorisch erfgoed in onze stad veilig te stellen. Aangezien al voor de Tweede Wereldoorlog het overgrote deel van de joodse bevolking niet meer in het centrum woonde, maar in Oost en Zuid, hoopte BMA dat die stadsdelen het onderzoeksproject zouden voortzetten. In het najaar van 2008 verscheen van Naomi Koster en Jeroen Schilt het rapport Inventarisatie Joods Cultuurhistorisch Erfgoed.
Nieuwe Herengracht 33
Nu we een goed jaar verder zijn, kunnen we een voorlopige balans opmaken: wat is er met het rapport gebeurd? En zijn de aanbevelingen van de auteurs, variërend van het aanbrengen van tekstbordjes tot plaatsing op de Gemeentelijke Monumentenlijst, ter harte genomen? Een wandelaar die van de Hermitage de Nieuwe Herengracht op loopt, passeert waarschijnlijk zonder het te weten vier eeuwen Amsterdams-joodse cultuurgeschiedenis. Waar nu een studentendispuut huist, bevond zich vanaf het eind van de achttiende eeuw het Oudemannenhuis van de Portugese gemeente (nr. 33). Een sierlijke gevelsteen met Hebreeuwse tekst herinnert hier nog aan. Vijf huizen verder zien we de woning van jonkheer Augustus Lopes Suasso, de negentiende-eeuwse kunstminnaar wiens verzameling de basis zou vormen voor de collectie van het Stedelijk Museum (nr. 43). Zijn buurman was de schrijver/dichter Isaac da Costa (nr. 45). Het pand ernaast is het (in 1993 herbouwde) woonhuis van de zeventiendeeeuwse edelman Nunes da Costa, handelaar in vijgen, tabak, suiker en diamant, wiens schenking de bouw van de Portugese synagoge mogelijk maakte (nr. 47). Vervolgens vinden we op nr. 93 de vroeg negentiende-eeuwse ‘bewaar- en volgschool voor Israëlitische kinderen uit gegoede stand’. Vijf huizen daarnaast bevond zich in de zeventiende eeuw het indrukwekkende woonhuis van drukker Joseph Athias. In ditzelfde pand was begin twintigste eeuw het joodse restaurant-annex-feestsalon Huize Stranders gevestigd (nr. 103). Tot de deftige clientèle behoorde wellicht buurman George Rosenthal, de bankier aan wie de stad de Bibliotheca Rosenthaliana te danken heeft. Hij woonde op nr. 111. En zo zouden we nog wel even door kunnen wandelen. In de hele binnenstad struikel je over Amsterdams-joodse geschiedenis. Dat Amsterdam niet alleen in karakter maar ook in uiterlijke verschijningsvorm vanaf de zestiende eeuw sterke invloeden heeft ondergaan van zijn joodse bevolkingsdeel, behoeft geen betoog. Maar terwijl de meeste Amsterdammers zich nog wel bewust zijn van een topmonument als de Portugese synagoge, ontbreekt het, ook in bestuurlijke kringen, veelal aan verdere kennis over of besef van dit gebouwde joodse erfgoed. Talrijk zijn dan ook de voorbeelden waar onnadenkend hiermee werd omgesprongen. Denk alleen maar aan de naoorlogse kaalslag van wat er restte van de oude jodenbuurt. Of aan de sloop in 1976 van de voormalige Talmoed Toraschool-met-synagoge aan de Plantage Middenlaan, ook wel bekend als de crèche van waaruit vele joodse kinderen in veiligheid zijn gebracht.
De voormalige Bewaar- en volgschool voor Israelitische kinderen uit de gegoede stand aan Nieuwe Herengracht 93 8
b i n n e n s t a d | februari 2010
We hoeven niet eens zo ver terug in de tijd als het gaat om geplande vernieling van belangrijk erfgoed; eind jaren negentig stond de negentiende-eeuwse bebouwing in de Prof. Tulpstraat op de slooplijst. Deze straat, gelegen tegenover het Amstel Hotel, vlakbij de diamantbeurs op het Weesperplein, was vóór de oorlog een belangrijk centrum van de joodse diamanthandel. Harry Elte, architect van de Obrechtsjoel (de huidige Raw Aron Schuster Synagoge) en hoofdarchitect van de joodse gemeente, verbouwde hier een aantal panden en hield vanaf 1917 zelf kantoor in deze straat. Tijdens de bezetting was hier een afdeling van de Joodse Raad gevestigd en na de oorlog het hoofdkantoor van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap. De bebouwing kwam echter niet in aanmerking om als monument beschermd te worden. Monumentenzorg, dat in het kader van het
Metz & Co, maar ook gebouwen waarvan de joodse historie minder voor de hand ligt. Welke gast van eethuis De Cantharel in de Weesperstraat – die zich zijn broodje beenham goed laat smaken – beseft dat dit destijds een chewresjoel (uitvaartsynagoge) was? En wie zou vermoeden dat achter de zojuist gerenoveerde gevel van Amstelveld 17 ontelbare goocheltrucs zijn uitgedacht die van hieruit de wereld zouden veroveren? Een eeuw geleden woonde hier hofgoochelaar David Tobias Bamberg. Dit lid van de vermaarde prestidigitateursdynastie was de vader van Theo Bamberg – artiestennaam Okito – en de grootvader van David Theodore, die als Fu Manchu wereldfaam genoot. De geïnventariseerde bouwwerken werden vervolgens getoetst aan het Amsterdams Monumenten Inventarisatie Systeem (AMIS), de uitgebreide gemeentelijke databank van BMA, die tot doel heeft alle waardevolle gegevens over monumenten en archeologische gebieden veilig te stellen. Het merendeel van de gebouwen op de aandachtslijst werd al in enige hoedanigheid – als rijks- dan wel gemeentelijk monument – beschermd. De monumentenbeschrijvingen waren echter, zoals tot begin jaren negentig gebruikelijk, vaak summier, terwijl in de meeste gevallen een cultuurhistorische beschrijving helemaal ontbrak. Daarom zijn er inmiddels uitvoerige gebouwbeschrijvingen gemaakt, ook van panden die uiteindelijk misschien geen monument zullen worden. In die beschrijvingen komt niet alleen de architectonische, architectuurhistorische en stedenbouwkundige situatie aan bod, maar is er vooral ook aandacht voor de bredere cultuurhistorische context van het gebouw in kwestie. De cultuurhistorische beschrijvingen zijn inmiddels opgenomen in AMIS. Helaas is dit systeem voor ‘buitenstaanders’ nog niet toegankelijk, maar het is wel al bij BMA in te zien. Er wordt aan gewerkt om deze databank gedeeltelijk openbaar te maken. In verband met privacyoverwegingen zullen bepaalde gegevens, bijvoorbeeld met betrekking tot het interieur van de panden, permanent afgesloten blijven voor het publiek.
Het voormalige Oudevrouwenhuis van de Portugees-Israëlitische Gemeente, Amstel 93 / Nieuwe Keizersgracht 2
Gemeentelijk Monumentenproject de opdracht had gevels en straatbeeld te beoordelen, had immers aangegeven de panden niet bijzonder genoeg te vinden. De slopers konden aan de slag. Omdat men alleen keek naar de architectonische verschijningsvorm, ging men voorbij aan de cultuurhistorische aspecten van deze panden. Gelukkig werd de straat gered, dankzij de inspanningen van een kleine groep particulieren. Maar het had niet veel gescheeld of er was weer een hoofdstuk uit de joodse cultuurgeschiedenis van de stad gewist. Naar aanleiding van dit bijna-debacle beseften de stadsbestuurders dat er echt iets moest gebeuren om het joodse erfgoed beter te beschermen. Als eerste stadsdeel gaf Centrum in 2005 aan BMA dan ook de opdracht om een inventarisatie te maken van dit erfgoed om zo de gebouwde omgeving in relatie tot de joodse cultuurhistorische sporen in de binnenstad in kaart te brengen. Het resultaat van de inspanningen was een selectie van 127 panden in het centrum, de zogenaamde Aandachtslijst Joods Cultuurhistorisch Erfgoed. Deze wordt voorafgegaan door een inleiding over de geschiedenis van het joodse leven in Amsterdam, gevolgd door een calendarium met de belangrijkste data en een uitgebreid literatuuroverzicht. Als belangrijkste basis voor de aandachtslijst diende het boek ‘Wandelingen door joods Amsterdam’ van Stoutenbeek en Vigeveno. Aan de panden die daarin voorkomen, voegden Koster & Schilt nog een aantal gebouwen toe. Een dergelijke lijst kan niet volledig zijn. Dat was ook niet de bedoeling van de onderzoekers. In dit kader wijzen zij op de angst voor een stigmatiserende werking die zou kunnen uitgaan van een allesomvattend onderzoek. Daarom werd ervoor gekozen een selectie van gebouwen op de aandachtslijst te plaatsen die tezamen een redelijk complete afspiegeling vormen van het joodse leven in Amsterdam vanaf de zestiende eeuw. Op de lijst staan bedrijven, scholen, synagoges, theaters, verenigingsgebouwen, woonhuizen en zorginstellingen. We komen veel bekende voorbeelden tegen zoals de Uilenburger synagoge, Tuschinski of 9
b i n n e n s t a d | februari 2010
Zoals gezegd genoot het merendeel van de panden al bescherming, maar dat gold niet voor alle gebouwen. Voor die panden raden de auteurs plaatsing aan op de Gemeentelijke Monumentenlijst omwille van joodse cultuurhistorische aspecten. Dit heeft in een aantal gevallen geleid tot aanwijzing als gemeentelijke monument, zoals in het geval van Amstel 53/ Nieuwe Keizersgracht 2, waar vanaf 1794 het Oudevrouwenhuis van de Portugees-Israëlitische Gemeente was gevestigd.
De voormalige onderwijzerswoning van de Sophie Rosenthal-bewaarschool aan Nieuwe Uilenburgerstraat 59
Bij een dergelijk project dringt zich onherroepelijk de vraag op: wat maakt een gebouw nu tot joods cultuurhistorisch erfgoed? Digitaal Erfgoed Nederland definieert ‘erfgoed’ als: ‘Sporen uit het verleden in het heden. Dat kunnen tastbare en zichtbare sporen zijn, zoals voorwerpen in musea, archeologische vondsten, archieven, monumenten en landschappen.’ Maar wat maakt een monument tot joods cultureel erfgoed? In principe denk je bij een ‘joods gebouw’ in eerste instantie natuurlijk aan een bouwwerk dat rechtstreeks met de godsdienst in verband staat, zoals een synagoge of een toraschool. Maar dat is een wel erg nauwe definitie. Veel groter is de categorie gebouwen die geen directe religieuze functie dienden maar toch aan de joodse gemeente verbonden waren, zoals scholen en tehuizen voor bejaarden en weeskinderen. De grootste categorie betreft echter gebouwen die geen religieuze connotatie hebben, maar om andere redenen als ‘joodse gebouwen’ gezien kunnen worden. Koster & Schilt noemen er een aantal: panden met een joodse bewoner; panden in gebruik bij joodse organisaties of bedrijven; panden in een straat of blok met overwegend joodse nijverheid; panden gebouwd in opdracht van joodse opdrachtgevers of panden ontworpen door joodse architecten. De bovengenoemde Prof. Tulpstraat, die deel uitmaakt van het stedenbouwkundig ontwerp van de beroemde joodse arts dr. Samuel Sarphati, is misschien wel het duidelijkste voorbeeld van deze categorie, omdat deze straat al deze aspecten in zich verenigt. In de praktijk gaat het vaak om slechts enkele van bovengenoemde aspecten. Het simpele feit dat een gebouw door een joodse architect is neergezet bijvoorbeeld, maakt het nog niet tot joods erfgoed. Zo is de Westergasfabriek, een werk van architect Isaac Gosschalk, uiteraard niet terug te vinden op de inventarisatielijst. Erg vastomlijnd zijn de criteria voor wat joods erfgoed is niet en dat past ook geheel in de geest van het project dat – door vele en veelzijdige joodse invloeden in de gebouwde omgeving van Amsterdam te documenteren – juist de verregaande graad van assimilatie benadrukt die in vooroorlogs Amsterdam bereikt was. Zo kan ook niet gesproken worden van een ‘joodse bouwstijl’. Want, ook al lijkt het ‘joodse warenhuis’ de Bijenkorf als twee druppels water op zijn Berlijnse tegenhanger ‘Kaufhaus des Westens’, de stijl waarin deze gebouwen werden opgetrokken, sluit naadloos aan op de heersende Europese mode in warenhuisarchitectuur en kan dus juist gezien worden als voorbeeld van hoezeer het grootste deel van de joodse inwoners was opgegaan in de hoofdstedelijke cultuur. Wat ontbreekt aan het rapport is een plattegrond waarop de geïnventariseerde panden staan aangegeven, maar dit lijkt een opzettelijke omissie. Immers, zo’n kaart zou kunnen herinneren aan de beruchte stippenkaart, die in 1941 in opdracht van de bezetter gemaakt werd en waarop met stippen het aantal joodse bewoners per buurt was aangegeven. Dat het project gevoelig lag, bleek ook wel uit de aanvankelijk afhoudende reactie van het Joods Historisch Museum (JHM). Het museum leek te vrezen dat een gedetailleerd 10
overzicht van het joodse erfgoed zou leiden tot stigmatisering. Toch zijn BMA en JHM nu in gesprek over eventuele samenwerking. Dit ligt ook wel voor de hand, onder meer gezien het feit dat het museum sinds enige tijd joodsmonument.nl beheert. Deze website ter nagedachtenis aan alle Nederlandse slachtoffers van de Shoah levert een onvoorstelbare hoeveelheid gegevens over vooroorlogs joods Nederland. Eenieder die deze site wel eens heeft bezocht, kent het huiveringwekkende beeld dat een zoektocht per straat hier oplevert. Het plan om in samenwerking een complete digitale cultuurhistorische atlas van joods Amsterdam te maken
tarisatie door Koster & Schilt, die van start zal gaan als de stadsdelen zijn samengevoegd. Daarna zal ongetwijfeld het nieuwe stadsdeel Oost volgen, waar zich ook veel gebouwd joods erfgoed bevindt. Het ziet er dus naar uit dat op den duur het hele joodse patrimonium van Amsterdam geïnventariseerd zal worden, hetgeen niet per se hoeft te leiden tot blind behoud van alles wat naar joodse sporen zweemt. Wel wordt het, dankzij de informatie die dit project oplevert, mogelijk om bij toekomstige restauratie- en/ of vernieuwingsplannen een op concrete cultuurhistorische kennis gefundeerde afweging te maken. Dit zal hopelijk leiden tot een zorgvuldige omgang met een zo belangrijk deel van de Amsterdamse geschiedenis. Marieken van den Bichelaer
Theo Bamberg alias Okito zou wel eens in een stroomversnelling kunnen raken nu ook andere stadsdelen hun interesse in het inventarisatieproject hebben laten blijken. Oud-Zuid en Zuideramstel, die vanaf mei 2010 samen stadsdeel Zuid vormen, hebben hun deelname al toegezegd, zegt Jeroen Schilt in een telefonisch vraaggesprek. Dat het project in Zuid anders en misschien wel lastiger wordt dan in de binnenstad beseft hij terdege; hier is immers veel meer sprake van ‘existerend erfgoed’, met andere woorden behalve monumenten uit het verleden bevinden zich daar ook bestaande joodse instellingen. Te denken valt aan de Gerard Dou-synagoge (Pijp), het kantoor van Joods Maatschappelijk Werk (Concertgebouwbuurt) de scholen Rosj Pina en Maimonides of het Joods Cultureel Centrum (Buitenveldert). Deze zitten echt niet te wachten op een bordje bij de deur waarop de geschiedenis of het huidige gebruik van het pand precies uit de doeken wordt gedaan. De angst voor al te duidelijke aanwijzing als joodse instelling is begrijpelijk, dus moeten de onderzoekers zich afvragen tot welk jaar de inventarisatie doorloopt. Gaat zij door tot 1970, 1980 of misschien wel tot het heden? “Dat zijn vragen waar we nog niet uit zijn”, aldus Schilt. Ook hebben Oud-Zuid en Zuideramstel al geld beschikbaar gesteld voor een inven-
b i n n e n s t a d | februari 2010
Koster N. en J. Schilt. Inventarisatie Joods Cultuurhistorisch Erfgoed. Stadsdeel Amsterdam-Centrum. Gemeente Amsterdam, Bureau Monumenten & Archeologie. Amsterdam, 2008. Het rapport is te downloaden via www.bma. amsterdam.nl. bronnen: J. Schilt, ‘Het joodse fundament van Amsterdam’ in: V. van Rossem en G. van Tussenbroek (red.), Monumenten & Archeologie, jaarboek 8, Amsterdam 2009. J. Stoutenbeek en P. Vigeveno, Wandelingen door Joods Amsterdam. Een cultuurhistorische gids, Amsterdam 1985. geraadpleegde sites: bma.amsterdam.nl; jhm.nl; joodsamsterdam.nl; joodsmonument.nl; okito.nl. DEN (Digitaal Erfgoed Nederland), ABC-DE: Woordenboek voor het digitaal erfgoed, 2008, p. 54. 2 Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland; de herdenkingssite voor alle omgekomen joodse oorlogsslachtoffers, een initiatief van de vorig jaar overleden prof. Isaac Lipschits. Via deze site is het o.a. mogelijk om per adres op de weggevoerde bewoners te zoeken. 1
Oog voor
Stoeppalen Bij de Amsterdamse houten huizen uit de middeleeuwen zijn niet veel stenen stoeppalen toegepast. Een enkele keer zien we ze op prenten als schamppaal op de hoeken van straten afgebeeld. In andere Nederlandse steden kwamen deze stenen palen meer voor en zijn ze ook bewaard gebleven. Vanaf de achttiende eeuw zien we echter, naast de in het voorgaande artikel behandelde gietijzeren balusters, steeds vaker stenen palen op Amsterdamse stoepen verschijnen. De toepassing van stenen palen nam een vlucht toen, vaak in de negentiende of begin van de twintigste eeuw, de oorspronkelijke stoep werd weggehaald. Ze zijn te vinden in allerlei vormen en variaties, met stangen of smeedijzeren kettingen. De historische vormgeving en detaillering van deze natuurstenen palen sieren als straatmeubilair nog steeds het stadsbeeld en het is de moeite waard om ze eens nader te beschouwen. Grenspalen
De oudste palen zijn eigenlijk stenen, die een eigendom of domein begrenzen. Kasteel- en kloosterterreinen werden zo aangegeven. Ook op de grenzen van steden stonden dergelijke palen. De palen waren meestal rechthoekig van doorsnede met een ronde vorm aan de bovenkant, zodat op de brede kant een naam of stadswapen kon worden aangebracht. Ook binnen steden werden dergelijke stenen gebruikt om de domeingrens van bijvoorbeeld kloosterterreinen aan te geven. In Amsterdam konden tevens grachten als grens van een domein of klooster worden benut. Om die reden zijn dit soort stenen wellicht niet meer in de stad terug gevonden. Wel zijn op de hoeken van straten schamppalen en ronde stenen te vinden, die schade aan gebouwen moesten voorkomen, zie de tekening van de hoek van het oude stadhuis op de Dam van Lambert Doomer (afb. 1).
detail
tek. 1a
tek. 1b
Stoeppalen
Men spreekt over stoeppalen als deze met stangen of kettingen onderling zijn verbonden en als ze een lage stoep afschermen van de openbare weg. Deze stoepen zijn gebouwd op gemeentegrond en mochten maximaal 3 voet (circa 85 cm) breed zijn of, langs de hoofdgrachten, 4 voet (circa 115 cm). Afhankelijk van de breedte van een pand kunnen er twee tot twaalf palen op een stoep zijn geplaatst. Voor stoeppalen werd vooral Naamse hardsteen gebruikt. De variatie in vormgeving valt naar vorm en ouderdom in te delen. Er bestaan ronde, achtkantige en vierkante modellen. In het begin van de zeventiende eeuw stonden bij het steenhouwershuis van Pieter de Keyser, Brouwersgracht 132, palen met stangen. Op de gravure in het grachtenboek van Casper Philips is echter niet goed te zien of het model rond of achtkantig was. Ronde palen vinden we voor het eerst in de tweede helft van de zeventiende eeuw als schamppalen ter bescherming van de stoep. Adriaan Dortsman ontwierp in 1672 voor Keizersgracht 672-674 schamppalen (tek. 1b). Voor Amstel 216, een ontwerp van hem uit datzelfde jaar, staan ook ronde palen met kettingen, maar deze zijn later geplaatst (tek. 2, foto 1).
tek. 2
tek. 3
tek. 4
tek. 5
tek. 6
tek. 7
afb. 1 Deze stenen of palen waren veelal rond van vorm en vanaf de achttiende eeuw achthoekig met een vierkante voet en een bolle kop, zoals de paal van vóór 1910 op de hoek van Korte Prinsengracht 38 en de Vinkenstraat, voor de afbraak in 1910 (tek. 1a). Bij de toegang van particuliere eigendommen werden erfscheidingen in de zestiende en zeventiende eeuw vaak met stenen of houten bankjes gemarkeerd, aan de voorkant soms rijk bewerkt met jaartallen of huismerken. In de zeventiende eeuw werd deze functie in Amsterdam door de opkomst van de verhoogde stoep door het ‘huisteken’, een gevelsteen, overgenomen. 11
foto 1 Voor Keizersgracht 710, pakhuis het Lam, behorend bij Keizersgracht 708, het naastgelegen koopmanshuis dat Hendrick Staets in 1680 verwierf, stonden ook palen met kettingen, maar deze zijn eveneens in een latere eeuw door twee modellen ronde palen vervangen (tek. 3 – model 1).
b i n n e n s t a d | februari 2010
Achttiende eeuw
Achtkantige palen met stangen of kettingen zijn aangetroffen bij hofjes en pakhuizen uit de achttiende eeuw (tek. 4). De afwerking met frijnslag is daarop nog duidelijk op te onderscheiden (circa 24 frijnslagen, groeven, per tien cm.). Deze zijn onder andere nog te vinden bij Palmgracht 28-38 (foto 2), het Rapenhofje en Bossche Hofje, de
Negentiende en twintigste eeuw
In het begin van de negentiende eeuw worden door wijzigingen in de woningindeling achter de gevel veel verhoogde stoepen gesloopt. Voor de veranderde (hard)stenen onderpuien worden, om de verlaagde stoep af te schermen, steeds meer verschillende stoeppalen met kettingen ontworpen. De achtkantige palen zijn vaak voorzien een soort kapitelen. Singel 378 (tek. 11), Keizersgracht 501 (tek. 12) en Herengracht 440 (tek. 13). Vanaf die periode komen naast ronde en achtkantige modellen ook vierkante modellen voor. Er zijn wel meer dan honderd modellen uit deze periode in de stad te vinden. Enkele markante voorbeelden zijn Keizersgracht 800 (tek. 14) en 784-786 (tek. 15), Herengracht 386 (tek. 16) en Amstel 226 (tek. 17). Uit de laatste kwart van de negentiende eeuw is de neo-Lodewijk XIV-gevel Herengracht 474 met stoeppalen uit 1880 vermeldenswaard (foto 3). Onder invloed van de art
tek. 8
tek. 9
tek. 10
tek. 11
tek. 12
tek. 13
tek. 14
tek. 15
foto 2
foto 3
ingang van het Burgerweeshuis en voor de Oude Kerk. Ook voor de ambtswoning van de burgemeester, Herengracht 502 uit 1672, stonden oorspronkelijk deze palen met kettingen, maar na de verbouwing door architect Abraham van der Hart in 1791 werden dikke ronde modellen geplaatst (tek. 5). Dit soort palen met kettingen zijn vooral als sierlijke elementen geplaatst, soms sluiten ze de gehele lage stoep af, zodat deze niet meer kan worden betreden. Deze palen dienden dan vooral om koetsen en handkarren op afstand te houden, zie Keizersgracht 686 (tek. 6) en 710 (tek. 7 - model 2). In de laatste kwart van de achttiende eeuw ontstaan onder invloed van de Lodewijk XVI- en empirestijlen allerlei modellen ronde palen met cannelures (tek. 8-9-10) Keizergracht 550, Herengracht 466 en 478. 12
nouveau-stijl worden rond de eeuwwisseling vierkante palen met op de hoeken facetkanten ontworpen, zie Keizersgracht 680 (tek. 18). In het begin van de twintigste eeuw verdwijnt het gebruik van natuurstenen palen met kettingen of stangen om de stoep af te schermen langzamerhand. H.P. Berlage ontwierp in 1900 voor het gebouw van de Algemene Nederlandse Diamant Bewerkersbond, Henri Polaklaan 9, zware granieten stoeppalen met stangen (foto 4). Voor traditionele architectuur, zoals Herengracht 206-214 (1917-1918) van de gebroeders Van Gendt A.L. zn., werden de ronde palen ook in grijs Beiers graniet uitgevoerd. Bij de restauratie in 1921 van de Agnietenkapel op Oudezijds Voorburgwal 231 ontwierp A.A. Kok nog stoeppalen (tek. 19). In de twintiger en dertiger jaren van de vorige eeuw worden echter bakstenen en ijzeren stoepafscheidingen ontworpen en verdwijnt de natuurstenen stoeppaal met smeedijzeren ketting of stang langzamerhand uit het straatbeeld. Oog
b i n n e n s t a d | februari 2010
voor goed onderhoud en herstel kan voorkomen dat historische stoeppalen als sierlijk straatmeubilair verdwijnen. Tekst en tekeningen: Theo Rouwhorst
Literatuur: A. Boeken, Amsterdamse stoepen, Amsterdam 1950. I. H. van Eeghen, Een Amsterdams grachtenboekje uit de zeventiende eeuw, Amsterdam 1963. T. Brouwer, Stoepen, stoeppalen en stoephekken, Zutphen 1985. R. Meischke e.a., Huizen in Nederland, Amsterdam/Zwolle 1995. K. Ottenheym. e.a., Hendrick de Keyser. Architectura Moderna, Amsterdam 2008.
foto 4
tek. 16
tek. 17
tek. 18
tek. 19
Graf van Hendrick de Keyser in ere hersteld Tijdens een feestelijke bijeenkomst met een aantal genodigden heeft wethouder Gerson op vrijdag 29 januari de weer zichtbaar gemaakte grafzerken van Hendrick de Keyser in de Zuiderkerk onthuld. Daarmee is het belangrijkste doel bereikt van het Comité Eerherstel Hendrick de Keyser, dat in 2007 werd opgericht en uit vertegenwoordigers van tien Amsterdamse verenigingen bestaat, waaronder de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad. De initiatiefnemer is Hendrik Battjes, de voorzitter van het Comité Els Agtsteribbe.
tentoonstelling over Hendrick de Keyser in de Zuiderkerk in te richten. Het eerste deel van dit verzoek is nu uitgevoerd. Bezoekers van de Zuiderkerk kunnen vanaf heden twee grafstenen van Hendrick de Keyser onder een glasplaat bewonderen: de oorspronkelijke steen met een gedicht van P.C. Hooft, die elders in de kerk terecht is gekomen, en een vermoedelijk door de familie De Keyser gemaakte steen op de plaats waar de bouwmeester werkelijk ligt. Boven de oorspronkelijke begraafplaats is de gedenksteen uit 1921 opnieuw aangebracht boven de deur van de consistoriekamer. De gedenksteen bevat een gedicht van Vondel. De Keyser wordt dus geëerd door onze twee beroemdste zeventiende-eeuwse dichters. W.S.
Hendrick de Keyser (1565-1621) werd begraven in de Zuiderkerk. In 1921 werd ter gelegenheid van zijn 300ste sterfdag door de Vereniging Hendrick de Keyser een gedenksteen aangebracht aan de muur in de nabijheid van zijn graf. Van minder respect getuigde het feit dat er bij een verbouwing van de Zuiderkerk in 1987-88 een twintigtal funderingspalen door de zerkenvloer werden geslagen. De zerkenvloer werd bovendien aan het gezicht onttrokken door een dikke betonvloer. Toen tien jaar later bekend werd dat de kerk opnieuw zou worden verbouwd, scheef raadslid Auke Bijlsma een brief aan de toenmalige wethouder monumentenzorg, waarin hij het verzoek deed de zerk boven het eigenlijke graf én het bewaard gebleven maar van zijn plaats geraakte fragment van de oorspronkelijke zerk van Hendrick de Keyser weer in het zicht te brengen. De jarenlang slepende zaak leek te worden opgelost, maar het raadsbesluit werd helaas onvolledig en wat knullig uitgevoerd: de glasplaat boven de oorspronkelijke grafsteen raakte beslagen door het temperatuurverschil onder en boven de betonnen vloer. Het in 2007 opgerichte Comité Eerherstel Hendrick de Keyser vroeg in een petitie aan wethouder Herrema om het eerder genomen raadsbesluit alsnog correct uit te voeren en een permanente
Onthulling van het oorspronkelijke graf van Hendrick de Keyser. Aan de muur hangt de gedenksteen uit 1921. (foto: Walther Schoonenberg)
13
b i n n e n s t a d | februari 2010
Verenigingsactiviteiten www.amsterdamsebinnenstad.nl
Fietstocht en discussiemiddag over verwaarloosde panden Zaterdag 20 februari Naar aanleiding van de inventarisatie van ‘klein verval’ door de commissie Amsterdam van de Bond Heemschut organiseert onze vereniging samen met Heemschut een fietstocht en discussiemiddag over verwaarloosde panden in de Amsterdamse binnenstad. In een aantal gevallen is sprake van groter en zorgwekkend verval dat het voortbestaan van enkele belangrijke monumenten in gevaar brengt. Het programma van de middag luidt als volgt: 13.30 uur: Inloop / koffie in het Korenmetershuis (aan de Nieuwezijds Kolk) 14.00 uur: Fietstocht langs verwaarloosde panden, vanaf het Korenmetershuis 15.30 uur: Discussiemiddag in buurthuis de Boomspijker (Rechtboomsloot 52). Na een powerpoint-presentatie door David Mulder en Walther Schoonenberg volgt een debat over de aanpak van de panden onder leiding van Eisse Kalk. Opgeven: Alleen voor de fietstocht dient u zich op te geven via heemschut@yahoo.com
Uitnodiging Algemene Ledenvergadering Zaterdag 6 maart 2010 tevens viering van het 35-jarig bestaan van onze vereniging Als lid van onze vereniging bent u ook dit jaar weer van harte uitgenodigd voor onze Algemene Ledenvergadering, die dit jaar eerder plaatsvindt dan gebruikelijk. De reden daarvoor is het feit dat onze vereniging op zaterdag 6 maart precies 35 jaar bestaat. In een speciaal middagprogramma wordt aan dit heuglijke feit aandacht besteed. Plaats/tijd: Bethaniënklooster, Barndesteeg 6b te Amsterdam Zaal open vanaf 9.30 uur 10.00-12.00: Huishoudelijk gedeelte (alleen voor leden) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Opening Vaststelling van de notulen van de Algemene Ledenvergadering d.d. 18 april 2009 (zie Binnenstad 234), en van de Bijzondere Ledenvergadering over de Noord/Zuidlijn, d.d. 25 juni 2009 (zie Binnenstad 236) Vaststelling Algemeen jaarverslag: toelichting door de secretaris Financieel jaarverslag: toelichting door de penningmeester; verslag van de kascommissie; vaststelling en dechargeverlening, (her) benoeming leden van de kascommissie. Omdat de uitgave van Binnenstad momenteel relatief zwaar drukt op de begroting en om secretarieel werk en de coördinatie van vrijwilligerswerk te kunnen bekostigen, stelt het bestuur voor om de contributies te verhogen. Daarnaast wordt voorgesteld om nieuwe leden de keuzemogelijkheid te bieden van een lidmaatschap zonder abonnement op Binnenstad. Met ingang van 2011 zullen de contributiebedragen dan luiden: gewoon lid e 30,--; 65+/student e 20,--; gezinslid e 10,--; lid zonder abonnement e 20,--; bedrijfslidmaatschap e 125,--; lid voor het leven e 500,--. Bestuurssamenstelling. Els Agtsteribbe treedt af als voorzitter van onze vereniging. Het bestuur stelt voor Minne Dijkstra te benoemen als lid van het bestuur en als voorzitter. De heer Dijkstra was reeds actief in onze vereniging als voorzitter van de Werkgroep Water. Daarnaast wordt voorgesteld om Dingeman Coumou te benoemen als lid van het bestuur. Verslagen van de verenigingscommissies: Werkgroep Waakhond, Werkgroep Water, Ledenwerf- en Excursiecommissie. Het voorzitterschap van de Werkgroep Water is overgenomen door Ruut Spaargaren. Rondvraag en sluiting
Stukken ter zake staan een week voor de ledenvergadering op onze website en kunnen op verzoek per post worden opgestuurd. 12.00-13.00: Middagpauze. Als u zich hiervoor opgeeft ontvangt u voor e 5,00 p.p. een eenvoudige lunch. 13.00-15.00: Feestelijke viering van het 35-jarig bestaan van onze vereniging 1. 2. 3.
Feestrede van Walther Schoonenberg Vertoning van de film ‘Het Gezicht van Amsterdam’ van Ireen van Ditshuyzen over de ruimtelijke ordening van Amsterdam na de Tweede Wereldoorlog. (Op veler verzoek. Het 1ste deel werd reeds vertoond op de Verjaardag van Amsterdam op 27 oktober 2009.) Discussie na afloop over de Structuurvisie van Amsterdam. Speciale gast is Dr. Ir. Noud de Vreeze, stadsarchitect van Amersfoort. Noud de Vreeze is acht jaar lang bestuurslid van de Amsterdamse Raad voor de Stadsontwikkeling geweest. Ook zullen Esther Agricola (BMA), Esther Reith (DRO) en Conny Lauwers (DRO) aanwezig zijn.
Wij verzoeken u, indien u deelneemt aan zowel het ochtend- als het middagprogramma, u op te geven, via de website. Dan weten wij voor hoeveel broodjes wij moeten zorgen.
14
b i n n e n s t a d | februari 2010
Colofon Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad Aalsmeerder Veerhuis Sloterkade 21 1058 HE Amsterdam 020 - 617 27 35 vvab@amsterdamsebinnenstad.nl www.amsterdamsebinnenstal.nl Het doel der vereniging is het bevorderen van een goed woonen werkklimaat in de gemeente Amsterdam, in het bijzonder in de binnenstad, het ondernemen of stimuleren van activiteiten, gericht op behoud en herstel van de historische bebouwing en het stedenbouwkundig karakter alsmede het verbreden van de kennis van Amsterdam. Bestuur E.H. Agtsteribbe, voorzitter; drs. W.M.J. Schoonenberg, secretaris; D. van der Kroon, penningmeester; mr. drs. S. Levelt, prof. dr. V. van Rossem, ir. W.H.M. Vroom. Redactie Binnenstad Vincent van Rossem (hoofdredactie), Juliet Oldenburger (eindredactie), Maarten Brinkgreve (fotoredactie), Onno Boers, Bob van den Boogert, Frans Heddema, Walther Schoonenberg, Addy Stoel. Kopij kunt u sturen aan het adres van de vereniging (zie boven). Lidmaatschap Wie een steentje wil bijdragen aan de bescherming van Amsterdam wordt lid van de VVAB. Hoe meer leden, des te meer de Vereniging kan doen om het historische stadsgezicht van Amsterdam, in het bijzonder de binnenstad, in stand te houden. U kunt zich opgeven via de website of via het adres van de vereniging (zie boven). Contributie s 20,- per jaar; jonger dan 25 en ouder dan 65 jaar: s 12,50 per jaar. Extra gezinsleden betalen s 10,-; Bedrijfslidmaatschap: s 115,Lidmaatschap voor het leven: s 400,-. U kunt ook een abonnement aan iemand cadeau doen. Betaling t.n.v. de vereniging: Postbank 1 775 369. Het verenigingsjaar loopt gelijk met het kalenderjaar. Opzegging van het lidmaatschap dient schriftelijk plaats te vinden, uiterlijk vier weken voor het einde van een verenigingsjaar. Foto’s: Maarten Brinkgreve, tenzij anders vermeld. Druk: Joh. Enschedé Amsterdam. Oplage 2750 ISSN 1567-4827 De verantwoordelijkheid van gesigneerde stukken berust geheel bij de auteur. Overname of verveelvoudiging van teksten en illustraties of delen daarvan is slechts toegestaan met bronvermelding en voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. Van werken van beeldende kunstenaars, aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2008.
Rondleiding Beurs van Berlage Zondag 14 maart H. P. Berlage (1856-1934) dankt zijn reputatie als vader van de moderne Nederlandse architectuur aan zijn beurs in Amsterdam. Dit beroemde gebouw is tussen 1899 en 1903 aan het Damrak verrezen en kwam in de plaats van de neo-classicistische beurs van Zocher (1840-‘45), die op zijn beurt de afgebroken beurs van Hendrik de Keyser (1611) verving. De geschiedenis van de Beurs van Berlage begon in 1879, toen de gemeenteraad een prijsvraag uitschreef voor een nieuw gebouw aan het Damrak. Hendrik Berlage en Theo Sanders namen hieraan deel met een ontwerp in overdadige neorenaissance stijl, maar dit ontwerp werd niet uitgevoerd. In 1898 presenteerde Berlage een nieuw ontwerp waarin hij zijn nieuwe opvattingen over architectuur gestalte gaf en niet lang daarna ging de bouw van start. Voor de decoratie werd een beroep gedaan op kunstenaars als Lambertus Zijl, Jan Toorop en Joseph Mendes da Costa. De rondleiding, verzorgd door Max Put (gids van Artifex), begint om 11.00 uur en zal ongeveer een uur duren. Verzamelen: vanaf 10.30 uur, bij de ingang van de Beurs van Berlage, Damrak 277. Opgave zie onder. Maximaal 25 deelnemers. Kosten: leden e 13,50; niet- leden betalen e 16,-- per persoon, kopje koffie of thee inbegrepen.
Wandeling Maritieme route Dinsdag 30 maart Tijdens deze wandeling wordt u geïnformeerd over de maritieme ontwikkeling van Amsterdam, waarbij de opkomst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de West-Indische compagnie uitgebreid aan de orde komen. De route voert via het Oost-Indisch Huis aan de Oude Hoogstraat, de Kloveniersburgwal, de Schreierstoren, de Prins Hendrikkade naar de voormalige Kweekschool voor de Zeevaart. Als extraatje wordt de vergaderzaal van de Heren XVII bezocht. De excursie o.l.v. Jan van Wier begint om 11.00 uur en zal ongeveer twee uur duren. Verzamelen vanaf 10.30 uur voor de ingang van het Paleis op de Dam. Opgave zie onder. Maximaal 20 deelnemers. Kosten: e 7,50 leden; niet-leden betalen e 10,--, kopje koffie of thee inbegrepen.
VVAB-café De maandelijkse verenigingsborrel wordt gehouden op de derde dinsdag van de maand, vanaf 17.30 uur en vindt plaats in de Brakke Grond aan de Nes. De volgende data zijn dinsdag 16 februari, 16 maart en 20 april.
Aanmelden voor de lezingen en excursies Voor onze ledenactiviteiten kunt u zich opgeven via onze website: www.amsterdamsebinnenstad. nl (onder het kopje agenda) of rechtstreeks een e-mail sturen aan excursiecommissie@amsterdamsebinnenstad.nl. Mocht u niet over een internetverbinding beschikken, dan kunt u bellen naar Manja Houba, tel.: 020 – 662 68 73. Wilt u bij aanmelding uw telefoonnummer vermelden? U krijgt een bevestiging van uw aanmelding. Het verschuldigde bedrag kunt u overmaken op bankrekeningnummer 711 533 t.n.v. Ver. Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad o.v.v. uw naam, eventueel de namen van andere personen die u aanmeldt en de titel en datum van de excursie(s). De excursies dienen twee weken voor aanvang betaald te zijn. Neemt u bij late betaling voor alle zekerheid een afschrift van uw bankafschrift mee.
Draag nu uw steentje bij door lid te worden van de VVAB Noteer mij als lid van de vereniging: Naam Adres E-mail* Datum
Geboortedatum* Handtekening
* Facultatief
Geef ook eens een abonnement aan iemand cadeau! Gewone leden betalen (minimaal) € 20,00; junior- en seniorleden betalen € 12,50; bedrijfsleden betalen € 115,00 per jaar. Leden voor het leven betalen eenmalig € 400,00. U ontvangt een acceptgirokaart. Als u een abonnement aan iemand cadeau wilt doen, vergeet dan niet behalve uw eigen naam en adres ook duidelijk naam en adres van degene aan wie u het lidmaatschap wilt geven te vermelden. Deze strook uitknippen en (zonder postzegel) opsturen aan: Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad, Antwoordnummer 1060, 1000 TE Amsterdam. U kunt u ook aanmelden via onze (onlangs geheel vernieuwde!) website: www.amsterdamsebinnenstad.nl
15
m/v
b i n n e n s t a d | februari 2010
!
Amsterdamse gevelstenen Drie Kattenburger gevelstenen
ontdoen en in natuurlijke kleuren polychromeren. Woonstichting De Key maakte het een en ander financieel mogelijk.
In maart 1656 werd de eerste steen gelegd van het Zeemagazijn op Kattenburg. Volgens een tekst op twee stenen in de achtergevel was de bouw na negen maanden zover gevorderd dat het immens grote gebouw door de Admiraliteit in gebruik genomen kon worden. Het Zeemagazijn maakte deel uit van de marinebasis met een aantal scheepswerven die aangelegd waren langs het tracé van de omstreeks 1645 in het IJ aangelegde verlenging van de stadsmuur van 1593. In het huidige verloop van de Kattenburgerstraat is nu nog de knik te herkennen waar in deze verlenging een bolwerk was gebouwd.
Afgelopen zomer werd op Kattenburgerplein 56-59 gevelsteen DE GROENNE OVENT ingemetseld. Deze zat oorspronkelijk in de gevel van Kleine Kattenburgerstraat 69 waar zich in 1664 bakker Gerrit Barendsz vestigde. De aanduiding ‘groene’ in het onderschrift kunnen we opvatten als ‘nieuw’, net als in het woord groentje. De gevelsteen overleefde de sanering en kwam in de tuin van Bureau Monumentenzorg terecht. Twee andere gevelstenen uit de Kleine Kattenburgerstraat zijn aan de aandacht van Monumentenzorg ontsnapt en zoekgeraakt. Dat betreft van nummer 1-3 een steen met een zwemmende vis, een scholletje(?), en van nummer 37 een steen met de tekst ANNO 1723. O NYDERS EN WILT SOO NIET NYDEN, DAT GODT MY GUNT DAT MOET GY LYDEN. Mocht iemand weten waar deze twee gevelstenen gebleven zijn, graag een berichtje naar de VVAG.
Bij de aanleg vanaf 1658 van de nieuwe stadswal, de Vierde Uitleg, ontstond er oostelijk van de marinebasis ruimte om het eiland Kattenburg en later de eilanden Oostenburg en Wittenburg aan te leggen. In de jaren 1660-1663 werden op Kattenburg de straten gerooid en de erven uitgegeven en al snel ontstond aan de Grote en Kleine Kattenburgerstraat, aan de drie dwarsstraten en aan de Kattenburger Tussenstraat een dichte woonbebouwing met een nauw aan de scheepsbouw verbonden beroepsbevolking. In 1742 woonden en werkten er schippers, mastenmakers, smeden, blokkenmakers, tagrijnen, schavenmakers, werfcommandanten, beeldhouwers, zeilmakers, acht scheepstimmerlui en zes bakkers.
Onno Boers
In de loop der jaren waren de woonomstandigheden echter zo erbarmelijk geworden dat in 1953 een ‘opbouwplan’ werd opgesteld. Dit plan voorzag in totale sloop en nieuwbouw, en werd in de loop van 1967-1972 uitgevoerd. Bij deze sloop bleven alleen een aantal oude panden aan de Kattenburgergracht, rechts van de voormalige Kattenburgervoorstraat, gespaard. Twee van deze panden, nog behorend bij de vroegste bebouwing van Kattenburg hebben gevelstenen met aan de scheepsnijverheid gerelateerde voorstellingen. De steen van nummer 9 draagt een fraaie voorstelling van een tenen mand met spijkers. De beeldhouwer heeft op subtiele wijze de beschadigingen van de oude mand weergegeven. Hoger in de gevel is het pand ‘ANNO 1663’ gedateerd op twee, van weelderig kwabornament voorziene, cartouches. De andere steen, op nummer 13, stelt een dubbele scheepskatrol, een zogenaamd ‘blok’ voor, op de onderrand eveneens ‘ANNO 1663’ gedateerd. In de zomer van 2009 kon Wil Abels beide stenen van dikke verflagen www.amsterdamsegevelstenen.nl 16
b i n n e n s t a d | februari 2010