Nr 03 | Lokaal is het magazine van de lokale besturen en verschijnt 2 x per maand 20 x per jaar | VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | Afgiftekantoor Kortrijk Masspost | P2A9746
Lokaal
De gemeenteschool heeft toekomst
Wat verandert BBC voor raadsleden?
Schuldfinanciering met gemeentebons: een goed idee?
Onzichtbare mensen doen meetellen
DEMONAMIDDAG G-BOS 8 maart 2012 Radisson Blu Hotel te Hasselt
Wilt u alles weten over klantbegeleiding? Meld u dan aan voor de gratis demonamiddag op www.jccsoftware.be
Met ons klantbegeleidingssysteem kiest u voor tevredenheid Klanttevredenheid is een groot goed. Niet alleen in commerciĂŤle omgevingen, maar ook als het gaat om de manier waarop gemeenten omgaan met hun burgers. Met het oog hierop biedt JCC Software een beproefd en zeer efficiĂŤnt klantbegeleidingssysteem: G-BOS.
Klantbegeleidingssysteem G-BOS G-BOS is erop gericht bezoekers van het gemeentehuis te begeleiden van het onthaal tot en met de afhandeling aan het loket. Het systeem stroomlijnt het hele proces. Wachtrijen worden tot een minimum gereduceerd en bezoekers krijgen vanaf hun binnenkomst via narrowcasting heldere informatie, zodat eventuele wachttijden ook echt als minimaal worden ervaren. Met als gevolg: tevreden klanten en minder werkdruk (dus meer werkplezier) voor uw onthaal- en loketbedienden. Daar kiest u toch ook voor?
Uitgebreide informatie en klantverhalen? Kijk op www.jccsoftware.be
De voordelen op een rij Snellere en professionelere dienstverlening Minimale wachtbeleving Hogere klanttevredenheid Meer werkplezier Overzichtelijke rapportages en processtatistieken
inhoud Lokaal is het magazine van de lokale besturen
kort lokaal
Redactiesecretariaat Inge Ruiters, T 02‑211 55 44 Columnisten Johan Ackaert, Pieter Bos Illustraties Bart Lasuy, Stefan Dewickere, Layla Aerts (fotografen), Nix (cartoonist) Vormgeving Ties Bekaert Drukwerk Schaubroeck (Nazareth) Regie advertenties Cprojects&Advertising, Peter De Vester, T 03-326 18 92, peter@cprojects.be Regie vacatures Nicole Van Wichelen, nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Abonnementen Nicole Van Wichelen, nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 VVSG-leden: 80 euro, vanaf 10 ex. 67 euro; niet-leden: 150 euro VVSG-bestuur Luc Martens, voorzitter Sabine Van Dooren, voorzitter raad van bestuur Theo Janssens, voorzitter afdeling OCMW’s Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Met de steun van Dexia en Ethias, partners van de VVSG Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG
6 nieuws – print & web, perspiraat, Triljoen
de keus 12 Wat verandert BBC voor raadsleden? 14 Lokale raad – Moet men een politieke partij oprichten om aan de verkiezingen te kunnen deelnemen? 15 Een raadslid zit de gemeenteraad voor
18
stefan dewickere
Redactie Marleen Capelle, Pieter Plas, Inge Ruiters, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke
5 opinie – Specialisatie én samenhang
25
bart lasuy
Hoofdredacteur Marlies van Bouwel, marlies.vanbouwel@vvsg.be T 02-211 55 46
30
layla aerts
Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • F 02-211 56 00 lokaal@vvsg.be www.vvsg.be
bestuurskracht 18 Interview – Patriek Delbaere ‘Onderwijs blijft een kerntaak van de gemeente.’ Ook in financieel moeilijke tijden blijft onderwijs een kerntaak van de gemeente. ‘Het gemeentelijk onderwijs heeft enkele wezenskenmerken die andere netten niet hebben’, zegt Patriek Delbaere, directeur van het OVSG. 22 Schuldfinanciering met gemeentebons: een goed idee? 25 Lossen we alles op met GAS? Moet een gemeente alle overlastfenomenen wel tegengaan met boetes? Ze kreeg de voorbije jaren steeds meer mogelijkheden om overlast te bestrijden met gemeentelijke administratieve sancties. Vandaag lijkt een kantelpunt in de maak. 27 Praktijk in Sint-Truiden – Jan Superpolitieman wijst burgers op hun verantwoordelijkheid 28 De gemeente: actieve vennoot binnen een intercommunale
werkveld 30 Onzichtbare mensen doen meetellen De Universiteit en de Hogeschool Gent voerden een onderzoek naar de eigenheid, sociale participatie en behoeften van personen met een handicap. Dit onderzoek is de basis voor het Gentse beleid om deze vaak onzichtbare mensen te doen meetellen. 32 Praktijk in Aalst – Duurzaamheid koppelen aansociale tewerkstelling 33 Proefproject Vlaamse UiTpas start in de regio Aalst 34 Lokale raad – Hebben studenten automatisch recht op leefloon? 35 Praktijk in Geel – Fuiven zonder lawaai 36 De frontlijners – Gemeenschapswacht Cindy De Block, Lokeren
geregeld 39 wetmatig – berichten 40 agenda – studiedagen, opleidingen en evenementen 42 column – Pieter Bos
Op de cover Matis richt zijn blik met grenzeloos vertrouwen naar de toekomst. De futuristisch ogende gang waar hij dagelijks doorloopt, verbindt twee verdiepingen in het nieuwe gebouw van de gemeentelijke kleuter- en basisschool De Brug te Mariakerke in Gent. Foto Bart Lasuy. Lokaal wordt gedrukt op Circle Silk, een 100% gerecycleerd papier.
Lokaal I 15 februari 2012 I 3
Toekomsten voor participatie en actief burgerschap Hoe benut u de doe- en hersenkracht van uw bewoners? Hoe bouwt u draagvlak op voor soms gevoelige beslissingen? Op welke manieren krijgen uw burgers mee verantwoordelijkheid voor hun omgeving? Participatie loopt doorheen heel uw beleid: van plan tot uitvoering, van cultuur tot sociaal beleid. Op Trefdag kunt u de eerste oogst proeven van lokale praktijken.
MeerMeer info op infowww.trefdag.be op www.trefdag.be
kort lokaal opinie
Specialisatie én samenhang
D
e lokale besturen staan voor een belangrijke uitdaging. In 2013 moeten ze een meerjarenplan opmaken voor de hele gemeentelijke legislatuur. Door het ‘planlastdecreet’ kunnen ze de vele sectorale plannen (waaraan vaak ook subsidies hangen) nu integreren in een globaal plan. Gemeenten en OCMW’s moeten daarbij een evenwicht vinden tussen talrijke terechte sectorale bekommernissen en de samenhang tussen de aparte beleidssectoren. Het lokale bestuur heeft nood aan specialisten: de complexiteit van veel maatschappelijke problemen vraagt om een doorgedreven vakkennis. Dezelfde complexiteit vereist echter steeds meer een multidisciplinaire aanpak: een werkwijze die boven de bestaande kokers en specialisaties brede oplossingen nastreeft. Hiervoor is meer samenhang tussen specialismen nodig, met voldoende generalisten die dit bewaken. De voorbije twintig jaar ging de aandacht té eenzijdig naar sectorale specialisatie. De Vlaamse overheid heeft dit fenomeen via talloze (subsidie)decreten per beleidsdomein in de hand gewerkt, maar ook de lokale besturen hebben dit politiek en organisatorisch mee vorm gegeven. Schepenen met specifieke bevoegdheden, gekoppeld aan gespecialiseerde gemeentelijke diensten met daarachter sectorale adviesraden, voelen zich soms meer verticaal verbonden met de Vlaamse ministers en departementen dan horizontaal met de eigen politieke collega’s in het college of de ambtelijke collega’s in het gemeentehuis. Zo is de verkokering te ver doorgeschoten over de beleidsniveaus heen. Een nieuw evenwicht is nodig. Bij de opmaak van het zesjarige beleidsplan moet in eerste instantie veel meer aandacht gaan naar de samenhang tussen de strategische (eventueel sectorale) doelstellingen. Nadien kan er jaarlijks op het operationele niveau nog voldoende ingezet worden op de sectorale aandachtspunten. Een goed evenwicht tussen specialisatie en samenhang wordt niet alleen verwezenlijkt via het meerjarenplan. De concrete dagelijkse organisatie is even belangrijk. Misschien moeten we ook maar eens komaf maken met de gewoonte om de bevoegdheden in schepencolleges te verdelen op basis van traditionele beleidsdomeinen. Deze praktijk heeft geen wettelijke of decretale basis, zodat gemeenten het in alle vrijheid ook anders kunnen aanpakken. Juist op lokaal niveau kan de burger veel meer in zijn geheel (integraal) benaderd worden en kunnen probleemsituaties meer interdisciplinair aangepakt worden. De lokale potentie is er zeker, maar doen we dat ook? Kunnen we de verstarde bevoegdheidsverdeling verlaten en kiezen voor meer samenhang in het collegiale bestuur? Kunnen we wachten met de bevoegdheidsverdeling tot einde 2013 wanneer de grote gemeenschappelijke strategische doelstellingen gezamenlijk en collegiaal vastgesteld zijn? Kunnen we meer samenhangende bevoegdheidspakketten verdelen, bijvoorbeeld alle omgevingsvraagstukken aan één schepen, de hele vrijetijdssector aan één schepen, het hele sociale beleid aan de OCMW-voorzitter/schepen? Kunnen we jaarlijks de grote dossiers per schepen verdelen zodat ze verplicht worden om deze dossiers probleemgericht en integraal te behandelen in plaats van alleen vanuit één beleidssector? Kan de bevoegdheidsverdeling flexibel ingevuld worden, bijvoorbeeld naast wijk- of gebiedsgericht ook probleem- of dossiermatig? Heeft dit het grote voordeel dat burgers meer gericht betrokken kunnen worden bij een dossier, hun wijk of buurt? We moeten soms verstarde constructies en modellen durven verlaten. Gaan we in 2013 naar een collegiaal en samenhangend lokaal bestuur onder leiderschap van een inspirerende generalist als burgemeester?
Mark Suykens is directeur van de VVSG
Lokaal I 15 februari 2012 I 5
kort lokaal nieuws
Subsidies aan gemeenten kritisch bekeken Recent verschenen twee analyses over subsidies aan gemeenten. In Wallonië nam het Rekenhof de investeringssteun aan lokale besturen onder de loep, en in Nederland heeft een onderzoeker scherpe bedenkingen bij de talrijke sectorale stromen richting gemeenten. In Vlaanderen zijn de specifieke investeringssubsidies voor lokale besturen grotendeels verdwenen. Ze gingen op in het Investeringsfonds dat sinds 2003 deel uitmaakt van het Gemeentefonds. De belangrijkste nog overblijvende investeringssubsidies voor lokale besturen zijn die voor rioleringen en scholenbouw.
Waalse subisidiestromen
Nederlands Gemeentefonds Van een heel andere orde – maar toch weer niet – is de studie Doel en middelen in de financiële verhouding tussen overheden van Maarten Allers (Universiteit Groningen). De auteur onderzoekt de wijze waarop de Nederlandse overheid middelen aan de 418 gemeenten toekent. Voor een goed begrip eerst dit: Nederlandse gemeenten zijn gemiddeld een stuk groter dan Vlaamse of Belgische, maar halen een pak minder inkomsten uit belastingen. Slechts 15% van hun ontvangsten komen uit belastingen en retributies, tegenover 45 tot 50% in Vlaanderen. Het relatieve belang van de rijksuitkeringen is dus een stuk groter. In Nederland maakt men een onderscheid tussen de algemene uitkering via het Gemeentefonds (ca. 15,4 miljard euro groot) en een negentigtal (al is de auteur niet zeker dat hij ze allemaal gevonden heeft) andere subsidiestromen voor samen nog eens ongeveer 12 miljard euro. De voorbije jaren was er wel een trend om specifieke uitkeringen op te nemen in het Gemeentefonds. De grootste Nederlandse gemeenten ontvangen in de regel ook het grootste aantal verschillende uitkeringen. De auteur heeft onderzocht hoe die geoormerkte uitkeringen onder de gemeenten verdeeld worden. De conclusie was verrassend. Als je ze allemaal bij elkaar optelt, loopt de verdeling ervan merkwaar-
uli schillebeeckx
Ondanks het feit dat de Waalse Vereniging van Steden en Gemeenten (UVCW) er al lang voor ijvert ook een Investeringsfonds in te voeren, geldt in Wallonië nog steeds een systeem met aparte subsidiepotjes voor de diverse investeringen die gemeenten kunnen doen. Het Rekenhof hield dit vorig jaar tegen het licht en kwam tot enkele scherpe conclusies. Niet helemaal onverwacht komt de kritiek dat elke financieringsstroom een andere logica volgt, met uiteenlopende termijnen en procedures. Ook in Vlaanderen kunnen we hiervan meespreken. Het is verder perfect mogelijk dat voor eenzelfde investering meer dan één subsidie bestaat. Er bestaat trouwens nauwelijks coördinatie tussen de verschillende diensten van de Waalse overheid. Het Rekenhof is ook op subsidies gebotst waarvoor er zelfs geen wettelijke basis bestaat. Soms worden ze gewoon door een rondzendbrief geregeld, wat natuurlijk ruimte laat voor willekeur. Het is verder niet altijd duidelijk welk doel de subsidie
moet dienen, of welk probleem ze moet verhelpen. De dossiervoorbereiding is in een aantal gevallen erg complex, waarbij het niet uitgesloten is dat het bestuur aan het einde van de rit verneemt dat de middelen intussen allemaal zijn opgebruikt. Voorts beschikken de Waalse gemeenten niet over een permanent geactualiseerd overzicht van alle subsidies waarop ze een beroep kunnen doen. Voor zover we weten heeft ook de Vlaamse overheid hier nog nooit echt werk van gemaakt. Ook de controle op de aanwending van de toegekende middelen gebeurt volgens uiteenlopende systemen. Tot slot detecteert het Rekenhof een aantal risico’s. Het is niet zeker dat elk bestuur gelijke toegang heeft tot de beschikbare middelen, want soms is een bepaalde stroom alleen voor de ingewijden bekend. Verder dreigt ongelijke behandeling wat betreft het toegekende bedrag voor een bepaalde investering, want zowel het subsidiepercentage als het bedrag aan subsidieerbare uitgaven staat eigenlijk niet echt vast. Er ontbreken dus vaak objectieve criteria om middelen toe te kennen. De UVCW haalt uit het rapport van het Rekenhof extra argumenten om te pleiten voor een geobjectiveerd systeem van trekkingsrechten voor investeringen, en voor de creatie van één subsidieloket voor de gemeenten. Ook het zuiden van het
land kampt duidelijk met een gewestoverheid die zich totaal ongecoördineerd tot de lokale besturen richt. Vanuit dat oogpunt verdient het rapport van het Rekenhof ook in Vlaanderen aandacht.
6 I 15 februari 2012 I Lokaal
print & web
Instrument voor duurzame scholenbouw dig gelijk met die van het Gemeentefonds. Gemeenten die uit het Gemeentefonds per inwoner veel middelen halen, vullen dit proportioneel aan met specifieke uitkeringen. Gemeenten die weinig krijgen uit het Gemeentefonds, halen per inwoner ook minder uit de andere stromen. Maarten Allers vraagt zich daarom af of die tientallen specifieke stromen wel behouden moeten blijven. Kan men ze niet gewoon samenvoegen met het Gemeentefonds, wat meteen ook een pak administratief werk uit de wereld zou helpen? Gemeenten sturen kan immers ook op andere manieren dan door subsidies toe te kennen, bijvoorbeeld door zaken gewoon te verplichten. Bovendien is zijn stelling dat de sturingsgraad van geoormerkte middelen vaak kleiner is dan gedacht. Vaak geven gemeenten al vóór het toekennen van een subsidie ergens geld aan uit. Als er dan subsidie volgt, komt er niet noodzakelijk beoogd beleid bij, maar kunnen gemeenten middelen vrijmaken om andere zaken te financieren. Natuurlijk zijn er ook bezwaren tegen het samenvoegen van alle fondsen. Zo is de kans nog groter (aangezien het middelenvolume nog stijgt) dat andere dan puur objectieve criteria (lees: politieke macht en invloed) de verdeling gaan bepalen. De vraag is alleen of dat vandaag al niet zo is. Verder verdwijnt natuurlijk de directe sturingsmogelijkheid
van de centrale overheid, al is ook die zoals gezegd niet zo vanzelfsprekend. In dat verband pleit de auteur trouwens voor een uitbreiding van de Nederlandse gemeentelijke belastingruimte. Een groter Gemeentefonds loopt ook meer in de kijker. Vandaag is het in Nederland de vierde grootste uitgave van de rijksoverheid. Een samenvoeging zou een stijging naar een zeer opvallende tweede plek impliceren. Dat kan zich in tijden van bezuinigingen tegen de gemeenten keren. Bovendien wordt met een dergelijk volume de druk om in ruil voor zo veel geld ook veel opdrachten aan de gemeenten toe te kennen, wellicht onhoudbaar. Meer algemene middelen zouden de autonomie dus net kunnen inperken.
Debat niet gesloten De discussies in Wallonië en Nederland leren dat het debat over de financiële verhouding tussen de lokale en centrale overheid nooit gesloten is. In elk geval kunnen we ook in Vlaanderen uit beide studies lessen trekken. jan leroy
Le subventionnement des investissements communaux, augustus 2011, www.rekenhof.be Maarten Allers, Doel en middelen in de financiële verhouding tussen overheden, november 2011, www.vvsg.be, knop werking&organisatie, financiën
924.000 Er zijn bijna 924.000 personen van vreemde herkomst in het Vlaamse Gewest op 1 januari 2011. Dat komt overeen met 15% van de totale bevolking. Opgesplitst naar herkomstgroep blijken 4 op de 5 personen van vreemde herkomst uit een Europees land, Turkije of Marokko afkomstig te zijn. Nederland scoort met bijna 18% het hoogst. Daarna volgen Marokko (15%), de landen van Oost-Europa (15%) en Turkije (12%). In Baarle-Hertog zijn 6 op de 10 inwoners van vreemde herkomst. Daarna volgen Genk (48%), Maasmechelen (48%) en Hamont-Achel (41%). In 40 Vlaamse gemeenten ligt het aandeel personen van vreemde herkomst hoger dan 20%. Daartegenover staan 97 Vlaamse gemeenten met een aandeel personen van vreemde herkomst dat lager ligt dan 5%. In Anzegem ligt het met goed 2% van de totale bevolking het laagst. Lokale Integratiemonitor is te vinden op www.lokalestatistieken.be
Hoe kan een schoolgebouw voldoen aan de behoeften van huidige en toekomstige gebruikers? Hoe wordt het meer dan een beschermende doos waarin toevallig leerlingen verblijven? Hoogstaande architectuur die inspireert tot leren, groene campussen, milieuvriendelijke voorzieningen en passiefscholen staan hoog op het verlanglijstje. In het boek Naar een inspirerende leeromgeving: instrument voor duurzame scholenbouw vindt de scholenbouwer tal van bruikbare tips, meetinstrumenten en een checklist van ontwerp tot oplevering; inclusief cd-rom met rekenbladen en ontwerprichtlijnen. De auteurs zijn het GO! van de Vlaamse Gemeenschap en het Agentschap voor infrastructuur in het onderwijs. Naar een inspirerende leeromgeving: instrument voor duurzame scholenbouw, Uitgeverij Politeia, Brussel, 48 euro, www.politeia.be
Wonen voor 200.000 euro all-in Dit boek stelt (in primeur) een ontwikkeling- en financieringssysteem voor, waarbij een Lokaal WoonOntwikkelingsBedrijf de operationele en budgettaire middelen krijgt om budgetwoningen met een maximumprijs van 200.000 euro te verkopen en te verhuren, waarbij na negen jaar de investeringen meer dan volledig gerecupereerd worden. Het boek zet daarbij een aantal Europese voorbeelden van projecten met betaalbare woningen op een rij. Naast betaalbaarheid komen evenzeer aspecten als energiezuinigheid, kwaliteit en leefbaarheid, en de suburbanisatie aan bod. De auteur praat ook met zeven notoire woonactoren, waaronder burgemeester Patrick Janssens en Vlaams Bouwmeester Peter Swinnen. Het boek is bedoeld voor iedereen die met wonen en woningen te maken heeft. F. Canfyn, Wonen voor 200.000 euro all-in, Uitgeverij Garant, AntwerpenApeldoorn, 27 euro
Lokaal I 15 februari 2012 I 7
kort lokaal nieuws
Open Oproep Vlaams Bouwmeester voor zeven bouwprojecten Vlaams minister van Bestuurszaken Geert Bourgeois heeft de lijst van zeven bouwprojecten voor de 23ste editie van de Open Oproep vastgelegd en meegedeeld aan de Vlaamse regering. Ontwerpbureaus uit heel Europa kunnen zich voor deze bouwprojecten kandidaat stellen.
inge ruiters
www.vlaamsbouwmeester.be, Peter Buysrogge, woordvoerder minister Bourgeois, T 0478-42 03 85, peter.buysrogge@vlaanderen.be
GFS
De Open Oproep blijft een instrument om tot de juiste ontwerper voor projecten van de Vlaamse overheid en de lokale overheden te komen. Voor de 23e Open Oproep heeft de Vlaamse regering enkele wijzigingen in de procedure doorgevoerd. De belangrijkste is de e-tenderingformule waarbij portfolio’s digitaal ingediend worden. Andere wijzigingen zijn het afsluiten van een samenwerkingsprotocol met de opdrachtgevers en de introductie van een projectregisseur waardoor de transparantie en de professionaliteit verhogen. Door het wegwerken van enkele kleinere, ad-
ministratieve beperkingen, biedt de Open Oproep vanaf nu meer flexibiliteit en efficiëntie. Drie geselecteerde projecten bevinden zich op het platteland. Voor Kasterlee gaat het om een volledige studieopdracht voor de bouw van een ontmoetingscentrum, de heraanleg van de dorpskern en het inrichten van een buitenplein en parkeermogelijkheden. De opdracht voor Gooik omvat de opmaak van een masterplan voor het centrum en een ontwikkelingsplan. In Wulpen, een deelgemeente van Koksijde, is een volledige studieopdracht voor de bouw van een sociaal woonproject uitgeschreven. De vier andere bouwprojecten zijn gelegen in Mechelen, Brussel en Antwerpen.
Wedstrijd Ambacht in de kijker: gemeenten kunnen kandidaten aanbevelen Met de wedstrijd Ambacht in de Kijker willen Besace STL vzw en hun publieke en private Vlaamse en Waalse partners de ambachtssector promoten bij het grote publiek en jongeren warm maken voor deze sector. Volgens een studie van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie werken 312.000 mensen in de ambachtssector, zo’n vier procent van het totaal aantal banen in België. De VVSG ondersteunt deze wedstrijd. De laureaten krijgen zowel op nationaal als lokaal vlak extra promotie en maken kans op de hoofdprijs van 3000 euro, de publieks-
8 I 15 februari 2012 I Lokaal
of de exportprijs. Bovendien worden alle deelnemende ambachtslieden automatisch op www.ambachtindekijker.com vermeld. Kandidaten kunnen zich gratis inschrijven via het digitaal inschrijvingsformulier. Vanaf dit jaar kunnen externen en dus ook elke gemeente tot 15 maart een ambachtsman/-vrouw als deelnemer van deze wedstrijd aanbevelen op www. ambachtindekijker.com. De organisatie neemt contact op met de persoon in kwestie om hem of haar in te schrijven. De kandidaat moet economisch onafhanke-
lijk zijn, niet meer dan tien medewerkers in dienst hebben en het merendeel van de inkomsten van zijn bedrijf halen uit de verkoop van zelf vervaardigde goederen en/of zelf verleende diensten. Het selectiecomité zal tien laureaten kiezen die geslaagd zijn op het vlak van de kwaliteit en de originaliteit van hun product, hun parcours en het management van hun activiteiten. inge ruiters
Bram Vandewalle, 0476-87 87 30, info@ambachtindekijker.com, www.ambachtindekijker.com
print & web
Officiële richtlijnen over informatieveiligheid bij samenwerking gemeente en OCMW Gemeenten en OCMW’s werken op logistiek en inhoudelijk vlak steeds vaker samen. Zo doen OCMW’s regelmatig een beroep op de ICT-diensten van hun gemeente. Sommige gemeenten sluiten ook samenwerkingsverbanden voor ICT. Aandacht voor informatieveiligheid tussen gemeenten en OCMW’s is dus noodzakelijk. De Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) heeft samen met het sectoraal comité van de sociale zekerheid een leidraad met richtlijnen over informatieveiligheid opgesteld voor gemeenten en OCMW’s. De leidraad bevat ook specifieke richtlijnen voor OCMW’s. Hij kan bijgewerkt worden naarmate
de veiligheidsrisico’s evolueren en in functie van concrete aandachtspunten die veiligheidsconsulenten signaleren. Ook de VVSG-website wordt regelmatig aangevuld met nuttige documenten over onder meer het gebruik van elektronische communicatiemiddelen en samenwerkingsovereenkomsten. chris boens
U kunt de leidraad raadplegen op www.ksz-bcss.fgov.be, knop veiligheid en privacy, documentatie-veiligheid, information security management system, onder aan de bladzijde doorklikken naar het laatste document
Milieurecht voor beginners Het milieurecht, hoe uitgebreid en complex het onderhand ook is geworden, hoort geen zaak van specialisten alleen te blijven. Daarvoor zijn het maatschappelijk debat over de milieuproblematiek, de aangereikte oplossingen en de juridische verankering ervan te belangrijk. Milieurecht voor beginners wil de leek laten kennismaken met de actuele milieuregelgeving in Vlaanderen. Het boek geeft een beknopt overzicht van en inzicht in de opbouw en inhoud van de belangrijkste milieuwetgeving. Daarbij komen aan bod: het milieubeleid, vergunningen, regelgeving inzake milieuhygiëne, natuurbescherming, handhaving van milieunormen, en vergoeding van milieuschade. L. Annaert, W. Somers, W. Vancleynenbreugel, Milieurecht voor beginners, Uitgeverij Die Keure, Brugge, 39 euro
Hoofdcommissarissen in ontwikkeling
Novaprima voor maatschappelijk werkers in de maak Met de Prima-toepassing verwerkt de POD Maatschappelijke Integratie de aangifte van het leefloon en het equivalent-leefloon die OCMW-maatschappelijk werkers elektronisch doorsturen. Omdat deze mainframetoepassing verouderd is, zal de Prima-toepassing tegen eind oktober 2012 vervangen worden door de nieuwe toepassing Novaprima. Deze gemoderniseerde versie zal ook alle stromen van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) waarover de OCMW’s nu beschikken, uitvoeren ter controle van de aangiftes leefloon en wet-65. In het kader van de nadrukkelijke bestrijding van de sociale fraude wil de overheid de sociale diensten meer controleren. Waar momenteel de POD-controle enkel gebeurt op de wettelijkheid van de toekenningen, zal in de toekomst ook controle op het sociaal onderzoek van de maatschappelijk werker uitgeoefend worden. Concreet zal de overheid bijkomend controleren of alle informatie die via KSZ-stromen geraadpleegd kan worden, wel degelijk gebruikt werd. Dit betekent niet dat een beslissing van het OCMW gecontesteerd kan worden, maar subsidies zouden geweigerd kunnen worden als er bijvoorbeeld geen rekening gehouden wordt met bepaalde inkomsten. De sociale diensten doen er dus goed aan om bij het sociaal onderzoek zelf ook al deze informatiemogelijkheden te gebruiken. We adviseren om ook gebruik te maken van de aanwezige mutaties voor de lopende dossiers. Deze informatie moet immers niet alleen als een controle-element gezien worden. Deze informatie is in de eerste plaats een werkinstrument om de kwaliteit van de hulpverlening te verbeteren. chris boens
Binnen de Belgische politie krijgen leidinggevenden weinig kansen om zich verder te ontwikkelen. Eens het niveau van hoofdcommissaris bereikt, zijn de structurele mogelijkheden voor opleiding en vorming vrijwel onbestaande. Nochtans verdienen de ontwikkeling en ondersteuning van hogere politieofficieren meer dan ooit aandacht. Met deze stelling als uitgangspunt onderzoeken de auteurs in deze uitgave de voorwaarden voor een succesvol leiderschapsontwikkelingstraject. Ze gaan op zoek naar visies, instrumenten en structuren voor een efficiënte ontplooiing van politieleiders, en bestuderen daarbij verschillende ontwikkelingsinitiatieven in de private en publieke sector in binnen- en buitenland. L. Bisschop, S. De Kimpe et al., Hoofdcommissarissen in ontwikkeling: een verkenning van visies, instrumenten en structuren voor de ontwikkeling van politieleiders in België, Uitgeverij Vanden Broele, Brugge, 38 euro
Lokaal I 15 februari 2012 I 9
kort lokaal perspiraat
“Sommige [burgemeesters] zakken door het ijs door de stress die ze niet meer aankunnen. Misschien moet er wat opleiding worden voorzien. De VVSG is daar ook nog. Misschien moeten er een initiatief komen over: hoe vang ik stress op? Of: hoe ga ik om met klachten en de vragen van een straatcomité?” Hendrik Verkest (CD&V), burgemeester van Wingene – Krant Van WestVlaanderen (via Knack) 9/1 “Bij gemeenteraadsverkiezingen oordelen mensen in de eerste plaats over de manier waarop hun gemeente zes jaar lang is bestuurd. Daarnaast besef ik zeer goed dat niemand de vlottende kiezers nog in de hand heeft.” CD&V-voorzitter Wouter Beke – Knack 25/1
GRB-producten nu ook gratis voor alle hulp- en nooddiensten stefan dewickere
“De Belgische en Vlaamse gemeenten zijn altijd kort gehouden. Zij horen in Europa bij de gemeenten die het minst mogen betekenen voor hun burgers omdat hier zo veel centraal geregeld is en het geld hier centraal zit. Het komende decennium krijgen ze wis en zeker veel van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die hen toekomen.” Politiek redacteur Guy Tegenbos – De Standaard 25/1
Hulp- en nooddiensten hebben voortdurend geografische gegevens nodig om hun taken van algemeen belang te vervullen. Toch ondervinden zij nog geregeld problemen om vlot juiste, volledige en recente gegevens te verzamelen. De hulp- en nooddiensten zoals politiezones, de federale crisiscel en civiele bescherming zijn niet altijd deelnemer aan GDI-Vlaanderen waardoor ze het Grootschalig Referentie Bestand (GRB) niet kunnen raadplegen. Om het voor lokale politie of brandweer mogelijk te maken vlot gegevens op te zoeken werd onlangs beslist de GRB-producten ook voor alle hulp- en nooddiensten kosteloos ter beschikking te stellen. Het gebruiksrecht geldt enkel in het kader van nood-, crisis- en hulptaken. heidi kestens
Meer informatie vindt u op www.agiv.be, knop producten, GRB-product, toegang.
Vlaamse DUOdag
Doedag voor mensen met een arbeidsbeperking
“De lokale politiek blijft een ivoren toren. In verkiezingstijd proberen politieke partijen de allochtone stem binnen te halen, maar er wordt veel te weinig aandacht besteed aan de rekrutering en de coaching van politiek talent.” Naima Charkaoui, directeur van het Minderhedenforum – De Morgen 27/1 “Wij treden toe tot het digitale tijdperk en zien Twitter als een bijkomend informatiekanaal naar de bevolking.” Commissaris John Van Acker stelt de twitteraccount van zijn politiezone Meetjesland voor – De Standaard 27/1
10 I 15 februari 2012 I Lokaal
campagnebeeld
“Een gemeente kan ervoor kiezen om meer actieve openbaarheid in te voeren, maar is daar wettelijk niet toe verplicht. Lokale politici zijn daar bang voor. Omdat ze vrezen dat ze dan meer aangesproken en geïnterpelleerd zullen worden door de burger. Maar ook wij, kiezers, stemmen voor lokale politici die niet altijd gewonnen zijn voor dat soort ideeën.” Professor Frankie Schram (KUL, UA) – Knack 25/1
Op donderdag 22 maart vindt de derde editie van de DUOdag plaats. Met de DUOdag wil de Dienst Gespecialiseerde Trajectbepaling en -begeleiding (GTB) werkgevers laten kennismaken met de talenten van personen met een arbeidsbeperking. Er bestaat nog altijd een kloof tussen werkzoekenden met een arbeidsbeperking en de arbeidsmarkt. Op de DUOdag krijgen alle Vlaamse werkgevers de kans de kloof te helpen dichten. Die dag vormt een werkzoekende met een arbeidsbeperking een duo met een medewerker binnen uw bestuur. De werkzoekenden kunnen dan proeven van een nieuwe werkervaring. Ze krijgen de kans om
hun talenten te tonen en kunnen hun beeld van een bepaalde functie aftoetsen aan de realiteit. Tegelijk maakt uw bestuur op een laagdrempelige manier kennis met de vaardigheden, inzet en mogelijkheden van personen met een arbeidsbeperking. Tijdens de DUOdag 2011 stelden meer dan 300 organisaties hun deuren open voor meer dan 400 werkzoekenden met een arbeidsbeperking. In 2012 hopen GTB en Diverscity, het samenwerkingsverband van de VVSG, ACOD-Lokale en Regionale Besturen, ACV-Openbare Diensten en VSOA, kennis te maken met zoveel mogelijk nieuwe organisaties en werkvloeren. lore vandeurzen
www.duodag.be
nieuws
De politiezone HEKLA (Hove, Edegem, Kontich, Lint en Aartselaar) en ‘Samen voor een dementievriendelijk Brugge’ behoren tot de tien laureaten van de eerste European Foundation’s Initiative on Dementia Awards. Op 16 januari werden de prijzen in Brussel uitgereikt in aanwezigheid van prinses Mathilde. De tien projecten krijgen elk 10.000 euro. Het gaat om initiatieven die mensen met dementie en hun families ondersteunen om een goed leven te (blijven) leiden en actief te (blijven) deelnemen aan het lokale gemeenschapsleven. In België leven ruim 130.000 personen met dementie, tegen 2050 zal
dat aantal verdrievoudigen. Beter leren omgaan met dementie is een uitdaging voor de hele samenleving. Op dementie rust immers nog steeds een groot taboe. Vooroordelen en clichés bepalen het beeld dat de meeste mensen hebben van deze ziekte. Dementie verhindert deelname aan het sociale leven en isoleert niet alleen de persoon met dementie maar ook zijn familie. Lokale besturen willen op hun beurt hun gemeenten leefbaar maken en stimuleren tot een warme samenleving. Maar streven naar een dementievriendelijke gemeente gaat niet vanzelf. Gelukkig nemen heel wat besturen, verenigingen en
ilah
Europese prijs voor politiezone HEKLA en ‘dementievriendelijk Brugge’
individuen de handschoen op om om hun gemeente of buurt dementievriendelijk te maken. De Europese prijzen zijn een blijk van erkenning voor deze voorbeeldpraktijken en moedigen hun verspreiding aan. elke vastiau
Hoe gezinsvriendelijk is uw gemeente? campagnebeeld
Gezinsvriendelijk gemeente
e
De Gezinsbond grijpt de gemeenteraadsverkiezingen aan om het lokale gezinsbeleid onder de loep te nemen. Met de campagne Voor een gezinsvriendelijke gemeente en een online-enquête wil de Gezinsbond weten hoe gezinsvriendelijk gemeenten anno 2012 zijn.
Aan de hand van de resultaten zal de Gezinsbond nagaan hoe het gezinsbeleid in de gemeenten wordt gevoerd, waarop de gemeenten goed scoren en waar er nog werk is. Hoe belangrijk vinden inwoners goed georganiseerde en bereikbare diensten, een goed ontwikkeld scholennet en kinderopvang, verkeersveiligheid? Hoe tevreden zijn ze over de aandacht van de gemeente voor deze beleidsdomeinen en over de dienstverlening aan gezinnen?
Op basis van deze analyse zullen de lokale afdelingen van de Gezinsbond in het najaar plaatselijk acties voeren om knelpunten bekend te maken en de lokale politici aan te sporen om hun beleid meer op het gezin af te stemmen. De evolutie van de campagne is ook te volgen op Facebook onder ‘Samen voor een gezinsvriendelijke gemeente’ en op www.gezinsbond.be. ann lobijn
nix
Lokaal I 15 februari 2012 I 11
de keus
Wat verandert BBC voor raadsleden?
De beleids- en beheerscyclus, kortweg BBC. De term duikt steeds meer op in literatuur en vormt ook steeds meer het onderwerp van informatiemomenten en opleidingen. Voorlopig zijn deze voornamelijk gericht op secretarissen en ontvangers. Maar in de volgende beleidsperiode wordt BBC een integraal deel van het bestuurlijk werk. Wat is BBC en wat ondervinden raadsleden ervan? tekst ellen ruelens beeld bart lasuy
O
p 25 juni 2010 keurde de Vlaamse regering de uitvoeringsbesluiten ‘De beleids- en de beheerscyclus van de gemeenten, de OCMW’s en de provincies’ goed. Vanaf 1 januari 2014 treden alle bepalingen omtrent strategisch management uit het Gemeentedecreet in werking. De essentie van dit BBC-besluit is de kwaliteit van de beleidsrapporten (het strategisch meerjarenplan, het budget en de rekening) te verbeteren zodat het voor de gemeenteraadsleden mogelijk wordt om het beleid te sturen en te beoordelen op basis van hoogwaardige prestatie-informatie (doelstellingen, actieplannen, acties). BBC belooft dus het werk van de raadsleden gemakkelijker te maken. Maar wat verandert BBC in hun dagelijks werk? Hoe kan BBC helpen bij hun taken? Mentale ommezwaai Voor het schepencollege betekent BBC een ware mentaliteitswijziging, vanwege de invoering van strategisch management die ermee verweven is. Vroeger lag de nadruk bij de budgetopmaak van lokale besturen op de middelen. De centrale vraag was: welke middelen gaan we dit jaar uitgeven en waaraan zullen we die besteden? Wat het bestuur daarmee wilde bereiken werd vaak niet in vraag gesteld. Dit verandert grondig. In de toekomst moeten lokale besturen zich
12 I 15 februari 2012 I Lokaal
bij het begin van de legislatuur afvragen: waar staan we voor en waar willen we naartoe? Dan moeten ze nadenken over welke doelstellingen ze moeten realiseren om deze bestemming te bereiken. (Van bij het begin van de beleidscyclus moet wel rekening worden gehouden met de financiële ruimte van het bestuur.) Zodra de doelstellingen vastliggen, moeten ze actieplannen uitwerken die ze tijdens hun bestuursperiode wil-
tofinancieringsmarge op het einde van de planningsperiode. De evenwichtsregels worden strenger, met als doelstelling na te gaan of een lokaal bestuur de geplande investeringen wel kan dragen. Daarbij is het de bedoeling dat het eerst tracht deze te financieren vanuit reguliere ontvangsten en pas daarna op zoek gaat naar externe financieringsbronnen. Een lokaal bestuur mag dus niet langer lenen in functie van specifieke investeringen maar wel in functie van een efficiënt thesauriebeheer. Dit betekent voor het schepencollege een heel andere en vooral strengere manier van werken. Beleidsrapporten wijzen de weg Voor de raadsleden verandert BBC ook veel. De oude begroting is steevast een klepper van formaat. Een raadslid moet al bijna boekhouder zijn om zich een
Met BBC worden lokale besturen verplicht strategisch te denken en te handelen. De budgetbesprekingen zouden dus heel anders moeten verlopen dan vroeger. len uitvoeren om deze doelstellingen te realiseren. Pas daarna komen de budgetten aan bod. Kortom, lokale besturen worden verplicht strategisch te denken en te handelen. De budgetbesprekingen zouden dus, in theorie althans, heel anders moeten verlopen dan vroeger. Dubbel financieel evenwichtscriterium Ook de nieuwe regels voor het financiële evenwicht leiden tot grote veranderingen voor het schepencollege. BBC voert een dubbel evenwichtscriterium in met jaarlijks een verplicht positief resultaat op kasbasis en een positieve au-
weg te banen tussen de vele begrotingsartikelen met hun functioneel-economische codes. Daardoor beperken de vragen tijdens de budgetbespreking op de gemeenteraad zich meestal tot opmerkingen à la ‘Waarom wordt er dit jaar 1000 euro meer subsidie gegeven aan die culturele vereniging?’. Dit behoort na de invoering van BBC voorgoed tot het verleden. BBC houdt in dat er beleidsrapporten worden geproduceerd die beleidsinformatie van goede kwaliteit bevatten. Deze rapporten moeten het de raadsleden mogelijk maken op hoofdlijnen te sturen. Het gaat niet langer over elk apart begrotingsartikel, maar over
welk beleid het schepencollege wil voeren op lange en korte termijn, over welke doelstellingen het wil bereiken, of over hoeveel geld uit de algemene middelen er per beleidsdomein wordt besteed. Een raadslid zal dus vanaf de invoering van BBC een pak minder papier ontvangen voor de budgetbesprekingen op de gemeenteraad. De nadruk ligt niet langer op kwantiteit, maar wel op kwaliteit. BBC verplicht een aantal documenten die de budgetbesprekingen op de gemeenteraad heel anders kunnen doen verlopen, namelijk: het strategisch meerjarenplan, het budget, en de toelichtingen. Het strategisch meerjarenplan bestaat uit een strategische en een financiële nota. In de strategische nota staan de prioritaire beleidsdoelstellingen met per jaar de geplande ontvangsten en uitgaven voor de hele planningsperiode. Per beleidsdoelstelling wordt een overzicht gegeven van de actieplannen die tijdens de planningsperiode ondernomen zullen worden. Een raadslid kan dankzij dit document in één oogopslag een zicht krijgen op het beleid op lange termijn. De financiële nota bestaat uit een financieel doelstellingenplan en de staat van het financiële evenwicht. In het financiële doelstellingenplan staan de geplande uitgaven en ontvangsten per beleidsdomein, zowel voor de prioritaire doelstellingen als voor overig beleid. In dit document kunnen raadsleden per beleidsdomein zien in welke mate het gefinancierd wordt met eigen ontvangsten of vanuit de algemene middelen. De staat van het financiële evenwicht is dan weer zeer interessant om in één oogopslag een zicht te krijgen op de financiële situatie van een lokaal bestuur. BBC tracht de transparantie voor raadsleden te verhogen en de staat van het financiële evenwicht is daar het beste bewijs van. Aan het resultaat op kasbasis ziet een raadslid onmiddellijk of er een evenwicht is in eigen dienstjaar en hoeveel van de kasoverschotten van de vorige jaren ingezet zijn om het budget in evenwicht te krijgen. Uit de autofinancieringsmarge kan een raadslid
dan weer direct afleiden of een lokaal bestuur de geplande investeringen wel kan dragen. Vroeger moest het daar een heel boekwerk voor doorworstelen, nu heeft het genoeg aan één tabel. Het budget bestaat uit een beleidsnota en een financiële nota. De beleidsnota omvat een doelstellingennota, een doelstellingenbudget en de financiële toe-
der hoeven te zijn? Nog niet, jammer genoeg. Elk systeem heeft zijn valkuilen, dus ook BBC. Sturen op hoofdlijnen is een goede zaak. Maar de informatie mag ook weer niet te beperkt worden. Raadsleden moeten een goed zicht op het beleid kunnen hebben. De verplichte rapporten zijn hier, zeker in het begin van BBC, onvoldoende voor. Het schepencollege
BBC voert een dubbel evenwichtscriterium in met jaarlijks een verplicht positief resultaat op kasbasis en een positieve autofinancieringsmarge op het einde van de planningsperiode. stand. De doelstellingennota bevat de prioritaire beleidsdoelstellingen uit het meerjarenplan voor dat jaar met actieplannen, acties, uitgaven en ontvangsten. Het doelstellingenbudget bevat per beleidsdomein de geplande uitgaven en ontvangsten, zowel voor het totaal van prioritaire doelstellingen als voor het totaal van overig beleid. De financiële toestand geeft informatie over het resultaat op kasbasis en de autofinancieringsmarge voor het komende jaar. De financiële nota bestaat uit een exploitatie-, een investerings- en een liquiditeitenbudget. BBC legt het lokale bestuur bovendien op allerlei toelichtingen ter beschikking te stellen. Deze vormen niet het onderwerp van goedkeuring door de gemeenteraad, maar bieden wel een schat aan informatie. Zo is er een overzicht van de evolutie in de fiscaliteit: als het schepencollege van plan is in de komende drie jaar een belastingverhoging door te voeren, moet dat in dit document zichtbaar zijn. Er is ook een overzicht van de financiële risico’s: als het schepencollege de begroting wat opgesmukt heeft door bijvoorbeeld de ontvangsten wat hoog te ramen, moet dit in dit document tussen de regels gelezen kunnen worden. Sturen op hoofdlijnen Is BBC dan het perfecte systeem waarmee de raadsleden echt op hoofdlijnen kunnen sturen zonder dat ze boekhou-
moet streven naar een goed evenwicht tussen de rapporten die op de raad worden uitgedeeld en de toelichtingen die digitaal ter beschikking staan. Het is ook een goed idee bijkomende rapporten te maken boven op de verplichte. Op die manier kunnen raadsleden toch voldoende informatie hebben om het beleid op hoofdlijnen te sturen en te beoordelen. De output van de beleidsrapporten kan ook maar zo goed zijn als de input die aan de basis ervan ligt. Dit betekent dat BBC er op zich niet voor zal zorgen dat raadsleden beschikken over goede informatie. Dit moet een lokaal bestuur zelf doen. Het moet de doelstellingen ambitieus en SMART formuleren, voorzien van voldoende context. Het is er zelf verantwoordelijk voor dat de gegevens in de verplichte rapporten van goede kwaliteit zijn. Stijlbreuk BBC verandert veel: er wordt begroot op prestatiebasis, het onderscheid tussen gewone en buitengewone dienst valt weg, het financieel evenwicht wordt heel anders bepaald, de ontvangsten en uitgaven worden opgedeeld in exploitatie, investeringen en andere. Dit maakt het heel moeilijk te vergelijken met vroeger, terwijl dat toch noodzakelijk is om de evolutie in bijvoorbeeld de schuld te bewaken. BBC vormt op dat vlak echt een stijlbreuk. Toch is vergelijken met
Lokaal I 15 februari 2012 I 13
de keus
lokale verkiezingsraad
cijfers van voor BBC niet onmogelijk. Het schepencollege kan hier inspanningen leveren, zowel voor zichzelf om te kunnen monitoren als voor de raadsleden om de transparantie te verhogen. Is BBC nu onmiddellijk verteerbaar voor raadsleden zonder financiële achtergrond? Neen, in het begin is dit zeer moeilijk. Als een lokaal bestuur nog niet ver stond met de uitvoering van de bepalingen van het Gemeentedecreet die eind 2007 in werking traden, zal het voor raadsleden moeilijk zijn om naar dit doelstellingendenken te switchen. Als het wel al een sterke traditie met beleidsplanning heeft opgebouwd, zijn raadsleden dit al wel gewend. Maar zelfs dan zal BBC een omwenteling zijn. Iedereen is immers net de huidige indeling van beleidsdomeinen met bijhorende doelstellingen gewend. In het BBC-verhaal is het moeilijk te achterhalen hoe de nieuwe indeling van beleidsdomeinen tot stand is gekomen, hoe ze zich verhouden tot het vorige systeem en welke doelstellingen onder welk beleidsdomein vallen. Dit komt doordat de structuur van beleidsdoelstellingen, actieplannen en acties tegenover de structuur van beleidsdomein, beleidsvelden en beleidsitems staat. Ze zijn voorlopig nog niet afgestemd op elkaar. Ook de financiële kant van BBC is zeker in het begin niet gemakkelijk om te interpreteren. Zo zullen raadsleden een negatief resultaat op kasbasis of autofinancieringsmarge wijten aan een ongezond financieel beleid van het schepencollege, terwijl het college naar het nieuwe systeem zal wijzen. Alles wordt immers anders berekend en de nieuwe werkwijze is nog niet ingeburgerd. Elk jaar zullen de cijfers verder geoptimaliseerd kunnen worden omdat een lokaal bestuur het systeem beter onder de knie krijgt, maar de discussie zal nog een tijdlang terugkeren tijdens budgetbesprekingen. Het schepencollege zal BBC soms gebruiken als rookgordijn, terwijl de oppositie de hiaten in dit systeem soms als munitie zal gebruiken. De waarheid zal zoals steeds in het midden liggen. Als BBC een aantal jaren in voege is, zal blijken wie er gelijk had. De eerste rekeningen zullen dus cruciaal zijn. Wanneer de hindernissen overwonnen zijn, zal dit nieuwe systeem zowel de transparantie als de kwaliteit van de budgetbesprekingen in het schepencollege en de gemeenteraad gevoelig verhogen.
Moet men een politieke partij oprichten om aan de verkiezingen te kunnen deelnemen?
Ellen Ruelens is sinds 2006 gemeenteraadslid voor SP.A
Het volstaat dat u een lijst met een of meer namen van kandidaten indient volgens de vermelde voorwaarden (zie Lokale Raad van 16 november 2011) om deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen. In feite bent u, eventueel samen met medekandidaten, op dat ogenblik al een politieke partij. Een politieke partij is immers een feitelijke vereniging van natuurlijke personen. U kunt wel beslissen om aan die vereniging eventueel rechtspersoonlijkheid te geven (bijvoorbeeld door een vzw op te richten). Op de voordrachtsakte staat de naam van de lijst. Die bestaat uit ten hoogste achttien tekens. Welke tekens toegelaten zijn, wordt vastgelegd in een besluit van de Vlaamse Regering. Bij de voordracht van kandidaten die een beschermde lijstnaam en een gemeenschappelijk volgnummer gebruiken, moet een getuigschrift worden gevoegd van de nationale voorzitter van de politieke formatie of van de door hem gemandateerde.
Beschermde lijstnaam De bedoeling van een beschermde lijstnaam is te vermijden dat kandidaten zouden opkomen onder de naam van een bestaande, meestal goed bekende partij, zonder dat ze daar een band mee hebben. Elke politieke formatie in het Vlaamse Parlement die door ten minste drie leden vertegenwoordigd is, kan een voorstel indienen om de lijstnaam te beschermen die ze wil vermelden in de voordrachten van kandidaten en om een gemeenschappelijk volgnummer te krijgen. Ten minste drie Vlaamse parlementsleden van de politieke formatie die de lijstnaam zal gebruiken, moeten het voorstel tot bescherming van de lijstnaam ondertekenen. Een parlementslid mag maar één enkel voorstel ondertekenen. Het voorstel tot bescherming van de lijstnaam wordt op dinsdag 4 september 2012, tussen 10.00 en 12.00 uur, aan de Vlaamse Regering (of haar gemachtigde) overhandigd door een parlementslid dat het voorstel mee heeft ondertekend. De beschermde lijstnamen krijgen, via loting, een gemeenschappelijk volgnummer. Kartels gebruiken het gemeenschappelijke volgnummer van de partij die het eerst voorkomt op de stembrief. Onder bepaalde voorwaarden kan een politieke partij in het Vlaamse Parlement het verbod vragen om een bepaalde lijstnaam te gebruiken omdat die al eerder werd gebruikt. De beschermde lijstnamen met de gemeenschappelijke volgnummers en de verboden lijstnamen verschijnen in het Belgisch Staatsblad.
Naam en nummer van een lokale lijst Nadat de kandidatenlijsten volledig zijn afgesloten, houdt de voorzitter van het gemeentelijk hoofdbureau een speciale loting om de volgnummers toe te kennen aan de lijsten zonder gemeenschappelijk volgnummer. De nummers die bij deze loting worden toegekend, beginnen bij het nummer dat onmiddellijk volgt op het laatste nummer dat werd toegekend bij de loting voor de lijsten met een gemeenschappelijke volgnummer. Eerst wordt een volgnummer toegekend aan de volledige lijsten, vervolgens aan de onvolledige lijsten. Zie artikel 61-63, 66 en 71 van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet.
in BBC-pioniergemeente Geel. Bij het provinciebestuur van Antwerpen is ze expert strategiemanagement en binnenkort projectleider BBC (info: www.ellenruelens.be)
14 I 15 februari 2012 I Lokaal
Stuur uw vragen over de gemeenteraadsverkiezingen naar marian.verbeek@vvsg.be of gemeenteraadsverkiezingen@vvsg.be
de keus
Een raadslid zit de gemeenteraad voor Lubbeek en Wielsbeke, er zijn makkelijkere gemeenten om gemeenteraadsvoorzitter te zijn. Toch is het voor Ann De Martelaer en Carlos Verbrugghe een goede zaak dat het voorzitterschap in handen is van een raadslid. ‘De burgemeester is niet neutraal, hij moet zichzelf verdedigen. Wij moeten niemand verdedigen.’ tekst bart van moerkerke beeld gfs
H
et Gemeentedecreet opende de mogelijkheid om bij het begin van de vorige legislatuur, in 2007, een gemeenteraadsvoorzitter aan te duiden die niet de burgemeester is. In ongeveer een derde van de Vlaamse gemeenten neemt sindsdien een raadslid de functie van voorzitter op. Een van hen is Carlos Verbrugghe. Hij leidt de gemeenteraad in het West-Vlaamse Wielsbeke. Carlos Verbrugghe is al sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw actief in de gemeentelijke politiek, achter de schermen en twaalf jaar als OCMWraadslid. Vijf jaar geleden maakte hij zijn intrede in de gemeenteraad, onder moeilijke omstandigheden. Twee grote blokken haalden even veel zetels, beide hadden de ene zetel van het Vlaams Belang nodig om aan een meerderheid te komen. Een patstelling die werd doorbroken door de overstap van een raadslid van de huidige oppositiepartij WDV naar CD&V/N-VA zodat die aan een volstrekte, zij het krappe meerderheid van tien zetels tegen negen. ‘De burgemeester bood me de functie van gemeenteraadsvoorzitter aan, ik was daar heel gelukkig mee. Ik was dan wel nieuw in de gemeenteraad maar ik kende bijna alle leden. Toch was en is het nog altijd niet makkelijk om de raad in goede banen te leiden. Bij de oppositie zit de frustratie over wat vijf jaar geleden gebeurd is, nog altijd zeer diep. Daar komen conflicten van tijdens de raad. Met de steun van het college en met behulp van het huishoudelijk reglement probeer ik dan de gemoederen te bedaren.’
Vergadertechnieken Ook in Lubbeek is er sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 geen sprake van rust. De paarse coalitiepartners verloren hun krappe meerderheid in 2009 en zochten steun bij oppositiepartij Groen. Er werd een nieuw bestuursakkoord gemaakt, de twee raadsleden van Groen steunen paars vanuit de oppositie.
Martelaer krijgt van het college sterk afgenomen. ‘Vroeger kreeg ik op voorhand de agenda van het schepencollege zodat ik kon volgen waar het mee bezig was. Ik werd ook regelmatig uitgenodigd om een interne vergadering bij te wonen. Nu is dat niet meer het geval. Het is soms moeilijk om voldoende op de hoogte te zijn om de vergadering voor te zitten. Ik kijk op voorhand de dossiers in en ga natuurlijk naar de gemeenteraadscommissies. Ik moet vaak vaststellen dat de dossiers onvoldoende voorbereid zijn waardoor ik ze soms niet laat agenderen. Ik verwacht dat op de gemeenteraad antwoorden komen op de vragen die in de commissies gesteld zijn. Die antwoor-
Carlos Verbrugghe: ‘Ik leid de vergadering. Daardoor kunnen de schepenen en de burgemeester tijdens de vraagstelling hun antwoord beter voorbereiden.’ Met Ann De Martelaer levert de partij sinds september 2010 ook de gemeenteraadsvoorzitter. Maar intussen zetelen twee schepenen als onafhankelijke en is het bij elke stemming afwachten hoe zij zullen stemmen. ‘Ik zit al heel lang in de politiek. Ik werd voor het eerst verkozen in 1994. Toen ik Magda Aelvoet opvolgde als Vlaams parlementslid heb ik mijn zitje in de gemeenteraad opgegeven. Tot ik in 2007 weer in de raad kwam. Vanuit mijn professioneel leven heb ik heel veel ervaring in het leiden van vergaderingen maar de gemeenteraad is de moeilijkste. Ik moet al mijn kennis van vergadertechnieken in de weegschaal leggen om de raad ordentelijk te laten verlopen. Het spel wordt niet altijd correct gespeeld.’ Sinds de twee schepenen als onafhankelijke zetelen, is de steun die Ann De
den worden nu op het intranet geplaatst, wat al een hele vooruitgang is. Het gebeurt ook dat de schepenen niet meteen kunnen ingaan op de vragen tijdens het vragenkwartiertje op de gemeenteraad. Ook die antwoorden moeten tegen de volgende zitting gegeven worden en komen op het intranet.’ In Wielsbeke kan Carlos Verbrugghe wel rekenen op de volle steun van zijn partijgenoten die het college vormen. ‘Maandelijks overloop ik met het college de voorgestelde punten. We kijken of de dossiers in orde zijn en versturen de agenda van de zitting naar de raadsleden. In de fractie komen die punten uitgebreid aan bod. Ik kan ook altijd bij de gemeentesecretaris terecht voor verduidelijking. Ik ben gegroeid in mijn rol als voorzitter. In het begin was ik on-
Lokaal I 15 februari 2012 I 15
de keus
wennig, nu leid ik de vergadering zelfverzekerd.’ Aandacht voor de oppositie Een gemeenteraadsvoorzitter moet zich neutraal opstellen, dat wil zeggen dat hij of zij zich niet of nauwelijks kan profileren als raadslid. ‘Ik probeer altijd voldoende aandacht te geven aan de oppositie,’ zegt Carlos Verbrugghe. ‘Mijn partijgenoten vinden zelfs dat ik daar soms te ver in ga.’ Voor Ann De Martelaer is dat een nog moeilijker evenwichtsoefening want zij maakt deel uit van de oppositie. ‘Als gewoon raadslid kon ik me uiteraard via
Dan vraag ik of er tussenkomsten zijn. Ik probeer die te bundelen: een fractie werpt al haar vragen op, daarna is het aan de schepenen om meer duidelijkheid te scheppen. Het gebeurt dat ik iemand het woord niet meer geef omdat hij of zij voortdurend wil tussenkomen en echt een stoorzender is.’ Ondanks de moeilijke situatie in de raad vinden beide voorzitters het een goede zaak dat het niet langer de burgemeester is die de vergadering leidt. ‘Toen de burgemeester voorzitter was, kreeg hij veel steun van de secretaris die de facto vaak de zitting leidde,’ verduidelijkt Carlos Verbrugghe. ‘Nu notu-
Ann De Martelaer: ‘Ik moet al mijn kennis van vergadertechnieken in de weegschaal leggen om de raad ordentelijk te laten verlopen.’ mijn tussenkomsten veel meer profileren dan nu. Dat was plezanter. Nu kom ik niet meer aan de bak. Gelukkig hebben we twee zetels en brengt mijn fractiegenoot het standpunt van de partij naar voren, maar we zijn toch minder zichtbaar in de gemeenteraad. Ik modereer. Ik leid een punt in en geef dan het woord aan de schepen of het raadslid.
toekomsten voor economie
16 I 15 februari 2012 I Lokaal
leert de secretaris, hij is een toeschouwer. Ik leid de vergadering. Dat maakt dat de schepenen en de burgemeester tijdens de vraagstelling hun antwoord beter kunnen voorbereiden.’ Ann De Martelaer vult aan: ‘De burgemeester is te veel betrokken. Als iemand tussenkomt, moet hij zichzelf verdedigen. Ik moet niemand verdedigen. En als oppo-
toekomsten voor vrijetijdsbeleid
sitieraadslid heb ik het voordeel dat ik de schepenen ook op hun verantwoordelijkheid kan wijzen of meer uitleg kan vragen. Maar de functie vraagt veel: er gaat veel tijd in het voorbereiden van de vergadering, ik moet vaak naar het gemeentehuis om stukken te tekenen.’ Cursus gespreksleiding Ann De Martelaer raadt toekomstige gemeenteraadsvoorzitters aan een cursus gespreksleiding te volgen. ‘Alles wat je op de cursus leert, heb je nodig in de gemeenteraad. Als ik professioneel niet veel vergaderingen zou leiden, zou ik de functie van gemeenteraadsvoorzitter niet willen opnemen. Na elke gemeenteraad ben ik doodop.’ Voor Carlos Verbrugghe is een goede verstandhouding met alle raadsleden, met de secretaris en de ambtenaren cruciaal. Ook kennis van het huishoudelijk reglement is onontbeerlijk. ‘Mijn grootste zorg is te voorkomen dat de zitting een praatcafé wordt. Raadsleden die door elkaar praten, voortdurende onderbrekingen en opmerkingen, dat zijn de zaken die een goed verloop van de vergadering onmogelijk maken. Een voorzitter moet rust brengen, met een dosis gezond verstand, gedrevenheid en durf.’
Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal
toekomsten voor duurzame ontwikkeling
praktijk- en inspiratieboek voor flankerend onderwijsbeleid
Verder zijn er meer schoolgebonden thema’s als kleuterparticipatie, taalbeleid, spijbelen en leerplichtcontrole, onderwijskosten, ouderbetrokkenheid, huiswerkbegeleiding. U vindt in dit boek de nodige knowhow om een flankerend onderwijsbeleid op maat op te starten. En u verneemt hoe de gemeente ook als actor kan werken aan een stimulerende leeromgeving. Uiteraard is de invalshoek netoverschrijdend. Een gemeente draagt immers zorg voor alle lerenden, ongeacht het onderwijsnet waarin ze school lopen.
Ap
•
U vindt er kaderteksten, onderzoek, goede praktijk en handige referenties. Alle aspecten van samenwerking met het lokale onderwijsveld passeren de revue: kinderopvang, opvoedingsondersteuning, brede school, mobiliteit, preventie-, milieu-, gezondheids-, cultuur- en vrijetijdsbeleid, leren en werken, internationale samenwerking.
G
De VVSG maakt de mogelijkheden van zo’n ondersteunend netwerk zichtbaar door het publiceren van een praktijkboek.
Gids voor ankerend onderwijsbeleid
VS -V
Het flankerend onderwijsbeleid van een ‘lerende gemeente’ mobiliseert lokale krachten om volwaardige leerkansen voor iedereen te realiseren, zelfs vanaf de voorschoolse leeftijd.
t cd-rom
Lerende gemeente
eia olit ©P
Gids voor ankerend onderwijsbeleid
U vindt de vorming van ‘lerende Vlamingen’ van groot belang? U vraagt zich af hoe uw gemeente een stimulerende omgeving kan zijn voor iedere inwoner: van piepjong tot niet meer zo jong, oude of nieuwe Belg, handig of creatief, leerplichtig of niet meer? Het onderwijs alleen slaagt er helaas niet in om voor ieder een hefboom te zijn naar een kansrijk bestaan. Erger zelfs: de sociale lift blijft er steken.
Lerende gemeente
LERENDE GEMEENTE Gids voor flankerend onderwijsbeleid
+
me
SPECIFICATION D
ril
20 10
Lerende gemeente Gids voor ankerend onderwijsbeleid
NIEUW IN LERENDE GEMEENTE Lerende gemeente werd recent aangevuld met onder meer de volgende onderwerpen: - de nadelen van een hiërarchisch onderwijssysteem - leerlingenparticipatie en lokaal onderwijsbeleid - de rol van gemeenten en scholen in het omgaan met rondhangende jongeren - de realisaties van het ‘Strategisch Plan Geletterdheid Verhogen’ - de stand van zaken in het DKO
✁
Bestelkaart Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be
Ja, ik bestel
....... ex. van Lerende gemeente – Gids voor flankerend onderwijsbeleid (incl. cd-rom) **, isbn 978-2-509-00598-4, prijs VVSG-leden 64 euro *, niet-leden 74 euro * Bij het boek hoort een cd-rom met een uitgebreid pakket aan aanvullende documenten. Mijn bestuur is lid van de VVSG: ❏ Ja ❏ Neen
Bestuur/Organisatie: ........................................................................................................................... Naam: ................................................................................................................................................. Functie: ............................................................................................................................................... E-mail: ................................................................................................................................................. Tel.: ..................................................................................................................................................... Adres: ................................................................................................................................................. BTW: ................................................................................................................................................... * Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Consulteer www.politeia.be voor actuele prijzen. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzageen correctierecht. ** Het betreft hier een losbladige publicatie met abonnementsformule. De bijwerkingen worden u automatisch toegezonden tegen 0,55 euro/blz en (update cd-rom 29 euro) dit tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement.
Datum en handtekening
bestuurskracht interview Patriek Delbaere
Onderwijs blijft een kerntaak van de gemeente ‘Het gemeentelijk onderwijs heeft enkele wezenskenmerken die andere netten niet hebben. Een ervan is dat het heel dicht bij de burger staat. De schepen, het college, de gemeenteraad zijn publiek aanspreekbaar. Inrichtende machten van andere netten zijn veelal onzichtbaar.’ Dat zegt Patriek Delbaere, directeur van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG). Voor hem blijft onderwijs organiseren een kerntaak van de gemeente, ook in financieel moeilijke tijden. tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere
Het filmpje met Patriek Delbaere vindt u op www.vvsg.be.
263 gemeenten in het Vlaamse en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest organiseren onderwijs: basisonderwijs, secundair onderwijs, deeltijds kunstonderwijs, volwassenenonderwijs, centra voor leerlingenbegeleiding of combinaties hiervan. ‘Dat is historisch gegroeid, het eerste openbaar basisonderwijs in België was een opdracht van de gemeente,’ verduidelijkt OVSG-directeur Patriek Delbaere. ‘Maar naast die historische context heeft een gemeente nog veel redenen om onderwijs te organiseren. Zeker het basisonderwijs is sterk lokaal verankerd. Kinderen van 2,5 tot twaalf jaar lopen doorgaans school in de eigen buurt of gemeente. Verder is onderwijs een collectief goed waarop iedere burger recht heeft. De overheid heeft de grondwettelijke plicht om dat recht te garanderen. Natuurlijk is er het vrij onderwijs dat sterk is uitgebouwd en het gemeenschapsonderwijs, maar het gemeentelijk onderwijs heeft toch extra troeven. Het is een openbare dienst die openstaat voor elke burger, voor elke levensbeschouwing. Het wordt rechtstreeks aangestuurd door de schepen en staat dus heel dicht bij de burger. De schepen, het college, de gemeenteraad zijn publiek aanspreekbaar
18 I 15 februari 2012 I Lokaal
en democratisch verkozen. Voor andere netten is het lang niet zo duidelijk wie de inrichtende macht is en waar die zit. Ze staat verder af van de lokale context en is veelal onzichtbaar. Bovendien blijkt uit onderzoek dat het gemeentelijk onderwijs er het best in slaagt ook een ander grondwettelijk principe te vervullen, dat van de kosteloosheid van het onderwijs. Het gemeentelijk onderwijs is het sterkst kostenbeheersend voor de kinderen en hun ouders. En eigenlijk is het logisch dat een gemeente onderwijs organiseert. Ze laat zich met haar inwoners in van de geboorte tot de dood via kinderopvang, vrijetijdswerking, sportbeleid, ouderenzorg enzovoort. Het zou vreemd zijn dat ze onderwijs niet tot haar kernopdrachten zou rekenen.’ 263 gemeenten organiseren onderwijs. Hoe evolueert dat aantal? ‘Sinds de jaren negentig is er een continue groei. Ook het OVSG heeft daar een rol in gespeeld met de oprichting van onze pedagogische begeleidingsdienst in 1990. De centrale ondersteuning aan de gemeentescholen is sindsdien veel sterker geworden en dat heeft ze
‘Een gemeente laat zich met haar inwoners in van de geboorte tot de dood via kinderopvang, vrijetijdswerking, sportbeleid, ouderenzorg enzovoort. Het zou vreemd zijn dat ze onderwijs niet tot haar kernopdrachten zou rekenen.’
Lokaal I 15 februari 2012 I 19
bestuurskracht interview Patriek Delbaere
een nieuw elan gegeven. Het algemene kwaliteitsniveau van het stedelijk en gemeentelijk onderwijs is zeer goed. Dat blijkt ook uit de resultaten van de OVSG-toets voor het basisonderwijs. Die toets brengt alle talenten van de leerlingen in kaart: talen en wiskunde, maar ook bijvoorbeeld muzische talenten, creativiteit, technische vaardigheden, zelfs fietsbehendigheid. Het onderwijs van de toekomst gaat over het vinden van een evenwicht tussen weten, kunnen, doen en de attitude om op een positieve manier in het leven te staan.’ Hoe kijkt u naar de toegenomen concurrentie tussen het gemeentelijk en het vrij onderwijs? ‘We hadden lange tijd een modus vivendi waarbij de gemeentelijke lagere school zich richtte tot de jongens, en de vrije inrichtende macht het kleuteronderwijs en de lagere meisjesschool organiseerde. Sinds de invoering van het gemengd onderwijs is de concurrentie inder-
‘Het onderwijs van de toekomst gaat over het vinden van een evenwicht tussen weten, kunnen, doen en de attitude om op een positieve manier in het leven te staan.’ daad toegenomen. Dat is niet per definitie een slechte zaak. Ouders kunnen kiezen voor de beste school of voor de school die het best bij hun kind past. Er zijn verschillen in filosofie, in cultuur, in methodieken en het is goed dat ouders die keuze in hun eigen gemeente kunnen maken. Natuurlijk is er niet in elke gemeente plaats voor twee scholen van goede kwaliteit, dan wint een van de twee het pleit.’ Onderwijs organiseren kost geld. Vreest u de impact van de crisis op het gemeentelijk onderwijs? ‘Elk beleid kost geld. Wanneer een schepen mij zegt dat het onderwijs duur is, dan vraag ik de rekening eens te maken. Onderwijs is de enige sector waar de lonen van het pedagogisch en administratief personeel volledig worden gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Verder zijn de werkingsmiddelen in het basisonderwijs onder minister Vandenbroucke met een kwart gestegen. Voor een basisschool moeten ze volstaan om een hoogstaande pedagogische werking te garanderen. Wat rest is de infrastructuur. Voor een basisschool krijgt de gemeente zeventig procent terugbetaald, al moet ze geduld oefenen. Behalve de welzijnssector zijn er geen andere sectoren die zo’n toelage krijgen. De gemeente moet dus dertig procent bijpassen. Dat is nog altijd een grote investering. Vandaar mijn pleidooi om bij nieuwbouw het concept van brede school mee te nemen. Denk van in de conceptfase na hoe je van de school een
20 I 15 februari 2012 I Lokaal
multifunctioneel gebouw kunt maken dat bij wijze van spreken dag en nacht beschikbaar is voor de burger. Combineer de school met de bibliotheek, het cultuurcentrum, de sporthal. In Brasschaat is er zelfs een combinatie met woningen. Als de buurt veroudert, moet de school misschien gedeeltelijk een andere invulling krijgen. Die flexibiliteit is een pluspunt dat de gemeente ter beschikking heeft omdat ze een geïntegreerd beleid voert. Een andere inrichtende macht is enkel bezig met onderwijs, een gemeente kan veel flexibeler met de schoolinfrastructuur omgaan. soms wordt ze hierbij afgeremd door de sociale voordelen die haar verplichten voor andere onderwijsverstrekkers hetzelfde te doen.’ De organisatie van het deeltijds kunstonderwijs weegt wel nog steeds zwaar op het gemeentelijk budget. Bent u het daarmee eens? ‘Voor de gebouwen van het deeltijds kunstonderwijs is er geen Vlaamse subsidie, de gemeenten moeten bijpassen voor de administratieve en de toezichtstaken in de academie, en de werkingstoelagen volstaan niet. De gemeenten leveren dus een zeer grote financiële inspanning. Maar als zij die verantwoordelijkheid niet hadden genomen, dan hadden we nu niet het unieke deeltijds kunstonderwijs dat veel omringende landen ons benijden. Zowel kwalitatief als kwantitatief doen we het zeer goed. Gemeenten organiseren 92 procent van de goed 150 academies. Het kunstonderwijs is een sterk punt voor het lokale beleid. Maar ik begrijp dat de gemeenten meer Vlaamse ondersteuning vragen. En ook hier moeten ze naar samenwerkingsvormen zoeken. Een academie kan een toegevoegde waarde zijn voor het lokale culturele leven, voor het cultuurcentrum. Misschien kan ze contractonderwijs aanbieden aan basis- of secundaire scholen. Die hebben vaak niet de specialisten en de infrastructuur om goede muzische en creatieve vorming te organiseren in hun school. Ze huren die dikwijls in bij gezelschappen of musea maar misschien ligt de oplossing veel dichter bij de deur, in de academie. Zottegem organiseert in de academie cultuurklassen voor alle basisscholen in de ruime omgeving. In plaats van op zee- of bosklas te gaan, komen de leerlingen van het leerplichtonderwijs van verschillende netten gedurende een week op cultuurklas in de academie. Ze worden begeleid door de leerkrachten van de academie.’ Welke rol spelen gemeenten nog in het secundair onderwijs? ‘Daar zijn we een nichespeler. Antwerpen en in mindere mate Gent hebben een ruim aanbod, hier en daar zijn er gemeenten met een beperkt aanbod. Meestal gaat het dan over de duurdere studierichtingen, zoals
nijverheidstechnische opleidingen. Anderen namen in het verleden geen initiatief en dan deed de gemeente het maar zelf. Die scholen hebben vaak een regionale functie. Het is niet altijd vanzelfsprekend voor een gemeente om daarin te blijven investeren.’ Is het secundair onderwijs nog wel een taak voor de gemeenten? ‘Als je Antwerpen en Gent buiten beschouwing laat, moeten wij ons dat inderdaad afvragen. Daar staat tegenover dat we moeten uitkijken voor een verschraling van het onderwijslandschap want nu al is het secundair onderwijs voor driekwart in handen van de vrije inrichtende macht. En als een gemeente sommige studierichtingen niet meer organiseert, zal wellicht niemand het nog doen.’ In het openbaar onderwijs zijn ook de provincies en de Vlaamse gemeenschap nog actief. Is dat niet van het goede te veel? ‘Tijdens het kerntakendebat met de provincies en Vlaanderen lag het voorstel ter tafel dat het openbaar basisonderwijs de taak zou zijn van de gemeente. Dat zou het landschap een stuk transparanter maken en het zou ook de efficiëntie verhogen, want in sommige gemeenten zitten de drie openbare onderwijsverstrekkers op een zakdoek. We blijven erbij dat het openbaar basisonderwijs bij uitstek een gemeentelijke taak is.’ Welke uitdagingen wachten het gemeentelijk onderwijs? ‘We krijgen een steeds diverser leerlingenpopulatie. Er komen meer anderstalige leerlingen naar school, meer kinderen met een verschillende culturele achtergrond, met een andere sociaal-economische achtergrond. Kinderen komen niet meer in zowat gelijke omstandigheden de school binnen: sommigen hebben een grote voorsprong, anderen zitten in een achterstandssituatie. Ook de nieuw samengestelde gezinnen leggen druk op de kinderen en veroorzaken stress. Op al die evoluties hebben we nog niet altijd het beste antwoord gevonden. De onderwijzers zijn niet gewapend om aan die pedagogische, sociologische en soms zelfs therapeutische vragen tegemoet te komen. Moeten we geen andere disciplines in de school binnenbrengen? Logopedisten, maatschappelijk werkers enzovoort.’ Wat wilt u de toekomstige gemeentebesturen en schepenen van onderwijs meegeven? ‘We zaten jarenlang in een tendens van rationaliseren en afbouwen van onderwijsinstellingen. Nu neemt de populatie toe door de stijgende geboortecijfers en door de migratie, en dus hebben we scholen tekort. Elke inrichtende macht zal voldoende plaats moeten creëren
om kinderen onderwijs te bieden. Als we niet investeren in schoolgebouwen, komen er wachtlijsten voor schoolkinderen. Dat moeten we absoluut vermijden. Als de Vlaamse overheid haar verantwoordelijkheid niet neemt en er niet in slaagt de achterstand in de subsidiëring van schoolgebouwen in te halen, zal men bij de lokale overheid aankloppen. Dan hebben we een groot probleem.’ ‘Meer kinderen en meer klassen wil zeggen dat je voldoende leerkrachten moet hebben. De gemeente zal moeten investeren om de schaarse leerkrachten aan
‘Als we niet investeren in schoolgebouwen, komen er wachtlijsten voor schoolkinderen.’ te trekken en ze te houden. De werkomgeving zal interessant moeten zijn, en daar zorg je niet voor vanuit Brussel, dat moet lokaal gebeuren. De gemeente zal veel aandacht moeten hebben voor personeelsbeleid. Om de leerkrachten werkzekerheid aan te bieden zullen dorpsscholen nog meer moeten samenwerken in regionaal verband, in de scholengemeenschappen. Ten slotte moeten we aandacht blijven besteden aan de kostenbeheersing voor de gezinnen.’ Welke rol heeft de schepen van Onderwijs voor de scholen van andere dan het gemeentelijke net? ‘De gemeente is verantwoordelijk voor haar eigen onderwijs en voor een algemeen, geïntegreerd beleid. Voor dat tweede punt moet ze samenwerken met alle scholen op haar grondgebied. De schepen van Onderwijs is op dat moment schepen van alle onderwijsinstellingen. Meestal spreken scholen van andere netten hem aan om financieel bij te springen maar dat kan niet de bedoeling zijn: wie onderwijs organiseert, moet zelf zijn verantwoordelijkheid nemen. De schepen heeft wel een regiefunctie voor alle scholen in de gemeente. Hij moet in overleg met alle onderwijsverstrekkers een gemeenschappelijk onderwijsbeleid uittekenen. Kunnen alle kinderen op een veilige manier naar school? Kan er samengewerkt worden met andere gemeentelijke beleidsdomeinen zoals cultuur? Neemt iedere onderwijsverstrekker ten volle zijn verantwoordelijkheid op het vlak van inburgering? Dit zijn maar enkele voorbeelden van thema’s waar de gemeente en alle scholen elkaar moeten vinden, met de schepen als regisseur.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal www.ovsg.be
Lokaal I 15 februari 2012 I 21
bestuurskracht financieel beleid
Schuldfinanciering met gemeentebons: een goed idee? De financiële crisis maakt de kredietverlening aan lokale besturen minder vanzelfsprekend en ook duurder. Met het grote succes van de staatsbon in het achterhoofd zouden ook gemeenten zich rechtstreeks tot de kleine belegger kunnen richten. Maar is dit echt een alternatief? tekst jan leroy beeld sam gilbert
B
anken moeten sinds de financiële crisis de looptijd van hun activa (kredietverlening) meer afstemmen op die van hun passiva (het aantrekken van spaargelden en financiering via de markt). Omdat banken door het wantrouwen moeilijker langetermijnmiddelen aantrekken, schroeven ze ook hun kredietverlening over tien jaar en meer terug. Lokale besturen lenen net op die lange termijn. Zij ondervinden dus de gevolgen: ofwel krijgen ze geen offertes, ofwel alleen tegen dure voorwaarden. De gemiddelde leningduur van lokale besturen zal de komende jaren dus wellicht korter worden, wat zware budgettaire gevolgen heeft. Banken krijgen ook strengere eigenvermogensverplichtingen opgelegd: in verhouding tot de uitgezette middelen moeten ze een veel grotere kapitaalbuffer aanhouden. Ze kunnen dit organiseren door extra kapitaal te zoeken, of door hun kredietverlening af te bouwen. Bij een gegeven eigen vermogen zijn er dus minder middelen beschikbaar om uit te lenen. Ook leningen aan lokale besturen kunnen hieronder lijden. Verder steeg het wantrouwen in overheidspapier door de Europese schuldencrisis sterk. Ook België ontsnapt er niet aan. Zo bedroeg de rente op de staatsleningen op tien jaar op 9 januari 4,57%, ruim 2% meer dan de marktrente die grote financiële spelers elkaar die dag aanrekenden. Die hoge ‘spread’ treft ook lokale besturen: banken kunnen hun moeilijk een kleinere marge aanrekenen dan de federale staat. Meer wantrouwen tegenover de Belgische Staat kost dus ook de lokale besturen geld.
22 I 15 februari 2012 I Lokaal
Staatsbon De Belgische Staat gaf in november-december 2011 staatsbons uit met een looptijd van drie, vijf en acht jaar. Vooral bij die op vijf jaar bedroeg de opgehaalde som een veelvoud van eerdere uitgiftes. Meteen was er sprake van een sterk signaal aan de financiële markten: als de Belgische Staat daar geen acceptabele
Banken kunnen lokale besturen moeilijk een kleinere marge aanrekenen dan de federale Staat. Meer wantrouwen tegenover de Staat kost dus ook de lokale besturen geld. kredietvoorwaarden meer kreeg, zou hij zich wel financieren bij de bevolking. Bij het grote succes speelde zeker het rendement mee, dat door een daling van de marktrente tijdens de uitgifteperiode steeds aantrekkelijker werd. Verder maakte de wetgever voor die ene staatsbon een uitzondering qua roerende voorheffing (15 in plaats van 21%). Tot slot maakte ontslagnemend premier Leterme zeer actief reclame voor de staatsbon. Vanwege het succes besliste de Belgische overheid ook in 2012 regelmatig schuldpapier voor het grote publiek uit te geven. Daarnaast rees het idee (o.a. vertolkt door burgemeester Verfaillie van Veurne) om het instrument ook in te zetten voor de financiering van gemeenten. Dat gemeenten bij andere instanties dan banken schulden aangaan is niet nieuw. Tot 1980 gaven
advertentie
Antwerpen, Brussel, Gent en Luik regelmatig stadsobligaties uit, waarop burgers konden intekenen. Sinds meer dan tien jaar geven verschillende lokale besturen ook zogenaamde thesauriebewijzen uit, financiële instrumenten met een korte looptijd gericht op institutionele beleggers. Sommige financieringsintercommunales doen dit ook gezamenlijk voor rekening van geïnteresseerde vennoten-gemeenten. BBC Geen enkele wetgeving verbiedt lokale besturen geld op te halen bij het grote publiek. Uiteraard gelden er wel regels. Zo mogen gemeenten en OCMW’s die nog niet in de beleids- en beheerscyclus (BBC) zitten, alleen leningen afsluiten ter financiering van de buitengewone dienst (gemeenten) of van investeringen (OCMW’s). In gemeenten mag de looptijd van leningen ook nooit langer zijn dan de afschrijvingsduur van de investering, al is die regel niet altijd even gemakkelijk toepasbaar. Onder de BBC gebeurt lenen meer in functie van de thesauriebehoeften van het bestuur als geheel, dus ten gevolge van uitgaven en ontvangsten in verband met de exploitatie, de investeringen en andere verrichtingen. Verder moeten gemeenten en OCMW’s aantonen dat ze structureel in evenwicht zijn: op het einde van de planningsperiode moet het verschil tussen de exploitatieontvangsten en -uitgaven (zonder de intresten) groot genoeg zijn om de aflossingen en intresten van leningen te dragen. Dit zet een rem op de schuldexplosie. In principe gelden er strikte regels voor iedereen die effecten voor het grote publiek op de markt brengt, hoofdzakelijk ter bescherming van de kleine spaarder. Zo moeten alle kenmerken van de uitgifte en het effect duidelijk in een prospectus worden beschreven. De Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA) moet die prospectus goedkeuren. Voor de overheid geldt die prospectusverplichting niet, ook niet als ze zich tot het grote publiek richt. Of dit ook voor verwante spelers zoals een autonoom gemeentebedrijf of een intergemeentelijk samenwerkingsverband geldt, is minder duidelijk. Wanneer de betrokken gemeente(n) zich borg stellen voor de uitgifte, geldt de vrijstelling van de prospectusverplichting in ieder geval wel.
VASTGOED VERKOPEN?
070 6 9999 6
realistisch & objectief Online biedingsplatform voor het vastgoed van Overheden, Schenkingen & Faillissementen. Iedereen dezelfde koopkans via vast biedingsproces. Incrementeel bieden via alle wettelijke bemiddelaars. Gegarandeerd “een daad van goed bestuur”!
voordelen Geen kosten voor de verkoper, koper betaalt de fee. Volgens principe “no cure, no pay”. Nooit rouwkosten! Kopers worden juist geïnformeerd en beschikken over voldoende tijd om een bod uit te brengen. Netwerk van bemiddelaars over gans België, met lokale raad & advies van specialisten. Potentiële kopers zitten klaar in de porteuilles van onze bemiddelaars.
partners Alle BIV vastgoedmakelaars & KFBN notarissen.
contacteer ons Bezoek onze website voor meer uitleg en voorbeelden. Voor een voorstelling ter plaatse, een concreet project of extra vragen: verwijzen wij u naar uw specifiek contact-formulier op onze website. Gelieve door-te-klikken op onderstaande knop:
Kosten Gemeentebons genereren uiteraard intresten. De verkrijger betaalt daarop 21% roerende voorheffing. De gemeente of het OCMW (of de instelling waarop het bestuur voor de uitgifte een beroep doet) moet die roerende voorheffing bij de uitbetaling inhouden en aan de fiscus doorstorten. Hoewel een lokaal bestuur geen prospectus hoeft te maken, is de uitgifte van schuldpapier niet gratis. Er zijn kosten om na te gaan of de uitgifte van gemeentebons zinvol is en om het project nadien op poten te zetten. Daarnaast moet het bestuur via een overheidsopdracht een bank of instelling aanstellen voor het administratieve beheer van de uitgifte (inschrijving, digitaal bijhouden van effecten per inschrijver, uitbetaling van rente, doorstorten voorheffing, terugbetaling op eindvervaldag, doorgeven boekhoudkundige verrichtingen aan het bestuur enzovoort). Een
Lokaal I 15 februari 2012 I 23
bestuurskracht financieel beleid
betrouwbare raming van die kosten is op dit ogenblik onmogelijk. Wellicht zullen ze voor een deel vast zijn (dus ongeacht het beoogde bedrag of het aantal intekenaars) en voor een deel variabel. Voor een groot project zijn ze gemakkelijker te dragen dan voor een klein. Dat betekent dat gemeentebons uitgeven voor kleinere besturen wellicht geen goed idee is, tenzij ze de kredietvraag kunnen groeperen. Fijnregeling De uitgifte van gemeentebons moet goedkoper zijn dan een klassieke banklening, maar het rendement moet ten minste even hoog zijn als andere beleggingen met een zelfde looptijd,
Het zal altijd moeilijk zijn om de gemeentebons zo te prijzen dat zowel het bestuur als de belegger er voordeel uit haalt. zoals een termijnrekening of kasbon. Zo bedroeg de rente op een staatslening op vijf jaar op 9 januari 3,72%. We gaan ervan uit dat dit toen ook de kostprijs was van een banklening aan een gemeente op vijf jaar. Diezelfde dag gaven de Belgische grootbanken voor een termijnrekening of kasbon op vijf jaar een rente van 2,45 tot 3%. Besturen die de markt op gaan, moeten dus meer bieden dan die 3%. Maar veel meer kan het ook weer niet zijn, omdat ze ook de uitgiftekosten moeten recupereren. Daarnaast is er de timing: bij een bank kunnen mensen dagelijks kasbons kopen of geld op een termijnrekening plaatsen, tegen de dan geldende voorwaarden. De uitgifte van een gemeentebon vergt voorbereidingstijd. Op een bepaald moment zal de rente moeten worden vastgesteld, ergens tussen de benedengrens (het rendement van gelijkaardige beleggingsproducten) en de bovengrens (de prijs van klassieke bankkredieten). Maar financiële markten zijn wispelturig, en dus kunnen die boven- en ondergrens in de loop van de uitgifteperiode veranderen. Daardoor kan de gemeentebon plots extra aantrekkelijk worden voor beleggers (omdat de marktrente zakt, zoals gebeurde met de laatste staatsbon), maar duur voor het bestuur (want misschien was een banklening dan toch goedkoper geweest), of helemaal niet meer interessant voor beleggers (omdat de marktrente stijgt). Wie een banklening afsluit, bepaalt zelf het te lenen bedrag. De meeste bestekken voor leningen bevatten ook de mogelijkheid dat het bestuur het gegunde volume niet helemaal opneemt. Wie effecten uitgeeft bij het grote publiek, heeft een bepaald bedrag voor ogen, maar kan het minder sterk sturen. Soms blijft het ingezamelde bedrag een eind onder de verwachtingen en moet het bestuur toch elders middelen proberen te vinden. Uiteraard kan het zich indekken tegen een te kleine vraag door vooraf aan een of meer banken te vragen om het niet geplaatste papier zelf in portefeuille te nemen, maar ook tegenover dergelijke garanties staat een prijs van 20 tot 30 basis-
24 I 15 februari 2012 I Lokaal
punten. Ook het omgekeerde is mogelijk. Om te vermijden dat er te veel wordt opgehaald, kan er vooraf een maximumvolume bepaald worden met de mogelijkheid tot vervroegde afsluiting, maar dat bemoeilijkt dan weer de communicatie. Lange termijn Banken zijn dus minder bereid middelen op lange termijn ter beschikking van gemeenten en OCMW’s te stellen. We betwijfelen of de uitgifte van gemeentebons dit oplost. Bij de staatsbons van eind 2011 was er veruit het meest vraag naar bons op vijf jaar. Het is weinig waarschijnlijk dat een gemeente wel particuliere beleggers zou aantrekken voor termijnen van tien jaar en meer, zeker omdat een zogenaamde secundaire markt ontbreekt, een beurs of plaats waar effecten na de uitgifte verder kunnen worden gekocht en verkocht. De secundaire markt voor de Belgische staatsbons is Euronext. Effecten met een goed werkende secundaire markt kennen een iets lagere rente omdat beleggers weten dat ze indien nodig tegen marktvoorwaarden vervroegd kunnen uitstappen. Een goede secundaire markt heeft een voldoende groot volume aan verhandelbare effecten nodig. De Belgische Staat haalt die volumes met de staatsbon, gemeenten niet. Beleggers zitten daardoor dus min of meer vast aan hun effect, en zullen in ruil voor dit nadeel een hogere prijs vragen. Dat verkleint alweer het renteverschil met een klassieke banklening. Discipline Bij een banklening betaalt een gemeente of OCMW regelmatig een deel van het geleende kapitaal terug. Daardoor moet het bestuur hiervoor ook jaarlijks de nodige financiële middelen uittrekken. Obligaties volgen een ander patroon: het zijn zogenaamde ‘bulletleningen’ waarvoor de emittent tijdens de looptijd alleen intresten betaalt en op de eindvervaldag het kapitaal. Besturen die zouden overstappen op gemeentebons, zullen dus gedurende enkele jaren geen of veel minder aflossingen moeten budgetteren, maar andere jaren dan weer zeer veel. Hiermee omgaan vergt budgettaire discipline, gekoppeld aan garanties dat de techniek niet wordt gebruikt om de terugbetaling van effecten bewust naar de volgende legislatuur door te schuiven. Beperkte mogelijkheden Gemeentebons zijn slechts in een beperkt aantal gevallen een volwaardig alternatief voor bankleningen. Het zal altijd moeilijk zijn om een dergelijk instrument zo te prijzen dat zowel het bestuur als de belegger er voordeel uit haalt. Bovendien vreten de vaste kosten de mogelijke rentewinst nog aan. Daarnaast zullen gemeentebons maar zelden een oplossing bieden voor de financieringsbehoeften op lange termijn. Mogelijk kan hier wel iets via intergemeentelijke samenwerking. De volumes worden hoger, waardoor de kosten in verhouding tot het opgehaalde bedrag dalen. Maar ook dan zal er permanent over moeten worden gewaakt dat er geen nieuwe dure structuren worden opgezet. Jan Leroy is VVSG-stafmedewerker financiën
bestuurskracht veiligheidsbeleid
Lossen we alles op met GAS? Het aantal steden en gemeenten dat inbreuken op hun verordeningen en reglementen bestraft met een gemeentelijke administratieve sanctie (GAS) is de voorbije jaren gestaag toegenomen. Niet alleen de gemeenten en politiediensten hebben de voordelen van dit instrument ontdekt, ook de federale en gewestelijke overheden. Er komt ook steeds meer kritiek op de toepassing van GAS in relatie tot mensenrechten, kinderrechten en de persoonlijke levenssfeer. Moet een gemeente alle overlastfenomenen wel tegengaan met boetes? tekst tom de schepper beeld bart lasuy
N
et geen 80 procent van de Vlaamse gemeenten heeft vandaag een politieverordening waarin GAS opgenomen is. Pioniers waren de grotere steden, maar ook meer landelijke gemeenten maken er even anders. De gemeentelijke administratieve sancties bestonden toen in theorie vijf jaar, maar in realiteit konden gemeenten er maar beperkt gebruik van maken. Zowel federale als Vlaamse regelgeving had zelf al sancties geregeld voor alle fenomenen die we als overlast kunnen beschouwen. Hondenpoep en sluikstorten waren strafbaar volgens Vlaamse decreten, graffiti en klein vandalisme waren strafbaar volgens het Strafwetboek. De wetgever had dat begrepen en stelde lijstjes op met fenomenen die de gemeenten zelf mochten bestraffen. Hoe meer depenalisering er kwam, hoe meer mogelijkheden gemeenten kregen om ze op te nemen in de eigen
politieverordening en er een politiestraf of GAS aan te koppelen. Vandaag lijkt er een kantelpunt in de maak te zijn. Lokale besturen moeten in sectorale wetten en decreten gaan snuffelen om er zeker van te zijn of een bepaald fenomeen sanctioneerbaar is met GAS. Op het terrein overheerst soms het gevoel dat gemeenten en politiezones de plaats moeten innemen van andere overheden en justitie. Een vangnet op hogere niveaus en lokaal maatwerk moeten daarom mogelijk blijven. We geven een aantal recente voorbeelden. Administratief of gemengd? Er bestaan drie soorten GAS. De louter administratieve inbreuken (GAS-1) zijn het eenvoudigst toe te passen. Gemeenten hebben de vrijheid te bepalen welke fenomenen ze op hun grondgebied als overlast beschouwen en welke
niet, bijvoorbeeld in een fontein springen of honden zonder leiband laten lopen. Na depenalisering zijn daar onder meer hondenpoep, sluikstorten en graffiti bijgekomen. Andere fenomenen zoals vandalisme en nachtlawaai zijn wel ernstiger (GAS-2), maar voor de parketten zijn ze minder prioritair zodat ze sneller doorgegeven worden aan de gemeenten. Veel gemeenten namen ze daarom op in hun politieverordening en leggen er boetes voor op. De ernstigste fenomenen (GAS-3) zoals winkeldiefstal zitten nog in het Strafwetboek. Die kan een gemeente pas zelf beboeten nadat het parket haar gevraagd heeft die bepalingen in de politieverordening op te nemen. In een aantal gerechtelijke arrondissementen, zoals Mechelen, Kortrijk en Gent hebben de Procureurs des Konings dat ook uitdrukkelijk gedaan. De VVSG is voorstander van een vangnetbepaling in de federale en regionale wetgeving. Gemeenten die dat willen, kunnen zelf beboeten en gemeenten die dat niet willen, laten het parket of de hogere overheid de boetes opleggen. Dat werd ook al geregeld in de milieuwetgeving. Indien gemeenten geen GAS willen opleggen voor bepaalde milieu-inbreuken, moet de Vlaamse milieuadministratie dat zelf doen. Hetzelfde geldt voor sluikstorten langs gewestwegen, het Vlaamse Gewest blijft hiervoor in de eerste plaats bevoegd.
Lokaal I 15 februari 2012 I 25
bestuurskracht veiligheidsbeleid
Is verkleden nog mogelijk tijdens carnaval? In de zomer van 2011 werd het nieuwe ‘verbod op de dracht van gelaatsverhullende kledij’ van kracht. Het biedt een wettelijk antwoord op de problemen die sommige gemeenten (vooral in het Brusselse) ondervonden om gesluierde of gemaskerde personen te identificeren. Sommige politierechters vonden dat tot de lokale autonomie behoren, anderen vonden dat het verbod
Quid met quad? Steden en gemeenten klaagden de voorbije jaren de overlast door zogenaamde quads aan. Die voertuigen hadden tot voor kort geen duidelijk juridisch statuut. Het was daarom moeilijk de schade die ze toebrengen aan landelijke wegen, gevaarlijk rijgedrag of geluidsoverlast van deze voertuigen in de kiem te smoren met wegaanpassingen of verkeersreglementen. De enige oplossing was het gedrag van sommige van die bestuur-
Hoe meer depenalisering er kwam, hoe meer mogelijkheden gemeenten kregen om overlastfenomenen op te nemen in de eigen politieverordening en er een politiestraf of GAS aan te koppelen. Vandaag lijkt er een kantelpunt in de maak te zijn. op zulke kleding een schending van de (godsdienst)vrijheid was. Er kwam een nieuw artikel in het Strafwetboek en een aanpassing van de Nieuwe Gemeentewet om hiervoor GAS-2 toe te passen. Nogal wat gemeenten hadden in hun politieverordening al spelregels opgenomen over het dragen van onder meer maskers op straat. De wetgever verbiedt nu echter volledig dat personen zich op publiek toegankelijke plaatsen begeven met een deels of volledig verborgen gezicht, waardoor iemand niet meer herkenbaar is. Het verbod slaat zowel op open als op besloten plaatsen zoals winkelcentra of stations. Uitzonderingen zijn wel mogelijk krachtens arbeidsreglementen of andere wettelijke bepalingen, bijvoorbeeld voor personen die in aanraking komen met gevaarlijke stoffen. Gemeenten kunnen daarnaast ook uitzonderingen opnemen met een politieverordening naar aanleiding van feestactiviteiten. Wanneer de gemeente hierover niets in haar verordening opnam, dan blijft het dragen van gelaatsverhullende kledij, zelfs tijdens een feestperiode of carnaval, altijd verboden. Sommige gemeenten hebben dit verbod ondertussen omgezet in een meldingsplicht bij festiviteiten. Ook in Nederland is er een gelijkaardig verbod in de maak.
26 I 15 februari 2012 I Lokaal
ders als overlast te beschouwen en daarvoor GAS uit te werken, tenzij de burgemeester hun een vergunning gaf om met quads rond te rijden. Die oplossing werd aangevochten door een aantal politierechters, die menen dat het gedrag van hun bestuurders meer met verkeer dan met overlast te maken heeft. De wetgever heeft, onder meer op vraag van de VVSG, een definitie voor deze voertuigen gemaakt en een nieuw verkeersbord
en gemeenten, maar ook van de VVSG, zullen jongeren onder 16 jaar ook een overlastboete kunnen krijgen wanneer een bemiddelingsgesprek geen resultaat heeft of wanneer de jongeren in kwestie niet ingaan op de vraag een alternatieve prestatie ten bate van de gemeenschap te leveren, zoals een namiddagje meehelpen om zwerfvuil op te ruimen. Deze verlaging van de leeftijdsgrens ligt bijzonder gevoelig bij een aantal jongerenverenigingen. De Vlaamse Kinderrechtencoalitie heeft in samenspraak met een aantal van deze verenigingen een kritische nota opgesteld over GAS en kinderrechten. Naar aanleiding van die nota organiseerde de VVSG in mei 2011 een overleg tussen de sanctionerend ambtenaren en enkele verenigingen, waarbij tips en hulpmiddelen werden uitgewisseld. Voor de VVSG blijft het cruciaal de leeftijdsverlaging aan een versterkte bemiddeling te koppelen. Eind februari wordt de leeftijdsverlaging wellicht goedgekeurd door het federale parlement. Wie niet gekend is, is niet gezien? De invoering van GAS mag dan wel toenemen, toch blijft het moeilijk overtreders te identificeren, ook als ze hun gelaat niet bedekken. Veel gemeenten gebruiken sinds kort verplaatsbare ca-
De Vlaamse Kinderrechtencoalitie heeft een kritische nota opgesteld over GAS en kinderrechten. Voor de VVSG blijft het cruciaal de leeftijdsverlaging aan een versterkte bemiddeling te koppelen. (C6) ontwikkeld. Dat bord kan aangevuld worden met een onderbord en een zonale toepassing krijgen in de gemeente. Sedert 1 september 2011 volstaat het dus een aanvullend verkeersreglement in te voeren. Wanneer bewezen kan worden dat quads dan nog voor overlast zorgen, moet GAS mogelijk blijven. Verlaging van de leeftijdsgrens? De nieuwe federale regering nam het engagement op om de leeftijdsgrens voor het opleggen van GAS te verlagen naar 14 jaar. Op vraag van een aantal steden
mera’s om onder meer de nummerplaat van sluikstorters te identificeren. Dat kan wel helpen, maar het blijkt toch niet altijd te volstaan om potentiële overtreders af te schrikken. Politierechters aanvaarden immers niet altijd camerabeelden of een bewijsstuk uit een vuilniszak. Daarom blijft een manuele vaststelling nog altijd belangrijk. Maar ook wat dat betreft bestaat er vaak onduidelijkheid over de mogelijkheden in het kader van de privacywet. Daarom heeft de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer (CBPL) in 2011 een aanbe-
praktijk
Intergemeentelijke samenwerking is urgent! Dat steeds meer gemeenten gebruik maken van GAS is positief om de inwoners te laten voelen dat overtredingen wel degelijk bestraft worden. Hoe meer fenomenen er echter naar het gemeentelijk niveau worden doorgeschoven, hoe moeilijker het voor de gemeente is dat doel te blijven vervullen. Daarom wordt steeds meer samengewerkt over de gemeentegrenzen heen. De wetgever heeft dat echter niet ingecalculeerd toen hij de GAS-wet in 1999 schreef. Daarom blijft deze vorm van samenwerking zeer moeilijk. In VlaamsBrabant en Oost-Vlaanderen helpen de provincies de gemeenten daar een handje bij, maar elders is het zoeken naar een andere manier van samenwerken. De wetgever heeft dus nog wat werk. Tom De Schepper is VVSG-stafmedewerker politie en veiligheid
Meer informatie Bent u sanctionerend ambtenaar en maakt u nog geen deel uit van de VVSG-collegagroep GAS of heeft u nog geen toegang tot het VVSGextranet? Neem dan zeker contact op met tom.deschepper@vvsg.be. Meer info: www.vvsg.be knop veiligheid, GAS en handhaving én het VVSG-Politeia handboek Gemeentelijke Administratieve Sancties, www.politeia.be.
Sint-Truiden – De lokale politie van Sint-Truiden, Gingelom en Nieuwerkerken voert een lokaal integraal veiligheidsbeleid zodat burgers zich in alle omstandigheden en op alle plaatsen veilig voelen.
Jan Superpolitieman wijst burgers op hun verantwoordelijkheid
kim herbots
veling over GAS gedaan aan de steden en gemeenten. In de aanbeveling stelt ze voor zowel voor het opvragen van nummerplaatgegevens bij de Dienst Inschrijving Voertuigen van de FOD Mobiliteit als voor het opvragen van gegevens uit het Rijksregister vanuit de gemeente een machtiging bij de Commissie aan te vragen. We wachten wel nog op de publicatie van een uitvoeringsbesluit bij de Wet op de Kruispuntbank van de Voertuigen, die deze procedure een pak moet vereenvoudigen. De Commissie stelt ook dat andere vereisten uit de privacywet nageleefd moeten worden, zoals inzagerecht, kennisgeving en aangifteplicht.
Met haar interactief prentenboek Jan Superpolitieman wil schrijfster en illustrator Kim Herbots ouders via hun kinderen wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid op het vlak van veiligheid. Kim Herbots is preventieambtenaar en weet dat het subjectief veiligheidsgevoel van de burgers verhoogt door overlast te voorkomen en kleine ergernissen bespreekbaar te maken. Met het boek wijst ze kleuters en jonge lezertjes van de eerste graad van het lager onderwijs op verkeerd gedrag van hun ouders en speelt ze in op hun verantwoordelijkheidsgevoel. Jan Superpolitieman toont kinderen wat er allemaal mis kan gaan als volwassenen dingen doen die niet mogen: te snel rijden, verkeerd parkeren, sluikstorten, sigarettenpeuken op de grond gooien, geluidsoverlast veroorzaken. Na het verhaal kunnen de lezertjes de grote politietoets afleggen. Ze krijgen dan een politiediploma en een aantal
Kim Herbots, preventieambtenaar preventiewinkel Sint-Truiden, T 011-70 19 92, preventie2.sint-truiden@skynet.be, www.preventie-sint-truiden.be
boetebonnetjes. Hiermee mogen ze volwassenen uit hun omgeving beboeten voor foutief gedrag en een gepaste straf bedenken. ‘Wij hopen dat volwassenen die worden beboet door hun eigen kinderen, op deze manier stilstaan bij hun gedrag en verantwoordelijkheid en in de toekomst beter nadenken over de gevolgen van dit gedrag,’ aldus Kim Herbots. Het prentenboek wordt door de preventiedienst overhandigd aan kleuters en leerlingen uit de eerste graad van het lager onderwijs die met hun klas een bezoek brengen aan het politiehuis of de preventiedienst. In 2008 zette de preventiedienst de preventieve campagne voor hoffelijkheid op met het poppenspel Hoffelijke Hendrik en een werkboekje voor kinderen van het eerste tot en met het vierde leerjaar. Hierin kwamen thema’s zoals verdraagzaamheid, respect en integrale veiligheid aan bod. Ook de gewestelijke brandweer Sint-Truiden ontwikkelde enkele jaren geleden een kleurboekje voor leerlingen van het eerste en tweede leerjaar om de brandpreventielessen op een speelse manier aan te leren. inge ruiters
Lokaal I 15 februari 2012 I 27
bestuurskracht afvalbeleid en intercommunale samenwerking
De gemeente: actieve vennoot binnen een intercommunale In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen wijdt de VVSG een artikelenreeks aan enkele belangrijke aspecten van afvalbeheer in de lokale bestuurlijke context. In dit nummer: de (afval)intercommunale als verlengstuk van het lokale bestuur. tekst piet coopman beeld stefan dewickere
V
aak hebben critici bedenkingen bij de democratische controle en transparantie van intercommunales. Nochtans zijn die intergemeentelijke samenwerkingsverbanden van onderuit gegroeid, op initiatief van de lokale besturen. Ze zijn ontstaan omdat individuele gemeenten het noodzakelijk vonden samen lokale, gebiedsgerichte en streekgebonden problemen op te lossen. Intercommunales zijn dus het verlengstuk van het lokale bestuur. Net daarom hebben gemeenten er een belangrijke rol in te spelen. Intercommunale aansturen Het decreet van 6 juli 2001 over intergemeentelijke samenwerking somt instrumenten op waarmee gemeenten hun intergemeentelijke samenwerkingsverbanden kunnen aansturen. Zo is elke vennootgemeente vertegenwoordigd binnen haar intercommunale. Dat was vroeger niet altijd het geval. Dat geeft intercommunale beslissingen een draagvlak bij de aangesloten gemeenten. Opdrachthoudende verenigingen bestaan minstens uit een raad van bestuur en een algemene vergadering. Beide organen worden samengesteld met rechtstreeks verkozen lokale mandatarissen. Die bestuurders rapporteren minstens twee keer per jaar aan de gemeenteraad over de uitvoering van hun mandaat. Ze geven toelichting bij de jaarrekening en
28 I 15 februari 2012 I Lokaal
het activiteitenverslag van het voorbije werkingsjaar en presenteren een vooruitblik naar de activiteiten en de begroting voor het komende jaar. Om de zes jaar wordt een evaluatierapport opgemaakt en ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeenteraden. De nieuwe bestuurders stellen een ondernemingsplan op waarin zij het beleid voor de komende zes jaar omschrijven.
tergemeentelijke samenwerkingsverband is de keuze voor een geĂŤngageerde bestuurder heel belangrijk. De bestuurder vormt immers de connectie tussen gemeente en intergemeentelijk samenwerkingsverband. Beheersoverdracht van het gemeentelijke afvalbeleid aan een intercommunale betekent dus niet noodzakelijk dat de gemeente de aansturing compleet uit handen geeft.
De bestuurders van intercommunales zijn rechtstreeks verkozen lokale mandatarissen en ze rapporteren minstens twee keer per jaar aan de gemeenteraad over de uitvoering van hun mandaat. Ook dit strategisch bestuursdocument doorloopt het besluitvormingsproces zowel in het intergemeentelijke samenwerkingsverband als bij de deelnemende vennoten. Deze vormen van rekenschap zijn een logisch gevolg van de opdracht van intergemeentelijke verenigingen. Ze leveren immers diensten en voeren activiteiten uit in functie van de problemen en behoeften van hun vennootgemeenten. Het creĂŤren van een draagvlak is dan ook een belangrijke succesfactor voor een intergemeentelijk samenwerkingsverband. Om als vennootgemeente echt voordeel te halen uit de werking van het in-
Communicatie cruciaal De bestuurders van intercommunales moeten minstens twee keer per jaar verslag uitbrengen bij de gemeenteraad over de uitvoering van hun mandaat. Deze formele rapportering is uiteraard belangrijk, maar ze volstaat niet om de afstand tussen gemeente en intercommunale zo klein mogelijk te houden. Een vennootgemeente moet voldoende betrokken worden bij de werking van de intercommunale. Daarvoor is communicatie op verschillende niveaus nodig, en persoonlijk contact is essentieel. Zo kan het management van de intercommunale de colleges van burgemeester en schepenen van de vennootge-
meenten bezoeken voor een toelichting over de toekomstplannen. Tijdens die overlegmomenten kan een wisselwerking ontstaan. De intercommunale licht haar plannen toe, en omgekeerd krijgen
raadsleden van alle vennootgemeenten uit voor een toelichting en mogelijkheid tot vraagstelling. Een netwerkmoment achteraf kan de vergadering nog aangenamer en nuttiger maken.
gemeentelijke diensten. In het kader van openbare reinheid spelen bijvoorbeeld ook de technische diensten een rol. De overlegmomenten tussen gemeenten en intercommunale hoeven niet noodzakelijk periodiek vastgelegd te zijn. Voor specifieke projecten kunnen werkgroepen met personeelsleden van de intercommunale en de betrokken vennootgemeenten hun nut hebben. Op die manier krijgen bepaalde projecten of maatregelen een breder draagvlak. Goede communicatie heeft altijd twee richtingen. Het is dus niet alleen belangrijk dat een intercommunale haar vennootgemeenten informeert, ook de vennootgemeenten moeten informatie leveren aan de intercommunale. Door kennis en informatie te delen ontstaat vanzelf een vertrouwensrelatie en synergie.
Voor een afvalintercommunale is het contact met de milieuambtenaren evident. Maar sommige activiteiten van de intercommunale vereisen ook overleg met andere gemeentelijke diensten. Ambtenaren niet vergeten Naast raadsleden, burgemeesters of schepenen moet ook het gemeentepersoneel betrokken worden bij het intergemeentelijke samenwerkingsverband. Voor een afvalintercommunale is het contact met de milieuambtenaren evident. Maar sommige activiteiten van de intercommunale vereisen ook overleg met andere
Raad Insolventie Aansprakelijkheidsrecht Verdeling van State Kredieten Verzekeringsrecht Wegbeheerder PPS Administratief Sociaal Recht Recht Arbeidsrecht Milieu Ambtenarenrecht Ruimtelijke Familie- en Fammiliaal Ordening Vermogenrecht Stedenbouw
de vennootgemeenten de kans om hun verwachtingen of belangen bekend te maken. Zo kan de intercommunale beter inspelen op de behoeften of wensen van haar vennootgemeenten. Ook periodieke informatievergaderingen zijn vaak een succes. De intercommunale, eventueel in samenwerking met andere intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, nodigt dan alle
AAV
Ontslag
Strafvervolging Transport Bemiddeling Concessie
CAO
Verkavelingen Ruimtelijke planning Handelspraktijken Vergunningen Vennootschapsrecht Handelsrecht Herstructurering Economisch Intellectuele eigendom Recht Benoeming Financieel Recht Handelscontracten Architectencontract Onroerend Goed Overheidsopdrachten Aannemingsrecht Aansprakelijkheid Aanneming Overheidsopdrachten Echtscheiding Verzekeringscontract Bemiddeling
Piet Coopman is VVSG-stafmedewerker afvalbeleid
Wij geven u ons woord De beste manier om kennis te vergroten, is ze te verwoorden en ze te delen met anderen. Daarom werkt ons kantoor in gespecialiseerde vakgroepen, die elkaar overlappen en aansturen. Het resultaat is een kruisbestuiving die de kennis van onze advocaten verruimt en versterkt. En dat is vooral voor u belangrijk. Voor elk vakgebied hebben we gespecialiseerde advocaten. Wij denken oplossingsgericht en dus geven we u graag ons woord. Neem eens een kijkje op onze website of bel voor een afspraak op tel. 03 232 50 60. GSJ advocaten cVoa Mechelsesteenweg 27 2018 antwerpen BelgiĂŤ telefoon +32 3 232 50 60 fax +32 3 232 30 50 e-mail info@gsj.be www.gsj.be
Lokaal I 15 februari 2012 I 29
werkveld sociaal beleid
Onzichtbare mensen doen meetellen Behoefteonderzoek bij Gentenaren met een handicap of chronische ziekte
Als basis voor toekomstig lokaal beleid voerden de Universiteit en Hogeschool Gent onderzoek naar de eigenheid, sociale participatie en behoeften van personen met een handicap in Gent. In samenwerking met de stedelijke adviesraad voor personen met een handicap en Gentse organisaties werden de resultaten bestudeerd. Tientallen stadsdiensten en het OCMW formuleerden vervolgens beleidsacties die de toegankelijkheid van de stedelijke dienstverlening en leefomgeving en de inclusie van personen met een handicap in de samenleving moeten versterken. tekst stefan van hove beeld layla aerts
30 I 15 februari 2012 I Lokaal
C
ijfermateriaal over de sociale participatie van personen met een handicap en de omvang en samenstelling van deze doelgroep is schaars, regelmatig verouderd en vooral toegespitst op zorg. Beschikbare onderzoeken van onderzoeksinstellingen en overheden zijn moeilijk combineerbaar of toepasbaar op lokaal vlak. Personen met een handicap raken door bepaalde onderzoeksmethodieken bovendien ondervertegenwoordigd in de resultaten van algemene onderzoeken. Overheden missen daardoor een betrouwbare basis voor de ontwikkeling van een beleid voor sociale inclusie. Logisch dat het recente verdrag voor gelijke kansen van personen met een handicap van de Verenigde Naties overheden voorschrijft werk te maken van statistieken, onderzoek en monitoring en om de doelgroep hier actief en als volwaardige partner bij te betrekken. Een behoefteonderzoek bij personen met een handicap vormde dan ook de allereerste actie van de Beleidsnota Personen met een handicap 2008-2013 van het Gentse stadsbestuur.
Verloop van het onderzoek In 2009 gingen onderzoekers van de Hogeschool Gent (Faculteit Mens en Welzijn), de Universiteit Gent (Vakgroep Orthopedagogiek) en de Stichting Arduin in opdracht van het stadsbestuur aan de slag. De doelstelling was via kwantitatief en kwalitatief onderzoek een beeld te krijgen van het profiel en de mate van participatie aan de samenleving van deze heel verscheiden bevolkingsgroep. Hoe ervaart de Gentenaar met een handicap of chronische ziekte zijn levenskwaliteit? Wat zijn de obstakels van alledag? Is de dienstverlening van stad en OCMW toegankelijk? Het onderzoek was qua levens- en beleidsdomeinen afgestemd op de verschillende artikelen van het VN-verdrag en de domeinen van het concept Kwaliteit van Bestaan van de toonaangevende onderzoeker Robert Schalock. Na de spijtige bevestiging dat er te weinig statistische gegevens beschikbaar waren voor een goede secundaire analyse ontwierpen de onderzoekers een eigen vragenlijst. Omdat er geen zicht
is op de totale omvang en samenstelling van de doelgroep personen met een handicap of chronische ziekte kon er geen steekproef worden getrokken. Na een actieve mobilisatie werden in totaal meer dan 300 Gentenaren met een beperking of chronische ziekte die voldeden aan een bepaald vooropgesteld profiel (zoals ‘vrouw tussen 45 en 55 jaar met een visuele beperking’), bereid gevonden deel te nemen aan een intensieve enquête. De resultaten werden vervolgens geherwaardeerd zodat ze konden worden vergeleken met bestaande algemene onderzoeken op Gents (bv. het Leefbaarheidsonderzoek) en Vlaams niveau (bv. VRIND). Vooral op het vlak van tewerkstelling, wonen, vrijetijdsbesteding en inkomen waren de
cap en de toegankelijkheidsambtenaar in 2011 al in gesprek met meer dan twintig collega-stadsdiensten en het OCMW. Voor nogal wat diensten bleken de behoeften van personen met een handicap en het belang van integrale toegankelijkheid van hun dienstverlening geen onbekend gegeven. Er werd dan ook eerst in kaart gebracht welke acties al werden ontplooid. In een volgende stap bekeken de diensten samen welke bijkomende engagementen ze op zich kunnen en willen nemen. Deze oefening wordt nog voortgezet. Het stadsbestuur gaat ook na hoe de leemte aan cijfergegevens over deze doelgroep op lokaal niveau structureel kan worden weggewerkt, of de enquête kan
Cijfermateriaal over personen met een handicap en hun sociale participatie is schaars. Overheden missen daardoor een betrouwbare basis voor de ontwikkeling van een beleid voor sociale inclusie. vaststellingen opvallend. De antwoorden over de toegankelijkheid van de openbare ruimte, gebouwen en communicatie van het stadsbestuur en OCMW bieden een houvast voor toekomstige beleidsmaatregelen. ‘Niets over ons zonder ons’ In de loop van het onderzoek en het lopende vervolgtraject werd en wordt nauw samengewerkt met de stedelijke adviesraad personen met een handicap, gebruikersorganisaties en individuele ervaringsdeskundigen. Via een oproep in het stadsmagazine en rondetafelgesprekken tijdens de open vergadering van de stedelijke adviesraad kreeg de doelgroep in het najaar van 2011 ook inspraak in de beleidsacties die door het stadsbestuur werden overwogen. Het stadsbestuur gaat met zijn plannen in 2012 nog op bezoek bij een tiental lokale gebruikersorganisaties die verschillende doelgroepen van personen met een beperking vertegenwoordigen. Aan de slag met de resultaten Gewapend met de resultaten gingen de stedelijke Cel Personen met een handi-
worden herhaald en of in de komende jaren bijkomende onderzoeken kunnen plaatsvinden. De bevindingen zouden bijvoorbeeld beter kunnen worden geïnterpreteerd wanneer de vragenlijst ook bij een representatieve steekproef van Gentenaren wordt afgenomen. Het Gentse stadsbestuur vindt het belangrijk om de resultaten, de ontwikkelde instrumenten maar ook de ervaringen van het proces te delen met andere lokale besturen en hogere overheden. Op deze manier kunnen andere publieke actoren doorwerken op het al verrichte werk. Stefan Van Hove is directeur van de dienst
Enkele vaststellingen uit het onderzoek 57% van de bevraagden heeft een aangeboren handicap, een derde van de respondenten heeft meerdere beperkingen. Iets meer dan de helft van de bevraagde personen is ongehuwd. 41% heeft een partner. Van deze partners heeft ongeveer een derde zelf ook een beperking of chronische ziekte. 31% van de bevraagden woont alleen en 15% woont in een welzijnsvoorziening. 26% van de respondenten had als hoogste afgeronde opleiding een diploma hoger onderwijs of studeert momenteel nog. Dat ligt gevoelig lager dan de 47% die wordt vastgesteld bij het algemene Gentse Leefbaarheidsonderzoek. 19% van de bevraagden moet rondkomen met een maandelijks budget van minder 1000 euro, dat is een gevoelig grotere groep dan de 7% van het Leefbaarheidsonderzoek. 54% heeft een gezinsbudget van 1500 euro in vergelijking met de 74% van de Gentenaren binnen het Leefbaarheidsonderzoek. 39% van de participanten geeft bovendien aan veel tot heel veel (meer dan de huishuur of de afbetaling van de woning!) uit te geven aan medische kosten. 21% kan met zijn budget niet comfortabel leven. De VRIND 2010 gaf aan dat 90% van de Vlamingen wekelijks gebruik maakt van radio en tv, 60% leest wekelijks de krant. In het geval van de Gentenaren met een beperking kijkt 22% zelden tot nooit naar het televisienieuws, 40% luistert zelden tot nooit naar radionieuws en 54% geeft aan zelden tot nooit een krant te lezen.
Sociale Voorzieningen van het departement Bevolking en Welzijn van de Stad Gent.
www.gent.be/handicap knop beleid, behoeftenonderzoek voor de onderzoeksresultaten, vragenlijst en PowerPointpresentatie van de studiedag over dit onderwerp. Voor meer informatie: Cel Personen met een handicap van de stad Gent, T 09-266 76 60, handicap@gent.be.
De uitdagingen op het gebied van vrijetijdsbesteding worden onder meer geïllustreerd door het feit dat 94% van de bevraagden aangeeft vaak tot heel vaak individuele activiteiten binnenshuis te doen. 42% is in het afgelopen jaar niet op reis geweest en heeft geen daguitstappen gedaan. In het Leefbaarheidsonderzoek was dit maar het geval voor 7,7% van de bevraagde Gentenaren.
Lokaal I 15 februari 2012 I 31
praktijk
AALST – Snel&Wel bedeelt mailings huis aan huis en drukwerk of tijdschriften op adres. Hiermee doet het al enkele jaren wat Vlaams minister van Mobiliteit en Openbare Werken Hilde Crevits nu promoot: fietskoeriers inzetten voor het vervoer van documenten en kleine, lichte pakketten.
Heeft u een inspirerend project, een doeltreffende maatregel of een efficiënte werkwijze voor lokale besturen? Maak het bekend via www.vvsg.be, knop praktijken lokale besturen.
Vlaams minister van Mobiliteit Hilde Crevits gaf vorig jaar opdracht aan het Steunpunt Goederenstromen van de Universiteit van Antwerpen om de rol van fietskoeriers in Vlaanderen te bestuderen. Dat past in de acties van Flanders Logistics voor stedelijke distributie. Fietskoeriers staan niet in de file, produceren geen uitlaatgassen, hebben geen parkeerproblemen en nemen weinig plaats in. Fietskoerierdienst Snel&Wel is enigszins een vreemde eend in de bijt. Hij koppelt het duurzaamheidsstreven aan sociale tewerkstelling. Het Steunpunt Welzijn vzw richtte de dienst op 1 oktober 2001 met financiële steun van het OCMW Aalst op. De bezorging van mailings en drukwerk per fiets heeft voordelen op drie niveaus. In de eerste plaats helpt Snel&Wel sociale en culturele organisaties en lokale besturen op een voordelige manier bij de verspreiding van hun drukwerk onder hun doelpubliek: de zending wordt binnen vijf dagen bezorgd, de kostprijs per stuk bedraagt 0,15 euro voor aflevering op adres en 0,025 euro voor de huis-aan-huisbedeling. Daarnaast creëert dit project werk in een regio met een vrij hoge werkloosheidsgraad. De fietsservice is tot slot ook milieuvriendelijk en duurzaam.
32 I 15 februari 2012 I Lokaal
gf
gf
Duurzaamheid koppelen aansociale tewerkstelling
Snel&Wel is door het Vlaams Subsidieagentschap Werk en Sociale Economie erkend in het kader van het werkervaringsplan voor de tewerkstelling van zes koeriers WEP+. Het project werft kortgeschoolde langdurig werklozen voor één jaar aan. In deze periode doen ze werkervaring op zodat ze kunnen doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt of naar een andere opdracht binnen het sociaaleconomisch circuit. ‘Fietskoeriers doen veel meer dan alleen maar rondfietsen,’ legt Rita Wijnants van het Steunpunt Welzijn vzw uit. ‘Ze zijn permanent buiten aan het werk. Met een zwaarbeladen fiets leggen ze gemiddeld 40 à 45 kilometer per dag af. Ze doen dagelijks in landelijke gebieden 600 bussen aan, en in stedelijke gebieden 1000. Ze moeten de post sorteren, enkele administratieve taken vervullen en hun routes zo uitstippelen en plannen dat de post tijdig en zonder omwegen aankomt.’ Een begeleider organiseert dagelijks interactiemomenten. Tijdens een na-
Peter Dauwe en Rita Wijnants, Steunpunt Welzijn vzw, T 053-73 08 21, peterd@welzijn.net, www.welzijn.net
zorgperiode van zes maanden worden de fietskoeriers begeleid in hun zoektocht naar werk op de reguliere arbeidsmarkt. Voor deze dienstverlening heeft het Steunpunt een overeenkomst met het Leerwerkbedrijf Teleshop Kringwinkel Aalst. Ook de OCMW’s uit de regio zijn op de hoogte van de tewerkstellingsmogelijkheden. De studie van het Steunpunt Goederenstromen toonde duidelijk aan dat er een economisch groeipotentieel is voor fietskoeriers in Vlaanderen. Om ze meer bekendheid te geven en de sector te professionaliseren begint minister Crevits een samenwerkingstraject met de bedrijfswereld. Om het goede voorbeeld te geven gaat ze na waar fietskoeriers binnen de eigen Vlaamse diensten kunnen worden ingezet. Ook lokale besturen zijn gebaat bij de inschakeling van fietskoeriers. Ze steunen de lokale economie, creëren lokale tewerkstelling en dragen bij aan duurzame logistiek. bart palmaers en inge ruiters
Op www.flanderslogistics.be/fietskoeriers vindt u de studie Kunnen fietskoeriers een rol spelen in de Vlaamse logistieke sector? en de contactgegevens van alle fietskoerierdiensten in Vlaanderen. U kunt ook bij de VVSG terecht voor meer informatie en advies, www.vvsg.be.
werkveld vrije tijd
Proefproject Vlaamse UiTpas start in de regio Aalst Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege koos de stad Aalst en de omliggende gemeenten Haaltert, Lede en Erpe-Mere als proefomgeving voor de ontwikkeling van de UiTpas. Met de UiTpas zou Vlaanderen op termijn alle bevolkingsgroepen optimaal kansen willen geven om deel te nemen aan het rijke vrijetijdsaanbod in Vlaanderen. Specifieke aandacht gaat naar de participatiedrempels voor mensen in armoede. tekst hilde plas beeld katrijn gonnissen, vvbad
D
e Vlaamse vrijetijdspas was een van de uitdagingen die Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege naar voren schoof in haar beleidsnota Cultuur. In de loop van 2011 werd de vlag ‘vrijetijdspas’ waaronder het proefproject startte, vervangen door UiTpas, analoog met de UiTdatabank, ook een product van het CultuurNet-huis. Met een Vlaamse vrijetijdspas wil de minister meer mensen stimuleren om deel te nemen aan het brede (gesubsidieerde) sport- en cultuuraanbod. Het Vlaams steunpunt CultuurNet kreeg de opdracht het concept van de Vlaamse pas uit te werken, gefinancierd door minister Joke Schauvliege (cultuur) en minister Ingrid Lieten (innovatie). De opdracht is voorlopig beperkt tot een proefpro-
De UiTpas stimuleert mensen om deel te nemen aan het brede vrijetijdsaanbod`.
ject in de regio Aalst en spitst zich toe op de technologische aanpak. De evaluatie van het proefproject is voorzien voor eind 2013. Als die gunstig is en het nodige budget beschikbaar is, gebeurt aansluitend de uitrol naar Vlaanderen. Zowel in technologie als conceptontwikkeling is de Antwerpse A-kaart een sterke inspirator. Die inspiratie is alvast een goede zaak als de Vlaamse pas in een later stadium effectief een generiek instrument zou worden waarop gemeenten kunnen intekenen. Of die ambitie reëel en realistisch is, zal het proefproject mee moeten uitwijzen. Uit de voorlopige praktijkervaring met de A-kaart en in de proefregio blijkt alvast dat veel variabelen de realisatie van dit sympathiek idee beïnvloeden en doorkruisen. Zo zijn er de variabelen in het reële aanbod met het onderscheid in gemeentelijk beheer of in particulier beheer, het socio-economisch profiel van de gemeente en van gebruikers, de personeelscapaciteit en de omschakeling in doen en denken, de lokale ambitie en het draagvlak. Naast de vragen over de technologische ontwikkeling van een Vlaamse pas als hefboom voor participatie in vrijetijdsbesteding duiken er ook vragen op over de toeleiding van de mensen in armoede. Zij gebruiken het publieke vrijetijdsaanbod te weinig of niet om sociale en financiële redenen. Zo wijst onderzoek uit dat wanneer enkel de financiële drempel weggenomen wordt, bijvoorbeeld met een lager tarief, hun respons toch laag blijft. Het fenomeen dat wie al eerder actief participeerde opnieuw bereikt wordt, treedt net zo goed op bij deze groep als bij andere gebruikers van een gemeentelijk sport- en cultuuraanbod. Mensen die nooit de kans kregen om te proeven van georganiseerde vrijetijdsbesteding, blijven weg. En omgekeerd zetten publieke en private aanbieders zoals cultuurcentra, theaterhuizen, bibliotheken, sportcentra, verenigingen en clubs te weinig in op de verlaging van de participatiedrempels die deze mensen ervaren. Toeleiding krijgt daarom in het huidige proefproject extra aandacht onder meer via een klankbordgroep die de ontwikkelingen van het proefproject nauwkeurig opvolgt. Ze zal maatregelen voorstellen om de participatie van mensen in armoede te verhogen en nagaan welke mogelijkheden er binnen instellingen en orga-
Lokaal I 15 februari 2012 I 33
lokale raad
Hebben studenten automatisch recht op leefloon? De wetgeving betreffende het recht op maatschappelijke integratie bevat geen automatisch recht op leefloon voor studenten. Volgens de logica van de wet wordt voor niemand een onvoorwaardelijk recht op maatschappelijke integratie gecreëerd. Het OCMW verwijst een student in eerste instantie naar zijn ouders. Ze zijn immers onderhoudsplichtig zolang de opleiding van hun kind niet is voltooid. Op basis van het sociaal onderzoek kan echter blijken dat zijn ouders over onvoldoende bestaansmiddelen beschikken om aan die onderhoudsplicht te voldoen of dat er een duidelijke relatiebreuk is tussen de student en zijn ouders. Op dat moment onderzoekt het OCMW of de student die leefloon komt aanvragen, voldoet aan de volgende wettelijke voorwaarden: werkelijk verblijf in België, nationaliteit, meerderjarigheid, het niet beschikken over toereikende bestaansmiddelen en het laten gelden van rechten op sociale uitkeringen. In tegenstelling tot voor andere leefloongerechtigden kan voor een student worden afgeweken van de voorwaarde werkbereid te zijn. Voor studenten tussen 18 en 25 jaar regelt de wetgeving de mogelijkheid voor het OCMW om op grond van billijkheidsredenen te aanvaarden dat de betrokken persoon een studie met voltijds leerplan aanvat, hervat of voortzet in een door de Gemeenschappen erkende, georganiseerde of gesubsidieerde onderwijsinstelling, om op die manier zijn latere inschakelingskansen in het beroepsleven te verhogen. Om de studies als billijkheidsreden te aanvaarden moet het OCMW elke aanvraag tot leefloon van een student geval per geval bekijken. Uiteindelijk worden wederzijdse afspraken vastgelegd in een geïndividualiseerd project maatschappelijke integratie (GPMI) voor onder meer het volgen van de studies, de ondersteuning van het OCMW bij de studies en het uitvoeren van een vakantiejob tijdens periodes waarin dit voor de student mogelijk is. Dit contract wordt aangegaan voor de hele ononderbroken duur van de studies en garandeert de student, bij goede uitvoering ervan, recht op leefloon. Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie; Inforumnummer 176605 Rondzendbrief van 3 augustus 2004 betreffende studenten en het recht op maatschappelijke integratie; Inforumnummer 196360
Mail uw vragen over OCMW-wetgeving naar ocmw.wetgeving@vvsg.be
34 I 15 februari 2012 I Lokaal
werkveld vrije tijd
nisaties bestaan om toeleiding beter te realiseren. De VVSG is lid van deze werkgroep. Het idee om de participatiedrempels weg te nemen met een kortingskaart, -bon of -pas vond de afgelopen jaren al in behoorlijk wat Vlaamse gemeenten ingang. Lokaal staat de anonimiteit van de gebruiker(s) daarbij hoog in het vaandel. Het Omniostatuut, de samenwerking met het OCMW en lokale verenigingen die werken met mensen in armoede geven de idee mee vorm. Die idee is net als
De beleidskeuze om participatie in het vrijetijdsaanbod te verbreden en te verdiepen door middel van een genuanceerd doelgroepenbeleid blijft zeer waardevol. de naam cultuurbon, vrijetijdskaart of -pas is in tal van gemeenten al langere tijd goede praktijk. Maar de behoeften van gebruikers en de mogelijkheden van een lokaal bestuur durven ook wel eens te botsen. En het systeem optimaal ontwikkelen kost behoorlijk veel geld. De ervaring van de A-kaart van Antwerpen en het Vlaamse proefproject UiTPAS kan gemeenten proactief ondersteunen bij de lokale uitbouw. De gemeenten en zeker zij die een lokaal participatienetwerk hebben, conform het Participatiedecreet (art. 22), kijken daarom reikhalzend uit naar tussentijdse resultaten van het Vlaamse experiment. De hoop dat het proefproject niet enkel technologische kennis maar op termijn ook Vlaamse subsidies uitrolt, ligt voor de hand. Gezien het budgetalarm, op Vlaams en lokaal niveau, is de hoop op subsidie ter ondersteuning van een lokaal kortingssysteem dat zich ent op een Vlaamse technologie wellicht niet realistisch. De Vlaamse investering in de technologische drager blijft echter waardevol mits het de lokale dragers toelaat gemakkelijk en liefst kosteloos aan te sluiten. De ervaring met de ontwikkeling van de UiTdatabank leert dat de lokale input ook een voorwaarde is voor het Vlaamse succes. Dit betekent dus dat de lokale besturen de integratie van hun pas in een Vlaams systeem tijdig moeten bepleiten en bewaken. Dat ze daarvoor eerst de beleidskeuze moeten maken om participatie in het vrijetijdsaanbod te verbreden en te verdiepen, is evident. Het is zonneklaar dat gelijk welke technologische ontwikkeling synchroon zal moeten lopen met de verbreding van het draagvlak bij de aanbieders van vrijetijdsbesteding. Een effectief netwerk in aanbod van diensten, instellingen en organisaties is een voorwaarde voor een uitgesproken publieksinstrument zoals de UiTpas. Het proces dat de uitbouw en gesmeerde organisatie van dergelijk netwerk vergt, kan elke gemeente aanvatten. Het zou zelfs een opdracht kunnen zijn voor een integraal lokaal vrijetijdsbeleid. Het is niet nodig om daarvoor te wachten op de Vlaamse centen. Het is wel aangewezen om de technologische ontwikkelingen als leerschool te volgen. Het aanspreekpunt voor de stand van zaken is CultuurNet. De VVSG zal daar graag een steentje in bijdragen. Hilde Plas is VVSG-stafmedewerker cultuur en erfgoed
praktijk
GEEL – Begin september opende de fuifzaal de Waai zijn deuren. Met deze polyvalente zaal nodigt het stadsbestuur de jongeren uit om te feesten in het stadscentrum.
Fuiven zonder lawaai
GF
De Waai is een idee van een medewerker van vzw Xtra Events. De naam verwijst naar de Waaiburg, het tegenoverliggende speelplein, en is een knipoog naar de architectuur van het gebouw. Het bovenste deel van het gebouw is als een gordijn dat in de wind waait. Ontwerpteam Tijdelijke Vereniging A20-achitecten.
D
e Waai is in de eerste plaats een fuifzaal voor jongeren, maar ook verenigingen en bedrijven kunnen de zaal huren. De zaal biedt plaats aan 999 feestvierders. De capaciteit van de foyer bedraagt 300 personen. Beide ruimten kunnen apart gehuurd worden. Om geluidsoverlast door rondhangende jongeren te voorkomen wordt ook het in- en uitlopen van bezoekers van de Waai tot een minimum beperkt. Tijdens de hele duur van de fuif of het optreden zijn de organisatoren verplicht om entreegeld te vragen. Elke keer als bezoekers naar buiten gaan en weer naar binnen willen, moeten zij betalen. Voor andere activiteiten dan fuiven of optredens geldt deze regel niet. Box-in-box Het gebouw bestaat uit een polyvalente zaal, een foyer met balie, een geluidssas, een vestiaire, een toog, een keuken, een vip- en een rookruimte. Voordat de bezoeker de fuifzaal of de polyvalente zaal binnenstapt, komt hij terecht in de foyer. Tijdens een fuif doet de foyer dienst als chillruimte waar de feestvierders kunnen zitten, uitrusten, praten, eten. Tussen deze chillruimte en de fuifzaal bevindt zich een geluids-
sas dat een goede buffer vormt tegen het fuiflawaai. Om geluidsoverlast uit te sluiten is ook de plaatsing van eetkraampjes in de omgeving van de Waai verboden. Buiten hangen en praten worden zo tot een minimum beperkt. Bovendien moedigt het stadsbestuur met nieuwe fietsenstallingen het fuiven per fiets aan om het lawaai van aan en af rijdende auto’s en brommers tegen te gaan. Sterke betrokkenheid van buurtbewoners Van bij de eerste plannen en ontwerpen zijn de buurtbewoners via informatievergaderingen bij de realisatie van de Waai betrokken. Tijdens de bouw konden ze de vorderingen op de werf mee volgen. Het stadsbestuur heeft een convenant met de buurt afgesloten. Tijdens avonden waarop een fuif plaatsvindt, patrouilleren er gemeenschapswachten in de buurt om mee een oogje in het zeil te houden. Bijzondere aandacht voor veiligheid Het gebouw voldoet aan alle wettelijke en technische regels en normen op het vlak van brandveiligheid, noodplanning, hygiëne en ventilatie. De organisator
draagt de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en maakt afspraken met de politie. Het sluitingsuur is 3 uur. De organisator maakt ook afspraken met de dj, in geval van problemen gaat de muziek zachter of worden de lichten aangestoken. Vanuit de naburige kamer kan de organisator de geluidssterkte controleren en eventueel bijregelen. Bij elke fuifaanvraag wordt een risicoanalyse uitgevoerd door politie en brandweer. De fuifcoach is een vrijwilliger uit de organisatie die het intern aanspreekpunt van het evenement wordt. Hij krijgt zowel vanuit de organisatie als vanuit het beleid het mandaat om het evenement in geode banen te leiden. Hij is het externe aanspreekpunt voor buren, politie of andere betrokkenen. De gemeente organiseert opleidingen voor deze fuifcoaches. Vanaf 1000 deelnemers moet de organisator een securityprotocol afsluiten met een private bewakingsfirma. Aangename accommodatie Sinds de opening in september vonden er al met succes en zonder conflicten fuiven en andere activiteiten plaats. De organisatoren en de deelnemers vinden de zaal aangenaam en ideaal qua oppervlakte. Vooral het glas aan de buitenzijde en de chillruimte zijn erg in trek. De jongeren appreciëren dat de zaal pal in het centrum ligt en dat ze er dus veilig met hun fiets naartoe kunnen. inge ruiters
Vanessa Meuris, fuifcoördinator, zaalbeheerder Jeugddienst De Bogaard Geel, T 014-56 68 09, vanessa.meuris@geel.be Gert Aernouts, Projectleider Patrimonium Stad Geel, T 014-56 63 07 en Erik Claeys, coördinator gemeenschapswachten Geel, T 014-56 63 72
Lokaal I 15 februari 2012 I 35
werkveld de frontlijners Gemeenschapswacht Cindy De Block, Lokeren
Altijd aanspreekbaar Als gemeenschapswacht bij de dienst Integrale Veiligheid van Lokeren komt Cindy De Block continu in direct contact met de burgers. Dat is eigen aan haar functie: gemeenschapswachten zijn bij uitstek eerstelijnswerkers in de lokale besturen – met andere woorden, frontlijners. tekst pieter plas beeld stefan dewickere
‘De dienst gemeenschapswachten functioneert binnen de Dienst Integrale Veiligheid, en wij houden ons vooral bezig met het preventieve luik. Burgers kunnen bij ons terecht met klachten. Die kunnen heel uiteenlopend zijn, van achtergebleven fietsen op straat tot kapotte trottoirs, over sluikstorten en hondenpoep. Luisteren naar mensen die ons iets willen melden, en zelf oog hebben voor potentiële meldingen, dat is onze voornaamste taak. Onze coördinator stuurt de meldingen door naar de bevoegde diensten, die ze op hun beurt opvolgen. Soms worden we ook geconfronteerd met onderlinge conflicten tussen burgers. Van zodra het over zaken gaat die zich op privéterrein afspelen, of
36 I 15 februari 2012 I Lokaal
als het geschil al te ver gevorderd is, wordt de melding overgelaten aan de wijkinspecteur van de lokale politie.’ ‘Het administratieve gedeelte van ons werk is beperkt. Op kantoor voeren we meldingen in voor verdere afhandeling. Het grootste deel van de tijd ben ik buiten. Iedere dag hebben we een ander traject, dat we te voet of met de fiets afwerken. We zijn actief op het hele grondgebied van Lokeren. We zijn dus zowel in het drukkere centrum als in de landelijke deelgemeenten aanwezig. Meestal doen we die trajecten per twee. Zo kunnen we goed observeren en elkaar helpen als het moet. De ene gemeenschapswacht
kan zich dan volledig concentreren op de communicatie met de burger, terwijl de andere de essentie van de melding noteert. Het contact met de mensen verschilt eigenlijk niet tussen het centrum en de rand. In het centrum krijgen we veel meer meldingen, omdat daar natuurlijk meer mensen samen wonen. In de rand is alles meer verspreid en zijn er minder meldingen, maar het soort meldingen is wel overal gelijk.’ ‘Ik doe dit werk ondertussen zes jaar. Ik werk deeltijds, net als al mijn collega’s. Veel vroeger waren er al stadswachten actief op het Lokerse grondgebied. De gemeenschapswachten begonnen als nieuw
Als de mensen tevreden zijn, zijn wij dat ook. project, de mensen moesten nog toen nog aan ons wennen, aan wie we zijn en wat we doen. Nu zien ze ons constant in het straatbeeld en zijn ze aan ons gewend. Vroeger was het contact nog wat stroef, nu verloopt het echt goed, het gaat er gemoedelijk aan toe. Ik merk dat de burgers gemakkelijk naar mij komen. Bij minder ernstige dingen zijn wij meestal het eerste aanspreekpunt, ook omdat mensen weten dat wij vooral preventief werken. Onaangename contacten komen natuurlijk ook wel eens voor. Mensen reageren
soms hun frustraties af op de eerste persoon die ze tegenkomen. Maar zodra we met hen beginnen te praten, komen ze meestal tot rust.’ ‘In dit werk moeten vooral je communicatieve vaardigheden goed zijn. De manier waarop je iets aanpakt, is heel belangrijk. Tegenwoordig worden gemeenschapswachten daarvoor opgeleid.’ ‘Of ik dit werk moeilijk of veeleisend vind? Niet echt, het hangt ervan af. Som-
mige mensen of klachten vereisen meer inspanning dan andere. Maar over het algemeen haal ik wel veel voldoening uit mijn werk, omdat ik altijd concrete resultaten zie: meldingen worden opgevolgd en meestal redelijk snel afgehandeld. En als de mensen tevreden zijn, zijn wij dat ook. Het menselijk contact zelf maakt het werk natuurlijk ook boeiend. Als gemeenschapswachten zoeken we dat contact trouwens op. We stoppen nog steeds spontaan bij mensen om hen aan te spreken en een praatje te slaan. Als iemand de stoep aan het vegen is en je zegt: “Amaai, was iedereen maar zo proper!”, dan pikken mensen daarop in en heb je meteen een gesprek.’
Lokaal I 15 februari 2012 I 37
is een dynamische organisatie die met een 300-tal medewerkers en een breed aanbod van diensten en instellingen een belangrijke plaats inneemt in het welzijns- en zorgaanbod van Temse. Het OCMW is nu op zoek naar een voltijds:
Diensthoofd Facility A1a-A3a – m/v
Functie: Je organiseert en coördineert alle diensten en functies binnen het facilitair gebeuren (aankoopdienst, patrimoniumbeheer, informatica, technische dienst, stockbeheer, schoonmaak). Je volgt de overheidsopdrachten op en voert ze uit evenals het plannen en beheren van de budgetten die onder je domein vallen. Je motiveert en coacht je personeel en stimuleert een kwaliteitsvolle dienstverlening. Profiel: Diploma dat toegang geeft tot niveau A bij een lokale overheid én drie jaar relevante werkervaring. Aanbod: Vaste benoeming (na proefperiode van een jaar) • Aanleg wervingsreserve voor de duur van twee jaar • Verloning op A-niveau (met maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering en fietsvergoeding) • Gunstige vakantieregeling. Een informatiebrochure (functiebeschrijving, aanwervingsvoorwaarden, bezoldigingsregeling, examenprogramma, timing, …) is te verkrijgen bij Els Baert, hoofd Personeelsdienst, T 03-710 25 31, els.baert@ocmwtemse.be of www.ocmwtemse.be Uw schriftelijke kandidatuur, vergezeld van een kopie van uw diploma en een bewijs van drie jaar relevante werkervaring, dient gericht te worden aan mevrouw de Voorzitter, OCMW-Temse, Kouterstraat 1, 9140 Temse, tegen ten laatste 24 februari 2012.
Uw personeelsadvertentie in Lokaal, VVSG-week én op de VVSG-website inlevering advertenties voor:
informatie
Lokaal 5 (16 tot 31 maart) : 21 februari 2012 Lokaal 6-7 (1 tot 30 april): 13 maart 2012
Nicole Van Wichelen, T 02-211 55 43 nicole.vanwichelen@vvsg.be
is op zoek naar: info
Meer informatie over deze vacature vindt u op www.leiedal.be/vacatures Stuur uw sollicitatie, samen met uw CV, naar algemeen directeur ir. Karel Debaere vóór 27 februari 2012. Intercommunale Leiedal President Kennedypark 10 - BE-8500 Kortrijk tel + 32 56 24 16 16 - fax + 32 56 22 89 03 e-mail karel.debaere@leiedal.be
www.leiedal.be 38 I 15 februari 2012 I Lokaal
Stedenbouwkundig Ontwerpers (m/v) Leiedal wil haar team van stedenbouwkundigen verder uitbouwen en versterken. Slaag jij erin verschillende ruimtelijke vragen te integreren in een overtuigend plan en innovatief ontwerp? We zoeken ontwerpers (m/v) die willen meewerken aan de opmaak en ontwikkeling van stedenbouwkundige ontwerpen, inrichtingsplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen, beeldkwaliteitsplannen en diverse projecten in onze streek.
intergemeentelijke samenwerking - projectontwikkeling - streekontwikkeling
bedrijventerreinen - stedenbouw - milieu - informatie- en communicatietechnologie - mobiliteit - herbestemmingsprojecten
geregeld wetmatig
Decreet Grond- en Pandenbeleid gewijzigd
Een kort overzicht van de relevantste wijzigingen voor gemeenten.
Bindend Sociaal Objectief Het Bindend Sociaal Objectief (BSO) geeft de aantallen te realiseren sociale huur- en koopwoningen en dito kavels per gemeente aan. In de provincie Vlaams-Brabant wordt het BSO verhoogd, omdat voortaan ook Vlabinvestwoningen meetellen als sociale woning. Voortaan tellen niet alleen sociale woningen mee die gerealiseerd zijn met Vlaamse subsidies, maar evengoed woningen die zonder subsidies zijn gerealiseerd, maar wél worden verhuurd volgens het sociaal huurstelsel. Dit is voordelig voor gemeenten die bijvoorbeeld via het OCMW een eigen patrimonium hebben dat buiten het sociaal huurstelsel werd verhuurd. Ter bepaling van het verwezenlijkt sociaal woonaanbod (art. 45) telt het aanbod mee dat sinds 1 januari 2008 is gerealiseerd (en tot 31 december 2020), en niet pas sinds 1 september 2009. De ‘voortgangstoets’ is voortaan tweejaarlijks, in plaats van slechts eenmalig in 2012.
Sociale en bescheiden last Een sociale (bescheiden) last verplicht de aanvrager van een stedenbouwkundige of verkavelingsvergunning een bepaald percentage sociale (bescheiden) woningen te realiseren. De vergunningverlenende overheid moet hem bij omvangrijke aanvragen opleggen. Sommige categorieën bouwprojecten krijgen geen sociale of bescheiden last opgelegd. Dat is het geval voor zorgvoorzieningen, met uitzondering van zes categorieën. Zieken- en rusthuizen krijgen dus geen sociale last opgelegd, maar o.a. serviceflats wél. Vrijgesteld zijn ook bouwprojecten met een vermenging
van zorgvoorziening en private woningen, en studentenhuizen of studentengemeenschapshuizen in beheer van een onderwijsinstelling. Gemeenten kunnen voortaan ook reglementen bescheiden woningen opstellen. Daarin kunnen ze kwaliteitsnormen opnemen voor het bescheiden woonaanbod en de woonomgeving. Daarnaast kan het reglement onderscheiden percentages vastleggen voor de verwezenlijking van diverse woontypologieën van kavels en woningen die deel uitmaken van het bescheiden woonaanbod (art. 35 van het Wijzigingsdecreet). Schattingen kunnen voortaan ook door een landmeter-expert gebeuren en niet langer enkel door de ontvanger van registratie of het Aankoopcomité (o.a. art. 2 en 38). Als overgangsregeling kan tot 30 juni 2013 een project dat niet voldoet aan de bepalingen van de sociale en bescheiden last, onder bepaalde voorwaarden toch worden vergund als er vóór 31 augustus 2009 een gemeentelijke overeenkomst over is gesloten. De Vlaamse regering moet de overeenkomsten goedkeuren (art. 47 Wijzigingsdecreet). De sociale en bescheiden last vallen voortaan ook onder de regeling van bestuursdwang uit art. 4.2.20§4 VCRO. Hierbij wordt de last uitgevoerd op kosten van de schuldenaar (art. 48 Wijzigingsdecreet).
Leegstand De berekeningswijze van de minimale aanslag van een leegstaande woning wordt verduidelijkt (art. 20 Wijzigingsdecreet). Alle gemeentelijke leegstandsreglementen moeten vóór 1 januari 2013 een beroepsprocedure bevatten tegen een weigering tot schrapping van een gebouw of woning (art. 43 Wijzigingsdecreet).
isabelle pateer
Het Decreet Grond- en Pandenbeleid is sinds 2009 al verschillende keren gewijzigd. De laatste wijziging dateert van eind 2011 en verscheen op 27 januari in het Belgisch Staatsblad. De meeste wijzigingen worden van kracht vanaf 6 februari.
Woonuitbreidingsgebieden Sociale woonorganisaties kunnen onder bepaalde voorwaarden zonder verdere plannen een woonuitbreidingsgebied aansnijden. Gemengde projecten met particuliere ontwikkelaar (met deels niet-sociale woningen) kunnen dat niet (art. 49 Wijzigingsdecreet).
Wat vindt de VVSG? De VVSG waardeert dat het decreet betaalbaar wonen beter mogelijk maakt. Maatwerk blijft echter moeilijk. Er zijn ook nog onduidelijkheden, o.m. over wat een sociale kamerwoning is. En waarom zijn er enkel kwaliteitsnormen voor ‘bescheiden woningen’? Welke kwaliteitsnormen kunnen via een gemeentelijke verordening worden geregeld en welke niet? Hoe verhouden ze zich tot de normen in de Vlaamse wooncode? Gemeenten die al meer dan 10% sociale woningen hebben, kunnen nu afwijkingen ‘in de min’ krijgen bij het aanvragen van een stedenbouwkundige of verkavelingsvergunning met sociale last. De procedure daarvoor is echter al te omslachtig. De oprichting van een rollend fonds is een goede zaak, maar is dit voldoende om sociaal wonen in gemengde projecten te versnellen? Uiteindelijk werd het ontwerpdecreet zonder aanpassingen door het Vlaams parlement goedgekeurd. xavier.buijs@ vvsg.be
Decr. 23.12.2011 wijz. diverse bepalingen van het decreet 27.03.2009 betreffende het gronden pandenbeleid en van diverse bepalingen van andere decreten die betrekking hebben op het grond- en pandenbeleid, BS 27.01.2012, Inforumnummer 262734 Stuk 1334 ( 2011-2012) van het Vlaams parlement www.bouwenenwonen.be
Lokaal I 15 februari 2012 I 39
geregeld wetmatig
agenda
Nieuwe rondzendbrief over onteigeningen
studiedagen
De afgelopen jaren was er nogal wat verwarring over hoe onteigeningsprocedures verlopen. Dat was heel frustrerend voor lokale besturen. Zij willen het als onteigenende overheid graag goed doen, om lange procedureslagen en onzekerheid voor de betrokken burgers te vermijden. Daarom werd de regelgeving hier en daar gewijzigd. Zo werd de vereiste geschrapt dat er een handtekening van de ‘functioneel bevoegde minister’ nodig is voordat de onteigeningsmachtiging door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur kon worden afgeleverd. Bovendien staan er nog bijkomende wijzigingen op stapel. Recent verscheen een rondzendbrief die een overzicht geeft van de belangrijkste wijzigingen. Tegelijk overloopt hij de wijze van opmaak van een onteigeningsdossier nog eens. xavier.buijs@ vvsg.be
Gent 29 februari Leuven 7 maart
Overheidsopdrachten: nieuwe regels, nieuwe aandachtspunten Infodagen over de nieuwe regelgeving overheidsopdrachten en de nog te verwachten wijzigingen. www.vvsg.be (kalender) Aarschot vanaf 6 maart
Intervisie voor animatoren Systematische ondersteuning en begeleiding voor animatoren in openbare rusthuizen. www.vvsg.be (kalender) Leuven 8 maart Kortrijk 15 maart
De RMI-wet
Rondzendbrief 14.10.2011 BB 2011/5 Besluit Vlaamse regering inzake onteigeningen ten algemenen nutte ten behoeve van de gemeenten, de provincies, de autonome gemeentebedrijven, de autonome provinciebedrijven, de O.C.M.W.’s, de inter-gemeentelijke samenwerkingsverbanden en de provinciale ontwikkelingsmaatschappijen, BS 18.01.2012, Inforumnummer 262481
Vorming voor maatschappelijk werkers. www.vvsg.be (kalender) Vilvoorde 8 maart
Taalwetgeving en taalbeleid Interactieve vorming met focus op de taalregels in het Nederlandse taalgebied zonder speciale taalregeling. www.vvsg.be (kalender)
GEMEENTE WESTERLO
Parel van de Kempen
gemeentesecretaris Voor de leiding van haar diensten zoekt de gemeente Westerlo een gemeentesecretaris (klasse 4). Het gaat over een voltijdse statutaire betrekking. Een wervingsreserve van twee jaar wordt aangelegd. Taken De gemeentesecretaris staat in voor de algemene leiding van de gemeentelijke diensten. Hij is hoofd van het personeel en voorzitter van het managementteam. Als verbindingspersoon tussen de diensten en het beleid coördineert hij de beleidsvoorbereiding en -uitvoering. Buiten de decretaal voorgeschreven taken zorgt hij voor een goed management en een klantvriendelijke dienstverlening. Voorwaarden ofwel een masterdiploma, ofwel een diploma van het universitair onderwijs, ofwel een diploma van het hoger onderwijs van twee cycli dat gelijkgesteld werd met universitair onderwijs • slagen voor een selectieprocedure Wij bieden brutomaandsalaris van 4463,65 tot 6571,32 euro • fietsvergoeding • maaltijdcheques (7 euro per dag) • hospitalisatieverzekering Meer info personeelsdienst - jef.janssens@westerlo.be - 014 53 91 74 gemeentesecretaris - leon.gielis@westerlo.be - 014 53 91 20 www.westerlo.be > vandaag in Westerlo > vacatures
Hoe solliciteren? Stuur je sollicitatiebrief met cv en een kopie van het vereiste diploma ten laatste op 8 maart 2012 naar gemeente Westerlo tav college van burgemeester en schepenen, Boerenkrijglaan 61 2260 Westerlo
40 I 15 februari 2012 I Lokaal
Hasselt 14 juni
Communicatie voor kansarme doelgroepen Externe communicatie speelt een belangrijke rol in de werking van een sociaal huis en in de realisatie van een toegankelijke hulp- en dienstverlening. Zeker als u sociaal zwakkere doelgroepen wilt bereiken. Hoe beter u zich kan inleven in de informatieproblemen en -behoeften van deze doelgroep, hoe beter u de communicatie naar inhoud en vorm kan uitwerken. In deze vorming staan we stil bij de systematische aanpak van communicatie en bij de concrete uitwerking van communicatieproducten zoals brochures, folders, aankondigingen. Zowel de inhoud als de vormgeving komt aan bod. De vorming is praktisch opgevat. U krijgt inzichten, handvatten en tips mee om onmiddellijk aan de slag te kunnen binnen uw eigen bestuur. www.vvsg.be (kalender)
Mechelen 13 juni
Business process management voor OCMW’s Elke organisatie van enige omvang, zo ook een OCMW en sociaal huis, wordt geconfronteerd met de noodzaak om zich permanent bij te sturen, de efficiëntie te verbeteren, de werking te monitoren. Het inzetten van de juiste middelen op de juiste plaats en de realisatie van toegevoegde waarde op een transparante wijze tegenover klanten/burgers en andere betrokkenen zijn belangrijke uitdagingen. Businessprocessmanagement (BPM) biedt uw OCMW het kader en de methodieken bij uitstek om u deze uitdagingen aan te pakken. Tijdens deze opleiding verwerft u inzicht in de basisprincipes van procesmanagement en leert u met procesmanagement aan de slag gaan in uw eigen organisatie. Deze opleiding richt zich tot het hoger en middenkader en kwaliteitsverantwoordelijken van OCMW’s. www.vvsg.be (kalender)
Een selectie uit het programma
Brugge vanaf 13 maart
Intervisie voor hoofdverpleegkundigen Systematische ondersteuning en begeleiding voor maatschappelijk werkers. www.vvsg.be (kalender) Oostduinkerke vanaf 14 maart
Coachend leiderschap
Residentiële vorming voor directies en leidinggevenden van gemeenten en OCMW’s. www.vvsg.be (kalender)
beginnende OCMW-maatschappelijk werkers. www.vvsg.be (kalender) Mechelen 8 maart
Verhoogde tegemoetkoming: het RVV- en het Omnio-statuut Praktijkgerichte opleiding voor OCMWmaatschappelijk werkers en administratieve medewerkers sociale dienst. www.vvsg.be (kalender) Mechelen 12 en 13 maart
9.30 – 10.30 uur Vlaams minister Bourgeois over actuele lokale dossiers Jan Leroy interviewt de minister van Bestuurszaken. 11 – 12 uur Werken aan de toekomst van dienstverlening: slimmer, sterker, straffer Lezing van Bart Noels, beleidsmedewerker Leiedal.
Brussel 17 april
12.30 – 13.30 uur Zorgen voor morgen: kernuitdagingen in ecologie, energie en klimaat Lezing van VVSG-stafmedewerker Alex Verhoeven.
West-Vlaanderen, vanaf 27 maart
RIZIV-financiering voor gevorderden
5 lezingen en 1 daguitstap over nieuwe inzichten, concepten en praktijkervaringen omtrent ruimtelijke kwaliteit; de eerste lezing Kerk en leven... gaat over de uitdagingen met betrekking tot de toekomst van kerkgebouwen met diverse voorbeelden van geslaagde nevenbestemmingen en herbestemmingen. www.west-vlaanderen.be (provincie, beleid & bestuur, winvorm)
Opleiding over het berekenen en optimaliseren van de RIZIV-financiering van rusthuizen. www.vvsg.be (kalender)
14 – 15 uur Ambitieus besturen in moeilijke tijden VVSG-directeur Mark Suykens waagt zich aan een toekomstverkenning.
Drongen vanaf 15 maart
In groep werken met cliënten Tweedaagse praktijkgerichte training voor OCMW-maatschappelijk werkers. www.vvsg.be (kalender)
Lezingenreeks Winvorm
opleidingen
Drongen vanaf 6 maart
De werking van het OCMW Vijfdaagse praktijkgerichte opleiding voor
Aan de balie van het sociaal huis Training in sociale en communicatieve vaardigheden voor loketmedewerkers. www.vvsg.be (kalender)
evenementen
Vlaanderen 22 maart
Vlaamse DUOdag
Werkzoekenden met een arbeidsbeperking vormen een duo met een medewerker van een bedrijf of lokaal bestuur waardoor werkgevers kunnen kennismaken met de talenten van personen met een arbeidsbeperking. www.duodag.be
15.30 – 16.30 uur Sterke ideeën en praktijken voor een duurzame publieke ruimte Praktijkmarkt met voorbeelden van Diest, Brasschaat, Nazareth, Harelbeke e.a.
Schrijf nu in: www.trefdag.be
Lokaal I 15 februari 2012 I 41
column Pieter Bos
Z
e zijn te duur voor de maatschappij, zeggen ze. In tijden van crisis is het nu eenmaal schrapen en schrappen, zeggen ze. En dus willen ze ervan af, van de bruggepensioneerden. Terecht? Om die vraag te beantwoorden nodig ik u uit om u een wereld voor te stellen zonder. Ziet u wat we krijgen? Minder hangouderen, jawel. En minder van de voordelen die daarmee – nu ja, vooruit dan maar – samenhangen. Geef toe: daar had u niet aan gedacht. Wie zorgt er voor de Provençaalse sfeer in onze wijken door decoratief met zilveren petanqueballen door de straten te paraderen? Wie voorziet op verraderlijke kruispunten de Mariabeelden van autochtone weidebloemen? Wie wijst op Vlaamse omleidingslabyrinten de verdwaalden de weg als de gps er de brui aan geeft? En wie houdt de lokale voetbalkantine recht aan beide zijden van de toog? Inderdaad. En er is nog meer. Stel dat ze echt verdwijnen, onze bruggepensioneerden, wie gaat er dan onze werven nog controleren? Toch niet het hoofd van onze technische dienst of de stadsingenieur? In het beste geval heeft die in zijn agenda een gaatje voor de wekelijkse werfvergadering waar de meerwerken en heel uitzonderlijk ook de minwerken worden besproken, gebogen over een lauwe kop koffie en tabellen, grafieken, schema’s, dwarsdoorsnedes en plattegronden. De werkelijkheid broeit buiten en de ingenieur heeft er zijn rug naar gekeerd. De werfkeet is de grot van Plato, maar dat leren ingenieurs niet aan de universiteit. Een ramp, want het geeft vrij spel aan de aannemers, van wie zij, o onzalige paradox, alles moeten aannemen: elke verdraaid goede uitleg, elke goed verdraaide verklaring. En als het dan uiteindelijk mis gaat, bij de verrekeningsstaat of bij de oplevering, roepen de ingenieurs in koor: ‘We kunnen er ons bed toch niet bij maken?’ Het is een idee dat we niet bij voorbaat moeten weggooien. Misschien moeten we het bij de volgende cao-bespreking maar eens op tafel leggen. Maar in afwachting wordt de leemte toch maar mooi gevuld door de bruggepensioneerden: senioren in de jeugd van hun pensioen, boordevol werkervaring
42 I 15 februari 2012 I Lokaal
en levenswijsheid, van alle markten thuis, gepokt en gemazeld door scha en schande, met een netwerk van hier tot in Tokio – kortom, het slag dat we bij aanwervingen altijd zoeken en nooit vinden. Witte raven, maar dan in het grijs. Op onze werven staan ze van ’s ochtends tot ’s avonds voor hun maatschappelijke return te zorgen, onze Statler en Waldorfs van de straat: kijkend op de knoestige vingers van de bouwvakkers, mannen en manuren tellend, permanent werkkracht en inzet evaluerend, hoeveelheden en afstanden schattend, de naïeve theorie van de prille plannenmakers afzettend tegen de nuchtere praktijk van door de wol geverfden. Ze hebben het druk, onze weer en wind trotserende mannen op de brug, die leunend op de leuning (zij weten nog waarvoor de dingen dienen) tijd tekort komen voor het uitwisselen van weetjes van de werf, de petites histoires van de grands travaux. Onderling, maar ook met derden: de omwonenden die willen weten of die trillingen wel koosjer zijn, de middenstander die het slijk der aarde vervangen ziet door slijk tout court, de bouwvakkers zelf die nauwgezet gebriefd worden over de wisselende weersvoorspellingen, de te verwachten verkeersdrukte of de lokale eigenaardigheden. Het is deze donker gejaste mannen, de handen diep in de zakken en de arendsblik schuilend in de schaduw van een pet, nauwelijks aan te zien maar ze zijn het weefgetouw dat van alle losse eindjes een sociaal weefsel maakt. Onbetaald en onbetaalbaar zorgen ze voor een maatschappelijke winst die onberekend en onberekenbaar is. Ze zijn de spionkop van de arbeidersploeg, de ogen van de gemeenschap, het collectieve geheugen in hoogsteigen persoon, de enigen die nog overzicht bewaren. Dankzij hen worden de werkers aangemoedigd, de lijntrekkers tot de orde geroepen, de leveranciers opgevangen, de pronostieken over het einde der werken bijgehouden, de op geen enkel plan vermelde oude funderingen luidkeels aangewezen. De bruggepensioneerden zijn de stuurlui aan wal en dus de besten. De dag dat ze er niet meer staan, zullen we vervangers moeten aanwerven.
beeld karolien vanderstappen
Van de brug af gezien
Gemeentelijke administratieve sancties
MET CD-R
OM
Hoe overlast aanpakken?
Marian Verbeek, Koen Van Heddeghem en Tom De Schepper De wet van 13 mei 1999 heeft tot doel om overlast via de weg van de administratieve sancties aan te pakken. Deze gemeentelijke administratieve sancties zijn dan ook voor elke gemeentelijke overheid een belangrijk instrument in de strijd tegen overlast. Maar de wet bleek in de praktijk niet bruikbaar. Daarom is ze in 2004 ingrijpend gewijzigd. Bovendien verscheen in januari 2005 omzendbrief OOP 30bis aangaande de uitvoering van gemeentelijke administratieve sancties. Heel wat gemeenten, mandatarissen en ambtenaren blijven zich echter vragen stellen over het toepassingsgebied van de wet, over de positie van de ambtenaar, over de aansluiting bij het politiebeleid en de capaciteit van de politiediensten. Kan de gemeente nachtlawaai administratief beboeten? Wie kan gemeentelijke administratieve sancties opleggen en wie mag de inbreuken vaststellen? Kan een gemeenschapswacht-vaststeller het identiteitsbewijs van een overtreder opvragen? In welke gevallen kan de gemeente diefstal zelf bestraffen? Wat is de rol van het parket in deze procedure? Op deze en tal van andere vragen geeft dit praktijkhandboek een antwoord. Het losbladige handboek is bedoeld voor de gemeentelijke mandataris die de mogelijkheden van de gemeentelijke administratieve sancties wil nagaan, voor het college dat de maatregelen wil toepassen, maar ook voor de individuele ambtenaar die de vaststellingen moet doen. De bijgevoegde modellen zorgen ervoor dat het systeem van de administratieve sancties op een correcte en efficiënte manier geïntegreerd kan worden in het gemeentelijke beleid tegen overlast.
Nieuw! U vindt de modelbrieven en talrijke voorbeelden nu ook op een handige cd-rom, zodat u ze onmiddellijk op uw pc kunt openen en aanpassen naar uw eigen voorkeur. Als toemaatje vindt u op de cd-rom nog andere bruikbare documenten, waaronder twee praktische instrumenten van de federale dienst Grootstedenbeleid (de vademecums “GAS-bemiddeling: leidraad” en “GAS-bemiddeling: stap per stap”) en heel wat interessante rechtspraak, die niet in het boek staan. U kunt alles gemakkelijk terugvinden omdat de cd-rom de structuur en, indien mogelijk, de inhoudstafel van het handboek volgt. Dankzij de geregelde actualisaties beschikt u ook in de toekomst over up-to-date informatie. Kortom, een handige gids voor iedereen die van ver of dichtbij betrokken is bij de toepassing van de gemeentelijke administratieve sancties in een gemeente.
Bestelkaart
Politeia, Ravensteingalerij 28, 1000 Brussel, Fax 02 289 26 19, Tel 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be, info@politeia.be. JA, ik bestel … ex. van Gemeentelijke administratieve sancties.
Naam Functie
❏ Mijn bestuur is lid van de VVSG, dus ik betaal 79 euro per uitgave met cd-rom*. ❏ Ik behoor niet tot een organisatie die lid is van de VVSG, dus ik betaal 89 euro per uitgave met cd-rom*.
Bestuur/Organisatie E-mail Tel. Adres
* Het handboek “Gemeentelijke administratieve sancties” is een losbladige uitgave van de VVSG en Politeia en wordt meermaals per jaar aangevuld. De bijwerkingen worden u automatisch toegestuurd aan 0,55 euro/blz. en de cd-update aan 29 euro/cd tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Prijzen zijn inclusief btw en exclusief verzendingskosten. Consulteer www.politeia.be voor de actuele prijzen.
Btw Handtekening
Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.
Datum
Toekomsten voor handhavingsbeleid Lokale handhaving heeft te maken met vele gemeentelijke domeinen. Denk maar aan milieu en afval, ruimtelijke ordening, nacht- en telefoon-winkels, alcoholverbod voor minderjarigen, brandpreventie en voedselveiligheid of horeca. Soms treedt het lokale bestuur op met eigen regels, soms doet ze dat op basis van Vlaamse of federale wetgeving. Wat zijn de mogelijkheden voor lokale handhaving? Wat zijn de valkuilen? Welke keuzes kunt u maken? En welke richtingen kunt u uit? Kom kiezen op Trefdag.
MeerMeer info op www.trefdag.be info op www.trefdag.be