2015lokaal02

Page 1

Nr 2 | Lokaal is het maandblad van de lokale besturen en verschijnt 11 x per jaar | VVSG vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel | Afgiftekantoor Gent X | P2A9746

Lokaal

Special economie

Bedrijvigheid doet bloeien

Heel Europa dereguleert

De Vlaamse begroting door een lokale bril

Daklozen tellen


Pure Power!

Raad hoeveel koffie Marc Herremans maalt en win een TREK-fiets twv â‚Ź 3.000, een motivational speech van Marc Herremans of een van de andere leuke prijzen. Doe mee op www.puropower.be

Pure kracht, dat is wat Marc Herremans, Puro Fairtrade Coffee en de koffietelers uit het Zuiden gemeen hebben. Zij zetten zich met hart en ziel in om hun dromen en die van anderen te realiseren. En dromen realiseren vergt wilskracht en doorzettingsvermogen! Met Puro koffie drink je dus meer dan een kopje (h)eerlijke koffie.

www.puropower.be www.purocoffee.com


stefan dewickere

opinie

mark suykens algemeen vvsg-directeur

Sterk sociaal beleid is een geïntegreerd beleid

O

p 16 januari besliste de Vlaamse regering dat bij het einde van deze gemeentelijke beleidsperiode de OCMW’s opgaan in de gemeenten. Als dat het geval is, wil de VVSG met deze bestuurlijke hervorming het lokaal sociaal beleid versterken. Lokale besturen zijn goed geplaatst om ervoor te zorgen dat mensen een menswaardig bestaan kunnen leiden. Mensen die in armoede leven, die op zoek zijn naar werk, maar ook naar een betaalbare woning en begeleiding bij hun schuldproblemen, naar een oplossing voor de problemen van hun kinderen op school of naar betaalbare kinderopvang, moeten een toegankelijke en burgernabije zorg krijgen. Sociaal beleid wordt concreet via acties die thuishoren in de sfeer van de individuele en collectieve hulpverlening. Hulpverlening is zeer ingrijpend en speelt zich af in de persoonlijke levenssfeer en vergt in tegenstelling tot cultuur of sport een zekere afscherming. Bovendien kent hulpverlening eigen methodieken zoals groepswerking, emancipatorisch en proactief werken met de cliënten. Dat vraagt dikwijls een zeer intens begeleidingstraject met het oog op de integratie van cliënten in de samenleving. Het beheer van zorgvoorzieningen in een vaak concurrentiële setting – er zijn ook private non-profit- en commerciële spelers in de zorg – vraagt een operationeel beleid dat meer bedrijfsmatig is. Zo zijn er in verschillende gemeenten zorgbedrijven, beheerd door lokale besturen. Deze brede benadering vraagt een globale visie. De politieke verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de gemeenteraad. Eenheid van beleid vergt één politieke aansturing, één beleidsplan, één budget. Maar de essentie van lokale beleidsruimte is dat de invulling kan verschillen van gemeente tot gemeente, ook al omdat het aanbod aan hulpen dienstverlening van het lokale bestuur en van andere aanbieders niet overal identiek is. Voor de uitvoering van het lokale sociale beleid zijn verschillende modellen mogelijk. Om te vermijden dat er in de gemeenten totaal uiteenlopende modellen ontstaan waardoor de burger door de bomen het bos niet meer zou zien, beperken we de keuze tot drie: een gemeentelijke welzijnsdienst voert het sociale beleid uit in eigen beheer, wat gepaard kan gaan met het toekennen van het budgethouderschap; een intern verzelfstandigd agent-

Op www.vvsg.be en via bovenstaande QR-code kunt u de volledige tekst lezen.

schap (IVA) krijgt operationele autonomie om bepaalde opdrachten uit te voeren binnen de gemeentelijke organisatie; een extern verzelfstandigd agentschap (EVA) krijgt operationele autonomie om welbepaalde opdrachten uit te voeren buiten de diensten van de gemeente. Deze mogelijkheden tot verzelfstandiging bestaan al voor andere gemeentelijke beleidsdomeinen. Mits een aangepaste vorm en duidelijke afspraken kunnen gemeenten ze voor de uitvoering van het lokale sociale beleid hanteren. Om de persoonlijke levenssfeer te beschermen worden beslissingen over individuele dossiers van maatschappelijke dienstverlening uit de klassieke politieke besluitvorming van de gemeente gehouden (gemeenteraad, college van burgemeester en schepenen) en, ongeacht het gekozen model, steeds genomen door een bijzonder comité, aangeduid door de gemeenteraad. De gemeenteraad heeft de volledige vrijheid om voor de uitvoering van het geheel of van onderdelen van het lokale sociale beleid een keuze te maken tussen deze drie modellen en kan bijgevolg deze modellen ook combineren. Ook gemeentegrensoverschrijdende samenwerking biedt op het vlak van sociaal beleid voordelen. De bestaande vormen van samenwerking zoals intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en OCMW-verenigingen kunnen behouden blijven en zelfs opgewaardeerd worden. Voor een aantal modellen moet de federale wetgeving wijzigen: niet alleen de OCMW-wet of de leefloonwet, maar ook talloze wetten waarin opdrachten en taken expliciet aan het OCMW toegewezen worden of het OCMW als aparte rechtspersoon en als aparte werkgever benaderd wordt. Zo niet dreigen de lokale besturen subsidies of tegemoetkomingen mis te lopen of zijn de modellen gewoon niet uitvoerbaar. De VVSG vraagt uitdrukkelijk dat de Vlaamse overheid eerst grondig analyseert welke wetswijzigingen zich opdringen en met de federale overheid de wijzigingen afspreekt voor de nieuwe modellen ingevoerd worden. Dit is een correcte toepassing van het door Vlaanderen gehuldigde Belfortprincipe. De VVSG wil haar expertise ter beschikking stellen en haar medewerking verlenen aan het uitwerken van deze bestuurlijke modellen, maar gaat hiervoor eerst in dialoog met de leden, onder meer begin februari op de VVSG-Ronde van Vlaanderen. Lokaal februari 2015

3


inhoud • februari 2015 • nummer 2

special economie

37 Interview met Bil Grimsey De toekomst van de winkelstraat

‘De winkelkern wordt meer een knooppunt van gemeenschapsleven dan een commerciële bestemming,’ zegt winkelspecialist Bill Grimsey. In de toekomst zal ons winkelgedrag nog meer veranderen door allerlei technische snufjes. Als gemeente kun je daarop maar beter voorbereid zijn.

40 Moderne ondernemers zijn motor voor kernversterking 42 Waarom winkels leeg staan 44 Op zoek naar bedrijfsruimte Het juiste bedrijf op de juiste plaats

44

37

46 Creatieve economie in Gent Creatief ondernemerschap stuurt wijkvernieuwing

48 Drie jaar Regionale overlegtafels Economie

Lokaal is het maandblad van de lokale besturen Contact lokaal@vvsg.be, T 02‑211 55 46 Hoofdredacteur Marlies van Bouwel marlies.vanbouwel@vvsg.be Werkten mee aan dit nummer Redactie Marleen Capelle, Katrien Gordts, Pieter Plas, Jan Van Alsenoy, Bart Van Moerkerke Beeld Layla Aerts, Stefan Dewickere, Bart Lasuy, Nix, Karolien Vanderstappen, Vorm Ties Bekaert Druk Schaubroeck Met de steun van Belfius en Ethias, partners van de VVSG Advertenties Peter De Vester peter@cprojects.be, T 03-326 18 92

4 februari 2015 Lokaal

Vacatures en abonnementen Nicole Van Wichelen nicole.vanwichelen@vvsg.be T 02-211 55 43 Prijs abonnement VVSG-leden: 70 euro VVSG-leden vanaf 10 ex. 57 euro Niet-leden: 130 euro Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel T 02-211 55 00 • www.vvsg.be VVSG-bestuur Luc Martens, algemene voorzitter, voorzitter algemene vergadering en voorzitter directiecomité Stijn Quaghebeur, voorzitter raad van bestuur Rudy Coddens, voorzitter directiecomité afdeling OCMW’s Marnic De Meulemeester, voorzitter afdeling veiligheidsdiensten

Ondertekende artikels verbinden alleen de auteurs. Reacties zijn welkom. De redactie zal deze naar eigen inzicht al dan niet opnemen, inkorten of er melding van maken. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, elektronische drager of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Verantwoordelijk uitgever Mark Suykens, directeur VVSG

Bill Grimsey: ‘We hebben meer mensen nodig in het centrum van de gemeenten en minder winkels.’

LAYLA AERTS

Bedrijvigheid doet bloeien


bestuurskracht

6 Kort print & web, perspiraat, Nix 10 Interview met Cormac Russell ‘Gebruik het sociale kapitaal’

ls de overheid wil dat mensen zorg voor anderen A op zich nemen moet de overheid investeren in de gemeenschap. Cormac Russell: ‘In elke buurt van 3000 mensen zouden we een gemeenschapsbouwer moeten hebben. Die investering zal lonen omdat de overheid minder diensten moet verlenen en ook economisch zal ze vruchten afwerpen.’

15 Decentralisatie en lokale bestuurskracht in Europa: in verscheidenheid verenigd 20 De Vlaamse begroting door een lokale bril – deel 1 24 Hoe diverser het personeelsbeleid hoe sterker 27 Weet als gemeente wat de facilitaire kosten zijn

64

STEFAN DEWICKERE

DANIEL GEERAERTS GF

52

3 opinie Sterk sociaal beleid is een geïntegreerd beleid 70 column Lokaal engageren

STEFAN DEWICKERE

10

STEFAN DEWICKERE

30

mens & ruimte

50 Kort nieuws, print & web, oproepen 52 Gezondheidsbeleid op maat van de doelgroep Lokale besturen zetten almaar meer in op gezondheidsprojecten op maat van de zeer diverse doelgroepen, dat blijkt uit de indicatorenmeting van het VIGeZ.

56 Intra-Europese migratie, lokale integratie? 58 Met hoeveel zijn ze, die daklozen? 60 OCMW: sterk werk

Onder de mensen komen en blijven lachen beweging

63 Geanimeerd op café 64 Netwerk Stuurgroep activeringsbeleid ‘Hier zitten wij op de eerste rij.’ 66 Kort laureaat, perspiraat, tweets en tweeps 68 agenda

30 Een neus voor Europa: Interreg Vlaanderen-Nederland 32 De raad van Waregem Kabbelend het nieuwe jaar in

Lokaal februari 2015

5


bestuurskracht perspiraat

“Vanuit het Pajottenland hebben we onze dossiers steeds warm gehouden in Brussel. Daar plukken we nu de vruchten van, zodat de gemeenten een aantal concrete projecten kunnen realiseren.” Burgemeester van Gooik Michel Doomst (CD&V) over de subsidies voor plattelandsprojecten die de Vlaamse overheid vrijmaakt voor Gooik, Galmaarden, Bever, Herne en Pepingen – De Standaard 14/1 “Een regelrechte gijzeling. Al moet de oppositie vroeger opstaan om mij mentaal te kraken. Als internationaal zakenman stap ik van de ene jetlag in de andere. Ik zat zeker nog fris. Wat mij betreft had het nog langer mogen duren.” Schepen van Financiën Maurice Helsen (CD&V) van Herenthout, na een gemeenteraadszitting van vijftien uur over de goedkeuring van het gemeentelijk budget - Gazet van Antwerpen 14/1 “Voor elke terugkerende Syriëstrijder maken de diensten een analyse, op basis daarvan wordt hij politioneel opgevolgd en/of begeleid door maatschappelijk werkers. Het is maatwerk. Ik heb maar 174 agenten, Bart De Wever heeft er meer dan 2.500, en we hebben hetzelfde aantal terugkeerders: acht. De lokale besturen moeten dringend versterkt worden.” Hans Bonte (SP.A), burgemeester van Vilvoorde – De Standaard 16/1 “Je kan makkelijker ijs verkopen op de noordpool dan burgemeesters overtuigen om hun gemeenten samen te voegen. Maar wat bij mekaar hoort, moet op termijn bij mekaar komen om op een zo efficiënt mogelijke manier te kunnen besturen. Goede aanzetten zijn gegeven door de Vlaamse minister-president en Interleuven, de intercommunale van het arrondissement Leuven. Ook wij moeten dit onderzoeken en voorbereiden.” Leuvens burgemeester Louis Tobback (SP.A) – De Standaard 13/1 “Wij proberen als gemeentebestuur niet polariserend te zijn, en bruggen te bouwen tussen de gemeenschappen. We hebben goede moskeebesturen, een goed politiekorps dat kort op de bal speelt, en een netwerk van zoveel mensen in clubs en verenigingen die alert zijn en ingrijpen als ze tekenen van radicalisering opmerken.” Burgemeester van Mechelen Bart Somers (Open VLD) – Het Belang van Limburg 12/1

6 februari 2015 Lokaal

nieuws

Waarom de VVSG geen vennootschapsbelasting op intercommunales wil Eind december keurde de Kamer de Programmawet goed en meteen ook het regeringsvoorstel om intercommunales voortaan aan de vennootschapsbelasting te onderwerpen. De maandenlange pogingen van de VVSG, Interafval en Vlinter om de federale overheid van dat idee af te brengen, zijn mislukt. Lokaal somt de belangrijkste argumenten tegen die vennootschapsbelasting nog eens op. Tot eind 2014 genoten intercommunales een speciaal regime: wat ze ook deden, ze vielen niet onder de vennootschapsbelasting. De programmawet schrapt deze uitzondering. In theorie moet nu geval per geval worden bekeken of de rechtspersonenbelasting geldt (het oude regime) of de vennootschapsbelasting. Intercommunales die winsten (kunnen) uitkeren aan hun vennoten, de gemeenten, zullen voortaan zo goed als zeker vennootschapsbelasting moeten betalen.

Deloyale fiscale concurrentie Tijdens de regering-Di Rupo lag deze maatregel al herhaaldelijk op tafel bij de begrotingsbesprekingen, met vooral de MR als vragende partij en de PS als belangrijkste tegenstander. In het recentste regeerakkoord luidt het dat de regering de deloyale fiscale concurrentie tussen de private en de publieke sector wil wegwerken. Op zich kan niemand hier iets tegen hebben, maar de toepassing via de invoering van de vennootschapsbelasting op intercommunales wekt wel bevreemding. De meeste samenwerkingsverbanden zijn helemaal geen concurrenten van de privésector: netbeheerders voor energie, waterbedrijven of afvalintercommunales beschikken over een wettelijk monopolie. Bovendien zijn er nog wel meer verschillen tussen de publieke en de private sector, waarvan er ten minste even veel in het nadeel van de overheidsspelers uitdraaien, zoals strakke (en dure) regels voor overheidsopdrachten, stringentere personeelsstatuten, vaak geen begunstigde van werkgelegenheidsmaatregelen.

Europa De maatregel moet de Schatkist 200 miljoen euro opleveren. Als dat geld vooral van de lokale sector komt – gemeenten krijgen minder dividenden uitbetaald –, brengt het België als land geen stap dichter bij een begrotingsevenwicht. Europa bekijkt de overheid als geheel, niet elke entiteit apart. De Europese Commissie heeft de federale regering al gevraagd of haar begroting voldoende rekening houdt met de budgettaire effecten op de andere overheden. Sommigen vrezen zelfs een negatief effect op de Belgische overheidsfinanciën. Voor een entiteit die onderworpen wordt aan de vennootschapsbelasting is het interessanter zich meer met vreemd vermogen (schulden dus) te financieren en minder met eigen vermogen, want de rentelasten worden deels fiscaal gerecupereerd. Als intercommunales meer schulden maken, stijgt ook de overheidsschuld, want intercommunales horen voor Europa integraal bij de overheid. Zowat iedereen is het erover eens dat overheden in budgettair beroerde tijden beter niet besparen op hun investeringen. Dat dreigt nu net wel te gebeuren. Door een deel van de winsten weg te belasten, daalt de autofinancieringscapaciteit van intercommunales en dus de mogelijkheid om investeringen zelf te dragen. De verminderde dividenden voor de gemeenten kunnen de lokale investeringen nog sterker doen dalen. Uiteraard heeft dit belangrijke economische consequenties. Duizenden banen zijn in Vlaanderen verbonden aan de investeringen van lokale besturen en hun samenwerkingsverbanden. Bovendien rijst de vraag of voor

Zullen er nu voldoende middelen overblijven voor maatschappelijke uitdagingen zoals de versnelde afwerking van het rioleringsnet of de creatie van slimme netten voor elektriciteit?


print & web

een aantal maatschappelijke uitdagingen, zoals de versnelde afwerking van het rioleringsnet of de creatie van slimme netten voor elektriciteit, wel voldoende middelen overblijven. De federale overheid komt via de invoering van de vennootschapsbelasting op intercommunales impliciet op het terrein van de gewesten, want zij zijn bevoegd voor de meeste van die domeinen. We vermoeden dat de gewesten, nu ze net ook bevoegd geworden zijn voor de nettarieven voor gas en elektriciteit, het ook niet appreciëren dat door een federale maatregel deze tarieven verder zullen stijgen. In de huidige stand van de wetgeving kunnen de netbeheerders de vennootschapsbelasting doorrekenen in hun kosten.

Efficiëntie Overheden moeten streven naar meer efficiëntie, zo horen we vaak. Dat kan onder meer via schaalvergroting. Als fusies niet meteen mogelijk zijn, moeten gemeenten op zijn minst meer en intenser samenwerken, luidt het dan. Dat de federale overheid op hetzelfde moment deze samenwerking fiscaal afstraft (terwijl zaken die gemeenten alleen doen onbelast blijven), is dan ook een vreemd signaal. De reden waarom de wetgever decennialang een belastingvrijstelling voor intercommunales aanhield was precies dat die samenwerkingsverbanden verlengd lokaal bestuur zijn, en dus hetzelfde fiscale regime als het moederbestuur, de gemeente, moeten genieten. De maatregel levert nog wel meer vreemde effecten op. Veel samenwerkingsverbanden namen intussen fiscaal specialisten in de arm om de gevolgen van deze belasting te minimaliseren. Sommige zoeken ook juridische bijstand om een procedure voor het Grondwettelijk Hof voor te bereiden. Overheden maken dus kosten om elkaar het leven moeilijk te maken. Efficiënt is anders.

Kennis Minister van Financiën Johan Van Overtveldt heeft in de Kamer aangekondigd dat de FOD Financiën informatiesessies voorbereidt over de vennoot-

schapsbelasting op intercommunales. We kunnen dat uiteraard alleen maar toejuichen. Wel hopen we dat de federale overheid tegen dan beter op de hoogte is van hoe de intercommunale wereld er echt uitziet, want tijdens de Kamerbesprekingen maakte ze op dat vlak geen overtuigende indruk. Zo was de uitspraak van de minister dat er ook veel gemengde intercommunales zijn (waardoor de effecten van de dalende dividenden ook door private spelers zouden worden gedragen) pijnlijk op het moment dat de grootste intercommunales, de netbeheerders voor gas en elektriciteit, net zuiver werden door de uittreding van Electrabel vanaf begin 2015. De stelling dat gemeenten desnoods maar moeten kiezen voor een vzw als samenwerkingsvorm om aan de belasting te ontsnappen, stond bovendien helemaal haaks op wat het Vlaamse decreet op de intergemeentelijke samenwerking zegt. Over deze belasting is het laatste woord nog niet gezegd. Had men voor de maatregel wat meer tijd uitgetrokken om de toestand op het terrein en alle mogelijke effecten in kaart te brengen, dan was de beslissing wellicht anders uitgevallen. Maar hopelijk keert de ratio in een latere fase toch nog terug. jan leroy

Wat met de reserves? De meeste intercommunales beschikken over reserves die tot en met 2014 werden opgebouwd, dus onder het regime van de rechtspersonenbelasting. Door de pro‑ grammawet is de kans groot dat die bij een latere uitkering aan de gemeenten toch nog zouden worden belast onder de ven‑ nootschapsbelasting. Diverse fiscalisten denken dat dit niet kan. Velen gaan ervan uit dat de retroactieve belasting van de re‑ serves de wet extra kwetsbaar maakt bij een eventuele procedure tot vernietiging voor het Grondwettelijk Hof.

Tot 16 februari Interreg 2 Zeeën Het Interreg 2 Zeeën Programma (2014-2020) heeft zijn eerste projectoproep gelanceerd. Deze zal in twee stappen verlopen: in eerste instantie de indiening van een conceptnota en vervolgens het volledige aanvraagformulier. Het indieningsproces is nu volledig elektronisch en moet gebeuren via het 2 Zeeën Electronic Exchange Platform (EEP). www.interreg4a-2mers.eu/2014-2020/how-to-apply/nl

Handboek btw 2014-2015 Deze gebruiksvriendelijke handleiding verduidelijkt ge‑ structureerd en overzichtelijk de toepassing van de complexe btw-regelgeving. Het boek is logisch opgebouwd en geeft afdoende antwoorden op klas‑ sieke btw-vragen zoals: Wie is btw-plichtig? Welke handelingen zijn onderworpen aan btw? Waar vindt de belastbare handeling plaats? Wat is de maatstaf van heffing? In welke gevallen is er recht op vrijstelling en wie moet de btw voldoen? Specifieke hoofdstukken zijn gewijd aan de problematiek van aftrek en te‑ ruggave van btw, btw-tarieven, de administratieve procedures in verband met btw. Het boek heeft een hoog didactisch ge‑ halte en is praktisch bruikbaar. P. Wille, F. Borger, M. Govers, Handboek btw 2014-2015, Uitgeverij Intersentia, Antwerpen, 79 euro

De converserende overheid Mensen zitten niet meer te wachten op een klassieke, infor‑ merende overheid. Dat betekent dat overheidscommunicatie een nieuwe aanpak moet krijgen, waarin overheden veel minder zelf informatie uitsturen en te‑ gelijkertijd vooral meer luisteren en in dialoog treden. Het boek leert u hoe u intern en extern vertrouwen creëert en hoe u het onbenutte conversatiepotenti‑ eel in uw organisatie aanboort, met handige tools, tips en prak‑ tijkvoorbeelden als gids. E. Goubin, J. Clément, M. Van Daele, De converserende overheid, Uitgeverij LannooCampus, Leuven, 24.99 euro

Lokaal februari 2015

7


bestuurskracht nieuws

STEFAN DEWICKERE

Nieuws over pensioenen en arbeidsongeschiktheid, nog niet over loopbaanonderbreking

De federale overheid is aan de uitvoering van het federale regeerakkoord van 9 oktober 2014 begonnen. In de Programmawet van 19 december 2014 staat een (eerste) wijziging aan de pensioenwetgeving, de afschaffing van de pensioenbonus vanaf 2015. Ook over arbeidsongeschiktheid staan er belangrijke nieuwe bepalingen in de Programmawet: er moet een reïntegratieplan komen zodra een medewerker drie maanden arbeidsongeschikt is. Dat plan moet rekening houden met de mogelijkheden die de medewerker (nog wel) heeft. Het plan is multidisciplinair: de arbeidsgeneesheer, werkgever en behandelend arts werken eraan mee. Er komt nog een uitvoeringsbesluit. Verder wordt onder meer de wachttijd bij arbeidsongeschiktheidsuitkeringen opgetrokken tot twaalf maanden, behalve voor het recht op moederschapsuitkeringen, waar een gunstiger regeling blijft gelden. Ook voor loopbaanonderbreking in de openbare sector zijn er wetswijzigingen op komst, al zijn er nog geen ontwerpteksten. Volgens het federale regeerakkoord zou de gedeeltelijke loopbaanonder-

breking in het eindeloopbaanstelsel verder opgetrokken worden tot de leeftijd van 60 jaar. In bepaalde gevallen (zwaar werk; lange loopbaan) kunnen 55-plussers in dit stelsel stappen. Een andere wijziging volgens het federale regeerakkoord betreft de beperking van uitkeringen tot de gemotiveerde loopbaanonderbreking (om voor een kind te zorgen, om geneeskundige bijstand te verlenen aan een gezins- of familielid, voor palliatieve zorg, voor de zorg voor een gehandicapt kind, en om een opleiding te volgen). Een bijkomende moeilijkheid is dat deze plannen eerst in het overkoepelende comité voor alle overheidsdiensten, Comité A, komen, waarin niet de lokale besturen maar wel de Vlaamse overheid zetelt. Juridisch is Vlaanderen organiek bevoegd (geworden) voor de loopbaanonderbreking van het overheidspersoneel in het Vlaamse Gewest, al blijft de federale regeling voor onderbrekingsuitkeringen gelden zolang de Vlaamse overheid geen eigen regeling uitgewerkt heeft. Het blijft dus afwachten welk standpunt de Vlaamse regering zal innemen. In het Vlaamse regeerakkoord staat dat ze de niet-thematische verloven wil laten uitdoven. Dat zou betekenen dat enkel loopbaanonderbreking voor palliatief verlof, geneeskundige bijstand en ouderschapsverlof gefinancierd zouden worden (premie en meerekenbaarheid voor het pensioen). marijke de lange

Programmawet van 19 december 2014 Afschaffing van de pensioenbonus: Inforumnummer 288480 Arbeidsongeschiktheid: Inforumnummer 288451

Politiezones krijgen eindelijk tweede schijf verkeersveiligheidsfonds 2009 Veel politiezones hebben de afgelopen maanden aan de hand van het VVSG-model de federale overheid in gebreke gesteld omdat de tweede schijf van het verkeersveiligheidsfonds nog steeds niet betaald was. En blijkbaar hebben deze actie en de jarenlange strijd van de VVSG tot resultaat geleid. Het definitieve KB (inforumnr. 288996) is op 14 januari gepubliceerd in het Staatsblad. Het bevat de verdelingsmodaliteiten van het saldo van het verkeersveiligheidsfonds 8 februari 2015 Lokaal

(ontvangsten 2009). De totaal te verdelen som bedraagt voor 2009 ongeveer 9 miljoen euro. De Vlaamse zones ontvangen in totaal 5.826.350 euro, de Waalse 1,89 miljoen euro en de Brusselse ongeveer 0,9 miljoen euro. De federale politie heeft recht op 0,45 miljoen euro. De politiezones hebben het bedrag in de loop van de maand januari ontvangen. Hoeveel elke zone ontvangt is te lezen in het KB. Nu moeten de overige jaren nog volgen. Volgens berekeningen van

de VVSG gaat het in totaal over ongeveer 81,8 miljoen voor de periode 2009-2012: 26 miljoen euro voor 2010, 29,2 miljoen euro voor 2011 en 17,48 miljoen euro voor 2012. Concreet hebben de Vlaamse zones wettelijk recht op ongeveer 52,2 miljoen euro aan bijkomende inkomsten. Minister Jan Jambon heeft beloofd dat die KB’s nog volgen, dit jaar komt het KB er voor 2010. De VVSG blijft dit dossier op de voet volgen. koen vanheddeghem


print & web

Europees jaar van Ontwikkeling – EYD2015



       

 

 

2015 is een scharnierjaar. De termijn voor de verwezenlijking van de Millenniumdoelstellingen (MDG’s) loopt af en het proces om met de VN een gezamenlijk post-2015-ontwikkelingskader uit te werken is volop aan de gang. Europa wil alle burgers hierbij betrekken en zet daarom elke maand een ander thema in de kijker. Voor februari is dit ‘onderwijs’.

Veel gemeenten betrekken het onderwijs in hun beleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking. Vaak via mondiale vorming begeleid door Djapo, via een leskoffer die de gemeente ter beschikking stelt of via inleefreizen met jongeren

naar een stedenbandpartner. Mooie voorbeelden zijn te vinden in Hasselt, Genk, HeusdenZolder, Zoersel, Mol, Bierbeek, Brugge, Evergem en Merelbeke. Wanneer mensen van jongs af aan leren omgaan met de veelzijdigheid van culturen en

de omgevingen waarin deze tot stand komen, is de kans groot dat zij later ook meer begrip en tolerantie zullen opbrengen voor en belang zullen hechten aan een rechtvaardige verdeling onder de wereldbevolking. anne geens

VVSG start preventie van radicalisering De VVSG is in januari gestart met een nieuw project voor de ondersteuning van het lokale beleid ter preventie van radicalisering. In eerste instantie willen we kennis verzamelen en behoeften detecteren over de problematiek van radicalisering in de Vlaamse gemeenten. We zullen ook instrumenten

ontwikkelen om de gemeenten beter te ondersteunen in hun integrale strategie. kato van broeckhoven

Vragen over de lokale preventie van radicalisering? Mail ze naar radicalisering@vvsg.be

Banaba Arabische Wereld en Midden-Oosten De Arabische regio zit in een woelige transitie. Een roerige lente verraste iedereen in aard en tempo. Maatschappelijke vraagstukken over politiek, justitie, economie en cultuur roepen om een oplossing. Maar wat is de Arabische Wereld en

wie is ‘de’ Arabier? Hoe kijkt hij of zij aan tegen die grote omwenteling? Hoe zit het met de radicalisering van strekkingen binnen de islam? Wat of wie schuilt achter de conflicten in bijvoorbeeld Syrië en Irak? En komt er ooit een einde aan de

Joods-Palestijnse kwestie? Een antwoord op dit alles en veel meer krijgt u in dit Postgraduaat Regionale Focus Arabische Wereld en Midden-Oosten dat in februari in Mechelen van start gaat. www.thomasmore.be





Gemeentelijke profielschetsen najaar 2014 De Studiedienst van de Vlaamse Regering publiceerde een update van de Gemeentelijke Profiel‑ schetsen die bedoeld zijn om de gemeenten te ondersteunen bij de opmaak van hun meerjaren‑ plan. Deze keer werden nieuwe reeksen toegevoegd zoals het budgettaire resultaat, de autofinancieringsmarge en de bruto toegevoegde waarde per inwoner. Dat zijn de zogenaamde GPS+-rapporten. Door die extra informatie kan elk bestuur de vergelijking maken met een groep gelijkaardige besturen (op basis van de Belfius-indeling) en met het Vlaamse Gewest, en zo de ontwikkelingen in de ge‑ meente in een bredere context plaatsen. GPS+ reikt indicatoren aan voor de prioritaire beleids‑ thema’s waarvoor de Vlaamse overheid en de lokale besturen samenwerken in de periode 2014-2019: het stedelijke beleid (Stedenfonds), gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, lokale sociale economie, integratiebeleid, cultuurbeleid, jeugdbeleid, sportbeleid, cultu‑ reelerfgoedbeleid en flankerend onderwijsbeleid. lokalestatistieken.be, knop gemeentelijke profielschetsen update najaar 2014

nix

Lokaal februari 2015

9


Cormac Russell: ‘Waarom zou een burger zorg verlenen als er professionelen betaald worden om hetzelfde te doen en als het systeem zegt dat die het beter doen? De sociale interactie, de gemeenschap is opzijgezet en vervangen door dienstverlening en programma’s.’

10 februari 2015 Lokaal


bestuurskracht interview Cormac Russell

Gebruik het sociale kapitaal ‘De overheden in Europa hebben de voorbije decennia op één vleugel gevlogen, die van de dienstverlening aan hun “klanten”. Ze hebben mensen in een passieve rol van ontvangers van diensten geduwd. Dat systeem is niet meer houdbaar. Het is tijd om het sociale kapitaal en de lokale gemeenschap weer op te bouwen. In plaats van te kijken naar wat mensen niet kunnen en daar diensten aan op te hangen, moeten we van de sterktes van mensen vertrekken en met hen de toekomst en de lokale democratie cocreëren.’ Cormac Russell was zonder twijfel een van de meest inspirerende sprekers op de VVSG-Trefdag. tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere

C

ormac Russell is managing director van Nurture Development, directeur van ABCD Europe en faculteitslid van het ABCD Institute aan de Northwestern University Chicago. ABCD staat voor Asset Based Community Development. Vrij vertaald: gemeenschapsontwikkeling vertrekkend van de sterke punten, de kracht van de gemeenschap en de mensen in de gemeenschap. ‘De voorbije twintig, dertig jaar hebben we vooral gekeken naar wat mensen niet hebben en naar wat we vinden dat ze moeten krijgen. Heel ons sociale en gezondheidssysteem is daarop gebaseerd. Het vertrekt van een behoefteanalyse van de klanten om hun vervolgens diensten te verlenen die aan die behoeften tegemoetkomen. Het gaat uit van hun problemen en tekortkomingen, van wat ze niet weten en niet kunnen. De basis van ABCD is vertrekken van de sterke punten van mensen en gemeenschappen. Het kijkt naar het halfvolle en niet naar het halflege glas. ’

Kunt u dat even verduidelijken? ‘Ik kan dat het best aan de hand van een voorbeeld. Robin is een oudere man die na het overlijden van zijn vrouw hulp kreeg in de vorm van standaarddiensten. Warme maaltijden werden aan huis geleverd, er kwam af en toe een sociaal werker langs, hij nam deel aan georganiseerde activiteiten met andere ouderen. De nadruk lag op het wegwerken van zijn problemen. Wij hebben de organisatie die hem diensten verleende, getraind om te vertrekken van wat Robin kan en wil. We hebben hem gevraagd waardoor hij gepassioneerd is, wat hem de tijd doet vergeten. Hij zei dat hij vroeger heel graag wandelstokken maakte. Aan de organisatie hebben we duidelijk gemaakt dat het leveren van maaltijden niet het belangrijkste was. Ze moest ervoor zorgen dat Robin weer wandelstokken kon maken, dat zou ook veel andere problemen oplossen. Intussen is de traditionele dienstverlening aan Robin stopgezet. Hij maakt nu wandelstokken voor Lokaal februari 2015

11


bestuurskracht interview Cormac Russell

‘Lokale overheden zouden ons moeten behandelen als burgers die mee de lokale democratie vorm geven.’ mensen in de lokale gemeenschap. En hij is niet alleen, nog zeventien anderen hebben zich bij hem aangesloten. Robin is zijn eigen veranderingsagent, hij bouwt actief mee aan de gemeenschap. Het gaat op sociaal vlak en qua gezondheid veel beter met hem dan toen hij gestandaardiseerde hulp kreeg.’ Zegt u nu dat al die diensten, al die voorzieningen niet nodig zijn? ‘Neen, voorzieningen blijven nodig. Als ik geopereerd moet worden, wil ik dat dit in een professioneel ziekenhuis gebeurt. En ook Robin zal nog af en toe een beroep doen op professionele voorzieningen. Maar het evenwicht is de voorbije twintig, dertig jaar helemaal zoek geraakt. Dat heeft soms catastrofale gevolgen gehad. Een hittegolf in 2003 kostte aan 70.000 mensen het leven in verschillende landen in Europa. Onderzoek maakte duidelijk dat niet het gezondheidssysteem had gefaald, maar wel de buurt. Mensen kennen elkaar niet meer. Waarom zou een burger ook zorg verlenen als er professionelen betaald worden om hetzelfde te doen en als het systeem bovendien zegt dat die het beter doen? De sociale interactie, de gemeenschap is opzijgezet en vervangen door dienstverlening en programma’s.’ ‘Ook het verhaal van de “men’s shed movement” in Australië is een typisch voorbeeld. De beweging ontstond in de jaren tachtig. Enkele mannen vonden het te gek dat ze allemaal een eigen schuurtje met gereedschap hadden. Ze brachten al hun gereedschap bijeen in één schuur waar buurtbewoners naartoe konden komen als ze iets wilden repareren. Dat was zo’n succes dat binnen de kortste keren overal van die schuren ontstonden. Ze leidden tot sociale verandering in de plaatselijke gemeenschappen. Er kwamen allerlei studies naar het fenomeen en op basis daarvan besliste de overheid om de schuurtjes te subsidiëren. Dat was “the kiss of death”, want aan het geld hing een hele regelgeving vast. Binnen twee jaar was het gemeenschapsinitiatief en -alternatief uitgehold en kelderde het aantal lokale schuurtjes. Veel overheden, ook de lokale overheden en zeker in Europa, hebben de voorbije decennia op één vleugel gevlogen en bijna exclusief ingezet op dienstver12 februari 2015 Lokaal

lening. Ze zien ons als klanten, terwijl lokale overheden ons zouden moeten behandelen als burgers die mee de lokale democratie vorm geven. Ze moeten het de mensen mogelijk maken zelf te doen waar ze goed in zijn. Dat zal een grote cultuurverandering vragen.’ De maatschappij is de voorbije dertig jaar toch grondig veranderd, meer geïndividualiseerd. Mannen en vrouwen werken bijvoorbeeld buitenshuis, soms op grote afstand van waar ze wonen. Wat is de kracht van de lokale gemeenschap nog? ‘Er is nooit een gouden tijd van de lokale gemeenschap geweest. Maar als je mensen vraagt of ze zich een tijd kunnen herinneren waarin ze zich konden identificeren met de plaats waar ze leefden, dan zeggen de meesten toch dat dit dertig jaar geleden meer het geval was dan nu. Sindsdien zijn de mensen en de leefpatronen inderdaad veranderd. Een terugkeer naar dertig jaar geleden is uiteraard onmogelijk. We moeten een oplossing vinden die past voor de huidige tijd. En toch zal die voor een groot deel plaats- en buurtgebonden zijn. Mensen weten goed wat ze over tien jaar willen als het over duurzaamheid, sociale zorg, gezondheid, veiligheid gaat. Ze willen de afstand en de tijd tussen huis en werk verminderen, ze willen hun eigen energie produceren enzovoort. We moeten manieren vinden om meer plaatsgebonden te zijn, om het globale te verbinden met het lokale. Hoe het er allemaal zal uitzien, weet ik niet, maar we moeten er wel aan beginnen. Sociale media zullen zeker een rol hebben. We zullen ook weer ambiance in de buurten moeten brengen. Spelende kinderen zijn daarin heel belangrijk. Nu is alles zodanig gereguleerd dat ze niet meer op straat kunnen spelen. In buurten waar dat wel kan, zie je snel de effecten. Er zijn ook ouders op straat om een oogje in het zeil te houden, ouderen gaan weer naar de winkel. Als je een paar maanden intensief met een buurt werkt, stel je al veranderingen vast. “We claim the streets” in Bristol is daar een goed voorbeeld van. Het is een lokale beweging van burgers die de verandering in gang zet. Ze zegt iets over de waarde van een gemeenschap en over hoe de toekomst eruit kan zien. Trouwens, we


‘Alle overheden zeggen nu dat we meer moeten doen met minder. Maar er is heel veel ander kapitaal: we moeten meer doen met meer.’ zullen niet anders kunnen dan de omslag te maken. Over 25 jaar zullen de Europese lokale overheden niet meer voldoende middelen hebben om de sociale zorg die ze nu bieden te betalen. Een essentieel deel van het antwoord zal van de lokale gemeenschap moeten komen. Professionele expertise zal nodig blijven, maar er zal een nieuw evenwicht moeten ontstaan.’ Dit verhaal moet politici die de welzijnsbudgets willen terugschroeven en de zorg zoveel mogelijk bij de maatschappij willen leggen, als muziek in de oren klinken. ‘Die opmerking krijgen we wel vaker. Alleen vergeten die politici dat het bouwen aan en het versterken van een gemeenschap zeker in eerste instantie investeringen vraagt. De voorbije dertig jaar zijn mensen afhankelijk gemaakt van professionele zorg. Nu zeggen “We hebben geen geld meer, doe het maar zelf” gaat niet. Je kunt niet switchen van een systeem waarin de overheid unilateraal diensten levert naar een systeem waarin een gemeenschap alles nu maar zelf moet doen. Dat is een misleidende politiek. Zorg geef je vrij uit het hart van de ene persoon aan de andere, en dat is de burgermaatschappij verleerd. Als de overheden dus besparen zonder te investeren in gemeenschapsopbouw en in de capaciteit om op een informele manier te zorgen, dan zullen kwetsbare mensen nog meer uit de boot vallen en lijden. Pas als er meer informele relaties groeien, zullen mensen minder dienstverlening nodig hebben of op een vlottere wijze af en toe een beroep doen op professionele diensten.’ ABCD gaat dus niet over besparingen. ‘Helemaal niet. Ik kan dat misschien verduidelijken met een metafoor. Veel lokale besturen hebben geïnvesteerd in ziekenwagens beneden aan de afgrond. Nu het geld op is, zeggen sommige politici dat vrijwilligers maar met die ziekenwagens moeten rijden. Anderen zeggen dat we meer preventief moeten werken door een afsluiting te bouwen aan de rand van de afgrond. Wij zeggen dat we de mensen veel verder van het hek en de afgrond weg moeten houden. Dat kan

door gemeenschapsopbouw. Het systeem moet blijven investeren in ziekenwagens en in een hek, maar ook in de gemeenschap. We zullen alle handen nodig hebben. De overheid moet de sterke punten van de gemeenschap en de individuen in de gemeenschap naar waarde schatten en helpen om die te ontwikkelen. Ze mag het sociale kapitaal niet afbreken, en dat is jammer genoeg wat de voorbije decennia is gebeurd. Eigenlijk moeten overheid en burgers zich samen buigen over drie vragen. Eén, wat kunnen de mensen zelf doen, waarvoor hebben ze geen hulp nodig van de overheid? Twee, wat kunnen de mensen met de hulp van de overheid? Drie, wat kunnen alleen de overheid en de geïnstitutionaliseerde voorzieningen doen? Alle overheden zeggen nu dat we meer moeten doen met minder. Omdat ze enkel naar de professionele expertise en naar hun eigen financiële middelen kijken. Maar er is heel veel ander kapitaal: we moeten meer doen met meer.’ De overheid moet investeren in de gemeenschap, hoe ziet u dat concreet? ‘Als je wilt dat de gemeenschap zich engageert, dan zal je ze eerst moeten opbouwen. In elke buurt van 3000 mensen zouden we een gemeenschapsbouwer moeten hebben. Dat is iemand die relaties opbouwt met en tussen individuen en organisaties, iemand die conflicten behandelt, iemand die stimuleert. Die investering zal op termijn lonen omdat de overheid minder diensten zal moeten verlenen. Maar ze zal ook economisch vruchten afwerpen. ABCD is lange tijd weggezet als een soft verhaal. In een onderzoek van Gallup en de Knight Foundation uit 2010 is men in 26 steden op zoek gegaan naar de sleutels van lokale economische voorspoed. Het cruciale punt was de mate waarin de inwoners zich verbonden voelden met hun woonplaats en de andere mensen in de buurt. Dat sociaal kapitaal goed is voor de zorg en voor de gezondheid in een buurt, is misschien niet zo verwonderlijk. Het blijkt ook goed te zijn voor de lokale economie.’ Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

Lokaal februari 2015

13


Affiche week vrijwilligers z_bol.indd 1

Dank u steden, gemeenten en andere besturen! Op 1 januari 1995 werd de toenmalige provincie Brabant gesplitst in Brussel, Waals-Brabant en Vlaams-Brabant. Op twintig jaar tijd is Vlaams-Brabant uitgegroeid tot een sterke regio, kruispunt van vele werelden. En daar hebben de Vlaams-Brabantse lokale besturen volop aan meegewerkt. Met inspiratie en inzet. Met welvaart gekoppeld aan welzijn. Met initiatieven voor jobs, opleiding, leefmilieu en een hechte samenleving. Daarvoor zeggen we welgemeend dank u. www.vlaamsbrabant.be/20jaar

06-02-2007 10:31:44


bestuurskracht decentralisatie

Decentralisatie en lokale bestuurskracht in Europa: in verscheidenheid verenigd Het vorige nummer van Lokaal presenteerde een denkkader over de decentralisatie van bevoegdheden naar lokale besturen, dat zich toespitste op de situatie in Vlaanderen. Hoe past Vlaanderen daarmee in het grotere Europese geheel? Lokaal neemt de ‘eenheid in verscheidenheid’ van de huidige decentralisatieprocessen in Europa in ogenschouw. tekst pieter plas beeld layla aerts

O

verdrachten van bevoegdheden en middelen van centrale(re) instanties naar lokale besturen zijn geen doel op zich. Ze gebeuren om efficiëntere, effectievere en burgernabije beleidsvoering te realiseren. Die doelgerichte versterking van de lokale bestuurskracht sluit idealiter aan bij het subsidiariteitsprincipe: bevoegdheden worden het best uitgeoefend op het overheidsniveau dat daarvoor het geschiktst is. Met het interbestuurlijk schuiven met bevoegdheden en zoeken naar efficiëntiewinst staan Vlaanderen, België en de naburige regio’s en staten hoegenaamd niet alleen; zelfs een zeer oppervlakkige blik op de Europese situatie maakt dat meteen duidelijk. Even duidelijk is dat decentralisatie in uiteenlopende kleuren, maten en gewichten voorkomt, en dat de overdracht van bevoegdheden telkens in nauwe samenhang moet worden gezien met andere bestuurlijke en beleidsmatige processen, zoals territoriale herindeling, regionalisering, schaal- en budgettaire optimalisatie. Van de kant van lokale besturen moet ‘decentralisatie’ ook breder worden gezien als de versterking van lokaal zelfbestuur, bestuurskracht en democratie.

Decentralisatie komt in uiteenlopende kleuren, maten en gewichten voor. De overdracht van bevoegdheden moet telkens in nauwe samenhang worden gezien met andere bestuurlijke en beleidsmatige processen.

De Council of European Municipalities and Regions (CEMR/CCRE), de belangenorganisatie van Europese gemeenten en regio’s, maakte in de tweede helft van 2013 een stand van zaken van de decentralisatietendensen in Europa op. Niet minder dan 41 ledenassociaties leverden gegevens aan voor de overzichtsstudie. Die behandelde overdrachten van bevoegdheden in combinatie met de terLokaal februari 2015

15


bestuurskracht decentralisatie

ritoriale structuur van staten, rekening houdend met de economische situatie en de interne organisatie van de lokale administraties in kwestie. In wat volgt vatten we de belangrijkste vaststellingen uit dat rapport samen en wijzen we op enkele interessante vergelijkingspunten. Crisis, territorium en bestuurlijke hervorming Een belangrijk deel van de hervormingen die in Europese staten en regio’s plaatsgrijpen op het vlak van de bestuurlijke praktijk en de functies van subnationale overheden, moet worden gezien in het licht van de financiële, economische en sociale crisis die Europa sinds 2008 in haar greep houdt. In vele gevallen vormde die crisis een katalysator voor bestuurlijke hervormingen. Maar ook daarvoor al waren binnen vele Europese staten reorganisaties van het territorium aan de gang, in de vorm van regionalisering of fusies van gemeenten. In de meeste Europese staten zijn er in recente jaren wijzigingen aan wet- of regelgeving doorgevoerd met een directe impact op de lokale en regionale overheden. De crisis leidde er ook toe dat het functioneren van lokale besturen in vele gevallen

moest worden aangepast aan budgettaire en operationele beperkingen, opgelegd door de centrale(re) overheid. Hoe dan ook, de Europese decentralisatiekaart laat uiteenlopende situaties en grote onderlinge verschillen tussen staten en regio’s zien, wat overigens strookt met het

Wanneer samen met de nieuwe bevoegdheden niet voldoende financiële middelen worden overgedragen, is ‘decentralisatie’ in feite een symptoom van de terugtrekking van de centrale overheid. EU-motto van ‘eenheid in verscheidenheid’. Verschillen in politieke cultuur, in administratieve modellen en de positie van lokale overheden daarin zijn vaak bepalende factoren. Niettemin vallen er ook veel gemeenschappelijke tendensen op. Middelpuntvliedend vs. middelpuntzoekend In sommige Europese landen zijn recente decentraliserende ontwikkelingen het resultaat van het streven naar verdere Europese integratie, hetzij in

Decentralisatie en diversiteit: vijf kleine Europese landen en hun lokale bestuurskracht Zelfs een zeer oppervlakkige vergelijking in enkele steekwoorden toont hoe ‘decentralisatie’ in Europa in verschillende kleuren, maten en gewichten voorkomt. Luxemburg: 106 gemeenten, 500.000 inwoners, 2500 km²; gemeentelijke fusies worden aangemoedigd en de nieuwe gemeenten krijgen meer autonomie; voorts ook stimulansen voor intergemeentelijke samenwerking en groepering van diensten. Slovenië: 81 gemeenten, 2 miljoen inwoners, 20.000 km²; veel centraliserende voorstellen, regionalisering blijft uit, de financiële transfers naar de gemeenten nemen af. Republiek Macedonië: 211 gemeenten, 2 miljoen inwoners, 25.000 km²; bevoegdheden voor ruimtelijke ordening en stedenbouwkundige planning overgedragen aan de gemeenten, met bijkomende financiële middelen, in het kader van de verbintenis als kandidaat-toetredingsland voor de EU. Malta: 68 gemeenten, 420.000 inwoners, 318 km²; regio’s en gemeenten beheren maar een klein aantal fondsen en bevoegdheden en blijven zeer afhankelijk van de centrale overheid. Montenegro: 21 gemeenten, 600.000 inwoners, 14.000 km²; de bevoegdheden streek- en stadsontwikkeling en consumentenbescherming zijn recent gedecen‑ traliseerd, maar gemeenten worden financieel afhankelijker van de centrale over‑ heid.

16 februari 2015 Lokaal

navolging van het Europees Handvest inzake Lokale Autonomie van de Raad van Europa, hetzij als voorwaarde voor toekomstige toetreding tot de Europese Unie. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval in Albanië, waar de bevoegdheden voor waterdistributie, afval- en bosbeheer

zijn overgedragen aan de gemeenten, en in buurlanden Macedonië en Montenegro, die beide ruimtelijke ordening hebben toevertrouwd aan de gemeenten, een bevoegdheid die in de meeste Europese landen traditioneel gedecentraliseerd is. Andere hervormingen hebben een politieke basis, zoals in IJsland, waar de lokale autonomie werd vergroot als antwoord op de financiële crisis, of in België, waar een zesde staatshervorming de regio’s moet versterken. Het Europese Handvest inzake Lokale Autonomie bepaalt dat lokale besturen over financiële middelen moeten beschikken die evenredig zijn aan hun verantwoordelijkheden. Wanneer samen met de nieuwe bevoegdheden niet voldoende financiële middelen worden overgedragen voor de behoorlijke uitoefening ervan, is ‘decentralisatie’ in feite een symptoom van de terugtrekking van de centrale overheid, en een proces dat de lokale autonomie kan ondergraven. Helaas zijn de voorbeelden hier legio. In Nederland krijgen de lokale besturen meer bevoegdheden voor gezondheid, sociale zaken en jeugd. Maar onder het voorwendsel van meer efficiëntie en meer burgernabijheid van bestuur staan daar in verhouding tot de reële kosten ruim 30% minder middelen tegenover. Een soortgelijke situatie doet zich voor in het Verenigd Koninkrijk waar, te midden van aanzienlijke besparingen, de bevoegdheden van lokale besturen niettemin worden uitgebreid. Nog nijpender zijn de budgettaire restricties in bijvoorbeeld Griekenland en Litouwen. Toch


Subnationale overheden in Europa: statistische basisgegevens Land

Aantal inwoners (in miljoenen)

Albanië België Bosnië-Herzegovina Bulgarije Cyprus Denemarken Duitsland Estland Finland Frankrijk Georgië Griekenland Hongarije Ierland IJsland Italië Kroatië Letland Litouwen Luxemburg Macedonië (VJR) Malta Moldavië Montenegro Nederland Noorwegen Oekraïne Oostenrijk Polen Portugal Roemenië Servië Slovakije Slovenië Spanje Tsjechische Republiek Turkije Verenigd Koninkrijk Zweden Zwitserland

3,22 11,00 3,75 7,37 0,84 5,56 81,75 1,34 5,37 65,05 4,49 11,31 9,99 4,57 0,32 60,63 4,41 2,07 3,05 0,51 2,06 0,42 3,56 0,62 16,66 4,92 45,71 8,40 38,53 10,57 21,41 7,26 5,39 2,05 46,15 10,49 73,72 63,00 9,42 7,87

Oppervlakte (km²) 28.748 30.528 51.209 111.002 5695 43.098 357.027 45.227 338.145 663.210 69.700 131.957 93.029 69.797 103.000 301.336 56.594 64.589 65.300 2586 25.713 316 33.846 13.812 41.528 385.252 603.500 83.871 312.685 92.152 238.391 77.474 49.034 20.273 505.997 78.868 783.562 243.820 449.964 41.285

1ste bestuursniveau (gemeenten) 373 589 137 264 524 (380) 98 11.252 226 320 36.786 69 325 3175 114 75 8092 556 119 60 106 81 68 1040 21 408 430 11.517 2354 2479 308 3181 145 3028 211 8167 6253 37.255 433 290 2408

2de bestuursniveau

3de bestuursniveau

10 10

12 6 3

295

5 16

101

1 26 13

19 10 110 21

20

8 5 34 12 19 488 380

25 9 16 2

41 1 8 19 14 81 3 20 26

Bron: CEMR/CCRE 2013

zijn er ook uitzonderingen waarbij de lokale budgetten stabiel blijven of zelfs stijgen (bv. IJsland, Bosnië-Herzegovina, Macedonië). Een klimaat van crisis waarin overheidsuitgaven moeten worden teruggeschroefd, kan er evengoed toe leiden dat nationale regeringen bepaalde taken gaan centraliseren, al dan niet met het bijkomende motief politieke controle terug te winnen over bevoegdheden die eerder waren gedelegeerd aan lokale of regionale overheden. In Ierland verschoof de bevoegdheid voor economische ontwikkeling naar het lokale be-

stuur, maar wordt de waterdistributie nu beheerd door een federaal agentschap; tegelijk werden veel gemeenteraden afgeschaft ten voordele van het overheidsniveau van de county’s. In Hongarije wordt het administratief toezicht van de districten op de gemeenten versterkt en verschuiven bevoegdheden weg van de gemeenten. Ruimtelijke planning en streekontwikkeling worden er wel gemeentelijke taken; de kleinste gemeenten zijn echter verplicht hun dienstverlening onderling te groeperen en te centraliseren. Het inwoneraantal van gemeenten (met name als dat onder een bepaalde

grens ligt) kan als criterium worden gehanteerd om bevoegdheden over te hevelen naar het provinciale niveau (Spanje), naar een verplicht intergemeentelijk samenwerkingsverband (Finland), of naar een nabijgelegen grotere gemeente (Tsjechië, Hongarije). Dergelijke ontwikkelingen hoeven overigens geen slechte zaak te zijn voor het lokale zelfbestuur. Ze zijn dat echter wel als nieuwe regelgeving wordt opgelegd zonder overleg vooraf, en als de ‘burgernabijheid’ van het lokale bestuur eronder lijdt. Ook zonder decentraliserende of (re-) centraliserende verschuivingen van beLokaal februari 2015

17


bestuurskracht decentralisatie

voegdheden voelen lokale besturen de druk om ‘meer te doen met minder’. Door de crisis vloeien in het algemeen minder financiële middelen van de centrale naar de lokale overheden (o.a. in Bulgarije, Frankrijk, Ierland, Italië, Letland, Montenegro, Kroatië, Duitsland). Hoe houdt ‘de gemeente’ stand? De huidige ‘golf ’ van decentraliseringen in Europa volgt al geruime tijd de trend van de territoriale vereenvoudiging. Denemarken (sinds 2007) en Griekenland (sinds 2011) voerden op grote schaal een beleid van fusies tussen gemeenten in. Luxemburg bekijkt voorstellen om via fusies het aantal gemeen-

aantal verkozen politieke vertegenwoordigers af (Griekenland, Turkije, Portugal, Ierland). Het Comité van de Regio’s waarschuwde in 2013 nog dat gemeentelijke fusies moeten worden uitgevoerd op basis van adequate studies. Herindelingen van het territorium zouden niet louter door economische argumenten mogen worden ingegeven, ze moeten gebeuren met respect voor de principes van lokaal zelfbestuur, subsidiariteit en burgernabijheid. Zo kan intergemeentelijke samenwerking een valabel alternatief zijn voor een efficiënter beheer van bevoegdheden zonder aan burgernabijheid in te boeten. In landen als Oostenrijk, Cyprus,

Herindelingen van het territorium mogen niet louter door economische argumenten worden ingegeven, ze moeten gebeuren met respect voor de principes van lokaal zelfbestuur, subsidiariteit en burgernabijheid. ten tegen 2017 te beperken van 116 tot 71. In meerdere gevallen, bijvoorbeeld in Portugal waar gezondheid, zorg, groenbeheer en stadsontwikkeling naar het lokale niveau verhuizen, maar tegelijk het dorpsniveau aan autonomie inboet, en in Griekenland dat van 1034 meteen naar 325 gemeenten ging, zijn fusies vooral operaties van economische rationalisering, ingegeven door besparingsdoelstellingen. Een recente Duitse studie leert nochtans dat gemeentelijke fusies op zich niet noodzakelijk goedkopere en efficiëntere lokale overheden opleveren. Hoewel in bijna alle Europese staten de gemeenten het territoriale basisniveau blijven, worden veel voorstellen gedaan om hun aantal te reduceren, in een streven naar een efficiënter beheer van lokale diensten en een beperking van de overheidsuitgaven. Vaak worden daartoe politieke of financiële stimulansen gegeven, bijvoorbeeld in Zwitserland of in Oekraïne, en in de nieuwe Länder in Duitsland. In Turkije, dat veel kleine gemeenten telt, verliezen gemeenten met minder dan 2000 inwoners de status van lokale overheid. Binnen eenzelfde logica van operationele kostenbesparing en schaaloptimalisatie neemt vaak ook het 18 februari 2015 Lokaal

Italië en – buiten de EU – Oekraïne hebben gemeenten aanzienlijke schaalefficiëntie verwezenlijkt dankzij intergemeentelijke samenwerking. In Frankrijk, waar het aantal gemeenten enorm is, zijn alle gemeenten van een gegeven gebied nu bij wet verplicht om deel uit te maken van een publieke instelling van intercommunale samenwerking (EPCI), die de bevoegdheid heeft om belastingen te heffen. In Italië, waar nu overigens het aantal provincies moet dalen van 110 naar 75, wordt intergemeentelijke samenwerking voor bepaalde bevoegdheden opgelegd aan gemeenten met minder dan 5000 inwoners. Ook Duitsland moedigt intercommunale samenwerking aan. Het verschil tussen fusies en intergemeentelijke samenwerking is dat het laatste mechanisme niet ten koste hoeft te gaan van de lokale autonomie: het combineert een efficiënt beheer van publieke diensten met een optimale schaal. Een andere vorm van gebiedsherindeling op het subregionale niveau, die aanleunt bij intergemeentelijke samenwerking en tot doel heeft de lokale bestuurskracht te versterken (maar ook tot administratieve vereenvoudiging te komen), is metropolisering of de vorming van grootstede-

lijke gebieden met bijzondere status en overkoepelende bevoegdheden, zoals we dat zien in Frankrijk. Daar krijgen tien gebieden met elk meer dan 400.000 inwoners het grootstedelijke statuut, met meer bevoegdheden voor mobiliteit en economische ontwikkeling. In Turkije stijgt het aantal grootstedelijke gebieden van 16 naar 29, ten koste van de autonomie van de kleinste gemeenten. De discussie over metropolisering wordt ook gevoerd in Italië, voorstellen in die richting zijn er in Polen en Nederland. ‘Beter lokaal’ of ‘meer met minder’ De territoriale hervormingen die nu op stapel staan in de verschillende Europese landen, lijken grotendeels rekening te houden met de wens naar grotere decentralisatie en het principe van subsidiariteit dat de EU en de Raad van Europa huldigen. Waar regeringsmaatregelen ingaan tegen deze principes, resulteren ze in de recentralisatie van bevoegdheden, het opgeven van burgernabijheid van lokale overheden, en in niet zelden verregaande budgettaire en operationele restricties. Om bevoegdheden goed uit te oefenen kunnen er efficiëntieoefeningen worden gemaakt die dikwijls neerkomen op ‘schaaloptimalisatie’. Paradoxaal genoeg is er soms eerst schaalvergroting nodig om te komen tot meer lokale autonomie. Maar tegenover de adequate uitoefening van bevoegdheden op de juiste schaal moeten ook de nodige middelen staan. Het is dan ook niet toevallig dat de Europese voortrekkers in sterk en burgernabij lokaal bestuur net die landen zijn waar territoriale hervormingen en decentralisatie niet gepaard gaan met budgettaire beperkingen, of het nu Zweden is met zijn 290 gemeenten, twintig streekgewesten en goede coördinatie tussen de overheidsniveaus, of Zwitserland met zijn kantonnale autonome invulling van gemeentelijke bevoegdheden en zijn referenda. Pieter Plas is redacteur van Lokaal Een actuele overzichtskaart van lokale en regionale overheden is te vinden op de website van CEMR/CCRE: ccre.org. De studie van CEMR over decentralisatie is er te raadplegen in het onderdeel ‘Library’.


G-PLAN WERKEN OP AFSPRAAK WERKT!

Ervaar de kracht van eenvoud en gemak Steeds meer diensten gaan op afspraak werken: Bevolking, Burgerlijke stand, OCMW, Ruimtelijke ordening etc. Of dat nu gedeeltelijk is of volledig, in G-PLAN kunnen organisatiebreed alle afspraken op een eenvoudige manier worden beheerd. U heeft in één oogopslag zicht op alle afspraken. In G-PLAN is het mogelijk om een afspraak online te maken, wijzigen en annuleren. Dit levert niet alleen gemak op voor de klant, maar ook efficiency voor u!

Intelligente koppeling met persoonlijke agenda’s Een afspraak met één of meerdere personen inplannen? Ook dat is geen probleem. Door de intelligente koppeling met persoonlijke agenda’s worden de beschikbare tijden direct weergegeven. Bovendien wordt de agenda van de medewerker automatisch bijgewerkt. Dubbele registratie behoort hiermee tot het verleden.

Snel en eenvoudig binnenmelden met G-BOS Zonder tussenkomst van het onthaal kan een bezoeker zich binnenmelden. Dit kan snel door het scannen van de code op de afspraakbevestiging bij de ticketzuil. Er zijn ook andere manieren om te kunnen binnenmelden. Zodra een bezoeker zich heeft binnengemeld, wordt de betrokken medewerker of dienst hiervan automatisch op de hoogte gesteld.

Uitgebreide informatie over het werken op afspraak? Kijk op www.jccsoftware.be

Voordelen Piek- en dalmomenten gelijkmatiger verdelen Medewerkers efficiënt inzetten Klantgerichter werken Hogere klanttevredenheid Uitgebreide management- en beleidsrapportages Intelligente koppeling met outlookagenda’s Spreekkamers optimaal benutten


bestuurskracht financieel beleid

De Vlaamse begroting door een lokale bril (1) De Vlaamse overheid zet de tering naar de nering. Welke gevolgen heeft dit in 2015 op de overdrachten naar de lokale besturen? Lokaal zocht het voor u uit. Om het geheel verteerbaar te houden krijgt u de analyse in twee gangen opgediend. tekst ben gilot beeld isabelle pateer

V

erschillende kredieten ten behoeve van de lokale besturen blijven in 2015 niet gespaard van de generieke besparingen door de Vlaamse regering. Echt verrassend is dat niet: de herziening van de bijzondere financieringswet heeft een negatieve impact en het Europese begrotingstoezicht op de Vlaamse beleidsruimte is verstrengd. Wij bieden u een overzicht per beleidsdomein.

lokale projecten zijn er voor de bouw van openbare crematoria en voor werken aan niet-beschermd patrimonium van de erkende erediensten en aan ontmoetingscentra voor verenigingen van vrijzinnigen. Het totale budget hiervoor daalt met 1% tot 4,5 miljoen euro. Voor de versterking van de bestuurskracht en de bestuursefficiëntie van de lokale besturen wordt er een krediet van 62.000 euro uitgetrokken, wat een besparing betekent van 10%.

Bestuurszaken Het goede nieuws is dat het Gemeentefonds met 77,9 miljoen euro aangroeit tot een bedrag van 2,3 miljard euro (+3,5%). Een belangrijke pijler van de gemeentelijke financiën blijft dus overeind. Ook de volgende jaren zal het Gemeentefonds afgaande op het Vlaamse regeerakkoord met 3,5% blijven stijgen. Uit het Gemeentefonds wordt ook, naast de cofinanciering door de Vlaamse overheid en de provincies, de externe audit voor de lokale besturen gefinancierd. Dit jaar bedraagt de voorafname daarvoor 783.000 euro. Aan het Gemeentefonds wordt net als voorgaande jaren een bedrag toegevoegd ter compensatie van de weggevallen Eliaheffing. Deze Elia-compensatie, die ook dit jaar behouden blijft op 83 miljoen euro, wordt verdeeld volgens dezelfde procentuele verhouding als de verdeling van het bedrag van de Eliaheffing in 2007, het jaar van de afschaffing van deze taks. Naast deze algemene middelen vinden we bij Bestuurszaken ook specifieke subsidies terug. Investeringssubsidies voor

Voor het stedenbeleid trekt Vlaanderen diverse kredieten uit. De trekkingsrechten van het Stedenfonds groeien met 3,5%. Op de middelen voor communicatie, vorming, sensibilisering (onder andere de stadsmonitor) die via een voorafname op het Stedenfonds worden gefinancierd, wordt wel 46.000 euro bespaard. Daarnaast is er ook een krediet voor de ondersteuning van duurzame en creatieve steden. Hieronder vallen onder andere de middelen voor de ondersteuning van stadsontwikkelingsprojecten en innoverende projecten en de Thuis in de Stad-prijs. Dat krediet ondergaat een zware besparing van 21,5%. Ook het budget voor de werking en de communicatie van het stedenbeleid – hiermee worden de kosten van het stedenbeleid, de studiekosten en de onderzoeksopdrachten en de communicatie hierover betaald – vermindert met 22,6%, of zo’n 81.000 euro. 21.000 euro daarvan zijn besparingen, de overige 60.000 euro worden overgeheveld naar een ander begrotingsartikel. Voor het grotestedenbeleid staat er een nieuw krediet van 15,5 miljoen euro

20 februari 2015 Lokaal

in de begroting. Door de zesde staatshervorming zijn vanaf dit jaar de gewesten hiervoor bevoegd. Ook dit jaar kunnen de betrokken steden er terecht voor facultatieve toelagen. Vanaf 2017 zouden deze middelen samen met de stadsvernieuwingsprojecten en het Plattelandsfonds in een nieuw investeringsfonds gebundeld worden. Lokale besturen kunnen voor hun integratie- en inburgeringsbeleid gedeeltelijk steun van Vlaanderen krijgen. Voor de lokale integratiesubsidies wordt er net als vorig jaar 6,1 miljoen euro uitgetrokken voor de 57 betrokken gemeenten. Daarnaast zien we dit jaar voor het eerst de effecten van de decentralisatie van het inburgeringsbeleid. Specifiek voor de werkingsgebieden Antwerpen en Gent is er voor integratie en inburgering 14,2 miljoen euro beschikbaar. Voor woonwagenterreinen bedraagt de totale subsidiepot 2,3 miljoen euro (+6,5%). Daarnaast zijn er nog enkele kredieten. Voor de voorbereiding van de organisatie van de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 trekt de Vlaamse overheid dit jaar al 160.000 euro uit. Het steunpunt duurzame overheidsopdrachten ten behoeve van lokale besturen, ingebed in de werking van de VVSG, behoudt in 2015 zijn financiële steun van 80.000 euro. Ten slotte is er nog een krediet van 5 miljoen euro voor EVA vzw De Rand. Een deel van dat geld gaat naar de ondersteuning van het Nederlandstalige verenigingsleven in de zes faciliteitengemeenten in de rand rond Brussel.


Voor de versterking van de bestuurskracht en de bestuursefficiëntie van de lokale besturen wordt er een krediet van 62.000 euro uitgetrokken, wat een besparing betekent van 10%.

Financiën, internationaal en economie De gemeenten worden gecompenseerd voor de vrijstellingen en verminderingen die Vlaanderen toekent voor de onroerende voorheffing (OV). De Vlaamse regering stelt namelijk investeringen in nieuw materiaal en outillage vrij van OV en kent verminderingen toe voor energiezuinige woningen en gebouwen. Het verlies aan inkomsten hierdoor op de gemeentelijke opcentiemen wordt vergoed. Het krediet hiervoor vermindert met 10% tot 73,9 miljoen euro, omdat het in het verleden onderbenut werd. De gemeenten worden dus wel nog altijd voor 100% gecompenseerd. Vlaanderen ondersteunt de gemeenten bij de opzet van hun ontwikkelingssamenwerking. Zo zijn er de subsidies voor het impulsbeleid gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking die in 2014 toegekend werden aan 88 lokale besturen. Voor 2015 wordt een lineaire besparing van 10% doorgevoerd op het bedrag dat in 2014 ter beschikking stond. Daarnaast is er nog een subsidie aan onder meer de VVSG met als doel de gemeenten te coachen die een lokaal beleid ontwikkelingssamenwerking op poten willen zetten. De toerisme-gerelateerde middelen voor lokale besturen worden beperkt tot kredieten om betalingen op te doen van engagementen die dateren uit 2012 in het kader van het kuststedenactieplan, het derde kustactieplan en het impulsprogramma Vlaamse Kust. Ook ter ondersteuning van de lokale economie zijn er enkele kredieten terug te vinden in de begroting. Het krediet voor de aanleg van bedrijventerreinen en voor de heringebruikname van industriële sites bedraagt 28 miljoen euro (-12,5%);

het is voornamelijk bedoeld om onrendabele projecten (brownfields, onrendabele greenfields) te subsidiëren. Voor het project bedrijfsvriendelijke gemeente wordt 1,75 miljoen euro uitgetrokken. Daarvan is 1 miljoen bestemd voor projecten. Met de overige middelen worden de overlegtafels van de VVSG gefinancierd. Voor handelskernversterking worden er geen middelen meer gereserveerd. Of de Vlaamse overheid nog subsidies geeft aan de erkende regionale samenwerkingsverbanden (ERSV), valt niet op te maken uit de toelichting bij de begroting. Onderwijs De Vlaamse overheid staat in voor de betaling van de lonen en de werking van het gemeentelijk onderwijzend personeel. Het treedt daarbij op als betalende derde: gemeenten nemen de lonen van het onderwijspersoneel pro forma in hun budget op, maar de facto betaalt Vlaanderen ze. De toelichting bevat geen specificering voor het gemeentelijk onderwijs, enkel de cijfers voor alle onderwijsnetten samen zijn er terug te vinden. Het krediet voor de lonen van het basisonderwijs stijgt tot 3 miljard euro (+2,3%), voornamelijk door de verwachte toename van het aantal leerlingen. De werkingsmiddelen voor het gewone basisonderwijs dalen daarentegen door de generieke besparingen met 0,2% tot 452,5 miljoen euro. Het krediet voor de lonen van het onderwijzend personeel secundair onderwijs stijgt met 1% tot 3,5 miljard euro. De verwachting is dat dit krediet bij de begrotingswijziging zal worden bijgesteld om bijkomende besparingen te realiseren. De werkingsmiddelen voor het Lokaal februari 2015

21


bestuurskracht financieel beleid

In de begroting voor 2015 is wat de residentiële en semi-residentiële ouderenzorg betreft zowel een capaciteitstoename als een algemene besparing op de werkingsmiddelen (-5%) verrekend. gewoon secundair onderwijs dalen met 3,1% tot 414,8 miljoen euro, eveneens door generieke besparingen. Het deeltijds kunstonderwijs, dat hoofdzakelijk door gemeenten wordt georganiseerd, ontsnapt niet aan de besparingen. Het krediet voor de lonen stijgt nog wel met 0,3% tot 208,1 miljoen euro, maar de werkingsmiddelen verminderen met 11% tot 4,6 miljoen euro. Tegelijkertijd wordt het inschrijvingsgeld voor volwassenen opgetrokken tot 300 euro. Jongvolwassenen (18-24 jaar) kunnen dan weer rekenen op het verminderde tarief. Ook het inschrijvingsgeld in het volwassenenonderwijs wordt opgetrokken tot 1,5 euro per uur. Het belangrijkste knelpunt in het Vlaamse onderwijs blijft nog altijd de gebouwenkwestie. De subsidiëring en financiering van de aankoop, bouw en verbouwing van schoolgebouwen gebeurt door het Agentschap voor Infrastructuur in het onderwijs (AGIOn). In 2015 kan het agentschap voor 34 miljoen euro aan toezeggingen doen voor infrastructuur voor het gemeentelijk en provinciaal onderwijs. Van dit bedrag wordt 1,1 miljoen euro gereserveerd voor de DBFM-scholenbouw (scholen voor morgen). Deze middelen dienen om de beschikbaarheidsvergoedingen te subsidiëren. Daarnaast is er nog een toelage van 15.000 euro voor begeleiding en sensibilisering in verband met deze subsidies. Ten slotte wordt er een provisie van 50 miljoen euro gereserveerd. Deze middelen dienen onder meer voor de bouw van schoolinfra22 februari 2015 Lokaal

structuur, conform de resultaten van de lokale taskforces. De middelen moeten nog wel verdeeld worden over de verschillende onderwijsnetten. De middelen voor flankerend onderwijsbeleid delen ook mee in de klappen: de kredieten dalen met 30%. De beperkte dotatie van vorig jaar wordt dus nog verder gekort. Tot slot is er naast een nieuw krediet van een half miljoen euro voor een subsidie aan de stad Genk voor opleidings- en onderwijsinfrastructuur in het kader van SALK (Strategisch Actieplan Limburg in Het Kwadraat) nog geld voor het project ‘verkeersveiligheid naar en van school’. Gemeenten kunnen in het kader daarvan startbanen toegewezen krijgen door de Vlaamse overheid. Over hoeveel middelen dit gaat, is niet duidelijk. Het begrotingsartikel waaronder de middelen vallen, wordt in het geheel verminderd met 8% door generieke besparingen. Welzijn en gezin We wisten al dat de VIPA-subsidiëring voor ouderenzorg afloopt. Het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA), dat infrastructuurwerken aan welzijnsvoorzieningen subsidieert, maakt enkel nog kredieten vrij om bestaande engagementen mee te financieren. Concreet kan dit enkel nog gaan over woonzorg- en dagverzorgingscentra die ten laatste in 2014 een technisch-financieel plan hebben ingediend. De dotatie voor de alternatieve financiering van het VIPA stijgt daarvoor met 5,5% tot 199,8 miljoen euro. De dotatie voor de klassieke financiering daalt met 9,5% tot 28,6 miljoen euro. Ook de middelen voor ouderenzorgbeleid dalen, meer bepaald met 1% tot 49,3 miljoen euro. Hiermee worden onder andere de bijkomende (private en publieke) serviceflats gesubsidieerd die via de BEVAK-formule worden gerealiseerd. Voor de bijkomende publieke serviceflats bedraagt het krediet 657.000 euro. Op dit begrotingsartikel worden ook de animatiewerking en de regularisatie van de DAC-statuten binnen het ouderenzorgbeleid gesubsidieerd. Deze kredieten stijgen naar 47 miljoen euro. Een flinke stijging is er ook voor het krediet van het Vlaams Intersectoraal Ak-

koord, ditmaal met 20,6% tot 31,7 miljoen euro. Hiermee worden de subsidies van het vierde Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social/non-profit 20112015 voor de private en de publieke sector (VIA-4) betaald. Ook onder andere de middelen voor de tweede pensioenpijler van VIA-3 voor de publieke sector zitten hier in. De middelen voor de coördinatie van het armoedebestrijdingsbeleid verminderen met 4,5% tot 6,7 miljoen euro. Een deel van ervan is bestemd voor de subsidiëring van lokale besturen ter ondersteuning van hun kinderarmoedebestrijdingsbeleid als onderdeel van hun lokaal sociaal beleid. Ook het Centrum Schuldenlast wordt gesubsidieerd. Dit Centrum verzorgt vorming, opleiding en bijscholing voor schuldbemiddelaars en ondersteunt de erkende instellingen voor schuldbemiddeling. Het is echter niet duidelijk hoeveel middelen hier naartoe gaan. Dat geldt ook voor de middelen die Vlaanderen uittrekt voor de lokale dienstencentra en de woonzorgvoorzieningen. Het overeenkomstige begrotingsartikel stijgt wel fors, vanwege de zesde staatshervorming. De Vlaamse overheid trekt 1,9 miljard uit voor de subsidiëring van de woonzorgvoorzieningen (openbare, vzw- en commerciële initiatieven) en -verenigingen. Vanaf 1 februari 2015 is Vlaanderen bijkomend bevoegd voor de financiering van residentiële en semi-residentiële ouderenvoorzieningen, zijnde de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf en de dagverzorgingscentra. Hierdoor neemt dit krediet met 1,86 miljard euro toe. In de begroting voor 2015 is wat de residentiële en semiresidentiële ouderenzorg betreft zowel een capaciteitstoename als een algemene besparing op de werkingsmiddelen (-5%) verrekend. Ten slotte wordt ook op de middelen voor de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, die gedeeltelijk naar de lokale besturen gaan, bespaard (-0,1%). Volgende maand krijgt u de analyse van de beleidsdomeinen cultuur, jeugd en sport, werk, leefmilieu, mobiliteit en ruimtelijke ordening. Ben Gilot is VVSG-stafmedewerker financiën


Als financieel verantwoordelijke wilt u dat iedereen in uw stad of gemeente het goed heeft …

Maak samen met uw ING Relationship Manager uw missie waar. Om het welzijn van de bewoners in uw stad of gemeente te

die uw geldstromen optimaliseren en uw liquiditeitsbeheer en

garanderen, is efficiëntie voor u een topprioriteit. Bij ING beseffen

betalingen nog vlotter laten verlopen, bijvoorbeeld. En vergeet het

we dat. Daarom kunt u rekenen op een ING Relationship Manager

elektronisch bankieren niet, speciaal afgestemd op uw situatie en

die uw behoeften begrijpt. Ook bieden we u een aantal financiële

organisatie. Zo maken we u het leven gemakkelijker. Maak gerust

oplossingen die u perfect ondersteunen in uw taak. Diensten

een afspraak met uw ING Relationship Manager.

ing.be/business Aanbod van bankdiensten onder voorbehoud van aanvaarding door ING België en wederzijds akkoord. De voorwaarden en modaliteiten (reglementen, tarieven en andere aanvullende informatie) zijn beschikbaar bij uw ING Relationship Manager of op www.ing.be/business.ING België nv – Bank/Kredietverlener – Vennootschapszetel: Marnixlaan 24, B-1000 Brussel – RPR Brussel – Btw: BE 0403.200.393 – BIC: BBRUBEBB – IBAN: BE45 3109 1560 2789. Verantwoordelijke uitgever: Inge Ampe – Sint-Michielswarande 60, B-1040 Brussel.

Lokaal februari 2015

23


bestuurskracht personeelsbeleid

Personeelsbeleid: hoe diverser, hoe sterker Onze samenleving is steeds diverser en loopbanen zijn niet meer de rechtlijnige carrières van weleer, ook niet bij de overheid. Een toekomstvisie op het eigen personeelsbeleid is onontbeerlijk voor organisaties in beweging. Diversiteitsplannen en -begeleiding vormen hiervoor een sterk instrument. Dat ondervonden de OCMW’s in Kortenaken en Boortmeerbeek. tekst cil cuypers beeld gf

N

et zoals andere RESOC’s in Vlaanderen begeleidt RESOC Leuven een honderdtal ondernemingen en organisaties per jaar om allochtonen, vijftigplussers, jongeren zonder diploma en mensen met een arbeidshandicap meer kansen te geven op de arbeidsmarkt. In de regio Leuven zijn er veertien lokale besturen met een gericht en duurzaam loopbaan- en diversiteitsbeleid gestart. Binnen de ‘loopbaan- en diversiteitsplannen’, een subsidiemaatregel van de Vlaamse overheid, worden acties gevoerd om instroom, doorstroom, retentie en opleiding van medewerkers te verbeteren. Zo is er een onthaalbrochure voor nieuwe medewerkers, een opleiding Nederlands op de werkvloer, de introductie van het peter- en meterschap, het

aanpassen van de arbeidsposten, werving via nieuwe kanalen enzovoort. De Vlaamse overheid levert financiële stimuli van 2500 euro tot 10.000 euro.

bij de administratie. ‘Die wilden we absoluut in dienst houden,’ zegt OCMWsecretaris Dominique Hayen. De klemtoon van de acties in Kortenaken lag dan

Dominique Hayen: ‘De medewerkers zijn tevreden over de acties en ze spreken dit ook uit. Er is weinig verloop en de medewerkers blijven minder thuis vanwege pijn aan de polsen, de rug of de ellebogen.’ Kortenaken: iedereen schreef mee Het OCMW van Kortenaken heeft veel 45-plussers in dienst, zowel in de buitendiensten (schoonmaakdienst, maaltijdbedeling, thuiszorg, klusjesdienst) als

ook op werkbaarheid. Gestart werd met een risicoanalyse die de OCMW-raad te zien kreeg. ‘We probeerden echt iedereen bij die analyse en het diversiteitsplan te betrekken, zo werd het een plan

Iedereen van het personeel van OCMWKortenaken kon ideeën spuien voor allerlei maatregelen om het werk te verbeteren.

24 februari 2015 Lokaal


Enthousiasme bij meer dan 500 werkgevers in Vlaanderen

op maat,’ zegt Dominique Hayen. ‘Er kwamen heel goede ideeën uit verschillende hoeken voor allerlei maatregelen. Ze gaven effectief resultaat en werden ook gemakkelijk aanvaard.’ De externe preventiedienst PREMED organiseerde vorming om de fysieke overbelasting zo veel mogelijk weg te werken. Die heeft immers ook mentale effecten. Tijdens deze opleiding kregen de medewerkers informatie over hoe ze zelf hun werkpost kunnen inrichten en wat de mogelijke knelpunten zijn. Daarna werden alle werkplaatsen individueel bezocht en geëvalueerd, en werd er een rapport opgesteld. Zelf liep de secretaris ook een dag mee met de buitendiensten. ‘Ik kan jullie verzekeren dat dat helpt om inzicht te krijgen in hoe de medewerkers in de praktijk functioneren. De medewerkers voelen aan dat hun problemen serieus worden genomen en dat er iets aan wordt gedaan,’ zegt Dominique Hayen. Tijdens de teambuildingactiviteit volgden alle schoonmaak- en gezinshulpen samen het ‘blotevoetenpad’ in Zutendaal. Deze gezamenlijke activiteit stond in het teken van ontspanning, zelfreflectie, teambuilding en werkplezier, kortom van zich goed voelen. Het gevolg is dat er een nieuwe manier van werken werd geïntroduceerd. Dominique Hayen: ‘De

In opdracht van de Vlaamse minister bevoegd voor werk ondervroeg Idea Consult alle bedrijven en organisaties die vanaf 2010 een diversiteitsplan hebben afgerond. 536 organisaties (30%) gingen in op de uitnodiging om de uitvoering, de effec‑ ten, de troeven en zwakke plekken van de plannen te evalueren. En wat blijkt: de maatregel kent een groot succes. Negen op tien werkgevers zijn (zeer) tevreden over de ondersteuning door de RESOC-projectontwikkelaars. De plannen maken zeer concreet maatwerk mogelijk, ook voor KMO’s, en hebben een langdurige im‑ pact op de organisaties. De financiële ondersteuning, hoewel beperkt, is een extra prikkel. De streefcijfers voor verschillende kansengroepen worden gehaald, behalve voor mensen met een arbeidshandicap. Meer dan negen op de tien organisaties zouden de maatregel aan andere organisaties aanraden. Belangrijke conclusie uit het onderzoek: de maatregel vertoont nauwelijks een ‘deadweight’-effect. Diver‑ siteitsplannen brengen effectief een verandering in personeelsbeleid op gang die er anders niet zou zijn.

medewerkers zijn werkelijk tevreden over de acties. Ze spreken dit ook uit. Er is binnen de organisatie weinig verloop en de medewerkers blijven minder thuis vanwege pijn aan de polsen, de rug of de ellebogen.’ Zelf is ze erg te spreken over de begeleiding van de RESOC-projectontwikkelaar: ‘Ze is nodig voor het opstellen van een goed plan en voor de verwijzing naar andere instanties die bij de uitvoering kunnen worden ingeschakeld. De bereikbaarheid voor vragen en feedback, de nazorg via studiedagen en ervaringsuitwisselingen wordt sterk gewaardeerd. De financiële ondersteuning is in tjiden van crisis ook belangrijk. Met 2500 euro subsidie kon de vorming georganiseerd worden.’ Eind november liep het instapplan bij het OCMW Kortenaken af, nu werkt Dominique Hayen sa-

men met de gemeente aan een loopbaanen diversiteitsplan. Boortmeerbeek: externe begeleiding werkt ‘We hadden een duidelijke visie op personeelsbeleid neergeschreven in het meerjarenplan, maar het RESOC leerde ons meer nadruk op kansengroepen te leggen,’ zegt Geert Volkaerts, coördinator personeel en organisatie van OCMW Boortmeerbeek. Daarom ontwikkelden ze daar een op maat geschreven diversiteitsplan. ‘Er werden onmiddellijk goede afspraken gemaakt voor de opvolging van het plan. We stuurden onze opdrachtverklaring bij en vertaalden deze in zes kernwaarden en -competenties. Onze evaluatiecyclus werd verder uitgewerkt en het vormingsbeleid aangepast.

advertentie

Software voor Rekrutering & Selectie jobs

kandidaten

JOBS Vacatures ontwerpen Multiposting • Jobsites • Print

assessment

kandidaten Online solliciteren Instroom opvolgen Kandidaturen beoordelen CV-Database Wervingsreserves

assessment Talent screening E-assessment Competentieprofielen Persoonlijkheid Capaciteiten

A&S SOLUTIONS - Kokerstraat 2A, 9750 Zingem - 09/389 69 90 - www.assolutions.be

Lokaal februari 2015

25


bestuurskracht personeelsbeleid

26 maart 2015

Zorg voor Werk Dé inspiratiedag over personeels- en arbeidsmarktbeleid in lokale besturen Op 26 maart organiseert Diverscity ‘Zorg voor Werk’. Werkbaarheid en werkplekleren zijn de sleutelbegrippen van een gevulde dag met boeiende sprekers en inspirerende pro‑ jecten over talentbeleid, aanwezigheidsbeleid en burn-out, arbeidsattitude, vorming en op‑ leiding, zelfroosteren, diversiteit, diversiteits‑ plannen, generatiemanagement. Als eregast verwelkomen we Jan Compernol, gemeentesecretaris van Oostkamp. Hij brengt een verhaal van betrokkenheid en motivatie voor alle medewerkers in een innovatieve organisatie. Datum: 26 maart 2015 Locatie: CC Asse Programma: www.diverscity.be Informatie: karen.sarens@diverscity.be of T 02-211 56 48 Dit event is een gezamenlijke organisatie van Diverscity, de gemeente en het OCMW van Asse en ESF-Vlaanderen.

We engageerden ons om meer wervingskanalen te gebruiken en de onthaalprocedure werd geüpdatet.’ In 2010 rondde Boortmeerbeek het groei-diversiteitsplan af. Uiteraard stopte het daar niet. ‘We werken nog door aan

Nu voert het OCMW van Boortmeerbeek een strategisch personeelsbeleid. Elk jaar wordt binnen de diensten gewerkt aan een kernwaarde zodat deze echt gaat leven op de werkvloer. De missie en waarden werden op een feestelijke

Geert Volkaerts: ‘Opleidingen zijn voor medewerkers een belangrijke factor om langer gemotiveerd aan de slag te blijven. We vinden het belangrijk dat al onze medewerkers deelnemen aan zinvolle vorming over bijvoorbeeld positief denken en omgaan met kritiek.’ het competentiemanagement. Voor bijna alle functies maakten we een competentieprofiel op. Op dit moment schrijven we een heus “competentiewoordenboek” voor ons OCMW. De samenleving en wijzelf staan natuurlijk niet stil. We willen de opdrachtverklaring opnieuw bijsturen en weer aan de slag gaan met de kernwaarden. We zullen die opnemen in de evaluaties en de opleidingen. Zo komen ze nog meer tot leven op de werkvloer en evolueren we als OCMW verder naar kennismanagement.’ 26 februari 2015 Lokaal

bijeenkomst met bedrijfstheater voorgesteld. Deze waarden vormen de basis van het competentiebeleid. Geert Volkaerts: ‘Vroeger werden enkel functioneringsen evaluatiegesprekken gevoerd, nu ook planningsgesprekken. We pasten niet enkel de documenten aan, maar organiseerden ook een training voor de diensthoofden. Opleidingen zijn voor medewerkers een belangrijke factor om langer gemotiveerd aan de slag te blijven. We vinden het belangrijk dat al onze me-

dewerkers deelnemen aan zinvolle vorming over bijvoorbeeld positief denken, communicatie, samenwerking en omgaan met kritiek. We ontwikkelden een communicatiematrix om het overzicht te behouden over de verschillende overlegmomenten en deze doelgericht in te vullen. Zo organiseren we elke ochtend een KEI-moment: een Koffie En Ideemoment.’ Tegelijk werd het wervingsbeleid ook gediversifieerd. Nu gebruikt het OCMW Jobkanaal, een gratis wervingskanaal waar de vacatures gelezen worden door arbeidsbemiddelaars die in contact staan met werkzoekenden uit de kansengroepen. Ook nam het deel aan de Duodag: drie werkzoekenden met een arbeidsbeperking kregen de kans een medewerker van het OCMW een dag lang te volgen. ‘Zo maakten zij kennis met onze werking – en vice versa,’ zegt Geert Volkaerts die vooral tevreden is over de externe begeleiding die maakt dat je als organisatie meteen aan de slag gaat. ‘De Resoc-begeleidster levert feedback en verlicht de administratieve last.’ Cil Cuypers is directeur RESOC Vlaams-Brabant


bestuurskracht patrimoniumbeheer

Weet als gemeente wat de facilitaire kosten zijn De kosten voor ondersteunende diensten zijn aanzienlijk en lokale besturen zijn voortdurend op zoek naar oplossingen om ze te verminderen. Odisee hogeschool ontwikkelt samen met de lokale besturen een webtool om facilitaire kosten te definiëren en in kaart te brengen. Want door meer inzicht kunnen de uitgaven aanzienlijk afnemen. tekst didier huygens beeld stefan dewickere

E

Vallen de kosten voor energie, schoonmaak of informatica in uw gemeente binnen een vork die algemeen aanvaard is?

en belangrijk deel van de beschikbare en beperkte middelen van gemeenten gaat naar ondersteunende (facilitaire) diensten. De organisatie daarvan binnen de gemeenten is in Vlaanderen zeer divers, maar de belangen die ze nastreven zijn overal gelijk. Enkele grotere steden hebben een interne organisatiestructuur opgezet waarin alle ondersteunende diensten ingebed zijn, het is een facilitaire organisatiestructuur met een eigen missie en visie en met concrete doelstellingen. Zo gaat het ook in Gent. Guy Vanhoorde is er hoofd departement Facilitymanagement: ‘Facilitymanagement maakt in Gent – gezien de directe en indirecte invloed op de effectiviteit van het primaire proces – deel uit van de beleidscyclus en van de strategie van de organisatie. De introductie van de beleids- en beheerscyclus heeft hierbij een en ander versneld. Termen als “innovatief”, “economisch verantwoord” en “correcte dienstverlening” vormen een rode draad doorheen de beleidsdocumenten en zijn de basis voor verdere verbeteringen.’ Daarnaast bestaat er een groeiende groep gemeenten die geleidelijk evolueren naar een organisatiestructuur die de ondersteunende diensten bundelt en beheersbaar maakt. Ook zij hebben behoefte aan managementinformatie om de facilitaire kosten te beheersen. ‘Zijn de uitgaven voor de ondersteunende diensten maatschappelijk verantwoord? Wat zijn de kwaliteits- en kostenbepalende factoren die dergelijke uitgaven verantwoorden? Zijn er objectieve criteria die bepalen of we de dienstverlening zelf uitvoeren of uitbesteden en welke Lokaal februari 2015

27


bestuurskracht patrimoniumbeheer

16 april Benchmarking van facilitaire kengetallen Het project ‘Benchmarking van fa‑ cilitaire kengetallen van steden en gemeenten’ is een initiatief van Odisee hogeschool in samenwer‑ king met de VVSG, de beroeps‑ vereniging facilitymanagers IFMA Belgium, uitgeverij Vanden Broele, Procos, Fier.fm en KU Leuven. Via een webtoepassing worden op een gestructureerde manier kosten‑ kengetallen van een aantal gebou‑ wen uit de vastgoedportefeuille van de gemeenten verzameld. Na de verwerking worden deze ken‑ getallen en de bevindingen op‑ nieuw ter beschikking gesteld aan de deelnemende besturen, zodat zij hun kosten kunnen analyseren en waar nodig hun beleid kunnen optimaliseren. Als ze dat wensen, kunnen ze hun gegevens anoniem vergelijken met die van andere or‑ ganisaties. Sinds het najaar van 2014 wor‑ den op een tiental testlocaties de kosten en uitbatingsgegevens van gemeentehuizen en/of an‑ dere vastgoedobjecten in kaart gebracht. De resultaten van het onderzoek worden op de studie‑ dag van 16 april voorgesteld. Dat is meteen het startsein voor een uit‑ rol van het project waarbij, met de nodige ondersteuning, vastgoed‑ gegevens en de bijhorende uitba‑ tingskosten via de webtoepassing opgevraagd worden bij alle 308 Vlaamse gemeenten.

zijn hierbij de te nemen maatregelen? De vragen zijn snel gesteld, de zoektocht naar antwoorden kost tijd en dus geld, maar levert wel een pak nuttige informatie op,’ weet schepen Tony De Neve van Deinze. In Nederland werd al naar een antwoord op deze vragen gezocht. In België is vergelijkbaar cijfermateriaal over facilitaire kosten zeer beperkt en vrijwel onbestaande binnen de overheidsdiensten. ‘Uit onderzoek blijkt dat 28 februari 2015 Lokaal

meer dan tachtig procent van de Vlaamse gemeenten behoefte heeft aan kostenkengetallen van die diensten,’ zegt Johan Ryckx, docent Facility Management aan de Odisee hogeschool. FAKL-benchmark.be Het Odisee hogeschool-onderzoeksproject heeft tot doel een zicht te krijgen op de facilitaire kosten van gemeenten in Vlaanderen om ze beheersbaar te maken. In eerste instantie levert dat heldere informatie over de eigen situatie

nieuwe, sedert 2013 ingevoerde Europese norm EN 15221-7, de ‘Performance benchmarking’: ‘Omdat er nog nooit zo’n benchmarkonderzoek in Vlaanderen is geweest, is het maatschappelijk relevant. Het levert de nodige managementinformatie om meer te doen met minder.’ Ook voor Luc Verhulst, gemeentesecretaris van Temse, is inzicht in de kosten erg relevant: ‘Voor de politici als bestuurders van onze gemeente, voor mij als verantwoordelijke voor de dagelijkse

Guy Vanhoorde, hoofd departement Facilitymanagement Gent: ‘Facilitymanagement speelt een belangrijke rol in de beleids- en beheercyclus en raakt op onderdelen het politieke bedrijf.’ op. Neem nu de kosten voor energie, schoonmaak of informatica. Vallen die binnen een vork die algemeen aanvaard is, of zijn er juist goede redenen om lager (of hoger) te scoren? En hoe zit het met de totale kosten van een werkplek? Komt die prijs overeen met referentiewaarden of is het een gefundeerde keuze daarvan af te wijken? Een eerste analyse die op dit ogenblik in een tiental proefgemeenten wordt uitgevoerd, levert al heel confronterende informatie op. In een later stadium kan binnen het project via analyse worden nagegaan of er significante ver-

gang van zaken op de gemeente, voor onze medewerkers als dienstverleners aan de burger. Die managementinformatie krijg je niet zomaar cadeau. De informatie samenbrengen volgens de criteria die zijn beschreven in de Europese norm EN 15221-7 kost wat tijd. In het geval van Temse schat ik de tijdsbesteding ongeveer 40 uur, uiteraard wel gespreid in de tijd en over meerdere medewerkers. Maar die kosten verdien je snel weer terug, want inzicht in facilitaire kosten kan leiden tot aanzienlijk minder uitgaven. Zo worden de plannen

Luc Verhulst, gemeentesecretaris Temse: ‘Inzicht in de uitgaven voor ondersteunende diensten is essentieel. De extra kosten zijn snel terugverdiend.’ schillen zijn in kosten van ondersteunende diensten binnen gespecificeerde groepen van gemeenten. Volgens Johan Ryckx is het innovatieve aan dit project dat de data gegenereerd worden aan de hand van de

om onze gebouwbezetting te verbeteren ondersteund en onze kosten per werkplek tegen het licht gehouden.’ Didier Huygens is onderzoeker Odisee hogeschool


DMI VASTGOED: BETROUWBARE PARTNER IN BINNENSTEDELIJKE PPS ONTWIKKELINGEN Openbare besturen streven terecht naar het

toch genieten van groen en rust. Zo combineren

bevordert de recreatieve mogelijkheden en de

maximaal vrijwaren en opwaarderen van de

we de negatieve impact op mobiliteit en

sociale interactie tussen de buurtbewoners.

schaarse open ruimte. Kwalitatieve binnen-

klimaat met een aangename leefomgeving.

Vervolgens kijken we naar de energieprestaties

stedelijke projectontwikkeling is een sterk antwoord op dat streven. Dergelijke ontwikkeling vraagt om een doordachte aanpak en de nodige ervaring. DMI Vastgoed legt zich al jaren met succes toe op het ontwikkelen van hoogkwalitatieve binnenstedelijke pro-

van de woningen. Een gespecialiseerd team

EEN GEÏNTEGREERDE DUURZAME ONTWIKKELING IS IN AL ONZE PROJECTEN HET UITGANGSPUNT

jecten. Iedere dag opnieuw bewijzen we

van DMI Vastgoed waakt over de toepassing van deze visie. DMI Vastgoed benadert het ontwikkelingsproces vanuit nauw overleg met de publieke partner als een participatietraject. Daarin

daarbij een betrouwbare en constructieve

In de volgende ontwikkelingsstappen wegen

worden alle stakeholders maximaal betrokken,

partner van openbare besturen te zijn.

we het ontwerp tot en met de toepassing

inclusief de omwonenden. Op die wijze creë-

van vernieuwende materialen nauwgezet

ren we op een maatschappelijk betrokken en

DMI Vastgoed maakt deel uit van de

af

ambitieuze

gedragen wijze ruimtelijke oplossingen die een

gerenommeerde Democo bouwgroep, wat

duurzaamheidscriteria. We kijken daarbij

globale meerwaarde bieden voor de gemeente

onder meer in DBFM-projecten een enorm

naar de inplanting, mobiliteit, natuurlijk

of de stad. Precies in die aanpak geeft DMI

voordeel biedt. Vanuit onze vestigingen in

milieu,

Vastgoed betekenis aan zijn slogan: Creating

Brussel, Antwerpen en Hasselt strekt ons

toegankelijkheid. Gebouwen worden compact

werkgebied zich uit over Vlaanderen en

gegroepeerd, waardoor er ruimte ontstaat voor

Brussel, met actuele projecten van Oostende

aangename, kwalitatieve buitenruimte. Dat

ten

opzichte

van

grondstoffen,

onze

leefbaarheid

en

Immotional Moments. Meer info vind je op: www.dmi.be

tot Maasmechelen.

DMI VASTGOED MAAKT DEEL UIT VAN DE GERENOMMEERDE DEMOCO BOUWGROEP Een geïntegreerde duurzame ontwikkeling is in al onze projecten het uitgangspunt. We vertrekken daarbij vanuit de macroschaal door projectlocaties te kiezen met een centrale ligging dicht bij een knooppunt met multimodale transportmogelijkheden en die

PPS PROJECT SION TE LIER

DMI Vastgoed | Herkenrodesingel 4b | BE-3500 Hasselt | Tel. +32 (0)11 85 97 13 | Fax +32 (0)11 60 53 87 | info@dmi.be | www.dmi.be Lokaal februari 2015 29 Vestiging Antwerpen | Jan van Gentstraat 1 B101 | BE-2000 Antwerpen | Tel. +32 (0)3 216 86 50 | Fax +32 (0)3 844 15 40 Vestiging Brussel | Koninklijk Pakhuis-Tour & Taxis | Havenlaan 86C, 206 | BE-1000 Brussel | Tel. +32 (0)2 333 84 00 | Fax +32 (0)2 333 84 01


bestuurskracht Europese subsidies

Voor veel lokale besturen zijn Europese subsidies nog onbekend terrein. De opmaak van een Europese projectaanvraag wordt meestal geassocieerd met veel administratie en geregel. Het vraagt uiteraard inspanningen en kennis, maar geslaagde projecten tonen aan dat het kan. Met Lokaal zoomen we telkens in op de grote lijnen van een Europees programma. We illustreren met voorbeelden uit gemeenten hoe zij die subsidies hebben verworven. Ter inspiratie en navolging om de stap naar Europese projectaanvragen te zetten. Deze keer komt een van de al beter bekende programma’s aan bod: Interreg Vlaanderen-Nederland. tekst betty de wachter beeld daniel geeraerts

Een neus voor Europa: één van de negen 2014 - 2020 d n a rl e d e N n dere Interreg Vlaan en en zet Structuurfonds se pe ro Eu de Wat? nd, in elen van nderen-Nederla van de onderd er Interreg Vlaa Interreg is een nd ro ng. In‑ aa ki w er w s, a’ en programm ionale sam eg rr te in of le met zijn negen e Ontwik‑ snationa s voor Regional chrijdende, tran nd Fo es pe ro op grensovers Eu it het afstem‑ financierd vanu ma’s maximale am gr ro -p eg rr terreg wordt ge n de Inte Daarom streve gelijklopend. keling (EFRO). doelstellingen de jn zi en ten op na RO gen de prioritei ming met EF -Nederland lig en er g en innovatie nd lin aa ke Vl ik gische ontw Voor Interreg lo no ch te k, oe n onderz re energie en hernieuwba • versterking va tie ën met ci effi eciënte omgang eer energi rdering van effi • steun voor m vo be en eu ili van het m • bescherming idsmobiliteit. n uning van arbe te rs de on hulpbronne en dering van enheid van werkgeleg cies, met uitzon in ov pr se m • bevordering aa t alle Vl Vlaams-Bra‑ agebied omva aanderen; voor Vl tes W Het programm in r Iepe or Nederland ment Veurne en aanmerking. Vo in en uv Le het arrondisse t men l het arrondisse en Zeeland. oord-Brabant bant komt enke N , rg bu m Li es provinci gaat het om de acht mt meer aand en, maar er ko en Voor wie? di in top‑ n ec te oj ec pr erkt met kunnen proj programma w t Lokale besturen He ter‑ n. In ge t lin He el . ber 20 14 en kennisinst rd op 24 novem ee voor bedrijven nc oge‑ la m ge el d ve er istratie zo de eerste w zodat de admin t roepen waarvan ke lo en ee at werkt met reg-secretaria ndeld. worden afgeha lijk online kan energie en mi‑ vatie, 20% naar no in ar se Budget na at % ga in 50% Europe ro waarvan 40 mma voor ziet ra og pr t 152 miljoen eu He it. ilite ar arbeidsmob lieu en 10% na cofinanciering. Contac t en-Nederland ariaat Vlaander Interreg Secret (Berchem) Alber t Building 00 Ant werpen 26 , 10 B 20 at Belpairestra io.eu . , info@grensreg .grensregio.eu T 03-240 69 20 kbaar. Zie w w w hi sc be s ur se jn er advi Per provincie zi

30 februari 2015 Lokaal

Sporen naar Turnhout

T

urnhout was de trekker van een ambitieus Interreg IV-project gericht op de herinrichting en herontwikkeling van de stationsomgeving. Met tien andere steden en gemeenten uit Vlaanderen (Aarschot, Diest, Hasselt, SintTruiden, Tongeren, Tienen, Herentals) en Nederland (Bergen op Zoom, Heerlen, Roosendaal) werd er kennis en ervaring uitgewisseld en samengewerkt. Stations en hun omgeving zijn belangrijk voor lokale besturen. Vaak is het voor bezoekers het eerste contact met de stad. Stations vormen vaak ook een knooppunt voor andere vervoermiddelen zoals bussen en trams, en er zijn veel economische activiteiten geconcentreerd. Veel stationsbuurten zijn opgericht in het begin van de twintigste eeuw en raakten verouderd. Verval en achteruitgang dienen zich aan, met alle gevolgen van dien. De totale kosten van het project bedroegen meer dan 10 miljoen euro waarvan ongeveer één derde gefinancierd werd door de Interreg-bijdrage.


Groen in de kern

M

et het Nederlandse Tilburg als trekker biedt ‘Klimaatgroen, sociaalgroen en luchtgroen’ in veertien Vlaamse en Nederlandse gemeenten en de provincie West-Vlaanderen een resem ideeën en praktische oplossingen aan om met allerlei groen het leefklimaat in de binnensteden te verbeteren. Voor

de strijd tegen fijn stof is nog verder onderzoek nodig, maar de aanbreng van luchtgroen naast bepaalde wegtypes en in industrie- en kanaalzones is beloftevol. Dit Interreg IV-project werd gerealiseerd met 1.503.521,25 euro, waarvan 673.639,80 euro van Interreg kwam. www.functioneelgroen.nl

Mobiliteit Kempen Arendonk

A

rendonk (13.000 inwoners) is de trekker van een Interreg-project met Nederlandse partners. MOBIKA richt zich op het mobiliteitsprobleem aan de grens en de verkeersoverlast in de zone van de bedrijventerreinen waar criminaliteit op het gebied van vrachtwagen- en ladingdiefstal toenam. Door het parkmanagement, de signalisatie en de verkeerscirculatie van beide bedrijventerreinen grensoverschrijdend te beheren werd efficiëntiewinst geboekt en op kosten be-

spaard. De nieuwe hoofdtoegang tot de industriezone Hoge Mauw verbetert de veiligheid. Door zijn ligging aan de grens is Arendonk een belangrijk knooppunt voor vrachtvervoer tussen Antwerpen en het Ruhrgebied. Daarom is een nieuw beveiligd parkeerterrein voor vrachtwagens op het Kempisch Bedrijvenpark in Bladel geen luxe. Zo kan op dit ideale rustpunt de veiligheid voor vrachtwagenchauffeurs aanzienlijk verbeteren. De gemeente werkt voor dit ambitieuze project

samen met het Vlaams Agentschap Wegen en Verkeer, de Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK), het Kempisch Logistiek Centrum (vier transportbedrijven) en de vier Nederlandse gemeenten betrokken in het Kempisch Bedrijvenpark. www.arendonk.be/leven/verkeer/ interregproject-mobika/ zie ook artikel in Lokaal 7 van 2014 Betty De Wachter is VVSG-diensthoofd Internationaal

advertentie

Alle aanbestedingen in de bouw volgen ?

GOV.BELUX@ CHG-MERIDIAN.COM

+32 (0) 2 705 46 00

Alle stads- en gemeenteprojecten volgen ? Alle openbare bouwprojecten volgen ? RUEXT BR RA IE K

nr

X

45

aan 3 bus

6 • 1090 Jette

• Tel. 02 894

29 00 • Fax

8,45 • P911878

AZ Damiaan Strabag -

Demunterl 07/11/2014 ter Etienne Burgemees

10 • € 02 894 29

Oostende

r HASSELT Afgiftekantoo

Maat werk EN TBLOKK BALLAS GEN BORST WERIN LOSKADES LAAD- & LIFTKO KERS

triee in indus

l zicht beton BALKEN WAND EN PLINTE N TEN E ELEmEN TRIBuN PANEL EN GEïSOL EERDE

Komen I B-7780 traat 9 55 40 12 nv I Textiels I F. +32 56 Cobatim batim.b e 55 40 11 I www.co T. +32 56 tim.be ie@coba calculat en - Antwerp edewerk(st)er - en servicem LEITZ: verkoop

KOLOm mEN

re:in) atu Vac(zie binnen

ICT Betaal volgens inkomsten Budget optimalisatie Asset Management www.chg-meridian.be/public Efficient Technology Management

U leest het allemaal in de elektronische versie van Bouwkroniek:

Nu GRATIS voor lokale besturen

Hoe GRATIS ontvangen ? Ga naar http://mijn.bouwkroniek.be/ebouwkroniek/ Kruis aan “3. ik ben een medewerker van een overheidsdienst of een niet-commerciële organisatie” en vul bij de actiecode de naam van uw gemeente of intercommunale in. U ontvangt dan elke vrijdag een e-mail met een link naar e-bouwkroniek. Veel leesgenot.

Lokaal februari 2015

31


de raad van Waregem

Kabbelend het nieuwe jaar in CD&V heeft een zeer comfortabele absolute meerderheid in de Waregemse gemeenteraad. Dat maakt het voor de oppositiepartijen niet makkelijk. Ook de agenda van de zitting van januari leende zich niet tot vuurwerk. En zo kabbelde de raad rustig 2015 in.

tekst bart van moerkerke beeld stefan dewickere

Als bewoner van de streek ken ik Waregem en zijn stadhuis al lang. Pas toen ik er aankwam voor de gemeenteraad van 13 januari, besefte ik hoe eigenaardig het wel is: het stadhuis is ondergebracht in een winkelcentrum, Het Pand. Zou het een (onbewuste) uiting van de West-Vlaamse koopmansgeest en ondernemingszin zijn? In elk geval, net zoals Het Pand zeer seventies is, katapulteert de Waregemse raadzaal de bezoeker veertig jaar terug in de tijd. De indirecte verlichting via kokers van verschillende grootte die uit het plafond steken, is pure vintage. En in de jaren zeventig werd nog niet op honderd vierkante meter meer of minder gekeken. De raadzaal is gigantisch, die van veel vergelijkbare Vlaamse steden gaat er makkelijk twee of drie keer in. Wat het geheel af maakt, 32 februari 2015 Lokaal

is de bediening aan tafel. Een medewerker van de stad, piekfijn uitgedost, gaat eerst bij het schepencollege en de raadsleden, vervolgens ook bij de persmensen en bij het publiek langs om de bestelling te noteren. Enkele minuten later brengt hij op een dienblad de drankjes aan: koffie, thee, water, frisdrank, bier, wijn, alles is er. Hartelijk welkom op de Waregemse gemeenteraad. De zitting opent met de eedaflegging van M’Hamed Kasmi. Hij volgt Veerle Deconinck op als een van de twee SP.Araadsleden. Dan leest raadslid Jan Balduck (N-VA) het volgende agendapunt voor. Dat is vreemd. De burgemeester mag dan wel de vergadering voorzitten, hij leidt de besprekingen niet in. Eerst is het aan Jan Balduck, later in de zitting nemen zijn collega’s Marc Ver-

cruysse (CD&V) en Jules Godefroidt (CD&V) het voorlezen van de agenda over. Punt vijf is het goedkeuren van de stedelijke dotatie 2015 voor de politiezone Mira. Waregem betaalt een werkingstoelage van bijna 3,3 miljoen euro en een investeringstoelage van 144.000 euro. Raadslid Mario Verhellen (SP.A) vindt dat dit best wat meer mag zijn. ‘Waregem heeft meer nodig dan de basispolitiezorg en daar mag financieel iets tegenover staan.’ Burgemeester Kurt Vanryckeghem antwoordt dat het politiecollege heeft beslist de dotatie voor 2015 op hetzelfde niveau te houden als vorig jaar en dat als Waregem zijn bijdrage verhoogt, de andere gemeenten in de zone verplicht zijn te volgen. De punten zes en zeven gaan over de openbare verkoop van

twee woningen die het Regionaal Sociaal Verhuurkantoor weer aan de stad heeft overgedragen omdat ze niet meer voldoen aan de kwaliteitseisen voor verhuur. Mario Verhellen vraagt of het niet beter zou zijn alleen de woning in de slechtste staat te verkopen om vervolgens met die opbrengst de andere woning op te knappen. Schepen Rik Soens: ‘Het college heeft beslist niet meer te investeren in de woningen, we zullen het geld van de verkoop inzetten voor andere sociale projecten.’


Groenbek, Mannekenskouter en Kernelleplein, dat zijn de namen die de stedelijke commissie voor straatnaamgeving voorstelt voor drie nieuwe straten. De laatste naam is voer voor een taalkundige discussie. ‘Een plein kun je dat niet noemen, het is een pijpenkop,’ zegt Xander Pruvoost (N-VA). ‘Kernellehof zou misschien beter zijn,’ oppert Tonny Demuytere (Groen). Op de schouders van schepen Peter Desmet rust vervolgens de lastige taak om toe te lichten wat nu eigenlijk een straat, een laan, een dreef en een kouter is. Hij doet het

met verve. Uiteindelijk worden de nieuwe namen unaniem goedgekeurd. Zo kabbelt de raad gezapig naar de vragen van de raadsleden. De licht gedaalde opkomst voor de ijspiste en de mogelijke gevolgen voor het aantal mensen die in de eindejaarsperiode in Waregem komen winkelen, baart Heide Vandenbroucke (N-VA) zorgen. In één moeite vraagt ze zich af of er wel voldoende winkelaanbod in Waregem is. Schepen van feestelijkheden Chantal Coussement repliceert: ‘Het aantal bezoekers aan onze ijspiste ligt

nog altijd hoger dan in vergelijkbare steden.’ Haar collega van economie Kristof Chanterie voegt eraan toe dat ook het winkelaanbod beter is dan dat van veel steden van dezelfde omvang. Hij geeft aan dat hij werkt aan een strategisch plan voor het winkelaanbod in Het Pand en de stad in het algemeen. De vraag van Mario Verhellen sluit bij de vorige aan. Wat zal het bestuur doen om in de eindejaarsperiode 2015 meer sfeer en gezelligheid in de stad te brengen? Volgens het

raadslid viel het jaareinde 2014 dik tegen. Schepen Chanterie zegt dat hij zowel positieve als negatieve reacties kreeg. Hij wijst ook naar het slechte weer en de dreiging van het afschakelen van de elektriciteit waardoor de kerstverlichting niet de volle 24 uur werd ingeschakeld en de grote kerstboom op de Markt er niet kwam. En dan zit de eerste raad van 2015 er al op. Sfeer en gezelligheid: oké. Inhoud: aan de magere kant. Bart Van Moerkerke is redacteur van Lokaal

Lokaal februari 2015

33


met de steun van

Proficiat

met jullie acties in preventie !

LAUREATEN

SPECIALE PRIJS VAN DE JURY

PUBLIEKSPRIJS

Polizeizone Weser-Göhl 5292

FINALISTEN

Het beste schadegeval is het schadegeval dat niet plaatsgrijpt. Ethias bekroonde daarom de beste preventiepraktijken uit de openbare en non-profitsector via een unieke wedstrijd. Ethias wil de 15 finalisten van deze 2de editie van harte bedanken voor hun initiatieven op het vlak van veiligheid van personen, bescherming van goederen, informatie en innovatie in preventie.

Interesse? Meer info op www.preventionawards.be februari 2015 Recht, Lokaalonderlinge verzekeringsvereniging toegelaten onder het nr 0165. 34 Ethias Gemeen V.U.: Gaëtan Smets, Prins-Bisschopssingel 73 – 3500 HASSELT


Special economie Het Platform Centrummanagement is een initiatief van de VVSG dat de Vlaamse gemeenten beter in staat wil stellen om de kwaliteit en de aantrekkingskracht van hun kernwinkelgebieden te versterken. Dit kan enkel in samenwerking met de private partners. Daarom organiseren we deze dialoog tussen de stadsbesturen en de marktpartijen betrokken bij de binnenstedelijke dynamiek: retailers, projectontwikkelaars, vastgoedeigenaren, makelaars, handelaarsverenigingen. Zo stimuleren we hen tot meer samenwerking. Het Platform Centrummanagement ging van start in 2012 met steun van het Agentschap Ondernemen. Sindsdien vonden zeven bijeenkomsten plaats. Op de voorlopig laatste bijeenkomst in november 2014 kreeg het Platform een duidelijk groen licht van de deelnemers om zijn werking verder te zetten. In 2015 staan een dialoog tussen lokale politici en de retailers op het programma, naast een inspirerend stadsbezoek en een themabijeenkomst. Heeft u interesse, laat het ons weten via economie@vvsg.be. Meer informatie: www.vvsg.be (economie/platform centrummanagement)

Lokaal februari 2015

35


Een filmpje van dit interview kunt u op www.vvsg.be bekijken.

Bill Grimsey: ‘Het hele productieproces zal veranderen. Hierdoor zullen de winkelstraten helemaal anders zijn, met meer woongelegenheid, plaats voor onderwijs, gezondheid, ontspanning, vrije tijd, kunst en ambachten.’

36 februari 2015 Lokaal


special interview

Bill Grimsey

De toekomst van de winkelstraat Veertig jaar geleden vormde de winkelstraat het kloppende hart van een gemeente, daar ontmoette iedereen elkaar bij de dagelijkse boodschappen. Sindsdien is onze manier van winkelen compleet veranderd en vandaag staan we opnieuw voor een omwenteling. Met zijn 45 jaar aan winkelervaring op alle niveaus vindt de Engelse Bill Grimsey dat een gemeente zich daar maar beter goed op kan voorbereiden. tekst marlies van bouwel beeld stefan dewickere

B

ill Grimsey ging op zijn vijftiende van school af en werd slagersjongen. Later volgde hij ’s avonds de handelshogeschool, omdat hij zich toen realiseerde dat hij beter wat kon studeren, wilde hij hogerop geraken. Dat lukte hem: begin jaren tachtig werd hij de eerste directeur dienstverlening die supermarktketen Tesco ooit heeft gehad, later verhuisde hij naar Hongkong, China en Zuid-Afrika om daar supermarktketens te leiden. Daarna, terug in Engeland, werd hij chief executive van de doe-het-zelf-keten Wickes, hij haalde ze uit de problemen zodat ze na vijf jaar met winst verkocht kon worden. Vervolgens leidde hij Iceland, een keten van meer dan 760 winkels voor diepvriesproducten in het Verenigd Koninkrijk waar hij de financiële problemen kon verminderen. Daarna kocht hij in 2007 de doe-het-zelfketen Focus van een Amerikaanse eigenaar. Een zeer slechte timing, na vier jaar moest hij de boeken sluiten. Bill Grimsey glimlacht guitig: ‘De eindscore is niet slecht, maar toen ik zestig werd, besloot ik toch maar op pensioen te gaan.’ En u schreef een boek. ‘Dat was omdat ik niet van golf houd. Ik wilde liever mijn ervaringen doorgeven. Ironisch genoeg is Sold out alleen nog maar te koop op Amazone. Ik spreek me in dat boek duidelijk uit over het overheidsoptreden. De regering had een onderzoek over de stand van de winkelstraten gevraagd aan Mary Portas, een tv-bekendheid met een programma waarin ze winkeliers hielp met hun inrichting of uitstalraam en ondertussen zelf producten op de markt brengt. Ze

heeft dat onderzoek ook heel commercieel benaderd en is met halfbakken oplossingen komen aandragen: een likje verf hier, een marktdagje daar, een kleine aanpassing zonder visie voor de lange termijn. Ik heb toen zelf een team samengesteld om de toestand en de toekomst te onderzoeken. Ons rapport heb ik in het parlement voorgesteld maar de regering bleef bij Portas, waarop ik door Labour ben gevraagd hen bij te staan in hun visieontwikkeling over het winkelstraatbeleid. Dat doe ik gratis, alleen voor lezingen vraag ik geld dat we voor onderzoek gebruiken, al betaal ik dat voor een deel ook zelf. Ik ben altijd heel actief geweest en toen ik op pensioen ging, kon ik niet zomaar stoppen. Mijn familie en ik hebben ongelooflijk veel geluk gehad in het leven, ik wil iets terug doen voor de maatschappij.’ Zullen de winkelstraten in onze centra wezenlijk veranderen? ‘Zeer zeker, het worden meer knooppunten van gemeenschapsleven in plaats van commerciële bestemmingen, want de oude stadscentra waar mensen vroeger gingen winkelen zullen er helemaal anders gaan uitzien. Mensen willen enkel nog maar winkelen in grote shoppingcentra zoals in de Verenigde Staten. Door de technologie zullen dat ook winkels zonder producten zijn, het worden winkels waar je naartoe gaat voor nieuwe ervaringen, andere belevenissen. Neem nu kleding. Mijn kleindochter zal over tien jaar zeventien zijn en ze zal een hele dag in zo’n mall terecht kunnen. Dankzij haar smartphone weten de verkopers al dat ze op komst is, ze kennen haar smaak en daarom onthalen ze haar met helle lichten Lokaal februari 2015

37


special interview

Bill Grimsey

‘Ik weet niet wat er allemaal zal gebeuren maar ik weet wel dat wat je niet kunt bedenken veel effect zal hebben op je plannen. Je kunt je maar beter voorbereiden op de toekomst.’ en hologrammen, op de catwalk worden de kleren getoond die zij mooi vindt en met haar smartphone kan ze daaraan dingetjes aanpassen, zoals de kleur, de tekening, de manier van sluiting of zelfs de snit. Dan kan ze voor een spiegel in 3D zien hoe het haar zal staan, ze zal virtueel de stof kunnen voelen. Ze maakt dan een foto van zichzelf met die nieuwe kleren en zet die op Facebook zodat haar vriendinnen er opmerkingen over kunnen geven. Achteraf koopt ze de spullen pas met haar smartphone en worden ze lokaal geproduceerd in plaats van door goedkope werkkrachten ergens aan de andere kant van de wereld.’ ‘Vanwege de wisselende mode per seizoen zijn er nu koopjes, ook dat zal veranderen. Elk stuk dat wordt geproduceerd, zal uniek zijn en binnen drie dagen geleverd worden. Het hele productieproces zal dus veranderen. Hierdoor zal de winkelstraat van haar stad helemaal anders zijn, met meer woongelegenheid, plaats voor onderwijs, gezondheid, ontspanning, vrije tijd, kunst en ambachten, en dat zal nodig zijn want de bevolking zal snel van samenstelling veranderen.’ Hoe bedoelt u? ‘Wanneer ik tachtig word, zullen we met twee keer zoveel tachtigplussers zijn als nu. Wat gaan die mensen allemaal doen? Waarom zouden we de pleinen, de moderne steden niet heruitvinden tot plaatsen voor mensen van alle leeftijden? Nu zie je in het Verenigd Koninkrijk de bibliotheken sluiten, waarom maken we van de bibliotheek niet het centrum van het dorps- of stadsleven? Mensen kunnen er met elkaar afspreken, ze kunnen er een opleiding of cursus volgen, ze kunnen er moderne technologie zoals 3D-printers gebruiken. Zulke dingen zullen sneller gebeuren dan je denkt. We hebben meer mensen nodig in het centrum en minder winkels want die zullen door de technologie verhuizen naar die grote shoppingcentra. En in plaats van lege winkels achter te laten zie ik er liever knooppunten van gemeenschapsleven: een aangename plek om te vertoeven en ook een blauwdruk voor de lokale economie.’ Niet alle winkels zullen dus uit de winkelstraat verdwijnen. ‘Neen, het worden andere winkels, maar het worden er in een gemeente ook minder. Op dit moment zie je dat in het 38 februari 2015 Lokaal

Verenigd Koninkrijk veertien procent van de winkels leeg staat, op sommige plaatsen is dat zelfs 33 procent. Haal de goede winkels uit de zijstraten weer naar de hoofdas, laat het winkelgebied kleiner worden, concentreer het, dat zal de levensvatbaarheid van de winkels ten goede komen.’ Ook de productieketen ziet u helemaal veranderen? ‘Waarom zouden we nog langer mensen voor een goedkoop T-shirt uitbuiten in Bangladesh waar ze in slechte omstandigheden werken in fabrieken die op instorten staan, terwijl we hier een veel unieker T-shirt kunnen laten maken voor nog minder geld? Dat dit nu in de praktijk nog niet gebeurt, kun je zeer goed vergelijken met het feit dat auto’s nog altijd op benzine rijden. Grote organisaties en bedrijven die er veel aan verdienen, willen niet dat het te gauw verandert, zij houden de omslag tegen.’ ‘Ik hou niet zo van Steve Jobs maar hij dacht echt aan de verre toekomst, aan wat er zou kunnen gebeuren als de technologie het ons mogelijk maakt de dingen compleet anders te maken, te kopen. Natuurlijk moeten dan de infrastructuur en de leveringsketen totaal veranderen. Je kunt dat maar beter plannen voor de toekomst, want die toekomst zal er gauwer zijn dan verwacht.’ In Vlaanderen duiken in moeilijkere zijstraten de popups op, is dat dan geen goed idee? ‘Natuurlijk wel, je hebt kweekvijvers voor nieuwe bedrijven, businessmodellen of nieuwe producten nodig, of gebouwen met afwisselend gebruik net zoals pop-up-stores. Dat hoort er allemaal bij. Ik wil niet sterven met een landschap dat uitgemergeld is en dat is nu wel aan het gebeuren. Er ontstaan nu van die gigantische shoppingcentra in de buurt van grote steden, zoals Trafford Centre in de buurt van Manchester, meer en meer mensen gaan daar een hele dag naartoe, ook om te skiën bijvoorbeeld. De shoppingcentra die in de jaren tachtig tot 2000 buiten de steden werden gebouwd en waar de mensen met de auto naartoe gaan, worden nu in hun voortbestaan bedreigd door die gigantische shoppingcentra die helemaal gericht zijn op de beleving. Dit gebeurt echt, niemand kan het stoppen, en dat ligt aan ons.’ ‘Op die 45 jaar dat ik in de verkoop heb gezeten is het vak enorm veranderd. Voor ons Britten is zelfs de eenheid van


‘We hebben de democratie nodig maar politici moeten de samenleving niet gijzelen met hun kortetermijnplannen.’ gewicht gewijzigd, maar denk ook maar aan prijsstickertjes versus streepjescodes. Vers fruit was enkel wat in het seizoen voorradig was en mensen kochten lokaal. Daarna gingen ze verderop winkelen en nu zal de onlineverkoop razendsnel doorbreken. Daarna zal het opnieuw veranderen wanneer we in een horloge of een bril allerhande apps kunnen laten werken. Ik weet niet wat er allemaal zal gebeuren maar ik weet wel dat wat je niet kunt bedenken veel effect zal hebben op je plannen. Je kunt je maar beter voorbereiden op de toekomst.’ Wat verwacht u van de lokale politicus? ‘Het meeste beleid dat lokaal gevoerd wordt, richt zich op de volgende gemeenteraadsverkiezingen in plaats van op de volgende vijftien of dertig jaar. We hebben de democratie nodig maar politici moeten de samenleving niet gijzelen met hun kortetermijnplannen. Het zou ideaal zijn wanneer in elke stad volgens een bepaalde methodologie een groep mensen een plan opstelt dat de politici dan uitvoeren, telkens na een jaarlijkse evaluatie. Als er dan verkiezingen zijn, is er al een plan, goedgekeurd door het publiek, dat elk jaar bijgewerkt wordt zodat het op koers blijft. Politici hebben toch ook nog zo veel andere dingen te doen! Dat plan zou dan echt een visie vertolken, een ander model. Dat model hebben we nodig, anders zullen de dingen ons gewoon overkomen.’ Heeft een lokale overheid dan echt vat op zulke dingen? ‘We hebben een studie gemaakt over Nottingham, tot ver over de grenzen bij iedereen bekend vanwege Robin Hood. Maar je vindt niets van die man in Nottingham, alleen één klein beeldje. Walt Disney zou voor zo’n icoon sterven want Robin Hood is de unique selling proposition, het unieke verkoopargument van Nottingham. Waarom zou iemand Nottingham bezoeken, er gaan wonen, werken, studeren? Niet alleen om het kant dat er gemaakt werd of om steenkoolmijnen die er zijn geweest of voor het hoofdkantoor van Boots, de grootste kruidenier van Engeland, of om de universiteit, toch ook om Robin Hood? Als Nottingham zijn toekomst in de hand wil nemen, moet het moderne technologie een plaats geven in de bibliotheek in het hart van het stadje. Dit kan een interessante en amusante plaats zijn, een levendige gemeenschap. Nu is

er een klein shoppingcentrum aan elk eind van de winkelstraat die het stadje doorkruist, beide zijn in handen van dezelfde eigenaar en het ene is zo goed als dood en het andere gaat uitbreiden. Nottingham kan denken aan een breder verhaal. De beleidsvoerders moeten voor de mensen zorgen en dat kunnen ze door in het centrum ook een museum voor Boots of voor de steenkool in te richten. Natuurlijk kost dat geld, maar bedenk eerst wat je kunt bedenken, maak eerst een plan en ga dan op zoek naar geld. Dan wordt Nottingham een fantastische plaats, nu kunnen ze dat niet verwezenlijken omdat er geen experts zijn, ze hebben geen geld om plannen te laten maken terwijl ze dat toch zouden moeten doen. We hebben ze naar hun plannen gevraagd, maar ze hebben nog nooit op lange termijn gedacht, er zijn geen visies gebaseerd op hun USP. Dit kan zoveel beter. Als je weet dat iets anders moet, dan heb je eerst de wat nodig en dan pas de hoe om het te ontwikkelen. Want wat ga je doen met een hele straat vol lege winkels?’ ‘De overheid moet de winkeliers een raamwerk bieden. Dat raamwerk, dat plan moet lokaal gemaakt worden. De lokale overheid moet daar ook daadwerkelijk de macht voor hebben, nu worden er te veel dingen van bovenaf opgelegd. We hebben echte people power nodig. Als je het zelf niet kunt moet je dat accepteren, maar dan kun je het nog wel laten doen.’ En de auto? ‘Een prettige winkelstraat is er een zonder auto’s maar je moet je stadscentrum wel bereikbaar maken. Verbindingen zijn belangrijk. Parkeren mag voor een stad geen inkomstenbron zijn, de parkeerterreinen buiten of aan de rand van de stad moeten gratis zijn en waarom zou je om het winkelen te stimuleren niet de twee eerste uren gratis aanbieden? Dat zal mensen ertoe aanzetten om naar je centrum te komen. De inkomsten die je nu uit parkeren haalt, haal je beter uit boetes voor zwerfvuil.’ Marlies van Bouwel is hoofdredacteur van Lokaal

william.grimsey@btinternet.com www.vanishinghighstreet.com

Lokaal februari 2015

39


special economie

Moderne ondernemers zijn motor voor kernversterking Snelle technologische veranderingen, sociale media en e-commerce leggen druk op de detailhandel en de horecasector. Ook de consument verandert. Hij wordt grijzer, koopt en vergelijkt online, is prijsbewuster en steeds meer een marketeer. Voor lokale ondernemers is het niet altijd makkelijk om met deze uitdagingen om te gaan. Daarom lanceerde de Vlaamse overheid in uitvoering van de startnota ‘Winkelen in Vlaanderen’ eind 2013 het project Commerciële Inspiratie. Samen met Unizo en wes research & strategy wil ze zo het ondernemerschap en de vernieuwingsgedrag van ondernemers stimuleren. tekst stefan thomas beeld marlies van bouwel

Lier zet in op kernversterking met wervende acties.

40 februari 2015 Lokaal

‘Via een individueel coachingtraject worden gevestigde detailhandelaars, horeca-uitbaters en dienstverleners aangezet om na te denken over de rol van hun fysieke zaak en het winkelen in de toekomst,’ zegt Elke Tielemans die het project voor Unizo coördineert. Professionele coaches ondersteunen de ondernemers bij de uitwerking van vernieuwingsacties. Het is de bedoeling dat de ondernemers tijdens dit proces ook leren hoe ze in de toekomst deze denkoefening kunnen voortzetten.

een brainstorm met stakeholders. In groep wordt nagedacht over specifieke trends die de markt beïnvloeden. Dit resulteert in een bruikbare ideeënlijst per zaak. In het opvolggesprek worden vervolgens prioriteiten gesteld. Waar kan, wil en móét de ondernemer werk van maken om zich voor de toekomst te wapenen? Extra aandacht gaat hierbij uit naar al wat online gebeurt. Tot slot werkt de coach een inspiratierapport op maat van de onderneming uit. De nadruk ligt hierbij steeds op strategische actieplannen die de onderne-

De nadruk in het inspiratietraject ligt op strategische actieplannen die de ondernemer ondersteunen om zijn concurrentiepositie te verstevigen. Het inspiratietraject voor ondernemers bestaat uit vier stappen. Tijdens het kennismakingsgesprek leert een persoonlijke coach de zaak kennen. Sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen worden in kaart gebracht. Een volgende sessie bestaat uit

mer in kwestie moeten ondersteunen om op lange termijn zijn concurrentiepositie te handhaven of zelfs te verstevigen. Het hele traject kost een ondernemer 300 euro + btw. De Vlaamse overheid en het lokale bestuur subsidiëren het saldo.


Ondernemers kunnen enkel deelnemen wanneer hun gemeente zich inschrijft voor dit project. Lokale overheden zijn immers een noodzakelijke partner in dit verhaal. Dit heeft twee redenen: Commerciële Inspiratie is eerst en vooral een actie ter uitvoering van de startnota ‘Winkelen in Vlaanderen’. Met de startnota werd de visie op detailhandel en kernversterking uit het Vlaamse regeerakkoord 2009-2014 verfijnd. Er werden beleidsinitiatieven aangekondigd om het evenwicht tussen periferie en kern te herstellen. Daarnaast bevatte de nota ook maatregelen om de detailhandel en de lokale besturen die een detailhandelsbeleid willen voeren, te versterken. Commerciële Inspiratie is een van die ondersteunende maatregelen via het economische beleid. Het is een van de belangrijkste acties uit het programma Vlaanderen in Actie.

Tot en met 2017 is er ruimte voor een 600-tal individuele begeleidingen, gespreid over Vlaanderen. Nu al engageerden 21 gemeenten zich om de inspiratietrajecten aan lokale ondernemers aan te bieden. Goed voor ruim 250 begeleidingen. 2014: Ichtegem, Sint-Niklaas, Oosterzele, Antwerpen, Lier, Grimbergen, Leuven, Neerpelt, Diepenbeek, Maaseik 2015: Poperinge, Knokke-Heist, Lokeren, Geraardsbergen, Leuven, Oudenaarde, Turnhout, Geel, Overpelt, Tongeren 2016: Leuven, Oudenaarde 2017: Leuven, Wevelgem, Zwijndrecht Gemeenten die zelf willen inzetten op kernversterking, kunnen zich nog steeds inschrijven bij Elke Tielemans, projectcoördinator Unizo, T 02-212 25 74, elke.tielemans@unizo.be en www.commercieleinspiratie.be

paraat en het economische belang ten goede komt. Dit verhoogt de aantrek-

Per stad of gemeente worden minimaal tien ondernemers begeleid. Zo ontstaat een dynamische sfeer die het handelsapparaat en het economische belang ten goede komt. Kernversterking Bijkomend is Commerciële Inspiratie gericht op kernversterking zoals omschreven in de startnota kernversterkend winkelbeleid. Het uitgangspunt hierbij is dat een goede detailhandel bijdraagt aan vitale weefsels en dat attractieve gemeenten ook gunstige omstandigheden scheppen voor ondernemerschap. Per stad of gemeente worden daarom telkens minimaal tien ondernemers begeleid, het merendeel van hen uit de kern(en) van de gemeente. Zo ontstaat een creatieve en dynamische sfeer onder de centrumhandelaars, wat – zeker op lange termijn – het handelsap-

kelijkheid van de gemeente. Per ondernemer draagt de gemeente een bedrag van 400 euro + btw bij. Lier nam de proef op de som en nodigde begin mei 2014 de lokale ondernemers uit zijn kernen uit voor het project. ‘Een groot succes,’ volgens Katia Delen die voor de cel economie van de stad Lier werkt. ‘Al na onze eerste informatiesessie stroomden de enthousiaste reacties toe. Uiteindelijk kregen tien deelnemers een persoonlijke coach toegewezen die werd bijgestaan door experts. Geïnspireerd door de trends die de detailhandel en horecasector beïnvloeden, bedachten

zij vernieuwende en (financieel) haalbare acties op maat van de zaak. Deze verwerkte de coach in het zogenaamde inspiratierapport.’ Volgens Hannelore Vermassen van de Lierse cel economie is haar stad zich bewust van het feit dat de rol van een lokale overheid bij de opzet van een consistent en constructief detailhandelsbeleid zich moet vertalen in een voorwaardenscheppend en aanmoedigend beleid: ‘Daarom was de stad meteen enthousiast om het project Commerciële Inspiratie aan haar gevestigde, lokale ondernemers aan te bieden. Op die manier zetten we in op de versterking van de kennis en competenties van onze lokale handelaars, horeca-uitbaters en dienstverleners.’ Daarnaast zet Lier in op kernversterking met een voorwaardenscheppend vestigingsbeleid, wervende acties en ondernemersvriendelijke maatregelen, en het aanhoudend ‘merken’ (‘branding’) van de stad als sfeervolle, historische kern om te shoppen, te proeven, te ontdekken en te beleven. Stefan Thomas is VVSG-stafmedewerker economie

Lokaal februari 2015

41


special economie

Waarom winkels leeg staan De gemiddelde winkelpandenleegstand in Vlaanderen is tussen 2008 en 2013 gestegen van 4,9 naar 7,4 procent. Dit komt overeen met 145 m² per 1000 inwoners. Niet enkel deze stijging is opmerkelijk, er zijn ook grote verschillen tussen gemeenten en winkelgebieden. Sommige gemeenten hebben meer dan vijftien procent leegstand, sommige winkelgebieden zelfs meer dan een kwart. tekst davy postelmans beeld stefan dewickere

D

e kleinhandel, de horeca en andere commerciële voorzieningen zijn onmisbaar voor het economisch weefsel. Ze creëren niet enkel werk, maar bepalen ook de sfeer en de aantrekkelijkheid van onze gemeenten. Maatregelen die de hoge leegstand kunnen terugdringen zijn daarom zeer wenselijk. Om meer inzicht te krijgen in de oorzaken van leegstand werd in het najaar van 2014 een grootschalig onderzoek uitgevoerd bij eigenaars van leegstaande panden. Via telefonisch marktonderzoek werd gepeild naar de reden van leegstand en naar mogelijke verklaringen waarom hun pand niet opnieuw in gebruik wordt genomen. De eigenaars die deelnamen aan het onderzoek, beschikken meestal over leegstaande panden met een oppervlakte tussen 50m² en 99m². Mode, vrije tijd en dagelijkse goederen waren de meest voorkomende branches in de panden voordat ze leeg kwamen te staan. Deze branches zijn algemeen ook talrijker aanwezig dan andere, dus dat is op zich geen abnormaal gegeven. Bijna 70 procent van de panden staat langer dan een jaar leeg, een kwart meer dan drie jaar. Onevenwicht tussen vraag en aanbod In essentie is leegstand geen exacte graadmeter voor het welvaren van de detailhandel, maar hij maakt wel het onevenwicht tussen vraag en aanbod zichtbaar. Uit eerder onderzoek van het Kennisnetwerk Detailhandel blijkt dat de handelsoppervlakte in de perifere clusters van 2008 tot 2013 met ruim 1,5 miljoen m² is toegenomen (+ bijna 147%), waarvan veruit het grootste deel (ruim 1,2 miljoen m²) met solitaire baanwinkels. Als de vraag vanwege de consument dan gelijk blijft, heeft die toename

42 februari 2015 Lokaal

uiteraard een weerslag op de kernwinkelgebieden. Bijna een op de tien leegstaande handelspanden (in onze steekproef) betrof nieuwbouw, waarvan de eigenaar niet verwacht had dat ze zo lang leeg zouden blijven staan. Projectontwikkelaars en gemeenten kunnen dus maar beter enige voorzichtigheid aan de dag leggen bij de ontwikkeling van nieuwe handelspanden of grootschalige projecten.

In essentie is leegstand geen exacte graadmeter voor het welvaren van de detailhandel, maar hij maakt wel het onevenwicht tussen vraag en aanbod zichtbaar.

Beperkte interesse In 61 procent van de gevallen was er al interesse van een kandidaat-handelaar voor het leegstaande pand. Bijna 40 procent heeft dus nog geen enkele kandidaat gezien! Eigenaars van leegstaande panden geven aan dat ze gemiddeld slechts 3,7 keer benaderd worden door potentiële kandidaten. Dat kan erop wijzen dat er meer aanbod is dan vraag naar handelspanden. Ook andere elementen


kunnen belangstelling negatief beïnvloeden, bijvoorbeeld dat het pand verouderd is of een ongunstige ligging heeft. Gemeenten zouden moeten bekijken of lang leegstaande panden nog in het door hen gedefinieerde kernwinkelgebied vallen. Zo niet, dan is omvorming van handelspand naar een woning of kantoor wellicht een betere optie om opbrengsten uit het pand te genereren.

de meest voorkomende redenen waarom de vorige uitbater gestopt is. Ook hier kunnen weer diverse factoren een invloed hebben. Opvallend is dat meer dan een kwart van de panden leegstaat doordat handelaars de pensioenleeftijd bereikt hebben. Dat is jammer, want op die manier gaat er heel wat diversiteit in het winkelgebied verloren. Wellicht hebben veel van

Meer dan een kwart van de panden staat leeg doordat handelaars de pensioenleeftijd bereikt hebben. Op die manier gaat er heel wat diversiteit in het winkelgebied verloren. Belangrijkste oorzaken Leegstand is een complexe zaak die uiteraard meerdere oorzaken kan hebben. Omzetproblemen en faillissement zijn

deze ‘pensioengerechtigde handelszaken’ onvoldoende potentieel om in de toekomst concurrentieel en winstgevend te zijn. Een overnemer vinden ligt dan niet voor de hand. Maar evenzeer kunnen sommige handelszaken nog een mooie toekomst hebben, als die op tijd voorbereid wordt. Daarom is het wenselijk uitbaters die van plan zijn te stoppen of hun zaak over te laten tijdig te detecteren. Een verhuizing naar een nieuwe, vooral grotere locatie is soms ook een reden van leegstand. Handelaar gezocht De belangrijkste reden waarom er zich voor bepaalde panden geen kandidaten hebben aangeboden, is – volgens de eigenaars ervan – de ligging in een onaantrekkelijke buurt of een straat met te veel leegstand en weinig passage. Ook externe factoren (de ‘economische crisis’ of de ontwikkeling van een winkelcentrum in de nabijheid) hebben volgens onze respondenten een belangrijke invloed. Eigenaars die vroeger zelf een handelszaak in het pand uitbaatten, zijn eerder geneigd om het pand te verkopen dan het te verhuren. Het valt echter op dat panden in verkoop langer leeg blijven staan dan panden in verhuur. Bij een op de twee panden is de huurprijs (onder andere) geschat door een vastgoedexpert. Er wordt ook vaak rekening gehouden met de prijs op het vorige huurcontract en met de prijs van naburige panden. Het valt echter te betwij-

felen of prijzen uit het verleden nog in overeenstemming zijn met de economische realiteit. Prijsbepaling op basis van nabijgelegen (en vergelijkbare) panden of door een expert is aangewezen. Onbekend en onbemind Maatregelen om leegstaande panden weer te ‘activeren’ worden momenteel nog niet erg warm onthaald door eigenaars. Slechts 20 à 30 procent van de eigenaars is bereid tijdelijke invulling te geven aan het pand via pop-up-shops, de etalage van het pand te laten inkleden of te werken met omzetgerelateerde huurcontracten. Circa 60 procent van de respondenten weet niet welke gemeentelijke toelages er voor het verfraaien van panden, wonen boven winkels, tijdelijke verhuur in hun gemeente bestaan. Maatregelen die destijds zijn bedacht om leegstand terug te dringen, vinden daardoor geen vlotte ingang. Het is belangrijk dat er op geregelde tijdstippen over mogelijke maatregelen gecommuniceerd wordt. Daarbij mag niet uit het oog verloren worden dat de eigenaars niet noodzakelijk in de gemeente wonen waar het leegstaande pand gelegen is. Ook voor de Vlaamse overheid zijn er mogelijkheden op het vlak van communicatie. Kredietverlening bij banken verloopt strenger dan vroeger. In 13 procent van de gevallen kwam het niet tot een overeenkomst tussen eigenaar en potentiële huurders/kopers omdat de kandidaat geen lening kreeg van de bank. Meer ruchtbaarheid geven aan bestaande steunmaatregelen kan dan misschien een uitkomst bieden. Bestaande en nieuwe maatregelen om leegstand te bestrijden kunnen dus pas aanslaan als er blijvend en duidelijk over alle mogelijkheden gecommuniceerd wordt. Davy Postelmans is onderzoeker detailhandel bij het Agentschap Ondernemen Naar aanleiding van deze studie wordt nage‑ dacht over verdere initiatieven om de leegstand te bestrijden. Het resultaat van dit onderzoek en mogelijke beleidsmaatregelen verneemt u via www.detailhandelvlaanderen.be Voor win-winlening, startlening, waarborglening, achtergestelde leningen, starteo en optima: www.subsidiedatabank.be.

Lokaal februari 2015

43


special economie

Het juiste bedrijf op de juiste plaats Ondernemers op zoek naar een geschikte locatie of uitbreidingsmogelijkheden voor hun bedrijf richten zich in eerste instantie tot het lokale bestuur. Idealiter stuurt de gemeente hen door naar de beschikbare ruimte op de aanwezige bedrijventerreinen. Maar horen ze daar wel allemaal thuis? Is er geen plaats voor hen verweven tussen de andere functies in de kern van de gemeente? En horen sommige ondernemingen niet eerder daar dan op een bedrijventerrein? tekst karen alderweireldt beeld layla aerts

R

uimte in het algemeen en zeker ook bedrijfsruimte (op bedrijventerreinen) is een schaars goed geworden. De tijd van het ongebreideld aansnijden van open ruimte voor bedrijventerreinen is voorgoed voorbij. Inzetten op herontwikkeling en reconversie van (verouderde) bedrijventerreinen of sites is de nieuwe norm. Maar ook de mogelijkheden om bepaalde activiteiten verweven in de (stedelijke) kern te hervestigen en te stimuleren is essentieel om een voldoende en degelijk aanbod voor bedrijfshuisvesting te creÍren. Veel activiteiten zijn onder bepaalde voorwaarden immers perfect te verzoenen met woon- en andere functies. Veel regio’s kennen bovendien een lange traditie in het verweven van economische activiteiten in de kernen, waar wonen en werken nauw samengaan. De vele oude loodsen van vlasroterijen langsheen de Leie in Harelbeke en omgeving of de oude diamantwerkplaatsjes gelegen achter de woningen in het Kempense Nijlen zijn hier maar enkele voorbeelden van. Ook nu nog starten veel kleine zelfstan-

Kameleon

Als een gemeente geen zicht heeft op het type activiteiten die mogelijk en wenselijk zijn en op de vestigingsvoorwaarden voor bedrijven op specifieke locaties, is het moeilijk op de vragen van ondernemers te antwoorden.

44 februari 2015 Lokaal

Leiedal wil de bedrijfshuisvestingsmogelijkheden in gemeentelijke kernen verbeteren door een betere dienstverlening en een proactiever beleid. Tegelijk wil de intercommunale een methodiek uitwerken om proactief een visie op leegstaande of leegkomende sites te ontwikkelen. Dit is het project Kameleon dat Leiedal indiende op de oproep ondernemingsvriendelijke gemeente van het Agentschap Ondernemen.


digen hun zaak in hun garage of onmiddellijke woonomgeving, of bepaalt een groot, historisch gegroeid bedrijf mee de structuur van de kern van de gemeente. Het voortbouwen op de historische verwevenheid tussen wonen en werken wordt in deze regio’s dan ook veelal als positief ervaren. Toch spelen ook hier de milieureglementeringen, het Nimby-effect of de locatiewensen van ondernemers zelf hun rol. Wat is de relatie met de omwonenden? De huidige buren staan misschien wel tolerant tegenover de huidige activiteiten, maar zal dit in de toekomst ook steeds zo blijven? Is er goede communicatie? Kan de ruimte multifunctioneel gebruikt worden? Stel dat de ondernemer het bedrijf verkoopt, is de verweven locatie dan een troef of een knelpunt? Hoeveel verkeer genereert het bedrijf? Allemaal verschillende vragen die een rol spelen in de vaak complexe realiteit van verweven bedrijven. Om duurzaam met de ruimte om te gaan is het belangrijk de (schaarse) bedrijventerreinen voor te behouden voor bedrijven die niet kunnen worden verweven in het woongebied of andere niet-economische zones. Uiteraard moet de bedrijfsruimte optimaal worden benut, maar ook betere dienstverlening en proactief

beleid, gebed in een langetermijnvisie, zijn hierbij nodig. Op deze wijze is er ook meer duidelijkheid voor alle mogelijke betrokkenen in het proces. Bij het verweven van functies zijn immers zowel ondernemingen en gemeente als omwonenden betrokken en moet ook de im-

nemers te antwoorden. Hun behoeften kennen, over instrumenten beschikken om inspanningen af te dwingen of een handhavingsbeleid te voeren zijn echter ook onontbeerlijk. Om de gemeentebesturen te ondersteunen in hun rol van regisseur van het bedrijfshuisvestings-

Om duurzaam met ruimte om te gaan is het belangrijk de bedrijventerreinen voor te behouden voor bedrijven die niet kunnen worden verweven in het woongebied of andere niet-economische zones. pact of mogelijke hinder op onder andere omgeving, mobiliteit, milieu in rekening gebracht worden. Om sneller, vollediger en duidelijker te kunnen antwoorden op vragen naar bedrijfshuisvesting of uitbreidingsmogelijkheden is het een belangrijk hulpmiddel als een gemeente al van tevoren een visie op (vrijkomende) economische sites ontwikkelt. Als ze geen zicht heeft op het type activiteiten die mogelijk en wenselijk zijn en op de vestigingsvoorwaarden voor bedrijven op specifieke locaties, is het moeilijk op de vragen van onder-

Hiervoor brengt het intergemeentelijke samenwerkingsver‑ band Leiedal de huidige werkwijze van gemeenten en het aan‑ bod duidelijk in kaart. De bestaande dienstverlening, het uit‑ gestippelde beleid en de klantenverwachtingen worden dus samen met de mogelijke soorten locaties en bedrijfsactivitei‑ ten geanalyseerd. Leiedal doet dit op basis van enkele concrete cases, namelijk de gespotte bedrijfslocaties in een gemeente‑ lijke kern in hun werkingsgebied. Vanuit deze kennis, die samen met gemeenten en ondernemingsorganisaties tot stand komt, wil Leiedal verbeterde dienstverlening ontwerpen en uittesten. Tot nog toe worden de vestigingsmogelijkheden en eventuele bijhorende vereisten pas onderzocht zodra een ondernemer een vraag stelt. Maar als de gemeente kan terugvallen op een proactief beleid over welke types activiteiten mogelijk en/of wenselijk zijn op specifieke locaties in haar kern, en onder welke voorwaarden, dan kan er snel en helder met de ondernemers gecommuniceerd worden en efficiënter naar een geschikte locatie gezocht worden. Leiedal wil ook een audit-tool ontwikkelen waardoor de interne werking tussen de verschillende diensten die iets met het econo‑

beleid, werkte de Vlaamse overheid een leidraad ‘Ruimte voor bedrijvigheid’ uit. Hiermee kan het bestuur het thema bedrijfshuisvesting op de gemeentelijke agenda plaatsen en daarbij weloverwogen keuzes maken. Karen Alderweireldt is Vlinter-coördinator

Leidraad ‘Ruimte voor bedrijvigheid’: agentschapondernemen.be/publicaties (ruimtelijke ordening en bedrijfshuisvesting)

mische beleid in de gemeente te maken hebben, verder geprofes‑ sionaliseerd en geobjectiveerd kan worden. Met zo’n instrument zal de gemeente op basis van objectieve criteria, een vraag van de ondernemer in al haar aspecten afwegen en zullen interne dis‑ cussies in de gemeente zakelijker en op basis van rationele ele‑ menten verlopen. Zo zullen de aard, de schaal en de bereikbaarheid van het bedrijf sterk bepalend zijn voor de mogelijkheden. Maar ook de vraag naar de gegenereerde vervoersstromen, het aantal parkeergelegenhe‑ den, de mogelijke parkeerdruk in de omgeving, de veiligheid voor verschillende types van weggebruikers, de aan- of afwezigheid van openbaar vervoer, mogelijke geur- of geluidshinder, economische, financiële en fiscale aspecten, de verhouding met de omwonen‑ den of de mogelijkheden tot meervoudig ruimtegebruik zullen meespelen in de behandeling van de vraag van de ondernemer. Bij het afronden van het project eind juni 2016 zullen alle inzichten, methodieken en tools gebundeld worden in een handleiding die zal worden verspreid onder de 308 Vlaamse gemeenten. Bron: Leiedal

Lokaal februari 2015

45


special economie

Creatieve economie in Gent

Creatief ondernemerschap stuurt wijkvernieuwing Grootstad-in-zakformaat Gent werkt hard aan de vertaalslag van kunst en wetenschap naar ondernemerschap. Op wijkniveau is het project Creatief Kwartier Rabot de testcase voor een hedendaagse invulling van het concept ‘creatieve economie’ zoals dat door de stad, maar ook vanuit de wijken zelf wordt aangestuurd. Adinda Baro van de stedelijke dienst Economie en Saskia Westerduin van het Oost-Vlaamse designplatform Ministry of Makers spreken vol vuur over wat dit allemaal inhoudt. tekst pieter plas beeld gf

H

et beleid voor creatieve economie heeft zich in Gent in verschillende bewegingen ontwikkeld. ‘In oorsprong bouwt dat beleid verder op ervaringen uit wijkgerichte projecten van stadsvernieuwing, zoals Zuurstof voor de Brugse Poort en Ledeberg Leeft,’ zegt Adinda Baro. ‘Bij deze projecten bleek algauw de noodzaak om gelijktijdig met de aangevatte ruimtelijke, stedenbouwkundige vernieuwing ook socio-economische stimuli en socio-culturele impulsen aan de wijken te geven.’ Zo ook in de voormalige industriële wijk Rabot, die sinds 1999 volop wordt herontwikkeld. ‘In het Rabot zetten we daarbij in op twee sporen. Enerzijds kwam er nieuwe aandacht voor de detailhandel om het hoofd te bieden aan de groeiende leegstand in de belangrijke historische winkelas van de Wondelgemstraat. Met de hulp van een adviesbureau en ook via Unizo begonnen we de wijk te adverteren als “wijk in opbouw” en trokken we zo ondernemingen en handelaars aan om er zich te vestigen. Een jonge fietsenmaker vond er zijn stek, zijn winkel is een waar succes. Na verloop van tijd kwam het Kruidvat, en een zaak van tweedehandskleren. Maar alle leegstaande panden vullen met detailhandel blijft een uitdaging van formaat.’ Creatief ondernemerschap Het tweede socio-economische en socioculturele spoor wordt gevormd door de creatieve economie. Dat is een sector in volle ontwikkeling die uiteenlopende as-

46 februari 2015 Lokaal

pecten omvat. Adinda Baro somt de zes clusters van diensten en activiteiten op: ‘Mode en design, audiovisuele diensten, creatieve diensten zoals evenementen en architectuur, cultuurgebonden activiteiten, de groeiende niche van nieuwe media en ICT, en publicatie en print.’ Het beleidsmatig bestuderen en stimuleren van creatief ondernemerschap kent in Gent een sterke bottom-upwerking. Dat proces kwam pas goed op gang na de analyse van het innovatieve potentieel van de stad door Charles Landry, de internationale autoriteit in stedelijke vernieuwing en creativiteit. Landry, die Gent een ‘pocket sized metropolis’ noemt, wees op een belangrijke tegenstelling die in deze wijk bestond: enerzijds de druk op de aanwezige woonruimte en de hoge werkloosheid ondanks voldoende werkgelegenheid, en anderzijds de nabijheid van stad, haven en universiteit, die in combinatie met een traditionele mentaliteit van tolerantie en openheid veel kansen biedt. Adinda Baro: ‘Eén ding waarop de stad volgens Landry meer moest inzetten, was de vertaling van kunst en wetenschap in ondernemerschap. Dat deed ons het belang van creatieve economie inzien.’ Ondersteuningskader voor creatieve economie Om kunst en wetenschap te verbinden met ondernemerschap besloot de dienst Economie een ondersteuningskader op te zetten met behulp van het stadsvernieuwingsfonds. Dit voorbeeldproject

duurt vijf jaar en heet Creatief Kwartier Rabot, naar analogie met inspirerende projecten in binnen- en buitenland. In het ruimtelijke luik reikt de stad premies uit voor de renovatie van kantoorruimtes. Onder meer architectenbureaus maakten er al gebruik van om twee boten te renoveren als werkplek, kunstenaar Ronny Delrue renoveerde zijn atelier, en een jonge ondernemer in ICT en media kon het huis van zijn grootmoeder herinrichten als bedrijfsruimte, naast de vroegere tapijtenzaak van zijn ouders.


Het Creatief Kwartier Rabot stimuleert de samenwerking en netwerking onder (jonge) ondernemers: de stad schreef een wedstrijd uit voor het opzetten van een coworkingstek met duidelijke verbindingen naar zowel de wijk als ander ondernemerschap in Gent.

met het startevenement Creatief Kwartier Rabot (2014), dat een mix van 120 mensen uit de wijk samenbracht, plus ondernemers van buiten Gent. Het hoofddoel van het project is de komst van jong bloed in de wijk te stimuleren en de zichtbaarheid van onder-

Creatieve economie omvat zes clusters van diensten en activiteiten: mode en design, audiovisuele diensten, creatieve diensten zoals evenementen en architectuur, cultuurgebonden activiteiten, de groeiende niche van nieuwe media en ICT, en publicatie en print. Onderneemster Vicky Persyn won die wedstrijd, haar coworkingstek LikeBirds (www.likebirds.be) telt momenteel een dertigtal leden en moet uitgroeien tot een netwerk van honderd ondernemers. Daarnaast krijgt de evenementenorganisatie in de wijk volop ondersteuning: er gaat onder meer aandacht naar kennisdeling (opleiding, vorming), promotionele initiatieven voor creatieve economie in de wijk en andere imagoversterkende acties. De dienst Economie gaf om te beginnen zelf het goede voorbeeld

nemers in de wijk te vergroten. Daarnaast wil de dienst Economie in de mate van het mogelijke alle innovatieve ideeën van bedrijven ondersteunen. ‘Het luik sociale economie is niet expliciet aanwezig in de ondersteuning, maar maakt wel integraal deel uit van de stadswerking betreffende de wijk,’ vertelt Adinda Baro. ‘Zo is er het eetcafé Toreke, dat voor sociale tewerkstelling zorgt. Startende ondernemers die buiten het klassieke banksysteem vallen, kunnen voor microkredieten nog terecht bij de organisatie microStart. Er leven ook sociaalartistieke projecten in de wijk, waarbij designers met burgers rond traditionele ambachten werken en tentoonstellingen of pop-up-winkeltjes opzetten. Textielatelier Made by Oya is daar een goed voorbeeld van. Maar bij zulke initiatieven verloopt de transfer naar de economie doorgaans moeilijker.’ Creativiteit overkoepelend faciliteren: Ministry of Makers Gent blijkt een uitstekende biotoop voor creatieve ondernemers, met een aanstekelijke guerrillamentaliteit. Maar om aan de vele kleinschalige initiatieven meer structuur te bieden, en een laboratorium waarin ze kunnen experimenteren en groeien, is er een faciliterend platform nodig. De stad sloeg daarom in 2014 met de provincie en met de Hogeschool Gent de handen in elkaar voor de oprichting van het gloednieuwe samenwerkingsverband Ministry of Makers. ‘De creatieve economie in Gent telt

ruim 500 bedrijven, 6000 werknemers en 3600 zelfstandigen, elk met hun eigen parcours,’ zegt coördinator Saskia Westerduin. ‘Om ondernemen gemakkelijker en creatiever te maken, om spelers en belanghebbenden in alle clusters van de creatieve economie met elkaar te verbinden heb je een overkoepelend platform nodig. Het zogenaamde designdenken is daarbij belangrijk, en cocreatie is het sleutelwoord.’ Het nieuwe Oost-Vlaamse designplatform moet dan dienen om cocreatieve trajecten van ondernemerschap op te zetten, waarbij naast de ondernemers zelf ook de andere belanghebbenden en de bredere context van de leefomgeving worden meegenomen. Andere belanghebbenden kunnen bijvoorbeeld werkveldorganisaties zijn, of retailers in de buurt van een creatieve of designonderneming, ondernemers van buiten Gent, of bedrijven uit andere sectoren zoals de productieve economie, die belangrijk zijn voor samenwerking. ‘Maar we willen er ook het onderwijs bij betrekken.’ Voor Westerduin is dit essentieel: ‘Maar hoe kunnen we kunst- en designscholen meer doen inzetten op ondernemerschap? De aanwezigheid van het technologiepark in Zwijnaarde is een zeer relevante contextuele factor voor bepaalde creatieve ondernemingsinitiatieven. Mobiliteit en transport vormen nog belangrijke omgevingsfactoren voor de ontsluiting van creatieve onderneming binnen de stad of tussen de rand en het centrum.’ ‘Dat principe van cocreatie en designdenken kan uiteindelijk zeer breed worden toegepast,’ bevestigt Adinda Baro. ‘We zetten het al in bij proeftrajecten voor overleg bij dossiers van wegwerkzaamheden in het kader van “minder hinder”. Een andere testcase is ons project ter stimulering van duurzaam, innovatief, strategisch en ecologisch aankoopbeleid bij de stad en haar partners, waarbij ook kansengroepen en startende ondernemers in overheidsopdrachten worden opgenomen.’ Pieter Plas is redacteur van Lokaal

http://www.oogent.be/nl/creatieve-economie

Lokaal februari 2015

47


special economie

Drie jaar Regionale overlegtafels Economie Na drie jaar zijn de regionale overlegtafels (ROTs) economie al een vaste waarde voor ambtenaren en schepenen economie. Deze overlegtafels worden georganiseerd door de VVSG-dienst economie met steun van het Agentschap Ondernemen. tekst vicky de kock beeld bart lasuy

D

e overlegtafels zijn er in de eerste plaats voor wie binnen de gemeente werkzaam is op het beleidsdomein economie. De regionale overlegtafels behandelden al een waaier aan thema’s: de leidraad voor de opmaak van een strategisch commercieel plan, het gebruik van ondernemingsdata, de subsidies voor handelskernversterking, de wet op de openingsuren en de nachtwinkels, in dialoog met je ondernemers, het gebruik van gemeentelijke cadeaucheques, de leidraad ‘ruimte voor bedrijvigheid’, de organisatie van kermissen en een gemeentelijk horecabeleid. De cijfers liegen er niet om. Een netwerk voor ambtenaren en schepenen economie wordt overal gesmaakt. Elk thema wordt telkens op vijf of zes locaties gebracht zodat elke provincie de kans krijgt om deel te nemen (in de provincie Antwerpen hebben we meestal twee edities). Toen we van start gingen

met het project bereikten we voor de algemene infosessie een op de vijf gemeenten, vandaag bereiken we gemakkelijk meer dan een op drie gemeenten. Over alle verschillende edities van de regionale overlegtafels heen hebben we de voorbije drie jaar contact gehad met vertegenwoordigers van 257 steden en gemeenten (90 % van de gemeenten) door middel van een deelname aan de overlegtafels, verschillende adviesvragen en individuele kennismakingsbezoeken door de regionale medewerker. De ROTs resulteren in een aantal gevallen ook in een mooi product. Zo worden de veel gestelde vragen gebundeld in een handige brochure (momenteel beschikbaar: drankvergunningen, gemeentelijke cadeaucheques, openingsuren en nachtwinkels en ten slotte ondernemingsdata). Een modelreglement, een kennisfiche of gebundelde informatie op de website zijn ook een greep uit ons aanbod.

Ook in 2015 blijven we doorgaan met de organisatie van de ROTs economie. Momenteel loopt er een bevraging bij alle potentiële deelnemers om de werking te evalueren. Met de resultaten zullen we de formule bijsturen waar dit eventueel wenselijk is en het vervolgtraject verder uitstippelen. In het voorjaar lanceren we een basisopleiding gespreid over drie opleidingsdagen voor nieuwe of recent gestarte ambtenaren economie. Onze manier om hen te informeren over de verscheidenheid aan wetgeving en gangbare procedures en tevens de basisbeginselen voor een goede dienstverlening aan ondernemers onder de knie te krijgen. Vicky De Kock is VVSG-medewerker economie

www.vvsg.be/thema economie en werk/ overlegtafels en /publicaties economie

Ambulante handel Tijdens de volgende regionale overlegtafels gaan we dieper in op de ambulante handel op het openbaar domein. Naast het vaste detailhandelsapparaat en de we‑ kelijkse openbare markten vindt er in elke gemeente ook veel handel plaats op het openbaar domein. Wat is toegestaan en wat niet? Hoe kan een gemeentebestuur deze activiteiten organiseren? Wat met rondrijdende ambulante activiteiten? Wel‑ ke regels hanteren gemeenten bij rommelmarkten, braderieën en kerstmarkten? Zowel vragen over de regelgeving als praktijkvragen komen aan bod. Peter Creyf van het Agentschap Ondernemen is expert in deze materie, hij zal ook ingaan op de gevolgen van de recente regionalisering. Noteer alvast volgende data: 12 maart (West-Vlaanderen) 13 maart (Oost-Vlaanderen) 17 maart (Kempen) 19 maart (Antwerpen) 25 maart (Tienen, Vlaams-Brabant). Meer info via www.vvsg.be (economie/regionale overlegtafels).

48 februari 2015 Lokaal


Kijkt uw gemeente verder dan vandaag?

Bezoek onze stand op het Congres Publieke Ruimte op 3 maart 2015 in Lamot, Mechelen

K

limaatverandering is een van de voornaamste uitdagingen voor de toekomst. Nieuwe weerpatronen zorgen voor meer wateroverlast en bodemdroogte.

Bovendien kunnen ruimte voor water en stadsvernieuwing vaak prima gekoppeld worden en bijdragen tot een aangenamere leefomgeving.

Vlaanderen is extra kwetsbaar voor overstromingen door het grote percentage verharde oppervlakte en de vele gemengde rioleringsstelsels.

Vanuit onze grondige gebiedskennis stellen wij een plan op maat op, met concrete maatregelen die haalbaar zijn en die anticiperen op de gevolgen van de klimaatverandering.

De belangrijkste maatregel om water op straat te vermijden, is ruimte geven aan water. Met een hemelwaterplan kunnen gemeenten de bestaande knelpunten met betrekking tot wateroverlast wegwerken.

Kortom: water in harmonie met de omgeving!

Aquafin NV Dijkstraat 8

2630 Aartselaar

T 03 450 45 11

info@aquafin.be

www.aquafin.be


mens en ruimte print & web

nieuws

Onkruid: van bestrijden naar beheersen

Bewust omspringen met energie in de horeca Hoe verlaag ik mijn factuur?

Energiebrochure voor de horecasector De brochure Bewust omspringen met energie in de horeca van het Agentschap Ondernemen en Horeca Vlaanderen toont horecaondernemers hoe ze op een duurzame en kostenbespa‑ rende manier kunnen omgaan met energie. Rationeel energiegebruik houdt immers mee de rendabiliteit op peil. Tien concrete cases van horecacollega’s nemen de lezer mee in de zoektocht naar energieeffici­ëntie. De brochure bevat daarnaast uitleg over steunmaat‑ regelen en handige tips. De brochure is samen met het bijbehorende filmpje van de tien praktijkgetuigenissen te raadplegen via www.agentschapondernemen.be/ horeca

het zorg in id Milieu ltuurbele cu lokaal ek van

Draaibo

en Ecolife

LOCUS

Draaiboek: duurzaamheid en milieuzorg in lokaal cultuurbeleid Het project Groene Apen heeft een draaiboek ontwikkeld voor bibliotheken, cultuur- en gemeenschapscentra die aan de slag willen gaan met duurzaam‑ heid en interne milieuzorg. Deze elektronische publicatie geeft een grondig overzicht van de instrumenten die voor het project werden ontwik‑ keld. Die gaan van thematische achtergrondinformatie tot tips voor communicatie en boei‑ ende praktijkvoorbeelden. Alle instrumenten zijn met en door de sector ontwikkeld. Het draaiboek is te raadplegen en downloaden via www.groeneapen.be

50 februari 2015 Lokaal

Vanaf 1 januari 2015 is het voor alle openbare diensten verboden nog pesticiden te gebruiken. Dit geldt voor gemeenten, OCMW’s en andere openbare diensten zoals de spoorwegen of de waterlopen, maar ook voor scholen, ziekenhuizen, kinderdagverblijven en zorginstellingen, zodat de meest kwetsbaren niet in contact komen met pesticiden. Grobbendonk, Hasselt, Retie, Zelzate, Horebeke, Destelbergen, Drogenbos, Eeklo, Herstappe, Schelle, Diepenbeek, Gent, Oostkamp, Zoersel, Evergem, Kraainem, Laakdal, Opglabbeek, Staden, Zwalm, Beringen, Kalmthout, Kontich, Stekene, Wijnegem, Zingem, Aartselaar, Boom, Brugge, Damme, Machelen, Maldegem, Torhout en Vleteren gingen al eerder voor een resoluut nulgebruik. Hoeveel er werd verbruikt en welke gemeenten in 2015 naar nul gaan, is te vinden op zonderisgezonder.be. Gemeenten staan nu nog slechts in voor een zeer klein aandeel van de totale milieuimpact van het pesticidengebruik.

De extra kosten die het anders beheren van het openbare domein meebrengt, zijn niet te onderschatten. Gemeenten moeten extra investeren om hun openbaar domein herin te richten. Alternatieve bestrijdingsmethodes zijn veelal duurder. Manuele bestrijding vergt in elk geval de inzet van veel personeel en aangepaste machines zoals branders (of eerder: verhitters) en borstels. Sportterreinen en klassiek ingerichte begraafplaatsen

waar geen teken van leven wordt geduld, zijn probleemlocaties die niet zo makkelijk beheersvriendelijk kunnen heringericht worden. Tegelijk moet bij besturen en burgers meer tolerantie worden gewekt voor een natuurvriendelijker groenbeheer. ‘Onkruid’ is veelal slechts een subjectieve, visuele ergernis en is niet altijd een teken van verwaarlozing van het openbare domein. steven verbanck

zonderisgezonder.be

Laat de mensen fietsen Uit een enquête die Fietsberaad Vlaanderen hield bij de Vlaamse gemeenten blijkt dat de meeste besturen sterker willen inzetten op de fiets. Zo hebben bijna alle gemeenten (95%) een mobilteitsplan dat plaats maakt voor fietsbeleid en investeren ze in fietspaden en andere fietsinfrastructuur. Ook initiatieven zoals schoolstraten komen eraan. De opvallendste conclusie uit de enquête luidt dat zo goed als alle gemeenten beschikken over een mobiliteitsplan waarin het fietsbeleid specifiek is uitgewerkt. De meeste centrumsteden zijn voortrekkers, maar ook kleinere steden zoals Deinze maken werk van een fietsbeleid om de verkeersdoorstroming te verbeteren. ‘Een goed lokaal fietsbeleid helpt gezinnen om een tweede wagen uit te sparen. Fietsen heeft alleen maar voordelen. Fietsers shoppen ook meer bij de lokale handelaars. Dat beseffen intussen ook vele lokale bestuurders,’ zegt Jan Vermeulen, burgemeester van Deinze en voorzitter van de programmaraad van Fietsberaad Vlaanderen. Bovendien draagt fietsen bij aan het gezondheidsbeleid.

Maar meestal ondersteunt fietsbeleid de verkeersveiligheid en de klimaatuitdagingen. Verder blijkt dat de invoering van de zone 30 vrij algemeen aanvaard is. Ook plant één op vijf gemeenten de invoering van een ‘schoolstraat’, waar autoverkeer voor de schoolpoort verboden is bij het begin en einde van de schooltijd. Het beperken of omleiden van het auto- en vrachtverkeer en het verminderen van parkeerplaatsen is eerst een taboe. Maar is de beleidskeuze gemaakt, dan weerklinken positieve geluiden. Onder andere Gent, Tervuren, Vilvoorde, Zwijndrecht en Wijnegem voerden de ‘schoolstraat’ al in. wout baert

www.fietsberaad.be


print & web

Koppeling KBI-KSZ: einde in zicht? Sinds 2009 onderhandelt de VVSG met de Vlaamse overheid over de koppeling van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (KSZ) met de Kruispuntbank inburgering (KBI). Deze koppeling moet de samenwerking tussen de OCMW’s en de Onthaalbureaus verbeteren en vergemakkelijken. Dit jaar moet de koppeling eindelijk een feit worden. In het eerste kwartaal van 2015 gaat de KSZ eindelijk in productie met informatiestromen over de KBI. Concreet zullen de OCMW’s via de KSZ informatie kunnen ontvangen over de cursussen NT2 en over de inburgeraars. Al sinds 2009 probeert de VVSG deze informatie ter beschikking te stellen van de OCMW’s. In 2012 werd de machtiging voor toegang tot de gegevens van de cursussen NT2 en tot de gegevens van inburgeraars al goedgekeurd. In 2013 werd nog een uitbreiding van de machtiging voor NT2 gegevens goedgekeurd. Deze stroomontwikkeling liep om verschillende redenen vertraging op. In de eerste plaats werden de ontwikkelingen vertraagd omdat de KBI niet klaar was om in productie te gaan. De voorbije jaren kreeg de KBI een volledige vernieuwing die bovendien vertraging opliep. Een laatste vertraging kwam er doordat het de eerste keer is dat de KSZ informatie opvraagt via de Vlaamse dienstenintegrator Magda. Als de KSZ de stroom in het eerste kwartaal van 2015 af heeft, moeten de softwareleveranciers van de OCMW’s nog de nodige ontwikkelingen doen om de stroom voor hen ter beschikking te stellen. De VVSG verwacht dat de OCMW’s in het derde kwartaal van 2015 eindelijk de informatie van de KBI zullen kunnen consulteren.

Online: nieuwe portaalsite over gezond werken HR-medewerkers, preventiead‑ viseurs of leidinggevenden die bezig zijn met de gezondheid van werknemers, kunnen vanaf nu terecht op de nieuwe portaalsite www.gezondwerken.be. De site bundelt relevante informatie over gezondheidsbevordering op het werk, en slaat een brug tussen de theorie en de praktijk. Geïnteres‑ seerden kunnen er zich meteen inschrijven voor de nieuwsbrief Gezond Werken. www.gezondwerken.be

lize hermans en sabine van cauwenberge

1 diensthoofd ruimtelijke ordening/ stedenbouwkundig ambtenaar Beersel is een veelzijdige open gemeente met een rijk historisch erfgoed, een mooie natuurlijke omgeving en een Bourgondisch talent voor genieten. Met al onze medewerkers dragen wij correcte dienstverlening aan onze burgers hoog in het vaandel.

Om ons team te versterken, zoeken wij (m/v):

Voltijds – A1a-A3a – statutair Profiel: Je beschikt over een masterdiploma of een diploma van het hoger onderwijs van twee cycli dat gelijkgesteld is met universitair onderwijs in een stedenbouwkundige richting (ministerieel besluit van 04 juni 2009, en latere wijzigingen). Je hebt een geldig rijbewijs B.

1 beleidsadviseur secretariaat Halftijds – B1-B3 – contractueel – onbepaalde duur Profiel: Je hebt een bachelordiploma en ervaring met projectwerking en/of organisatieontwikkeling. Een opleiding bestuurszaken of een opleiding Office management/Event- en projectmanagement strekken tot aanbeveling. De functie kan eventueel gecombineerd worden met administratief medewerker dienst verzekeringen tot een voltijdse tewerkstelling.

1 administratief medewerker 1 Noord- Zuid ambtenaar/ Verzekeringen klimaatambtenaar Halftijds – C1-C3 – contractueel – onbepaalde duur Voltijds – B1-B3 – contractueel – onbepaalde duur

Profiel: Je hebt een bachelordiploma, voeling met de NoordZuid/klimaatproblematiek en een geldig rijbewijs B. (Voltijds tot 31 juli 2017, nadien herleid naar 4/5e prestaties).

Profiel: Je hebt een diploma hoger secundair onderwijs. De functie kan eventueel gecombineerd worden met beleidsadviseur secretariaat tot een voltijdse tewerkstelling.

Ons aanbod voor al deze functies: Variatie en uitdaging in een boeiende werkomgeving, doorgroei- en opleidingsmogelijkheden. Extralegale voordelen (hospitalisatieverzekering, maaltijdcheques 7 euro, terugbetaling van openbaar vervoer, 8 jaar meerekenbare anciënniteit privésector en volledige overname geldelijke anciënniteit openbare sector, aanvullend pensioen voor de contractuele functies). Kom jij met ons meewerken aan de toekomst van Beersel? Uitgebreide informatie over de verwachte functie- en competentieprofielen, salarisschalen, het examenprogramma en de voorwaarden: contacteer de personeelsdienst op tel. 02/359.17.17. Stuur je kandidatuur met kopie van het gevraagde diploma aangetekend aan: Gemeentebestuur Beersel, Alsembergsteenweg 1046, 1652 Alsemberg, ten laatste tegen 9 februari 2015 (datum poststempel geldt als bewijs) of op eigen verantwoordelijkheid naar personeel@beersel.be.

www.beersel.be

De kandidaten die aan de voorwaarden voldoen worden uitgenodigd voor deelname aan de selectieproeven voor de gesolliciteerde functie(s).

Lokaal februari 2015

51


mens en ruimte gezondheidsbeleid

Gezondheidsbeleid op maat van de doelgroep Uit de indicatorenmeting 2013 van het VIGeZ leren we dat lokale besturen steeds meer inzetten op gezondheidsprojecten op maat van zeer diverse doelgroepen. Van borstkankeropsporing, griepvaccinatie en tabakspreventie tot valpreventie, voeding en beweging. tekst werner de wael beeld gfs

L

okale besturen zetten almaar meer in op gezondheidsprojecten voor uiteenlopende doelgroepen. Dat is ook het geval in Sint-Niklaas waar al tien jaar actief aan borstkankeropsporing gedaan wordt. ‘We zijn ook opnieuw met BOEBS gestart,’ zegt Eline De Keulenaer van de dienst Samenleving. ‘BOEBS staat voor “Blijf op eigen benen staan”. Het programma biedt ons de kans structureel te werken aan valpreventie bij senioren die nog thuis wonen en dit via de thuiszorg, maar ook via de seniorenverenigingen en de psychiatrische ziekenhuizen.’ Ze stelt vast dat er voor voeding en beweging maar ook voor geestelijke gezondheid almaar meer draagvlak ontstaat. Toch vindt ze acties organiseren in verband met geestelijke gezondheid niet altijd simpel: ‘Gelukkig werken we samen met docenten en studenten psychiatrische verpleegkunde van Odisee. Die ondersteuning is zeer welkom. We organiseerden onder meer een complimenten- en een

52 februari 2015 Lokaal

flyeractie.’ De stad ondersteunde ook een geestelijk gezondheidsproject vanuit het CGG en de CLB’s, met name ACT (Acceptance Commitment Training), een preventieprogramma om de geestelijke gezondheid van jongeren in het secundair onderwijs te versterken. Eline De Keulenaer: ‘We doen ook al heel lang aan alcohol- en drugpreventie in de stad. Volgend jaar willen we graag iets doen tegen passief roken bij kinderen.’

thema’s kwamen bovendrijven in de bevolkingsenquête die we bij de start van Gezonde Gemeente hielden. Voor onze acties hebben we veel steun van het Logo, dat zelf ook met voorstellen komt,’ zegt Nicolas Willems van het departement Welzijn in Nevele. Weinig tijd De indicatorenmeting 2013 van het VIGeZ wijst uit dat er in gemeenten weinig tijd is om aan gezondheidsbevordering te werken. In de helft van de gemeenten is maar vier uur per week beschikbaar. Ook voor Nicolas Willems is tijd het grootste probleem: ‘Ik denk zelfs dat wij die vier uur niet halen. We proberen jaarlijks een grote actie in het voorjaar en een grote actie in het najaar te organiseren. Meer

In de helft van de gemeenten is maar vier uur per week beschikbaar om aan gezondheidsbevordering te werken. Ook in het kleinere Nevele werkt het lokale bestuur aan gelijkaardige thema’s. ‘Dit jaar richten we ons ook op senioren en valpreventie. En we organiseren regelmatig beweegacties in het kader van het 10.000-stappenproject. Deze

is helaas niet haalbaar, al mogen we over het bestuur echt niet klagen: zo is er jaarlijks een mooi budget voor die acties en werden in het meerjarenplan ook gezondheidsdoelstellingen opgenomen.’ In Sint-Niklaas werkt Eline De Keule-


naar halftijds voor gezondheid en halftijds voor de dienst samenleving: ‘Er kan dus behoorlijk wat tijd naar gezondheid gaan. Onze schepen van Welzijn staat ook achter onze initiatieven, in ons lokaal armoedebeleidsplan is ook een stukje gezondheid opgenomen. Toch wel een opsteker. We vinden het belangrijk om ons in te zetten voor kansengroepen. Een netwerk opbouwen is hierbij heel waardevol. Als je er tijd voor hebt, kan je echt iets op poten zetten met mensen. Echt contact werkt zoveel beter.’ Daar is Nicolas Willems het absoluut mee eens: ‘Je moet naar de mensen toe.’ Samenwerken Nicolas Willems werkt samen met de andere gemeenten van het Meetjesland. Zo loopt er met de regionale jeugddienst Meetjesman een project dat jongeren moet stimuleren om meer kraantjeswater te drinken. ‘We hebben ook al een stappenstrijd gehad met twee andere gemeenten. Voor een kleinere gemeente als de onze liggen hier in de toekomst misschien wel nog meer mogelijkheden, maar op dit moment is er nog niks structureels.’ Het Logo Waasland organiseert twee keer per jaar een interlokaal overleg. Eline De Keulenaer gaat er graag naartoe: ‘Omdat ik niet echt een gezondheidscollega heb op onze dienst, is het wel leuk te zien en te horen hoe mijn collega’s in het Waasland te werken. Maar structurele samenwerking met een andere gemeente is er niet, elke gemeente heeft ook een ander profiel, niet eenvoudig dus. Of dit goed of slecht draait in een gemeente hangt van vele factoren af. Een stad heeft

meer tijd en middelen, maar in een kleinere gemeente is het dan misschien weer makkelijker netwerken. Je leert elkaar er sneller kennen.’ Advies Twee op de drie gemeenten beschikken over een werkgroep of een adviesraad voor gezondheid. Dat is ook het geval in Nevele: ‘Bij de start van Gezonde Gemeente hebben we een stuurgroep geïnstalleerd die het lokale gezondheidsbeleid vorm moet geven en moet coördineren. Daarin zetelen de voorzitter en een maatschappelijk assistente van

Gemeente hebben we een stuurgroep opgericht. Voorlopig zetelen daarin de stad (schepen van Welzijn, diensthoofd samenleving en preventie, deskundige gezondheid, diensthoofd preventie en bescherming op het werk en iemand van HRM), het OCMW (secretaris, voorzitter, kabinetsmedewerker van de secretaris, diensthoofd preventie en bescherming op het werk) en het Logo. Daarnaast hebben we al eens samen met de horeca een veggieplan opgemaakt en ook de kringloopwinkel heeft ons al ondersteund. Partners vinden buiten de klassieke zone is niet evident. Niet ieder-

De middenklasse weet vaak al wat gezondheid is, materialen vertalen naar kansengroepen blijft een must. het OCMW, de schepen van Gezondheid, het Logo en iemand van de seniorenraad. Een huisarts zou bijvoorbeeld ook nog relevante zaken kunnen bijdragen. Afhankelijk van het thema waarmee we bezig zijn, komen daar nog ad-hocpartners bij. Zo hebben wij bijvoorbeeld al samengewerkt met de armoedevereniging voor een project over gezond binnenmilieu.’ Eline De Keulenaer bekijkt afhankelijk van het thema met wie ze zal samenwerken: ‘Ik investeer meestal wel in een soort samenwerking die daarna blijft duren. Ik nodig ook partners uit, voor borstkankeropsporing is dat bijvoorbeeld het ziekenhuis. Via Gezonde

een zit op ons te wachten. (lacht) Mensen mee krijgen in je verhaal vraagt veel tijd. Sommige zaken zijn voor hen niet prioritair, ze hebben ook veel andere dingen aan hun hoofd.’ Evaluatie In Sint-Niklaas en Nevele wordt er hard gewerkt, er blijft maar weinig tijd over om te evalueren. ‘Papierwerk en nulmetingen laat je dan als eerste liggen, al weet ik dat het tonnen nuttige informatie oplevert,’ zegt Nicolas Willems. Eline De Keulenaer herkent de afweging: ‘Zo weet je niet hoe de mensen je project ervaren. Gelukkig krijg ik positieve reacties van verenigingen, soms vang ik puntjes van Lokaal februari 2015

53


mens en ruimte gezondheidsbeleid

Indicatorenmeting lokale besturen Een van de belangrijkste instrumenten van het Vlaamse beleid voor preventieve gezondheidszorg zijn de gezondheids‑ doelstellingen. Daarmee wil de Vlaamse overheid de kwaliteit van het preven‑ tieve gezondheidsbeleid in Vlaanderen en Brussel bevorderen. Met de driejaar‑ lijkse indicatorenmeting van het VIGeZ gebeurt een monitoring van de gezond‑ heidsdoelstellingen en het (preventieve) gezondheidsbeleid bij lokale besturen, onderwijs en bedrijven. Op basis van re‑ levante indicatoren wordt in het indi‑ catorenrapport van de lokale besturen gekeken hoe de Vlaamse en Brusselse gemeenten en OCMW’s de voorbije drie jaar (2009-2012) hun gezondheidsbe‑ leid invulden. Deze bevraging geeft niet enkel een stand van zaken van gezond‑ heidsbevordering en ziektepreventie in de Vlaamse en Brusselse gemeenten, ze geeft beleid, partnerorganisaties, Logo’s en terreinorganisaties meteen feedback over hun werking en helpt hen om voor de toekomst gefundeerde keu‑ zes te maken. Op die manier sluit deze bevraging ook aan bij het opzet van de kadermethodiek Gezonde Gemeente (www.gezondegemeente.be) die erop gericht is lokale besturen te helpen bij het ontwikkelen en versterken van hun lokaal gezondheidsbeleid. zorg-en-gezondheid.be/Beleid/ Gezondheidsdoelstellingen

verbetering op. Campagnes van het VIGeZ en de Logo’s zouden volgens mij nog meer op maat kunnen, het zou acties nog succesvoller maken. De middenklasse weet vaak al wat gezondheid is, materialen vertalen naar kansengroepen blijf ik een must vinden. Je moet heel goed weten tot wie je je richt. Bovendien is het ook nuttig gebruik te maken van de procesbegeleiding van het Logo.’ Daar is Nicolas Willems het helemaal mee eens: ‘Logo’s zijn vooral voor kleinere gemeenten echt essentieel. De kanten-klare pakketten van het VIGeZ en de 54 februari 2015 Lokaal

Logo’s waar wij mee aan de slag kunnen, besparen ons veel tijd. Anders is de kans groot dat er door personeels- en tijdsgebrek helemaal niks van komt.’ Ook de begeleiding bij de projecten vinden ze zelf belangrijk. Eline De Keulenaer: ‘Een paar keer vorming volgen om te leren hoe je een project organiseert, geeft je daarna weer energie om door te gaan. Je komt op vormingssessies ook met andere gemeenten in contact en pikt zo nieuwe ideeën op. Blijven inzetten op netwerken vind ik belangrijk. Informatieve websites zijn goed, maar een echte vormingsses-

sie blijft toch nog altijd het interessantst. En als ik dan toch nog een allerlaatste tip mag geven: een soort platform om gegevens en nuttige informatie uit te wisselen, dat zou volgens mij ook nog handig zijn.’ Werner De Wael is stafmedewerker Gezonde Gemeente VIGeZ

gezondegemeente.be/beleid-maken


DE 10 GENOMINEERDEN ZIJN BEKEND

Belfius Smart City Award 2015 Knack & Belfius gaan op zoek naar de steden en gemeenten die vandaag werken aan de uitdagingen van morgen. Volgende tien projecten zijn genomineerd door de vakjury. Niet te missen in Knack: Mechelen Gent Herstal Oostende Antwerpen Brussel-Stad Luik Lier Deinze Terhulpen

Maneblussers gaan voor Lunavision Energiecoaching op maat van uw bedrijf Herstal Ré-Evolution Opbrengstgarantie voor energiebesparende investeringen bij gezinnen in armoede Stadslab 2050 - Energie voor het Antwerps hart OpenData.Bruxelles.be Vélos électriques pour le programme Vélocité Automatisering notariële inlichtingen Blue-Bike Deinze La Hulpe au bout des doigts

Meer info leest u op knack.be/belfiussmartcity

Een initiatief van Belfius Bank & Verzekeringen en Knack met de steun van Proximus en Accenture

Verantwoordelijke uitgever: Belfius Bank NV, Pachecolaan 44, 1000 Brussel -IBAN BE23 0529 0064 6991 - BIC GKCC BE BB - RPR Brussel BTW BE 0403 201 185 - FSMA nr. 19649 A

Helemaal

Knack.


mens en ruimte vreemdelingenbeleid

Intra-Europese migratie, lokale integratie? Lokale besturen krijgen steeds meer te maken met de realiteit van intra-Europese migratie. Terwijl in alle gemeenten de push- en pullfactoren voor onder meer werkgelegenheid in grote lijnen gelijk zijn, is de uitkomst in elke gemeente verschillend. Lokale en regionale dynamieken spelen immers een grote rol. Kortom, de ene gemeente is de andere niet. tekst marlies stubbe beeld gf

I

n de periode 2010-2012 had 51% van alle nieuwkomers in de provincie Antwerpen buiten de stad Antwerpen een Europese nationaliteit (11.134 personen). De meesten waren afkomstig uit Nederland, Roemenië, Polen en Portugal. Drie vierde maakte gebruik van het vrije verkeer van personen: zij migreren als werknemer, zelfstandige of beschikken over voldoende bestaansmiddelen. Die laatste categorie zijn mensen die voldoende inkomen hebben om niet ten laste te komen van de sociale bijstand – bijvoorbeeld gepensioneerden, maar ook grensarbeiders vallen hier onder. Eén vierde van de Europese nieuwkomers was dan weer gezinshereniger. Zo blijkt uit het praktijkonderzoek naar intra-Europese migratie in de provincie Antwerpen dat Prisma in het voorjaar van 2014 uitvoerde. In het onderzoek werden ook ambtenaren en mandatarissen in Hoogstraten, Essen en Herenthout geïnterviewd en gingen de onderzoekers te rade bij de collega’s van het Onthaalbureau Inburgering provincie Antwerpen. Het is duidelijk: de Europese nieuwkomers hebben uiteenlopende profielen die te maken hebben met arbeidsmigratie, gezinshereniging of seizoensarbeid. Maar mensen kunnen ook switchen tussen deze profielen. Niet iedereen heeft bijvoorbeeld bij aanvang een langdurig verblijf in België

Intra-Europese arbeidsmigratie is een sterk gepolitiseerd thema. Zo bewijst ook deze reclamecampagne van de Poolse toeristische dienst. De campagne was een reactie op het Franse debat over de dienstenrichtlijn in 2005 waarbij de Fransen vreesden dat de arbeidsmarkt overspoeld zou worden door ‘Poolse loodgieters’.

56 februari 2015 Lokaal

voor ogen en veel Roemeense nieuwkomers hebben in Italië of Spanje gewoond voordat zij naar België migreerden.

personen. Een Europese nieuwkomer kan zich makkelijk in een andere lidstaat vestigen en kan er al even makkelijk opnieuw vandaan migreren naar weer een

Een vlucht naar Boekarest of Warschau kost minder dan 50 euro en via internet houd je makkelijk contact met familie en vrienden. Europese en lokale context Deze relatief nieuwe migratie kadert in het Europese beleid van vrij verkeer van

andere. Maar niet alleen de Europese regelgeving is van belang, ook evoluties als gedaalde reiskosten en verbeterde com-


municatiemiddelen spelen een rol. Een vlucht naar pakweg Boekarest of Warschau kost minder dan 50 euro en via internet houd je makkelijk contact met familie en vrienden. Veelal is het motief voor migratie economisch: er zijn betere arbeidsvoorwaarden en meer kans op werk in de andere lidstaat. Specifiek voor de grensgemeenten met Nederland is er het motief dat je via een omweg in België toch aan gezinshereniging kunt doen, de zogenaamde Belgiëroute (zie verder). In beide gevallen spelen informele netwerken een belangrijke rol bij het verspreiden van informatie, bovendien realiseren zij ook de migratie zelf. Elke gemeente of regio heeft zijn eigen behoeften aan arbeidskrachten, of biedt de nieuwkomers op andere manieren perspectieven. Mensen migreren dus niet alleen van het ene land naar het andere, maar ook van de ene gemeente of regio naar de andere. Elke gemeente is anders Het verhaal achter de migratiestromen in de gemeenten is telkens anders. In Hoogstraten was seizoensarbeid de motor van de migratie, samen met de traditionele grensmigratie uit Nederland. De seizoensgebonden migratie bestaat nog steeds, maar wordt aangevuld met migratie op langere termijn. De Roemeense, Poolse en Portugese inwoners van Hoogstraten werken in specifieke sectoren zoals de land- en tuinbouw, slachterijen, de bouw of het transport. Informele netwerken zijn belangrijk bij hun migratie, maar de Europese werknemers worden ook geworven via professionele kanalen. Ook in Herenthout is er een link met de tuinbouw. Merkwaardig is dat de Portugese migratie daar toe te schrijven is aan één Portugese sleutelfiguur. Via haar bedrijf en informele netwerken in Portugal wonen er nu iets meer dan tweehonderd Portugezen in Herenthout. De economische crisis in Portugal zit daar natuurlijk ook voor iets tussen. In de grensgemeente Essen lag de focus op de zogenaamde ‘Belgiëroute’: Nederlanders met een partner uit een derde land verblijven tijdelijk in Essen om zo de strenge regelgeving in Nederland te ontwijken. Essen is niet de enige Antwerpse

grensgemeente, maar lijkt een populaire bestemming door de goede treinverbinding met de Nederlandse stad Roosendaal. Ook de website www.buitenlandsepartner.nl heeft in belangrijke mate bijgedragen tot het fenomeen. In Essen wonen de ‘Belgiërouters’ voornamelijk in het centrum, waardoor het straatbeeld er op een tiental jaren tijd ‘verkleurd’ is. De nieuwkomers hebben er geen goed imago, wat het gemeentebestuur bezorgd maakt.

Herenthout). Europese nieuwkomers zijn ‘anders’ dan andere migranten door hun grote bewegingsvrijheid, hun soms korte verblijfsperspectief en hun collectief zwakke positie op de arbeidsmarkt. Dit stelt lokale besturen voor uitdagingen. Zij kunnen proactief op de nieuwe migraties inspelen, maar de situatie is in elke gemeente anders. Een eerste stap is zoeken naar initiatieven die lokale ontmoeting en dialoog bevorderen, opdat er geen segregatie ontstaat. OCMW’s kun-

Elke gemeente of regio biedt nieuwkomers op andere manieren perspectieven. Mensen migreren dus niet alleen van het ene land naar het andere, maar ook van de ene gemeente of regio naar de andere. Zwakke positie op arbeidsmarkt en lage participatiegraad De Europese nieuwkomers bekleden een eerder zwakke positie op de arbeidsmarkt. Ze zijn weinig zelfredzaam en kennen hun rechten niet voldoende. Ze hebben ook niet altijd een langdurig verblijfsperspectief. Sommige arbeidsmigranten willen de kosten van huisvesting drukken door een woning te delen. Sociaal woonbeleid houdt dus ook beter rekening met de behoefte aan kleinschalig wonen en aan flexibele huurcontracten bij Europese migranten. Een delicate oefening die spanningen op de lokale sociale huurmarkt kan uitlokken. De Europese nieuwkomers zijn niet verplicht in te burgeren of Nederlands te leren. Ook aan andere initiatieven lijken zij eerder weinig te participeren. Uitzondering zijn laagdrempelige initiatieven zoals markten, braderieën of feesten. Ook kinderen nemen makkelijk deel aan de sportclub of jeugdbeweging, al blijven de ouders weinig betrokken op het lokale verenigingsleven.

nen werk maken van een aangepast sociaal woonbeleid en een gerichte strategie betreffende steun en activering van sommige Europese werknemers. Het Agentschap Integratie en Inburgering neemt deze evolutie ter harte en werkt naast de bestaande kaders aan een laagdrempelig en flexibel aanbod op maat van de intra-Europese migranten. Doorgedreven samenwerking met de lokale besturen en organisaties zal cruciaal zijn om nieuwe initiatieven te doen groeien en renderen. Marlies Stubbe is stafmedewerker van het Agentschap Integratie en Inburgering

Het volledige onderzoek staat op www.prismavzw.be/prisma/leesvoer. Vooraan in de publicatie is een samenvatting te vinden. Het onderzoek is in het voorjaar van 2014

Uitdagingen voor het beleid Het onderzoek maakt duidelijk dat globale en Europese evoluties (economische crisis, de zoektocht naar goedkope werkkrachten, het Europese vrije verkeer) kruisen met lokale dynamieken (behoefte aan werkkrachten in bepaalde sectoren, informele netwerken in het land van herkomst, zelfs één persoon in

uitgevoerd door Prisma. Prisma maakt sinds 1 februari 2015 deel uit van het Agentschap Integratie en Inburgering. Dit Agentschap ondersteunt het Vlaamse integratiebeleid en bundelt alle diensten voor integratie, inburgering, sociaal tolken/vertalen en de Huizen van het Nederlands (met uitzondering van de steden Gent en Antwerpen). www.integratie-inburgering.be

Lokaal februari 2015

57


mens en ruimte dakloosheid

Met hoeveel zijn ze, die daklozen? In januari en februari 2014 bezochten onderzoekers de daklozen in de Vlaamse opvangcentra, van winter- tot residentiële opvang, maar ook mensen die onder begeleiding wonen of die met uithuiszetting worden bedreigd. Nu we weten om hoeveel mensen het gaat en welke mensen dit zijn, komt het erop aan te vermijden dat ze dakloos blijven of dat er nog anderen dakloos worden. tekst evy meys en koen hermans beeld layla aerts

I

n tien Vlaamse centrumsteden zijn er in totaal twaalf winteropvangcentra. In januari en februari 2014 maakten daar 711 volwassenen en 53 kinderen gebruik van. 593 keer werd de toegang tot de winteropvang geweigerd. Antwerpen en Gent zijn samen goed voor 60% van alle gebruikers. 85% van de gebruikers zijn mannen. Een op de tien is jonger dan 25 jaar. 40% heeft geen inkomsten. 17% verblijft onwettig in België. De maand voordat ze in deze winteropvang terecht konden, verbleven de gebruikers vaak op instabiele verblijfplaatsen: geen dak boven het hoofd, een kraakpand of een woning van derden, een verblijf in de hulpverlening. Eén op de vijf mensen is minder dan twee maanden dakloos, terwijl 35% het meer dan een jaar is. We veronderstellen dat dit maar een deel van het werkelijke aantal is: enkel de daklozen die bij de hulpverlening aankloppen zijn geteld, waarschijnlijk leven er nog een pak meer mensen op straat, in kraakpanden, bij vrienden. Uit

getuigenissen van daklozen en hulpverleners blijkt dat de winteropvang de laatste oplossing is die mensen verkiezen. We hebben geen zicht op de daklozen in die regio’s waar er geen winteropvang

Maar een op de vijf van hen verblijft in een centrumstad. Vier op de tien maken deel uit van gezinnen met kinderen. Slechts 15% van de cliënten werkt. Een op vier heeft psychische problemen. 9%

Huursubsidies en een groter aanbod aan sociale huisvesting zijn noodzakelijke structurele maatregelen om de woonmarkt toegankelijk te maken voor de kwetsbaarste groepen. beschikbaar is. Volgens hulpverleners is de problematiek onzichtbaar in onder meer Genk, Lokeren, Sint-Niklaas en Ronse. OCMW-opvang Daarnaast bevinden 580 cliënten en 579 kinderen zich op het moment van het onderzoek in een doorgangswoning van de OCMW’s (cijfers op basis van gegevens van 70 procent van de OCMW’s).

van de cliënten heeft een instellingsverleden in de psychiatrie, 6,4% in de bijzondere jeugdzorg. Voor zes op tien is zelfstandig wonen de meest aangewezen woonvorm volgens de hulpverleners. Ook hier manifesteert zich een belangrijk doorstroomprobleem dat bekend is bij de hulpverleners van de OCMW’s. In principe is het verblijf in een doorgangswoning beperkt tot zes maanden, toch verblijft een op de vier er al langer

De maand voordat ze in de winteropvang terecht konden, verbleven de gebruikers vaak op instabiele verblijfplaatsen: geen dak boven het hoofd, een kraakpand of een woning van derden, een verblijf in de hulpverlening.

58 februari 2015 Lokaal


Wanneer is iemand dak- of thuisloos? dan een jaar. Een lange uitstroomperiode heeft als gevolg dat de instroom in deze vorm van opvang stropt. OCMW’s worden door het vredegerecht op de hoogte gebracht van een vordering tot uithuiszetting. In de meting zijn gegevens verzameld over 599 vorderingen tot uithuiszettingen in 179 OCMW’s tijdens de bevragingsperiode van twee weken in januari. De helft van deze vorderingen vindt plaats in een van de centrumsteden. Acht op de tien vorderingen betreffen huurwoonsten op de privémarkt. In negen van de tien vorderingen vormt huurachterstand de aanleiding van de vordering. In een op de vier vorderingen zijn er kinderen betrokken. In maart 2014 hebben de OCMW’s in 57% van de vorderingen geen zicht meer op de situatie. Zij zijn dus het contact verloren of zijn er niet in geslaagd in contact te komen met de persoon die (of het gezin dat) uit huis gezet dreigt te worden. Op het terugkoppelingsmoment dat de onderzoekers organiseerden, geven de OCMW’s aanvullend aan dat zij te laat op de hoogte gebracht worden van deze vorderingen tot uithuiszetting, waardoor opvolging of verdere actie moeilijk wordt. CAW-opvang In de residentiële opvangcentra van het CAW zitten nog eens 1132 volwassenen en 364 kinderen. De directe aanleiding van hun thuisloosheid noemen drie op de tien cliënten relatieproblemen en twee op de tien uithuiszetting. Drie op de tien hebben een instellingsverleden in de psychiatrie, 14% in een penitentiaire instelling en 13% in de bijzondere jeugdzorg. Zes van de tien cliënten zijn het afgelopen jaar thuisloos geworden en 37% is langer dan een jaar thuisloos. Volgens de betrokken hulpverleners is een residentieel opvangcentrum slechts voor één op de vijf cliënten de meest aangewezen vorm van hulp. De overgrote meerderheid past volgens hen beter in een vorm van begeleid wonen of is in staat zelfstandig te wonen. Dit is een eerste indicatie van het feit dat de thuislozenzorg vastloopt. Een oorzaak is het gebrek aan betaalbare woningen, aangepast aan de samenstelling van het huishouden.

Dakloosheid verwijst naar mensen die geen dak boven hun hoofd hebben en nood‑ gedwongen buiten slapen of beschutting zoeken in bijvoorbeeld kraakpanden. De winteropvang biedt hun één of meer nachten onderdak. In principe kan iedereen een beroep doen op de winteropvang, maar in de praktijk hanteert elk centrum zijn eigen toegangsregels. Thuislozen definieerden we als (1) mensen die gedurende een langere tijd verblijven in een residentieel opvangcentrum, (2) mensen die door het CAW of het OCMW tij‑ delijk gehuisvest en begeleid worden. Daarnaast zijn er mensen voor wie bij het vredegerecht een vordering tot uithuiszet‑ ting werd ingeleid en die uit huis gezet dreigen te worden.

Ten slotte bevinden nog eens 1227 volwassenen en 732 kinderen zich in een vorm van begeleid wonen van het CAW. Deze mensen wonen buiten het eigenlijke opvangcircuit maar met begeleiding en zullen in principe uitstromen. 15% werkt, de meerderheid heeft een uitkering. 30% van de cliënten heeft een instellingsverleden in de psychiatrie, 17% in een penitentiaire instelling en 20% in de bijzondere jeugdzorg. Begeleid wonen is niet de meest aangewezen hulpvorm voor een op de drie. Ze zijn volgens de hulpverleners in staat om volledig zelfstandig te wonen. Ook hier is het gebrek aan betaalbare woningen een belangrijke verklaring. Vermijd uithuiszetting Enerzijds moet het vredegerecht OCMW’s sneller van een uithuiszetting op de hoogte brengen, zodat ze tijdig aan de slag kunnen gaan. Anderzijds kan de preventieve woonbegeleiding voor de privémarkt echt nog beter worden. Daarom heeft minister Jo Vandeurzen de voorbije jaren bijkomende middelen vrijgemaakt om uithuiszetting uit de sociale huisvesting te vermijden. Deze middelen gingen naar de preventieve woonbegeleiding door het CAW, samen met een huisvestingspartner. Deze projecten hebben al enkele jaren resultaten opgeleverd. In 2015 evalueren beide ministers de projecten in functie van de verdere verankering van de methodiek.

rele maatregelen om de woonmarkt toegankelijk te maken voor de kwetsbaarste groepen. Er valt nog winst te boeken door het huidige aanbod van begeleid wonen en doorgangswoningen efficiënter in te zetten. Dit vraagt om een intensere samenwerking tussen de OCMW’s en de CAW’s. Alternatieve woonvormen De winteropvangcentra zijn verre van een aangename ervaring, zelfs voor volwassenen. De aanwezigheid van kinderen in de winteropvang moet daarom echt vermeden worden. De experimenten ‘housing first’ in België moeten worden uitgebreid voor chronisch daklozen. Het bijzondere kenmerk van deze innovatie is dat een woonst wordt aangeboden en dat de dakloze zelf kan bepalen of hij ingaat op het bijhorende hulpverleningsaanbod. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat dit de meest kosteneffectieve aanpak van dakloosheid is. Evy Meys is wetenschappelijk medewerker aan de KULeuven, professor Koen Hermans leidde dit project In opdracht van Jo Vandeurzen, minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, voerde het Steunpunt WVG onder leiding van professor Koen Hermans een onderzoek ‘nulmeting daken thuisloosheid in Vlaanderen’ uit van juli 2013 tot mei 2014. De metingen vonden plaats in januari en februari 2014. Dit onderzoek maakt

Snellere doorstroming en betere samenwerking De doorstroming uit residentiële opvangcentra, doorgangswoningen en begeleid wonen moet versneld worden. Huursubsidies en een groter aanbod aan sociale huisvesting zijn noodzakelijke structu-

een schatting van het aantal dak- en thuislozen en hun profiel (socio-demografische kenmerken, zorgbehoeften, oorzaken en triggers van thuisloosheid). Voor het onderzoeksrapport: http:// steunpuntwvg.be/images/rapporten-enwerknotas/nulmeting-dak-en-thuisloosheid

Lokaal februari 2015

59


OCMW: sterk werk

Onder de mensen komen en blijven lachen Het is een frisse, heldere zaterdag in de winter. De bibliotheek van Lochristi is gesloten voor het publiek, maar het OCMW, de bibliotheek en de cultuurdienst van de gemeente organiseren er vandaag een eerste wafelenbak voor OCMW-cliënten. Die krijgen de gelegenheid elkaar in een gezellig kader te ontmoeten en tegelijk kennis te maken met de bibliotheek en met het culturele aanbod. Maatschappelijk werker Kathleen De Baets en haar cliënt Tony De Moor zijn ook van de partij. ‘Gaan we nu een wafel eten?’ – ‘Natuurlijk, meer dan één zelfs!’ tekst pieter plas beeld stefan dewickere

60 februari 2015 Lokaal


D

e cultuurdienst van de gemeente en de bibliotheek wilden al langer een actie opzetten om de OCMW-doelgroep beter te bereiken. De dienst heeft nu de kans het systeem van sociale tarieven voor het gemeentelijke cultuuraanbod voor te stellen aan de cliënten. Met de wafelenbak wil het OCMW ook het sociaal contact tussen de cliënten versterken. Kathleen De Baets: ‘Een extra stimulans is wel dat cliënten hier van ons hun eindejaarspakket krijgen. Daar zit bijvoorbeeld de budgetagenda in, en de kerstbon van 25 euro voor de cliënten die het nodig hebben. Maar ze zijn niet echt verplicht te komen. Voor sommigen blijft de drempelvrees wel groot. Voor Tony was het bijvoorbeeld niet

evident. Maar hij is er gelukkig wel geraakt.Bij Tony stond het water twee, drie jaar geleden aan de lippen. Hij zat in zware geldnood, de moeilijkheden waren zo acuut dat hij overwoog een eind aan zijn leven te maken. Ik heb hem toen geholpen: in de eerste plaats om de problemen onder ogen te zien, daarna om er lessen uit te trekken. Ik zorgde ervoor dat hij een minimuminkomen kon krijgen, en budgetondersteuning. De lasten onder controle krijgen en gedeeltelijk verlichten, daar komt het op neer. Hij kon ook rekenen op materiële steun van de parochie. Via mij kreeg hij nog toeleiding naar het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW), voor de nodige psychologische ondersteuning. Dat de psycholoog van het CAW bij hem thuis op bezoek kan komen, is dan weer een plus omdat het Tony waardering oplevert. Hij is namelijk zeer esthetisch aangelegd en veel bezig met interieurdecoratie, zijn woning is daar een uitdrukking van. Eenmaal per maand help ik Tony met zijn administratie: met het betalen van rekeningen bijvoorbeeld, want door een fobie vindt hij het moeilijk zelf naar het postkantoor te gaan. Maar onze afspraken draaien voor een groot deel toch om sociaal contact: een babbel die opbeurt, het feit dat er iemand is om te luisteren en gerust te stellen, “begaanheid” zoals Tony het noemt. We hebben het niet te veel over de toekomst, we bekijken de situatie dag per dag. Tegelijk is er wel wat globale planning: hoe komt Tony dit jaar rond?’ ‘Mevrouw De Baets en ik hebben een prima relatie met elkaar,’ zegt Tony.

‘Meer zelfs, zonder haar, en ook zonder die vriendelijke receptioniste die mij ontving toen ik voor het eerst bij het OCMW aanklopte, zou ik er nu niet meer zijn. Ik zat toen heel diep in de put. (Tegen Kathleen:) Wat jullie doen, is eigenlijk mij in leven houden! De mensen van het OCMW zijn zo behulpzaam. Alleen dat al motiveert mij om niet op te geven. Het gevoel dat ik hen niet mag teleurstellen houdt me gaande. Mensen zouden wat meer uiting moeten geven aan hun dankbaarheid voor het werk van het OCMW. Tegelijk moet iedereen beseffen dat mensen met een beperking, zoals ik, niet zomaar armoezaaiers zijn. Ik heb veel fobieën, maar met de hulp van het OCMW en van de psychologe leer ik daarmee omgaan. Ook voor deze wafelenbak was ik wat bang, om onder de mensen te komen. Maar mijn buurvrouw Hanny heeft dat mooi opgelost door me vooraf een glas wijn in te schenken (lacht). Als ik twintig jaar jonger was, dan volgde ik nu zelf een opleiding psychologie, of deed ik vrijwilligerswerk. Maar met mijn 73 jaar voel ik me daarvoor wat te oud. Ik heb geleerd dat het belangrijk is altijd te blijven lachen. Voor mensen van mijn leeftijd is dat niet evident, want die zeuren vaak. Maar humor is zeer belangrijk voor iemand in mijn situatie. Er zijn altijd positieve dingen in het leven, je moet ze alleen weten te ontdekken. En uit elke negatieve ervaring valt iets positiefs te leren. Op tv zie je trouwens hoe slecht mensen het elders hebben, en daardoor besef je dat het hier nog meevalt. Het kan altijd erger.’ Pieter Plas is redacteur van Lokaal

Lokaal februari 2015

61


Inclusief handige pocket met WGP, NGW en WPA!

2 in 1

BESTUUR EN ORGANISATIE VAN DE LOKALE POLITIEZONE Het bestuur van een lokale politiezone is een complexe aangelegenheid, waarbij de bevoegdheden verdeeld zijn over verschillende organen. Elk van deze organen is onderworpen aan specifieke regels voor hun werking, taakomschrijving en organisatie. Om u hierin wegwijs te maken, is er het handboek ‘Bestuur en organisatie van de lokale politiezone’.

Up-to-date

Onmisbaar praktisch handboek

Voor wie?

Dit losbladige handboek geeft u tekst en uitleg bij de samenstelling, werking en bevoegdheden van alle organen en personen die betrokken zijn bij het bestuur van uw lokale politiezone. Naast de zonale veiligheidsraad, de politieraad en het politiecollege worden ook de korpschef, de bijzonder rekenplichtige en de secretaris onder de loep genomen. Daarnaast wordt ook de lokale beleidscyclus in het perspectief van de diverse beleidsplannen toegelicht: hoe verhouden het nationale veiligheidsplan en het zonale veiligheidsplan zich ten opzichte van elkaar? Zijn de verschillende beleidscycli voldoende op elkaar afgestemd? Verder wordt ook nader ingegaan op het toezicht en de financiën van de lokale politiezone. Dit alles wordt geïllustreerd met exclusieve praktische modellen en draaiboeken, die u bovendien ook terugvindt op de bijhorende website.

De auteurs volgen alle wetswijzigingen, praktische en juridische ontwikkelingen kort op en dragen er dankzij de bijwerkingen zorg voor dat uw uitgave actueel en up-to-date blijft. Om de kwaliteit en actualiteit van het handboek nog beter te garanderen, wordt dit boek in co-auteurschap met VVSG samengesteld.

Dit handboek is in de eerste plaats bestemd voor de leden van de bestuurlijke overheden, in het bijzonder de burgemeesters, de leden van de politieraad, de korpschefs, de secretarissen en de bijzonder rekenplichtigen. Daarenboven biedt het boek een schat aan informatie aan ieder die betrokken is bij het functioneren van de lokale politie: de ministers, de parlementsleden, lokale mandatarissen, de verantwoordelijken van de federale departementen en de federale politie, de gouverneur en de arrondissementscommissarissen, de syndicale vakorganisaties, etc.

De auteurs Kris Croonen, juridisch adviseur-secretaris PZ MidLim Koen Van Heddeghem, stafmedewerker politie & veiligheid VVSG Tom De Schepper, stafmedewerker politie & veiligheid VVSG

BESTELKAART Politeia // Ravensteingalerij 28 // 1000 Brussel // Fax: 02 289 26 19 // Tel: 02 289 26 10. Of bestel via www.politeia.be // e-mail: info@politeia.be

Ja, ik bestel ….. ex. van Bestuur en organisatie van de lokale politiezone* aan 75 € voor leden, en 89 € voor niet VVSG-leden Mijn bestuur is lid van de VVSG: ❏ Ja ❏ Neen Bestuur/Organisatie: ............................................................................................................................

Datum en handtekening

Naam: ................................................................................................................................................. Functie: ............................................................................................................................................... E-mail: ................................................................................................................................................. Tel.: ..................................................................................................................................................... Adres: ................................................................................................................................................. Btw: .................................................................................................................................................... * De bijwerkingen toegezonden tegen de prijs van 0,55 euro/blz. worden automatisch opgestuurd tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Prijzen btw inclusief en exclusief verzendingskosten. Prijzen geldig tot 31/12/2015. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.


beweging actualiteit

stefan dewickere

stefan dewickere

Geanimeerd op café

Wereldproblemen worden het snelst opgelost tussen pot en pint. Het beste van een studiedag zijn de tips, trucs en goede raad van collega’s. Uitgaand van deze twee wijsheden besloot de stuurgroep animatie van de VVSG in 2014 het café animé in leven te roepen. Het concept? Vier tot vijf ‘praatpalen’ (lees: ervaren animatoren) verspreiden zich over het café, en zijn aanspreekbaar over allerlei animatiegerelateerde topics. De deelnemers kiezen zelf waarover en met wie ze hun gesprekken voeren. De ene is de hele avond in gesprek met één praatpaal, een ander wisselt met veel verschillende aanwezigen van gedachten. Na drie gezellige en zeer informatieve avonden in 2014, gonzend van goede ideeën en inzichten, staan er in 2015 vier cafés animés op de agenda:

stefan dewickere

• • • •

Hasselt: donderdag 26 februari, 19 tot 21 uur Antwerpen: donderdag 23 april, 14 tot 16 uur Gent: maandag 15 juni, 19 tot 21 uur Leuven: dinsdag 15 september, 14 tot 16 uur

Meer informatie: frederic.michels@vvsg.be

Lokaal februari 2015

63


beweging netwerk Stuurgroep activeringsbeleid

‘Hier zitten we op de eerste rij.’ De stuurgroep activeringsbeleid ontstond zo’n vijf jaar geleden uit de werkgroep sociale tewerkstelling. Die omschakeling was nodig om de standpunten van de stuurgroep te laten doorwegen bij het directiecomité afdeling OCMW’s en om enkele belangrijke krachtlijnen over activeringsbeleid uit te stippelen. Hoewel die visieteksten nog steeds van groot belang zijn bij opiniestukken en belangenbehartiging, domineert de actualiteit de huidige agenda. Prangende dossiers met een directe impact op de OCMWdienstverlening zoals het voorstel artikel 60’ers, de projecten van het Europees Sociaal Fonds en de beroepsinschakelingsuitkering, om er maar enkele te noemen. tekst katrien gordts beeld stefan dewickere

Voorzitter Jan Bal was uitzonderlijk verhinderd de dag van de vergadering en staat daarom niet op de foto. Ook andere leden waren verhinderd.

Ann Willems, Welzijnsregio Noord-Limbug

64 februari 2015 Lokaal

Marijke Luwel, OCMW Hasselt

Ann Willems van Welzijnsregio NoordLimburg komt pas voor de tweede keer naar de stuurgroep. Ze vertegenwoordigt negen OCMW’s en ziet een belangrijke taak voor zich weggelegd: ‘We zijn vaak afgezonderd van andere OCMW’s en moeten creatief zijn om de belangen van onze cliënten te realiseren. Hier trachten we dit te laten doorsijpelen naar het beleid.’ Nancy Van Nerum van OCMW Leuven maakte de overgang mee van de werkgroep sociale tewerkstelling naar de stuurgroep activering, zo’n vijf jaar geleden: ‘Vroeger werkten we meer uitvoerend, nu ligt de klemtoon op het beleidswerk. Met alle veranderingen die op til zijn, kom ik graag naar de stuurgroep om mijn licht op te steken. Zo volg ik met veel belangstelling de wetgeving over de artikel 60’ers. We hebben er in Leuven zo’n honderdtal en doen grote inspanningen om hen aan het werk te krijgen.

Alleen zitten we nu met meer vragen dan antwoorden over de toekomstige rol van OCMW’s in dit en vele andere dossiers. Hier bij de VVSG zitten we op de eerste rij om de veranderingen op de voet te volgen.’ Voor Peter Cousaert, VVSG-stafmedewerker lokaal werkgelegenheids- en activeringsbeleid, is de stuurgroep onmisbaar in de standpuntbepaling van de VVSG: ‘Op dit moment staat alles op losse schroeven en blijven veel discussies binnen de stuurgroep omdat we niet onze hele strategie kunnen blootleggen. We zijn heel actief op alle actuele thema’s. Zo werken we volop samen met zowel kabinetten als stakeholders van OCMW’s en plegen we overleg met vakbonden en werkgeversorganisaties. Met de stuurgroep kunnen we open kaart spelen en Piet Dupan, OCMW Brugge Peter Cousaert, VVSG-stafmedewerker

Lien Hendrix, OCMW Beringen


hun standpunten kunnen we meenemen in onze functie van belangenbehartiger.’ Lien Hendrix van OCMW Beringen: ‘De standpunten die de VVSG verdedigt, moeten gedragen zijn door het werkveld. Daarom lever ik hier mijn eigen bijdrage en volg met veel belangstelling de nota’s die de VVSG voorbereidt. Zelf haal je er ook voordeel uit door informatie met collega’s uit te wisselen.’ Ine Bogemans van OCMW Mechelen komt al van bij de start naar het netwerk: ‘Het is ontzettend boeiend om met andere steden en weg van je eigen eiland te overleggen en informatie te delen. Hier kan je als maatschappelijk werker structureel ingrijpen. We werken mee aan beleidsnota’s en dat beïnvloedt ook vaak onze eigen meningen.’ Marijke Luwel, OCMW Hasselt: ‘OCMW’s moeten samen aan één touw trekken. Ook al verschilt de lokale context soms sterk, hier luisteren we naar die uiteenlopende standpunten. De grote uitdaging is die verschillen te laten doorsijpelen naar het beleid.’

Piet Dupan van OCMW Brugge komt al tien jaar naar dit netwerk. Voor hem blijft het een van de weinige fora waar hij met collega’s kennis, ervaring en vragen over activering kan delen: ‘Naast de uitwisseling volgen we het beleidsmatige werk op de voet en pluizen we uit hoe de plaatselijke vertaling eruit zal zien.’ Ruben Luyckx, OCMW Turnhout: ‘Ik kom hier vooral om te leren. En dat al ruim vijf jaar. Elke keer krijg je wel nieuwe input en wissel je informatie uit met collega’s. Dit is voor mij de plek om de vinger aan de pols te houden van wat leeft in onze sector.’ Katelijne Exelmans van ISOM (Intergemeentelijke Samenwerking OCMW’s Midden-Kempen) vertegenwoordigt zeven kleinere OCMW’s en tracht signalen uit het werkveld mee te brengen naar de stuurgroep: ‘OCMW’s hebben zoveel lokale autonomie dat ze hun eigen beleid voeren. Ik vind het belangrijk dit naast elkaar te leggen en die lokale autonomie te overstijgen en te proberen eenzelfde lijn uit te stippelen.’

Het OCMW van Antwerpen tekent altijd present voor de stuurgroep. Deze keer vervangt Marijke Haverman haar collega: ‘Het wettelijke en theoretische kader is bijzonder interessant maar ook de praktijk komt voldoende aan bod. Zo bespreken we soms tot in de details bepaalde moeilijkheden om projecten in te dienen. We werken allemaal hard maar eigenlijk weeg je enkel door in je eigen organisatie. Hier krijg je de kans breder te kijken, weg van die ivoren toren.’ De voorzitter van de stuurgroep, secretaris Jan Bal van het OCMW Mechelen, vindt de wisselwerking met mensen uit het werkveld bijzonder interessant en complementair: ‘De ervaringen en ideeën die collega’s in de stuurgroep presenteren, beïnvloeden terecht het beleid maar ook mijn eigen werk. Als secretaris heb je minder zicht op gelijkenissen en verschillen tussen OCMW’s, terwijl dit net zo belangrijk is in de uitoefening van mijn functie.’ Katrien Gordts is redacteur van Lokaal

Ruben Luyckx, OCMW Turnhout

Marijke Haverman, OCMW Antwerpen

Nancy Van Nerum, OCMW Leuven

Ine Bogemans, OCMW Mechelen

Katelijne Exelmans, ISOM

Lokaal februari 2015

65


“Nu het zeker is dat de goedkopere energielening blijft voortbestaan na de overdracht van de bevoegdheden van federaal naar Vlaams niveau, is de kans groot dat nog meer gemeenten een lokale entiteit oprichten om zo de Vlaamse Energielening te kunnen aanbieden. Mensen die in een gemeente wonen waar ze geen lening kunnen aanvragen, voelen zich uiteraard benadeeld. Daarom gaan we de lokale entiteiten promoten bij de andere gemeenten en ook uitleggen wat de voor- en nadelen zijn.” VVSG-stafmedewerker Nathalie Debast, in een reactie op de berichten dat 29 gemeenten naast de energielening grijpen – Belga 12/1 “Met zijn ervaring bij de VVSG beschikt hij over heel veel bagage. Iets wat onze vorige secretaris ook had. Hij is dus de geknipte opvolger.” Burgemeester Frank Bruggeman (VLD-SD) van Zelzate over de nieuwe gemeentesecretaris Guy Verbuyst – Het Laatste Nieuws 10/1 “Het initiatief om te evolueren tot een verregaande integratie moet vanuit de gemeenten komen. Via een gezamenlijke aanpak kunnen we aantonen dat we de bestuurskracht van onderuit versterken, daar is geen fusie voor nodig.” Algemeen directeur Mark Suykens van de VVSG op het maandelijkse burgemeestersoverleg in Gooik – Het Laatste Nieuws 10/1

beweging laureaat

Oostende wint ‘prijs voor laagste drempel’ Het Netwerk tegen Armoede reikte op 14 januari de ‘prijs voor de laagste drempel’ uit aan Oostende. Verenigingen waar armen het woord nemen kiezen om de twee jaar een vrijetijdsaanbieder die zich bijzonder inzet voor mensen in armoede. Het lokaal vrijetijdsbeleid van Oostende ging deze keer met de eer lopen dankzij initiatieven zoals ‘Kunstkans’, ‘Cultuurkans’, ‘Sportkans’ en de Uitpas. Die zetten gezinnen in armoede aan om deel te nemen aan sport, cultuur en vrije tijd. Het Netwerk beloont Oostende vooral omdat de stad verder gaat dan het geven van financiële kortingen. Zo biedt Oostende een sportaanbod op maat, zijn er vertrouwenspersonen en brugfiguren en worden drempels als vervoer en moeilijke informatie aangepakt. katrien gordts

Catherine De Bolle is Overheidsmanager van het Jaar

“De OCMW’s hebben al heel wat expertise opgebouwd om met kwetsbare cliënten om te gaan maar ze moeten voldoende mankracht en instrumenten hebben om een kwaliteitsvol activeringsbeleid in de ruime zin te kunnen voeren. Die overweging ontbreekt bij deze maatregel. Het is een loutere besparingsmaatregel op de kap van de OCMW’s die het financieel al moeilijk hebben.” Rudy Coddens, voorzitter afdeling OCMW’s bij de VVSG, over de verwachte nieuwe hulpvragen van mensen die hun beroepsinschakelingsuitkering verliezen – Belga 7/1

66 februari 2015 Lokaal

STEFAN DEWICKERE

“De toename van het aantal geïnventariseerde lege woningen is het gevolg van betere controles en inventarisatie door de gemeenten.” VVSG-stafmedewerker Xavier Buijs – De Tijd 10/1

Volgens de jury van de Vlaamse Vereniging voor Bestuur en Beleid (VVBB) op 15 januari staat Catherine De Bolle model voor de manier waarop publiek leiderschap, in moeilijke omstandigheden en in complexe organisaties, functioneert en het verschil kan maken. Catherine De Bolle werd politiebaas na een woelige periode aan de top van de federale politie. ‘De Bolle

heeft met die lastige interne context rekening gehouden en de tijd genomen om de strategische keuzes af te tasten en voor te bereiden.’ De jury apprecieert het ook dat ze voor de politieopleiding samenwerkt met het Holocaustmuseum in Mechelen: ‘Dat toont aan hoe De Bolle politiewerk beter in de samenleving wil inbedden.’ marlies van bouwel

Uw personeelsadvertenties in Lokaal, VVSG-week, op de VVSG-website én getweet via @JobLokaal inlevering personeelsadvertenties voor

Lokaal 3 (maartnummer) – 8 februari 2015 Lokaal 4 (aprilnummer) – 12 maart 2015 informatie

nicole.vanwichelen@vvsg.be, T 02-211 55 43

MICHEL WIJNE

perspiraat


tweets en tweeps Volg ons op

Boom is een groene gemeente die ligt aan de rand van de Rupel. Als lokaal bestuur trachten we de dienstverlening naar de zowat 18.000 inwoners van Boom zo optimaal mogelijk te organiseren. Hiertoe bouwden we een stevige organisatie uit met zo’n 200 medewerkers. Dankzij de fijne werkomstandigheden binnen onze organisatie kunnen wij trots zijn op de tevredenheid van onze medewerkers. Om iedere medewerker de mogelijkheid te bieden optimaal te kunnen functioneren, investeren wij daarnaast ten volle in opleiding en ontwikkeling voor ons personeel. Kiezen voor Boom is kiezen voor een job met inhoud en ontwikkelingsmogelijkheden. Je komt terecht in een uitdagende werkomgeving die een goed evenwicht tussen werk en privé mogelijk maakt.

Diensthoofd internationaal @Betty DeWachter woonde de opening van het Europees Jaar voor Ontwikkeling bij: ‘Erfgoed, creativiteit en diversiteit zijn de sleutels van cultuur in lokale gemeenschappen #EYD2015

Om onze financiële dienst te versterken, zoeken we momenteel een (m/v):

Deskundige aankoopbeheer voltijds - contractueel - niveau B Inschrijven kan tot uiterlijk 20 februari 2015.

@VVSG: Steeds meer gemeenten promoten #autodelen Kijk hoe Schoten het doet. Cc @SintKatWaver @zwijndrecht2070 @GemZutendaal

Kandidaturen dienen ingediend te worden (met cv, kopie diploma, kopie rijbewijs en uittreksel uit het strafregister), gericht aan het college van burgemeester en schepenen, Antwerpsestraat 44 – 2850 Boom of via mail personeelsdienst@boom.be Het functieprofiel en de aanwervingsvoorwaarden zijn op eenvoudig verzoek op te vragen bij de personeelsdienst van de gemeente op het tel. nr. 03-880 24 33 of via mail personeelsdienst@boom.be Formele vereisten: - Houder zijn van een bachelordiploma in één van de volgende richtingen: • bedrijfsmanagement • accountancy-fiscaliteit • financie- en verzekeringswezen • rechtspraktijk • economie • marketing - Slagen voor een vergelijkende selectieprocedure. - Ervaring met de wetgeving overheidsopdrachten is een pluspunt

Stafmedewerker lokaal sociaal beleid @JokeVanreppelen: Hoe lokaal kinderarmoede aanpakken? Kom 9/2 naar gratis VVSG-studiedag in Mechelen

Ons aanbod: Een uitdagende job met veel afwisseling, verloning volgens vast barema, fietsvergoeding, maaltijdcheques en een hospitalisatieverzekering.

@jurgenspanhove van @Stadgent: Interessante uiteenzetting en kennisdeling gehad over nieuw stadskantoor en loketten @stadleuven

Lokaal februari 2015

67


beweging agenda

ONTDEK ONS OPLEIDINGSAANBOD OP WWW.VVSG.BE/OPLEIDINGEN

LERENDE NETWERKEN Dit voorjaar gaan er ettelijke nieuwe netwerken en regionale ondersteuningspunten van start, verspreid over heel Vlaanderen. Wees er als de kippen bij om u in te schrijven, want het is precies op deze netwerkmomenten dat u niet alleen de collega’s van uw werksector leert kennen maar ook de actualiteit op de voet kunt volgen en de kneepjes van het vak leert. www.vvsg.be/opleidingen

Regionaal ondersteuningspunt voor dagverzorgingscentra Samen met collega’s uit andere gemeenten focust u op de actuele veranderingen inzake dagverzorgingscentra.

Antwerpen 5 februari

Wegwijzer naar een passende hulpverlening

van zorg met een leerkader om verantwoordelijken van diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg beleidsthema’s te helpen doorgronden.

Deze stoomcursus over de sociale rechten van de cliënt stelt u niet alleen in staat een sterk rechtenonderzoek te voeren, u krijgt extra inzichten en praktische tips mee. www.vvsg.be/opleidingen

Werkgroep kwaliteitszorg DGAT In deze werkgroep werkt u via een

Rotterdam 8 februari

Regionaal ondersteuningspunt voor DGAT Een mix van actualiteit op het vlak

vereenvoudigde versie van het werkboek Verbeteren door zelfevaluatie aan de zelfevaluatie van de eigen dienst gezinszorg en aanvullende thuiszorg.

Regionaal Ondersteuningspunt Lokale Dienstencentra Dé kans om thema’s, goede praktijken, vragen en knelpunten te bespreken met de collegacentrumleiders uit de eigen provincie en zo nieuwe resultaten te boeken.

Pedagogisch beleid kinderdagverblijven Het uitwerken van een pedagogisch beleid is voortaan verplicht. Met dit lerende netwerk willen wij verantwoordelijken ondersteunen. Lerend netwerk animatoren Stap in dit bruisende concept en put er tal van actuele ideeën, oplossingen en inzichten uit… voor en door animatoren. Lerend netwerk woonzorgcentra Op zoek naar nieuwe inzichten en een grotere deskundigheid op het gebied van kwaliteitszorg en organisatieontwikkeling? Welkom in dit lerende netwerk! Intervisie hoofdmaatschappelijk werkers Belangen behartigen van cliënten, collega’s én OCMW-raad levert complexe cases waarvan we via intervisie en onder deskundige begeleiding sterke leermomenten maken. Lerend netwerk hoofdverpleegkundigen In dit lerende netwerk worden nieuwe inzichten, oplossingen of werkwijzen gedeeld en waar mogelijk samen verder ontwikkeld.

Lerend netwerk pedagogisch beleid DVO Het uitwerken van een pedagogisch beleid is voortaan verplicht voor alle diensten voor onthaalouders. Met dit lerende netwerk willen wij verantwoordelijken hierbij ondersteunen.

Regionaal ondersteuningspunt kwaliteitscoördinatoren Kwaliteitszorg, or‑ ganisatieontwikkeling en veranderingsmanagement vormen het kader. Daarbinnen zijn het de deelnemers zelf die de onderwerpen van de opleidingsdagen bepalen.

68 februari 2015 Lokaal

Openingsfeest BesteBuren Nederland en Vlaanderen zijn Beste‑ Buren maar we ontmoeten elkaar te weinig. Dat is jammer want we hebben elkaar zo veel te bieden, nu en in de toekomst. Daarom is 2015 het jaar van BesteBuren, een jaar waarin we VlaamsNederlandse creativiteit en culturele samenwerking vieren. www.besteburen.eu of mail naar openingsfeest@besteburen.eu. Mechelen 9 februari

Lokale besturen bestrijden kinderarmoede Deel op deze studiedag uw ervaring met collega’s en verdiep uw kennis tijdens de workshops over netwerkvorming, proactief handelen, beroepsgeheim of gekleurde armoede. www.vvsg.be/opleidingen Leuven 9 februari Brugge 12 februari

Hoe kan het lokaal bestuur lokale sociale economie financieel ondersteunen? De VVSG liet een afwegingskader ontwikkelen om op een doordachte en bewuste manier een keuze te maken


Energie- en klimaatdag LEUVEN 7 mei 2015 Energie Mobiliteit Water Wonen Duurzaam

tussen het uitschrijven van een over‑ heidsopdracht en het geven van een subsidie. anne.deschryver@vvsg.be Sint-Niklaas 12 februari

Socialemediastrategie voor lokale besturen Tobt u al een tijdje over hoe u het management duidelijk kunt maken dat sociale media effectief voordelen bieden voor uw lokaal bestuur? Dit seminarie zet u (eindelijk!) op weg. www.vvsg.be/opleidingen Leuven 23 februari

Functionerings- en evaluatiegesprekken voor leidinggevenden Voor wie via plannings-, functioneringsen evaluatiegesprekken het persoonlijke functioneren van medewerkers én de doelen van de organisatie wil onder‑ steunen. www.vvsg.be/opleidingen Leuven 3 maart

Energie- en Klimaatdag voor lokale besturen Energie. Mobiliteit. Waterbeleid. Wonen. Duurzame ontwikkeling. De uitdagingen voor deze domeinen zijn groot en urgent: toekomstgerichte maatregelen en inno‑ vaties zijn broodnodig, en talrijke mogelijke oplossingen wedijveren om aandacht. De Energie- en Klimaatdag prijkt in 2015 als een hoogtepunt in het congres- en vormingsaanbod van de VVSG. Op deze Energie- en Klimaatdag komen lokale besturen te weten wat maatregelen in de praktijk om het lijf hebben, hoe collegagemeenten met hun ambities aan de slag gaan, waar nieuwe kansen en mogelijk‑ heden liggen. Een dag vol actuele informatie en vele lokale praktijkvoorbeelden wil de besturen prikkelen en inspireren om nog beter werk te maken van een toekomstgericht, duurzaam beleid. Op de vele domeinen waar energie en klimaat ertoe doen. Noteer 7 mei alvast in uw agenda, inschrijven kan vanaf 16 februari

een gemeente ook aantrekkelijk. www.congrespubliekeruimte.be Gent 5 maart

Tools voor BBC: projectmatig werken

Cliënten met een andere culturele achtergrond

Deze opleiding zet u grondig op weg om projectwerking in uw organisatie te professionaliseren. Uiteraard leggen we daarbij de nodige links met de beleidsen beheerscyclus. www.vvsg.be/opleidingen

Verlies, onzekerheid, anderstalig zijn, eigen specifieke culturele achtergrond bij denken en handelen. In deze vorming leren maatschappelijk werkers met deze uitdagingen om te gaan. www.vvsg.be/opleidingen

Mechelen 3 maart

Asse 26 maart

Door de publieke ruimte slim in te rich‑ ten kunnen gemeenten het hoofd bie‑ den aan de uitdagingen wateroverlast en verdroging. Bovendien maakt water

Werkbaarheid en werkplekleren zijn de sleutelbegrippen van een gevulde dag met boeiende sprekers en inspirerende projecten. Als eregast verwelkomen we

Congres en Forum Publieke Ruimte

Zorg voor Werk

Jan Compernol, gemeente-secretaris van Oostkamp. Hij brengt een verhaal van betrokkenheid en motivatie voor alle medewerkers in een innovatieve organisatie. En… we stellen die dag ‘De gelukkigste werknemer bij een lokaal bestuur’ aan u voor. karen.sarens@diverscity.be Gent 2 april

Inspiratiedag kinderopvang Welke rol speelt het lokale bestuur bij de opvang van baby’s en kleuters en bij de buitenschoolse opvang van opgroeiende kinderen? Op deze speelse dag worden alle deel‑ nemers gepamperd en in de watten gelegd. www.vvsg.be/opleidingen

Lokaal februari 2015

69


column Sofie Verstraeten

Lokaal engageren

Als ik het lege glaasje van de jonge vrouw aanneem, vertrouwt ze me opeens toe dat ze het zelfs een eer vindt in het dorp gevraagd te worden om iets voor anderen te mogen doen: ‘Zolang ik maar niet door een politicus of door een politieke partij word gevraagd.’ Aha, toch nog een voorwaarde. En zij is heus niet de enige met politieke bindingsangst.

70 februari 2015 Lokaal

Nochtans hebben lokale besturen vrijwilligers nodig. Peter van de buurtspeeltuin zijn of een trage weg opknappen, meedenken met de milieuraad of voorlezen in de bibliotheek, ook bij de gemeente worden vrijwilligers de volgende jaren belangrijker. Vooral als we aan de zorgsector denken, kunnen we niet buiten de vrijwillige inzet van almaar meer mensen om te kienen en te computeren in het woonzorgcentrum en bezoekjes te brengen bij de tachtigplussers thuis. Maar er zijn blijkbaar nog activiteiten die tot het vrijwilligerswerk gerekend kunnen worden: zwerfvuil opruimen bijvoorbeeld, of hondenpoep in een plastic zakje stoppen of afval in de openbare vuilnisbakken deponeren. Dat vinden ze toch in Hemiksem waar sinds begin dit jaar de Gaby bestaat. Daarmee moedigt de gemeente nu het vrijwilligersgedrag van de inwoners aan met een gemeentelijke administratieve beloning. Wie daar de sneeuw voor de deur van een ander veegt, kan – met een goed gekadreerde selfie als bewijs en als het lot het zo beschikt – een cheque van 25 euro in de bus krijgen. Als dit ook nog de politieke bindingsangst vermindert, is dat meegenomen. Misschien moeten politici gewoon een beroep durven doen op de vrijwilligers. In mijn dorp doet het bestuur dat ook. Wanneer een van de schepenen me op de nieuwjaarsreceptie heeft voorgesteld aan een vriend van zijn fietsclub, voegt hij eraan toe: ‘De fietsers en hun partners delen vandaag de drankbonnen uit en houden de wc’s schoon. Al wat ze daarmee als vrijwilligers verdienen, is voor onze club. Dat is winst voor de gemeente en voor de club.’ En zo zie je dat geld nog de efficiëntste manier is om vrijwilligers in te zetten en politieke bindingsangst te doen verdwijnen.

KAROLIEN VANDERSTAPPEN

‘Dat wil ik heel graag voor mijn gemeente doen,’ zegt een jonge, glunderende moeder op de kerstmarkt tegen een andere ouder wanneer die haar vraagt mee drankjes te verkopen tijdens een jongerenactiviteit. We toosten met glühwein en ik vraag of ze met ‘gemeente’ het dorp waar wij allebei wonen bedoelt, of haar eigen wijk of misschien de gemeente die tot stand is gekomen tijdens de fusieronde van 1975 toen ze nog niet eens geboren was. ‘Het dorp, natuurlijk,’ luidt haar antwoord resoluut. Dan aarzelt ze even: ‘Al wil ik me ook wel inzetten voor de hele gemeente, tenminste als het ook ten goede komt aan ons eigen dorp. Het is hier dat we ons huis hebben gebouwd om voor de rest van ons leven te wonen, hier willen we mee werken aan een mooie toekomst voor onze kinderen en voor onszelf.’ Ze is niet de enige die zich wil inzetten. De vrijwillige inzet van mijn dorpsgenoten is ongebreideld: voorlezen aan mensen met dementie, een week lang koken op Chirokamp, websites bouwen voor een ngo, sinaasappelen verkopen voor een speciale voetbaltraining of potten confituur voor Music for Life. Het vrijwilligerswerk is in, bij oude zuilenverenigingen, bij de nieuwere themaverenigingen of zelfs bij het lokale bestuur. De enige kanttekening bestaat erin dat de inzet alleen kan gebeuren op hedendaagse voorwaarden: het mag niet te lang duren en het kan alleen op het moment dat het de vrijwilliger goed uitkomt en mits het werk en het gezin er niet onder lijden.


Wat na de regionalisering van de Ikea-wet? Alle overgangsmaatregelen exclusief in ‘Gemeentelijk economisch beleid’

Heel wat bevoegdheden betreffende het economisch 2014

• Welke impact heeft de regionalisering van de Ikea-wet?

overgeheveld naar de Vlaamse overheid, zoals ook

• Hoe kan mijn gemeente een sterk economisch beleid voeren?

beleid

en

de

handel

zijn

vanaf

1

juli

het vergunningsbeleid inzake handelsvestigingen (de zogenaamde Ikea-wet). Tot minstens 1 januari 2015 zijn overgangsmaatregelen van kracht. Ook voor het Participatiefonds, de erkenning van toeristische centra en de organisatie van ambulante handel & kermissen begint vanaf 1 juli een overgangsperiode. Dankzij ‘Gemeentelijk economisch beleid’ blijft u steeds op de hoogte van alle geldende overgangsmaatregelen.

• Is er met de beleids- en beheerscyclus nog nood aan een apart beleidsplan economie, een horecabeleidsplan of een strategisch commercieel plan? • Hoe kan ik mijn gemeente aantrekkelijk maken voor ondernemers en handelaars? • Aan welke voorwaarden moet een standplaats openbare kermis voldoen?

 Alle overgangsmaatregelen in het kader van de 6 e staatshervorming

Over de auteurs

 Zeer praktijkgericht

absolute specialisten in de materie: Stefan Thomas en

 Steeds up-to-date

Bart Palmaers (VVSG), Karen Alderweireldt (Vlinter),

 Inclusief website

Claudia De Gryze (Agentschap Ondernemen) en Jef Imans

 Werkinstrument voor iedere ambtenaar of schepen lokale economie

(handelsrechter,

BESTELBON Politeia Keizerslaan 34 1000 Brussel Fax: 02 289 26 19 Tel.: 02 289 26 10 of bestel via website: www.politeia.be e-mail: info@politeia.be

Het handboek komt tot stand onder het toeziend oog van

Strategische

Projectenorganisatie

Kempen, Campina Imans Consulting).

Ja, ik bestel .... ex. van

Gemeentelijk economisch beleid

aan € 99**(VVSG-leden) / € 119** (niet-leden)

Naam:

VVSG-lid:

Functie:

Datum en handtekening

ja

nee

Organisatie/Bestuur: E-mail: Tel.: Adres: BTW:

* Alle prijzen incl. BTW, excl. verzendingskosten. ** Het betreft hier een losbladige publicatie met abonnementsformule. De bijwerkingen worden u automatisch opgestuurd tegen de prijs van 0,55 euro/blz. en 29 euro per update van de website tot schriftelijke wederopzegging van het abonnement. Alle prijzen zijn geldig tot 30.06.2015. Consulteer onze website voor actuele prijzen. Uw gegevens worden door ons in een bestand bijgehouden en niet aan derden doorgegeven. Overeenkomstig de wet op de privacy heeft u inzage- en correctierecht.

?


organisatieontwikkeling en veranderingsmanagement Budgetten slinken. Meer met minder doen. Een burgergerichte dienstverlening. Allemaal een kwestie van efficiënter werken? Oplossingen liggen niet voor de hand. Jobpunt Vlaanderen kan uw bestuur ondersteunen bij de analyse, het design en de implementatie van een gedragen veranderingstraject.

Jobpunt Vlaanderen heeft reeds voor een heel aantal lokale besturen projecten begeleid, zo o.m.: • de organisatie van een nieuw administratief centrum • fusie en reorganisatie van diensten • de samenwerking tussen verschillende organisaties zoals gemeente en OCMW • het opmaken en implementeren van een strategisch plan • efficiëntievraagstukken door besparingen • het opstellen van ondernemings- en beheersplannen en personeelsbehoeftenplannen Jobpunt Vlaanderen werkt met raamcontracten zodat u zelf, als vennoot, geen marktraadpleging meer hoeft te doen. contact info@jobpunt.be tel. 016 38 10 00 www.jobpunt.be

raamcontracten

• het uitvoeren van doelmatigheids- en risicoanalyses, impactmetingen en procesanalyses • een kerntakendebat • begeleiding bij zelfevaluatie van de diensten • ontwikkelen van systemen van interne controle • …

“We zijn tevreden over de dienstverlening van Jobpunt Vlaanderen: de snelheid en efficiëntie. Het is zeker voor herhaling vatbaar.” Paul Lebrun secretaris gemeente Kortenberg


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.