W A
ERKMAP ARDRIJKSKUNDE
Reinhilde Leysen, Kristel Nauwelaerts, Marc van Boven, Jef Wauters
Concept en lay-out: Diligentia Uitgeverij Verantwoording beeldmateriaal Alle grafiek, schema’s, tabellen, illustraties: Diligentia Uitgeverij Foto’s: Shutterstock en beeldarchief Diligentia Uitgeverij Digitaal boek, video's, animaties en modules: e-ducate.me 1ste druk 2019 © 2019 Diligentia Uitgeverij bvba Wondelgem Wettelijk Depot D/2019/0067/2 ISBN 978 90 70978 89 1 NUR 126 -128 Werkmap Aardrijkskunde 1 Leerwerkboek conform de nieuwe leerplannen 2019 Auteurs: Reinhilde Leysen, Kristel Nauwelaerts, Jef Wauters, Marc van Boven Verantwoordelijke uitgever: Diligentia Uitgeverij, Industrieweg 122 A5 9032 Wondelgem, België www.diligentia-uitgeverij.be Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welkewijze dan ook, zonder voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever.
Hoe werk je met
Techniek Werkwijze die kan gevolgd worden in weerkerende situaties.
Begrip De omschrijving van een vakterm als hij de eerste keer voorkomt.
WERKMAP AARDRIJKSKUNDE
T6 ad berekenen? hoe een hellingsgra
TECHNIEK
verkeersbord in het het Met onderstaand . afgelegd wordt en je af van het bord nd die horizontaal De hellingsgraad lees men uit van de afsta ad te bepalen, gaat Om de hellingsgra afstand zal stijgen. ng over die afstand. van de afgelegde gen 10% geste je te dat hoog in kent aantal meter in stijgi m 10 bete afstand van 100 m, hellingsgraad? Het Wat betekent 10% g oprijdt, zal je na een je met de fiets de hellin Anders gezegd, als dan 10/100 . 100 = 10% aagt bedr ad zijn. De hellingsgra
4 Reliëf op kaart
selen. e delen elkaar afwis in het len, hellende en vlakk seren van het reliëf waar hoogteverschil schap. Bij het analy uit landschappen een kijk op het land je De wereld bestaat n hoog geve het jes en g n en filmp de horizon, de hellin hoogte van Foto’s, satellietbeelde erken lezen te kenm af een plaats je de 3H’s. De een plaats valt niet het aantal meter dat landschap bespreek n of exacte hoogte van zeespiegel ligt de reliëfvorm. De boven of onder de dat een plaats bove Het aantal meter teverschil bepalen te vinden op een van het landschap. of terug is riaal e mati mate van beeld Deze infor ligt, wordt gemeten. onder de zeespiegel kaart in de atlas. orohydrografische reliëfkaart en op een
Onderzoeksvraag Hier wordt een vraag gesteld over een te onderzoeken onderwerp.
digd. een helling aangekon landschap wordt
10 m
teld? een kaart voorges Hoe wordt reliëf op
Vraag kaart op te bouwen 3 apparatuur. Om de die en gemeten met GPS- opdracht ontdek je de basisprincipes ie van de berg word teerd. In de volgende De hoogte en de posit geno aken afspr volgens n. worden de metingen make te om een kaart op gehanteerd worden
100 m
gave van het reliëf LEERTEKST weer RELIËFELEMENTEN
ZICHTBAAR IN HET
LANDSCHAP
die Reliëfelementen het landschap bepalen
Horizon Hoogteverschil
Opdracht Het onderzoek wordt opgedeeld in een of meerdere stappen.
Helling een kaart. de hoogtelijnen op
rzoek tes uitgeOPDRACHT 1 Onde op verschillende hoog meerdere metingen elkaar verbonte brengen worden iegel, worden met landschap in kaart er. opzichte van de zeesp Om het volledige staat een hoogtecijf hoogte hebben ten telijn elfde hoog eenz een Bij die emd. voerd. De plaatsen hoogtelijnen geno ontstaan, worden uit. den. De lijnen die n achte . opdr chap en voer de de tekening onderaan van het berglands de hoogtelijnen bij 1 Bekijk de foto r de hoogtecijfers van e van de berg en notee een naar t rkan a Bekijk de doorsned onde de r gelegen gebied, Let op! altijd naar een hoge het hoogtecijfer wijst De bovenkant van . d. hoogtelijneninterval lager gelegen gebie hoogtelijnen is het ende nvolg opee tussen twee b Het hoogteverschil de schets? op g. erval hellin enint te de steils het hoogtelijn beklimmen langs Hoeveel bedraagt . ging en wil de berg het juiste antwoord r van een fikse uitda berg op? Omcirkel c Je houdt als fietse helling fiets je de e welk s Lang Bekijk de hellingen.
je d Op figuur 3 kun
Leertekst De samenvatting van de antwoorden op de onderzoeksvragen als leerstof.
op kaart
gegevens
grafiek
bevat
gegevens
ie
KLIMAAT
0 gebruik ik de juiste terminolog
unt(en):
0 gebruik ik de
juiste term inolog
ie
6
TOETS:
BIJ HET MA
KEN VAN DE
RESULTAAT : Wat ik ervan vin
d
Mijn werkp
unt(en):
TOETS
0 lees ik de opdrachten goed, eventueel ma rkeer ik sleu telwoorden 0 formule er ik antwo orden nauwke en volledig urig
0 gebruik ik de
juiste term inolog
ie Bebouwing
reliëf
Reliëf
Infrastructuur
Vegetatie
Industrie
Bodem
Landbouw
Ondergrond
84
bepalen
Mijn werkp
TOETS
0 lees ik de opdrachten goed, eventueel ma rkeer ik sleu telwoorden 0 formule er ik antwo orden nauwke en volledig urig
ten weerelemen
d
ns (30 jaar)
RESULTAAT : Wat ik ervan vin
weergegeve
KEN VAN DE
gemiddelde
BIJ HET MA
vegetatie
3
TOETS:
weer
TS
r
1
0 lees ik de opdrachten goed, eventueel ma rkeer ik sleu telwoorden 0 formule er ik antwo orden nauwke en volledig urig
en alende factor
184
vefoto’s? n in de respectie n herken je op de psvormende lage psvormende lage pen van landscha 1 Welke landscha l welke twee groe naan in de tabe a Noteer bove d. n voor. zijn opgesom komt. psvormende lage lijke kolommen rdere landscha rmende laag voor de landschapsvo foto’s komen mee de foto waarop b Op elk van de l het nummer van 2 Noteer in de tabe
5
0 zijn mijn notities vol ledig aangev uld 0 zoek ik wo orden op die ik niet begrijp 0 studeer en herhaal ik begrippen 0 memorise er ik verwoorden leerteksten zodat ik kan waar het om gaat 0 maak ik opdrachten opnieuw 0 heb ik eve n hulp gekreg en van een klasgenoot, ouders, lee rkracht
Opbouwschema Schematische structuur van het thema met de kernwoorden van de leerstof.
Zelftest Test om na te gaan in welke mate de basis leerstof gekend is.
TOETS
Kaarten Thematische kaarten en referentiekaarten.
klimatogram
reliëf
114
TATIE AAT EN VEGE
TS
G VAN DE TOE
5
500km
klimaatbep
RBEREIDIN
-4000
10
4
G VAN DE TOE
0 zijn mijn notities vol ledig aangev uld 0 zoek ik wo orden op die ik niet begrijp 0 studeer en herhaal ik begrippen 0 memorise er ik leertek sten zodat verwoorden ik kan waar het om gaat 0 maak ik opdrachten opnieuw 0 heb ik eve n hulp gekreg en van een klasgenoot, ouders, lee rkracht BIJ DE VOO
14
HEMA: KLIM
RBEREIDIN
17
reliëf
KEN VAN DE
unt(en):
9
-200
OPBOUWSC
BIJ DE VOO
Mijn werkp
onder zeeniveau
12
16
15
0
250
13 3
200
0
BIJ HET MA d
18
4
500
criteria
TOETS: RESULTAAT : Wat ik ervan vin
1000
p
TS
ig aangevuld en op die ik niet begrijp 0 studeer en herhaal ik begrippen 0 memorise er ik verwoorden leerteksten zodat ik kan waar het om gaat 0 maak ik opdrachten opnieuw 0 heb ik eve n hulp gekreg en van een klasgenoot, ouders, lee rkracht 0 zoek ik wo ord
1500
klimaatgroe
G VAN DE TOE
ities volled
2 8 2000
temperatuu
RBEREIDIN
6
4000
t is. Verklaar? e helling het steils eveneens zien welk
zelftest
BIJ DE VOO
11
-2000
Terugblik Hoe verliep mijn leerproces?
0 zijn mijn not
7 1
neerslag
Opgaven Opdrachten worden uitgevoerd met behulp van vragen, taken, oefeningen ...
N
nde lagen
landschapsvorme
3
11
Jezelf registreren als leerling op e-ducate.me Registratie 1.
Ga naar de website van e-ducate.me (https://e-ducate.me) en klik rechtsboven op Registreren (1).
1 2.
3. 4.
2
5.
Vul de gevraagde gegevens in (2). Vul je e-mailadres correct in! Noteer ergens je gebruikersnaam en wachtwoord. Je hebt dit nodig om gebruik te kunnen maken van de digitale modules en oefeningen van e-ducate.me Klik op bevestigen (3). Open de activatiemail. Je zult een mail ontvangen met een knop om jouw account te activeren. Als je de mail niet ontvangen hebt, controleer dan of hij niet bij de ongewenste mail is terecht gekomen. Klik op de knop in de mail. Jouw account is nu actief.
3
Aanmelden 6. 7.
Ga naar de website van e-ducate.me Klik rechtsboven op Aanmelden (4).
4 8. 9.
Typ de gebruikersnaam en het wachtwoord (5) in dat je opgaf bij de registratie. Klik op aanmelden (6). Je bent nu aangemeld op e-ducate.me
5
6
4
Koppel jezelf aan jouw school
Na het aanmelden ben je nog niet verbonden met een school. Klik links in het menu op SCHOOL (7). Er zal een webpagina geladen worden waarmee je kunt aangeven dat je een leerling bent, je school kunt opgeven en selecteren in welke klas je zit (staat jouw klas er nog niet bij, dan kun je toch verbinding maken met een school). Let erop dat je geen verkeerde gegevens doorgeeft! Dat kan leiden tot verlies van de toegang tot e-ducate.me en alles wat ermee verbonden is. Klik op VERBIND MIJ MET DEZE SCHOOL (8).
7
8
Aangemeld zonder klas
10. Als je bent aanmeld zonder klas, kun je op een later moment nog aangeven in welke klas je zit. Klik hiervoor links in het menu op SCHOOL (9) en daarna in het submenu op KLAS (10). 11. Selecteer de klas uit de lijst (11). 12. Klik op BEVESTIGEN (12). Hierna ben je toegevoegd aan een klas.
11
9 12 10
Het vak activeren
13. Klik links in het menu op ACTIVATIECODE (13). 14. Voer de code (14) in die je op de binnenzijde van de kaft terugvindt. 15. Klik op REGISTREER (15). Het vak zal nu zichtbaar zijn in het overzicht. Opgelet: na activatie is je licentie 1 jaar geldig.
ABCD-EFGH-JKLM
14
13
15
5
Kennismaking Mijn naam is Ik woon in
. Ik ga naar school in
Mijn schoolgemeente/stad ligt in de provincie Ik omcirkel de naam van de provincie op de kaart.
Antwerpen
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Limburg Vlaams-Brabant
Waals-Brabant Luik
Henegouwen Namen
Luxemburg
• Deze schoolgemeente/stad ligt in het land Ik wijs met een pijl naar de plaats waar de vlag van mijn land staat.
6
• Deze schoolgemeente/stad ligt in het werelddeel/continent Dat werelddeel ligt bij de pijl die ik trek op de wereldkaart.
• Mijn schoolgemeente/stad ligt op de planeet , dit is één van de planeten van het zonnestelsel. Om te weten waar ik mij bevind in het zonnestelsel, duid ik de planeet Aarde met een pijl aan.
De eerste keer dat de mens een foto van de Aarde maakte was op 24 december 1968. Aan boord van Apollo 8 beleven de drie astronauten een onvergetelijk moment wanneer ze de aarde zien opkomen boven het maanoppervlak. De astronaut William Anders beseft het belang van dit moment, grijpt naar zijn camera, en legt het vast op film. De ‘Earthrise’-foto is een feit. We zien de blauwwitte aarde boven het grauwgrijze, met kraters bedekte, doodse landschap van de maan, en dit tegen de gitzwarte achtergrond van het onmetelijke heelal. De contrasten kunnen niet groter zijn. Plots zag
de mens hoe fragiel onze kleurrijke planeet wel is. Bovendien openbaarde deze foto dat we als mensheid allemaal samen diezelfde planeet delen. Vanuit de ruimte is er geen onderscheid tussen Amerikanen, Europeanen of Afrikanen. We zijn allemaal mensen. En misschien nog het meest ontluisterende aan de ‘Earthrise’-foto is de vaststelling dat er geen Planeet B is. We zullen het met deze aarde moeten stellen. Uit: De Morgen, 18 dec. 2018
Jij bent 1 van de 7,6 miljard mensen op de planeet Aarde. Tijdens de lessen aardrijkskunde zullen we samen de planeet Aarde verder verkennen: het ontstaan, de opbouw, het leven. We zullen ons ook regelmatig afvragen of we wel zorgzaam omgaan met onze planeet. We starten met onze tocht ... op school.
7
algemene inhoud 1
Landschap en kaart
1 2 3 4 5 6 7 ID
Landschap en landschapselementen Kijken naar het landschap Van luchtfoto naar kaart De atlas: kaarten zoeken en gebruiken Referentiekaarten opstellen Lokaliseren in het wereldgradennet GIS: Geografische Informatie Systeem Interesse en Differentiatie
2
Landschapsvormende lagen
1 Landschapsvormende lagen 2 Landschapsvormende lagen in een Belgische regio ID Interesse en Differentiatie
3
Gesteenten, bodem en ondergrond
1 2 3 ID 4 5
Bouw van de aardkorst Soorten gesteenten en hun eigenschappen Gesteenten in bodem en ondergrond Interesse en Differentiatie Eigenschappen van mineralen Mineraal versus edelsteen
12 15 17 19 28 39 47 50
72 77 81
92 95 100 102 103 107
4 Reliëf 1 2 3 4 5 ID
Reliëf in het landschap Reliëfvormen Reliëf op kaart Landschapsvorming door water, wind, ijs en zwaartekracht Krachten uit het inwendige van de aarde Interesse en Differentiatie
117 122 130 141 153 170
5 Weer en klimaat 1 2 3 4 5 6 ID
Van weer naar klimaat Plantengroei in functie van het klimaat Klimaat- en vegetatiezones in de wereld Klimaatgroepen en klimaatbepalende factoren Patronen in klimaat- en vegetatiezones Weerfenomenen Interesse en Differentiatie
190 192 198 210 216 218 227
begrippenlijst 243 referentiekaarten 246
8
1
Landschap en kaart
Inhoud 10 Leerdoelen 11 1 Landschap en landschapselementen
Vraag 1
Hoe kijkt een aardrijkskundige naar het landschap? OPDRACHT 1 Herken de soorten landschappen. OPDRACHT 2 Analyseer het landschap.
12 12 14
2 Kijken naar het landschap
Vraag 2
Op welke manieren kan het landschap voorgesteld worden? OPDRACHT 3 Herken de landschapsvoorstellingen. OPDRACHT 4 Herken het perspectief.
15 15 16
3 Van luchtfoto naar kaart
Vraag 3
Hoe ontstaat een kaart? OPDRACHT 5 Vergelijk de luchtfoto en de kaart.
17 17
4 De atlas: kaarten zoeken en gebruiken
Vraag 4
Hoe vind ik snel informatie in mijn atlas? 19 OPDRACHT 6 Ontdek de hulpmiddelen van de atlas. 19 OPDRACHT 7 Gebruik het gepaste hulpmiddel. 20
Vraag 5
Hoe analyseer je een kaart? 22 OPDRACHT 8 Voer het stappenplan uit. 22
5 Referentiekaarten opstellen 28 29
Vraag 6
Wat staat er op de referentiekaart van BelgiĂŤ? OPDRACHT 9 Bepaal de referentiepunten.
Vraag 7
Wat staat er op de referentiekaart van Europa? 34 OPDRACHT 10 Plaats de referentiepunten op de kaart. 34
Vraag 8
Wat staat er op de referentiekaart van de wereld? 36 OPDRACHT 11 Benoem de werelddelen en de oceanen. 36 OPDRACHT 12 Plaats de referentiepunten op de kaart. 37
Vraag 9
Wat gebeurt er met de kaartinhoud als de schaal verandert? OPDRACHT 13 Vergelijk de kaartinhouden.
38 38
6 Lokaliseren in het wereldgradennet
Vraag 10
Hoe wordt een plaats op de wereldbol exact bepaald? OPDRACHT 14 Benoem de breedte- en lengteligging. OPDRACHT 15 Bepaal de sterrenkundige ligging. OPDRACHT 16 Lokaliseer Europa en BelgiĂŤ in het wereldgradennet.
39 39 42 44
7 GIS: Geografische Informatie Systeem
Vraag 11
Waarvoor wordt GIS gebruikt? OPDRACHT 17 Gebruik GIS.
47 47
ID Interesse en Differentiatie Synthese 56 Zelftest 59 Terugblik 66 Begrippenlijst 243 10
Landschap en kaart
Leerdoelen BEGRIPPEN Definieer de begrippen die de leerkracht laat aanduiden. Landschap en landschapselementen opdracht 1 Leg het verschil uit tussen menselijke en natuurlijke landschapselementen.
Herken en sorteer menselijke en natuurlijke landschapselementen.
2 Bepaal landschapssoort en landschapstype door analyse van het landschap. Kijken naar een landschap 3 Som enkele landschapsvoorstellingen op. 4 Herken het soort perspectief op een afbeelding. Van luchtfoto naar kaart 5 Leg uit waarom een kaart duidelijker informatie biedt dan een luchtfoto. Herken de symboolvormen en onderscheid lijn-, punt- en vlaksymbolen. Geef van elk symbooltype een voorbeeld. Kaarten zoeken en gebruiken 6 Selecteer in functie van de zoekopdracht het juiste hulpmiddel bij atlaswerk. 7 Noteer op de correcte manier de resultaten van een zoekopdracht. 8 Analyseer een kaart volgens het stappenplan. Lees de betekenis van een kaartsymbool in de legende af. Benoem de twee soorten schalen die op een kaart gebruikt worden. Bepaal de werkelijke afstand door te meten en/of te berekenen met lijnschaal, breukschaal of GIS. Vul de windstreken aan op een windroos. Gebruik de windroos om een plaats ten opzichte van een andere plaats of in een gebied te situeren. Referentiekaart opstellen 9 Pas criteria toe om de referentiekaart van België op te stellen. Vul de herkenningspunten op thematische kaarten van België aan. Benoem de herkenningspunten op de referentiekaart van België. Beschrijf de ligging van je schoolgemeente. 10 Vul de staatkundige en natuurkundige herkenningspunten aan op de referentiekaart van Europa. Beschrijf de ligging van België in Europa. 11 Benoem de werelddelen op de globe/wereldkaart. 12 Vul de staatkundige en natuurkundige herkenningspunten aan op de referentiekaart van de wereld. 13 Onderzoek de relatie tussen de schaal en de kaartinhoud. Leg het verband tussen de schaal van een kaart, het oppervlak en het aantal details. Lokaliseren in het wereldgradennet 14 Benoem de halfronden op de globe en de wereldkaart. Situeer de belangrijkste breedte- en lengtecirkels op de globe en de wereldkaart. 15 Bepaal de sterrenkundige ligging van plaatsen over de hele wereld. 16 Lokaliseer België en Europa in het wereldgradennet. Geografische informatiesystemen 17 Selecteer in functie van de zoekopdracht de gepaste GIS-Viewer. Bepaal afstanden, routes, logies, hoogteprofielen ... met een GIS-Viewer.
Landschap en kaart
11
1 Landschap en landschapselementen landschap
Tijdens de lessen aardrijkskunde kijken we door een aardrijkskundige bril naar de wereld een deel van het rondom ons. Het landschap zien we als één groot geheel, maar er zijn toch heel wat aardoppervlak met een eigen uitzicht afzonderlijke elementen te onderscheiden. Dat noemen we landschapselementen. De aardrijkskundige of geograaf bestudeert de niet verplaatsbare landschapselementen. We onderscheiden op basis van de oorsprong menselijke en natuurlijke landschapselementen. Vraag
1
Hoe kijkt een aardrijkskundige naar het landschap?
OPDRACHT 1 Herken de soorten landschappen. 1 Zoek op onderstaande foto’s de landschapselementen en noteer ze op de juiste plaats in de tabel onder de foto. 2 Schrap onder de tabel wat niet past.
natuurlijk landschapselement een onderdeel van het landschap dat alleen door de natuur ontstaan is menselijk landschapselement een onderdeel van het landschap dat door de mens in het landschap is gebracht
1.1
Thailand
MENSELIJK
NATUURLIJK
• Dit landschap bestaat vooral uit menselijke / natuurlijke landschapselementen. • Het is een cultuurlandschap / natuurlandschap. 12
Landschap en kaart
1.2
grens tussen Brazilië en Argentinië
MENSELIJK
NATUURLIJK
• Dit landschap bestaat vooral uit menselijke / natuurlijke landschapselementen. Het is een cultuurlandschap / natuurlandschap.
1.3
Australië
MENSELIJK
NATUURLIJK
• Dit landschap bestaat vooral uit menselijke / natuurlijke landschapselementen. • Het is een cultuurlandschap / natuurlandschap. LEERTEKST kijken naar een landschap Een landschap is opgebouwd uit verschillende onderdelen die niet verplaatsbaar zijn. Die onderdelen worden landschapselementen genoemd. Er zijn onderdelen ontstaan door de natuur: natuurlijke landschapselementen. Er zijn onderdelen die door de mens in het landschap gebracht worden: menselijke landschapselementen. In een natuurlandschap overheersen de natuurlijke landschapselementen. In een cultuurlandschap overheersen de menselijke landschapselementen. Landschap en kaart
13
OPDRACHT 2 Analyseer het landschap. De dominerende landschapselementen bepalen de landschapssoort en het landschapstype. Bepaal het soort landschap en het landschapstype voor iedere foto. a Noteer het dominerende landschapselement. b Markeer het soort landschap. c Kruis aan welk type landschap wordt voorgesteld.
14
1.4 Heist-op-den-Berg, België Dominerend landschapselement:
1.5 Sunnmøre, Noorwegen Dominerend landschapselement:
natuurlandschap / cultuurlandschap
natuurlandschap / cultuurlandschap
0 boslandschap 0 woestijnlandschap 0 graslandschap 0 berglandschap
0 boslandschap 0 woestijnlandschap 0 graslandschap 0 berglandschap
0 landbouwlandschap 0 industrielandschap 0 toeristisch landschap 0 stedelijk landschap
0 landbouwlandschap 0 industrielandschap 0 toeristisch landschap 0 stedelijk landschap
1.6 Namibië Dominerend landschapselement:
1.7 New York Dominerend landschapselement:
natuurlandschap / cultuurlandschap
natuurlandschap / cultuurlandschap
0 boslandschap 0 woestijnlandschap 0 graslandschap 0 berglandschap
0 boslandschap 0 woestijnlandschap 0 graslandschap 0 berglandschap
Landschap en kaart
0 landbouwlandschap 0 industrielandschap 0 toeristisch landschap 0 stedelijk landschap
0 landbouwlandschap 0 industrielandschap 0 toeristisch landschap 0 stedelijk landschap
2  Kijken naar het landschap We zouden het wel wensen, maar we kunnen niet elk landschap in werkelijkheid gaan bekijken. Daarom maken we in de les aardrijkskunde vaak gebruik van allerlei landschapsvoorstellingen. Vraag
2
Op welke manieren kan het landschap voorgesteld worden?
OPDRACHT 3 Herken de landschapsvoorstellingen.
landschapsvoorstelling de manier waarop een landschap getoond wordt, bv. een schets, een foto ...
Noteer onder de afbeelding hoe het landschap is voorgesteld. Kies uit: maquette - film - kaart - foto - luchtfoto - schets
1.8
youtube.com/watch?v=huqyI45PSvg
1.9
Vaticaanstad
1.10 Atacamawoestijn, Peru
1.11 Boechout
1.12 Boechout
1.13 Parijs
Landschap en kaart
15
OPDRACHT 4 Herken het perspectief. Kijken naar het landschap in werkelijkheid of naar een landschapsvoorstelling gebeurt altijd vanuit een kijkrichting of een perspectief. Er zijn drie kijkrichtingen: horizontaal, schuin en verticaal. Noteer bij elke foto van het Stadhuis van Antwerpen het perspectief.
perspectief een kijkrichting of richting van waaruit je naar het landschap kijkt
Je kijkt op ooghoogte naar het landschap.
1.14
perspectief
Je kijkt naar het landschap zoals uit een luchtballon of vanop een toren.
1.15
perspectief
Perspectief van de luchtfoto of een drone die over een gebied vliegt.
1.16
16
Landschap en kaart
perspectief
3  Van luchtfoto naar kaart Kaarten zijn belangrijk om een landschap te bestuderen. Een cartograaf maakt kaarten met de computer. In dit hoofdstuk onderzoeken we welke landschapselementen voorkomen op een kaart en hoe ze worden weergegeven. Vraag
3
cartograaf iemand die kaarten maakt (met een computer)
Hoe ontstaat een kaart?
OPDRACHT 5 Vergelijk de luchtfoto en de kaart. 1 Noteer de overeenkomsten en verschillen tussen de luchtfoto en de kaart in onderstaande tabel.
1.17 luchtfoto Boechout
1.18 kaart Boechout
OVEREENKOMSTEN
VERSCHILLEN LUCHTFOTO
KAART
Om de grootte en de vormen van de landschapselementen met elkaar te kunnen vergelijken, wordt uitgegaan van de verticale kijkrichting. 2 Welke van deze twee landschapsvoorstellingen biedt de duidelijkste informatie? Verklaar je keuze.
Landschap en kaart
17
3 Op onderstaande foto en kaart zijn verschillende vormen, kleuren en lijnen te zien. Bestudeer de overeenkomsten tussen luchtfoto en kaart van de havenomgeving van Gent en los de vragen op.
onbebouwd bebouwd rivier / kanaal autosnelweg / straat
Volgens de vorm worden de symbolen ingedeeld in 3 types. Schrijf het juiste type bij het symbool. Kies uit: vlaksymbool - lijnsymbool - puntsymbool â€
â€
Een overzicht van de gebruikte symbolen bij de kaart met hun verklaring vormt de legende. legende een overzicht van de kaartsymbolen met hun verklaring
LEERTEKST van luchtfoto naar kaart De kaart is een getekende landschapsvoorstelling op basis van een luchtfoto. Een kaart stelt het landschap voor vanuit verticaal perspectief. Op een luchtfoto zijn alle landschapselementen te zien. Op een kaart is slechts een selectie van vaste landschapselementen te zien. Met tekst, symbolen en kleurgebruik wordt de kaart duidelijker.
De legende van een kaart bestaat uit tekst (kaartschrift) en drie soorten symbolen die ingedeeld worden volgens de vorm: puntsymbolen bv. kerk, stad, luchthaven ... lijnsymbolen bv. gemeentegrens, staatsgrens, rivier ... vlaksymbolen bv. vijver, bos, weiland ...
18
Landschap en kaart
4  De atlas: kaarten zoeken en gebruiken Om aardrijkskundige informatie te bekomen over een gebied gebruiken we een atlas. Een atlas is een kaartenboek. Hoe vind ik in de atlas de kaart die ik zoek? Hoe lezen we die kaart? Waar moeten we op letten? Een atlas bevat vele soorten kaarten die aardrijkskundige informatie bevatten over de hele wereld. Om de juiste kaart te vinden, biedt de atlas een aantal hulpmiddelen. Vraag
4
Hoe vind ik snel informatie in mijn atlas?
OPDRACHT 6 Ontdek de hulpmiddelen van de atlas. 1 Verbind het hulpmiddel met wat het betekent. register o o een gestructureerde lijst van onderwerpen en thema's algemene inhoud o o kaart met bladverwijzing naar specifieke gebieden op de kaart bladwijzer o o een overzicht van gebruikte kleuren en symbolen algemene legenda o o een alfabetische namenlijst van steden, rivieren, ... 2 Kruis aan waar een hulpmiddel voorkomt in de atlas en waarvoor het wordt gebruikt. a In kolom 1 staan de namen van het hulpmiddel. b Kruis in kolom 2 aan waar het hulpmiddel terug is te vinden. c Kruis in kolom 3 aan waarvoor het hulpmiddel wordt gebruikt.
thematische kaart een kaart met een thema, bv. reliĂŤf, industrie, klimaat, landbouw ...
HULPMIDDEL
PLAATS IN DE ATLAS
GEBRUIK
REGISTER
0 vooraan 0 achteraan
0 de plaatsnaam die je zoekt, weet je niet liggen 0 de plaatsnaam die je zoekt, weet je ongeveer liggen 0 je zoekt een thematische kaart 0 je zoekt de verklaring van een symbool
ALGEMENE INHOUD
0 vooraan 0 achteraan
0 de plaatsnaam die je zoekt, weet je niet liggen 0 de plaatsnaam die je zoekt, weet je ongeveer liggen 0 je zoekt een thematische kaart 0 je zoekt de verklaring van een symbool
BLADWIJZER
0 vooraan 0 achteraan
0 de plaatsnaam die je zoekt, weet je niet liggen 0 de plaatsnaam die je zoekt, weet je ongeveer liggen 0 je zoekt een thematische kaart 0 je zoekt de verklaring van een symbool
ALGEMENE LEGENDA
0 vooraan 0 achteraan
0 de plaatsnaam die je zoekt, weet je niet liggen 0 de plaatsnaam die je zoekt, weet je ongeveer liggen 0 je zoekt een thematische kaart 0 je zoekt de verklaring van een symbool
KAARTLEGENDE
bij de kaart
0 de plaatsnaam die je zoekt, weet je niet liggen 0 de plaatsnaam die je zoekt, weet je ongeveer liggen 0 je zoekt een thematische kaart 0 je zoekt de verklaring van een symbool
Landschap en kaart
19
LEERTEKST informatie vinden in de atlas JeJe zoekt een plaats diedie je niet weetweet liggen. zoekt een plaats je niet liggen
JeJezoekt een plaats diedie je ongeveer weetweet liggen. zoekt een plaats je ongeveer liggen
BLADWIJZER
REGISTER
Je zoekt een thematische kaart JeJezoekt een thematische kaart zoekt een thematische kaart
Je zoekt de betekenis van een symbool Je zoekt de betekenis van een symbool
ALGEMENE LEGENDA
ALGEMENE INHOUD
OPDRACHT 7 Gebruik het gepaste hulpmiddel. 1 Noteer voor ieder onderwerp de pagina en de kaartverwijzing die je terugvindt bij het gebruikte hulpmiddel in jouw atlas. ONDERWERP
REGISTER
ALGEMENE INHOUD
BLADWIJZER
Klimaat in België New York Mont Blanc 2 Zoek de gepaste kaart en los de vragen op. a Welke zijn de havens van België? Hulpmiddel: Antwoord: b Noteer de naam van twee Londense luchthavens. Hulpmiddel: Antwoord: c Welk symbool wordt gebruikt om steenkool voor te stellen? Hulpmiddel: Antwoord: 20
Landschap en kaart
ALGEMENE LEGENDA
3 Combineer verschillende kaarten om onderstaande vragen op te lossen.
ID 1
a Hieronder vind je drie typische desserts uit verschillende landen. b Zoek in je atlas de antwoorden op de vragen. Gebruik hiervoor het juiste hulpmiddel. c Soms moet je kaarten combineren om het antwoord te vinden. DESSERT 1 Dit is een wereldberoemde Brusselse wafel. a Van welk land is Brussel de hoofdstad? b Welke autosnelwegen (E-wegen) komen aan of vertrekken vanuit deze stad? c Welke rivier stroomt door deze stad? Antwoord a b c DESSERT 2 In Turkije wordt de stad Gaziantep aangezien als de geboortestad van de baklava. a Gaziantep ligt niet ver van de grens met een buurland. Welk buurland? b Geef de naam van het stuwmeer dat niet ver van de stad gelegen is. c Welke stad is de hoofdstad van Turkije? Antwoord a b c
DESSERT 3 De sachertorte is het bekendste dessert van Wenen. a Van welk land is Wenen de hoofdstad? b Welke Europese rivier stroomt door deze stad? c Welke berg is de hoogste van dit land? Antwoord a b c
Landschap en kaart
21
Vraag
5
Hoe analyseer je een kaart?
Een kaart heeft een titel, een legende, een schaal en een windroos. Met een stappenplan worden deze elementen stapsgewijs onderzocht of ‘gelezen’. Stap 1 en stap 2 geven noodzakelijke informatie om de kaart te begrijpen, stap 3 en stap 4 geven informatie die nuttig kan zijn, maar niet steeds nodig is.
OPDRACHT 8 Voer het stappenplan uit.
ID 2
N
HOOFDSTAD provinciehoofdstad stadsgewest rivier provinciegrens taalgrens landgrens Brussels Hoofdst. Gewest Vlaams Gewest Waals Gewest
1.19 administratieve kaart van België
Stap 1: Lees de titel De titel bevindt zich meestal links bovenaan of onderaan de kaart en bevat informatie over het voorgesteld gebied of het thema. Lees de titel van de kaart en noteer die hieronder.
Stap 2: Lees de legende Iedere kaart heeft een legende die de gebruikte symbolen verklaart. 1 Noteer in de tweede kolom de betekenis van de symbolen. 2 Is het symbool een lijn-, vlak-, of puntsymbool? Schrap in de derde kolom wat niet past. SYMBOOL
BETEKENIS
SYMBOOLVORM lijn-/punt-/vlaksymbool lijn-/punt-/vlaksymbool lijn-/punt-/vlaksymbool
22
Landschap en kaart
Stap 3: Begrijp de schaal De werkelijke afstand bepalen tussen twee punten op een kaart kan gebeuren met behulp van een lijnschaal, een breukschaal of door digitaal meten. Lijnschaal
Met deze lijnschaal komt 1 cm op de kaart overeen met 20 km in werkelijkheid. De werkelijke afstanden worden gemeten en meteen afgelezen boven de schaal. Breukschaal 1: 800 000 = 1/800 000 =
1 800 000
Met een breukschaal van 1: 800 000 is de werkelijke afstand 800 000 keer groter dan de gemeten afstand op de kaart: 1 cm op de kaart is gelijk aan 800 000 cm of 8 km in werkelijkheid. De breuk bestaat uit een teller die steeds 1 is en een noemer die aangeeft hoeveel keer de werkelijke afstand kleiner wordt voorgesteld op de kaart. Met de breukschaal worden de werkelijke afstanden berekend.
TECHNIEK
T1
Hoe meten met een lijnschaal? 1. Leg de rand van een papierstrook langs de te meten afstand. 2. Breng met twee merktekens die afstand over op de papierstrook. 3. Leg ĂŠĂŠn merkteken gelijk met het begin (0) van de lijnschaal.
Indien de te meten afstand (= de kaartafstand of KA) kleiner is dan de lijnschaal:
Indien de te meten afstand (= de kaartafstand of KA) groter is dan de lijnschaal:
4. Lees de afstand af tegenover het andere merkteken.
4. Duid met een merkteken de volledige lengte van de lijnschaal aan op de strook en lees de lengte van de lijnschaal af. 5. Leg het laatste merkteken weer gelijk met het begin van de lijnschaal. Herhaal stap 4 of lees de resterende afstand af. 6. Maak de som van alle afstanden.
Landschap en kaart
23
1 Bepaal de afstand met de lijnschaal. Bepaal de werkelijke afstand (WA) tussen de volgende plaatsen met de atlaskaart België administratief blz.
.
rekenblad
a De kaartafstand (KA) is kleiner dan de lijnschaal: België administratief met schaal 1: te meten afstand: van
tot
werkelijke afstand (WA) =
m=
km
b De kaartafstand (KA) is groter dan de lijnschaal: België administratief met schaal 1: te meten afstand: van
tot
werkelijke afstand (WA) =
m=
km
2 Bepaal de afstand met de breukschaal op de kaart België administratief. TECHNIEK
T2
Hoe de werkelijke afstanden met de breukschaal berekenen?
1 Meet de kaartafstand (KA) in vogelvucht in millimeter. 2 Vermenigvuldig de KA met de noemer van de schaal = de werkelijke afstand (WA) in millimeter. 3 Zet de werkelijke afstand om in meter (komma 3 plaatsen naar links opschuiven) of kilometer (komma 6 plaatsen naar links opschuiven). België administratief met schaal 1:
KAARTAFSTAND (KA) IN MM
1
WERKELIJKE AFSTAND (WA) IN MM
Noteer de KA
Noteer de noemer (van de schaal) Noteer de WA (KA x de noemer)
Werkelijke afstand (WA) =
km
België administratief met schaal 1:
KAARTAFSTAND (KA) IN MM WERKELIJKE AFSTAND (WA) IN MM Werkelijke afstand (WA) = STUDIETIP
Te berekenen afstand: van BRUGGE tot GENT
Te berekenen afstand: van HASSELT tot AARLEN
1
Noteer de KA
Noteer de noemer
Noteer de WA
km
afstanden omzetten
km hm (100omzetten m) damvan (10millimeter m) m meter / kilometer dm mm Een hulpmiddel bij het naar is de cm volgende tabel: Studeer de tabel in en gebruik hem bij elke oefening om vergissingen te vermijden! bv. 1234 mm = ? m km
hm (100 m)
dam (10 m)
oplossing: 1234 mm = 1,234 m
24
Landschap en kaart
m 1
dm 2
cm 3
mm 4
ID 3
3 Bepaal de afstand digitaal. GIS staat voor geografisch informatiesysteem. Geopunt Vlaanderen is een GIS die je kunt gebruiken om afstanden te bepalen. TECHNIEK
T3
Hoe met Geopunt afstanden digitaal meten?
1 Surf naar www.geopunt.be 2 Bij kaarttoepassing kies je voor Geopunt-kaart. 3 Geef in de zoekbalk de gemeente en indien mogelijk ook de straat en het huisnummer van het startpunt in. Klik op 4 De locatie (locatie 1) verschijnt rechts in beeld in het tabblad mijn selecties en centraal op de kaart. 5 Geef in de zoekbalk een tweede adres/locatie in. Klik op 6 De locatie (locatie 2) verschijnt rechts in beeld in het tabblad mijn selecties en centraal op de kaart. 7 Zoom met de zoombalk of zoomknoppen uit tot je beide plaatsen in beeld krijgt. 8 Kies bij de tools voor de functie meten en schakel het meten van afstanden in kilometer in. 9 Klik locatie 1 aan en vervolgens locatie 2. Opgelet: niet slepen en stop aanklikken na locatie 2! 10 Lees de afstand af, onderaan op het scherm.
a Bepaal de afstand tussen volgende locaties. LOCATIE A
LOCATIE B
thuis
mijn school
AFSTAND
Stap 4: OriĂŤnteer de kaart 1 Bekijk onderstaande informatie en beantwoord de vraag.
Hoe weet ik waar het noorden is op de kaart?
Landschap en kaart
25
2 Staat er op de Geopunt-kaart een windroos of een pijl? 3 Hoe weet je dan waar het noorden van de kaart zich bevindt?
4 Vul de windroos aan met de ontbrekende windstreken en tussenwindstreken. Kies uit: Z (zuiden) - O (oosten) - W (westen) - NO (noordoosten) - ZO (zuidoosten) - NW (noordwesten) - ZW (zuidwesten)
N
STUDIETIP
de windroos instuderen
Een handig geheugensteuntje om de windstreken te onthouden is in wijzerzin (zoals op de klok): ‘Nooit Oorlog Zonder Wapens’ of ‘ Nooit Opstaan Zonder Wekker’! Kan je nog een andere passende zin bedenken? 5 Gebruik de windroos om een plaats ten opzichte van een andere plaats te situeren op de administratieve kaart van België. TECHNIEK
Hoe een plaats ten opzichte van een andere plaats situeren?
1 Leg een windroos georiënteerd op je standplaats. 2 Lees de windstreek af waarin de gezochte plaats zich bevindt.
26
Landschap en kaart
T4
- Brussel ligt ten
van
Antwerpen.
- Brugge ligt ten
van Kortrijk.
- Gent ligt ten
van Brussel.
- Antwerpen ligt ten
van Hasselt.
- De provincie Oost-Vlaanderen ligt ten - De provincie Limburg ligt ten
= je standplaats
van de provincie Henegouwen. van de provincie West-Vlaanderen.
Welke windstreek moet je uit als je van - Antwerpen naar Gent gaat? - Oostende naar Brugge gaat? 6 Gebruik de windroos om je plaats ten opzichte van een gebied te situeren op de administratieve kaart van België. TECHNIEK
T5
Hoe een plaats in een gebied situeren?
1 Leg een windroos georiënteerd in het midden van een gebied. 2 Lees de windstreek af waarin de gezochte plaats ligt.
- De stad Brugge ligt in het
van de provincie West-Vlaanderen.
- De stad Antwerpen ligt in het
van de provincie Antwerpen.
LEERTEKST een kaart analyseren Een kaart analyseren gebeurt volgens een stappenplan. Stap 1: Lees de titel Stap 2: Lees de legende Stap 3: Begrijp de schaal Stap 4: Oriënteer de kaart De legende geeft een overzicht van de gebruikte kaartsymbolen en hun verklaring. De schaal geeft aan hoeveel maal de werkelijkheid verkleind is weergegeven op de kaart. De verkleining wordt voorgesteld met een lijnschaal of een breukschaal. De oriëntatie van een kaart is het noorden aanwijzen op een kaart met een windroos of een pijl. Bij afwezigheid van een windroos of een pijl valt de bovenrand van de kaart samen met het noorden.
Landschap en kaart
27
5  Referentiekaarten opstellen Een referentiekaart is een blinde kaart van een gebied: een kaart waarop de grenzen van een gebied voorkomen en een beperkt aantal herkenningspunten. Als deze referentiekaart wordt aangevuld met informatie over een bepaald onderwerp, ontstaat een thematische kaart. Vraag
6
Wat staat er op de referentiekaart van BelgiĂŤ?
De elementen die op de referentiekaart van BelgiĂŤ voorkomen, zijn: de belangrijkste steden, autowegen, rivieren en grenzen.
referentiekaart een blinde kaart waarop de belangrijkste wegen, waterlopen en andere herkenningspunten staan
steden
rivieren
grenzen
autowegen 28
Landschap en kaart
OPDRACHT 9 Bepaal de referentiepunten. 1 Markeer in onderstaand schema de belangrijkste elementen die in aanmerking komen voor de opbouw van de referentiekaart. Gebruik de kaarten Verkeer in België (blz. een selectie te maken:
) en België administratief (blz.
) uit je atlas om
a steden met meer dan 100 000 inwoners b autowegen die de verbinding vormen tussen de grote steden c rivieren (goederenvervoer minstens 1 000 000 ton per jaar) AUTOWEGEN
STEDEN MET MEER DAN 100 000 INW.
E19
E40
Brugge
Gent
Antwerpen
E17
E411
Hasselt
Luik
Leuven
E313
E42
Charleroi
Brussel
Waver
E314
E25
Namen
Aarlen
Kortrijk
België wegen en verkeer
Referentiekaart België
RIVIEREN
België administratief
GRENZEN land-/staatsgrens
Amblève
Maas
Gete
Demer
Ourthe
Dender
provinciegrens
Schelde
Nete
Vesder
gemeentegrens
Samber
IJzer
Zenne
Noordzee
2 Noteer uit bovenstaand overzicht op de kaart België rivieren en autowegen (blz. 30): a de namen van de belangrijkste autowegen in het rood op de lijntjes b naast de belangrijkste rivieren de naam in het blauw 3 Noteer uit bovenstaand overzicht op de kaart België administratief (blz. 31): a de naam van de hoofdstad van België en van de grootste steden (meer dan 100 000 inwoners) b de naam van de zee die België begrenst op de lijn c situeer jouw schoolgemeente met een rode stip 4 Noteer op de kaart België administratief (blz. 31) in het juiste kader: Vlaanderen en Wallonië. 5 Maak de referentiekaart (blz. 32). a Om een referentiekaart op te bouwen, voeg je de herkenningspunten van voorgaande werkkaarten samen op referentiekaart België (blz. 32). Gebruik dezelfde kleuren bij het uitvoeren van de opdrachten. b Zet op de stippellijnen aan de rand van de kaart de vier hoofdwindstreken op de juiste plaats. c Beschrijf de ligging van jouw schoolgemeente in België. Gebruik hiervoor herkenningspunten van de referentiekaart.
Landschap en kaart
29
30
Landschap en kaart
landgrens
autosnelweg
rivier
N 1.20 rivieren en autowegen in BelgiĂŤ
1.21 BelgiĂŤ administratief
Landschap en kaart
31
N
Waals Gewest
Vlaams Gewest
Brussels Hoofdst. Gewest
landgrens
taalgrens
rivier provinciegrens
provinciehoofdstad stadsgewest
HOOFDSTAD
1.22 referentiekaart BelgiĂŤ
32
Landschap en kaart
N
landgrens
rivier autosnelweg taalgrens
provinciehoofdstad stadsgewest
HOOFDSTAD
De elementen die op de referentiekaart van Europa voorkomen, zijn: de belangrijkste steden, rivieren, grenzen en zeeĂŤn.
steden
rivieren
grenzen
zeeĂŤn Landschap en kaart
33
Vraag
7
Wat staat er op de referentiekaart van Europa?
Herkenningspunten of referentiepunten van een referentiekaart worden niet in het wilde weg gekozen, maar voldoen aan een aantal voorwaarden (criteria). Voor Europa zijn de criteria anders dan voor België.
OPDRACHT 10 Plaats de referentiepunten op de kaart. 1 Breng de staatkundige referentiepunten aan op de kaart. a Kleur België rood. b Noteer de nummers van de buurlanden van België op de juiste plaats op de kaart. 1 Nederland 2 Duitsland 3 Groothertogdom Luxemburg 4 Frankrijk c Benoem de steden met meer dan 5 miljoen inwoners. 2 Breng de natuurkundige referentiepunten aan op de kaart. a Plaats de namen van onderstaande zeeën, gebergten en rivieren op de juiste plaats. ZEEËN
GEBERGTEN
RIVIEREN
Noordelijke IJszee
Alpen
Rijn
Middellandse Zee
Oeral/Ural
Oeral/Ural
Oostzee
Karpaten
Donau
Atlantische Oceaan
Kaukasus
Volga/Wolga
Noordzee
Pyreneeën
Zwarte Zee Kaspische Zee b Beschrijf de ligging van België in Europa. Gebruik hiervoor herkenningspunten van de referentiekaart.
34
Landschap en kaart
ID 4
1.23 referentiekaart Europa
Landschap en kaart
35
0
250
zee
500 km
gebergte
rivier
landsgrens
stad met meer dan 5 miljoen inwoners
N
Vraag
8
Wat staat er op de referentiekaart van de wereld?
ID 5-6
De wereld wordt meestal opgedeeld in 7 werelddelen. Deze indeling is gebaseerd op de spreiding van oceanen en continenten op aarde.
continent een grote aaneengesloten landmassa
OPDRACHT 11 Benoem de werelddelen en de oceanen. Benoem de werelddelen in de legende. Kies uit: Antartica - Azië - Z.-Amerika - Europa - Afrika - N.-Amerika - Oceanië
1.24 werelddelen en oceanen
werelddeel grote landmassa's die niet noodzakelijk aan elkaar vastzitten en meerdere landen en staten kunnen bevatten
0
2000 km
5000 km
WIST JE DAT wereldkaarten Soms beschouwt men Noord- en Zuid-Amerika als één geheel. Dan spreekt men van Amerika. Zo voegt men ook wel eens Europa samen met Azië. Men noemt dat dan Eurazië. Op sommige kaarten die gedrukt worden in Beijing of Sjanghai prijkt China centraal op de kaart, als centrum van de wereld. In Australië kan je wereldkaarten vinden waarop down under bovenaan staat. Al ziet de wereldkaart er dan heel anders uit, niemand kan bezwaar maken tegen die weergave. Kaartenmakers zetten tegenwoordig het noorden steeds bovenaan, maar ook dat is niet altijd zo geweest. OPDRACHT 12 Plaats de referentiepunten op de kaart. 1 Breng de staatkundige referentiepunten aan op de kaart (blz. 37). a Duid België aan met een rood sterretje. b Zet de eerste letter(s) van de grote wereldsteden op de kaart. Tokio New York Sydney Beijing Caïro Moskou Los Angeles Mexico-stad Rio de Janeiro Buenos Aires Parijs Delhi Kinshasa 2 Breng de natuurkundige referentiepunten aan op de kaart (blz. 37). a Plaats de namen van rivieren en gebergten op de juiste plaats. b Noteer de cijfers van de zeeën en oceanen op de kaart. 36
Landschap en kaart
1.25 referentiekaart van de wereld
Landschap en kaart
37
0
1000
2000 km
4 Atlantische Oceaan
3 Indische Oceaan
2 Grote (Stille) Oceaan
1 Noordelijke IJszee
ZEEËN EN OCEANEN
Alpen
Rocky Mountains
Himalaya
Oeral/Ural
Andes
Atlas
GEBERGTEN
Donau
Lena
Rijn
Ganges
Mississippi
Chang Jiang
Amazone
Nijl
RIVIEREN
Vraag
9
Wat gebeurt er met de kaartinhoud als de schaal verandert?
OPDRACHT 13 Vergelijk de kaartinhouden. Neem in de atlas de kaarten België administratief (blz.
), Europa staatkundig (blz.
) en
Azië staatkundig (blz. ). Merk op! De drie kaarten hebben hetzelfde formaat. a Noteer de schaal van de kaarten in de tabel. b Kruis aan voor welk gebied het antwoord op de vraag geldt.
Schaal
BELGIË
EUROPA
AZIE
1:
1:
1:
Op welke kaart is de weergegeven oppervlakte het grootst? Op welke kaart is de noemer van de schaal het grootst? Op welke kaart wordt de meest gedetailleerde informatie weergegeven? LEERTEKST relaties tussen schaalgrootte en kaartinhoud WEERGEGEVEN OPPERVLAK
VOORGESTELD GEBIED + SCHAAL
DETAILS
BELGIË 1:
EUROPA 1:
AZIË 1:
- Hoe kleiner de weergegeven oppervlakte, hoe kleiner de noemer van de breuk, hoe meer details. - Hoe groter de weergegeven oppervlakte, hoe groter de noemer van de breuk, hoe minder details.
38
Landschap en kaart
6 Lokaliseren in het wereldgradennet Vraag
10
Hoe wordt een plaats op de globe exact bepaald?
We staan er misschien niet bij stil, maar onze smartphone weet exact waar we geweest zijn, wanneer we daar waren, en zelfs voor de hoeveelste keer. Toch wel een knap staaltje technologie! Een smartphone heeft een navigatiesysteem, uitgerust met software om kaarten weer te geven. Hij combineert plaats en kaart met behulp van de GPS (Global Positioning System). De exacte positie (locatie) op de kaarten wordt door de GPS bepaald aan de hand van een assenstelsel met X- en Y-as. Zo ontstaat een raster waarin elk punt een unieke plaats heeft. Het raster noemen we het geografisch coördinatenstelsel (wereldgradennet) en bestaat uit breedtecirkels (X-as) en lengtecirkels (Y-as).
TIP: websites of apps maken vaak gebruik van de locatie om gerichte reclame te sturen. Bij de instellingen kun je meestal aangeven dat je jouw locatie niet wilt delen.
wereldgradennet netwerk van horizontale lijnen (parallellen) en verticale lijnen (meridianen)
OPDRACHT 14 Benoem de breedte- en lengteligging. breedtecirkel een denkbeeldige cirkel rond de aarde die evenwijdig loopt met de evenaar, ook een parallel genoemd, bv. evenaar, keerkring, poolcirkel
De breedteligging - De evenaar is een breedtecirkel die de aarde verdeelt in het noordelijk en het zuidelijk halfrond. - De breedteligging van een plaats is de afstand tot de evenaar uitgedrukt in graden. - De evenaar is voor de breedteligging de nullijn (0°). - De breedtecirkels lopen evenwijdig met de evenaar (X-as van het wereldgradennet).
noordelijk halfrond evenaar zuidelijk halfrond
Plaatsen in het noordelijk halfrond, hebben een aanduiding in graden noorderbreedte (N). Plaatsen in het zuidelijk halfrond, hebben een aanduiding in graden zuiderbreedte (Z). Maximaal kunnen we 90° N en 90° Z meten.
lengtecirkel een denkbeeldige halve cirkel die de polen verbindt, bv. nulmeridiaan, antimeridiaan of datumlijn evenaar breedtecirkel van 0 graden (0°) die het aardoppervlak verdeelt in een noordelijk en zuidelijk halfrond
1 Vul onderstaande figuur aan. Kies uit: zuidpool - evenaar - zuidpoolcirkel - Steenbokskeerkring - noordpoolcirkel - noorderbreedte - Kreeftskeerkring - noordpool - zuiderbreedte
90° N 66,5° N
N 23,5° N 0°
23,5° Z
Z
66,5° Z 90° Z
1.26 de breedteligging
Landschap en kaart
39
De lengteligging nulmeridiaan
- De nulmeridiaan is een lengtecirkel die de aarde verdeelt in het oostelijk en het westelijk halfrond. westelijk halfrond
oostelijk halfrond
nulmeridiaan de meridiaan die door Greenwich bij Londen loopt. Het is de lengtecirkel van 0 graden (0°).
- De lengteligging van een plaats is de afstand tot de nulmeridiaan uitgedrukt in graden. - De nulmeridiaan is voor de lengteligging de nullijn (0°) en is de Y-as van het wereldgradennet. - De lengtecirkels verbinden de noordpool met de zuidpool.
Plaatsen in het oostelijk halfrond, hebben een aanduiding in graden oosterlengte (O). Plaatsen in het westelijk halfrond, hebben een aanduiding in graden westerlengte (W). Vanaf de nulmeridiaan kan men maximaal 180° in oostelijke of westelijke richting meten. 2 Vul onderstaande figuur aan. Kies uit: zuidpool - nulmeridiaan - noordpool - westerlengte - oosterlengte
=W
=O 180° 0°
1.27 de lengteligging
Breedte- en lengtecirkels op de wereldkaart 3 Overtrek op de wereldkaart (blz. 41): a de evenaar met rood b de nulmeridiaan met groen 4 Omcirkel op de wereldkaart (blz. 41) in elk kwadrant de gepaste breedte- en lengteligging.
40
Landschap en kaart
1.28 de wereldkaart
Landschap en kaart
41
NZ/WO
NZ/WO
0
NZ/WO
NZ/WO
180° 170° 160° 150° 140° 130° 120° 110° 100° 90° 80° 70° 60° 50° 40° 30° 20° 10° 0° 10° 20° 30° 40° 50° 60° 70° 80° 90° 100° 110° 120° 130° 140° 150° 160° 170° 180°
2000 km
5000 km
TECHNIEK
Hoe plaatsen lokaliseren in het wereldgradennet?
T6
1 Bepaal de breedteligging van de plaats die je zoekt ten opzichte van de evenaar.
noordelijk halfrond evenaar
In het noordelijk halfrond = noorderbreedte = N In het zuidelijk halfrond = zuiderbreedte = Z
zuidelijk halfrond
2 Lees de breedteligging af aan de kaartrand van de breedtecirkel. 3 Bepaal de lengteligging van de plaats die je zoekt ten opzichte van de nulmeridiaan. nulmeridiaan
westelijk halfrond
oostelijk halfrond
In het westelijk halfrond = westerlengte = W in het oostelijk halfrond = oosterlengte = O
4 Lees de lengteligging af aan de kaartrand van de lengtecirkel. OPDRACHT 15 Bepaal de sterrenkundige ligging. Het punt waar een breedte- en lengtecirkel elkaar kruisen is de sterrenkundige ligging. Zo is een exacte plaatsbepaling in de wereld steeds mogelijk. 1 Zoek de coördinaten op of noteer de locatie die bij de coördinaten hoort. Ainan, Lucas, Marwan en Emma gaan op reis en willen een aantal bezienswaardigheden bezoeken. De reis start in Antwerpen, waar zij het MAS (
°
en
°
Ze mogen mee met een containerschip, dat hen naar Barcelona ( Sagrada Familia staat te pronken.
) bezoeken. °
en
°
) brengt waar de
Ze zetten hun reis verder en komen terecht in Athene ( ° en ° ) waar ze de Akropolis bezoeken. Ze hebben al wat cultuur achter de kiezen en gaan vervolgens chillen op het strand van (36° N en 31° O). Wanneer ze uitgerust zijn, vertrekken ze terug en vliegen naar
(33° Z en 151° O).
Hierna willen de vrienden de Chinese muur bezoeken, startplaats Beijing (
42
°
en
°
)
Ze zijn niet ver meer van hun droombestemming, het
(16° Z en 69° W).
Ze ronden hun reis af en vliegen terug naar de luchthaven van
(51° N en 4.5° O).
Landschap en kaart
2 Lokaliseer de reisbestemmingen op de kaart en verbind de locatie met de juiste foto.
1.30 Akropolis, Athene
1.29 16° Z en 69° W
1.31 51° N en 4,5° O
1.32 Chinese muur, Beijing
180° 160° 140° 120° 100° 80° 60° 40° 20° 0° 20° 40° 60° 80° 100° 120° 140° 160° 180°
0
1.33 36° N en 31° O
1.35 33° Z en 151° O
2000 km
5000 km
1.34 MAS, Antwerpen
1.36 Sagrada Familia, Barcelona
Landschap en kaart
43
3 Zoek van volgende steden de coördinaten op Madrid
°
en
°
Tokio
°
en
°
Kaapstad
°
en
°
Rio de Janeiro
°
en
°
en
en
OPDRACHT 16 Lokaliseer Europa en België in het wereldgradennet. TECHNIEK
T7
Hoe lokaliseer je een gebied in het wereldgradennet?
1 Zoek het meest noordelijke, zuidelijke, oostelijke en westelijke punt van het gebied/land/werelddeel. Opgelet: alleen het vasteland telt! 2 Bepaal de breedteligging van het meest noordelijke en zuidelijke punt. 3 Bepaal de lengteligging van het meest westelijke en oostelijke punt. 1 Lokaliseer Europa in het wereldgradennet. 50° W
40° W
30° W
20° W
10° W
0°
10° O
20° O 30° O
40° O
50° O
60° O
70° O
80° O
90° O
N
60° N
50° N
40° N
30° N 0
250
500 km
1.37 Europa in het wereldgradennet a Plaats een blauwe stip op het meest noordelijke, zuidelijke, oostelijke en westelijke punt van Europa. b Overtrek de breedtecirkels die Europa omsluiten met rood. c Overtrek de lengtelijnen die Europa omsluiten met groen. d Lokaliseer Europa in het wereldgradennet door de breedteligging en lengteligging te bepalen. EUROPA
44
BREEDTELIGGING
tussen
°
en
°
LENGTELIGGING
tussen
°
en
°
Landschap en kaart
2 Lokaliseer België in het wereldgradennet. 2°
3°
4°
5°
6°
7°
N
51° BRUSSEL
50°
1.38 België in het wereldgradennet a Plaats een blauwe stip op het meest noordelijke, zuidelijke, oostelijke en westelijke punt van België. b Overtrek de breedtecirkels die België omsluiten rood. c Overtrek de lengtelijnen die België omsluiten met groen. d Lokaliseer België in het wereldgradennet door de breedteligging en lengteligging te bepalen. BELGIË BREEDTELIGGING
tussen
°
en
°
LENGTELIGGING
tussen
°
en
°
LEERTEKST lokaliseren in het wereldgradennet De breedtecirkels lopen evenwijdig met de evenaar (X-as) en bepalen de ligging van de plaats ten opzichte van de evenaar = breedteligging. De lengtecirkels verbinden de Noordpool met de Zuidpool. De meridiaan van Greenwich wordt bij afspraak aangeduid als Y-as en is de nulmeridiaan. Op de lengtecirkels wordt de ligging bepaald ten opzichte van de nulmeridiaan = lengteligging. NOORDELIJK HALFROND 90° N
90° W
OOSTELIJK HALFROND
0°
nulmeridiaan
WESTELIJK HALFROND
66,5° N noordpoolcirkel
90° O
breedtecirkel
90° Z
23,5° N Kreeftskeerkring 0° evenaar 23,5° Z Steenbokskeerkring
66,5° Z zuidpoolcirkel
ZUIDELIJK HALFROND
Landschap en kaart
45
INFO
GPS
GPS staat voor Global Positioning System en bestaat uit een netwerk van satellieten, grondstations en ontvangers. Het systeem werd ontwikkeld voor het Amerikaanse leger en werd in de jaren '80 vrijgegeven voor niet-militaire doeleinden.
Satellieten sturen voortdurend signalen naar de aarde. Die signalen kunnen opgevangen worden door GPS-ontvangers in smartphones, auto’s, schepen, vliegtuigen ...
Door de signalen van minstens drie satellieten te combineren, kan de GPS-ontvanger zijn locatie bepalen. De grondstations corrigeren indien nodig de satellietgegevens. WIST JE DAT Om niet afhankelijk te zijn van de Verenigde Staten ontwikkelen zowel Rusland (Glonass) als Europa (Galileo) een eigen satellietnavigatiesysteem.
46
Landschap en kaart
7 GIS: Geografisch Informatie Systeem Vraag
11
Waarvoor wordt GIS gebruikt?
GIS zijn geografische informatiesystemen die informatie verstrekken over bodem, waterlopen, spoorwegen ... in een gebied. Je kunt hiermee eveneens een route plannen, een reis uitstippelen, een hotel of een restaurant vinden. Over GIS is nog meer informatie te vinden op allerlei websites en apps. Uiteraard geeft niet elke GIS dezelfde informatie. Op ontdekking!
Geopunt gebruikten we reeds eerder om afstanden te bepalen. Deze website is van de Vlaamse overheid en geeft niet alleen informatie over bodems en onderwijs, maar ook satellietbeelden en historische kaarten. Google Maps helpt je een route te plannen, maar kan eveneens de coördinaten van een plaats bezorgen. Op reis kun je vlot restaurants, bezienswaardigheden, ziekenhuizen, ... opzoeken.
Google Earth biedt satellietbeelden en luchtfoto’s waarmee je elke plek op de wereld kunt bezoeken.
In Google Maps en Google Earth geeft Street View de mogelijkheid om het landschap vanuit horizontaal perspectief te bekijken. OPDRACHT 17 Gebruik GIS. De jeugdbeweging plant een fietstocht van Maastricht naar Oostende aan de Belgische kust. Aangezien de afstand Oostende-Maastricht te groot is om met de fiets in één dag af te leggen, wordt het traject opgesplitst. De eerste dag fietsen de jongeren van Maastricht tot Mechelen en ze zullen daar overnachten in een jeugdhotel dicht bij de Kruidtuin. Geopunt gebruiken 1 Gebruik Geopunt om informatie te verzamelen over het traject. a Ga naar de website van Geopunt: www.geopunt.be b Bepaal de afstand tussen Maastricht en Oostende. Werkelijke afstand (WA) = 2 Het parcours is niet overal even vlak. Ontdek het hoogste punt op de route. a Gebruik tools en klik hoogte aan. b Selecteer Maastricht en klik vervolgens op Mechelen. c Klik stop aan om het traject af te bakenen. d Hoe hoog is het hoogste punt op de route? e Na hoeveel kilometer bereiken ze dit punt?
Landschap en kaart
47
Bij tools klik je hoogte aan.
Google Maps gebruiken 1 Gebruik Google Maps om informatie te vinden over het hotel. a Surf naar www.google.com/maps b Tik Mechelen in, selecteer hotels. Â c Zoek het jeugdhotel bij het park Kruidtuin en noteer de naam. Â Bij aankomst is er nog tijd over en willen de jongeren de stad verkennen. 2 Volg op de kaart de route van de wandeling en beantwoord de vragen. a Ze vertrekken in de Kruidtuin. Naast welke rivier ligt dit park?
b Ze nemen de westelijke uitgang van het park en bevinden zich op het kruispunt van de en c De jongeren slaan rechtsaf en volgen
. .
d Op het einde van deze straat slaan ze linksaf. Deze plaats heet e Ze wandelen rechtdoor, richting Steenweg. Welk gebouw met toren kunnen ze daar beklimmen?
3 Gebruik Street View. a Klik op het icoon en sleep naar de St.-Romboutskathedraal. b Bekijk de hoofdingang van de St.-Romboutskathedraal. c Hoeveel treden tel je? GPS en routeplanner gebruiken Om te weten hoe lang een traject of afgelegde weg is, kan gebruik worden gemaakt van GPS of routeplanner. Geef start- en eindpunt in en beantwoord de vragen. 1 Hoe lang is de route die de jongeren net gewandeld hebben? 2 De routeplanner geeft nog een alternatieve route aan. Plaats in kolom 1 een volgcijfer van 1 tot 4 voor de alternatieve route naar de St.-Romboutstoren. Verlaat het park en wandel rechtdoor, zo kom je in de Lange Schipstraat. Sla linksaf naar Steenweg, Onder-Den-Toren. Op het kruispunt met de IJzerenleen ga je rechtsaf. Op het einde van de IJzerenleen passeer je de Schoenmarkt.
48
Landschap en kaart
Google Earth gebruiken Op dag 2 zetten de jongeren hun tocht verder. Als ze in Oostende aankomen, bezoeken ze de Wellington voor ze huiswaarts keren. 1 Maak gebruik van Google Earth om informatie te vinden over Wellington Oostende. a Open Google Earth. b Tik Wellington Oostende in. c Welke activiteiten vinden hier plaats?
1.39 Wellington, Oostende 2 Op het einde van de dag wordt de fiets op de trein gezet en keren ze terug naar Maastricht. Gebruik Google Earth om de routebeschrijving op te halen aan de hand van de start- en eindbestemming.
1.40 route plannen in Google Earth a Noteer in juiste volgorde de stations waar de IC-trein zal halthouden. Klik op routebeschrijving. A Station B Station C Station D Station Landschap en kaart
49
ID: Interesse en Differentiatie ID 1 Informatie opzoeken in de atlas Onderstaande games zijn populair bij jong en oud. Kan jij informatie over het land van herkomst van deze spelletjes achterhalen met de atlas? Ga op zoek en combineer kaarten waar nodig. 1 Fortnite werd ontwikkeld in Amerika en het land waar een rivier dwars door Krakow en Warschau stroomt. a Welke rivier stroomt er door deze twee steden? b Welke godsdienst komt er vooral voor in dit land? c Noteer de naam van de bergketen die ten zuiden van Krakow ligt.
2 Subway Surfers is ontwikkeld in een land waar Sjaelland deel van uitmaakt. a Om welk land gaat het? b Hoeveel bedraagt de bevolkingsdichtheid (aantal inwoners/km²) in de hoofdstad? c Welke plantengroei komt er voor?
3 Minecraft werd ontwikkeld in het land waar je Filipstad vindt. a In welk land ligt Filipstad? b Juist of fout? Het water van het Vänernmeer stroomt in de zeestraat Kattegat, een verbinding tussen de Noordzee en de Oostzee. c Zweden heeft heel wat energiecentrales. Hoeveel kerncentrales telt Zweden?
50
Landschap en kaart
ID 2 Topografische kaart Gebruik een topografische kaart uit je atlas (bij Algemene inhoud). Stap 1: Lees de titel Titel van de kaart: Stap 2: Lees de legende 1 In de algemene legenda van de atlas, bij topografische kaarten 1:10 000 vind je de verklaring van de afgebeelde symbolen. Noteer de betekenis in de tweede kolom. 2 Kruis het symbooltype aan: punt-, lijn-, of vlaksymbool SYMBOOL TOPOGRAFISCHE KAART
LANDSCHAPSELEMENT
topografische kaart een gedetailleerde landschapskaart waarop nagenoeg alle vaste landschapselementen staan
SYMBOOLTYPE punt lijn vlak
Stap 3: Lees de schaal 3 Welke schaalgrootte heeft deze kaart? 4 Dit betekent dat 1 cm op kaart gelijk is aan
in werkelijkheid.
Stap 4: OriĂŤnteer de kaart 5 Waar bevindt zich het noorden van de kaart?
Landschap en kaart
51
ID 3 De breukschaal Bepaal met behulp van de breukschaal de werkelijke afstand tussen de volgende plaatsen. Europa staatkundig/administratief met schaal 1:
Te berekenen afstand: van STOCKHOLM tot ST.-PETERSBURG KAARTAFSTAND (KA) IN MM WERKELIJKE AFSTAND (WA) IN MM
1
Noteer de KA
Noteer de noemer
Noteer de WA
Werkelijke afstand (WA) =
Europa staatkundig/administratief met schaal 1:
Te berekenen afstand: van ROME tot HELSINKI KAARTAFSTAND (KA) IN MM WERKELIJKE AFSTAND (WA) IN MM
1
Noteer de KA
Noteer de noemer
Noteer de WA
Werkelijke afstand (WA) =
De Aarde staatkundig/administratief met schaal 1:
Te berekenen afstand: van KAAPSTAD tot PARIJS KAARTAFSTAND (KA) IN MM WERKELIJKE AFSTAND (WA) IN MM
1
Noteer de KA
Noteer de noemer
Noteer de WA
Werkelijke afstand (WA) =
De Aarde staatkundig/administratief met schaal 1:
Te berekenen afstand: van SYDNEY tot BRISBANE KAARTAFSTAND (KA) IN MM WERKELIJKE AFSTAND (WA) IN MM Werkelijke afstand (WA) =
52
Landschap en kaart
1
Noteer de KA
Noteer de noemer
Noteer de WA
ID 4 Europa staatkundig Noteer de nummers van de verschillende landen uit de onderstaande tabel op de juiste plaats op de kaart.
LA N D E N VA N E U R O PA 1. IJsland 2. Noorwegen 3. Zweden 4. Finland 5. Denemarken 6. België 7. Groothertogdom Luxemburg 8. Nederland 9. Verenigd Koninkrijk 10. Ierland 11. Frankrijk 12. Zwitserland 13. Duitsland 14. Oostenrijk
15. Polen 16. Tsjechië 17. Slowakije 18. Hongarije 19. Kroatië 20. Slovenië 21. Estland 22. Letland 23. Litouwen 24. (Europees) Rusland 25. Wit-Rusland 26. Oekraïne 27. Roemenië 28. Moldavië
29. Bulgarije 30. Portugal 31. Spanje 32. Italië 33. Bosnië-Herzegovina 34. Macedonië 35. Servië 36. Montenegro 37. Kosovo 38. Albanië 39. Griekenland 40. Cyprus 41. Malta
N
0
250
500km
1.41 Europa staatkundig
Landschap en kaart
53
ID 5 De wereld staatkundig Plaats met behulp van je atlas enkele landen met hun nummer op de wereldkaart.
LANDEN VAN DE WERELD 1. Verenigde Staten 2. China 3. Japan 4. India 5. Brazilië 6. Rusland 7. Canada 8. Australië 9. Irak 10. Turkije 11. Syrië 12. Iran 13. Marokko
0
1000
2000 km
14. Afghanistan
1.42 de wereld staatkundi
54
Landschap en kaart
ID 6 Werelddelen en oceanen Noteer bij de nummers de namen van de werelddelen en de oceanen. 1
1
2
2
3 4
7 5
6
5
3
6
4
7
8
8 9
9
10
10
1
6
11
7 6
2
3
5
11 6 7
1
7
2
5 3
Landschap en kaart
55
Synthese Landschap en landschapselementen Het landschap bestaat uit landschapselementen: • overwegend natuurlijke landschapselementen • overwegend menselijke landschapselementen
natuurlandschappen cultuurlandschappen
Landschapstypes NATUURLANDSCHAPPEN
CULTUURLANDSCHAPPEN
berglandschap
stedelijk landschap
boslandschap
toeristisch landschap
graslandschap
industrielandschap
woestijnlandschap
landbouwlandschap
Kijken naar het landschap Perspectief = kijkrichting
horizontaal 56
Landschap en kaart
schuin
verticaal
Referentiekaart België N
No
Brugge
windroos
E40
er IJz
e
eld
h
Sc
Antwerpen
Gent E17
ie Le
Vlaanderen E17
E19
Sch eld e
zee d r o
Brussel
E40
E19
E42
E40
E411
er Charleroi amb
E19
Maas
S
legende
E313
Namen
s
E40
Luik
Maa
E42
E411
HOOFDSTAD
Wallonië
provinciehoofdstad stadsgewest rivier autosnelweg taalgrens landgrens
schaal
Europa Noordelijke IJszee
N Oe
Volga
stz ee
landsgrens rivier gebergte
Moskou
Oo
Noordzee
zee
ral
stad met meer dan 5 miljoen inwoners
Oe
Rij
ral
Londen
n
Atlantische Oceaan
Donau
rpa ten
Madrid 0
250
n
Kaukasus
e Ze he
Zwarte Zee
neeë
isc
Alpen
Pyre
Ka
sp Ka
Parijs
500 km
Middellandse Zee
Landschap en kaart
57
de wereld Noordelijke IJszee Lena
Oeral Rijn Alpen
ipp
i
Rocky Mountains
Himalaya
s
iss
a Atl
ss Mi
Donau
Ga
ng es
Atlantische Oceaan Nijl
Grote (Stille) Oceaan
g Chan
g
Jian
e Amazon Indische Oceaan
Andes Atlantische Oceaan
rivier gebergte zee
0
1000
2000 km
Lokaliseren in het wereldgradennet NOORDELIJK HALFROND 90° N
90° W
OOSTELIJK HALFROND
0°
nulmeridiaan
WESTELIJK HALFROND
66,5° N noordpoolcirkel
90° O
breedtecirkel
90° Z
ZUIDELIJK HALFROND
58
Landschap en kaart
23,5° N Kreeftskeerkring 0°evenaar 23,5° Z Steenbokskeerkring
66,5° Z zuidpoolcirkel
Grote (Stille) Oceaan
Zelftest 1 Vul de tabel aan. a Som de landschapselementen op. b Kruis het soort landschap aan. c Kruis het landschapstype aan.
Landschapselementen:
Landschapselementen:
Soort landschap: 0 natuurlandschap 0 cultuurlandschap
Soort landschap: 0 natuurlandschap 0 cultuurlandschap
Landschapstype: 0 boslandschap 0 woestijnlandschap 0 graslandschap 0 berglandschap 0 landbouwlandschap 0 industrielandschap 0 toeristisch landschap 0 stedelijk landschap
Landschapstype: 0 boslandschap 0 woestijnlandschap 0 graslandschap 0 berglandschap 0 landbouwlandschap 0 industrielandschap 0 toeristisch landschap 0 stedelijk landschap
2 Bestudeer de foto en bespreek het landschap. a Analyseer het landschap. Landschapselementen:
Soort landschap: Landschapstype: b Welk perspectief heeft de foto?
Landschap en kaart
59
3 Bekijk de kaart van de omgeving van Leuven. a Welk perspectief heeft de kaart?
b Noteer boven de kaart welke symboolvormen aangeduid worden op de kaart?
4 Welke kaart van BelgiĂŤ is juist georiĂŤnteerd? Kruis aan.
0
0
0
5 Onderstaande game is populair bij jong en oud. Gebruik de atlas om informatie op te zoeken. Combineer kaarten waar nodig. Apex Legends is een battle royale-spel dat ontwikkeld werd in Los Angeles, California. a Welke oceaan ligt ten westen van Los Angeles? b Hoeveel inwoners telt Los Angeles? c Juist of fout? In Los Angeles valt er meer dan 300 mm neerslag in januari.
60
Landschap en kaart
Referentiekaart van BelgiĂŤ 6 Ik vertrek in Aarlen en rijd via Brussel naar Gent. In Namen houd ik halt en rust even uit op een bankje met zicht op de samenvloeiing van twee rivieren. a Welke twee rivieren vloeien samen in Namen? b Kleur deze twee rivieren blauw en benoem ze op de kaart. c Situeer de steden die onderlijnd zijn in bovenstaande zinnen door de namen op de kaart te plaatsen. d Overtrek de gebruikte autowegen. e Benoem deze autowegen op de kaart.
N
HOOFDSTAD provinciehoofdstad stadsgewest rivier autosnelweg taalgrens landgrens
Referentiekaart van Europa 7 In de ronde van Frankrijk volgen een aantal etappes lijnstuk A - B (blz. 62). In welke bergketen wordt de etappe met punt A gereden? In welke bergketen wordt de etappe met punt B gereden? De renners rijden van A naar B langs de kust van de 8 Is de volgende uitspraak juist of fout ? De Donau mondt uit in de Kaspische Zee. De Rijn ontspringt in de Alpen.
Zee.
juist fout 0 0 0 0
Landschap en kaart
61
N stad met meer dan 5 miljoen inwoners landsgrens rivier gebergte zee
B A
0
250
500 km
Referentiekaart van de wereld 9 Noteer bij onderstaande globes de namen van de continenten en de oceanen. 1 2
9 1
3 4
5
5
6
6
4
7 8 9
10
10
7
8
3
62
Landschap en kaart
2
10 Welke rivier, bergketen, stad, oceaan, … wordt omschreven? a De langste rivier van Afrika die uitmondt in de Middellandse Zee is de
.
b De bergketen die ten noorden van de Gangesrivier ligt, is de
.
c De rivier in Zuid-Amerika die ontspringt in het Andesgebergte en die ter hoogte van de evenaar uitmondt in de Atlantische Oceaan is de
.
d Wereldstad die in Noord-Amerika aan de oostkust ligt is 11 Een schip vertrekt in New York. Welke oceanen bevaart het schip als het de Steenbokskeerkring tweemaal kruist ter hoogte van Afrika en aanmeert in Tokio? Nummer en noteer deze oceanen in de juiste volgorde.
12 Werk op de wereldkaart (blz. 64). a Overtrek de nulmeridiaan met groen. b Overtrek de noordpoolcirkel met paars. c Kleur het deel van Afrika geel dat ligt tussen de evenaar en de Kreeftskeerkring in het oostelijk halfrond. 13 Zoek op in de atlas. a Zoek de coördinaten van: Minsk Caïro b Welke stad heeft de volgende coördinaten? 1° Z en 78° W 59° N en 143° O GIS 14 Maak gebruik van Geopunt om onderstaande opdrachten uit te voeren. a Meet de lengte van de Belgische kustlijn tussen de grens met Frankrijk en Nederland. b Maak voor de Belgische kustlijn een hoogteprofiel. In welke badstad bevindt zich het hoogste punt van het traject? 15 Maak gebruik van Google Maps om onderstaande opdrachten uit te voeren. Stel in op satelliet en ga naar de wereldstad Trondheim. a Welke landschapssoort herken je? b Welk landschapstype komt er voor? 16 Maak gebruik van Google Street View en noteer welke winkel zich bevindt naast Manneke Pis in Brussel.
Landschap en kaart
63
1.43 de wereldkaart
64
Landschap en kaart
180° 170° 160° 150° 140° 130° 120° 110° 100° 90° 80° 70° 60° 50° 40° 30° 20° 10° 0° 10° 20° 30° 40° 50° 60° 70° 80° 90° 100° 110° 120° 130° 140° 150° 160° 170° 180°
0
2000 km
5000 km
Landschap en kaart
65
W
-
-
L
-
Kaart
-
voorstelling
-
LANDSCHAP
bestaat uit
S
soort
landschapselementen
landschapselementen
soort
- GIS:
- breukschaal:
- lijnschaal:
LANDSCHAPSTYPE
OPBOUWSCHEMA: LANDSCHAP EN KAART
LANDSCHAPSTYPE
HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA? 1
Het verschil uitleggen tussen menselijke en natuurlijke landschapselementen.
1
Menselijke en natuurlijke landschapselementen herkennen en sorteren.
2
Landschapssoort en landschapstype bepalen door analyse van het landschap.
3
Enkele landschapsvoorstellingen opsommen.
4
Het soort perspectief herkennen op een afbeelding.
5
Uitleggen waarom een kaart duidelijker informatie biedt dan een luchtfoto.
5
Lijn-, punt- en vlaksymbolen herkennen en onderscheiden.
5
Voorbeelden geven van elk symbooltype.
6
In functie van de zoekopdracht het juiste hulpmiddel bij atlaswerk selecteren.
7
Op de correcte manier de resultaten van een zoekopdracht noteren.
8
Een kaart analyseren volgens het stappenplan.
8
De betekenis van een kaartsymbool in de legende aflezen.
8
De twee soorten schalen benoemen die op een kaart gebruikt worden.
8
De werkelijke afstand bepalen door te meten en/of te berekenen met lijnschaal, breukschaal of GIS.
8
De windstreken aanvullen op een windroos.
8
De windroos gebruiken om een plaats ten opzichte van een andere plaats of in een gebied te situeren.
9
Criteria toepassen om de referentiekaart van België op te stellen.
9
De herkenningspunten op thematische kaarten van België aanvullen.
9
De herkenningspunten op de referentiekaart van België benoemen.
9
De ligging van je schoolgemeente beschrijven.
10
De staatkundige en natuurkundige herkenningspunten aanvullen op de referentiekaart van Europa.
10 De ligging van België in Europa beschrijven. 11 De werelddelen op de globe/wereldkaart benoemen. 12
66
De staatkundige en natuurkundige herkenningspunten aanvullen op de referentiekaart van de wereld.
Landschap en kaart
met hulp van leerkracht
met hulp van boek of klasgenoot
opdracht
zonder probleem
Terugblik
13 De relatie tussen de schaal en de kaartinhoud onderzoeken. 13
Het verband leggen tussen de schaal van een kaart, het oppervlak en het aantal details.
14 De halfronden op de globe en de wereldkaart benoemen. 14 De belangrijkste breedte- en lengtecirkels op de globe en de wereldkaart situeren. 15 De sterrenkundige ligging van plaatsen over de hele wereld bepalen. 16 BelgiĂŤ en Europa in het wereldgradennet lokaliseren. 17 In functie van de zoekopdracht de gepaste GIS-Viewer selecteren. 17 Afstanden, routes, logies, hoogteprofielen ... met een GIS-Viewer bepalen.
Landschap en kaart
67
68
Landschap en kaart
2
Landschapsvormende lagen
Inhoud 70 Leerdoelen 71 1 Landschapsvormende lagen
Vraag 1
Welke zijn de landschapsvormende lagen? OPDRACHT 1 Bepaal het landschapstype. OPDRACHT 2 Herken de landschapsvormende lagen in Kaapstad.
72 72 74
Vraag 2
Welke relaties bestaan er tussen de landschapsvormende lagen? OPDRACHT 3 Bepaal de relaties tussen de landschapsvormende lagen.
76 76
2 Landschapsvormende lagen in een Belgische regio OPDRACHT 4 Herken de landschapselementen van de landschapsvormende lagen. 77 OPDRACHT 5 Verklaar de relaties in het landschap rond het bedrijf Van Hool. 79 OPDRACHT 6 Navigeer doelgericht door Geopunt Vlaanderen. 79
ID Interesse en Differentiatie ID 1
Landschapsvormende lagen
81
Synthese 83 Zelftest 84 Terugblik 87 Begrippenlijst 243
70
landschapsvormende lagen
Leerdoelen BEGRIPPEN Definieer de begrippen die de leerkracht laat aanduiden. Landschapsvormende lagen opdracht 1 Bepaal het landschapstype. Som de fysische landschapsvormende lagen op. Som de landschapsvormende lagen op die het landgebruik door de mens weergeven. Benoem en sorteer de waargenomen landschapselementen in de juiste landschapsvormende laag.
2 Bepaal de landschapsvormende laag bij de waargenomen landschapselementen.
3 Bepaal de landschapsvormende laag bij de waargenomen landschapselementen. Onderscheid horizontale en verticale relaties in de landschapsvormende lagen. Landschapsvormende lagen in een Belgische regio 4 Benoem voor elke landschapsvormende laag de waargenomen landschapselementen.
5 Leg uit welke relaties voorkomen tussen landschapsvormende lagen. Onderscheid horizontale en verticale relaties in de landschapsvormende lagen. 6 Navigeer doelgericht door Geopunt Vlaanderen.
Selecteer thematische kaarten in functie van de landschapsvormende lagen.
landschapsvormende lagen
71
1 Landschapsvormende lagen In elk landschap kunnen we elementen onderscheiden die toelaten een landschapstype te bepalen. Als we het landschap verder ontleden, ontdekken we dat er lagen zijn die door de natuur zijn gevormd en dat er lagen zijn die door de mens zijn aangebracht. Natuurlandschappen worden gevormd door de lagen ondergrond, bodem, reliëf en vegetatie. Dit zijn de fysische of natuurlijke lagen. De mens houdt rekening met de natuur en richt het landschap in met bebouwing, infrastructuur, landbouw en industrie. Dat is het landgebruik. Beide aspecten, de fysische lagen van het landschap en het landgebruik door de mens, onderzoeken we nu. Vraag
1
Welke zijn de landschapsvormende lagen?
OPDRACHT 1 Bepaal het landschapstype. De foto’s hieronder tonen de omgeving van Kaapstad in Zuid-Afrika. 1 Lokaliseer Kaapstad op onderstaande kaart met een rood sterretje.
2.1
Afrika
2 Schrijf onder iedere foto het landschapstype dat je herkent.
1 72
landschapsvormende lagen
fysische lagen de lagen van het landschap die door de natuur gevormd zijn: reliëf, vegetatie, bodem en ondergrond landgebruik de manier waarop de mens het landschap inricht met bebouwing, infrastructuur, landbouw en industrie
2
3 3 Breng de nummers van de foto’s over in onderstaande landschapfoto van Kaapstad.
2.2
Kaapstad, Zuid-Afrika
Besluit: het landschap van Kaapstad bestaat uit meerdere landschapstypes.
landschapsvormende lagen
73
OPDRACHT 2 Herken de landschapsvormende lagen in Kaapstad. Landschappen worden gevormd door de fysische of natuurlijke lagen: bodem, ondergrond, reliëf en vegetatie. De landschapsvormende lagen bodem en ondergrond geven mee vorm aan het landschap, maar deze lagen zijn zelden zichtbaar in het landschap. Rekening houdend met de fysische lagen gaat de mens het landschap gebruiken voor bebouwing, infrastructuur, landbouw en industrie. Dit is het landgebruik. In onderstaande tabel worden de verschillende lagen die we tijdens de lessen aardrijkskunde gaan bestuderen, aangegeven en kort voorgesteld. Een diepgaande studie van deze lagen volgt later. LANDSCHAPSVORMENDE LAGEN FYSISCHE OF NATUURLIJKE LAAG
LANDGEBRUIK DOOR DE MENS VOOR
Reliëf
Afwisseling van hoogten en laagten, van hellende en vlakke delen.
Bebouwing
Het geheel van gebouwen.
Vegetatie
Natuurlijke plantengroei.
Infrastructuur
Openbare voorzieningen zoals scholen, wegen, een haven …
Bodem
Landbouw Bovenste laag van de aardkorst waarin de planten wortelen.
Het gebruik van het land voor de productie van planten en dieren.
Ondergrond
Laag onder de bodem.
De productie van materialen en goederen uit grondstoffen.
Industrie
1 Vul de tabel onder de foto aan. a Schrijf in de tabel welke fysische lagen je op de foto herkent. Kies uit: reliëf - vegetatie - bodem - ondergrond b Schrijf bij iedere fysische laag de specifieke landschapselementen.
FYSISCHE LAAG
LANDSCHAPSELEMENTEN
De fysische lagen die we niet kunnen waarnemen op de foto zijn de bodem en de ondergrond. De bodem van Kaapstad bestaat uit graniet en zandsteen. De ondergrond bevat klei die zorgt voor de goede opslag van water in deze droge streek. Deze informatie is terug te vinden op bodemkaarten, internet, ... 74
landschapsvormende lagen
2 Vul de tabel onder de foto's aan. a Schrijf in de tabel welk landgebruik je op de foto herkent. Kies uit: bebouwing - infrastructuur - industrie - landbouw b Schrijf bij ieder landgebruik de specifieke landschapselementen.
LANDGEBRUIK
LANDSCHAPSELEMENTEN
LANDGEBRUIK
LANDSCHAPSELEMENTEN
LEERTEKST landschapsvormende lagen Een landschap is opgebouwd uit landschapsvormende lagen. De fysische of natuurlijke lagen zijn reliĂŤf, vegetatie, bodem en ondergrond. Het landgebruik is de manier waarop de mens het landschap inricht met bebouwing, infrastructuur, industrie en landbouw.
landschapsvormende lagen
75
Vraag
2
INFO
Welke relaties bestaan er tussen de landschapsvormende lagen? relaties tussen landschapsvormende lagen
Landschapsvormende lagen kunnen elkaar beïnvloeden. Als twee lagen elkaar beïnvloeden, spreken we van een relatie tussen landschapsvormende lagen. Er is een horizontale relatie als landschapsvormende lagen NAAST ELKAAR voorkomen en elkaar beïnvloeden. Voorbeeld De bedrijven (industrie) vestigen zich NAAST transportwegen (infrastructuur) zodat de bereikbaarheid optimaal is voor de aan- en afvoer van grondstoffen en producten. Er is sprake van een verticale relatie als landschapsvormende lagen elkaar OP EENZELFDE PLAATS beïnvloeden. Voorbeeld De vruchtbaarheid van de bodem bepaalt welke gewassen (landbouw) de landbouwer op zijn akker kan telen. OPDRACHT 3 Bepaal de relaties tussen de landschapsvormende lagen. De landschapsvormende lagen hebben een invloed op elkaar. Met behulp van de foto’s van Kaapstad gaan we na welke landschapsvormende lagen elkaar beïnvloeden. 1 Tot welke landschapsvormende laag behoren de landschapselementen die vetgedrukt zijn? Noteer je antwoord telkens op de stippellijn onder de zinnen. 2 Plaats een H (horizontale relatie) of V (verticale relatie) na de omschrijvingen van opgave 1 om de relatie tussen de landschapsvormende lagen aan te geven. Wijnranken groeien op de ZO-helling van de Tafelberg.
De bedrijven vestigen zich in de nabijheid van de haven.
De haven is gelegen op de kustvlakte.
De stad is gelegen in de lager gelegen delen van het landschap.
In de vallei groeien bomen en struiken, hoger op de helling groeien nog grassen.
In de gebieden waar de wijnranken groeien, zijn er weinig huizen gebouwd.
LEERTEKST relaties tussen landschapsvormende lagen Er is een horizontale relatie als landschapsvormende lagen naast elkaar voorkomen en elkaar beïnvloeden. Een verticale relatie is aanwezig als landschapsvormende lagen elkaar op eenzelfde plaats beïnvloeden.
76
landschapsvormende lagen
2 Landschapsvormende lagen in een Belgische regio In dit hoofdstuk analyseren we een Belgische regio en onderzoeken de landschapsvormende lagen met de horizontale en verticale relaties die we er aantreffen. OPDRACHT 4 Herken de landschapselementen van de landschapsvormende lagen.
ID 1
1 Lokaliseer Lier op onderstaande kaart met een rood sterretje.
N
HOOFDSTAD provinciehoofdstad stadsgewest rivier autosnelweg taalgrens landgrens
2.3
België administratief
2 Raadpleeg de kaart 'België industrie' in de atlas. a De kaart België industrie staat in de atlas op blz.
.
b Noteer welke industrie aanwezig is in Lier. c Van Hool produceert eindproducten die we dagelijks in onze leefwereld kunnen waarnemen. Welke?
landschapsvormende lagen
77
3 Bestudeer onderstaande foto’s en de bijhorende informatie. Noteer in de tabel op de rechterpagina de landschapselementen die kenmerkend zijn voor de verschillende landschapsvormende lagen in de regio Lier.
DOV - referentie / https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=verkenner#ModulePage Databank Ondergrond Vlaanderen: Vlaamse overheid, Departement Omgeving, Vlaams Planbureau voor Omgeving (VPO) - Bodemlocaties.
De bodem bestaat uit zandleem (1) en de ondergrond (2+3) bestaat uit zandleem (2) met kleiaders (3).
78
landschapsvormende lagen
FYSISCHE OF NATUURLIJKE LAAG
LANDGEBRUIK DOOR DE MENS
ReliĂŤf
Bebouwing
Vegetatie
Infrastructuur
Bodem
Landbouw
Ondergrond
Industrie
OPDRACHT 5 Verklaar de relaties in het landschap rond het bedrijf Van Hool. 1 Beredeneer de relatie tussen a industrie en infrastructuur rond Van Hool
Relatie: V / H b bebouwing en industrie Van Hool
Relatie: V / H OPDRACHT 6 Navigeer doelgericht door Geopunt Vlaanderen. Geopunt Vlaanderen biedt informatie om de landschapsvormende lagen in een regio te bestuderen. 1 Navigeer doelgericht door Geopunt Vlaanderen. Surf naar www.Geopunt.Vlaanderen. Op de startpagina vind je Kaarten en plaatsen 1 . Dit is een lijst met links naar thematische kaarten. Je kan kaarten selecteren. Terugkeren naar het hoofdmenu doe je door op kaarten en plaatsen 2 te klikken. Bij mijn selecties 3 vind je tools om de eerder geselecteerde locaties en thematische kaarten te verwijderen.
1
3
2
landschapsvormende lagen
79
2 Welke thematische kaarten verwijzen naar de landschapsvormende lagen? Vul aan. Bouwen en wonen geeft informatie over de landschapsvormende laag bebouwing. geeft informatie over de landschapsvormende laag reliëf. geeft informatie over de landschapsvormende laag infrastructuur. 3 Waar bevindt zich de dichtstbijzijnde bushalte ten opzichte van de school? Tik in de zoekbalk bij Geopunt het adres van jouw school in. a Tot welke landschapsvormende laag behoort een bushalte? b Noteer de naam van de straat/het plein van de dichtsbijzijnde bushalte. c Noteer de stappen die nodig zijn om tot een antwoord te komen.
d Hoe ver is de bushalte van de school gelegen?
4 Over welke landschapsvormende lagen vinden we informatie bij de thematische kaarten landbouw, visserij en economie? 5 Selecteer één van de grootste bedrijventerreinen in de omgeving van de school en zoek uit welke naam dit bedrijventerrein draagt. a Klik op de link bedrijven en vervolgens bedrijventerreinen.
b Lees de naam van dit bedrijventerrein af.
c Noteer de oppervlakte
80
landschapsvormende lagen
ID: Interesse en Differentiatie ID 1 Landschapsvormende lagen
leem
leem + 20% klei
zandleem landschapsvormende lagen
DOV - referentie / https://www.dov.vlaanderen.be/portaal/?module=verkenner#ModulePage Databank Ondergrond Vlaanderen: Vlaamse overheid, Departement Omgeving, Vlaams Planbureau voor Omgeving (VPO) - Bodemlocaties.
1 Bestudeer de foto’s en noteer in de tabel op de volgende bladzijde de landschapselementen die kenmerkend zijn voor de verschillende landschapsvormende lagen in Haspengouw.
81
1 Met de informatie op vorige pagina kun je de tabel bijna helemaal aanvullen. Door in Google Maps satellietbeelden te gebruiken, vind je informatie om de tabel te vervolledigen. a Ga naar Begijnhofkerk Tienen. Ten ZO van de kerk bevindt zich een bedrijf. Welk product wordt daar gemaakt? b De fabriek is gebouwd in een regio met veel suikerbietteelt zodat landbouwers de suikerbieten op korte tijd in de fabriek krijgen. Welke landschapsvormende lagen worden vermeld in bovenstaande zin? c Welke relatie is er aanwezig tussen de landschapsvormende lagen? Schrap wat niet past. verticaal / horizontaal FYSISCHE OF NATUURLIJKE LAAG
82
LANDGEBRUIK DOOR DE MENS
ReliĂŤf
Bebouwing
Vegetatie
Infrastructuur
Bodem
Landbouw
Ondergrond
Industrie
landschapsvormende lagen
Synthese Een landschap is opgebouwd uit landschapsvormende lagen. Landschapsvormende lagen zijn fysische lagen die samen met het landgebruik het landschap vormen. LANDSCHAPSVORMENDE LAGEN FYSISCHE OF NATUURLIJKE LAAG 1 Reliëf 2 Vegetatie 3 Bodem 4 Ondergrond
Afwisseling van hoogten en laagten, van hellende en vlakke delen. Natuurlijke plantengroei. Bovenste laag van de aardkorst waarin de planten wortelen. Laag onder de bodem.
LANDGEBRUIK DOOR DE MENS VOOR 5 Bebouwing
Het geheel van gebouwen.
6 Infrastructuur
Openbare voorzieningen zoals scholen, wegen, haven …
7 Landbouw
Het gebruik van het land voor de productie van planten en dieren.
8 Industrie
De productie van materialen en goederen uit grondstoffen.
1
2
5 8 7
1
6
3 4 Er is sprake van een horizontale relatie als landschapsvormende lagen NAAST ELKAAR voorkomen en elkaar beïnvloeden. Een verticale relatie is aanwezig als landschapsvormende lagen elkaar OP EENZELFDE PLAATS beïnvloeden.
landschapsvormende lagen
83
zelftest 1 Welke landschapsvormende lagen herken je op de foto’s? a Noteer bovenaan in de tabel welke twee groepen van landschapsvormende lagen in de respectievelijke kolommen zijn opgesomd. b Op elk van de foto’s komen meerdere landschapsvormende lagen voor. Noteer in de tabel het nummer van de foto waarop de landschapsvormende laag voorkomt.
84
1
2
3
4
5
6
Reliëf
Bebouwing
Vegetatie
Infrastructuur
Bodem
Industrie
Ondergrond
Landbouw
landschapsvormende lagen
2 Noteer naar welke landschapsvormende lagen de onderlijnde woorden verwijzen en geef aan of er een horizontale (H) of verticale (V) relatie aanwezig is. a De landbouwer legt op hellingen terrassen (trapjes) aan zodat er toch rijst geteeld kan worden. Landschapsvormende lagen:
relatie:
b Fabrieken worden vaak omgeven door autowegen en spoorwegen. Landschapsvormende lagen:
relatie:
3 Vul de tabel aan met H of V om de relatie tussen de landschapsvormende lagen aan te geven. Luchthavens bevinden zich in de buurt van grote steden. Groenten telen op steile hellingen is heel moeilijk. In de woestijn bevinden de dorpen zich aan de rand van de oase. Er is ontbossing van het Amazonewoud in BraziliĂŤ om soja te telen. Op de toppen van de Himalaya is er geen vegetatie aanwezig.
landschapsvormende lagen
85
86
landschapsvormende lagen Landschapsvormende lagen beïnvloeden elkaar op dezelfde plaats.
relatie
Landschapsvormende lagen komen naast elkaar voor en beïnvloeden elkaar.
relatie
LANDSCHAPSVORMENDE LAGEN
landgebruik door de mens
FYSISCHE LAGEN
OPBOUWSCHEMA: LANDSCHAPSVORMENDE LAGEN
met hulp van leerkracht
met hulp van boek of klasgenoot
opdracht
zonder probleem
Terugblik
HOE GOED BEHEER IS DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA? 1
Landschapstypes bepalen.
1
De fysische landschapsvormende lagen opsommen.
De landschapsvormende lagen die het landgebruik door de mens weergeven opsommen. Waargenomen landschapselementen benoemen en sorteren in de juiste landschaps2 vormende laag. Horizontale en verticale relaties in de landschapsvormende lagen onderscheiden 3-4 en benoemen. 1
5
Uitleggen welke relaties voorkomen tussen landschapsvormende lagen.
6
Doelgericht navigeren door Geopunt Vlaanderen.
6
Thematische kaarten selecteren in functie van de landschapsvormende lagen.
landschapsvormende lagen
87
88
landschapsvormende lagen
3
Gesteenten, bodem en ondergrond
Inhoud 90 Leerdoelen 91 1 Bouw van de aardkorst
Vraag 1
Hoe is de aardkorst opgebouwd? OPDRACHT 1 Herken de delen van de aardkorst.
92 92
Vraag 2
Welke zijn de lagen van de continentale korst? OPDRACHT 2 Herken de lagen in de continentale korst.
94 94
2 Soorten gesteenten en hun eigenschappen
Vraag 3
Welke eigenschappen van gesteenten kunnen we onderzoeken? 95
Vraag 4
Hoe kun je de naam van een gesteente bepalen? OPDRACHT 3 Determineer een gesteente met een determineertabel.
Vraag 5
Welke eigenschappen kunnen gesteenten hebben? 98 OPDRACHT 4 Maak een overzicht van enkele gesteenten. 98
97 95
3 Gesteenten in bodem en ondergrond
Vraag 6
Welke gesteenten komen voor in de bodem in België? OPDRACHT 5 Bestudeer de bodemkaart van België.
100 100
Vraag 7
Welke relatie bestaat er tussen de ondergrond en de dikte van bodem? 101 OPDRACHT 6 Onderzoek de relatie tussen plantengroei en ondergrond. 101
ID Interesse en Differentiatie ID 1 ID 2 ID 3
Gesteenten determineren Eigenschappen van gesteenten Mineralen en gesteenten
102 102 103
4 Eigenschappen van mineralen
Vraag 8
Welke kenmerken hebben mineralen? 103 OPDRACHT 7 Gebruik de hardheidsschaal van Mohs om de hardheid van mineralen te determineren. 105
Vraag 9
Welke zijn de kenmerken van het mineraal kwarts? 105 OPDRACHT 8 Beschrijf de eigenschappen van kwarts. 106 OPDRACHT 9 Bestudeer de kwartskristallen. 106
5 Mineraal versus edelsteen
Vraag 10
Wat is het verschil tussen een mineraal en een edelsteen? 107 OPDRACHT 10 Onderzoek kleur en hardheid van enkele edelstenen. 107
Synthese 108 Zelftest 109 Terugblik 112 Begrippenlijst 243
90
gesteenten in bodem en ondergrond
Leerdoelen BEGRIPPEN Definieer de begrippen die de leerkracht laat aanduiden. Bouw van de aardkorst opdracht 1 Herken de delen van de aardkorst. 2 Herken de delen van de continentale korst op een tekening. Leg het verschil uit tussen bodem en ondergrond. Soorten gesteenten en hun eigenschappen 3 Som de eigenschappen van gesteenten op. 4 Gebruik de determineertabel om de naam van gesteenten te bepalen. 5 Som de eigenschappen van de onderzochte gesteenten op. Gesteenten in bodem en ondergrond 6 Situeer op de bodemkaart enkele veelvoorkomende gesteenten in BelgiĂŤ.(V) 7 Bepaal de relaties tussen de landschapsvormende lagen bodem, ondergrond en vegetatie. Leg uit hoe een stenige ondergrond de dikte van de bodem bepaalt.
ID 3 mineralen en gesteenten 8 - 10 Vergelijk de kenmerken van mineralen op basis van kleur, hardheid en kristalstructuur.
gesteenten in bodem en ondergrond
91
1  Bouw van de aardkorst De landschapsvormende lagen bodem en ondergrond zijn delen van de aardkorst, de buitenste dunne laag van de Aarde. Deze landschapsvormende lagen zijn niet altijd waarneembaar in het landschap. Om dit te begrijpen, bekijken we eerst de bouw van de aardkorst. Vraag
1
Hoe is de aardkorst opgebouwd?
OPDRACHT 1 Herken de delen van de aardkorst. De aardkorst bestaat vooral uit gesteenten zoals bijvoorbeeld grind, zand, leem en klei. Een groot gedeelte van de korst is bedekt met water en ijs. We onderscheiden een oceanische korst en een continentale korst. De oceanische korst is 10 km dik en vormt het grootste deel van de bodem van de oceanen. De continentale korst is tussen 30 en 70 km dik en vormt de continenten. Deze gesteentelagen geven overal mee vorm aan het landschap. 1 Noteer op de juiste plaats: continentale korst - oceanische korst
3.1
delen van de aardkorst
INFO
gesteentenlagen in de aardkorst
De continentale korst is opgebouwd uit verschillende lagen van gesteenten. Wanneer deze gelaagdheid zichtbaar is door kleurverschillen tussen de verschillende lagen, ontstaan prachtige landschappen zoals bijvoorbeeld in de Grand Canyon in de Verenigde Staten van Amerika of in het Chinese Zhangye Nationaal Park.
3.2
92
Zhangeye Nationaal Park (China)
gesteenten in bodem en ondergrond
3.3
Grand Canyon, VS (Amerika)
gesteenten het natuurlijk materiaal waaruit de aardkorst is opgebouwd en dat mee het reliĂŤf bepaalt
Deze gesteentenlagen geven vorm aan het landschap. Op plaatsen waar die lagen zichtbaar zijn, spreken we van een ontsluiting. 2 Bekijk onderstaande foto’s.
ontsluiting een plaats waar gesteentelagen aan de oppervlakte zichtbaar zijn
a Geef de naam van de ontsluiting. Kies uit: groeve - holle weg - krijtkust NAAM VAN DE ONTSLUITING
groeve open put waar een delfstof (gesteente, mineraal, …) wordt ontgonnen
3.4
Polen
holle weg een weg die lager ligt dan het omliggend landschap, uitgesleten door afvloeiend water en veelvuldig gebruik door de mens
NAAM VAN DE ONTSLUITING
3.5
Australië
NAAM VAN DE ONTSLUITING
3.6
Engeland
gesteenten in bodem en ondergrond
93
Vraag
2
Welke zijn de lagen van de continentale korst?
De continentale korst bestaat uit de landschapsvormende lagen bodem en ondergrond. De bodem bestaat uit een humuslaag en een wortellaag. Onder de bodem ligt de ondergrond. OPDRACHT 2 Herken de lagen in de continentale korst. Op de foto van onderstaande ontsluiting zijn de lagen duidelijk te herkennen. Schrijf op de juiste plaats: bodem - ondergrond - humuslaag - wortellaag
bodem de bovenste laag van de grond waarin de plantenwortels kunnen groeien humuslaag de donkergekleurde vruchtbare bovenlaag van de bodem wortellaag de onderste laag van de bodem, tot waar de plantenwortels kunnen doordringen
3.7
ondergrond de lagen onder de bodem (los of vast) waarin geen plantenwortels groeien
lagen van de continentale korst
LEERTEKST bouw van de continentale korst De aardkorst is opgebouwd uit verschillende lagen van gesteenten. Het uitzicht van de gesteentenlagen in een ontsluiting (bv. holle weg, groeve, ‌) wordt bepaald door de kleur en de samenstelling van het gesteente. De continentale korst bestaat uit de landschapsvormende lagen bodem en ondergrond. De humuslaag en wortellaag vormen samen de bodem.
VEGETATIE HUMUSLAAG WORTELLAAG
BODEM
ONDERGROND 94
gesteenten in bodem en ondergrond
2 Soorten gesteenten en hun eigenschappen Vraag
3
Welke eigenschappen van gesteenten kunnen we onderzoeken?
Op basis van de eigenschappen van een gesteente kun je gesteenten van elkaar onderscheiden en herkennen. Zes eigenschappen worden onderzocht.
• Eigenschap 1: Is het gesteente los of vast? • Eigenschap 2: Zijn er keien zichtbaar? • Eigenschap 3: Zijn er korrels voelbaar? • Eigenschap 4: Is het gesteente kneedbaar? • Eigenschap 5: Is het gesteente kalkhoudend? • Eigenschap 6: Is het gesteente hard of zacht? INFO
eigenschappen van gesteenten
Eigenschap 1: Is het gesteente los of vast? Losse en vaste gesteenten zijn te onderscheiden op basis van de korrelgrootte.
Gesteenten die een diameter hebben van meer dan twee cm zijn vaste gesteenten. Alle gesteenten kleiner dan twee cm zijn losse gesteenten.
gesteenten in bodem en ondergrond
95
Eigenschap 2: Zijn er keien zichtbaar?
Heeft het gesteente een diameter tussen 2 mm en 2 cm, dan zijn het keien. kei = diameter kleiner dan 2 cm en groter dan 2 mm korrel = diameter kleiner dan 2 mm
Eigenschap 3: Zijn er korrels voelbaar?
Als het oppervlak van het gesteente aanvoelt als een blaadje schuurpapier, dan zijn de korrels voelbaar.
Eigenschap 4: Is het gesteente kneedbaar?
Als het gesteente kan vervormen zonder dat het uit elkaar valt, dan is het gesteente kneedbaar.
Eigenschap 5: Is het gesteente kalkhoudend?
Als het gesteente in contact komt met een zuur en begint te bruisen, dan is het kalkhoudend.
Eigenschap 6: Is het gesteente hard of zacht?
Als het gesteente kan gekrast worden met een vingernagel, dan is het een zacht gesteente.
96
gesteenten in bodem en ondergrond
Vraag
4
Hoe kun je de naam van een gesteente bepalen?
Er bestaan vele soorten gesteenten die allemaal hun specifieke eigenschappen hebben. Aan de hand van die eigenschappen krijgen gesteenten ook een naam. Dat noemen we determineren of identificeren van een gesteente. Een determineertabel is een handig hulpmiddel om snel de naam van een gesteente te achterhalen.
determineren een naam geven aan de hand van eigenschappen
OPDRACHT 3 Determineer een gesteente met een determineertabel. 1 Determineer het gesteente met de determineertabel en noteer de naam onder iedere foto. TECHNIEK
Hoe gesteenten determineren? T8
gesteenten in bodem en ondergrond
ID 1
97
Vraag
5
Welke eigenschappen kunnen gesteenten hebben?
OPDRACHT 4 Maak een overzicht van enkele gesteenten. We maken nu een samenvattend overzicht van de gesteenten met hun eigenschappen. De tabel kan gelezen worden in horizontale en verticale richting wat overeenkomsten en verschillen tussen gesteenten verduidelijkt.
KLEI LEEM GRIND ZAND KRIJT KALKSTEEN CONGLOMERAAT ZANDSTEEN LEISTEEN Gelaagdheid is een ander visueel kenmerk omdat de lagen in de bouw van een gesteente zichtbaar kunnen zijn. 2 Welk van deze drie gesteenten is gelaagd?
3.8
98
krijt
gesteenten in bodem en ondergrond
3.9
leisteen
3.10 zandsteen
HARD
HARDHEID ZACHT
KALK HOUDEND
KNEEDBAAR
KEIEN ZICHTBAAR
VAST
LOS
STRUCTUUR
KORRELS VOELBAAR
1 Plaats een kruisje in het vak van het gesteente waarop de eigenschap van toepassing is.
ID 2
INFO
kleurverschillen in gesteenten
Kleurverschillen kunnen wijzen op de aanwezigheid van metalen in een gesteente. Bijvoorbeeld, het ijzer dat in het water zit, kan sommige gesteenten een roestbruine kleur geven. Gesteenten met koper worden groen.
LEERTEKST soorten gesteenten en hun eigenschappen Om een gesteente te determineren (herkennen) moet het onderzocht worden op zes eigenschappen. Eigenschap 1: Is het gesteente los of vast? Een gesteente is los als de diameter kleiner is dan 2 cm en vast als de diameter groter is dan 2 cm. Eigenschap 2: Zijn er keien zichtbaar? Heeft het gesteente een diameter tussen 2 mm en 2 cm, dan zijn het keien. Eigenschap 3: Zijn er korrels voelbaar? Als het gesteente aanvoelt als een blaadje schuurpapier, dan zijn de korrels voelbaar. Eigenschap 4: Is het gesteente kneedbaar? Een gesteente is kneedbaar als het vervormbaar is zonder dat het uit elkaar valt. Eigenschap 5: Is het gesteente kalkhoudend? Een gesteente is kalkhoudend als het bruist in contact met een zuur. Eigenschap 6: Is het gesteente hard of zacht? Een gesteente is zacht als het krasbaar is met een vingernagel. Lukt dit niet, dan is het een hard gesteente. Op basis van de eigenschappen krijgt een gesteente een naam. Een (determineer)tabel kan daarbij helpen. diameter < 2 cm
diameter > 2cm
LOS
VAST
diameter > 2 mm ď § KEIEN grind
conglomeraat
diamater < 2 mm ď § KORRELS voelbaar zand
zandsteen
niet voelbaar kneedbaar? ja klei
kalkhoudend? nee leem
ja krijt
kalksteen
neen leisteen
krasbaar niet krasbaar hardheid gesteenten in bodem en ondergrond
99
3 Gesteenten in bodem en ondergrond De gesteenten die we leerden kennen, komen allemaal voor in de continentale korst van de aarde die geheel uit gesteentenlagen bestaat. Een bodemkaart toont waar de bodemgesteenten in een gebied voorkomen. Vraag
6
Welke gesteenten komen voor in de bodem in België?
OPDRACHT 5 Bestudeer de bodemkaart van België. 1 Bestudeer de bodemkaart van België. Bekijk de legende en los de opdrachten op. Turnhout Oostende
Antwerpen
Brugge
1
Sint-Niklaas
2
Gent
4
Mechelen BRUSSEL
Leuven
Kortrijk
Hasselt
Genk
Waver Luik (Liège) Doornik (Tournai)
losse bodems
3 Bergen (Mons)
Verviers Charleroi
Namen (Namur)
kustduin klei zand zandleem leem stenige bodems kalksteen en zandsteen
Aarlen (Arlon)
leisteen harde zandsteen en leisteen mergel, zachte zandsteen en kalksteen
3.11 bodemkaart van België
2 Welke gesteenten treffen we aan in de bodem van de genummerde gebieden? GESTEENTE IN DE BODEM 1
3
2
4
3 Uit welke gesteenten bestaat de bodem van de steden in volgende zinnen? Beantwoord met juist of fout. In Leuven tref je zandleem aan. In Kortrijk vind je een leembodem. In Aarlen komt een vaste bodem voor.
juist 0 0 0
fout 0 0 0
4 Lokaliseer jouw schoolgemeente met een rood sterretje. 5 Welke bodem komt er voor in jouw schoolgemeente? 6 Vorm een besluit bij de bodemkaart van België door te schrappen wat niet past. In Vlaanderen treffen we vooral losse /stenige bodems aan, in Wallonië komen vooral losse / stenige bodems.
100
gesteenten in bodem en ondergrond
Vraag 7
Welke relatie bestaat er tussen de ondergrond en de dikte van de bodem?
OPDRACHT 6 Onderzoek de relatie tussen bodem en ondergrond. 1 Duid de grens tussen bodem en ondergrond aan met een rode lijn.
2 Vergelijk bodem en ondergrond. a Vergelijk de dikte van de bodems. Wat stel je vast?
b Verklaar je vaststelling.
c Welk gevolg heeft dit voor de plantengroei?
LEERTEKST bodemgesteenten in Vlaanderen en WalloniĂŤ Een bodemkaart toont de samenstelling en de spreiding van bodemsoorten in een gebied. In Vlaanderen komen vooral losse bodems voor van klei, zand, leem, zandleem en grind. In WalloniĂŤ treffen we vooral stenige bodems aan. Als de ondergrond bestaat uit vaste gesteenten is de bodem dunner waardoor de plantenwortels niet diep kunnen doordringen.
gesteenten in bodem en ondergrond
101
ID: Interesse en Differentiatie ID 1 Gesteenten determineren 1 Determineer de gesteenten die je krijgt van je leerkracht met behulp van de determineertabel. Vul de tabel in. NAAM VAN HET GESTEENTE 1.
4.
2.
5.
3.
6.
2 Noteer voor elk gesteente de kenmerken die je kunt afleiden uit de determineertabel. 1.
4.
2.
5.
3.
6.
ID 2 Eigenschappen van gesteenten 1 In onderstaande tabel staan acht gesteenten en kenmerkende eigenschappen. Duid de gesteenten en de bijpassende eigenschap aan in dezelfde kleur. conglomeraat
los, korrels voelbaar
krijt
grind
los, keien zichtbaar
leisteen
kalksteen
bruist met een zuur, niet krasbaar met de vingernagel
klei
bruist met een zuur, krasbaar met de vingernagel
zandsteen
zand
gelaagd
vast, korrels voelbaar
kneedbaar
keien zichtbaar
2 In onderstaande tabel staan steeds twee gesteenten naast elkaar. Noteer in de kolom door welke eigenschap de twee gesteenten verschillen van elkaar. GESTEENTE kalksteen leisteen klei leem klei zand grindconglomeraat zandsteen krijt kalksteen grind zand
102
gesteenten in bodem en ondergrond
EIGENSCHAP
ID 3 Mineralen en gesteenten
Leerdoel Vergelijk de kenmerken van mineralen op basis van kleur, hardheid en kristalstructuur.
4 Eigenschappen van mineralen Een mineraal is een bouwsteen van een gesteente. In een gesteente kunnen één of meerdere soorten mineralen voorkomen. Er bestaan meer dan 4 000 soorten mineralen en er worden nog regelmatig nieuwe soorten ontdekt. Elke mineraal heeft zijn eigenschappen te danken aan de moleculen waarmee het is opgebouwd. Deze moleculen bestaan op hun beurt uit verbindingen van verschillende atomen. De samenstelling en schikking van deze moleculen en atomen wordt de chemische samenstelling genoemd. Atomen en moleculen zijn gerangschikt in een kristalstructuur. Wetenschappers omschrijven kristallen meestal als 'groeiend', ook al leven ze niet. Elk kristal begint klein en groeit naarmate er meer atomen worden toegevoegd. Vele kristallen groeien uit water dat rijk is aan opgeloste mineralen.
3.12 ondergrondse holte met een kwartskristal Vraag
8
Welke kenmerken hebben mineralen?
Een mineraal wordt gedetermineerd op basis van de chemische samenstelling, de kristalstructuur, de kleur en de hardheid. 1. Chemische samenstelling (bouwstenen van een stof).
2. Mineralen komen voor in vele kleuren en vormen (altijd een kristalstructuur). Samen bepalen ze het uitzicht van een mineraal. Vorm en kleur kunnen waargenomen worden met het blote oog of onder de microscoop. 3. Elke mineraal heeft een bepaalde hardheid. Deze eigenschap wordt onderzocht door te krassen met mineralen op andere mineralen. Een harder mineraal maakt een kras op een zachter mineraal. De hardheid van de mineralen wordt weergegeven in de hardheidsschaal van Mohs. Een mineraal met een hardheid van 7 of meer is een hard mineraal. Een mineraal met een hardheid onder 7 is een zacht mineraal.
gesteenten in bodem en ondergrond
103
HARDHEIDSSCHAAL VAN MOHS Mohs hardheid
1
Mineraal
Krasinformatie
talk
Het zachtste mineraal. Met elk van de andere krasbaar.
gips
3
calciet
5
6
7
Mineraal
1
talk
1,5
lood, grafiet
Krasbaar met een vingernagel.
2,5-3
fluoriet
Met een koperen munt krasbaar, met een stalen mes zeer goed snijdbaar.
Met een mes enigszins krasbaar.
apatiet
orthoklaas
kwarts
8
topaas
9
korund
10
diamant
INFO
Hardheid
2
2
4
HARDHEID VAN ANDERE MINERALEN
Met een mes nog krasbaar.
Met een mes nauwelijks, met een stalen vijl enigszins krasbaar.
Krast glas, staal, koper en de meeste andere stoffen.
Krast kwarts
Krast topaas De hardste van alle bekende natuurlijke stoffen. Kan enkel gekrast worden met diamant.
calcium, haliet, zwavel goud, zilver, zink
3
thorium
3-3,5
aluminium
4
fluoriet, ijzer, nikkel
4-4,5
platina
5
kobalt
5,5
lazuriet
6
titanium, mangaan
6-7
glas
7
kwarts
7,5-8
smaragd
8
topaas
8,5
chroom
9
korund
9-9,5
boor
10
diamant
hardheidsschaal van Mohs
Friedrich Mohs (1773-1839) nam een aantal mineralen als referentie en vergeleek ze met elkaar. Op basis van deze vergelijkingen heeft hij bovenstaande hardheidsschaal opgesteld. Dit is de vergelijkende hardheidsschaal. Bij het lezen van de hardheidsschaal van Mohs zou je kunnen veronderstellen dat diamant 2 keer harder is dan apatiet. Dit is niet zo. Wetenschappers stelden later vast dat diamant 30 keer harder is dan apatiet. Dit is de absolute hardheid.
104
gesteenten in bodem en ondergrond
OPDRACHT 7 Gebruik de hardheidsschaal van Mohs om mineralen te determineren. Lees de info en vul de tabel in. Gebruik de hardheidschaal van Mohs voor deze opdracht. Wist je dat diamant en grafiet (het potlooddeel waarmee je schrijft op papier) beide alleen uit het atoom koolstof bestaan? Ze hebben echter een andere kristalstructuur waarbij de verbinding tussen de atomen zwak is bij grafiet en sterk bij diamant. Daardoor verschillen de eigenschappen heel erg.
zwakke verbinding
sterke verbinding
3.13 grafiet
3.14 diamant
KLEUR
HARDHEID
CHEMISCHE SAMENSTELLING
WIST JE DAT over diamant ... Wanneer je een heldere diamant op de juiste manier slijpt, verkrijg je een schitterende edelsteen. Dit lukt je nooit met grafiet uit je schrijfpotlood. Diamant is het hardste natuurlijk materiaal op aarde. De helderheid en de kleur bepalen de waarde van de edelsteen. Omwille van de hardheid wordt diamant aangebracht op slijpschijven en boren. Beton en andere harde materialen kunnen op deze manier bewerkt worden. Vraag
9
Welke zijn de kenmerken van het mineraal kwarts?
Kwarts is een mineraal dat aanwezig is in zand. 12% van de aardkorst bestaat uit kwarts. Het mineraal is opgebouwd uit silicium en zuurstof. Er bestaan verschillende soorten kwarts.
gesteenten in bodem en ondergrond
105
3.15 kwarts
3.16 rookkwarts
3.17 paarse kwarts
OPDRACHT 8 Beschrijf de eigenschappen van kwarts. 1 Vul de tekst aan. a Kwarts bestaat uit siliciumatomen en zuurstofatomen. Het kenmerk waarop we steunen om te determineren is de chemische samenstelling. b Het kristal van kwarts heeft een vorm. Het kenmerk waarop we steunen om te determineren is de kristalstructuur. c Kwarts heeft
kleuren. Kleur is ook een kenmerk om een mineraal te determineren.
d De hardheid van kwarts is
. Het is dus een
mineraal.
OPDRACHT 9 Bestudeer de kwartskristallen. Kwartszand (ook wel zilverzand genoemd) is heel zuiver en doorzichtig. Het wordt gebruikt voor de productie van glas. 1 Bestudeer met een vergrootglas de kristalstructuur van kwartszand. Vergelijk de vorm van de kristallen met bovenstaande fotoâ&#x20AC;&#x2122;s van kwartskristallen. a Wat heb je waargenomen?
b Hoe verklaar je jouw waarneming?
LEERTEKST eigenschappen van mineralen Een mineraal wordt gedetermineerd op basis van vier eigenschappen: 1. Chemische samenstelling De atomen aanwezig in een mineraal. 2. Kristalstructuur De schikking van atomen binnen een mineraal. De kristalstructuur geeft de vorm aan het mineraal en kan met het blote oog of onder de microscoop bestudeerd worden. 3. Kleur Vast te stellen met het blote oog of onder de microscoop. Mineralen komen in heel veel kleuren voor. 4. Hardheid De hardheidsschaal van Mohs rangschikt mineralen volgens hun hardheid (= krasbaarheid). Een mineraal met 7 of meer op de hardheidsschaal van Mohs is een hard mineraal. Een mineraal onder de 7 op de hardheidsschaal van Mohs is een zacht mineraal.
106
gesteenten in bodem en ondergrond
5 Mineraal versus edelsteen Vraag
Wat is het verschil tussen een mineraal en een edelsteen?
10
De kleur van de mineralen wordt sterk bepaald door de aanwezigheid van metalen in het mineraal. Een edelsteen bestaat uit één of meerdere mineralen en heeft schitterende kleuren. Doordat edelstenen zo zeldzaam zijn in de aardkorst, zijn ze kostbaar. Edelstenen zoals robijn, smaragd en diamant onderscheiden zich van andere mineralen door een hardheid van minimum 7 op de hardheidsschaal van Mohs.
3.18 robijn
3.19 diamant
3.20 saffier
3.21 tourmaline
3.22 smaragd
3.23 granaat
OPDRACHT 10 Onderzoek kleur en hardheid van enkele edelstenen. Los onderstaande vragen op en vul de tabel in. Gebruik de informatie uit ID3 of wat je vindt op het internet. a Welke kleur hebben de mineralen? b Bepaal met de hardheidsschaal van Mohs (blz. 104 ) de hardheid van de opgegeven edelstenen. KLEUR
HARDHEID
ROBIJN SAFFIER DIAMANT TOURMALINE SMARAGD GRANAAT LEERTEKST mineralen versus edelsteen Mineraal • Kan een hardheid van 1 tot 10 hebben. • Heeft heel diverse, maar niet zo heldere kleuren.
Edelsteen • Heeft minimum een hardheid van 7. • Heeft schitterende en loepzuivere kleuren.
gesteenten in bodem en ondergrond
107
Synthese
VEGETATIE HUMUSLAAG WORTELLAAG
BODEM
ONDERGROND diameter < 2 cm
diameter > 2cm
LOS
VAST
diameter > 2 mm KEIEN grind
conglomeraat
diamater < 2 mm KORRELS voelbaar zand
zandsteen
niet voelbaar kneedbaar? ja klei
kalkhoudend? nee leem
ja krijt
kalksteen
krasbaar niet krasbaar hardheid
108
gesteenten in bodem en ondergrond
neen leisteen
zelftest 1 Vul aan. a Noteer op de juiste plaats naast de tekening bodem en ondergrond. b Teken een blauwe lijn om de scheiding tussen bodem en ondergrond aan te duiden.
2 Kruis het juiste antwoord aan. a De bodem bestaat uit : 0 wortellaag en ondergrond 0 bodem en wortellaag 0 humuslaag, wortellaag en ondergrond 0 humuslaag en wortellaag b De humuslaag heeft een donkere kleur en bestaat uit fijne gesteenten. 0 juist 0 fout 3 Van welke gesteenten zijn de kenmerken opgesomd? Los, korrels voelbaar: Vast, keien zichtbaar:
Los, geen korrels voelbaar, kneedbaar: 4 Lees de kenmerken en vul de tabel aan met een passend gesteente. KEIEN ZICHTBAAR
KORRELS VOELBAAR
GEEN KORRELS VOELBAAR
Los vast 5 Beschrijf de proef die je doet om kalksteen van leisteen te onderscheiden.
6 Welke eigenschap van een gesteente onderzoek je door het te krassen met de vingernagel?
7 Op basis van welke eigenschap wordt onderscheid gemaakt tussen klei en zand?
gesteenten in bodem en ondergrond
109
8 Bestudeer onderstaande foto en los de vragen op. a De boom heeft een ondiep wortelstelsel. Leg uit waarom.
b Welke twee landschapsvormende lagen worden in het beeld voorgesteld? c Bestaat er een verticale of horizontale relatie tussen deze twee landschapsvormende lagen. Leg uit.
9 Bestudeer onderstaande kaart en los de vragen op.
Turnhout Oostende
Antwerpen
Brugge Sint-Niklaas
Gent
Mechelen BRUSSEL
Leuven
Kortrijk
Hasselt
Genk
Waver Luik (Liège) Doornik (Tournai)
bodems
Bergen (Mons)
Verviers Charleroi
Namen (Namur)
kustduin
bodems kalksteen en zandsteen leisteen harde zandsteen en leisteen mergel, zachte zandsteen en kalksteen
a Welk gebied is voorgesteld op de kaart? b Welk thema heeft de kaart? c Vul de legende aan. 110
gesteenten in bodem en ondergrond
Aarlen (Arlon)
gesteenten in bodem en ondergrond
111
BODEM BELGIË
AARDKORST
Wallonië
Vlaanderen
bodems
bodems
Ondergrond
Bodem
korst
korst
bestaan uit
OPBOUWSCHEMA: GESTEENTEN IN DE ONDERGROND
Eigenschappen
determineren
Gesteenten
HOE GOED BEHAAL IK VOLGENDE LEERDOELEN? 1
De delen van de aardkorst herkennen.
2
De delen van de continentale korst op een tekening herkennen.
2
Het verschil uitleggen tussen bodem en ondergrond.
3
De eigenschappen van gesteenten opsommen.
4
De determineertabel gebruiken om de naam van gesteenten te bepalen.
5
De eigenschappen van onderzochte gesteenten opsommen.
5 7 7
112
Op de bodemkaart van BelgiĂŤ enkele veelvoorkomende gesteenten kunnen situeren(V) De relaties tussen de landschapsvormende lagen bodem, ondergrond en vegetatie bepalen. Uitleggen hoe een stenige ondergrond de dikte van de bodem bepaalt.
gesteenten in bodem en ondergrond
met hulp van de leerkracht
met hulp van boek of klasgenoot
opdracht
zonder probleem
Terugblik
4
Reliëf
Inhoud 114 Leerdoelen 116 1 Reliëf in het landschap
Vraag 1
Welke reliëfelementen bepalen het uitzicht van het landschap? OPDRACHT 1 Herken reliëf in het landschap. OPDRACHT 2 Herken de reliëfelementen in het landschap.
117 117 118
2 Reliëfvormen
Vraag 2
Welke reliëfvormen kun je herkennen in een landschap? OPDRACHT 3 Analyseer de landschapsfoto’s. OPDRACHT 4 Benoem de reliëfvormen. OPDRACHT 5 Markeer per locatie de gepaste reliëfelementen en benoem de reliëfvorm. OPDRACHT 6 Zoek zelf foto's van reliëfvormen.
122 122 125 125 126
3 Reliëf op kaart
Vraag 3
Hoe wordt reliëf op een kaart voorgesteld? OPDRACHT 7 Onderzoek de hoogtelijnen op een kaart. OPDRACHT 8 Onderzoek de hoogtezone op een kaart. OPDRACHT 9 Onderzoek het hoogtepunt op een kaart. OPDRACHT 10 Bepaal de hoogte van de aangeduide punten. OPDRACHT 11 Onderzoek het reliëf op de kaart.
130 131 131 131 132 132
Vraag 4
Welke hoogtezones, reliëfvormen en reliëfeenheden herken je? OPDRACHT 12 Bepaal de hoogtezones en de reliëfvormen. OPDRACHT 13 Onderzoek de reliëfkaart van de wereld. OPDRACHT 14 Onderzoek de reliëfkaart van Europa. OPDRACHT 15 Onderzoek de reliëfkaart van België.
135 135 136 138 139
4 Landschapsvorming door wind, water, ijs en zwaartekracht
Vraag 5
Hoe vormt water het landschap? OPDRACHT 16 Stel de werking van water op gesteenten vast.
141 141
Vraag 6
Hoe beïnvloedt wind het landschap? OPDRACHT 17 Onderzoek hoe wind het landschap vormt.
147 147
Vraag 7
Welke invloed heeft ijs op het landschap? OPDRACHT 18 Onderzoek hoe ijs het landschap vormt.
148 148
Vraag 8
Welke invloed heeft de zwaartekracht op het landschap? OPDRACHT 19 Leg het verband tussen erosie en zwaartekracht.
151 151
5 krachten uit het inwendige van de aarde
114
Vraag 9
reliëf
Hebben de continenten er altijd hetzelfde uitgezien? OPDRACHT 20 Bestudeer de vorm van de continenten nu en vroeger.
153 153
Vraag 10
Hoe komt het dat continenten bewegen? OPDRACHT 21 Benoem de delen waaruit de aarde is opgebouwd. OPDRACHT 22 Bepaal de lithosfeerplaat waarop België ligt.
154 154 155
Vraag 11
Hoe bewegen de lithosfeerplaten ten opzichte van elkaar? OPDRACHT 23 Leid de bewegingen van de platentoniek af.
155 155
Vraag 12
Welke relatie is er tussen platentektoniek en het voorkomen van aardbevingen en vulkanen? 156 OPDRACHT 24 Vergelijk de kaarten van de platentektoniek, aardbevingen en vulkanen. 156
Vraag 13
Welke gevolgen ondervinden mensen bij aardbevingen op het land? OPDRACHT 25 Onderzoek de gevolgen van aardbevingen voor de mens.
Vraag 14
Welke gevolgen heeft een zeebeving voor de kustbewoners? 160 OPDRACHT 26 Vertel in eigen woorden hoe een tsunami ontstaat. 160 OPDRACHT 27 Gebruik het beeld- en tekstmateriaal om de gevolgen van een tsunami te onderzoeken. 160
Vraag 15
Komen er in België veel aardbevingen voor? OPDRACHT 28 Onderzoek het voorkomen van aardbevingen in België.
162 162
Vraag 16
Hoe werkt een vulkaan? OPDRACHT 29 Benoem de delen van de vulkaan.
164 164
157 158
Vraag 17
Welke gevolgen ondervinden mensen als ze leven in de nabijheid van vulkanen? 165 OPDRACHT 30 Achterhaal de positieve en negatieve invloed van vulkanisme. 165
Waar bevindt zich de Ring of Fire? OPDRACHT 31 Bekijk onderstaande wereldkaart.
Vraag 18
168 168
ID Interesse en Differentiatie ID 1 ID 2 ID 3 ID 4 ID 5 ID 6
Hoogtelijnen 170 Hellingsgraad in het landschap 171 Reliëfgebieden en reliëfeenheden 171 De platentektoniek 172 Verzamel informatie over de aardbevingen van vandaag. 172 Welke gevolgen heeft een botsing tussen twee continentale platen? 173
Synthese 175 Zelftest 177 Terugblik 183 Begrippenlijst 243
reliëf
115
Leerdoelen BEGRIPPEN Definieer de begrippen die de leerkracht laat aanduiden. Reliëf in het landschap opdracht 1 Herken op landschapsfoto’s de elementen die het uitzicht van het reliëf bepalen. Boordeel op een foto of op het terrein de waargenomen reliëfelementen. 2 Benoem drie reliëfelementen die zichtbaar zijn in het landschap. Formuleer de karakteristieke eigenschappen van elk element. Reliëfvormen 3 Analyseer landschapsfoto’s en benoem vier reliëfvormen op basis van hun uitzicht. 4 Beschrijf alle reliëfkenmerken en combineer ze met reliëfvormen. 5 Verken met Google Maps een aantal locaties en bepaal de reliëfvorm. 6 Zoek foto’s met sterk verschillende reliëfvormen. Reliëf op kaart 7 Leg uit hoe hoogtezones worden voorgesteld op een kaart. 8 Herken een hoogtezone op een kaart. 9 Leg uit hoe hoogte op een kaart wordt bepaald. 10 Bepaal hoe hoogte van aangeduide punten wordt weergegeven op een kaart. 11 Benoem op een figuur hoogtelijn, hoogtezone en hoogtepunt. 12 Geef een naam aan de drie grote hoogtezones 13 Lokaliseer op de wereldkaart natuurkundig de hoogtezones en de reliëfeenheden. 14 Lokaliseer op de kaart van Europa natuurkundig de hoogtezones en reliëfeenheden. 15 Lokaliseer op de kaart van België natuurkundig de hoogtezones en de reliëfeenheden. Landschapsvorming door wind, water, ijs en zwaartekracht 16 Stel de werking van water vast op gesteenten. 17 Som drie stappen van erosie door de wind op. 18 Leg valleivorming door ijs uit. 19 Leg de rol van zwaartekracht uit bij erosie. krachten uit het inwendige van de aarde 20 Toon de beweging aan van continenten vroeger en nu. 21 Leg uit hoe de aarde is opgebouwd. 22 Situeer België op de lithosfeerplaten. 23 Herken drie soorten bewegingen van de lithosfeerplaten. 24 Leg het verband tussen platentektoniek, aardbevingen en vulkanen. 25-30 Toon de positieve en negatieve gevolgen aan van aardbevingen en vulkaanuitbarstingen in de wereld. 31 Verklaar de relatie tussen de aanwezigheid van ‘The Ring of Fire’ en de platentektoniek.
116
reliëf
1 Reliëf in het landschap Vraag
1
Welke reliëfelementen bepalen het uitzicht van het landschap?
Het landschap is het resultaat van vaak langdurige inwerking van natuurelementen op het aardoppervlak. De afwisseling van hoogten, laagten, vlakke en hellende delen, noemen we het reliëf. Het wordt als een geheel waargenomen, maar om het te begrijpen, worden alle elementen afzonderlijk bestudeerd. OPDRACHT 1 Herken reliëf in het landschap. 1 Onderstaande foto's zijn op verschillende plaatsen in de wereld gemaakt. a Welke foto’s gelijken op elkaar? Groepeer de foto's volgens hun uitzicht. Foto’s
horen bij elkaar en foto’s
horen bij elkaar.
2 Op welke foto’s zie je reliëf ? reliëf de afwisseling van hoogten en laagten, van hellende en vlakke delen in het landschap
3 Welke woorden zijn belangrijk in de definitie van reliëf?
1
4.1
2
Nederland
4.2
3
4.3
India
4
Kazachstan
4.4
Verenigde Staten
reliëf
117
OPDRACHT 2
Herken de reliëfelementen in het landschap.
1 Bekijk de foto en los de opdrachten op.
4.5
Col du Glandon, Frankrijk
a Overtrek met een groene stift de lijn waar de aarde de lucht lijkt te raken. b Welk reliëfelement heb je aangeduid? Kruis het juiste antwoord aan. 0 de horizonlijn 0 de helling 0 het hoogteverschil c Beoordeel het aangeduide reliëfelement. Kruis het juiste kenmerk aan. Hulp vind je terug bij fig 4.6 0 recht 0 golvend 0 kantig
RECHT 4.6
118
kenmerken van een horizonlijn
reliëf
GOLVEND
horizonlijn de lijn in de verte waar lucht en aarde elkaar schijnbaar raken helling de overgang tussen hogere en lagere delen in het landschap hoogteverschil het verschil in hoogte tussen twee plaatsen in het landschap
KANTIG
2 Bekijk de foto en los de opdrachten op.
4.7
Matterhorn, Zwitserland
a Trek met een rode stift een dubbele loodrechte pijl tussen de top van de berg en het wateroppervlak van het meer. b Welk reliëfelement heb je aangeduid? Kruis het juiste antwoord aan. 0 de horizonlijn 0 de helling 0 het hoogteverschil c Beoordeel het aangeduide reliëfelement. Kruis het juiste kenmerk aan. Hulp vind je terug bij fig 4.8 0 klein 0 matig 0 groot
4.8
kenmerken van hoogteverschil
reliëf
119
3 Bekijk de foto en los de opdrachten op. ID 1
4.9
Italië
a Duid met een blauwe pijl aan in welke richting de sporter fietst. b Welk reliëfelement heb je aangeduid? Kruis het juiste antwoord aan. 0 de horizonlijn 0 de helling 0 het hoogteverschil c Beoordeel het aangeduide reliëfelement en kruis het juiste kenmerk aan. Hulp vind je terug bij fig 4.10. 0 zacht of zwak 0 matig 0 steil
4.10 kenmerk van een helling
120
reliëf
LEERTEKST reliëfelementen die het landschap bepalen
3 RELIËFELEMENTEN ZICHTBAAR IN HET LANDSCHAP HO RIZO NLIJN
HO O GTEVERS CHI L
HEL L I NG
recht
U I TZI C H T
golvend of gebogen
SYMBOOL
kantig
reliëf
121
2 Reliëfvormen Het reliëf kan verschillende vormen aannemen. De naam die we aan een reliëfvorm geven, is afhankelijk van de drie reliëfelementen die waarneembaar zijn in het landschap. Vraag
2
Welke reliëfvormen kun je herkennen in een landschap?
OPDRACHT 3 Analyseer de landschapsfoto’s. 1 Voer de volgende opdrachten uit op landschapsfoto’s. a Duid met een groene lijn de horizon aan. Afspraak: denk alle gebouwen, bomen, hoogspanningsleidingen enz. weg! b Duid het hoogteverschil aan met een dubbele rode pijl. c Duid de helling aan met een enkele blauwe pijl. 2 Omcirkel in de tabel onder de foto het kenmerk voor elk reliëfelement. 3 Omcirkel in de tabel onder de foto de juiste reliëfvorm. Maak gebruik van onderstaande figuren om te bepalen welke reliëfvorm het landschap in de de foto heeft.
122
reliëf
4.11 Nederland
HORIZONLIJN HOOGTEVERSCHIL HELLING RELIËFVORM
recht / golvend of gebogen / kantig Opmerking: bekijk aandachtig de rivierinsnijding! klein / matig / groot zacht of zwak / matig / steil vlakte/ plateau/ heuvelland /gebergte
4.12 Californië, Verenigde Staten
HORIZONLIJN HOOGTEVERSCHIL HELLING RELIËFVORM
recht / golvend of gebogen / kantig klein / matig / groot zacht of zwak / matig / steil vlakte / plateau / heuvelland / gebergte reliëf
123
4.13 Coloradorivier, Verenigde Staten
HORIZONLIJN HOOGTEVERSCHIL HELLING RELIËFVORM
recht / golvend of gebogen / kantig Opmerking: bekijk aandachtig de rivierinsnijding! klein / matig / groot zacht of zwak / matig / steil vlakte / plateau / heuvelland / gebergte
4.14 Aspen, Verenigde Staten
HORIZONLIJN HOOGTEVERSCHIL HELLING RELIËFVORM 124
reliëf
recht / golvend of gebogen / kantig klein / matig / groot zacht of zwak / matig / steil vlakte / plateau / heuvelland / gebergte
STUDIETIP
de drie H's
De drie reliëfelementen die je gebruikt om van een landschap de reliëfvorm te bepalen, onthoud je met de 3H’s: horizon, hoogteverschil en helling. OPDRACHT 4 Benoem de reliëfvormen. 1 Bestudeer de foto’s en omcirkel voor elk reliëfelement het juiste kenmerk. 2 Benoem voor elke foto de reliëfvorm.
4.15 reliëfvorm 1
4.16 reliëfvorm 2
RELIËFVORM 1
RELIËFVORM 2
HORIZONLIJN
recht / golvend of gebogen / kantig
recht / golvend of gebogen / kantig
HOOGTEVERSCHIL
klein / matig / groot
klein / matig / groot
HELLING
zacht of zwak / matig / steil
zacht of zwak / matig / steil
RELIËFVORM
4.17 reliëfvorm 3
4.18 reliëfvorm 4
RELIËFVORM 3
RELIËFVORM 4
HORIZONLIJN
recht / golvend of gebogen / kantig
recht / golvend of gebogen / kantig
HOOGTEVERSCHIL
klein / matig / groot
klein / matig / groot
HELLING
zacht of zwak / matig / steil
zacht of zwak / matig / steil
RELIËFVORM
reliëf
125
OPDRACHT 5 Markeer per locatie de gepaste reliëfelementen en benoem de reliëfvorm. 1 Bezoek met Google Maps de opgegeven plaatsen in de wereld. Je kunt de reis starten via de link in e-ducate.me. 2 Markeer voor iedere locatie bij elk reliëfelement het juiste kenmerk. 3 Noteer telkens de reliëfvorm. PLAATS
HORIZONLIJN
Namen (België)
HOOGTEVERSCHIL
HELLING
• recht • golvend of gebogen • kantig
• klein • matig • groot
• zacht of zwak • matig • steil
• recht • golvend of gebogen • kantig
• klein • matig • groot
• zacht of zwak • matig • steil
• recht • golvend of gebogen • kantig
• klein • matig • groot
• zacht of zwak • matig • steil
• recht • golvend of gebogen • kantig
• klein • matig • groot
• zacht of zwak • matig • steil
• recht • golvend of gebogen • kantig
• klein • matig • groot
• zacht of zwak • matig • steil
• recht • golvend of gebogen • kantig
• klein • matig • groot
• zacht of zwak • matig • steil
Reliëfvorm: Modautal (Duitsland) Reliëfvorm: Chamonix (Frankrijk) Reliëfvorm: New South Wales (Australië) Reliëfvorm: Paraná (Brazilië) Reliëfvorm: Arta Agnanta (Griekenland) Reliëfvorm: OPDRACHT 6
Zoek zelf foto's van reliëfvormen.
1 Zoek zelf afbeeldingen van de verschillende reliëfvormen en kleef ze op de volgende pagina binnen de voorziene kaders. 2 Vermeld de bron van elk beeld. 3 Duid op elke foto de 3 H’s aan met de afgesproken kleuren. 4 Vermeld de reliëfvorm. 5 De taak wordt gemaakt tegen 6 Aanvullende afspraken 0 Je gebruikt maximum 1 beeld van het internet in deze opdracht. 0 De beelden komen uit een tijdschrift, krant, reclamefolder … 0 Beelden van de zee zijn niet toegestaan. 0 0 0 126
reliëf
naam:
klas:
Reliëfelementen: - Horizonlijn:
- Hoogteverschil:
- Helling:
Naam van de reliëfvorm: Bron:
Reliëfelementen: - Horizonlijn:
- Hoogteverschil:
- Helling:
Naam van de reliëfvorm: Bron:
reliëf
127
Reliëfelementen: - Horizonlijn:
- Hoogteverschil:
- Helling:
Naam van de reliëfvorm: Bron:
Reliëfelementen: - Horizonlijn:
- Hoogteverschil:
- Helling:
Naam van de reliëfvorm: Bron:
128
reliëf
LEERTEKST reliëfvormen herkennen
VLAKTE
PLATEAU
HEUVELLAND
GEBERGTE
HORIZONLIJN
U I TZ I C H T
recht
recht
golvend of gebogen
golvend, gebogen of kantig
HOOGTEVERSCHIL
klein
matig tot groot langsheen de rivier klein op het bovenvlak
matig
groot
matig tot steil
steil
HELLING
zacht of zwak
matig tot steil
reliëf
129
3 Reliëf op kaart De wereld bestaat uit landschappen waar hoogteverschillen, hellende en vlakke delen elkaar afwisselen. Foto’s, satellietbeelden en filmpjes geven je een kijk op het landschap. Bij het analyseren van het reliëf in het landschap bespreek je de 3H’s. De kenmerken van de horizon, de helling en het hoogteverschil bepalen de reliëfvorm. De exacte hoogte van een plaats valt niet af te lezen hoogte het aantal meter dat een plaats van beeldmateriaal of van het landschap. Het aantal meter dat een plaats boven of boven of onder de zeespiegel ligt onder de zeespiegel ligt, wordt gemeten. Deze informatie is terug te vinden op een reliëfkaart en op een orohydrografische kaart in de atlas. Vraag
3
Hoe wordt reliëf op een kaart voorgesteld?
De hoogte en de positie van de berg worden gemeten met GPS-apparatuur. Om de kaart op te bouwen worden de metingen volgens afspraken genoteerd. In de volgende opdracht ontdek je de basisprincipes die gehanteerd worden om een kaart op te maken.
1
+ 1100 m
1000 m
1000 m
800
800
600
600
400
400
200
200
0
A
B
2
0
3
130
reliëf
OPDRACHT 7 Onderzoek de hoogtelijnen op een kaart. Om het volledige landschap in kaart te brengen worden meerdere metingen op verschillende hoogtes uitgevoerd. De plaatsen die eenzelfde hoogte hebben ten opzichte van de zeespiegel, worden met elkaar verbonden. De lijnen die ontstaan, worden hoogtelijnen genoemd. Bij een hoogtelijn staat een hoogtecijfer.
hoogtelijn een lijn op de kaart die punten verbindt die op dezelfde hoogte liggen
1 Bekijk de foto van het berglandschap 1 en voer de opdrachten uit. a Bekijk de doorsnede van de berg 2 en noteer de hoogtecijfers van de hoogtelijnen bij de tekening onderaan 3 . Let op! Noteer volgens onderstaande richtlijnen. De bovenkant van het hoogtecijfer wijst altijd naar een hoger gelegen gebied, de onderkant naar een lager gelegen gebied. b Het hoogteverschil tussen twee opeenvolgende hoogtelijnen is het hoogtelijneninterval. Hoeveel bedraagt het hoogtelijneninterval op de schets? c Je houdt als fietser van een fikse uitdaging en wil de berg beklimmen langs de steilste helling. Bekijk de hellingen 2 . Langs welke helling fiets je de berg op? Omcirkel het juiste antwoord. Helling van A tot de top d Op 3
Helling van B tot de top
kun je eveneens zien welke helling het steilst is. Verklaar?
OPDRACHT 8 Onderzoek de hoogtezone op een kaart. Het gebied tussen twee hoogtelijnen noemen we een hoogtezone. De hoogtezones worden ingekleurd met afgesproken kleuren die weergegeven worden in een legende. Dit zijn conventionele kleuren. De volgorde van de kleuren is voor elke kaart dezelfde. De hoogtecijfers die aan de zones gekoppeld worden, kunnen verschillen van kaart tot kaart. Daarom is het nodig de legende van elke reliëfkaart te raadplegen.
hoogtezone een gebied tussen twee hoogtelijnen
Bekijk onderstaande legende en voer opdrachten uit. 0
200
400
600
800
1000
a Vul aan De laagste zones krijgen
kleuren.
De hogere zones
kleuren.
De hoogste zones krijgen
kleuren.
b Kleur de hoogtezones met de kleuren van de legende bij 3 . OPDRACHT 9 Onderzoek het hoogtepunt op een kaart. Het hoogste punt ten opzichte van de zeespiegel wordt aangeduid met een plus-teken (+) en een cijfer met de exacte hoogte. Dit is het hoogtepunt. Een plaats die lager ligt ten opzichte van de zeespiegel is eveneens een hoogtepunt. Dit wordt aangeduid met een min-teken (–) en een cijfer. 1 Noteer de hoogte van de berg
hoogtepunt een punt op de kaart dat de hoogte aangeeft
2
2 Duid de hoogte aan op 3 .
reliëf
131
OPDRACHT 10 Bepaal de hoogte van de aangeduide punten.
*p2
*p3
20
*p5 20
*p1 0
10 80 60
40
20
*p4
Lees op de schets de hoogte af van de aangeduide punten. • P1 heeft een hoogte van 40 m omdat het op de hoogtelijn van 40 m ligt. • P2 ligt tussen 20 en 40 m omdat het tussen de hoogtelijnen van 20 en 40 m ligt. 1 Wat is de hoogte van volgende punten? P3: P4: P5: 2 Omcirkel de oplossing. a Je verplaatst je van P1 naar P2. Je wandelt eerst de zachte / steile helling op / af en dan de zachte / steile helling op / af. b Je fietst van P3 naar P4. Je fietst een zachte helling af / op om vervolgens een zachte / steile helling op /af te rijden. OPDRACHT 11 Onderzoek het reliëf op de kaart. 1 Zoek in de atlas de kaart ‘België en Luxemburg (natuurkundig)/ orohydrografisch' (blz. vragen op.
) en los de
a Rangschik deze steden volgens hun hoogteligging (van laag naar hoog): Luik - Oostende - Aarlen - Hasselt b Hoe kan je op de orohydrografische kaart van België in één oogopslag de bovenstaande steden juist rangschikken?
c Bepaal hoe hoog deze steden gelegen zijn: • Ieper • Braine-le-Comte 132
reliëf
d Je kunt van deze plaatsen de exacte hoogte bepalen omdat elke plaats op een kleurovergang ligt. De kleurovergang is een e Hoe hoog zijn volgende heuvels? De Pottelberg ligt op
m boven de zeespiegel.
De Botrange ligt op
m boven de zeespiegel.
De exacte hoogte van de top is
.
f Markeer het juiste antwoord. - Lille ligt in de hoogtezone van 5-20 m. - Gistel ligt op 0 m. - De Samber stroomt nabij Thuin op 100 m boven de zeespiegel. - Croix Scaille ligt op 595 m boven de zeespiegel.
juist juist juist juist
fout fout fout fout
2 Noteer bij elke schets de reliĂŤfvorm. Kies uit: vlakte - plateau - heuvelland - gebergte
reliĂŤf
133
LEERTEKST weergave van het reliëf op een kaart RELIËFELEMENTEN IN HET LANDSCHAP
Horizon
Hoogteverschil
Helling Reliëf wordt op kaart voorgesteld met: - een hoogtelijn - een hoogtepunt - een hoogtezone RELIËF OP EEN KAART Hoogtelijn (elke kleurovergang)
+ 2795 Hoogtepunt
Hoogtezone 0 100 200 500 2000
STUDIETIP
reliëf onthouden
Reliëf in het landschap onthoud je door de 3 H’s (reliëfelementen). Reliëf op kaart onthoud je door de hoogte punt-lijn-zone.
134
reliëf
Vraag
4
Welke hoogtezones, reliëfvormen en reliëfeenheden herken je?
OPDRACHT 12 Bepaal de hoogtezones en de reliëfvormen. Wereldwijd onderscheiden we drie grote hoogtezones. De drie grote hoogtezones benoemen we als volgt: • Het gebied boven de 2 000 m noemen we HOOGLAND. • Het gebied van 200 m tot 2 000 m noemen we MIDDELLAND. • Het gebied van 0 m tot 200 m noemen we LAAGLAND.
4.19 hoogtezones onderscheiden In elke hoogtezone kunnen verschillende reliëfvormen voorkomen. Een vlakte in het laagland noemen we een laagvlakte. Een plateau in het hoogland noemen we een hoogplateau. Je vindt een overzicht in het schema hieronder.
HOOGTEZONES
RELIËFVORMEN
HOOGLAND
hoogvlakte hoogplateau hooggebergte
200 - 2 000 m
MIDDELLAND
middelhoge vlakte middelhoog heuvelland middelhoog plateau middelgebergte
0 -200 m
LAAGLAND
laagvlakte laag heuvelland laagplateau
boven 2 000 m
reliëf
135
Noteer de naam van de reliëfvormen onder de tekening.
1
2 3 4
5
6 8 7 9
10
1
4
8
2
5
9
3
6
10
7
Om alle vlakten, plateaus en gebergten van de wereld te kunnen lokaliseren, krijgt elke vlakte, plateau en gebergte in de wereld een specifieke naam die vaak verwijst naar de locatie. Dit is een reliëfgebied of reliëfeenheid. Bv. de vlakte die in de Kempen voorkomt, heet de Kempense Laagvlakte. Hierdoor kun je de vlakte situeren in de Kempen en weet je dat ze een deel is van het laagland. OPDRACHT 13 Onderzoek de reliëfkaart van de wereld. 1 Benoem de hoogtezones in de tabel. 2 Schrijf het nummer van de reliëfeenheid op de juiste plaats op de kaart.
136
reliëf
reliëfgebied of reliëfeenheid een benaming die verwijst naar de locatie en het type reliëfvorm, bv. Kempsense Laagvlakte
2000 500 200 0 -200 -1000 -2000 -4000
1 2 3 RELIËFGEBIEDEN / 4 RELIËFEENHEDEN 5 6 7 8
HOOGTEZONES
Hoogte/diepte in m
Himalaya Hoogland van Tibet Andes Hoogland van Iran Rocky Mountains Alpen Oost-Afrikaans Hoogland Atlas
9 Hoogland van Brazilië 10 Appalachen 11 Oeral
12 Amazonebekken 13 Vlakte van de Mississippi 14 Gangesvlakte 5000 km 2000 km 0 15 Russisch Laagland 16 West-Siberisch Laagland
4.20 reliëfkaart van de wereld
reliëf
137
0
4.21 reliëfkaart van Europa
138
reliëf
250
N
500km
-4000
-2000
-200
onder zeeniveau
0
200
500
1000
1500
2000
4000
5
4
14
6
9
18 15
13
1
17
8
10
16
3
2
7
12
11
OPDRACHT 14 Onderzoek de reliëfkaart van Europa.
1 Vul de tabel aan. a Noteer de hoogte van de hoogtezones. b Benoem de hoogtezones. 2 Gebruik de atlas om de genummerde reliëfeenheden op te zoeken. Noteer het nummer bij de naam van de passende reliëfeenhied in de tabel. HOOGTEZONES
+
m
RELIËFGEBIED/RELIËFEENHEID
Pyreneeën
Kaukasus
Alpen
Apennijnen
Karpaten
Scandinavisch Hoogland
Schotse Hooglanden
Spaanse Hoogvlakte
+
m
Centraal Massief
tot
m
Vogezen
Zwarte Woud
Oeralgebergte (Ural-)
Centraal Plateau
Frans Laagland
Noord-Duits Laagland
Russisch Laagland
Povlakte
Donauvlakte
+
m
tot
m
+
m
tot
m
OPDRACHT 15 Onderzoek de reliëfkaart van België. 1 Herken de reliëfvormen op de reliëfkaart van België op fig 4.22. a Welke reliëfvorm vind je aan de kust? b Welke reliëfvorm tref je aan in de omgeving van de hoogtelijn van 50 m? c Welke reliëfvorm overheerst ten zuiden van Samber en Maas? 2 Benoem de hoogtezones in België. a Noteer de namen van de hoogtezones die in België voorkomen in de tabel bij fig 4.22. b Situeer jouw schoolgemeente op de reliëfkaart van België met een rood sterretje. c In welke hoogtezone komt jouw schoolgemeente voor?
reliëf
139
3 Benoem de reliëfeenheden van België in de tabel.
4.22 reliëfkaart van België
HOOGTEZONES
400 m
RELIËFGEBIED/RELIËFEENHEID
Plateau van de Hoge Venen
Ardens Plateau
Plateau van Herve
Heuvelruggen van de Condroz
Fagne -Famennedepressie
Lotharings Plateau
Henegouws Laagplateau
Brabants Laagplateau
Haspengouws Laagplateau
Kempens Laagplateau
Hageland
Vlaamse Ardennen
West-Vlaamse Heuvels
Kempense Laagvlakte
Vlaamse Laagvlakte
Laagvlakte van de Kust
200 m
50 m
5m
0m
140
reliëf
4 Landschapsvorming door water, wind, ijs en zwaartekracht Hoe reliëfvormen tot stand komen onder invloed van water, wind, ijs en zwaartekracht kom je te weten in dit hoofdstuk. Delen van de aardkorst die loskomen, veranderen het uitzicht van het landschap. Dat wordt afbraak genoemd. Het los materiaal spoelt of waait weg en wordt elders terug afgezet. Dat proces heet erosie.
4.23 Maas, Frankrijk
4.24 Siberië, Rusland
4.25 rotsblokken op de baan
4.26 Sahara, Afrika
erosie het losmaken van delen van de aardkorst, het transporteren en het afzetten van het los materiaal
De foto's tonen hoe door de werking van water, ijs, wind en zwaartekracht het landschap gevormd wordt. Elk aspect wordt met de onderzoeksvragen nader bekeken.
reliëf
141
Vraag
5
Hoe vormt water het landschap?
Rivieren stromen door het landschap, van hogere delen naar lagere delen, van de bron naar de monding. Het water zoekt zijn weg en zal daardoor mee bepalen hoe het landschap eruit ziet.
OPDRACHT 16 Stel proefondervindelijk de werking van water op gesteenten vast. ONDERZOEK 1: Welke invloed heeft stromend water op het landschap? Benodigdheden dienblad zand blokjes (eventueel hout of duplo) van +/- 2,5 cm fles water Werkwijze
1 Bedek het dienblad met een egaal laagje zand (ongeveer 0,5 cm). 2 Verdeel het zandoppervlak in de lengte in drie gelijke delen. 3 Verhoog een zijde van het dienblad. 4 Giet in het eerste deel, vanaf de verhoogde zijde, langzaam water op het zand.
1
2
Waarneming 1 Wat stel je vast bij het uitvoeren van de proef?
2 Beschrijf het uitzicht van het zandoppervlak na de proef.
3 Link jouw vaststelling aan de werking van een rivier in het landschap.
142
reliëf
3
INFO
erosie van het landschap
De foto toont de erosie van de oever door de rivier. Zacht materiaal wordt makkelijker losgemaakt en meegevoerd dan harde gesteenten. Het losgekomen materiaal wordt door de rivier meegevoerd. Het landschap krijgt op korte termijn een ander uitzicht.
4.27 Mexico
Deze foto toont het resultaat van de erosie door de Coloradorivier in de Verenigde Staten. 6 miljoen jaar geleden begon de Coloradorivier zich in te snijden in de aardkorst. De zachte gesteenten boden relatief weinig weerstand waardoor de Colorado zich tot 1 700 m diep kon insnijden. Onderzoek geeft aan dat de Coloradorivier tussen de 0,5 en 1 miljoen ton erosiemateriaal per 24 uur verplaatst.
4.28 Coloradorivier, Verenigde Staten ONDERZOEK 2: Welke invloed heeft de hoeveelheid stromend water op erosie? Benodigdheden opstelling en resultaat uit onderzoek 1 fles water Werkwijze Giet in het tweede deel, vanaf de verhoogde zijde, overvloedig water op het zand. Waarneming 1 Wat gebeurt er als je overvloedig water giet op het zand?
2 Link jouw vaststelling aan de werking van een rivier in het landschap.
reliëf
143
ONDERZOEK 3: Hoe beïnvloedt de hellingsgraad de erosie? Benodigdheden opstelling en resultaat van onderzoek 1 en 2 fles water blokjes (eventueel hout of duplo) van +/- 2,5 cm Werkwijze
1 Verhoog de helling door aan beide kanten een blokje extra onder het dienblad te plaatsen. 2 Giet in het derde deel, vanaf de verhoogde zijde, water op het zand. Waarneming 1 Wat stel je vast als de helling steiler wordt?
2 Link jouw vaststelling aan de werking van een rivier in het landschap.
ONDERZOEK 4: Wat gebeurt er met het meegenomen materiaal door stromend water? Benodigdheden grote gesloten plastic pot gevuld met keien, zand en water Werkwijze
1 Schud met de pot om de inhoud te mengen. 2 Zet de pot neer en neem waar. 3 Laat het materiaal in de pot tot stilstand komen.
Waarneming 1 Wat kan je waarnemen als de pot geschud wordt?
2 Wat stel je vast als het water tot stilstand is gekomen?
3 Link jouw vaststellingen aan de werking van een rivier in het landschap.
144
reliëf
INFO
sedimentafzetting
4.29 Caboolturerivier, Australië
4.30 Irrawaddy, Myanmar
Op bovenstaande foto's zie je hoe het meegevoerde materiaal afgezet wordt op de bodem en aan de oevers. De rivier wordt daardoor minder diep. Om de vaargeul van de rivieren open te houden is het nodig geregeld te baggeren. Rivieren verliezen aan de monding snelheid waardoor het sediment afgezet wordt. Als de afzetting van het materiaal boven het waterniveau uitsteekt, vormt dit een hindernis voor het water. Hierdoor zoekt het water via verschillende kleine aftakkingen een nieuwe weg naar de zee of een meer. ONDERZOEK 5: In de vorige onderzoeken werd steeds een onderzoeksvraag opgegeven. Om een goede onderzoeksvraag op te stellen, worden enkele criteria gehanteerd. Criteria voor het opstellen van een onderzoeksvraag 1 Vragende vorm bij de formulering. 2 De vraag is een complexe vraag, geen ja/neen vraag. 3 De inhoud van de vraag moet te onderzoeken zijn. 4 Duidelijke formulering van het te onderzoeken doel. Voor dit onderzoek geven we enkele mogelijke onderzoeksvragen. Vraag 1 Heeft begroeiing verschil bij erosie? Vraag 2 Heeft de aanwezigheid van hellingen invloed bij erosie? Vraag 3 Beïnvloedt de begroeiing van hellingen de sterkte van erosie? 1 Toets voor elke vraag de criteria af. Plaats een vinkje als de vraag aan de voorwaarde voldoet.
Vraag 1 2 3 Vragende vorm bij de formulering. De vraag is een complexe vraag, geen ja/neen vraag. De inhoud van de vraag moet te onderzoeken zijn. Duidelijke formulering van het te onderzoeken doel. 2 De vraag die voldoet aan alle criteria is onze onderzoeksvraag. Noteer de onderzoeksvraag in de titel van onderzoek 5. 3 Stel de proef op.
reliëf
145
Benodigdheden halve petfles met aarde halve petfles met graszode verhoog om de flessen op te leggen twee bodems van 2 kleurloze petflessen 2 bekers met 300 ml water
Werkwijze 1 Leg de flessen met aarde en graszode op het verhoog. 2 Plaats de halve flessen onder de openingen. 3 Giet één beker rustig leeg boven de petfles met aarde. 4 Giet de tweede beker langzaam leeg boven de petfles met de graszode. Waarneming 4 Wat stel je vast na het uitvoeren van het onderzoek?
5 Link jouw vaststelling aan de werkelijkheid: hoe beïnvloedt vegetatie op hellingen de erosie?
6 Schrap wat niet past. De vegetatie of plantengroei biedt wel / geen weerstand tegen het afstromende water. De plantengroei belet / bevordert dat het water een grote snelheid ontwikkelt en dus meer / minder kracht krijgt. Als de hellingen onbegroeid zijn, kan er veel / weinig sediment in de waterlopen komen. De waterlopen worden minder diep en gaan overstromen.
146
reliëf
LEERTEKST afbraak en erosie Stromend water beïnvloedt de vorming van het landschap. Gesteenten komen los door stromend water, waardoor er geulen ontstaan. Dit proces wordt afbraak genoemd. Het sediment, of het losgekomen materiaal, bestaat uit zand, klei, stenen … Het water transporteert het sediment en zet het op een lager gelegen plek af als de snelheid van de stroming afneemt. De zwaarste deeltjes worden eerst afgezet. Het proces van afbraak, transport en afzetting wordt erosie genoemd. Bij steile hellingen en grote waterhoeveelheden neemt de erosie toe. Vegetatie remt erosie af. WIST JE DAT samenvloeiing van stromen
4.31 Rhône en Arve
Op de foto zie je de samenvloeiing van twee rivieren, de Rhône en de Arve. De Rhône komt uit het meer van Genève. De Arve komt vanuit het Mont Blancmassief in de Alpen en brengt sediment mee, wat het kleurverschil verklaart. Vraag
6
Hoe beïnvloedt wind het landschap?
OPDRACHT 17 Onderzoek hoe wind het landschap vormt. Onderstaand landschap bestaat uit rotsen en zandduinen. Het landschap is tot stand gekomen door de drie stappen van het erosieproces.
4.32 Libië, Afrika
reliëf
147
1 Noteer de drie stappen van het erosieproces in de vakjes van de uitleg. Kies uit: afbraak – transport - sediment Door heel grote temperatuurverschillen op dezelfde dag ontstaan scheuren in de rotsen. Gesteenten warmen overdag op waardoor ze uitzetten. Bij het afkoelen ’s nachts krimpen ze waardoor scheuren kunnen ontstaan. Regenwater dat in de scheuren en spleten binnendringt, lost het bindmiddel tussen de zandkorrels op. De wind neemt de losgekomen zandkorrels mee. Zo worden de kloven breder. De zandkorrels worden op een andere plaats afgezet en vormen duinen. De zachtere delen in de verticale wanden van de rotsen worden aangetast door wind en water. Hierdoor ontstaan uithollingen. Het samenspel van wind en water kan op sommige plaatsen sierlijke bogen doen ontstaan. Het hardere materiaal blijft overeind staan.
4.33 Libië, Afrika Vraag
7
4.34 Utah, Verenigde Staten
Welke invloed heeft ijs op het landschap?
OPDRACHT 18 Onderzoek hoe ijs het landschap vormt. 1 Lees de tekst en vul het schema aan. In koude gebieden en in het hooggebergte wordt de sneeuw, die hier in grote hoeveelheden neerdwarrelt, opeengepakt. Door de druk van de bijkomende sneeuwlagen zal na vele jaren de sneeuwmassa omgezet worden tot een ijsmassa of een gletsjer. Als deze ijsmassa zich op een hellend vlak bevindt, schuift zij onder invloed van de zwaartekracht (de aantrekkingskracht van de aarde) heel langzaam naar beneden. Door de beweging van de gletsjer worden rotsblokken uit de wanden en op de bodem losgewrikt en meegevoerd tot aan de voet van de gletsjer. Daar wordt het materiaal verder getransporteerd door het smeltwater van de gletsjer. Het erosieproces onder invloed van ijs, vormt op deze manier een vallei.
148
reliëf
4.35 opgestapelde sneeuwmassa wordt ijsmassa 4.36 vallei na afsmelten van het ijs Het resultaat van gletsjerwerking is op verschillende plaatsen in de wereld waar te nemen.
4.37 valleivorming door gletsjerwerking in Georgië
4.38 valleivorming in het Verenigd Koninkrijk
Sneeuw DRUK
Gletsjer schuift
Rotsblokken van wanden en bodem komen los
Puin aan de voet van de gletsjer
+ HELLING
reliëf
149
4.39 Vatnajökullgletsjer, IJsland
De Vatnajökullgletsjer is de tweede grootste gletsjer van Europa (oppervlakte van Europa = 10 000 000 km²). Hij bedekt een gebied van 8 100 km² en heeft een maximale dikte van 1 000 m. IJsland bestaat dus voor 8% uit deze gletsjer. Om een vergelijking te maken, is het goed om weten dat België een totale oppervlakte heeft van 30 500 km². Mocht deze gletsjer in België liggen, dan zou bijna ¼ van het landoppervlak bedekt zijn met de gletsjer. Bij een gletsjer denken we dikwijls aan een mooie, witte ijsmassa. De foto hiernaast toont aan dat dit niet altijd zo is. Door het schuren langs de rotsen, neemt de gletsjer zand en grind mee, wat de verkleuring verklaart. 4.40 Rhône gletsjer
2 Bestudeer de kaart 'Europa natuurkundig' (blz.
) en leidt hiervan de invloed van ijs op het landschap af.
4.41 Noorwegen a Vergelijk de vorm van de kustlijn van Noorwegen met die van België en Frankrijk. Wat stel je vast?
Tot 12 000 jaar geleden was Noorwegen bedekt met een ijskap van 3 km dik. Gletsjers schuurden tijdens hun tocht naar de oceaan diepe valleien uit. Door het stijgen van de temperatuur op aarde, ging het ijs smelten en steeg het zeespiegelniveau. De valleien die door de gletsjers gevormd zijn, werden ingenomen door water en zo ontstonden de fjorden die de kust van Noorwegen kenmerken. 150
reliëf
Vraag
8
Welke invloed heeft de zwaartekracht op het landschap?
Grond of stenen die loskomen, rollen of schuiven naar beneden onder invloed van de zwaartekracht. Tijdens deze tocht nemen de stenen nog ander materiaal mee. Zo kan het loskomen van één steen een steenlawine veroorzaken. Na zware regenval stroomt het water de helling af. Door de zwaartekracht krijgt de modderstroom voldoende kracht om zeer veel materiaal af te breken en mee te nemen.
OPDRACHT 19 Leg het verband tussen erosie en zwaartekracht. Bij welke vormen van erosie speelt zwaartekracht een rol? Kruis aan. 0 watererosie 0 winderosie 0 erosie door gletsjerwerking
4.42 steenlawine, Spanje
4.43 grondverschuiving, Costa Rica
WIST JE DAT de hoogste toppen van de Ardennen ... Miljoenen jaren geleden waren de hoogste toppen van de Ardennen op 5 000 m boven de zeespiegel gelegen. Dat is hoger dan de Mont Blanc, de hoogste berg van de Alpen. Erosie zorgde ervoor dat het hoogste punt van België, de Botrange, nu op slechts 694 m boven de zeespiegel ligt.
reliëf
151
LEERTEKST kracht van water, wind, ijs en zwaartekracht EROSIE Het proces van afbraak, transport en afzetting wordt erosie genoemd. Bij steile hellingen en grote waterhoeveelheden neemt de erosie toe. Vegetatie remt erosie af. WATER Stromend water beïnvloedt de vorming van het landschap. Gesteenten komen los door stromend water, waardoor er geulen ontstaan. Dit proces wordt afbraak genoemd. Het sediment, of het losgekomen materiaal, bestaat uit zand, klei, stenen … Het water transporteert het sediment en zet het op een lager gelegen plek af als de snelheid van de stroming afneemt. De zwaarste deeltjes worden eerst afgezet. WIND Door grote temperatuurverschillen ontstaan er scheuren in de rotsen. Regenwater lost het bindmiddel tussen de zandkorrels op. Dat is afbraak. De wind neemt de zandkorrels mee. Dat is transport. Als de sterkte van de wind afneemt, wordt het meegevoerde materiaal afgezet. IJS Meerdere lagen sneeuw worden door de druk omgezet in een ijsmassa of gletsjer. Onder invloed van de zwaartekracht en zijn eigen massa schuift de gletsjer langzaam van de helling. De bewegende gletsjer maakt rotsblokken van de wanden en de bodem los. Dat is afbraak. Hij voert dit materiaal mee naar beneden. Dat is transport. Het meegevoerde materiaal wordt afgezet aan de voet van de gletsjer en verder getransporteerd door smeltwater. ZWAARTEKRACHT De zwaartekracht speelt een belangrijke rol bij het transport. Door de aantrekkingskracht van de aarde schuiven losgekomen stenen en modder naar beneden. Ook zandkorrels die meegenomen zijn door de wind, vallen onder invloed van de zwaartekracht neer. EROSIE Afbraak
WATER
WIND
IJS
Door stromend water komen gesteenten los.
Door temperatuursverschillen ontstaan scheuren in rotsen. Regenwater lost bindmiddel op tussen zandkorrels.
De gletsjer maakt rotsblokken en gesteenten los door wrijving.
De wind neemt de zandkorrels mee.
Een bewegende gletsjer neemt rotsblokken en gesteenten mee.
Transport Stromend water neemt gesteenten mee en maakt geulen in het landschap. Afzetting
152
reliëf
Als de stroming Als de wind afneemt, worden zandkorrels afgezet. afneemt, worden gesteenten afgezet. De zwaarste delen worden eerst afgezet.
Rotsblokken, zand en grind worden afgezet aan de voet van de gletsjer.
ZWAARTEKRACHT
Zwaartekracht zorgt voor het loskomen en verplaatsen van gesteenten bij iedere vorm van erosie.
5 Krachten uit het inwendige van de aarde Wind, water, zwaartekracht en ijs vormden het reliëf van de aarde sinds haar ontstaan 4,5 miljard jaar gelden. Maar niet alleen uitwendige krachten bepaalden het uitzicht dat we nu kennen, ook krachten uit het inwendige van de aarde speelden een belangerijke rol. Vraag
9
Hebben de continenten er altijd hetzelfde uitgezien?
OPDRACHT 20 Bestudeer de vorm van de continenten nu en vroeger. 1 De foto toont de continenten zoals wij ze nu kennen. Welke continenten passen als puzzelstukken in elkaar?
W 180°160°140°120° 100° 80° 60° 40° 20° 0° 20° 40° 60° 80° 100° 120°140°160°180° E 80° N 66,5° 60°
40°
23,5° 20°
0°
20° 23,5°
40°
60° 66,5° 80° S W 180°160°140°120° 100° 80° 60° 40° 20° 0° 20° 40° 60° 80° 100° 120°140°160°180° E
4.44 de continenten zoals ze er nu uitzien
2 De kaart op volgende bladzijde toont de ligging van de continenten 250 miljoen jaar geleden. a Wat stel je vast?
b Op welke breedteligging lag België toen? c Welke belangrijke breedtecirkel heeft die breedteligging? d Noem drie landen die nu op die breedtecirkel liggen. e Wat is er dan in de voorbije 250 miljoen jaar gebeurd met de ligging van de continenten?
reliëf
153
W 180°160°140°120° 100° 80° 60° 40° 20° 0° 20° 40° 60° 80° 100° 120°140°160°180° E 80° N 66,5°
Azië
60°
40°
23,5°
Noord-Amerika
20°
Europa
0°
Zuid-Amerika
23,5°
Afrika
20°
India
40°
Australië 60°
66,5°
Antarctica
80° S
W 180°160°140°120° 100° 80° 60° 40° 20° 0° 20° 40° 60° 80° 100° 120°140°160°180° E
4.45 de continenten 250 miljoen jaar geleden Vraag
10
Hoe komt het dat continenten bewegen?
In thema 3 hebben we kennis gemaakt met de aardkorst. De buitenste laag van de aarde bestaat uit oceanische en continentale korst. Onder de dunne aardkorst bevindt zich de harde laag van de mantel, de harde buitenmantel. De aardkorst en de buitenmantel vormen samen de lithosfeer. De buitenmantel drijft als het ware op de asthenosfeer, de laag van de mantel die door de warmte van de kern een stroperige massa is en die in beweging blijft.
OPDRACHT 21 Benoem de delen waaruit de aarde is opgebouwd. Noteer op de tekening. Kies uit: aardkorst - harde buitenmantel - asthenosfeer - binnenmantel - binnenkern - buitenkern
De harde laag van de buitenmantel is geen aaneengesloten geheel. In de loop van miljoenen jaren, toen de planeet Aarde nog afkoelde, is deze laag in stukken gebroken. Die stukken zijn de lithosfeerplaten (of aardplaten). Niet te verwondern dus dat ze als een puzzel in elkaar passen. 154
reliëf
lithosfeerplaat deel van de aardkorst die bestaat uit 7 grote aardplaten en meerdere kleine die bij elkaar aansluiten
OPDRACHT 22 Bepaal de lithosfeerplaat waarop België light. 1 Lokaliseer België met een rood sterretje op onderstaande kaart 2 Op welke lithosfeerplaat ligt België?
Euraziatische plaat Noord-Amerikaanse plaat
Grieks-Turkse plaat
Pacifische plaat
Iraanse plaat Filipijnse plaat
Arabische plaat
Pacifische plaat Cocosplaat
Caribische plaat
Nazcaplaat
Afrikaanse plaat
Zuid-Amerikaanse plaat
Scotiaplaat
IndischAustralische plaat
Antarctische plaat
4.46 platentektoniek Vraag
11
Hoe bewegen de lithosfeerplaten ten opzichte van elkaar?
De aardplaten bewegen heel langzaam over de vloeibare massa van de asthenosfeer. Die beweging wordt de platentektoniek genoemd.
OPDRACHT 23 Leid de bewegingen van de platentoniek af.
platentektoniek het mechanisme achter de langzame beweging van aardplaten ten opzichte van elkaar
1 Bestudeer de kaart van de platentektoniek en noteer de drie soorten bewegingen van de lithosfeerplatenplaten die je kunt afleiden uit de getekende pijltjes. De lithosfeerplaten bewegen
De lithosfeerplaten bewegen
De lithosfeerplaten bewegen
Deze bewegingen verlopen heel traag, van enkele millimeter tot 8-9 cm per jaar. De verplaatsingen van de lithosfeerplaten zijn echter niet zonder gevolgen. reliëf
155
Vraag
12
Welke relatie is er tussen platentektoniek en het voorkomen van aardbevingen en vulkanen?
OPDRACHT 24 Vergelijk de kaarten van de platentektoniek, aardbevingen en vulkanen. 1 Voer de opdrachten uit. a Trek op de kaart van de platentektoniek een rode lijn op de plaatranden van de westkust van Zuid-Amerika. b b Welke beweging maken de lithosfeerplaten hier ten opzichte van elkaar? c Overtrek met een blauwe lijn op de kaart Aardbevingen en vulkanen de westkust van Zuid-Amerika. d Welke natuurverschijnselen komen voor in het gebied dat je met een blauwe lijn aanduidde? e Wat kan je concluderen wanneer je de vaststellingen van de twee kaarten samenbrengt? f Geldt deze vaststelling ook voor het gebied ten oosten van Azië? Ja/neen g Welke beweging maken de plaatranden in de oceanen ten opzichte van elkaar?
Euraziatische plaat Noord-Amerikaanse plaat
Grieks-Turkse plaat
Pacifische plaat
Iraanse plaat Filipijnse plaat
Arabische plaat
Pacifische plaat Cocosplaat
Caribische plaat
Nazcaplaat
Afrikaanse plaat
Zuid-Amerikaanse plaat
IndischAustralische plaat
Vulkaan Aardbeving Scotiaplaat
Antarctische plaat
4.47 aardbevingen en vulkanen op de wereldkaart
LEERTEKST continenten in beweging • De lithosfeer wordt gevormd door de aardkorst en de harde buitenste laag van de mantel. • De lithosfeer 'drijft' op de asthenosfeer. • De in stukken gebroken lithosfeer (aardkorst + harde buitenmantel) bestaat uit aaneensluitende lithosfeerplaten (aardplaten). • De lithosfeerplaten bewegen: naar elkaar toe, van elkaar weg en langs elkaar. • Op de plaatranden van de lithosfeerplaten komen aardbevingen en vulkanen voor. 156
reliëf
Vraag
13
Welke gevolgen ondervinden de mensen bij aardbevingen op het land?
INFO
het ontstaan van aardbevingen
Epicentrum
Aardbevingshaard
Bij de beweging van de lithosfeerplaten kan er op de plaatranden zoveel druk komen dat die niet meer te houden is en de platen plots verschuiven. In een fractie van een seconde komt al de opgehoopte energie vrij en ontstaat er een aardbeving. De plaats in de lithosfeerplaat waar de aardbeving zich voordoet is de aardbevingshaard. De plaats op het aardoppervlak die juist boven de aardbevingshaard ligt, is het
epicentrum van de aardbeving. Hier zijn de trillingen het sterkst. De trillingen die vrijkomen, verspreiden zich over het aardoppervlak. Wetenschappelijke meetinstrumenten meten deze trillingen op. Met deze informatie wordt een grafische voorstelling gemaakt die de sterkte en de duur van de trillingen weergeeft. Deze grafische voorstelling is een seismogram.
4.48 seismogram
De sterkte van een aardbeving of de magnitude (M) wordt weergegeven door een getal dat verwijst naar de schaal van Richter. Richter was een Amerikaanse wetenschapper die deze schaal opstelde in 1935 met als basis de sterkte van de trillingen. De huidige wetenschappers gaan uit van de vrijgekomen energie om de sterkte aan te duiden, dit is de momentmagnitudeschaal (M). De sterkteaanduidingen lopen erg gelijk met die van Richter.
magnitude (M) de sterkte van een aardbeving of de magnitude (M) wordt weergegeven door een getal dat verwijst naar de schaal van Richter of de magnitudeschaal
De schaal loopt van 1 tot 10. Het getal 3 geeft aan dat het om een zwakke triling gaat. Een trilling die 10 keer sterker is, krijgt het getal 4 enz. DE SCHAAL VAN RICHTER Magnitude 1-2 Magnitude 3 Magnitude 4 Magnitude 5 Magnitude 6 Magnitude 7 Magnitude 8 Magnitude 9
Zwakke beving. Mensen merken er zelden iets van. Zwakke beving, glazen die tegen elkaar rinkelen. Mensen kunnen deze beving voelen. Deuren rammelen, auto’s schommelen. Lichte schade. Mensen voelen de beving. Schoorstenen en zwakke gebouwen ondervinden schade. Mensen verlaten in paniek hun huizen. Gewone gebouwen lopen aanzienlijke schade op. Er is gevaar voor het leven. Mensen verlaten in grote paniek hun huizen. Gebouwen kunnen instorten. Levensgevaarlijk. Grote verwoesting. Bijna alle gebouwen storten in. Groot levensgevaar. Totaal verwoestende beving.
reliëf
157
Aardbevingingen komen heel veel voor, tot enkele miljoenen keren per jaar. Het zijn vooral bevingen met een magnitude van 1 of 2 die door de mensen zelfs niet worden opgemerkt. Vanaf een magnitude van 7 op de schaal van Richter spreekt men van een zware aardbeving. Deze zware aardbevingen komen gelukkig veel minder voor, gemiddeld zo’n 15 keer per jaar. OPDRACHT 25 Onderzoek de gevolgen van aardbevingen voor de mens. 1 Lokaliseer de beschreven aardbevingen op de wereldkaart door het land geel te kleuren.
2 Beschrijf de gevolgen van aardbevingen voor de bevolking met de hulp van de gegeven informatie en beelden.
4.49 Izmit, Turkije
Op 17 augustus 1999 beefde de aarde met een kracht van 7,6 M in Turkije. Het epicentrum lag nabij de plaats Izmit. De aarde beefde er 37 seconden en er vielen 17 000 doden. 158
reliëf
4.50 Port-au-Prince, Haïti
Op 12 januari 2010 was er in Haïti een aardbeving met een kracht van 7 M. Naast de enorme materiële schade, kostte deze aardbeving ook het leven aan 250 000 mensen.
4.51 Sumatra, Indonesië
Op 26 december 2004 beefde de aarde met een kracht van 9,3 M. Het epicentrum lag nabij Sumatra (Indonesië) in de Indische oceaan. Agenten vullen plastieken flessen met drinkbaar water om uit te delen aan de bevolking.
4.53 Kumamoto, Japan
Op 15 april 2016 beefde de aarde in Kumamoto (Japan) met een sterkte van 7 M. 44 000 mensen werden geëvacueerd omdat er branden uitbraken. Er kwamen 44 mensen om het leven.
4.55 Palu, Indonesië
4.52 Java, Indonesië
Op 27 mei 2006 beefde de aarde in Java (Indonesië) met een kracht van 6,2 M. Duizenden gebouwen stortten in waaronder ook scholen. 1,5 miljoen mensen werden dakloos en 6 200 lieten het leven.
4.54 Portoviejo, Equador
Op 16 april 2016 vond een aardbeving van 7,8 M plaats in Ecuador. Er vielen 600 doden en duizenden mensen werden dakloos.
4.56 Palu, Indonesië
Op 28 september 2018 beefde de aarde met een kracht van 7,5 M op Sulawesi (Indonesië). Bruggen, huizen, maar ook ziekenhuizen stortten in. Noodhospitalen werden opgericht om de vele duizenden gewonden te kunnen verzorgen. Er vielen 4 250 doden en 210 000 mensen werden dakloos. Een regio heropbouwen na een zware aardbeving vraagt grote financiële inspanningen van een land.
reliëf
159
Vraag
14
Welke gevolgen heeft een zeebeving voor de kustbewoners?
OPDRACHT 26 Vertel in eigen woorden hoe een tsunami ontstaat. Zoek op de thematische kaart aardbevingen en vulkanen in welke oceaan er veel aardbevingen voorkomen. Bij een onderzeese aardbeving of zeebeving wordt de energie die vrijkomt door het verschuiven van de aardplaten door het water opgenomen. Er ontstaan in alle richtingen grote golvende bewegingen op de zee. Omdat de zeebodem aan de kust minder diep is dan in de oceaan ontstaan er zeer hoge golven. Aangekomen op het land, neemt deze hoge vloedgolf alles mee en vernielt wat hij tegenkomt. Dat is een tsunami. Bij een onderzeese aardbeving vertrekken vanuit het epicentrum golven in concentrische cirkels zoals wanneer je een steen in het water gooit. Tot op het heden is er nog geen betrouwbare methode beschikbaar om zowel het tijdstip als de magnitude van een aardbeving te voorspellen. 1 Vul de tekening aan met volgende begrippen: tsunami, epicentrum, aardbevingshaard, golvende zee, kustlijn.
4.57 ontstaan van een tsunami
2 Vertel in eigen woorden hoe een tsunami ontstaat.
160
reliĂŤf
OPDRACHT 27 Gebruik het beeld- en tekstmateriaal om de gevolgen van een tsunami te onderzoeken.
4.58 Banda Aceh
Op 26 december 2004 vond een aardbeving van 9,3 M plaats in de Indische Oceaan nabij Sumatra. De tsunami die het land bereikte, had een hoogte van meer dan 10 m. Deze tsunami kostte het leven aan 230 000 mensen. Het grootste deel van de slachtoffers viel bij de plaatselijke bevolking in Sri Lanka, Indonesië en India. Deze tsunami kreeg in Europa speciale aandacht omdat bijna 2 000 Europese toeristen, die er hun kerstvakantie doorbrachten, bij de slachtoffers waren. Omdat de kracht die vrijkwam bij die aardbeving enorm groot was, legden de golven zeer grote afstanden af. 1 Kleur de landen rood die in volgende zinnen genoemd worden. - I n Thailand heeft de tsunami het leven gekost aan meer dan 5 000 mensen. Bijna de hele infrastructuur van belangrijke toeristische centra aan de kust werd vernield. - In Somalië kwamen honderden mensen om nadat hun primitieve bootjes nabij de kustlijn kapseisden. - In Kenia vluchtten mensen voor het opkomende water van de kust naar de stad Mombassa. - In Australië beukten zware golven op de noordwestelijke kust. 2 Bereken de afstand tussen Sumatra en Kenia.
km
3 Besluit? De gevolgen van een zeebeving zijn waar te nemen in een grote/kleine regio.
BANGLADESH MYANMAR
INDIË SOMALIË KENIA
SRI LANKA MALEDIVEN
TANZANIA SEYCHELLEN
THAILAND MALEISIË
INDONESIË
MADAGASCAR ZUID-AFRIKA
Australië
reliëf
161
INFO
tsunami in Fukushima (Japan)
4.59 Fukushima Japan
De tsunami die op 11 maart 2011 over Fukushima (Japan) raasde, bereikte een hoogte van 21 m. Deze vloedgolf ontstond na een aardbeving op zee met een kracht van 9 M. Er vielen ongeveer 16 000 doden. Bovendien werd de kerncentrale ernstig beschadigd waardoor een gebied met een straal van 20 km moest ontruimd worden. Wegens de radioactieve straling is dit gebied voor honderden jaren niet meer toegankelijk. Tot op het heden is er nog geen betrouwbare methode beschikbaar om zowel het tijdstip als de magnitude van een aardbeving te voorspellen. Vraag
15
Komen er in België veel aardbevingen voor?
OPDRACHT 28 Onderzoek het voorkomen van aardbevingen in België. Zoek gericht naar de recentste aardbevingen in België. Ga naar http://seismologie.be/nl. Hier zie je een kaartje en een overzichtslijst van de recentste aardbevingen in België. In de legende worden de natuurlijke aardbevingen met een blauwe cirkel voorgesteld. Andere gebeurtenissen die trillingen veroorzaken, worden met een paarse cirkel voorgesteld. a Hoeveel recente aardbevingen kwamen er voor in België? b Wanneer heeft de meest recente aardbeving plaatsgevonden in België?
c Heb jij deze aardbeving gevoeld? d Hoe groot was de magnitude?
162
reliëf
e Lokaliseer de laatste aardbevingen in België op onderstaande kaart met een blauw bolletje.
Turnhout Oostende Brugge
Antwerpen
Sint-Niklaas
Mechelen
Gent
Kortrijk
Genk
BRUSSEL
Leuven
Hasselt
Doornik (Tournai)
Luik (Liège) Verviers Bergen (Mons)
Charleroi
Namen (Namur)
4.60 aardbevingen in België
f Klik nu op de balk ‘andere gebeurtenissen’. Klik drie Belgische gebeurtenissen aan in de lijst en achterhaal de oorzaak van de geregistreerde trillingen. g Komen er in België zware aardbevingen voor? Ja/neen h Geef hiervoor een verklaring met de ligging van België op de Euraziatische plaat.
LEERTEKST ontstaan van aardbevingen en gevolgen Een aardbeving ontstaat wanneer de druk op de plaatranden van de lithosfeerplaten te groot wordt en als gevolg de lithosfeerplaten plots verschuiven. De opgehoopte energie komt dan in één keer vrij. Bij een grote zeebeving wordt de vrijgekomen energie opgenomen door het water, waardoor er in alle richtingen golvende bewegingen ontstaan. De kusten worden overspoeld door een hoge vloedgolf, namelijk de tsunami. Zware aardbevingen (M > 7) richten veel schade aan in de getroffen gebieden: • er vallen veel doden onder de bevolking • overlevenden worden dakloos • er is veel materiële schade: ziekenhuizen en scholen storten in, havens en luchthavens zijn onbereikbaar en de wegen zijn onberijdbaar • de drinkwater- en elektriciteitsvoorziening is onderbroken • in een kustgebied kan een tsunami ontstaan Aardbevingen zijn in België steeds licht omdat ons land niet op de rand van de Euraziatische plaat ligt.
reliëf
163
Vraag
16
Hoe werkt een vulkaan?
Tussen bewegende lithosfeerplaten kunnen er spleten en openingen ontstaan. Hierdoor kan het materiaal van de asthenosfeer naar het aardÂoppervlak komen. Dan ontstaat een vulkaan. Op aarde zijn er ongeveer 1 500 vulkanen. Daarvan zijn er nog 600 actief. Jaarlijks barsten er ongeveer 60 vulkanen uit.
OPDRACHT 29 Benoem de delen van de vulkaan. 1 Lees onderstaande tekst. De asthonosfeer bestaat uit gloeiend materiaal: het magma. Waar de lithosfeerplaten gebroken zijn, probeert het een weg te zoeken naar het aardoppervlak. Het magma verzamelt zich eerst in de magmahaard. Van daaruit vertrekt een kraterpijp naar het aardoppervlak. Onderweg kan een zijkrater gevormd worden, als er openingen zijn in de gesteentelagen.
vulkaan een vulkaan is een opening is de aardkorst waar gloeiend vloeibaar gesteente, gas en as aan de oppervlakte komen
Door de steeds grotere druk vanuit de magmahaard stijgt het magma naar de krater. Die kan afgesloten zijn door een kraterprop die bestaat uit gestold materiaal van de vorige uitbarsting. Als de druk voldoende groot is om de kraterprop weg te duwen, volgt de uitbarsting. Een aswolk, met daarin assen en gassen, wordt de lucht ingeblazen. Het magma wordt lava wanneer het de krater van de vulkaan verlaat. Door de afkoeling van het materiaal verandert ook de samenstelling. Gassen en as komen vrij. De lava wordt omhooggeschoten of vloeit de vulkaankegel af. De lava koelt verder af en legt zo een nieuwe laag op de vulkaankegel die dus bij elke uitbarsting groter wordt. Zo zal het landschap bij elke vulkaanuitbarsting een beetje van uitzicht veranderen. 2 Noteer de vetgedrukte begrippen uit de tekst op de juiste plaats op de tekening.
164
reliĂŤf
Vraag
17
Welke gevolgen ondervinden mensen als ze leven in de nabijheid van vulkanen?
OPDRACHT 30 Achterhaal de positieve en negatieve invloed van vulkanisme. 1 Lees de tekst en voer uit. a Markeer de verschijnselen die optreden bij een vulkaanuitbarsting. b Onderlijn met groen de positieve gevolgen. c Onderlijn met rood de negatieve gevolgen. Een aswolk Een aswolk die vrijkomt kan 10 tot 20 km, zelfs 40 km hoog in de lucht gestuwd worden door de druk vanuit de magmahaard. Hij valt als asregen terug op de aarde. Vulkaanas is erg vruchtbaar. Plaatselijke landbouwers leggen daarom hun velden vaak aan de voeten van een vulkaan en verbouwen er hun groenten en granen. Op de foto is de aswolk duidelijk te zien.
4.61 Eyjafjallajökull, IJsland
4.62 rijstvelden in Bali
Wanneer de aswolk in de hogere luchtlagen terecht komt, wordt die door de wind over hele grote afstanden verplaatst. De asdeeltjes kunnen grote hinder veroorzaken voor het vliegverkeer omdat ze de motor van de vliegtuigen ernstig kunnen beschadigen. Na de uitbarsting van de Eyjafjallajökull op 14 april 2010 zagen een 20-tal, vooral Europese landen, zich verplicht hun luchtruim te sluiten voor uren of zelfs dagen. reliëf
165
Een lavastroom De lava stroomt uit de vulkaankrater en heeft dan een temperatuur van 650 °C tot 1200 °C en vernietigt alles wat het op zijn weg tegenkomt. Deze lavastromen kunnen weken vloeien en ver landinwaards trekken. In Hawaï vloeit de lava tot in de oceaan waar de afkoeling erg spectaculaire beelden oplevert.
4.63 Kilaueavulkaan, Hawaï
Een tsunami Als een vulkaan op de bodem van de oceaan uitbarst, kan er zo veel energie vrijkomen dat er een tsunami ontstaat. Het ontstaan van een eiland Wanneer een vulkaan op de bodem van de oceaan uitbarst, kunnen de plaatranden uit elkaar gaan en ontsnapt er magma door de spleten en verspreidt het zich over de oceaanbodem waar het afkoelt. Zo wordt na jaren van afzetting een onderzeese vulkaan gevormd. Soms komen de toppen van de gevormde vulkaan boven water en ontstaat er een eiland van vulkanische oorsprong, in de oceaan. eilanden
vulkaan
2 Waar bevinden zich de plaatranden die uit elkaar gaan? 3 Welk groot Europees eiland is ontstaan op de plaatrand in de Atlantische Oceaan? Gebruik de thematische kaart ‘Platentektoniek’ op blz. 155.
166
reliëf
4.64 warmwaterbronnen, IJsland
4.65 The blue lagoon, IJsland
Op dit eiland komt het magma van de asthenosfeer zo dicht aan de oppervlakte dat het grondwater er wordt opgewarmd en natuurlijk warmwaterbronnen en verwarmde meren ontstaan. Waar mogelijk wordt de aardwarmte gebruikt om de huizen te verwarmen.
4.66 Strokkurgeiser, IJsland
Spectaculair in het landschap zijn de geisers. Zij ontstaan in gaten in de bodem. Het grondwater dat in deze gaten verzameld wordt, warmt op. Als het water een temperatuur bereikt van 100 graden wordt het omgezet tot stoom en ontsnapt het via een opening naar de oppervlakte. Dit proces herhaalt zich voortdurend.
reliĂŤf
167
WIST JE DAT de oorsprong van het woord vulkaan Het woord vulkaan komt van Vulcano en dat is een eilandje ten noorden van Sicilië. In de Romeinse mythologie (overlevering) woonde de god Vulcanus er en die maakte wapens voor de goden. Wanneer er vuur en vonken zichtbaar waren bij een uitbarsting was de god de wapens voor zijn medegoden aan het smeden.
4.67 eiland Vulcano, Sicilië Vraag
18
Waar bevindt zich de Ring of Fire?
OPDRACHT 31 Bekijk onderstaande wereldkaart.
Euraziatische plaat Noord-Amerikaanse plaat
Grieks-Turkse plaat Iraanse plaat Filipijnse plaat
Arabische plaat Afrikaanse plaat
Pacifische plaat
Cocosplaat IndischAustralische plaat
Afrikaanse plaat
Caribische plaat
Nazcaplaat
Zuid-Amerikaanse plaat
Vulkaan Aardbeving Antarctische plaat
Scotiaplaat
Deze kaartprojectie geeft een andere voorstelling van de wereld dan we gewoon zijn. 168
reliëf
1 Welke oceaan bevindt zich nu centraal op de kaart? 2 Ga met een blauwe pen over de kusten van de Grote Oceaan. 3 Welke natuurverschijnselen zijn zowel aan de Aziatische als aan de Amerikaanse kusten waar te nemen? 4 De ‘kring’ die je zojuist getrokken hebt, noemt men ‘The Ring of Fire’ of 'de Ring van Vuur'. 5 Formuleer waarom er zo veel aardbevingen en vulkanen voorkomen in ‘The Ring of Fire’. Gebruik als informatiebron ook de kaart van de platentektoniek blz. 155. In je verklaring gebruik je de woorden vulkanen – aardbevingen – plaatranden - botsen - Grote Oceaan ‘The Ring of Fire’.
LEERTEKST gevolgen van vulkanisme voor de mens en het landschap Vulkanen ontstaan waar lithosfeerplaten uit elkaar gaan of als er breuken in ontstaan. De verschijnselen die optreden bij vulkaanwerking zijn zeer verscheiden: Ontstaan van: • een aswolk • een lavastroom • een tsunami • een eiland Deze verschijnselen hebben zowel positieve als negatieve gevolgen. Positeve gevolgen zijn: + vulkaanas is zeer vruchtbaar + grondwater wordt natuurlijk opgewarmd en waar mogelijk gebruikt om huizen te verwarmen + vulkanen die op de oceaanbodem ontstaan kunnen aangroeien tot een eiland waarop mensen wonen Negatieve gevolgen zijn: - lavastromen vernietigen alles wat ze tegenkomen - aswolken zijn gevaarlijk voor de luchtvaart - na een vulkaanuitbarsting in zee kan een tsunami ontstaan
reliëf
169
ID: Interesse en Differentiatie ID 1 Hoogtelijnen 1 Verbind elke figuur met het juiste hoogtelijnenpatroon.
2 Bestudeer de kaarten. Noteer welke reliĂŤfvorm aanwezig is.
170
reliĂŤf
ID 2 Hellingsgraad in het landschap Met onderstaand verkeersbord in het landschap wordt een helling aangekondigd. De hellingsgraad lees je af van het bord. Om de hellingsgraad te bepalen, gaat men uit van de afstand die horizontaal afgelegd wordt en het aantal meter in stijging over die afstand. Wat betekent 10% hellingsgraad? Het betekent dat je 10% van de afgelegde afstand zal stijgen. Anders gezegd, als je met de fiets de helling oprijdt, zal je na een afstand van 100 m, 10 m in hoogte gestegen zijn. De hellingsgraad bedraagt dan 10/100 . 100 = 10%
10 m
100 m
Dit verkeersbord betekent dat de bestuurder over een afstand van 100 m
m daalt / stijgt.
Baldwinstreet is de steilste straat in de wereld. Ze ligt in Dunedin in Nieuw-Zeeland. De hellingsgraad bedraagt 35% en de straat is 350 m lang. Welke hoogteverschil wordt overbrugd?
ID 3 Reliëfgebieden en reliëfeenheden Gebruik de natuurkundige kaarten van Europa en de wereld om de tabel aan te vullen. NAAM VAN DE HOOGTEZONE
NAAM VAN HET RELIËFGEBIED/-EENHEID
HOOGTE
NAAM VAN HET RELIËFGEBIED/-EENHEID
BOEDAPEST BERN BRASILIA DENVER
MONT-BLANC HELSINKI ACONCAGUA TOUBKAL
reliëf
171
ID 4 De platentektoniek
Euraziatische plaat Noord-Amerikaanse plaat
Grieks-Turkse plaat
Pacifische plaat
Iraanse plaat Filipijnse plaat
Arabische plaat
Pacifische plaat Cocosplaat
Caribische plaat
Nazcaplaat
Afrikaanse plaat
Zuid-Amerikaanse plaat
IndischAustralische plaat
Antarctische plaat
Scotiaplaat
Er zijn 2 soorten lithosfeerplaten: continentale platen en oceanische platen. Deze platen zijn dunner en lichter dan de continentale platen. Duid een oceanische plaat aan met O en een continentale plaat met C. Amerikaanse plaat
Euraziatische plaat
Pacifische plaat
Indisch-Australische plaat
Nazca- plaat
ID 5 Verzamel informatie over de aardbevingen van vandaag. 1 Surf naar https://earthquake.usgs.gov/earthquakes/map 2 Klik op het einde van de zoekbalk op te bekomen.
en klik vervolgens op 'vertalen' om informatie in het Nederlands
3 Klik op recentste aardbevingen. 4 Er verschijnt een kaart. Klik in de rechterbovenhoek op 'Zoom to …' en kies voor ‘wereld’. 5 Sleep de kaart zo dat Europa en Afrika centraal liggen. 6 Klik onderaan in het midden op ‘toon legende’. 7 Bestudeer de kaart en de lijst links op het scherm. 8 Voer de opdrachten uit. a Hoeveel aardbevingen zijn er vandaag waargenomen? b Waar vond vandaag de zwaarste aardbeving plaats? c Wat was de magnitude van deze aardbeving? d Was er vandaag een aardbeving in Europa? ja / neen e Zo ja, waar vond ze plaats en wat was de magnitude? 172
reliëf
ID 6 Welke gevolgen heeft een botsing tussen twee continentale platen? ONDERZOEK 6: Onderzoek wat er gebeurt als twee continentale platen botsen. Materiaal één Snickers mes Uitvoering 1 Snijd de Snickers in de lengte door. 2 Leg de halve Snickers in elkaars verlengde. 3 Duw de twee delen met kracht tegen elkaar. Vaststelling
Formuleer een besluit. Maak de link met de platentektoniek.
9 Het Himalayagebergte: resultaat van de botsing tussen twee continentale platen.
a Op welk continent bevindt zich het Himalayagebergte? Gebruik de thematische kaart Platentektoniek op blz 155. b Welke twee platen botsen hier tegen elkaar? Ongeveer 50 miljoen jaar geleden botste de plaat met India tegen de Euraziatische plaat en werd de continentale korst samengedrukt. Er ontstond een gebergte met plooien en breuken. Hoe langer de botsing duurt, hoe hoger de berg wordt. Ook nu blijft India duwen tegen de Euraziatische plaat en wordt de Himalaya nog steeds hoger: elk jaar komt er ongeveer 4 millimeter hoogte bij. c Zoek in de atlas de naam en de hoogte van de hoogste bergtop van de Himalaya.
reliëf
173
d Lees onderstaande artikel en beantwoord de vragen. LEESTEKST
Is de Mount Everest nog steeds even hoog?
Mount Everest wordt voor het eerst in 65 jaar opnieuw opgemeten 10/04/2019 om 12:11 | Bron: Belga
Is de Mount Everest nog steeds 8 848 meter hoog? Nepal heeft een team naar de Mount Everest gestuurd om de hoogste berg ter wereld opnieuw op te meten. De laatste keer gebeurde dat in 1954. De premier van de Himalayastaat, Prasad Sharma Oli, nam woensdag in de hoofdstad Kathmandu plechtig afscheid van de expeditieleden bestaande uit een expert, drie sherpa’s en een berggids. Drie van hen zullen de hoogste berg beklimmen en met gps-apparatuur de hoogte en positie van de top registeren, terwijl de twee anderen in het basiskamp blijven. Dat deelde een woordvoerder van de bevoegde topografische dienst mee. De data worden dan geëvalueerd en het resultaat wordt voorgesteld in december. Aan de expeditie ging een voorbereiding van ongeveer anderhalf jaar vooraf. Gekrompen? Het is de eerste keer dat Nepal zelf de hoogste berg ter wereld opmeet. De laatste keer werd dat in 1954 door de Indiase autoriteiten gedaan. Sindsdien is de recordhoogte van 8 848 meter van toepassing. Maar volgens satellietgegevens zou de zware aardbeving van 2015 in Nepal met meer dan 9 000 doden de Everest lichtjes hebben verschoven, zodat de berg misschen wat gekrompen is. Wie heeft de expeditie georganiseerd? Wat is het doel van de expeditie? Wat is de aanleiding om deze expeditie te organiseren?
UPDATE Is het resultaat van de expeditie al bekend? ja / neen Wat is het resultaat? 174
reliëf
Synthese IN HET LANDSCHAP reliëfelementen en reliëfvormen
RELIËF OP KAART
VLAKTE
Pampa Argentinië PLATEAU
Brazilië
heuvelland
400
450
250
350 300
HEUVELLAND
Hoogtepunt
Hoogtelijn
Hoogtezone
10
3 hoogtezones: • laagland vlakte 0-200 m heuvelland • midddelland 200-2 000 m • hoogland > 2 000 m 400
450
5
250
350
300
10
gebergte vlakte vlakte
00
0
5
140
18 0 160 0 0
20
90 80 70 60
110
plateau plateau gebergte
100
90 80 70 60
GEBERGTE
100
Patagonië
18
2
0 160 0 0 140 0
0 00
0 45 0 40
90 80 70 60
100
10
plateau
0
25
100
300
0 30
250
350 90 80 70 60
110
heuvelland heuvelland
400
0 35
450
10 0
11
1400
gebergte vlakte
5
e kt
2000 1800 1600
vla
0
10
90
80
b ge
70 0 6
e gt er
90 0 8 0 7 0 6
Chili
nd la el uv
he
5
reliëf
175
Synthese EROSIE van het landschap door WATER-WIND-IJS-ZWAARTEKRACHT EROSIE is het resultaat van AFBRAAK-TRANSPORT- AFZETTING
176
Parana
grens Venezuela-Brazilië-Guyana
Chili
Sao Paulo
drielandenpunt Paraguay-Argentinië-Brazilië.
Marokko
Atacamawoestijn, Peru
Orinoco, Venezuela
reliëf
zelftest 1 Herhaal volgende opdrachten m.b.t. de reliëfelementen bij onderstaande foto’s a Noteer in de eerste kolom de drie waarneembare reliëfelementen. b Duid de reliëfelementen aan volgens de afgesproken kleuren. c Omcirkel het kenmerk van het reliëfelement in de tweede kolom.
H
recht
golvend of gebogen
kantig
H
klein
matig groot
H
zacht of zwak
matig
steil
H
recht
golvend of gebogen
kantig
H
klein
matig groot
H
zacht of zwak
matig
steil
2 Herhaal volgende opdrachten m.b.t. de 3 H’s bij onderstaande foto’s. a Noteer bij elke foto de waarneembare 3 H’s. b Bepaal het kenmerk van de reliëfelementen. c Bepaal de juiste reliëfvorm. H H H Reliëfvorm
H H H Reliëfvorm
H H H Reliëfvorm reliëf
177
3 Neem de altas erbij en los volgende vragen op. a Welk reliëfelement is niet waarneembaar op een kaart ? Kruis aan. 0 Hoogte 0 hoogteverschil 0 helling
0 horizon
b Welke reliëfvorm tref je niet aan in België ? 0 vlakte 0 gebergte
0 Zwarte Woud
0 Hageland
4 Los volgende vragen op. a Reliëf wordt op verschillende manieren voorgesteld op kaart. Noteer naast de figuur de drie hulpmiddelen om reliëf voor te stellen. • 400 +465
250
350
•
heuvelland
•
300
1
b Bestudeer de tekeningen van reliëfvoorstellingen. Koppel de hoogtelijnen met de bijpassend figuur. 10 1
2
5
A
2
vlakte
3
B 3 C
5 Bestudeer onderstaandde kaart en los de vragen m.b.t. hoogtelijnen op. gebergte 0
00
18 0 160 0 0 140 0
2 a Welke hoogte heeft punt A?
Welke hoogte heeft punt B?
90 80 70 60
100
100
90 80 70 60
110
b Verklaar waarom het mogelijk is de exacte hoogte te bepalen voor punt A.
plateau
c Waarom kun je van punt B geen exacte hoogte noteren?
d Frederik is een gepassioneerde fietser en hij houdt van een uitdaging. Vandaag mag hij kiezen tussen een route volgens het lijnstuk A-B of volgens het lijnstuk C-D. e Welke van de twee hellingen is het steilst en heeft Frederik dus gekozen? Kies uit: lijnstuk A-B / lijnstuk C-D f Hoe weet je dat?
178
reliëf
6 Maak gebruik van de orohydrografische kaart van België, de reliëfkaart en de wereldkaart ‘natuurkundig’ uit je atlas om volgende oefeningen op te lossen. a Bepaal de hoogteligging van Tongeren : b Je kan de hoogte van Tongeren bepalen omdat c Zijn volgende stellingen juist of fout? Kruis aan. Het Brabants Laagplateau situeer je in het middelland. De heuvelruggen van de Condroz zijn lager gelegen dan het Ardens plateau. De Laagvlakte van de kust ligt in het laagland van België.
juist fout 0 0 0 0 0 0
d Noteer de letter van de reliëfeenheden op de bijhorende plaats op de kaart van Europa. • A Karpaten • B Schotse Hooglanden • C Centraal Plateau
N stad met meer dan 5 miljoen inwoners landsgrens rivier gebergte zee
0
250
500 km
e Vul de tabel aan.
NAAM VAN DE RELIËFEENHEID/RELIËFGEBIED
NAAM VAN DE HOOGTEZONE
BREMEN TRONDHEIM f Noteer volgende reliëfeenheden bij de juiste hoogtezone. Amazonebekken – Andes – Oeralgebergte - Hoogland van Brazilië LAAGLAND
MIDDELLAND
HOOGLAND
reliëf
179
7 Los de vragen rond de processen en factoren die meespelen in het ontstaan van erosie op. a Door welke factor(en) wordt de erosie op onderstaande foto’s veroorzaakt?
b Plaats elke stap van het erosieproces bij de juiste foto.
c Bestudeer onderstaande foto en beantwoord vragen. ÎÎ Welke natuurlijke kracht veroorzaakt erosie op de achtergrond van dit landschap? ÎÎ Welke landschapsvormende laag, op de voorgrond in dit landschap, verhindert de erosie?
d Een aantal factoren versnellen of vertragen het erosieproces. Noteer van elke factor één voorbeeld. � Factor die erosie versnelt: � Factor die erosie vertraagt: 180
reliëf
8 Platentektoniek a Vul de tekening aan met onderstaande termen. Lithosfeer - continentale korst - oceanische korst - harde buitenste mantel - asthenosfeer
b Op welke lithosferische plaat situeer je België? c Gebruik de kaart ‘platentektoniek’ uit de atlas om volgende vragen op te lossen. Hoe bewegen platen ten opzichte van elkaar? � De Euraziatische en Noord Amerikaanse plaat � De Euraziatische plaat en de Indisch-Australische plaat � De Euraziatische plaat en de Grieks-Turkse plaat? 9 De gevolgen van de platentektoniek. a Op 11 maart 2011 beefde de aarde in de Grote Oceaan vlakbij Fukushima in Japan. Welk natuurfenomeen ontstond er als gevolg van de aardbeving?
b Welke zijn de gevolgen van een tsunami voor de bevolking?
c Vulkaanuitbarstingen kunnen zowel positieve als negatieve gevolgen hebben. Noteer de gevolgen. � positieve gevolgen
� negatieve gevolgen
reliëf
181
182
reliëf
RELIËF
in de wereld
4 reliëfvormen
Erosie
op kaart
reliëfelementen
in het landschap
OPBOUWSCHEMA: RELIËF
H
H
H
met hulp van leerkracht
met hulp van boek of klasgenoot
opdracht
zonder probleem
Terugblik
HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA? 1
Op landschapsfoto’s de elementen die het uitzicht van het reliëf bepalen, herkennen.
1
Op een foto of op het terrein de waargenomen reliëfelementen duiden.
2
Drie reliëfelementen die zichtbaar zijn in het landschap benoemen.
2
De eigenschappen van elk reliëfelement benoemen.
3
Vier reliëfvormen benoemen op basis van hun uitzicht.
4
Reliëfkenmerken met reliëfvormen combineren.
5
Google Maps gebruiken om locaties te verkennen en reliëfvorm te achterhalen.
7
Uitleggen hoe hoogtezones worden voorgesteld op een kaart.
8
Een hoogtezone herkennen op een kaart.
9
Uitleggen hoe hoogte op een kaart wordt bepaald.
10 Bepalen hoe de hoogte van een aangeduid punt wordt weergegeven op een kaart. 11 Op een figuur hoogtelijn, hoogtezone en hoogtepunt benoemen. 12 De drie grote hoogtezones benoemen. 13 Op de wereldkaart natuurkundig de hoogtezones en de reliëfeenheden lokaliseren. 14 Op de kaart van 'Europa natuurkundig' de hoogtezones en reliëfeenheden lokaliseren. 15 Op de kaart van 'België natuurkundig' de hoogtezones en de reliëfeenheden lokaliseren. 16 De werking van water op gesteenten uitleggen. 17 De drie stappen van erosie door de wind opsommen. 18 Valleivorming door ijs uitleggen. 19 De rol van zwaartekracht bij erosie uitleggen. 20 De beweging van continenten vroeger en nu aantonen. 21 Uitleggen hoe de aarde is opgebouwd. 22 België situeren op de lithosfeerplaten. 23 Drie soorten bewegingen van de lithosfeerplaten herkennen. 24 Het verband tussen platentektoniek, aardbevingen en vulkanen uitleggen.
reliëf
183
25 De positieve en negatieve gevolgen van aardbevingen en vulkaanuitbarstingen in de wereld aantonen. 30 De relatie tussen de aanwezigheid van â&#x20AC;&#x2DC;The Ring of Fireâ&#x20AC;&#x2122; en de platentekto31 niek verklaren.
184
reliĂŤf
5
Klimaat en vegetatie
Inhoud 186 Leerdoelen 188 1 Van weer naar klimaat
Vraag 1
Welke verschillen zijn er tussen het weer en het klimaat? 190 OPDRACHT 1 Herken de laag waar de weerelementen worden waargenomen. 190 OPDRACHT 2 Bepaal de weerelementen. 190
Vraag 2
Hoe worden klimaatgegevens voorgesteld op een kaart? OPDRACHT 3 Bestudeer de kaarten 'België klimaat’ in de atlas.
191 191
2 Plantengroei in functie van het klimaat
Vraag 3
Hoe worden de normaalwaarden voorgesteld van neerslag en temperatuur? 192 OPDRACHT 4 Bestudeer de grafieken. 192
Vraag 4
Hoe ontleed je een klimatogram in functie van de plantengroei? OPDRACHT 5 Bepaal of de maand nat of droog is. OPDRACHT 6 Ontleed het klimatogram en bepaal de vegetatie voor Ukkel.
194 194 195
Vraag 5
Hoe het klimaattype en de klimaatgroep bepalen? OPDRACHT 7 Bepaal het klimaattype en de klimaatgroep.
196 196
3 Klimaat- en vegetatiezones in de wereld
Vraag 6
Hoe beïnvloedt het klimaat de natuurlijke plantengroei? 198 OPDRACHT 8 Formuleer een hypothese bij de onderzoeksvraag. 198 OPDRACHT 9 Onderzoek de plantengroei in functie van het klimaat door middel van determinatie. 198 OPDRACHT 10 Lokaliseer de klimaatgroepen en vegetatietypes van Europa. 202 OPDRACHT 11 Onderzoek het klimaat in functie van de plantengroei met behulp van criteria. 203 OPDRACHT 12 Bepaal voor elk klimatogram de klimaatgroepen en het vegetatietype. 208
4 Klimaatgroepen en klimaatbepalende factoren
Vraag 7
Welke klimaatgroepen komen voor in de wereld? OPDRACHT 13 Bepaal de klimaatgroepen voor temperatuur en neerslag.
210 210
Vraag 8
Hoe beïnvloedt de afstand tot de evenaar de temperatuur? OPDRACHT 14 Verklaar hoe de breedteligging de gemiddelde jaartemperatuur beïnvloedt.
211 211
Vraag 9
Hoe beïnvloedt de afstand tot de zee de temperatuur? 211 OPDRACHT 15 Verklaar hoe de afstand tot de zee de temperatuur beïnvloedt. 211
Vraag 10
Hoe beïnvloedt de afstand tot de zee de neerslag? 212 OPDRACHT 16 Verklaar hoe de afstand tot de zee de neerslag beïnvloedt. 212
Vraag 11
Hoe beïnvloedt de hoogte de temperatuur en de neerslag? 213 OPDRACHT 17 Verklaar hoe de hoogte de temperatuur en de neerslag beïnvloedt. 213
Vraag 12
Hoe beïnvloedt de wind de temperatuur en de neerslag? OPDRACHT 18 Leg uit hoe winden ontstaan.
215 215
5 Patronen in klimaat- en vegetatiezones
186
Vraag 13
klimaat
Welke opeenvolging herken je in de klimaat- en vegetatiezones? 216 OPDRACHT 19 Geef de opeenvolging van de klimaat- en vegetatiezones in de wereld. 216
6 â&#x20AC;&#x2021;Weerfenomenen
Vraag 14
Welke gevolgen kan een onweer hebben? OPDRACHT 20 Ga na waar onweer optreedt. OPDRACHT 21 Overweeg of je veilig bent tijdens een onweer.
Vraag 15
Hoe beĂŻnvloedt een onweer het uitzicht van het landschap? 220 OPDRACHT 22 Ga na hoe onweer het uitzicht van het landschap verandert. 220
Vraag 16
Wat is een tornado en welke zijn de gevolgen? 223 OPDRACHT 23 Beschrijf de gevolgen van een tornado. 223
Vraag 17
Wat is een orkaan en welke zijn de gevolgen? 224 OPDRACHT 24 Beschrijf hoe een orkaan het landschap verandert. 225 OPDRACHT 25 Hoe kan moderne technologie helpen bij de heropbouw van een getroffen gebied? 225
Vraag 18
Welke verschillen zijn er tussen een tornado en een orkaan? 226 OPDRACHT 26 Maak de vergelijking van een tornado met een orkaan. 226
ID Interesse en Differentiatie
ID 1 Toestellen om weerelementen te meten ID 2 Gebergtevegetatie ID 3 Determineren van klimaten in de wereld ID 4 Onderzoek of er nu gebieden of landen door orkanen bedreigd worden
Synthese Zelftest Terugblik Begrippenlijst
219 219 220
227 229 230 231
234 237 241 243
klimaat en vegetatie
187
Leerdoelen BEGRIPPEN Definieer de begrippen die de leerkracht laat aanduiden. Van weer naar klimaat Opdracht 1 Wijs de laag van de atmosfeer aan waar de weerverschijnselen zich voordoen. 2 Herken de weerelementen in een weerbericht. Beschrijf het weer met de weerelementen. 3 Lees de temperatuur- en neerslaggegevens af van klimaatkaarten in België. Plantengroei in functie van het klimaat 4 Lees de normaalwaarden af van een klimatogram. 5 Herken op het klimatogram of een maand nat of droog is. 6 Pas de criteria (voorwaarden) voor de temperatuur van de groeimaanden toe. Pas het criterium voor de neerslag van de groeimaanden toe. Bepaal de groeimaanden. Beschrijf de vegetatie. Leg uit hoe de vegetatie afhankelijk is van de hoeveelheid neerslag en de temperatuur. 7 Leid de criteria voor het bepalen van klimaatgroepen af uit de determineertabel. Bepaal de klimaatgroepen met behulp van de criteria. Klimaat- en vegetatiezones in de wereld 8 Formuleer een hypothese bij een onderzoeksvraag aan de hand van aangereikte criteria. 9 Onderzoek het klimaat in functie van de plantengroei door te determineren. Bepaal de groeimaanden voor elke locatie. Beschrijf de vegetatie bij een klimatogram. Leg uit hoe de vegetatie afhankelijk is van de neerslag en de temperatuur. 10 Orden de klimaatgroepen en vegetatietypes op de kaart van Europa. 11 Onderzoek het klimaat in functie van de plantengroei in de wereld. Leid de groeimaanden voor een locatie af uit het klimatogram. Beschrijf de vegetatie bij elk klimatogram. Licht toe hoe de vegetatie bepaald wordt door de hoeveelheid neerslag en de temperatuur. 12 Verantwoord de selectie van klimaatgroepen en vegetatietype voor een aantal locaties in de wereld. Klimaatgroepen en klimaatbepalende factoren 13 Situeer de spreiding van klimaatgroepen neerslag en temperatuur op de kaart. 14 Toon aan hoe de breedteligging de klimaatzones van de temperatuur bepaalt. Formuleer een hypothese bij een onderzoeksvraag aan de hand van criteria. Toets de hypothese af aan de onderzoeksresultaten. 15 Leg uit hoe de afstand tot de zee de temperatuur beïnvloedt. Formuleer en toets de hypothese. 16 Licht toe hoe de afstand tot de zee de neerslagspreiding beïnvloedt. Formuleer en toets de hypothese. 17 Leg uit hoe de hoogte de temperatuur en de neerslag beïnvloedt. Formuleer en toets de hypothese. 18 Verklaar hoe de wind de temperatuur en de neerslag beïnvloedt.
188
klimaat en vegetatie
Patronen in klimaat- en vegetatiezones 19 Lokaliseer de klimaat- en vegetatiezones in de wereld t.o.v. de evenaar. Leg het verband uit tussen groeimaanden en vegetatiezones. Toon aan dat de evenaar een spiegelas is voor klimaat- en vegetatiezones. Weerfenomenen 20 Navigeer doelgericht om onweersverwachtingen in kaart te brengen en te linken met de waarschuwingscodes. Leg uit wat de waarschuwingscode bij onweer inhoudt. 21 Veiligheidsmaatregelen kennen bij een onweer. 22 Verhelder hoe het landschap van uitzicht wijzigt als gevolg van een onweer. 23 Som de weersverschijnselen op die gepaard gaan met een tornado. 24 Beschrijf de veranderingen in het landschap door tornadoâ&#x20AC;&#x2122;s. 25 Beschrijf de veranderingen in het landschap door orkanen. 26 Beschrijf hoe de veranderingen in het landschap in kaart kunnen gebracht worden door hulpdiensten. 27 Geef de overeenkomsten en verschillen aan tussen een tornado en een orkaan.
klimaat en vegetatie
189
1 â&#x20AC;&#x2021;Van weer naar klimaat Het leven op aarde is alleen mogelijk door de aanwezigheid van de dampkring. De dampkring of atmosfeer bestaat uit verschillende lagen. De waarnemingen voor het weer vinden plaats in de onderste luchtlaag van de dampkring, dit is de laag die het aardoppervlak raakt. De luchtlaag die de aarde omgeeft is ongeveer 100 km dik. Vraag
1
Welke verschillen zijn er tussen het weer en het klimaat?
atmosfeer beschermende laag lucht rond de aarde. Hij bestaat uit vijf lagen: troposfeer, stratosfeer, mesosfeer, thermosfeer en de buitenste laag of exosfeer die overgaat in de ruimte
ID 1
OPDRACHT 1 Herken de laag waar de weerelementen worden waargenomen. In welke laag worden de weerelementen opgemeten? Kleur die laag in het blauw. STRATOSFEER 12 - 50 km
MESOSFEER OZ ON L
50 - 80 km
THERMOSFEER 80 - 700 km
EXOSFEER
> 700 - 190 000 km
G AA
TROPOSFEER 0 - 12 km
5.1
lagen van de atmosfeer
OPDRACHT 2 Bepaal de weerelementen.
weer de toestand van de onderste luchtlagen van de atmosfeer op een bepaalde plaats en een bepaald ogenblik weerelementen weerverschijnselen, onderdelen van het weer die apart kunnen waargenomen, gemeten en bestudeerd worden: neerslag, temperatuur, luchtdruk, wind
1 Maak je eigen weerbericht. a Beschrijf het weer op dit moment in jouw schoolgemeente.
temperatuur de warmtegraad uitgedrukt in graden Celsius neerslag wat in de vorm van regen, sneeuw, hagel ... uit de lucht valt
In een weerbericht gebruikt men weerelementen om het weer te beschrijven en te voorspellen. Deze weerelementen zijn temperatuur, neerslag, luchtdruk en wind. b Heb je al deze elementen gebruikt in jouw weerbericht? Onderlijn de verschillende weerelementen met de aangegeven kleuren in jouw weerbericht. Temperatuur, neerslag, luchtdruk en wind 190
klimaat en vegetatie
luchtdruk het gewicht van de lucht op het aardoppervlak
wind de luchtverplaatsing tegen het aardoppervlak
c Onderlijn de verschillende weerelementen met de aangegeven kleuren in het weerbericht van het KMI. INFO
een weerbericht
Ten westen van een hogedrukgebied met kern boven Duitsland en Polen wordt geleidelijk warmere lucht naar onze streken aangevoerd. Het hogedrukgebied verplaatst zich langzaam oostwaarts. In onze streken wordt het bijgevolg geleidelijk onstabieler en vanaf dinsdagavond ontwikkelen er zich buien. Deze namiddag is het vrij warm en ontstaan er stapelwolken. De maxima schommelen tussen 21 of 22 graden aan zee en 25 of 26 graden in de Kempen. De wind waait meestal zwak uit zuid tot zuidoost. In de kuststreek en zelfs in een deel van het noordwesten steekt een zeebries op uit noordwest. d Welke weerelementen worden vermeld in het weerbericht van het KMI en heb jij niet besproken?
Weerkundigen volgen de evolutie van de weerelementen op de voet en doen in België al waarnemingen sinds 1833. Hierbij hoor je vaak praten over het klimaat en de veranderingen in het klimaat. Klimatologen zijn weerkundigen die de weergegevens van de laatste 30 jaar omrekenen naar gemiddelden, ook wel normaalwaarden genoemd. Het klimaat is dus eigenlijk het gemiddelde weer van de laatste 30 jaar voor een groot gebied. Op deze manier bepalen klimatologen het gemiddelde voor het aantal vorstdagen, uren zonneschijn, temperatuur en neerslaghoeveelheden … Vraag
2
normaalwaarden klimatologisch gemiddelde klimaat de gemiddelde toestand van de atmosfeer voor een lange duur en een groot gebied
Hoe worden klimaatgegevens voorgesteld op een kaart?
De klimaatgegevens worden voorgesteld op klimaatkaarten.
isotherm lijn op de weerkaart die de punten met gelijke gemiddelde temperatuur verbindt
OPDRACHT 3 Bestudeer de kaarten België ‘klimaat’ in je atlas. Voer volgende opdrachten uit: a De kaarten België ‘klimaat’ vind je terug in je atlas op blz.
.
b De
gegevens worden voorgesteld door isothermen.
c De
gegevens worden voorgesteld door isohyeten.
isohyeet lijn op de weerkaart die alle plaatsen met eenzelfde hoeveelheid neerslag verbindt
Vul de gegevens in tabel aan voor de steden die je terugvindt op kaart. OOSTENDE
HASSELT
AARLEN
Temperatuur in januari Temperatuur in juli Jaarneerslag LEERTEKST weer en klimaat Het weer is de beschrijving van de toestand van de onderste luchtlaag van de atmosfeer, op een bepaald moment en voor een bepaalde plaats, met behulp van de weerelementen: temperatuur - luchtdruk en wind - neerslag Klimatologen gebruiken de weergegevens van de weerelementen over een periode van 30 jaar om de normaalwaarden te berekenen voor een groot gebied. Het klimaat verandert over een lange periode. Klimaatwaarden van de temperatuur worden voorgesteld op een kaart door isothermen. Klimaatwaarden van de neerslag worden voorgesteld op kaart door isohyeten.
klimaat en vegetatie
191
2 Plantengroei in functie van het klimaat Het klimaat van een gebied is van groot belang voor de plantengroei. Bomen en planten groeien alleen in een klimaat dat voldoende warm en vochtig is. Neerslag en temperatuur in een gebied worden daarom steeds samen onderzocht. Dat doen we met behulp van een klimatogram dat de normaalwaarden voorstelt in een grafiek. Vraag
3
Hoe worden de normaalwaarden voorgesteld van neerslag en temperatuur?
OPDRACHT 4 Bestudeer de grafieken.
Ukkel
1 Bestudeer grafiek 1 en los de vragen op.
51°N - 4°E Nj 104m 852
a Wat kun je van deze grafiek aflezen?
80
b Hoe worden de weergegevens voorgesteld?
60 40
c In welke maand valt de meeste neerslag?
20 0
d In welke maand valt de minste neerslag? e Hoeveel mm neerslag is er in juli gevallen?
N 76,163,170,051,366,571,873,579,368,974,576,481,0 mm J F M A M J J A S O N D
f Hoe kun je snel hoge en lage waarden in de grafiek terugvinden?
2 Bestudeer grafiek 2 en los de vragen op. a Wat kun je van deze grafiek aflezen? b Hoe worden de weergegevens voorgesteld?
5.2
Tj 10,5
neerslagdiagram
Ukkel
51°N - 4°E 104m
40 30
c Welke maand (en) is/zijn de warmste?
20 10
d Welke maand is de koudste? e Hoeveel bedraagt de gemiddelde temperatuur in februari? f Waar vind je precieze waarden voor temperatuurgemiddelden?
192
klimaat en vegetatie
0
T 3,3 3,7 6,8 9,8 13,616,218,418,014,911,1 6,8 3,9 °C J F M A M J J A S O N D
5.3
temperatuurcurve
klimatogram voorstelling van het klimaat waarin de temperatuur door een rode curve en de neerslag door blauwe staafjes worden voorgesteld
Voor de studie van het klimaat worden het neerslagdiagram en de temperatuurcurve samengevoegd waardoor het klimatogram ontstaat. TECHNIEK
Hoe een klimatogram lezen?
vermelding van de plaats (en het land) Tj
T8 sterrenkundige ligging hoogteligging
Tj 10,5
Ukkel
51° N - 4° E Nj 104 m 852
Nj
neerslag: staafdiagram
temperatuur in graden Celsius
Tm Nm maanden
40
80
30
60
20
40
10
20
0
0
temperatuur: lijncurve neerslag in mm (dubbele waarde van de temperatuur)
T 3,3 3,7 6,8 9,8 13,6 16,2 18,4 18,0 14,9 11,1 6,8 3,9 °C 76,1 63,1 70,0 51,3 66,5 71,8 73,5 79,3 68,9 74,5 76,4 81,0 mm J F M A M J J A S O N D
N
Tk
Tw
LEERTEKST normaalwaarden voorstellen in een klimatogram Bij het bestuderen van normaalwaarden in een klimatogram worden een reeks afkortingen gebruikt: • Tj: gemiddelde jaartemperatuur • Nj: gemiddelde jaarneerslag • Tm: gemiddelde maandtemperatuur • Tk: gemiddelde temperatuur van de koudste maand • Tw: gemiddelde temperatuur van de warmste maand • Nm: gemiddelde maandneerslag STUDIETIP
een klimatogram bestuderen
1. De schaal met de neerslagwaarden staat steeds rechts. 2. De schaal met de temperatuurwaarden staat steeds links. 3. De neerslagwaarde is steeds de dubbele waarde van de temperatuur. (verhouding Nm = 2.Tm)
klimaat en vegetatie
193
Vraag
4
Hoe ontleed je een klimatogram in functie van de plantengroei?
De natuurlijke plantengroei is onderworpen aan groeivoorwaarden of grenzen waarbinnen groei mogelijk is. Die grensvoorwaarden vind je terug in onderstaand kader. Het zijn de criteria voor de studie van het klimaat. TECHNIEK
Hoe een klimatogram ontleden in functie van de plantengroei?
Gemiddelde maandtemperatuur (Tm) Tm ≥ 18 °C warme maand 10 °C ≤ Tm < 18 °C gematigde maand Tm < 10 °C koude maand Gemiddelde maandneerslag (Nm) Nm < 2.Tm droge maand
Nm ≥ 2.Tm
natte maand
T9
de planten groeien goed de planten groeien vertraagd de bomen groeien niet er is te weinig neerslag of te veel verdamping om planten te doen groeien er is voldoende neerslag om bij deze temperatuur planten te laten groeien
Groeimaanden Groeimaanden zijn maanden die aan de temperatuur- én neerslagvoorwaarden voldoen om bomen te laten groeien. STUDIETIP
een natte of droge maand snel herkennen in een klimatogram
Ligt de temperatuurcurve in of onder de blauwe neerslagbalk, dan is het een natte maand. Ligt de temperatuurcurve boven de neerslagbalk, dan is het een droge maand. OPDRACHT 5 Bepaal of de maand nat of droog is. 1 Gebruik de studietip om te achterhalen of de maand nat of droog is. a Bekijk voorbeeld A en B en schrap wat niet past. b Voorbeeld C zorgt voor twijfel. Maak daarvoor de berekening. A
B
C NEERSLAG Nm =
TEMPERATUUR mm Tm =
(Nm) < > = BESLUIT De maand uit voorbeeld C is een droge / natte maand.
De maand is: Droog / nat
194
klimaat en vegetatie
De maand is: Droog / nat
°C (2.Tm)
vegetatie de natuurlijke plantengroei zonder tussenkomst van de mens
OPDRACHT 6 Ontleed het klimatogram en bepaal de vegetatie voor Ukkel. 1 Welke de groeimaanden voor Ukkel? Tj zijn 50°48’N 4°21’E N j Ukkel 10,5 België 852 Ukkel. 104 m voor Gebruik het klimatogram met de klimaatgegevens
Ukkel
Tj 10,5 België
50°48’N 4°21’E N j KLIMAATGEGEVENS 160 104 m 852 140 160 120 140 100 120 80 100 60 80 40 60 20 40 0 20
30 20 30 10 20 0 10 -10 0
•Tk =
°C
•Tw =
°C
•Tj =
°C
groeimaand een maand waarin de klimatologische omstandigheden geschikt zijn om bomen te laten groeien
•Aantal niet-koude maanden (Tm ≥ 10 °C) = •Nj = •De neerslag valt
mm 0 het hele jaar door 0 vooral in de winter 0 vooral in de zomer
0
T -10 N
3,3 3,7 6,8 9,8 13,6 16,2 18,4 18,0 14,9 11,1 6,8 3,9 76 63 70 51 67 72 74 79 69 75 76 81
°C mm
T N G T N G
3,3 3,7 6,8 9,8 13,6 16,2 18,4 18,0 14,9 11,1 6,8 3,9 76 63 70 51 67 72 74 79 69 75 76 81
°C mm
J F M A M J J A S O N D J F M A M J J A S O N D
VEGETATIEGEGEVENS Naam van het vegetatietype: Beschrijf de vegetatie.
Verklaar waarom deze vegetatie in de regio aanwezig is?
5.4
klimatogram van Ukkel
a Breng in het rood de lijn van 10 °C en 18 °C aan. b Kleur op de blanco temperatuurbalk (onderaan het klimatogram) alle maanden die voldoen aan de temperatuurvoorwaarden voor boomgroei in het rood (gematigd of warm: Tm ≥ 10 °C). c Kleur op de blanco neerslagbalk (onderaan het klimatogram) alle maanden die voldoen aan de neerslagvoorwaarden in het blauw (natte maand: Nm ≥ 2.Tm). d Kleur op de onderste balk de groeimaanden voor bomen GROEN. e Vul de klimaatgegevens in naast het klimatogram. 2 Onderzoek de kenmerken van de vegetatie voor Ukkel en vul aan naast de foto. a Beschrijf met behulp van de foto de vegetatie die je in Ukkel kunt aantreffen. b Gebruik de atlaskaart Europa oorspronkelijke plantengroei of Europa vegetatie. Welk vegetatietype tref je in België aan met Ukkel als voorbeeld? c Waarom kan dit vegetatietype in België voorkomen? klimaat en vegetatie
195
LEERTEKST klimaatfactoren voor plantengroei • VOORWAARDE 1: voldoende warmte, dus een niet-koude maand (Tm ≥ 10 °C) • VOORWAARDE 2: voldoende vochtigheid, dus een natte maand (Nm ≥ 2.Tm) Alleen als beide voorwaarden vervuld zijn, is er sprake van een groeimaand. Vraag
Hoe het klimaattype en de klimaatgroep bepalen?
5
OPDRACHT 7 Bepaal het klimaattype en de klimaatgroep . Om het klimaattype voor België te bepalen, met Ukkel als referentiepunt, hebben we twee zaken nodig: • de normaalwaarden uit het klimatogram van Ukkel (zie vorige pagina) • de determineertabel voor klimaten in Europa 1 Welk klimaattype heeft België? Kom tot het juiste antwoord door onderstaande vragen te beantwoorden. a Is Tw lager dan 10 °C?
ja / neen
b Hoeveel maanden hebben een gemiddelde maandtemperatuur van minstens 10 °C? Is dit minder dan 4 maanden? ja / neen c Is Tk lager dan 18 °C?
ja / neen
d Is Nj minstens 400 mm?
ja / neen
e Is Tk minder dan -3 °C?
ja / neen
f Is Tw lager dan 22 °C?
ja / neen
g Vervolledig met deze antwoorden de zin onder de determineertabel. DETERMINEERTABEL KLIMATEN IN EUROPA Tw < 10 °C
ja
ja
Tw < 0 °C
nee 0, 1, 2 of 3 maanden Tm ≥ 10 °C nee Tk < 18 °C ja Nj > 400 mm
5.5
KLIMAATTYPE KOUD ZONDER DOOISEIZOEN
nee
KOUD MET DOOISEIZOEN
ja ja
KOUDGEMATIGD
Tk < -3 °C nee
ja
KOELGEMATIGD MET STRENGE WINTER
Tw < 22 °C
ja
KOELGEMATIGD MET ZACHTE WINTER
nee
WARMGEMATIGD MET NATTE WINTER
nee
GEMATIGD EN DROOG
nee
WARM
determineertabel klimaten in Europa
Met Ukkel als referentiepunt heeft België als klimaattype .
196
klimaat en vegetatie
2 Bepaal de klimaatgroep voor Ukkel. Een klimaattype behoort steeds tot twee klimaatgroepen: • een klimaatgroep op basis van de temperatuurcriteria: koud, gematigd of warm • een klimaatgroep op basis van de neerslagcriteria: nat of droog a Zoek in de determineertabel (fig. 5.5) de criteria op voor de opdeling in klimaatgroepen. Vul onderstaand schema aan. KLIMAATGROEP
CRITERIA
KOUD
Als Tw <
GEMATIGD
Als Tw ≥ 10 °C en Tk < 18 °C
WARM
Als Tk ≥
DROOG
Nj
400 mm
NAT
Nj
400 mm
°C d.w.z. dat alle maanden kouder zijn dan
°C d.w.z. dat alle maanden warmer zijn dan
°C
°C
b Tot welke klimaatgroepen behoort Ukkel? Ukkel behoort tot de
en
klimaatgroep.
LEERTEKST Klimaatgroepen De klimaatgroepen van een klimaat worden bepaalt met criteria (voorwaarden) waaraan ze moeten voldoen. De klimaatgroepen worden opgedeeld volgens temperatuur en neerslaghoeveelheid. Elk klimaattype is steeds een combinatie van twee klimaatgroepen. KOUD Tw < 10 °C NAT Nj ≥ 400 mm GEMATIGD Tw ≥ 10 °C en Tk < 18 °C DROOG Nj < 400 mm WARM Tk ≥ 18 °C
klimaat en vegetatie
197
3 Klimaat- en vegetatiezones in de wereld Vraag
6
Hoe beïnvloedt het klimaat de natuurlijke plantengroei?
INFO
een hypothese formuleren
Om het antwoord te vinden op een onderzoeksvraag, kan je een veronderstelling maken van het mogelijk antwoord. Dat is een hypothese formuleren. Na onderzoek kan je nagaan of de hypothese juist of fout was. Indien nodig kan de hypothese bijgestuurd worden.
hypothese een voorlopig antwoord op een vraag in afwachting van onderzoek dat het bewijs levert of de verwachtingen juist of onjuist zijn
Criteria voor het opstellen van een hypothese 1 Het is een stelling of bewering die een mogelijk antwoord bevat op de vraag. 2 Aftoetsen/onderzoeken moet mogelijk zijn. 3 De hypothese bevat de te onderzoeken elementen van de onderzoeksvraag. 4 De focus ligt op verschillen, gelijkenissen, oorzaak-gevolg (als … dan). OPDRACHT 8
Formuleer een hypothese bij de onderzoeksvraag.
De onderzoeksvraag luidt ‘Hoe bëinvloedt het klimaat de natuurlijke plantengroei?’ Drie mogelijke hypotheses zijn: Hypothese 1 Hypothese 2 Hypothese 3
Als het 12 maanden per jaar regent, dan groeien planten. Als er een losse bodem is, dan groeien planten goed. Als het te koud is, dan groeien planten niet.
Toets de verschillende hypotheses af aan de voorwaarden. Plaats een kruisje als aan de criteria voldaan is. Hypothese 1 2 3 Het is een stelling of bewering die een mogelijk antwoord bevat op de vraag. Aftoetsen/onderzoeken moet mogelijk zijn. De hypothese bevat de te onderzoeken elementen van de onderzoeksvraag. De focus ligt op verschillen, gelijkenissen, oorzaak-gevolg (als ... dan). OPDRACHT 9 Onderzoek de plantengroei in functie van het klimaat door middel van determinatie. 1 Herhaal volgende stappen voor elk klimatogram. a Noteer de normaalwaarden op de onder het klimatogram. b Bepaal het aantal groeimaanden. Gebruik de gepaste kleuren in de T-, N- en G-balk. c Bepaal het klimaattype en de klimaatgroepen. Gebruik hiervoor de determineertabel (fig. 5.5) en de criteria (blz. 197) d Bekijk de foto. Beschrijf de natuurlijke plantengroei in de kolom vegetatiegegevens. e Lokaliseer de plaats door de eerste twee letters van de plaatsnaam bij de juiste stip van de kaart wereld vegetatie te noteren (fig. 5.7). f Bepaal het vegetatietype. g Verklaar waarom dit vegetatietype in de regio aanwezig is. Kijk hiervoor naar de groeimaanden.
198
klimaat en vegetatie
Vardø
70°22’N 70°22’N 31°6’O 31°6’E N j 6 m 549
Vardø
70°22’N 70°22’N 31°6’O 31°6’E N j 160 6 m 549
Tj 1,5 Noorwegen Tj 1,5 Noorwegen
140 160 120 140 100 120 80 100 60 80 40 60 20 40 0 20
30 20 30 10 20 0 10 -10 0
0
T -4,8 -5,2 -3,5 -1,0 2,8 6,5 9,6 9,5 6,7 2,2 -1,5 -3,6 °C -10 52 43 36 32 31 43 51 54 53 55 51 48 mm N T N G T N G
J F M A M J J A S O N D
-4,8 -5,2 -3,5 -1,0 2,8 6,5 9,6 9,5 6,7 2,2 -1,5 -3,6 °C 52 43 36 32 31 43 51 54 53 55 51 48 mm
J F M A M J J A S O N D
KLIMAATGEGEVENS
Archangelsk
64°33’N 64°33’N 40°32’O 40°32’E N j 11 m 558
Archangelsk
64°33’N 64°33’N 40°32’O 40°32’E N j 160 11 m 558
Tj 0,8 Rusland Tj 0,8 Rusland
140 160 120 140 100 120 80 100 60 80 40 60 20 40 0 20
30 20 30 10 20 0 10 -10 0
0
T -13,7 -12,7 -6,7 -0,4 6,2 12,4 15,5 13,3 8,0 1,8 -4,7 -10,0 °C -10 33 27 28 32 42 55 61 66 59 61 52 42 mm N
J F M A M J J A S O N D
T -13,7 -12,7 -6,7 -0,4 6,2 12,4 15,5 13,3 8,0 1,8 -4,7 -10,0 °C 33 27 28 32 42 55 61 66 59 61 52 42 mm N J F M A M J J A S O N D G T N G
KLIMAATGEGEVENS
• Tk =
°C
• Tj =
°C
• Tk =
°C
• Tj =
°C
• Tw =
°C
• Nj =
mm
• Tw =
°C
• Nj =
mm
• Aantal niet-koude maanden
• Aantal niet-koude maanden
(Tm ≥ 10 °C) =
(Tm ≥ 10 °C) =
• klimaattype:
• klimaattype:
• klimaatgroep:
en
• klimaatgroep:
en
VEGETATIEGEGEVENS
VEGETATIEGEGEVENS
Beschrijf de vegetatie.
Beschrijf de vegetatie.
Vegetatietype:
Vegetatietype:
Verklaar waarom deze vegetatie hier aanwezig is?
Verklaar waarom deze vegetatie hier aanwezig is?
klimaat en vegetatie
199
Moskou
55°45’N 55°45’N 37°38’O 37°38’E N j 150 m 679
Moskou
55°45’N 55°45’N 37°38’O 37°38’E N j 160 150 m 679
Tj 4,9 Rusland Tj 4,9 Rusland
140 160 120 140 100 120 80 100 60 80 40 60 20 40 0 20
30 20 30 10 20 0 10 -10 0
0
T -9,2 -8,0 -2,5 5,9 12,8 16,8 18,4 16,6 11,2 4,9 -1,5 -6,2 °C -10 43 35 33 42 49 78 89 76 63 61 57 53 mm N T N G T N G
J F M A M J J A S O N D
-9,2 -8,0 -2,5 5,9 12,8 16,8 18,4 16,6 11,2 4,9 -1,5 -6,2 °C 43 35 33 42 49 78 89 76 63 61 57 53 mm
J F M A M J J A S O N D
KLIMAATGEGEVENS
46°21’N 48°3’O N j -16 m 217
Astrachan
46°21’N 48°3’O N j 160 -16 m 217 140 160 120 140 100 120 80 100 60 80 40 60 20 40 0 20
30 20 30 10 20 0 10 -10 0
0
18,0 16,2 22,7 18,4 25,1 18,0 23,7 14,9 17,8 11,1 10,1 3,1 -1,9 °C T -5,6 -4,9 1,0 11,2 13,6 -10 76 11 63 15 70 18 51 23 67 25 72 20 74 19 79 21 69 18 75 17 76 16 81 mm N 14
T N G T N G
J F M A M J J A S O N D
-5,6 -4,9 1,0 11,2 13,6 18,0 16,2 22,7 18,4 25,1 18,0 23,7 14,9 17,8 11,1 10,1 3,1 -1,9 °C 76 11 63 15 70 18 51 23 67 25 72 20 74 19 79 21 69 18 75 17 76 16 81 mm 14
J F M A M J J A S O N D
KLIMAATGEGEVENS
• Tk =
°C
• Tj =
°C
• Tk =
°C
• Tj =
°C
• Tw =
°C
• Nj =
mm
• Tw =
°C
• Nj =
mm
• Aantal niet-koude maanden
• Aantal niet-koude maanden
(Tm ≥ 10 °C) =
(Tm ≥ 10 °C) =
• klimaattype:
• klimaattype:
• klimaatgroep:
200
Astrachan
Tj 10,0 Rusland Tj 10,0 Rusland
en
• klimaatgroep:
en
VEGETATIEGEGEVENS
VEGETATIEGEGEVENS
Beschrijf de vegetatie.
Beschrijf de vegetatie.
Vegetatietype:
Vegetatietype:
Verklaar waarom deze vegetatie hier aanwezig is?
Verklaar waarom deze vegetatie hier aanwezig is?
klimaat en vegetatie
Astrachan
Tj 10,0 Rusland Tj 15,7 Italië
Napels
46°21’N 48°3’O N j -16 m 217 40°50’N 40°50’N 14°15’O 14°15’E N j 160 70 m 894 140 160 120 140 100 120 80 100 60 80 40 60 20 40 0 20
30 20 30 10 20 0 10 -10 0
KLIMAATGEGEVENS • Tk =
°C
• Tj =
°C
• Tw =
°C
• Nj =
mm
• Aantal niet-koude maanden (Tm ≥ 10 °C) = • klimaattype: • klimaatgroep:
en
0
18,0 16,2 22,7 18,4 25,1 18,0 23,7 14,9 17,8 11,1 10,1 3,1 -1,9 °C T -5,6 -4,9 1,0 11,2 13,6 -10 76 11 63 15 70 18 51 23 67 25 72 20 74 19 79 21 69 18 75 17 76 16 81 mm N 14
J F M A M J J A S O N D
T 8,6 9,2 10,9 13,3 17,2 21,0 23,3 23,6 21,0 17,0 13,0 9,9 °C 76 84 63 76 70 68 51 67 44 72 29 74 21 79 37 69 71 112 75 141 76 111 81 mm N 100 J F M A M J J A S O N D G T NA G
VEGETATIEGEGEVENS vegetatie bestaat uit Beschrijf vegetatie A. Vegetatietype:
B
Beschrijf vegetatie B. Vegetatietype:
C
Beschrijf vegetatie C. Vegetatietype:
Verklaar waarom deze vegetatie hier aanwezig is?
klimaat en vegetatie
201
OPDRACHT 10 Lokaliseer de klimaatgroepen en vegetatietypes van Europa. Onderstaande kaart lokaliseert de klimaattypes in Europa. 1 Noteer in elke klimaatzone op de bovenste lijn de klimaatgroep waartoe elk klimaat behoort. 2 Noteer in elke klimaatzone op de onderste lijn het vegetatietype.
5.6
Europa klimaat
3 Welke klimaatgroepen komen in Europa niet voor? O koud en nat O gematigd en nat O koud en droog O gematigd en droog
O warm en nat O warm en droog
De klimaatgroepen die in Europa niet voorkomen, zijn in de rest van de wereld terug te vinden. Om het antwoord op de onderzoeksvraag 'Hoe beĂŻnvloedt het klimaat de natuurlijke plantengroei?' te formuleren gebruiken we alleen de klimaatgroepen.
202
klimaat en vegetatie
LEERTEKST klimaatgroepen en vegetatietypes in Europa
KLIMAATGROEP
toendra: een vegetatie van mossen, grassen en dwergstruiken
gematigd en nat
taiga: een vegetatie van naaldwouden
gematigd en nat
gemengd woud: een overgangsvegetatie van naald- en loofbomen
gematigd en nat
zomergroen loofwoud: een vegetatie van loofbomen met bladval in de herfst
steppe: een vegetatie van korte harde grassen
hardbladige vegetatie: - open bos: altijdgroene bomen (kurkeik, ceder, cypres, ...) - garrigue: lage groenblijvende en welriekende kruiden (lavendel, tijm, â&#x20AC;Ś) - maquis: doornig struikgewas
GROEIMAANDEN
VEGETATIETYPES
gematigd en nat gematigd en droog
gematigd en nat
OPDRACHT 11 Onderzoek het klimaat in functie van de plantengroei met behulp van criteria. 1 Voer volgende stappen uit voor elke locatie. a Kleur het aantal groeimaanden in de G-balk. b Kruis bij de klimaatgegevens de juiste criteria aan. c Bepaal de klimaatgroepen en vul het besluit aan. d Beschrijf de natuurlijke plantengroei. e Lokaliseer elke plaats. Noteer de eerste twee letters van de plaatsnaam bij de juiste stip op de kaart van de wereld vegetatie hieronder. f Gebruik de kaart wereld vegetatie om het vegetatietype te bepalen. g Verklaar waarom dit vegetatietype in deze regio aanwezig is. TIP! Kijk hiervoor naar de groeimaanden.
0
5.7
1000
2000 km
ijswoestijn toendra hooggebergte VEGETATIE gemengd woud zomergroen loofwoud
taiga hardbladige vegetatie woestijn en steppe savanne en licht tropisch woud tropisch regenwoud
wereld vegetatie
klimaat en vegetatie
203
Kisangani Kisangani
Tj 25,3 D.R.Congo Tj 25,3 D.R.Congo
0°33’N 0°33’N 25°14’O 25°14’E N j 413 m 1802 0°33’N 0°33’N 25°14’O 25°14’E N j 413 m 1802
26,8 Brazilië T 26,8 Brazilië
15 m 2537 1°27’Z 48°29’W N 380 15 m 2537
Belém
360 380 340 360
240
320 340
240 220
300 320
220 200
280 300
200 180
260 280
180 160
240 260
140 160
220 240
140 120
200 220
100 120
180 200
100 80 30
80 60
30 20
60 40
20 10
40 20
10 0
20 0
T0 N T T N N T G N G
25,6 78 25,6 J 78
25,8 105 25,8 F 105
26,0 167 26,0 M 167
26,1 181 26,1 A 181
25,7 158 25,7 M 158
25,2 124 25,2 J 124
24,4 117 24,4 J 117
24,5 171 24,5 A 171
24,9 176 24,9 S 176
25,1 230 25,1 O 230
25,3 195 25,3 N 195
25,1 °C 0 100 mm 25,1 D °C 100 mm
J F M A M J J A S O N D
180 160 140 160 140 120 100 120 80 100 30
60 80
30 20
40 60
10 20
20 40 0 20
0 10 T 0 N T T N N G T N G
26,4 26,4 26,4 337 342 379 26,4 J 26,4 F 26,4 M 26,4 342 26,4 379 26,4 337
27 341 27 A 27 341
26,9 243 26,9 M 26,9 243
°C 0 145 136 116 116 94 89 199 mm 26,7 27 26,9 27 27,2 J J A S O 27,1 N 26,7 D °C 26,7 136 27 116 26,9 116 27 27,2 26,7 mm 145 94 27,1 89 199 26,7 27 26,9 27 27,2 27,1 26,7
337 379 A 341 M 243 145 116 116 94 N 89 D 199 J 342 F M J 136 J A S O 26,4 26,4 26,4 27 26,9 26,7 27 26,9 27 27,2 27,1 26,7 337 342 379 341 243 145 136 116 116
94
89
199
KLIMAATGEGEVENS 0 Tw < 10 °C 0 Tw ≥ 10 °C en Tk < 18 °C 0 Tk ≥ 18 °C
0 Nj < 400 mm 0 Nj ≥ 400 mm
Besluit: Beide klimaten behoren tot de VEGETATIEGEGEVENS Beschrijf de vegetatie.
Vegetatietype: Verklaar waarom deze vegetatie in de regio aanwezig is?
204
klimaat en vegetatie
en
klimaatgroep.
27,8 Zuid-Sudan Tj 27,8 Zuid-Sudan
Malakal Malakal
402 m 757 9°32’N 31°39’O N j 402 m 757
Tj 27,8 Zuid-Sudan
Malakal
9°32’N 31°39’O N j 220 240 402 m 757
240
200 220 240 180 200 220 160 180 200 140 160 180 140 120 160 100 120 140 100 80 120 80 60 100 60 40 80 40 20 60 20 0 40 0 20
30 30 20 20 10 30 10 0 20 0 -10 10 -10 T 0 N T -10 T N N G T N G T N G
26,8 0 76 26,8 J 0 76
28,5 0 63 28,5 F 0 63
30,7 6 70 30,7 M 6 70
31,1 21 51 31,1 A 21 51
13,6 29,5 16,2 27,4 18,4 26,1 18,0 26,2 14,9 26,6 11,1 27,5 87 107 67 72 152 74 169 79 131 69 78 75 13,6 29,5 16,2 27,4 26,1 26,2 26,6 27,5 M J 18,4 J 18,0 A 14,9 S 11,1 O 87 107 67 72 152 74 169 79 131 69 78 75
27,3 6 76 27,3 N 6 76
Palmas Palmas
Tj 26,7 Brazilië Tj 26,7 Brazilië
26,5 °C 0 0 mm 81 26,5 D °C 0 mm 81
J F M A M J J A S O N D
26,8 28,5 30,7 31,1 13,6 29,5 16,2 27,4 18,4 26,1 18,0 26,2 14,9 26,6 11,1 27,5 27,3 26,5 °C 0 63 0 70 6 21 87 107 6 81 0 mm 76 51 67 72 152 74 169 79 131 69 78 75 76
J F M A M J J A S O N D
10°12’Z 10°12’S 48°20’W N j 255 m 1760 10°12’Z 10°12’S 48°20’W N j 255 m 1760 280 280 260 260 240 240 220 220 200 200 180 180 160 160 140 140 120 120 100 100 80
30
80 60
30 20
60 40
20 10
40 20
10 0
20 0
T0 N T T N N T G N G
26,4 296 26,4 J 296
27,0 266 27,0 F 266
26,9 273 26,9 M 273
26,7 145 26,7 A 145
26,5 25,9 26 27,1 28,0 27,3 26,6 40 6 1 7 52 158 227 26,5 25,9 26 27,1 M J J A 28,0 S 27,3 O 26,6 N 40 6 1 7 52 158 227
26,5 °C 0 289 mm 26,5 D °C 289 mm
J F M A M J J A S O N D
KLIMAATGEGEVENS 0 Tw < 10 °C 0 Tw ≥ 10 °C en Tk < 18 °C 0 Tk ≥ 18 °C
0 Nj < 400 mm 0 Nj ≥ 400 mm
Besluit: Beide klimaten behoren tot de
en
klimaatgroep.
VEGETATIEGEGEVENS Beschrijf de vegetatie.
Vegetatietype: Verklaar waarom deze vegetatie in de regio aanwezig is?
klimaat en vegetatie
205
Lanzhou Lanzhou
Tj 9,9 China Tj 9,9 China
36°02’N 36°02’N 103°48’O 103°48’E N j 1523 m 327 36°02’N 36°02’N 103°48’O 103°48’E N j 1523 m 327 160
Carnarvon Carnarvon
Tj 21,8 Australië Tj 21,8 Australië
24°17' Z 113°33'O N j 7 m 227 24°17' Z 113°33'O N j 7 m 227 160
140 160
140 160
140 120
140 120
100 120
100 120
100 80
100 80
30
80 60
30
80 60
30 20
60 40
30 20
60 40
20 10
40 20
20 10
40 20
10 0
20 0
10 0
20 0
0 -10
0
0 -10
0
-10 T -5,3 -1,1 5,8 12,2 17,1 20,6 22,9 21,5 16,5 2 63 2 10 76 70 18 51 37 67 38 72 61 74 79 79 51 69 N 5,8 12,2 J -1,1 F M A 17,1 M 20,6 J 22,9 J 21,5 A 16,5 S T -5,3 2 63 2 10 76 70 18 51 37 67 38 72 61 74 79 79 51 69 T N N J F M A M J J A S G T N G
10,4 23 75 10,4 O 23 75
2,8 5 76 2,8 N 5 76
-4,1 °C 1 mm 81 -4,1 D °C 1 mm 81
O N D
-10 T 26,7 28,1 26,6 23,7 20,2 8 19 18 14 39 N J 28,1 F 26,6 M 23,7 A 20,2 M T 26,7 T 8 19 18 14 39 N N J F M A M G T N G
17,5 49 17,5 J 49
16,1 48 16,1 J 48
16,6 18,6 20,5 22,7 24,8 °C 19 6 4 2 1 mm 16,6 A 18,6 S 20,5 O 22,7 N 24,8 D °C 19 6 4 2 1 mm
J J A S O N D
KLIMAATGEGEVENS 0 Tw < 10 °C 0 Tw ≥ 10 °C en Tk < 18 °C 0 Tk ≥ 18 °C
0 Nj < 400 mm 0 Nj ≥ 400 mm
Besluit: Beide klimaten behoren tot de VEGETATIEGEGEVENS Beschrijf de vegetatie.
Vegetatietype: Verklaar waarom deze vegetatie in de regio aanwezig is?
206
klimaat en vegetatie
en
klimaatgroep.
Abu Dhabi Abu Dhabi
Tj 24°28’N 24°28’N 54°22’O 54°22’E 26,8 Ver. Arabische Emiraten 7m Tj 24°28’N 24°28’N 54°22’O 54°22’E 26,8 Ver. Arabische Emiraten 7m
Nj 75 Nj 75
160
Roxby Downs Roxby Downs
Tj 19,8 Australië Tj 19,8 Australië
30°13’Z 136° 48’O N j 107 m 181 30°13’Z 136° 48’O N j 107 m 181 160
140 160
140 160
140 120
140 120
100 120
100 120
100 80
100 80
30
80 60
30
80 60
30 20
60 40
30 20
60 40
20 10
40 20
20 10
40 20
10 0
20 0
10 0
20 0
0 -10
0
0 -10
0
-10 T N T T N N G T N G
18,2 76 8 18,2 J 76 8
19,1 63 29 19,1 F 63 29
22,2 70 18 22,2 M 70 18
26,0 51 7 26,0 A 51 7
13,6 30,6 16,2 32,0 18,4 34,1 18,0 34,2 14,9 32,0 11,1 28,7 67 0 72 0 74 1 79 0 69 0 75 0 13,6 30,6 16,2 32,0 34,1 34,2 32,0 28,7 M J 18,4 J 18,0 A 14,9 S 11,1 O 67 0 72 0 74 1 79 0 69 0 75 0
24,5 76 0 24,5 N 76 0
20,2 °C 81 mm 12 20,2 D °C 81 mm 12
J F M A M J J A S O N D
-10 T 27,9 27,6 24,7 19,9 15,3 18 21 10 13 20 N J 27,6 F 24,7 M 19,9 A 15,3 M T 27,9 T 18 21 10 13 20 N N J F M A M G T N G
12,3 12 12,3 J 12
11,5 14 11,5 J 14
13 16,4 19,9 23,4 26,2 °C 14 12 15 13 19 mm 13 16,4 A S 19,9 O 23,4 N 26,2 D °C 14 12 15 13 19 mm
J J A S O N D
KLIMAATGEGEVENS 0 Tw < 10 °C 0 Tw ≥ 10 °C en Tk < 18 °C 0 Tk ≥ 18 °C
0 Nj < 400 mm 0 Nj ≥ 400 mm
Besluit: Beide klimaten behoren tot de
en
klimaatgroep.
VEGETATIEGEGEVENS Beschrijf de vegetatie.
Vegetatietype: Verklaar waarom deze vegetatie in de regio aanwezig is?
klimaat en vegetatie
207
OPDRACHT 12 Bepaal voor elk klimatogram de klimaatgroepen en het vegetatietype. 1 Herhaal volgende stappen voor elk klimatogram. a Toets de normaalwaarden af aan de criteria. b Noteer de klimaatgroepen. c Verklaar je antwoord. Vermeld de criteria waarop je steunde. d Benoem bij de foto's het vegetatietype. e Noteer de letter van het klimatogram op de foto van het bijhorend vegetatietype. KLIMAATGEGEVENS CHENNAI
KLIMAATGEGEVENS BUTUAN
Het klimaat behoort tot de
Het klimaat behoort tot de
en
en
Verklaring:
Verklaring:
KLIMAATGEGEVENS DIKSON
KLIMAATGEGEVENS FORT SIMPSON
Het klimaat behoort tot de
Het klimaat behoort tot de
en
208
klimaatgroep.
klimaatgroep.
en
Verklaring:
Verklaring:
Vegetatietype:
Vegetatietype:
Vegetatietype:
Vegetatietype:
klimaat en vegetatie
klimaatgroep.
klimaatgroep.
Chennai
Tj 28,6 India
13°09’N 80°15'O N j 6 m 1197
A
320
Butuan
Tj 26,8 Filipijnen
8°58’N 125°29’O N j 5 m 2470
B
320
300
300
280
280
260
260
240
240
220
220
200
200
180
180
160
160
140
140
120
120
50
100
100
40
80
80
30
60
30
60
20
40
20
40
10
20
10
20
0
0
0
0
T N T N G
24,3 25,6 27,4 30,3 33 32,5 30,9 30,4 29,7 28,2 25,8 24,7 °C 15 3 2 10 32 56 111 154 121 241 329 123 mm
J F M A M J J A S O N D
Dikson
Tj -12,0 Rusland
T N G
73°30’N 73°30’N 80°24’O 80°24’E N j 46 m 366
C
T N
120
25,3 25,5 26,2 27 28,1 27,8 27,7 27,6 27,5 27 26,4 25,7 °C 335 299 222 147 137 159 146 155 147 174 243 306 mm
J F M A M J J A S O N D
Fort Simpson
Tj -3,5 Canada
61°51’N 121°21’W N j 133 m 356
D
120
100
100
80
80
30
60
30
60
20
40
20
40
10
20
10
20
0
0
0
0
-10
-10
-20
-20
-30
-30
T N T N G
-26,9 -26,2 -23,4 -17,9 13,6 -9,1 16,2 -0,3 18,4 4,4 18,0 4,3 14,9 1,1 11,1 -8,3 -18,9 -22,9 °C 76 28 63 23 70 19 51 20 67 30 72 39 74 43 79 43 69 30 75 23 76 31 81 mm 37
J F M A M J J A S O N D
T N T N G
-26,4 -21,7 -14,1 -1,3 13,6 8,7 16,2 15,0 18,4 16,9 18,0 14,5 14,9 7,7 11,1 -1,7 -16,1 -23,6 °C 20 63 17 70 17 51 17 67 30 72 44 74 54 79 48 69 30 75 35 76 25 81 19 mm 76
J F M A M J J A S O N D
klimaat en vegetatie
209
4 â&#x20AC;&#x2021;Klimaatgroepen en klimaatbepalende factoren Vraag
ID 3
Welke klimaatgroepen komen voor in de wereld?
7
OPDRACHT 13 Bepaal de klimaatgroepen voor temperatuur en neerslag. 1 Werk met onderstaande kaarten en voer de opdrachten uit. a Kleur de legende van de kaart klimaatgroepen in de wereld.
KLIMAAT 0
1000
5.8
2000 km
koud
gematigd
warm
gebergte
klimaatgroepen temperatuur in de wereld b Noteer de woorden nat en droog op de stippellijnen op de kaart wereld neerslag.
NEERSLAG
periode 1950 - 2000 < 200 mm < 200 - 400 mm < 400 - 800 mm < 800 - 2000 mm > 2000 mm
5.9
210
klimaatgroepen neerslag in de wereld
klimaat en vegetatie 0
1000
2000 km
Vraag
8
Hoe beïnvloedt de afstand tot de evenaar de temperatuur?
OPDRACHT 14 Verklaar hoe de breedteligging de gemiddelde jaartemperatuur beïnvloedt. 1 Formuleer een hypothese. Als dan 2 Maak gebruik van de kaart ‘klimaatgroepen temperatuur’. Schrap wat niet past in de vaststelling. Vaststelling: Hoe verder van de evenaar, hoe warmer / kouder. Verklaring: de breedteligging beïnvloedt de temperatuur Verder weg van de evenaar valt het zonlicht schuiner op de aarde waardoor het beschenen aardoppervlak groter is. De zonnewarmte wordt dus over een groter landoppervlak verdeeld. Hoe groter de afstand is die het zonlicht door de atmosfeer aflegt, hoe minder het aardoppervlak opwarmt.
5.10 inval van het zonlicht op de aarde
STUDIETIP
de inval van het zonlicht
Met een zaklamp kun je het schuin en recht invallen van de zonnestralen op een voorwerp nabootsen om het beschenen oppervlak te vergelijken. 3 Reflectie: mijn hypothese was juist / fout omdat
Vraag
9
Hoe beïnvloedt de afstand tot de zee de temperatuur?
OPDRACHT 15 Verklaar hoe de afstand tot de zee de temperatuur beïnvloedt. Om een antwoord te vinden op bovenstaande vraag, bekijken we het temperatuurverschil tussen de warmste en koudste maand. Dat is de jaarschommeling (Sj). 1 Formuleer een hypothese. Als dan
jaarschommeling het verschil in graden Celsius tussen de gemiddelde temperatuur van de warmste maand (Tw) en de gemiddelde temperatuur van de koudste maand (Tk)
klimaat en vegetatie
211
2 Schrap wat niet past en vul aan. Ligging Tw
UKKEL Noord / Oost / Zuid / West - Europa
ASTRACHAN Noord / Oost / Zuid / West - Europa
Tk Sj Vaststelling: hoe verder van de zee, hoe kleiner / groter de jaarschommeling Verklaring: de afstand tot de zee beïnvloedt de temperatuur Het water van de zee of de oceaan warmt trager op omdat de zonnestralen dieper in het water moeten dringen, de warmte zich moet verspreiden over een groter volume dat bovendien constant in beweging is. Een grote watermassa koelt trager af dan het landoppervlak dat snel opwarmt en snel afkoelt. In de winter zal de lucht die van over het ‘warmere’ zeewater komt, het land opwarmen. In de zomer zal de lucht die van over het ‘koudere’ zeewater komt, het land verfrissen. Daardoor is de jaarschommeling in de kustgebieden kleiner dan in de gebieden verder landinwaarts. Aan de kusten van West-Europa stroomt er tijdens de winter een warme zeestroom, de Golfstroom. Hierdoor verzacht de wintertemperatuur.
5.11 invloed van de zee op de temperatuur
3 Reflectie: mijn hypothese was juist / fout omdat
Vraag
10
Hoe beïnvloedt de afstand tot de zee de neerslag?
OPDRACHT 16 Verklaar hoe de afstand tot de zee de neerslag beïnvloedt. 1 Formuleer een hypothese. Als dan 2 Bekijk de kaart ‘neerslag in de wereld’ (fig.5.9) en schrap wat niet past in jouw vaststelling. Vaststelling • Aan de oostkust van Noord-Amerika valt meer / minder neerslag dan in het centrum. • In West-Europa valt meer / minder neerslag dan in Oost-Europa.
212
klimaat en vegetatie
Verklaring: de afstand tot de zee beïnvloedt de neerslag Als je van de kustgebieden verder landinwaarts gaat, neemt de neerslaghoeveelheid af. De winden die waaien van de zee of oceaan naar het land zijn vochtig (aanlandige winden). Zij brengen neerslag mee. 3 Reflectie: mijn hypothese was juist / fout omdat
Vraag
11
Hoe beïnvloedt de hoogte de temperatuur en de neerslag?
OPDRACHT 17 Verklaar hoe de hoogte de temperatuur en de neerslag beïnvloedt. 1 Formuleer een hypothese voor de invloed van de hoogte op de temperatuur. Als dan 2 Formuleer een hypothese voor de invloed van de hoogte op de neerslag. Als dan 3 Vergelijk de temperatuur- en neerslaggegevens en vul aan.
Pas De La Casa
Tj 3,7 Andorra
42°32’N 42°32’N 1°44’O 1°44’E N j 2094 m 1276
Zaragoza
Tj 14,7 Spanje
41°39’N 0°53’W N j 215 m 357
160
160
140
140
120
120
100
100
80
80
30
60
30
60
20
40
20
40
10
20
10
20
0
0
0
0
-10 T N T N G
-10 -2,5 -2,5 -1 0,6 4,6 8,8 12,2 11,8 9,3 4,9 0,6 -2 °C 76 63 94 90 105 70 101 51 134 67 118 72 84 74 106 79 101 69 115 75 116 76 112 81 mm
J F M A M J J A S O N D
5.12 Pas de la Casa (Andora)
T N T N G
6,1 7,7 11 13,4 16,9 20,9 24 23,6 20,7 15,2 10 76 63 23 23 70 28 51 33 67 47 72 37 74 17 79 20 69 32 75 38 76 33
6,9 81 26
J F M A M J J A S O N D
°C mm
5.13 Zaragoza
klimaat en vegetatie
213
a Noteer de hoogte van Pas de la Casa en Zaragoza. Pas de la Casa Zaragoza
m m
b Noteer de normaalwaarden voor beide locaties. PAS DE LA CASA Tw =
°C Tk =
°C Tj =
°C Nj =
mm
Tw =
°C Tk =
°C Tj =
°C Nj =
mm
ZARAGOZA
c Vul aan en kies uit: hoger - lager - meer - minder • Pas de la Casa (Andorra) is
gelegen boven de zeespiegel dan Zaragoza (Spanje).
• In Pas de la Casa zijn de gemiddelde temperaturen • In Pas de la Casa valt er
dan in Zaragoza.
neerslag dan in Zaragoza.
Verklaring: de hoogte bepaalt de temperatuur Hoe hoger, hoe kouder. De temperatuur daalt ongeveer 1 °C per 180 m stijgen. Verklaring: de hoogte bepaalt de hoeveelheid neerslag Hoe hoger, hoe meer kans op neerslag. Als vochtige lucht stijgt, koelt ze af waardoor waterdamp in druppels overgaat en wolken vormt. Als de wolken nog meer stijgen, gaat het regenen. We spreken dan van stijgingsregens. Opmerking: De regen valt aan de loefzijde van de berg (bv. Pas de la Casa, Andorra). De lijzijde van de berg krijgt weinig regen omdat de lucht daar droog is en dus geen neerslag meer bevat. (bv. Zaragoza, Spanje) 5.14 stijgingsregens
4 Reflectie: Mijn hypothese omtrent de temperatuur was juist / fout omdat 5 Reflectie: Mijn hypothese omtrent de neerslaghoeveelheid was juist / fout omdat
214
klimaat en vegetatie
Vraag
Hoe beĂŻnvloedt de wind de temperatuur en de neerslag?
12
OPDRACHT 18 Leg uit hoe winden ontstaan. 1 Lees de stappen voor het ontstaan van wind en vul de tekst aan. Kies uit: lage - hoge 1
L
2
L
3
H
L
H
4
H
wind
L
wind
H
5.15 het ontstaan van wind
1 De zon verwarmt de aarde en dus ook de lucht. Warme lucht stijgt. Doordat de lucht stijgt, is er op die plaats op de aarde minder lucht en drukt er dus ook minder lucht op het aardoppervlak. Op het aardoppervlak ontstaat een
luchtdruk.
2 Hoe hoger, hoe kouder. De stijgende, warme lucht koelt af in de hogere luchtlagen. 3 Als de lucht is afgekoeld, zal hij terug dalen. De dalende lucht verhoogt de druk op het aardoppervlak. In dit gebied ontstaat een
luchtdruk.
4 Omdat de natuur streeft naar evenwicht zal er over het aardoppervlak lucht stromen van de gebieden met een hoge luchtdruk (veel lucht) naar gebieden met een lage luchtdruk (weinig lucht). De luchtverplaatsing van een gebied met hoge luchtdruk naar een gebied met lage luchtdruk is de wind. Luchtdruk wordt weergegeven op een kaart door isobaren.
isobaar een lijn op de weerkaart die alle punten met eenzelfde luchtdruk met elkaar verbindt
5.16 luchtdrukgebieden boven Noord-Amerika 2 Het gebied waar de wind ontstaat, is heel bepalend voor de eigenschappen van de wind. Geef de juiste benaming. Kies uit: maritieme lucht - polaire lucht - tropische lucht - continentale lucht
a Lucht vanuit het gebied tussen de keerkringen is een warme luchtstroom = b Lucht vanuit de poolstreken is een koude luchtstroom = c Lucht van over zee is vochtige lucht = d Lucht van over het land brengt droge lucht mee. Deze lucht is in de winter bovendien erg koud en in de zomer heel warm = klimaat en vegetatie
215
5 â&#x20AC;&#x2021;Patronen in klimaat- en vegetatiezones Vraag
13
Welke opeenvolging herken je in de klimaat- en vegetatiezones?
OPDRACHT 19 Geef de opeenvolging van de klimaat- en vegetatiezones in de wereld. 1 Noteer in de kaders op de kaart EV (evenaar) - KKK (Kreeftskeerkring) - SKK (Steenbokskeerkring). 2 Kader A toont Noord-Amerika en Europa. a Welke vegetatietypes komen in beide continenten van noord naar zuid voor? b Noteer de klimaatgroepen die voorkomen in Noord-Amerika en Europa op de juiste plaats. 3 Kader B toont het gebied tussen de keerkringen. a Welke klimaatgroepen bepalen de vegetatie tussen de keerkringen? Vul de kaders in. b Wat stel je vast als je van de evenaar naar de keerkringen gaat? Voor de klimaatzones
Voor de vegetatiezones
c Wat kun je hieruit besluiten?
Ook in Afrika en Zuid-Amerika is het spiegelbeeld van klimaat-en vegetatiezones duidelijk te herkennen. Een aantal factoren zoals o.a. reliĂŤf, zeestromingen en winden zorgen ervoor dat de spiegeling niet altijd correct is. Dat is het geval aan de westkust van Zuid-Amerika en in AziĂŤ.
216
klimaat en vegetatie
5.17 patronen in klimaat- en vegetatiezones
klimaat en vegetatie
217
B
A
ijswoestijn toendra hooggebergte VEGETATIE gemengd woud zomergroen loofwoud
taiga hardbladige vegetatie woestijn en steppe savanne en licht tropisch woud tropisch regenwoud
6 Weerfenomenen LEESTEKST
Hoe ontstaat een onweer?
Tijdens een heerlijke, warme zomerdag warmt de zon het aardoppervlak op (1), waardoor er heel wat water verdampt (2). De vochtige, warme lucht stijgt. In de koude lagen op grote hoogte koelt de lucht af en vormen zich wolken (3). Deze wolken kunnen kilometers hoog liggen.
3
2 1 In een wolk zitten waterdruppels, hagel en ijskristallen. De ijskristallen zijn licht en bevinden zich bovenaan in de wolk, de waterdruppels en de hagel zijn zwaarder en bevinden zich onderaan. IJskristallen en waterdruppels hebben elk een andere elektrische lading. Er ontstaat een spanningsveld in de wolk als er meer ijskristallen dan waterdruppels, of omgekeerd, aanwezig zijn. De natuur streeft altijd naar evenwicht, waardoor er een ontlading volgt. Deze ontlading is ook zichtbaar, in een witte lichtflits, namelijk de bliksem. Als de ontlading zich in een wolk voordoet, zie je de wolk oplichten. De ontlading kan ook via de aarde verlopen, waardoor de bliksem zichtbaar wordt.
3
2 1 Een bliksem kan tot 30 000 °C warm worden. Door de hitte zet de lucht rond de bliksem heel erg uit en veroorzaakt dit een schokgolf. Omdat de snelheid van het licht veel groter is dan de snelheid van het geluid, zien we eerst de bliksem en horen we pas later het geluid van de schokgolf door de lucht, namelijk de donder. Als de bliksemflits wordt waargenomen en drie seconden later volgt een donderslag, dan is het onweer 1 km verwijderd van de waarnemer. Tijdens een onweer gaat het niet alleen bliksemen, er komen ook rukwinden, flinke regen- en soms felle hagelbuien voor. Jaarlijks zijn er in België gemiddeld 180 000 bliksemontladingen, waarvan 18 000 tussen de onweerswolk en de aarde. Onweer komt vooral voor tijdens de zomer, in de late namiddag, wanneer de temperatuurverschillen tussen het warme aardoppervlak en de koude, hogere luchtlagen het grootst zijn.
218
klimaat en vegetatie
Vraag
14
Welke gevolgen kan een onweer hebben?
OPDRACHT 20 Ga na waar onweer optreedt. 1 Lees de tekst op de linkerbladzijde over het ontstaan van onweer. 2 Zoek op waar er in België en Europa vandaag onweer aangekondigd wordt en welke waarschuwingscode het toegewezen krijgen. a Ga naar de website van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) www.meteo.be/nl b Klik in de bovenbalk op weer en kies voor waarschuwingen. c Zijn er vandaag waarschuwingen voor België? Ja / neen d Zo ja, welke? e Welke kleurcode heeft de provincie van jouw school vandaag gekregen? 3 Om de betekenis van de kleurcode te kennen, klik je op ‘legenda onweer’. 4 Vul de overzichtstabeltabel aan: a Vul per kleurcode de verwachting in. b Duid aan of de impact van het onweer voor een klein of een groot gebied geldt. INFO
aanduiding van een gebied
Om te weten hoe groot het gebied van de impact is, worden de termen zeer lokaal, lokaal of verspreid gebruikt. Het is geen exacte bepaling, maar eerder een indicatie van een getroffen gebied. • zeer lokaal = een gebied van minder dan een kwart van een provincie • lokaal = een gebied tussen een kwart en de helft van een provincie • verspreid = een gebied van minstens de helft van een provincie c Ga terug naar overzichtskaart België. Open in een ander venster www.meteoalarm.eu. Klik bij legende (caption) een kleurencode aan om de graad van gevaar af te lezen en vul dit aan in de tabel. CODE
VERWACHTING
SCHADE OF OVERLAST
GRAAD VAN GEVAAR
Zeer lokaal / lokaal / verspreid Zeer lokaal / lokaal / verspreid
Zeer lokaal / lokaal / verspreid
Zeer lokaal / lokaal / verspreid 5 Met welk symbool wordt onweer aangegeven? 6 Voor welke Europese landen geldt code oranje of code rood voor onweer?
klimaat en vegetatie
219
OPDRACHT 21 Ga na of je veilig bent tijdens een onweer. Kruis de veiligste maatregelen aan die gelden tijdens een onweer.
SITUATIE
MAATREGEL A
Tijdens een onweer schuil ik
O onder een boom.
Tijdens een onweer
O neem ik een douche.
Als ik in huis ben tijdens een onweer
O blijf ik weg van de ramen.
Tijdens een onweer
O blijf ik binnen.
Ben ik tijdens een onweer in een open veld dan Ben ik tijdens een onweer met vrienden in het open veld dan Als ik wil schuilen tijdens een onweer dan Als ik aan het zwemmen ben in openlucht dan Vraag
15
O maak ik mij zo klein mogelijk: gehurkt met de hielen van de grond en voeten tegen elkaar. O gaan we allemaal samen bij elkaar zitten. O ga ik in een auto zitten. O blijf ik rustig verder zwemmen.
MAATREGEL B O in een huis. O stel ik mijn douchebeurt even uit. O bekijk ik het onweer vanachter het raam. O maak ik een dansje in de regen onder mijn paraplu. O ga ik languit op de grond liggen. O verspreiden we ons en maken ons zo klein mogelijk. O ga ik onder een afdak/ bushokje staan. O ga ik uit het water als ik in de verte gedonder hoor.
Hoe beïnvloedt een onweer het uitzicht van het landschap?
OPDRACHT 22 Ga na hoe onweer het uitzicht van het landschap verandert. Een hevig onweer kan plaatselijk heel wat schade toebrengen aan het landschap. Felle rukwinden, dikke hagelstenen en overvloedige regen veroorzaken overstromingen en beschadigingen aan de infrastructuur, gebouwen en landbouwgewassen. Een blikseminslag kan naast de schade aan elektrische toestellen ook brand veroorzaken. Bekijk foto’s op de volgende bladzijde en vul de opdrachten aan. a Beschrijf hoe het onweer het landschap veranderde. b Noteer bij elke foto het weerverschijnsel. Kies uit: hagel - rukwinden - bliksem - stortregens WIST JE DAT de grootste hagelbol De grootste hagelbol die in België gesignaleerd werd, had een diameter van 9,2 cm. Dat is klein bier ten opzichte van de hagelbol die in de Verenigde Staten werd gevonden in 2010. Die had een diameter van 20 centimeter!
220
klimaat en vegetatie
Weersverschijnsel: Beschrijf de gevolgen van het weersverschijnsel.
Weersverschijnsel: Beschrijf de gevolgen van het weersverschijnsel.
Weersverschijnsel: Beschrijf de gevolgen van het weersverschijnsel.
Weersverschijnsel: Beschrijf de gevolgen van het weersverschijnsel.
klimaat en vegetatie
221
Weersverschijnsel: Beschrijf de gevolgen van het weersverschijnsel.
Weersverschijnsel: Beschrijf de gevolgen van het weersverschijnsel.
Weersverschijnsel: Beschrijf de gevolgen van het weersverschijnsel.
Weersverschijnsel: Beschrijf de gevolgen van het weersverschijnsel.
222
klimaat en vegetatie
Vraag
16
Wat is een tornado en welke zijn de gevolgen?
LEESTEKST
Hoe ontstaat een tornado?
Een tornado is een trechtervormige wervelwind, gesitueerd tussen een onweerswolk en de aarde. Het is een heel plaatselijk weerfenomeen, specifiek voor op het land. Een tornado kan ontstaan als er een groot temperatuurverschil optreedt tussen de warme, vochtige lucht in de onderste luchtlagen en de koudere en drogere lucht daarboven. Deze weersomstandigheden komen voor tijdens de lente en de zomer, niet in de winter. Een tornado ontstaat uit een onweerswolk die verder evolueert tot een supercel, namelijk een ronddraaiende onweersbui. Vanuit deze supercel vertrekt de slurf waarin de windsnelheid kan oplopen tot meer dan 200 km per uur. De tornado bezit nu voldoende kracht om huizen op te tillen en honderden meter verder weer neer te zetten. Hij kan zich met een snelheid van meer dan 60 km per uur verplaatsen en een spoor van vernieling achterlaten. De levensduur van een tornado is vrij kort, van enkele minuten tot maximum een uur. Regen en hagel kondigen vaak een tornado aan. Tornado’s komen overal in de wereld voor. De Verenigde Staten is echter heel gekend voor tornado’s. Vooral in de staten Texas, Kansas en Nebraska botst de warme, vochtige lucht vanuit de Golf van Mexico tegen de koude droge lucht vanuit Canada, waardoor deze regio ook wel de ‘Tornado Alley’ wordt genoemd. Ook in de staat Missouri komen tornado’s voor. Op 22 mei 2011 raasde een tornado met een diameter van 1,5 km over de stad Joplin. Er was voor 2,5 miljard euro schade.
OPDRACHT 23 Beschrijf de gevolgen van een tornado. 1 Lees de tekst over het ontstaan van een tornado. Welke weersverschijnselen gaan gepaard met een tornado?
2 Bekijk onderstaande foto’s. Welke ravage heeft de tornado aangericht?
5.18 Sint-John Hospital
5.19 Joplin High School
klimaat en vegetatie
223
• Om een idee te krijgen van de vernielende kracht van deze tornado vind je met de zoektermen Joplin tornado 22 mei 2011 op YouTube heel wat getuigenissen van inwoners en tornadojagers. Bekijk enkele getuigenissen. • Wie tornadojagers zijn, ontdek je wanneer je naar deze website gaat: https://schooltv.nl/video/tornadojagers-gevaarlijke-tornados-achterna/ Hoewel dit een vrij gevaarlijke hobby is, bezorgen deze personen zeer veel bruikbare informatie aan wetenschappers die de tornado’s bestuderen. In België komen weinig tornado’s voor. In 1967 en 1982 waren er tornado’s met grote materiële schade in Oostmalle en Léglise. Tornado’s zijn heel moeilijk te voorspellen. Niet elke onweerswolk groeit uit tot een tornado. In de VS kan men dankzij gespecialiseerde meetapparatuur een half uur voor de komst van een tornado een alarm uitzenden naar de meest kwetsbare regio’s Vraag
17
Wat is een orkaan en welke zijn de gevolgen?
LEESTEKST
Hoe ontstaat een orkaan?
Orkanen zijn de zwaarste en meest verwoestende stormen die er op aarde voorkomen. Ze brengen overvloedige regen en stormwinden over een gebied. Orkanen ontstaan boven de tropische oceanen vanaf een breedtegraad van 5° als het zeewater een temperatuur heeft van 27 °C of meer. Ze hebben ook verschillende namen naargelang van hun oorsprong: • orkaan (hurricane) wanneer ze ontstaan in de Atlantische Oceaan • cycloon wanneer ze ontstaan in de Indische Oceaan • tyfoon wanneer ze ontstaan in de Grote Oceaan
orkaan
tyfoon cycloon
5.20 orkaan Lester nabij Hawaï in 2016
5.21 ontstaansgebieden van orkanen
De warme, vochtige lucht uit de oceaan stijgt, koelt af en vormt een wolk. Die wordt steeds groter en groter omdat er altijd maar warme, vochtige lucht bijkomt. Winden ontstaan rond het centrum (het oog) van de orkaan en hun snelheid wordt steeds groter, zelfs 250 km per uur. Een orkaan kan honderden kilometer breed zijn en beweegt zich heel langzaam, terwijl er overvloedig veel neerslag naar beneden valt. Zo lang een orkaan zich boven de oceaan bevindt, kan die groeien. Eens boven land neemt de kracht beetje bij beetje af. De levensduur van een orkaan kan meer dan een week bedragen. Als de orkaan aan land komt, wordt er grote schade aangericht. Het is niet de wind en de regen die de meeste slachtoffers eist, de vloedgolf die de orkaan vergezeld. Onder het oog van de orkaan wordt het water tot wel 5 m omhoog gezogen. Bij het bereiken van de kust zal, net als bij een tsunami, de vloedgolf alles wat het op zijn weg tegenkomt meenemen en vernietigen.
224
klimaat en vegetatie
OPDRACHT 24 Beschrijf hoe een orkaan het landschap verandert. Het kleine eiland Sint-Maarten, 54 km² groot en gelegen tussen Noord- en Zuid-Amerika, werd op 6 september 2017 getroffen door de orkaan Irma. Deze orkaan richtte voor honderden miljoenen euro schade aan. Een schade die de 33 000 inwoners nooit zelf kunnen betalen. 1 Lees de tekst over het ontstaan van een orkaan. Welke weersverschijnselen gaan gepaard met een orkaan?
2 Op de foto's is het verschil te zien in het landschap van Sint-Maarten voor en na de doortocht van de orkaan Irma. Beschrijf de gevolgen.
5.22 Sint-Maarten vóór 6 september 2017
5.23 Sint-Maarten na 6 september 2017
OPDRACHT 25 Hoe kan moderne technologie helpen bij de heropbouw van een getroffen gebied? 1 Bekijk het filmpje van het Rode Kruis en los de vragen op. a Waarom werd door het Rode Kruis in Sint-Maarten een drone gebruikt na de doortocht van orkaan Irma?
b Welke informatie die de dronebeelden geven, zijn belangrijk voor de heropbouw in de toekomst?
Zijn orkanen te voorspellen? Op satellietbeelden kunnen weerkundigen het ontstaan, de groei en de gevolgde weg van een orkaan heel goed volgen. De beelden kunnen dienen om de bevolking tijdig te waarschuwen bij dreigend gevaar.
klimaat en vegetatie
225
Vraag
18
Welke verschillen zijn er tussen een tornado en een orkaan?
OPDRACHT 26 Maak de vergelijking van een tornado met een orkaan. 1 Noteer bij de kenmerken of het gaat om een tornado (T) of een orkaan (O). Baseer je hiervoor op informatie uit voorgaande vragen en opdrachen. a ontstaat altijd boven de oceaan b ontstaat boven land c duurt meestal niet langer dan een uur d duurt maximaal twee weken e kan een diameter hebben van enkele honderden kilometer f heeft een diameter die niet groter is dan 800 meter g veroorzaakt een vloedgolf h is voorspelbaar LEERTEKST invloed van onweer, tornado’s en orkanen op het landschap Onweer, tornado’s en orkanen ontstaan door de botsing van warme, vochtige onderste luchtlagen met koudere, hoge luchtlagen. De schade die ze veroorzaken is afhankelijk van hun sterkte. • Onweer veroorzaakt schade door de mate waarin rukwinden, neerslag, hagelbuien en bliksem voorkomen. • Tornado’s ontstaan op het land en zaaien vernieling in een beperkte gebied, door neerslag en hagelbuien maar vooral door de hoge windsnelheden. • Orkanen ontstaan boven de oceanen en zijn de ergste stormen op aarde. Ze hebben impact op een zeer grote oppervlakte en hebben een vernietigende kracht door de windsnelheid, neerslag en een vloedgolf aan de kusten.
226
klimaat en vegetatie
ID 4
ID 5
ID: Interesse en Differentiatie ID 1 Toestellen om weerelementen te meten. Het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI) volgt de weerelementen op de voet op.
Het KMI krijgt vanuit meerdere weerstations, verspreid over het land, metingen doorgestuurd over de temperatuur, de neerslag, de relatieve vochtigheid, de windsnelheid en -richting en luchtdruk. Om de weerelementen te meten, worden verschillende meetinstrumenten gebruikt. Elk instrument drukt de gemeten waarden uit in een eigen meeteenheid. Aan de hand van deze metingen wordt het weer voorsptelt voor het publiek en de autoriteiten (bv. verkeerdienst, luchtvaart ...) Het KMI waarschuwt voor gevaarlijk weer zoals overvloedige regen en hevige wind. Verder wordt er wetenschappelijk onderzoek verricht rond weer en klimaat. 1 Noteer voor elk weerelement het meettoestel en de meeteenheid. a Noteer onder de foto de naam van het meettoestel. Kies uit: barometer - pluviometer - windwijzer - thermometer - anemometer - hygrometer. b Noteer bij ieder meettoestel de gebruikte eenheid. Kies uit: millimeter - kilometer per uur - procent - graden Celsius - hectopascal - N / O / Z / W - Beaufort meten van: temperatuur eenheid: °C = Merk op! 0 °C is het vriespunt van water. Een temperatuur onder dit vriespunt wordt genoteerd als - °C! meettoestel 1:
meten van: luchtdruk eenheid: hPa = Merk op! 1013 hPa noemen we de normale luchtdruk. Ligt de waarde hoger dan spreekt men van hoge luchtdruk, ligt de waarde lager dan gebruikt men de vermelding lage luchtdruk. meettoestel 2:
klimaat en vegetatie
227
meten van: windsnelheid of windkracht eenheid:
windsnelheid de snelheid waarmee de wind zich verplaatst
km/u (m/s) =
meettoestel 3:
of Bft = Merk op! Windsnelheid wordt uitgedrukt in meter per seconde en voor de windkracht gebruikt men de schaal van Beaufort.
meten van: windrichting eenheid:
windrichting de naam van de windstreek van waaruit de wind waait
, enz.
meettoestel 4:
Merk op! De naam van de windrichting verwijst steeds naar de oorsprong van de wind!
meten van: luchtvochtigheid eenheid:
meettoestel 5:
%= Merk op! Bij een luchtvochtigheid van 100 % vormt zich mist en dauw.
meten van: neerslag eenheid: mm = Merk op! Een neerslaghoeveelheid van één mm staat voor één liter water op één vierkante meter (m²). meettoestel 6:
228
klimaat en vegetatie
ID 2 Gebergtevegetatie 1 Lees onderstaande tekst a Schrijf de vetgedrukte woorden op het schema. b Overtrek met blauw de lijn waar de sneeuwgrens zich bevindt. c Overtrek met groen de lijn waar de boomgrens zich bevindt. In hooggebergten zoals de Alpen, de Andes, de Himalaya ... verandert de vegetatie wanneer de hoogte toeneemt. In de lagere delen komen loofbossen voor die geleidelijk plaats maken voor naaldwoud. Boven de boomgrens vind je vooral grassen in de typische alpenweiden. In de hoogste delen groeien weinig of geen planten. Daar overheersen de kale rotsen, nog hoger de eeuwige sneeuw. Deze opeenvolging van plantensoorten wordt gebergtevegetatie genoemd. De grenzen tussen de verschillende vegetatiezones in het hooggebergte liggen niet overal op de aarde op dezelfde hoogte. Heel wat klimaatbepalende factoren hebben een invloed op de grenzen van de vegetatiezones. Zo is de breedteligging van een plaats de bepalende factor voor boomgroei. In het noorden van ScandinaviĂŤ ligt de boomgrens op zeeniveau. Terwijl in de Alpen de boomgrens tussen 1 800 en 2 200 m gelegen is. De hoogste boomgrens ter wereld vinden we in Bolivia en die ligt daar op 5 200 m. De sneeuwgrens is de grens waarboven eeuwige sneeuw ligt. Boven de sneeuwgrens komt er elk jaar sneeuw bij die niet smelt tijdens de zomer. De sneeuw wordt samengedrukt, vormt ijs dat wanneer het te zwaar wordt, naar beneden schuift: een gletsjer. De sneeuwgrens in de Alpen ligt op ongeveer 3 000 m, in de tropen (het gebied tussen de keerkringen) ligt die rond de 5 000 m. Op Antarctica ligt de sneeuwgrens echter onder zeeniveau.
5.24 gebergtevegetatie
klimaat en vegetatie
229
ID 3 Klimaten in de wereld determineren Om de klimaattypes van de wereld te kunnen bepalen, wordt een complexere determineertabel gebruikt. Determineer het klimaat van de klimatogrammen.
D E T E R M I N E E R TA B E L K L I M AT E N I N D E W E R E L D Tw < 10 °C
Tw < 0 °C
K L I M A AT T Y P E KOUD ZONDER DOOISEIZOEN KOUD MET DOOISEIZOEN
0, 1, 2 of 3 maanden met T ≥ 10 °C Nj > 400 mm
KOUD GEMATIGD Tk < -3 °C
KOEL GEMATIGD MET STRENGE WINTER
Tw < 22 °C
KOEL GEMATIGD MET ZACHTE WINTER
Tk < 18 °C
200 mm < Nj < 400 mm of 2 tot 4 natte maanden
klimaat en vegetatie
WARM GEMATIGD EN ALTIJD NAT
5 - 10 natte maanden droge winter
WARM GEMATIGD MET NATTE ZOMER
5 - 10 natte maanden droge zomer
WARM GEMATIGD MET NATTE WINTER GEMATIGD EN BIJNA DROOG
Nj ≤ 200 mm of 0 of 1 natte maand
GEMATIGD EN DROOG
0 of 1 natte maand
WARM EN ALTIJD DROOG
2 tot 4 natte maanden
WARM MET KORT NAT SEIZOEN
5 tot 10 natte maanden
WARM MET LANG NAT SEIZOEN
11 of 12 natte maanden
WARM EN ALTIJD NAT
5.25 determineertabelklimaten in de wereld
230
11 - 12 natte maanden
240
220
220
200
Halls Creek
18°23’Z 127°67’O N j 180 404 m 522
Tj 26,7 Australië
30 20 10 0 30
240
J FMAMJ J A SOND
T 30,6 29,7 29,2 27,0 23,2 20,3 19,4 22,0 26,1 29,8 31,4 31,4 20 N 151 129 69 19 13 1 6 1 4 17 36 76 74°42’N 94°50’W T Gj 10
Resolute
160 240 140 220 120 200 100 180 80 160 60 140 40 120 20 100 0 80
94°50’W A M J J 74°42’N A SO ND Resolute
Tj J F M -16,2 Canada T N G
-20 -30
160
160 100 140 80 120 60 100 40 80 20 60 0 40
10 30 0 20 -10 10 -20 0 -30 -10
20 0
-31,8 -32,8 -31,1 -23,1 -10,8 -0,3
4,3
2,3
-4,7 -14,8 -23,6 -28,4
12
23
31
21
T
-31,8 -32,8 -31,1 -23,1 -10,8 -0,3
4,3
2,3
-4,7 -14,8 -23,6 -28,4
3
3
4
6
8
14
6
4
J FMAMJ J A SOND
0
J FMAMJ J A SOND
Jakoetsk
129°44’O A M J J62°02’N A SO ND Jakoetsk
Tj J F M -10,2 Rusland
160
31,7 31,7 31,2 28,7 23,9 20,8 19,8 21,2 24,1 26,6 29,0 30,8 °C mm 39 57 43 18 34 35 15 6 2 1 0 8 120
160 100 140 80 120 60 100 40 80 20 60 0 40
20 10 30 0 20 -10 10 -20 0 -30 -10
20 0
J FMAMJ J A SOND
°C mm
T N G
-41,0 -35,5 -22,0 -6,6
°C
T
-41,0 -35,5 -22,0 -6,6
9
8
6
10
6,2 15,2 18,5 14,6 5,7
-8,7 -29,4 -39,0
19
20
39
40
36
31
16
12
J FMAMJ J A SOND 6,2 15,2 18,5 14,6 5,7
ID nu gebieden mm orkanen 3 4 6 of8 er 12 23 31 21 of 14 landen 6 4 door 9bedreigd 8 6 worden 10 19 39 N 4 3 Onderzoek N G
°C 40 mm
Nj 140 133 m 246
30
-30
60
0
0
T N G
160 240 140 220 120 200 100 180 80 160 60 140 40 120 20 100 0 80
Nj 20 133 m 246
-10,2 Rusland
-20
J FMAMJ J A SOND
T N G
10
T 31,7 31,7 31,2 28,7 23,9 20,8 19,8 21,2 24,1 26,6 29,0 30,8 20 N 39 57 43 18 34 35 15 6 2 1 0 8 62°02’N 129°44’O T Gj 10
30,6 29,7 29,2 27,0 23,2 20,3 19,4 22,0 26,1 29,8 31,4 31,4 °C mm 151 129 69 19 13 1 6 1 4 17 36 76 120
20
20
°C 40 mm
Nj 140 108 m 135
30
30
30
0
0
20°44’Z 116°50’O N j 180 18 m 258
60
Nj 20 108 m 135
-16,2 Canada
200
Karratha
Tj 26,6 Australië
40
36
G
31
-8,7 -29,4 -39,0 20
16
12
°C mm
°C mm
1 Ga naar https://www.weatherbug.com a Selecteer in het keuzemenu alerts en vervolgens hurricane. b Zoom maximaal uit. c Scan door te slepen over de hele wereldkaart en onderzoek of er orkanen actief zijn. 2 Wat stel je vast?
klimaat en vegetatie
231
Synthese Het weer wordt bepaald door weerelementen: • temperatuur • neerslag • luchtdruk en wind Het klimaat wordt voorgesteld in een klimatogram.
Jerevan
Tj 11,6 1,5 Armenië
40°11’N 44°30’O N j 319 990m 549 160 140 120 100 80
30
60
20
40
10
20
0
0
-10 T N T N G
-3 -0,9 5,3 11,7 16,7 20,8 24,7 24,4 19,8 13 6,5 0,2 21 23 29 40 54 31 17 13 15 29 26 21
J F M A M J J A S O N D
koude maand
warme maand
natte maand
°C mm
gematigde maand
droge maand
Klimaatgroepen • De klimaatgroepen worden opgedeeld volgens temperatuur en neerslaghoeveelheid. • Elk klimaat is steeds een combinatie van beide. KOUD Tw < 10 °C GEMATIGD Tw ≥ 10 °C en Tk < 18 °C WARM Tk ≥ 18 °C
DROOG NAT
Nj < 400 mm Nj ≥ 400 mm
Klimaatbepalende factoren: • breedteligging bepalend voor temperatuur • afstand tot de zee bepalend voor temperatuur en neerslag • hoogte bepalend voor temperatuur en neerslag • wind bepalend voor temperatuur en neerslag Impact van weerfenomenen op het landschap Mogelijk ernstige schade door: • onweer • tornado • orkaan
232
klimaat
Klimaat op kaart: klimaatgroepen
KKK
EV
SPIEGELAS
SKK KLIMAAT 0
1000
koud
2000 km
gematigd
warm
gebergte
NEERSLAG
periode 1950 - 2000 < 200 mm < 200 - 400 mm < 400 - 800 mm < 800 - 2000 mm > 2000 mm
DROOG NAT
0
klimaat
1000
2000 km
233
Vegetatie in de wereld
KKK
EV
SPIEGELAS
SKK
0
ijswoestijn toendra hooggebergte VEGETATIE gemengd woud zomergroen loofwoud
1000 2000 km
zomergroen loofwoud
woestijn
gemengd woud
klimaat
steppe
zomergroen loofwoud
tropisch regenwoud
toendra 234
savanne en licht tropisch woud
taiga hardbladige vegetatie woestijn en steppe savanne en licht tropisch woud tropisch regenwoud
taiga
hooggebergte
zelftest 1 Noteer de weerelementen die in een weerbericht besproken worden. 2 In onderstaand weerbericht zijn weerelementen aangeduid met een cijfer. Noteer bij elk cijfer het weerelement. Morgen is het licht tot gedeeltelijk bewolkt (1). Plaatselijk en tijdelijk kan er meer bewolking voorkomen. Het blijft droog (2) en het wordt zo'n 27 graden in het centrum. Aan zee is het veel koeler met maxima rond 21 graden (3), in Belgisch Lotharingen wordt het nog 29 of 30 graden. Er staat een matige zuidwestenwind(4) die ruimt naar west tot noordwest. Maandag is het wisselend bewolkt met zelfs kans op een bui ten zuiden van Samber en Maas. Maxima tussen 20 graden op de Hoge Venen en 24 graden in de Kempen. De wind is matig uit het westen. Dinsdag is het bewolkt en een bui is niet helemaal uitgesloten. Maxima rond 22 graden in het centrum bij een zwakke tot matige wind uit oost tot noordoost (5). (Bron KMI) 1
4
2
5
3 3 Onderzoek onderstaande klimatogrammen. a Vul de normaalwaarden in bij de klimaatgegevens. b Duid met de gepaste kleur aan: - de niet-koude maanden - de natte maanden Tj Boedapest 47°29'N 19°02'O N j Tj Porto - de groeimaanden 1,5 11 Hongarije 549 14,4 Portugal 156 m 564 c Bepaal tot welke klimaatgroepen het klimaat behoort.
Boedapest Boedapest
Tj Tj 1,5 11 Hongarije 1,5 11 Hongarije
47°29'N 19°02'O N j 47°29'N 19°02'O Nj 160 564 156 m 549 549 156 m 564 140 160 160 120 140 140 100 120 120 80 100 100 60 80 80 40 60 60 20 40 40 0 20 20 0 0
30
41°1’N 8°37’W N j 87 m 1178
Porto Porto
Tj Tj 14,4 Portugal 14,4 Portugal
41°1’N 8°37’W N j 41°1’N 8°37’W Nj 160 87 m 1178 87 m 1178 140 160 160 120 140 140 100 120 120 80 100 100 60 80 80 40 60 60 20 40 40 0 20 20 0 0
30
20 30 30 10 20 20 0 10 10 -10 0 0 T -0,9 1,8 6,2 11,6 16,3 19,4 21,2 20,8 17,1 11,5 5,4 1,4 °C -10 37 34 32 42 60 69 53 53 41 40 57 46 mm N -10
20 30 30 10 20 20 0 10 10 -10 0 0 T -10 N -10
T -0,9 1,8 6,2 11,6 16,3 19,4 21,2 20,8 17,1 11,5 37 1,8 34 6,2 32 11,6 42 16,3 60 19,4 69 21,2 53 20,8 53 17,1 41 11,5 40 T -0,9 N 37 F 34 M 32 A 42 M 60 J 69 J 53 A 53 S 41 O 40 G N J J F M A M J J A S O T KLIMAATGEGEVENS T N N G •GTk = °C
T 9,1 9,8 11,7 13,3 15,2 9,1 130 9,8 11,7 T 157 87 13,3 110 15,2 89 N 87 110 89 G N 157 J 130 F M A M J F M A M T KLIMAATGEGEVENS T N N G •GTk = °C
J F M A M J J A S O N D
• Tw = • klimaatgroep:
°C
• Nj =
5,4 1,4 5,4 57 1,4 46 57 D 46 N
N D
mm en
°C °C mm mm
°C 9,1 9,8 11,7 13,3 15,2 18 19,5 19,6 18,6 15,8 12,2 9,6 157 130 87 110 89 42 15 23 63 141 157 164 mm
J F M A M J J A S O N D
• Tw = • klimaatgroep:
°C
°C 18 19,5 19,6 18,6 15,8 12,2 9,6 °C 18 19,5 9,6 mm 42 15 19,6 23 18,6 63 15,8 141 12,2 157 164 42 J 15 A 23 S 63 141 J O 157 N 164 D mm
J J A S O N D
• Nj =
mm en
klimaat
235
4 Voer de opdrachten uit op de wereldkaart. a Benoem alle breedtecirkels op de kaart. b Lokaliseer de klimaatgroepen in de wereld en kleur ze in: - rood: de warme klimaatzone - groen: de gematigde klimaatzone - blauw: de koude klimaatzone
KLIMAAT 0
1000
koud
2000 km
gematigd
warm
gebergte
5.26 klimaatgroepen temperatuur in de wereld
5 Verbind de naam van het vegetatietype met de juiste omschrijving.
236
Toendra
Vegetatie van open bos, garrigue en maquis.
Taiga
Vegetatie van loofbomen met bladval in de herfst.
Zomergroen loofwoud
Vegetatie van mossen, grassen en dwergstruiken.
Hardbladige vegetatie
Vegetatie van naaldwouden.
klimaat en vegetatie
6 Bepaal het vegetatietype bij elke foto. 1
2
Vegetatietype:
Vegetatietype:
3
4
Vegetatietype:
Vegetatietype:
7 Voer onderstaande opdrachten uit op basis van de normaalwaarden voor elke locatie. a Bepaal de klimaatgroepen. b Lokaliseer de plaats door de beginletter van de plaatsnaam op de vegetatiekaart (blz. 238) te noteren. c Gebruik de vegetatiekaart en bepaal het vegetatietype. d Noteer het nummer van de foto die overeenkomt met het door jou bepaalde vegetatietype. KLIMAATGEGEVENS BILIBINO • Tk = 32,7 °C • Nj = 198 mm
KLIMAATGEGEVENS VYLKOVE • Tk = -0,2 °C • Nj = 354 mm
• Tw = 9,6 °C
• Tw = 22,2 °C
• klimaatgroep:
en
• klimaatgroep:
VEGETATIEGEGEVENS
VEGETATIEGEGEVENS
Vegetatietype:
Vegetatietype:
en
nr.
nr.
KLIMAATGEGEVENS PARAMARIBO • Tk = -3,7 °C • Nj = 2103 mm
KLIMAATGEGEVENS SEOEL • Tk = -3,7 °C • Nj = 1373 mm
• Tw = 25,9 °C
• Tw = 25,9 °C
• klimaatgroep:
en
• klimaatgroep:
VEGETATIEGEGEVENS
VEGETATIEGEGEVENS
Vegetatietype:
Vegetatietype: nr.
en
nr. klimaat en vegetatie
237
0
1000 2000 km
taiga hardbladige vegetatie woestijn en steppe savanne en licht tropisch woud tropisch regenwoud
ijswoestijn toendra hooggebergte VEGETATIE gemengd woud zomergroen loofwoud
5.27 vegetatie in de wereld
8 De evenaar is een spiegelas voor de klimaatgroepen en de vegetatie. a Het continent waar dit het meest herkenbaar is, is
.
b Noteer links in de tabel de klimaatgroepen, rechts de vegetatietypes. KLIMAATGROEP Warm en Warm en nat
VEGETATIE Woestijn en steppe
en nat en nat
EVENAAR Tropisch regenwoud
en droog 9 Som de klimaatbepalende factoren op. a Onderstreep met blauw de factoren die de neerslaghoeveelheid beĂŻnvloeden. b Onderstreep met rood de factoren die de temperatuur beĂŻnvloeden. 1
2
3
4
10 Onderzoek de klimaatbepalende factoren in Europa a.d.h.v. de normaalwaarden op de kaart (blz. 239). a Vergelijk de neerslaghoeveelheid in West- en Oost-Europa. Wat stel je vast? b Welke klimaatbepalende factor is doorslaggevend?
238
klimaat en vegetatie
c Verklaar je antwoord.
d Noteer de Tj voor Zuid- en Noord-Europa en vergelijk. Noord-Europa:
°C
Zuid-Europa:
°C
e Wat stel je vast? f Verklaar je antwoord.
11 Bestudeer de normaalwaarden van West- en Oost-Europa. a De kleinste jaarschommeling komt voor in
.
b Verklaar je antwoord.
5.28 normaalwaarden op de kaart
klimaat en vegetatie
239
240
klimaat
bepalen
klimaatbepalende factoren
weerelementen weer vegetatie
gemiddelde weergegevens (30 jaar)
OPBOUWSCHEMA: KLIMAAT EN VEGETATIE
klimaatgroep
KLIMAAT
grafiek
criteria
neerslag
temperatuur
op kaart
bevat
klimatogram
gegevens
gegevens
met hulp van leerkracht
met hulp van boek of klasgenoot
opdracht
zonder probleem
terublik
HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA? 1
De laag aanwijzen van de atmosfeer waar de weerverschijnselen zich voordoen.
2
De weerelementen in een weerbericht herkennen. Het weer met de weerelementen beschrijven.
3
De temperatuur- en neerslaggegevens van klimaatkaarten in BelgiĂŤ aflezen.
4
De normaalwaarden van een klimatogram aflezen.
5
Een natte of droge maand op een klimatogram herkennen.
6
De criteria (voorwaarden) voor de temperatuur van de groeimaanden toepassen. Het criterium voor de neerslag van de groeimaanden toepassen. Groeimaanden bepalen. Vegetatie beschrijven. Uitleggen hoe de vegetatie afhankelijk is van de hoeveelheid neerslag en de temperatuur.
7
Klimaatgroepen bepalen met behulp van de criteria.
8
Aan de hand van aangereikte criteria een hypothese bij een onderzoeksvraag formuleren.
9
Groeimaanden bepalen. De vegetatie beschrijven bij een klimatogram. Uitleggen hoe de vegetatie afhankelijk is van de neerslag en de temperatuur.
10 Klimaatgroepen en vegetatietypes ordenen op de kaart van Europa. 11 De groeimaanden afleiden uit het klimatogram. De vegetatie beschrijven bij een klimatogram. Toelichten hoe de vegetatie bepaald wordt door de hoeveelheid neerslag en de temperatuur. De selectie van klimaatgroepen en vegetatietype voor een locaties kunnen 12 verantwoorden. 13 De spreiding van klimaatgroepen neerslag en temperatuur op de kaart situeren. 14 Aantonen hoe de breedteligging de klimaatzones van de temperatuur bepaalt. Een hypothese formuleren bij een onderzoeksvraag aan de hand van criteria.
klimaat
241
Een hypothese aftoetsen aan de onderzoeksresultaten. 15 Uitleggen hoe de afstand tot de zee de temperatuur beïnvloedt. 16 Toelichten hoe de afstand tot de zee de neerslagspreiding beïnvloedt. 17 Uitleggen hoe de hoogte de temperatuur en de neerslag beïnvloedt. 18 Verklaren hoe de wind de temperatuur en de neerslag beïnvloedt. 19 De klimaat- en vegetatiezones in de wereld t.o.v. de evenaar lokaliseren. Het verband tussen groeimaanden en vegetatiezones uitleggen. Aantonen dat de evenaar een spiegelas is voor klimaat- en vegetatiezones. 20 Met behulp van het internet onweersverwachtingen in kaart brengen. Waarschuwingscode bij onweer verklaren. 21 Veiligheidsmaatregelen kennen bij een onweer. 22 Verhelderen hoe het landschap van uitzicht wijzigt als gevolg van een onweer. 23 De weersverschijnselen die gepaard gaan met een tornado opsommen. 24 De veranderingen in het landschap door tornado’s beschrijven. 25 De veranderingen in het landschap door orkanen beschrijven. 26
Beschrijven hoe de veranderingen in het landschap in kaart kunnen gebracht worden door hulpdiensten.
27 De overeenkomsten en verschillen tussen een tornado en een orkaan aangeven.
242
klimaat
breedtecirkel
een denkbeeldige cirkel rond de aarde die evenwijdig loopt met de evenaar, ook een parallel genoemd, bv. evenaar, keerkring, poolcirkel
cartograaf
iemand die kaarten maakt (met een computer)
continent
een grote aaneengesloten landmassa
evenaar
breedtecirkel van 0 graden (0°) die het aardoppervlak verdeelt in een noordelijk en zuidelijk halfrond
landschap
een deel van het aardoppervlak met een eigen uitzicht
landschapsvoorstelling
de manier waarop een landschap getoond wordt, bv. een schets, een foto ...
legende
een overzicht van de kaartsymbolen met hun verklaring
lengtecirkel
een denkbeeldige halve cirkel die de polen verbindt, bv. nulmeridiaan, antimeridiaan of datumlijn
menselijk landschapselement een onderdeel van het landschap dat door de mens in het landschap is gebracht
natuurlijk landschapselement een onderdeel van het landschap dat alleen door de natuur ontstaan is nulmeridiaan
de meridiaan die door Greenwich bij Londen loopt. Het is de lengtecirkel van 0 graden (0°).
perspectief
een kijkrichting of richting van waaruit je naar het landschap kijkt
referentiekaart
een blinde kaart waarop de belangrijkste wegen, waterlopen en andere herkenningspunten staan
thematische kaart
een kaart met een thema, bv. reliëf, industrie, klimaat, landbouw, ...
topografische kaart
een gedetailleerde landschapskaart waarop nagenoeg alle vaste landschapselementen staan
werelddeel
grote landmassa's die niet noodzakelijk aan elkaar vastzitten en meerdere landen en staten kunnen bevatten
wereldgradennet
netwerk van horizontale lijnen (parallellen) en verticale lijnen (meridianen)
BEGRIPPENLIJST
landschap en kaart
landschapsvormende lagen fysische lagen
de lagen van het landschap die door de natuur gevormd zijn: reliëf, vegetatie, bodem en ondergrond
landgebruik
de manier waarop de mens het landschap inricht met bebouwing, infrastructuur, landbouw en industrie
243
BEGRIPPENLIJST
gesteenten, bodem en ondergrond
244
bodem
de bovenste laag van de grond waarin de plantenwortels kunnen groeien
conglomeraat
vast en moeilijk te verbrokkelen gesteente van aan elkaar gekitte keien en mineralen
determineren
een naam geven aan de hand van kenmerken
gesteenten
het natuurlijk materiaal waaruit de aardkorst is opgebouwd en dat mee het reliëf bepaalt
grind
los gesteente dat bestaat uit keien
groeve
open put waar een delfstof (gesteente, mineraal, …) wordt ontgonnen
holle weg
een weg die lager ligt dan het omliggend landschap, uitgesleten door afvloeiend water en veelvuldig gebruik door de mens
humuslaag
de donkergekleurde vruchtbare bovenlaag van de bodem
kalksteen
vast gesteente, niet krasbaar met de vingenagel en bruist met zuur
klei
los gesteente, kneedbaar en geen korrels voelbaar
krijt
vast gesteente, krasbaar met de vingernagel en bruist met zuur
leem
los gesteente, niet kneedbaar en geen korrels voelbaar
leisteen
vast gesteente, uit kleilagen ontstaan die onder hoge druk in de loop van milioenen jaren zijn omgevormd tot leisteen; bestaat uit dunne lagen waar een olieachtige vloeistof in zit
mineraal
een vaste stof die in de natuur vaak in kristalvorm voorkomt en steeds dezelfde samenstelling heeft
ondergrond
de lagen onder de bodem (los of vast) waarin geen plantenwortels groeien
ontsluiting
een plaats waar gesteentelagen aan de oppervlakte zichtbaar zijn
wortellaag
de onderste laag van de bodem, tot waar de plantenwortels kunnen doordringen
zand
los gesteente dat bestaat uit kleine korrels die we kunnen voelen
zandsteen
vast gesteente met voelbare korrels
reliëf erosie
het loskomen van delen van de aardkorst, het transporteren en het afzetten van het los materiaal
helling
de overgang tussen hogere en lagere delen in het landschap
hoogte
het aantal meter dat een plaats boven of onder de zeespiegel ligt
hoogtelijn
een lijn op de kaart die punten verbindt die op dezelfde hoogte liggen
hoogtepunt
een punt op de kaart dat de hoogte aangeeft
hoogteverschil
het verschil in hoogte tussen twee plaatsen in het landschap
hoogtezone
een gebied tussen twee hoogtelijnen
horizonlijn
de lijn in de verte waar lucht en aarde elkaar schijnbaar raken
delen van de aardkorst die bestaat uit 7 grote aardplaten en meerdere kleine die bij elkaar aansluiten
magnitude (M)
de sterkte van een aardbeving of de magnitude (M) wordt weergegeven door een getal dat verwijst naar de schaal van Richter
platentektoniek
het mechanisme achter de langzame beweging van aardplaten ten opzichte van elkaar
reliëf
de afwisseling van hoogten en laagten, van hellende en vlakke delen in het landschap
reliëfeenheid
een benaming die verwijst naar de locatie en het type reliëfvorm
tsunami
zeebeving, aardbeving onder de zeespiegel
vulkaan
een opening in de aardkorst waar gloeiend vloeibaar gesteente, gas en as aan de oppervlakte komen
of reliëfgebied
klimaat en vegetatie atmosfeer
beschermende laag lucht rond de aarde. Hij bestaat uit vijf lagen: troposfeer, stratosfeer, mesosfeer, thermosfeer en de buitenste laag of exosfeer die overgaat in de ruimte
groeimaand
een maand waarin de klimatologische omstandigheden geschikt zijn om bomen te laten groeien
hypothese
een voorlopig antwoord op een vraag in afwachting van onderzoek dat het bewijs levert of de verwachtingen juist of onjuist zijn
isobaar
een lijn op de weerkaart die alle punten met eenzelfde luchtdruk met elkaar verbindt
isohyeet
een lijn op de weerkaart die alle punten met eenzelfde hoeveelheid neerslag met elkaar verbindt
isotherm
een lijn op de weerkaart die alle punten met eenzelfde temperatuur met elkaar verbindt
jaarschommeling
het verschil in graden Celsius tussen de gemiddelde temperatuur van de warmste maand (Tw) en de gemiddelde temperatuur van de koudste maand (Tk)
klimaat
de gemiddelde toestand van de atmosfeer voor een lange duur en een groot gebied
klimatogram
voorstelling van het klimaat waarin de temperatuur door een rode curve en de neerslag door blauwe staafjes worden voorgesteld
luchtdruk
het gewicht van de lucht op het aardoppervlak
neerslag
wat in de vorm van regen, sneeuw, hagel ... uit de lucht valt
normaalwaarde
klimatologisch gemiddelde
temperatuur
de warmtegraad uitgedrukt in graden Celsius
vegetatie
de natuurlijke plantengroei zonder tussenkomst van de mens
weer
de toestand van de onderste luchtlagen van de atmosfeer op een bepaalde plaats en een bepaald ogenblik
weerelement
weerverschijnselen, onderdelen van het weer die apart kunnen waargenomen, gemeten en bestudeerd worden: neerslag, temperatuur, luchtdruk, wind
wind
de luchtverplaatsing tegen het aardoppervlak
BEGRIPPENLIJST
lithosfeerplaat
245
6.1
246
oefenkaart van BelgiĂŤ
N
landgrens
rivier autosnelweg taalgrens
provinciehoofdstad stadsgewest
HOOFDSTAD
6.2
oefenkaart van Europa
247
0
250
zee
500 km
gebergte
rivier
landsgrens
stad met meer dan 5 miljoen inwoners
N
2000 km 1000 0
6.3
248
oefenkaart van de wereld