't is doan | 600 jaar boerenleven in Twente

Page 1

600 jaar boerenleven in Twente

Landbouw stond eeuwenlang aan de basis van de Twentse samenleving. Het merendeel van de bevolking verdiende de kost geheel, of deels met agrarische activiteiten. ’t is doan vertelt het verhaal van 600 jaar boerenleven in Twente, waarbij één karakteristieke boerderij – het erve Ziethof bij Delden – als uitgangspunt dient. De wederwaardigheden van dit erve en zijn bewoners zijn exemplarisch voor het levensverhaal van veel andere boerderijen. De ‘kleine’ geschiedenis van een boerenbedrijf geeft inzicht in de brede agrarische ontwikkeling van de regio. Het welvaren van de landbouwers werd immers sterk beïnvloed door het wel en wee van de ‘grote’ buitenwereld. Zo doorlopen we aan de hand van een tijdlijn van 50 korte hoofdstukken ook de globale Twentse geschiedenis. Het resultaat is een unieke en veelzijdige kijk op het verleden van het platteland, gezien door de ogen van de bewoners zelf. 
Met dit historische relaas zijn vandaag de dag nog steeds veel mensen persoonlijk vervlochten, want de meesten van ons hebben een stamboom vol takken met agrarische voorouders. Deze uitgave vormt dan ook tevens een leidraad voor iedereen die onderzoek doet naar Twentse boerenfamilies en hun leefwereld.

’t is doan

’t is doan

’t is doan 600 jaar boerenleven in Twente Jan ten Hove



’t is doan 600 jaar boerenleven in Twente

Jan ten Hove


Inhoudsopgave Inleiding 7

Boeren in de binnenlanden van Twente 11 Tijdlijn 54

1300-1600

54

1315 Het prille begin 56 1385 Manuaal van de rentmeester 58 1428 Leenheer en leenman 60 1466 Het St. Catharinaklooster 62 1475 Een Twents schattingsregister 64 1549 Bakkeleien op een bruiloftsfeest 66 1556 Bonje op de boerderij 72 1561 Een goede buur 76 1568 Gezworene van de marke 79 1587 De ruiters van het Rode Vaandel 82

Afbeelding titelpagina: Interieur met drie generaties bewoners – en een kat – van het erve Eulderink in Usselo. Deze foto uit omstreeks 1900 is afkomstig uit een door de Twentse jurist, onderwijsinspecteur en historicus G.J. ter Kuile sr. (1871-1954) samengesteld privéalbum, dat onder de titel Tubantia tal van unieke opnames bevat. Ook diverse andere afbeeldingen in dit boek zijn uit het aan de Oudheidkamer Twente geschonken album afkomstig.

4

1600-1700 1601 1602 1606 1626 1631 1654 1670 1674 1675 1684

en uniforme grondbelasting 86 E Impost op vee 88 Ongehoorzame onderdanen 90 Een pachtboek van het convent 93 Testament van een edelman 96 Een doop in de hervormde kerk 100 ‘De gewesene conventualen’ 102 Vertrek van Bommen-Berend 105 Vuurstedengeld 108 Een litanie van rampspoed 110

84


1700-1800 1714 1716 1720 1724 1734 1738 1740 1748 1748 1758 1765 1770 1784 1791 1795 1797 1798

p een zandstenen voet 116 O Grove en smalle tienden 120 Wönners op het erf 122 Aangravingen van woeste grond 124 Ziekte onder het vee 126 Een ondernemende koopvrouw 129 Begraven in Amsterdam 134 Een provinciale volkstelling 136 Een zwangere meid 138 Twee geloven op een kussen 141 Een gedrukt pachtcontract 144 Een kraambed op het Zeldam 148 Drostendiensten en patriotten 152 Een gedenksteen in de gevel 154 Bataafse Revolutie 156 Kinderscheiding 158 Nationale domeinen 160

114

1800-1940 1812 1812 1818 1821 1829 1832 1845 1858 1875 1883 1906 1919 1935

162

en vaste familienaam 164 E Van pachter naar eigenaar 166 Een huis voor de onderwijzer 169 Familieraad 172 Een uitzet voor de bruid 174 Komst van het kadaster 176 De Grote Boermarke opgedoekt 178 Brand in De Beld 180 Maaksmaal en kostcontract 182 Een golf van sterfgevallen 185 Huwelijksbanden 190 Lid van de Boerenbond 192 Einde van de mannelijke lijn 194

Twaalf generaties Stamreeks van de bewoners van Ziethof-Bee 198 Noten 202 Bronnen en literatuur 211 Index op boerderij- en familienamen 214 Illustratieverantwoording 216 5


6


Inleiding

B

oerderijen waren vroeger de hoekstenen van het Twentse platteland. Voor de bewoners vormden deze traditionele, eeuwenlang qua vorm vrijwel ongewijzigde agrarische gebouwen het tastbare fundament van hun bestaan. Op de oale groond had vaak een lange keten van voorouders generatie na generatie lief en leed gedeeld. Geen wonder dat elk gezinslid zich sterk verbonden voelde met het eigen erve, waar het leven zich volgens vaste patronen voltrok. De microkosmos van een landbouwkundig bedrijf was echter geen geïsoleerd eiland. Het welvaren van de boerenfamilie werd uiteraard in sterke mate beïnvloed door de gang van zaken in de buitenwereld. De biografie van een boerderij is dan ook onvermijdelijk ingebed in het ritme van de universele historie, niet alleen op economisch vlak, maar ook op politiek, bestuurlijk, religieus, maatschappelijk en ruimtelijk gebied. De mensen op het platteland van Twente leidden geen afgezonderd en statisch bestaan. Ze waren net als hun tijdgenoten niet alleen onderworpen aan de grillen van de ‘grote’ geschiedenis, maar namen daar ook actief aan deel.

Een vervlogen boerencultuur In deze uitgave wordt grotendeels op basis van het verleden van één specifieke boerderij het verhaal van 600 jaar boerenleven in Twente verteld. Centraal staat het erve Ziethof(-Bee) in de huidige gemeente Hof van Twente. Deze boerderij, die is gelegen in de ongeveer halverwege tussen Goor en Delden gesitueerde Ziethoverhoek, kan bogen op een lange en bijzondere geschiedenis. Het agrarische bedrijf is vermoedelijk ontstaan in de Vroege Middel-

Een landbouwer en zijn zoon zijn in het begin van de 20ste eeuw voor de bovenkamer van een oude boerderij gekiekt door Bernard Jacob Hoetink (1876-1960). Deze fotograaf heeft de vervlogen boerenwereld van weleer in Twente en de Achterhoek in tal van memorabele beelden vereeuwigd.

eeuwen. De oudste schriftelijke vermelding dateert uit 1315. Dat maakt het tot één van de oudste gedocumenteerde erven in deze contreien. De historie van Ziethof-Bee is ook opmerkelijk omdat het diverse vormen van eigendom en grondexploitatie heeft gekend: hofhorig, leengoed, pacht en eigen erf. Een ander opvallend aspect is het gegeven dat de boerderij vanaf omstreeks 1550 – het moment dat de eerste namen van bewoners uit de mist der tijden opduiken – tot vandaag de dag wordt bewerkt door leden van één en dezelfde familie. Ziethof-Bee is bovendien het stamerf van verschillende Nederlandse geslachten met namen als (Ten) Siethof(f), Sijthoff, Ziethof en Zijthof(f), die deels afstammen van jongere boeren­ zonen die in de zeventiende en achttiende eeuw naar de provincie Holland zijn gemigreerd.1 Dit rijke verleden biedt de mogelijkheid om op basis van een veelvoud van archiefstukken een veelzijdig beeld te schetsen van de ontwikkelingsgang van één hoeve en zijn bewoners, die tegelijk exemplarisch is voor het levensverhaal van veel vergelijkbare boerderijen in Twente. De wederwaardigheden van de mannen en vrouwen in de Ziethoverhoek geven eveneens inzicht in de algemene agrarische geschiedenis van de regio. Het is ook een relaas waar vandaag de dag nog steeds veel mensen persoonlijk mee vervlochten zijn, want de meesten van ons hebben een stamboom vol takken met voorouders die in de landbouwsector hun brood verdienden. Mede daarom beoogt dit boek tevens een leidraad te zijn voor iedereen die onderzoek doet naar Twentse boerenfamilies en hun woon- en werkomgeving. De teksten wijzen de weg naar tal van relevante bronnen en literatuur. De hoofdtitel ‘t is doan betekent in de Twentse streektaal zoveel als ‘het is klaar’, ‘het karwei is af’. Een boer zegt dat bijvoorbeeld als de oogst is binnengehaald. In het verband van deze publicatie verwijst het ook naar het gegeven dat de in de volgende bladzijden beschreven boerencultuur inmiddels vrijwel verdwenen is.

7



Fotograaf Bernard Hoetink legde in het begin van de 20ste eeuw ook deze boerenfamilie vast, die tijdens de graanoogst met koffie of thee en boterhammen aan het schaften is.


De Ziethoverhoek in de lente van 2021, gezien vanaf de Cottwicherbrug. Links ligt Argelo en in het midden Ziethof-Hoffmeijer. Ziethof-Bee, dat op de foto niet is te zien, bevindt zich achter deze beide erven.

Een agrarische familieonderneming Stamhouder was de 26-jarige Hermannus, die onder de roepnaam Mannes door het leven ging. Hij was enkele maanden eerder getrouwd met de ruim vijf jaar jongere Geertruid ter Bekke. Het stel had elkaar in navolging van de meeste Twentse echtelieden dichtbij huis gezocht en gevonden. Geertruid, die afkomstig was uit het nabijgelegen Goor, had Mannes waarschijnlijk leren kennen via Gradus ter Horst, de buurman op Ziethof-Hoffmeijer. Een broer van Gradus was na het overlijden van Geertruids vader hertrouwd met haar moeder. De bruid was zoals gewoonlijk na de huwelijks­ sluiting naar de boerderij van de familie van haar echtgenoot verhuisd. Tegen de tijd dat de volksteller langskwam was Geertruid net zwanger. De andere kinderen, Gerrit Jan (24), Jenne (16) en Jannes (14), zullen naar vermogen bij het vele werk op de plaats hebben meegeholpen. Een boerderij was een familieonderneming, waarbij ieders taken en verantwoordelijkheden naar leeftijd en geslacht waren verdeeld. De mannen deden in de regel de zware klussen, zoals het verzamelen van heideplaggen, het bereiden en vervoeren van de

28

BOEREN IN DE BINNENLANDEN VAN TWENTE

Bij het eggen van de landbouwgrond werden vaak paarden ingezet, maar op deze uitsnede van een opname van B.J. Hoetink leveren twee vrouwen de benodigde trekkracht. De foto werd gepubliceerd in een door meester H.W. Heuvel geschreven Gids voor Twente uit 1917, met als bijschrift: In de Hoven bij Enter.


mest, het ploegen, eggen en spitten van de grond en ten slotte het maaien en optassen van het graan. Bij de vrouwen stond de verzorging van mens en dier centraal. Tijdens de drukke oogsttijd hielpen ze echter ook op het land, met name door de rogge in schoven te binden. Het op zolder opgeslagen graan werd in de loop van de herfst en winter door de volwassenen met dorsstokken gedorst. De minderjarige gezinsleden droegen, in ieder geval tot ze zelf huwden of op eigen benen konden staan, als goedkope arbeidskrachten eveneens hun steentje bij aan het welvaren van het boerenbedrijf.33 Op Ziethof-Bee waren in 1829 gezien de aanwezigheid van meerdere zonen geen mannelijke knechten nodig. De volkstelling registreerde met betrekking tot het inwonend personeel alleen een dienstmeid, van wie de naam of ouderdom niet wordt vermeld.

voortbestaan van de familiale basiseenheid. Daar stond tegenover dat de opvolger verplicht was de bij hem inwonende ouders tot hun laatste snik te onderhouden. Hij diende desgevraagd ook zijn ongetrouwde broers en zusters een plek in zijn huishouden, een

Een koninkrijkje op zich zelf Onze kennismaking met de bewoners van Ziethof-Bee vindt plaats op een bijzonder moment: de boerderij had recent een wisseling van de wacht meegemaakt. Bij de overdracht aan een nieuwe generatie gold op het Twentse platteland doorgaans het blijversrecht, een informele regeling die de versnippering van een erve in te kleine, economisch onrendabele eenheden moest voorkomen. De erfvolger, meestal de oudste zoon, kreeg het hele bedrijf toebedeeld, terwijl de andere kinderen genoegen namen met een relatief klein erfdeel. Hun individuele belangen werden ondergeschikt gemaakt aan het

Boerenerf bij Almelo met links een schuur met doorrit en overkapping voor het stallen van wagens en rechts het nienende van de boerderij. Potloodtekening uit 1860 door de schilder Hendrik Valkenburg (1826-1896), die tussen 1854 en 1867 als tekenleraar in Almelo werkzaam was.

29


O

1556

Bonje op de boerderij

p 26 november 1556 diende moeder ten Sythove bij het richterambt van Delden een vordering in op haar ongeveer veertigjarige zoon Hertger, ‘als inwoner des huyses ten Sythove’. Zij meende recht te hebben op 8 1/2 rijdergulden en de helft van zeven bijenkorven, een stuk linnen, enkele schoven graan en het loon van de knecht en de meid.1 De claim was de zoveelste stap in een langlopend geschil tussen de familieleden op het erve Ziethof-Bee, dat sinds het overlijden van Johan de oude was losgebarsten. Zijn weduwe Mette en een drietal jongere zoons, Werner, Lueken en Gerrit, stonden daarbij

lijnrecht tegenover erfvolger Hertger. Hij was als eerstgeborene na het verscheiden van de pater familias de nieuwe pachter van het St. Catharinaklooster geworden. De reden van het gekrakeel valt uit de rechtbankverslagen niet exact te destilleren. Zoals wel vaker het geval was na de dood van een ouder, lijkt de heibel te zijn veroorzaakt door een controverse over de verdeling van de erfenis. De strubbelingen liepen zo hoog op, dat de bloedverwanten elkaar geregeld over en weer met aanspraken op vergoedingen in geld en natura voor het gerecht sleepten.

Op deze uitsnede van een kaart van Twente uit circa 1750 is het territorium van het richterambt Delden blauw ingekleurd. ‘Seldam’ en ‘Weddehoon’ liggen in het westen van het gebied. De locatie van de ‘Hachmoele’, waaraan de Hagmolenbeek zijn naam ontleent, is met een sterretje aangegeven.

72

TIJDLIJN


Liggende in synen cranckheyt Aangezien de richter er ook niet in slaagde het geharrewar op te lossen, werden als laatste redmiddel twee dedingsluden ingeschakeld.2 Zulke onpartijdige scheidslieden waren meestal mannen die vlakbij woonden en goed van de lokale omstandigheden op de hoogte waren. Deze keer ging het om Albert ten Kreyenvelde, landbouwer op een boerderij in Deldenerbroek, en Willem ten Sythove, noaber op Ziethof-Hoffmeijer.3 Als buurtgenoten wisten zij ongetwijfeld exact wat er op Ziethof-Bee speelde en waar de gevoeligheden lagen. Dankzij hun tussenkomst kwam er alsnog een boedelscheiding tot stand, waarmee alle betrokkenen tevreden leken te zijn. De harmonie was evenwel van korte duur. Al snel

‘Omb die selbigen nicht verswijgende verbij te ghaen’ waren de familieleden weer volop aan het procederen en moesten de ‘mediators’ bij de rechtbank komen vertellen hoe ze gehandeld hadden en wat er precies afgesproken was. Ook tal van getuigen werden gehoord in ‘den twyst unde schellinge, die tusschen der moder ten Sythove unde den broderen t’ samen [was] erresen’. Zo lieten Mette en haar drie zoons op 13 mei 1557 Willem ten Sythove, Werner Rottinck en Henrick ten ­Scarpenhove, allemaal boeren op een nabijgelegen hoeve, opdraven om te beamen dat Johan ten Sythove op zijn sterfbed, ‘liggende in synen cranckheyt’, had bekend dat hij aan zijn zoon Werner 20 gulden schuldig was. Uiteindelijk werd de zaak van Hertger en zijn broers voor het vellen van een definitief oordeel doorverwezen naar enkele onafhankelijke, elders wonende rechtsgeleerden. De inhoud van hun uitspraak, die automatisch door de richter van Delden werd overgenomen, staat helaas niet in de protocollen opgetekend.

Guede myddelspreckers Het juridische gekrakeel met moeder Mette sudderde nog even door. Uit de gerechtelijke procedure valt af te leiden dat de weduwe het halve vruchtgebruik van het boerenbedrijf opeiste. Dit doet veronderstellen dat, hoewel het erve na de dood van zijn vader door Hertger werd gepacht, zijn oude moeder een flinke vinger in de pap wilde houden. Uit de vermeldingen van Mette in de stukken komt naar voren dat zij zich met tal van agrarische aangelegenheden bemoeide en min of meer samen met haar zoon de boerderij

beheerde. Deze gang van zaken lijkt het door sommige schrijvers geschetste beeld te bevestigen dat veel bejaarde boerinnen ook na het ontslapen van hun echtgenoot nog lang de dienst op het erve uitmaakten: ‘Vaak bleef zij, weduwe geworden, het hoevebestuur in handen houden, totdat zij, zooals oude maakmaalsbrieven het uitdrukten, uit eigen beweging “de regeeringe” over het erve aan haar oudsten zoon en zijn vrouw overdroeg.’4 Kennelijk had Mette er eveneens moeite mee een stapje opzij te doen en het veld voor een nieuwe generatie te ruimen. Hertger was destijds hoogstwaarschijnlijk al getrouwd. We mogen derhalve aannemen dat de verhouding tussen schoonmoeder en -dochter gespannen zal zijn geweest. Ten langen leste werd opnieuw door bemiddeling van enkele vertrouwde myddelspreckers (= bemiddelaars) de zaak alsnog in der minne geschikt. Op 12 mei 1558 werd in het rechtbankverslag genoteerd: ‘Het is toe wetten dat alle questien, schellinge ende differentien tusschen Mette ten Sythove ter ener ende Hertger ten Sythove, oir sone, ter anderen zijden, vur hen bis up huydigen dach erresen ende gewest synnen, durch guede myddelspreckers, vruntlichen ende lieflichen verdragen ende gescheyden [zijn], bij also dat nyemantz de ene den anderen bis op huydigen dach nichtz sculdich is gebleven. Ende wie schade gehat ende gedaen hefft die sal den selvest holden ende dragen.’ Het gekibbel had ruim twee jaar de gemoederen op Ziethof-Bee beziggehouden.5 Het is moeilijk voorstelbaar hoe gedurende al die maanden de tweedracht op de sfeer in het ongedeelde lös hoes, waar men noodgedwongen op elkaars lip zat en er van een privéleven geen enkele sprake was, heeft doorgewerkt. De partijen konden in ieder geval na afloop van het conflict letterlijk nog wel met elkaar door één deur, want Mette heeft nog een aantal jaren met Hertger en zijn gezin samengewoond. Daarbij trad ze nog steeds zelfstandig op. Haar laatste vermelding in het archief van het richterambt dateert uit de herfst van 1562 en heeft betrekking op het salaris van een dienstmeid. Johan ten Abbenburen, de vader van deze Catharina, stelde dat er nog achterstallig loon aan haar verschuldigd was. Mette verklaarde echter dat het meisje voortijdig haar dienst had verlaten en er niets meer te vereffenen viel.6

Werner en Lueken De broers van Hertger hadden ten tijde van de rechtszaak de boerderij al verlaten om elders een eigen bestaan op te bouwen. Jongere zoons, voor wie op het ouderlijk erf geen toekomst was weggelegd,

1300-1600

73


D

1935

Einde van de mannelijke lijn

e dag vóór Kerstmis 1935 was een bijzondere datum in de annalen van Ziethof-Bee. Het bedrijf ging pas voor de tweede keer in bijna een half millennium door een verkoop in andere handen over.1 Onder de transport­ akte stond de nauwelijks leesbare handtekening van de 63-jarige Gradus Ziethof, die sinds de dood van zijn broer ­Gerhardus ­Johannes, bijna tien jaar eerder, de enige eigenaar was. De ongehuwde ‘landbouwer op het Zeldam’ was de laatste mannelijke afstammeling in rechte lijn van stamvader Johan, die in de eerste helft van de zestiende eeuw de boerderij had beheerd. Aan een lange opvolgingsreeks van vader op zoon kwam aldus een einde. Het erve bleef echter wel in de familie. Gradus droeg Ziethof-Bee voor een bedrag van ƒ 20.868 over aan zijn in november 1895 geboren neef Hendrikus Johannes Wilmink, die al geruime tijd op het bedrijf woonde en werkte.2 Hendrikus had als jongere zoon geen uitzicht op het overnemen van de ouderlijke boerderij in Azelo gehad. Hij was daarom al op zestienjarige leeftijd bij zijn vrijgezelle ooms op Ziethof-Bee ingetrokken, ongetwijfeld met het oog op een toekomstige overdracht. De beoogde erfvolger was in het voorjaar van 1928 getrouwd met Hendrika Hermina Nijhuis en had inmiddels vier jonge kinderen.3 Oom Gradus hield zijn ‘vaste stee bij de heerd’ tot zijn overlijden op 29 januari 1945, wat tegelijk het slotakkoord van de minstens vier eeuwen oude Ten Sythove/ Ziethof-lijn betekende.

Vijftigduizend werklozen Het boerenbedrijf was halverwege de jaren dertig nog maar 13,87 hectare groot, bijna 10 hectare minder dan voorheen. De afname van de oppervlakte vloeide deels voort uit het verlies van enkele stukken woeste grond, die wellicht na de boedelscheiding van 1919 waren afgestoten om de andere erfgenamen uit te kunnen kopen. Het meeste land lijkt echter te zijn opgeofferd voor de komst van een grote nieuwe waterweg in de voortuin van Ziethof-Bee. Plannen voor een betere vaarverbinding van Twente met de rest van Nederland, waarvan met name de belangrijke textiel- en metaalindustrie zouden moeten profiteren, werden al decennialang ontwikkeld. Een goede aansluiting op de grote scheepvaartroutes in Nederland zou de aanvoer van kolen en de afvoer van regionaal vervaardigde producten een stuk makkelijker maken en aldus de concurrentiepositie van de lokale bedrijven verbeteren. Een in 1914 benoemde staatscommissie koos uiteindelijk voor het graven van een vaarweg met een lengte van circa 50 kilometer, die vanaf de IJssel bij ­Zutphen

194

TIJDLIJN

langs Goor, Delden en Hengelo naar Enschede liep. Een zijtak voerde van Wiene naar Almelo. Het kostte veel tijd om het benodigde geld bijeen te brengen, zodat de werkzaamheden voor de scheepvaartkanalen naar Twenthe pas op 12 maart 1930 bij Eefde begonnen. Van daaruit werd naar het oosten gewerkt. Aan arbeidskrachten was geen gebrek. Als gevolg van een enorme beurskrach op Wall Street was er inmiddels een wereldwijde depressie uitgebroken, waardoor veel werkgelegenheid verloren ging. Ook de landbouw werd hard getroffen. Bij de aanleg van het kanaal schakelde men in totaal vijftigduizend werklozen in, die tegen een geringe vergoeding deels met schoppen en kruiwagens aan de slag moesten. Het project werd geroemd als ‘een monument van Nederlandschen Ingenieursarbeid’. Op 6 mei 1936 konden de eerste schepen Enschede bereiken.4

‘Den minnaar van natuurschoon sloeg eerst de schrik om het hart’ Later in dat jaar ging ook de eerste spade in de grond voor het zijkanaal naar Almelo. Ook voor dit traject waren veel particuliere eigendommen onteigend. Daaronder bevonden zich eveneens percelen van Ziethof-Bee, die vooral aan de overkant van de in het kanaal opgegane Hagmolenbeek hadden gelegen.5 De zijtak van het Twente-Rijnkanaal eindigde na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog voorlopig in Wierden. Het 16 kilometer lange tracé werd pas in de zomer van 1953 officieel geopend.

De handtekeningen onder de op 24 december 1935 gepasseerde verkoopakte van Ziethof-Bee, met bovenaan de kriebelige en bijna onleesbare signatuur van Gradus Ziethof.


Op deze uitsnede van een topografische kaart uit 1944 is goed te zien dat de zijtak van het Twente-Rijnkanaal vlak langs Ziethof-Bee was gepland.

De bijl der kanaalwerkers Het landschap in het westen van de Ziethoverhoek ging in het kader van de komst van de brede waterweg volledig op de schop. Frits van Coeverden had al vóór de aanleg van de zijtak geschreven: ‘Voor de erven kronkelt achter de hoven langs het oude Hagmolenbeekje. Voor hoe lang nog? Ingenieurs loopen af en aan, en eerlang zal de bijl der kanaalwerkers het oude hout vellen, wat sinds eeuwen deze plek zoo bekoorlijk maakte. De Ziethoverhoek zal gesplitst worden, een breede streep water baant zich midden door naar Almelo. De kronkelingen van de oude Hagmolenbeek, met de aangrenzende heuvels en belten, worden door de moderne cultuur gelijkgeschoren en als zich langs dit kanaal in den loop der jaren een dorp ontwikkelt, wandelt ons nakroost over 100 jaar door de Ziethoverstraat of over het Ziethoverplein, welke dan de laatste flauwe herinnering zullen vormen aan deze plek, welke de oorsprong was van zoovele geslachten!’7 Een grote verzameling huizen is er op deze locatie nooit gekomen, maar de omgeving van Ziethof-Bee onderging wel een gedaantewisseling.

De Twentekanalen hadden ook voor de waterhuishouding van het gebied verstrekkende gevolgen. De nieuwe vaarverbindingen waren immers van meet af aan ook bestemd voor het afvoeren van het overtollige en vaak overlast veroorzakende water uit de bovenloop van de Regge en haar vele toeleveringsbeken. Dat zou de ruimtelijke gesteldheid van de drassige Twentse dreven zeer ten goede komen. Na de aanleg van de scheepvaartweg waren de vroeger in de omstreken van de Ziethoverhoek geregeld optredende overstromingen, wanneer de Hagmolenbeek na een paar dagen met overvloedige regenval het water niet kon verwerken, voortaan van de baan. Een regionale krant had nog in de zomer van 1910 bericht dat grote delen van Zeldam een treurige aanblik boden: ‘Gedurende enige weken staan landerijen en weiden geheel onder water. Nieuw ontgonnen gronden, waarop haver en andere vruchten prachtig stonden, zijn nu voor een groot deel vernield. De aardappels verrotten in de grond en in de weilanden, thans in grote meren herschapen, ziet men de toppen der hoopjes uitsteken van het moeizaam gewonnen en vaak duur gepachte hooi.’8 Dergelijke catastrofes

1800-1940

195


Illustratieverantwoording

Colofon

Collectie Oudheidkamer Twente, in bruikleen bij De Museumfabriek, Enschede: 10, 12, 17, 38, 41, 42, 44, 50, 54-55, 56, 114-115, 127, 129, 132, 166, 167, 175, 188-189, 196 Collecties Meester H.W. Heuvelstichting en Arend J. Heideman: 6, 13 boven, 19 boven, 20-21, 25, 36, 39 onder, 46 boven, 215 Dordrechts Museum, Dordrecht: 27 linksonder Fotoalbum Tubantia van G.J. ter Kuile sr., uit collectie Oudheidkamer Twente, in bruikleen bij De Museumfabriek, Enschede: 2-3, 26, 34, 45, 48-49, 71, 74-75, 84-85, 162-163, 183, 200-201 Gelders Archief, Arnhem: 93 Gemeente Hof van Twente: 43, 184 Google Earth: 53 Historisch Centrum Overijssel (HCO), Zwolle: 16 onder, 18, 22, 32 linksboven, 40, 59, 60, 61, 64, 72, 77, 79, 82, 87, 90, 92, 96, 102, 104, 107, 109, 111, 116, 117, 128, 133, 137, 138, 141, 144, 148, 149, 150, 151, 152, 155 rechts, 157, 165, 171, 177, 182, 194 HCO / Collectie VORG: 15, 37, 86, 95, 101, 113, 120, 139 HisGIS: https://maps.hisgis.nl/horigheid/: 80 Kunsthistorisches Museum, Wenen: 68-69 Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag: 130-131 Nederlands Openluchtmuseum, Arnhem: 16 boven, 24, 27 rechtsboven, 28, 30, 31, 33 rechtsonder, 185, 187 Particuliere collectie: 9, 23, 47, 105, 147, 154, 156, 179, 180, 181, 190 links, 191, 197, 216 links Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort: 108, 119, 143, 155 links, 169 Rijksmuseum, Amsterdam: 14, 29 onder, 32 rechtsonder, 39 boven, 63, 67, 78, 88, 89, 94, 98-99, 106, 110, 121, 123, 126, 135, 153, 159, 161, 164, 170 Stadsarchief Deventer: 65, 140 Saskia Zwiers / Jan ten Hove, Zwolle: 8, 13 onder, 19 onder, 28-29, 33 linksboven, 35, 46 onder, 51, 52, 57, 76, 81, 103, 118, 125, 142, 145, 168, 173, 186, 190 rechts, 193, 213 Vereniging Heemkunde Ambt en Stad Delden: 58

Uitgave WBOOKS, Zwolle info@wbooks.com www.wbooks.com i.s.m. Stichting Historisch Onderzoek Families Sijthoff

Met dank aan

Deze publicatie is mede tot stand gekomen dankzij een bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds Overijssel en van de Ridderschap van Overijssel.

Hedwig Braam (HCO), Arend J. Heideman, de medewerkers op de studiezaal van het Historisch Centrum Overijssel, Maureen Heurman (De Museumfabriek), Carijn Oomkens (WBOOKS), Ben Siemerink, Piek Theisens (HCO), Evert Ulrich (Oudheidkamer Twente) en – last but not least – Saskia Zwiers.

Ter nagedachtenis aan Rita de Koster (1918-2010) achter-, achter-, achter-, achter-, achter-, achter-, achter-, achterkleindochter van Johan ten Sythove (ca. 1485-1553) de oudste bekende boer op Ziethof-Bee

216

Onderzoek, tekst en beeldredactie Jan ten Hove Vormgeving Frank de Wit © 2022 WBOOKS Zwolle / de auteur Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2022.

ISBN 978 94 625 8472 3 NUR 693


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.