Dat jullie weten wat oorlog is

Page 1

je lag er nog helemaal gaaf onder. En toen heb ik het uitgeroepen, was ik nu ook maar weg. Al onze liefde als man en vrouw is met jou in het graf gegaan. ‘Vader!’, heb ik uitgeschreeuwd, ‘ik kan hem niet missen, ik kan hem toch niet missen, moest dat nu zo gaan?’ Hartverscheurend beschrijft Pietertje te Rietstap in 1945 in haar dagboek de arrestatie, gevangenschap en executie van haar man Derk. De boerderij van het jonge stel aan de grens bij Hardenberg heeft zich tijdens de oorlog ontwikkeld tot uitvalsbasis van de lokale Trouw-verzetsgroep. Zelfs landelijke kopstukken van de illegale krant vinden hier onderdak. Vlak voor de bevrijding moet Derk te Rietstap hun verzetswerk met de dood bekopen. Na 75 jaar hebben Pietertjes kinderen haar hartenkreten vrijgegeven voor publicatie. De aantekeningen van de verzetsvrouw bieden een aangrijpende indruk van wat oorlog met mensen kan doen. Van pure wanhoop tot de rotsvaste overtuiging voor de goede zaak te vechten, Pietertjes dagboek is een relaas over verdriet en volharding. Het weerspiegelt het onvoorstelbare leed dat de Tweede Wereldoorlog achterliet. Historici Ewout van der Horst en Kay-Leigh de Weerdt hebben Pietertjes verhaal voorzien van context, duiding en moderne spellingswijze. De rauwe emoties van de oorlogsweduwe komen zo nog directer binnen.

Dat jullie weten wat oorlog is

Bij het massagraf ben ik haast inéén gezegen. O Derk, je nog even te zien,

Dat jullie weten wat oorlog is Het dagboek van verzetsweduwe Pietertje te Rietstap



Ewout van der Horst en Kay-Leigh de Weerdt

Dat jullie weten wat oorlog is Het dagboek van verzetsweduwe Pietertje te Rietstap


Voor alle nabestaanden van oorlogsslachtoffers

Pietertje te Rietstap-van der Vinne


Inhoudsopgave Voorwoord 6 Inleiding 8 Dagboek Opgepakt Gevangen Todeskandidat Gefusilleerd Bevrijding Herbegrafenis Perspectief

Ommen, 12-16 januari 1945 Almelo, 16 januari-20 februari 1945 Doetinchem, 20 februari-2 maart 1945 Varsseveld, 2 maart 1945 Kloosterhaar, 5 april 1945 Bergentheim, 27 april 1945 Kloosterhaar, 10 mei-17 december 1945

24 31 57 75 88 103 110

Nawoord 124 In herinnering aan 126 Bronnen 127

5


Voorwoord De oorlog maakt onlosmakelijk deel uit van ons leven. Op 2 maart 1945 is onze vader Derk te Rietstap samen met 45 andere mannen bij Varsseveld door de Duitsers doodgeschoten. Het verdriet en de pijn van onze moeder Pietertje te Rietstap-van der Vinne (1914-2003) was op de achtergrond altijd in ons gezin aanwezig. Er werd thuis niet veel over de oorlog gesproken. Moeder kon het amper opbrengen en wij vroegen er niet naar om haar gevoelens te sparen. Wij voelden een zekere trots op het verzetsverleden van onze ouders, maar droegen zelf ook de pijnlijke consequentie ervan door het levenslange gemis van onze vermoorde vader. Voor ons is de oorlog nooit opgehouden. Onze moeder heeft geprobeerd de rol van moeder ĂŠn vader te vervullen. Ze was een sterke, zorgzame, vaak zelfs overbezorgde vrouw. Getekend door haar oorlogstrauma hield ze intens vast aan haar geliefden. Als weduwe die haar mannetje stond, heeft ze het niet gemakkelijk gehad. Haar zelfstandige optreden stuitte op veel onbegrip in haar (kerkelijke) omgeving. Ze koos er bewust voor om de boerderij aan te houden. Moeder ging ook mee in maatschappelijke ontwikkelingen, door bijvoorbeeld als eerste vrouw in de wijde omtrek een auto aan te schaffen. Als kinderen zijn we haar dankbaar voor het voorbeeld dat zij ons heeft gegeven. Na moeders overlijden kwamen uit haar nalatenschap documenten en voorwerpen uit de oorlogstijd tevoorschijn, waarvan wij het bestaan kenden, maar die wij nooit in handen hadden gehad. Daaronder bevonden zich twee schriftjes met dagboekaantekeningen uit het rampjaar 1945. Hierin beschrijft moeder op hartverscheurende wijze over de gevangenneming van onze vader, zijn verblijf in de gevangenis en zijn gruwelijke einde. Als tastbaar aandenken aan zijn executie heeft zij de sjaal bewaard die hij op dat moment droeg, met daarin de kogelgaten van het nekschot dat hij na de fusillade kreeg. Onze broer Gerrit heeft het dagboek uitgewerkt en van de nodige context voorzien. Aanleiding vormde een interview met een IsraĂŤlische onderzoekster over de Joodse onderduikers die onze ouders verborgen 6


Pietertje te Rietstap met haar kinderen Aly, Gerrit en Derk, ca. 1950. Op het kastje staat het portret van haar overleden man Derk.

hadden gehouden. Gerrit had de oorlog altijd van zich afgehouden, zei er zich ook vrijwel niets van te herinneren, maar heeft zich in zijn laatste levensfase vol overgave op deze familiegeschiedenis gestort. Op de dag dat hij de uitwerking van het dagboek klaar had, is hij overleden. Als broer en zus hebben wij besloten het dagboek te publiceren. In de eerste plaats voor onze eigen familieleden, zodat zij weten welke principiĂŤle strijd hun (over)grootouders hebben gestreden. In hun zesjarig huwelijk hebben zij weinig ruimte gehad om van elkaar en het leven te genieten. Naar aanleiding van de viering van 75 jaar vrijheid hebben we het dagboek ook beschikbaar gesteld voor publicatie voor een breder publiek. We zijn ervan overtuigd dat moeders verhaal ook voor anderen van betekenis is, als emotionele getuigenis van wat haat en oorlog met mensen doet. Aly en Derk te Rietstap

7


Huwelijksfoto van Derk en Pietertje te Rietstap, 12 oktober 1938.


Inleiding

Ewout van der Horst

Als in een jongensdroom die uitkwam, zo liep de 25-jarige Derk Jan te Rietstap op 12 oktober 1938 over zijn boerenerf in Kloosterhaar. Achter de boerderij strekten zich zijn akkers uit, 30 hectare maar liefst, waarvan hij het afgelopen seizoen voor het eerst had geoogst. Nog even een rondje door de gloednieuwe schuur om te zien hoe de werkpaarden erbij stonden. Ja, geweldig. Het graan lag er hoog en droog opgetast op de ruime zolder. En het mooiste van alles: hij was vandaag getrouwd met zijn grote liefde: de 24-jarige Pietertje van der Vinne. Eindelijk maar wel konden zij hun droom op de boerderij gaan waarmaken. Meer dan trots voelde de diepgelovige Derk zich dankbaar voor zoveel zegeningen. Pioniers op Kloosterhaar Het had de nodige voeten in aarde gehad. Zelf kwam Derk van een gemengd boerenbedrijf in de Achterhoek, waar hij op 7 april 1913 in Halle bij Zelhem was geboren. Gezien de relatief jonge leeftijd van zijn vader was er geen dringende behoefte aan zijn hulp als oudste zoon op het bedrijf. Dat maakte Derk niet uit. Zijn hart lag meer bij de akkerbouw dan bij de veeteelt. Oom en akkerbouwer Wessel Ormel wist raad. Hij regelde een stageadres voor Derk op het landbouwbedrijf van Frans en Dina van der Vinne op de Krim bij Gramsbergen. Hier leerde de jonge boer de fijne kneepjes van de veenkoloniale akkerbouw. Derk had het in meerdere opzichten naar zijn zin op de Krim. Hij werd lid van de gereformeerde Bijbelstudievereniging in Nieuwlande, waar hij – serieus als hij was – al snel de rol van voorzitter kreeg toebedeeld. Als reserve-hospitaalsoldaat (hij had vervroegde dienstplicht aangevraagd om zo snel mogelijk naar het noorden te kunnen vertrekken) sloot hij zich aan bij de Drentse afdeling van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm, een vrijwilligerskorps dat Nederland in geval van oorlog zou helpen verdedigen. De oom van Frans van der Vinne was commandant van de lokale afdeling. Het meeste plezier beleefde 9


Derk (links) bewerkt een akker bij zijn ouderlijk huis in Halle met behulp van een span paarden, 1934. Als jongeman had hij al een uitgesproken voorkeur voor de akkerbouw.

Derk nog aan het nichtje van zijn werkgever, een vrolijk meisje uit Nieuwlande: Pietertje van der Vinne, geboren op 2 mei 1914. Ze was de tweede dochter in een groot gezin. Het jonge ontginningslandschap van Noordoost-Overijssel vormde het decor van de ontluikende liefde tussen de stagiair en de boerendochter. In 1936, twee jaar na de kennismaking, verloofde het stel zich. Intussen werden plannen gesmeed voor de start van een eigen akkerbouwbedrijf. Ook hierbij vond het duo oom Wessel Ormel op zijn pad. Zijn zoon Gerrit had een relatie met de zus van Pietertje: Liny van der Vinne. Zij hadden soortgelijke plannen voor een eigen bedrijf. Samen met oom Wessel kochten Derk en Pietertje een stuk pas verveende grond van 60 hectare bij Kloosterhaar van de familie Van Roijen. De ene helft was voor henzelf, de andere helft voor Gerrit en Liny bedoeld. De families lieten de grond bouwrijp maken en daarop elk een boerderij bouwen langs de Van Roijenswijk (de huidige Van Roijensweg). In 1938 betrokken beide kersverse echtparen hun domicilie. Naast neven waren Derk te Rietstap en Gerrit Ormel nu ook zwagers en buren van elkaar. Tijden van oorlog Vanuit het dakraam van hun boerderij konden Derk en Pietertje Duitsland zien liggen. Al jaren kwamen verontrustende berichten uit het buurland. Het politiek bewuste echtpaar maakte zich zorgen. De opmars van de nationaalsocialisten bedreigde de vrede en vrijheid in 10


De boerderij van de familie Te Rietstap aan de Van Roijenswijk in Kloosterhaar. Het akkerbouwbedrijf is later overgenomen door zoon Derk en zijn vrouw Hennie.

Europa. Bovendien vreesden Derk en Pietertje de gevolgen van de fascistische ideologie voor hun christelijk geloof. Minister-president Hendrikus Colijn, de grote voorman van hun gereformeerde AntiRevolutionaire Partij (ARP), sprak sussende woorden over de oorlogsdreiging, maar Derk vertrouwde het niet. Hij meldde zich niet voor niets aan als lid bij de Twentse afdeling van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm. Op 1 september 1939 barstte de bom met de Duitse inval in Polen. Nederland riep even daarvoor de algemene mobilisatie uit. Derk te Rietstap werd ook opgeroepen. Triest genoeg was Pietertje zojuist bevallen van een levenloos dochtertje, dat ze vlak voor zijn vertrek op de begraafplaats in Bergentheim begroeven. Tijdens de negen maanden van zijn mobilisatie kon Derk slechts af en toe naar Kloosterhaar komen. De dagelijkse leiding over de boerderij moest hij in andere handen laten. Te Rietstap werd als hospitaalsoldaat ingedeeld bij het 20e regiment infanterie van het IIIe bataljon (III-20 RI). Zijn geneeskundige kennis en verbandtrommel vormden zijn belangrijkste wapens. Tijdens de Duitse inval op 10 mei 1940 was het regiment van Te Rietstap als verdedigingseenheid gelegerd op vliegveld Soesterberg. 11


Ommen, 12-16 januari 1945

Opgepakt


Maandag 1 januari ’s Middags onze buren op nieuwjaarsvisite met hun evacués uit Hengelo, en [mijn broer] Ake met [zijn vriendin] Leida, en Marchien [vriendin van inwonende zwager Jan] en onze eigen evacués uit Hengelo. Donderdag 4 januari Een gezellige avond. Vrijdag 5 januari ’s Morgens hoorden we dat ze de avond tevoren alle mannelijke personen de persoonsbewijzen hadden afgehaald, om die de volgende ochtend in Junne weer terug te halen. Daar zijn ze toen tewerkgesteld en moesten ze houtkappen, ook zondag ’s morgens. Maandag 8 januari Een dikke was, maar algauw aan kant gekregen. Vrijdag 12 januari We zitten ’s middags rustig aan tafel te eten en zijn aan het Bijbellezen, als er druk gebeld wordt. Tussen het lezen en danken gaat Derk eerst even naar de voordeur, maar ze zijn inmiddels al rond gelopen en lopen hier voor het raam langs. Twee Duitsers met het geweer onder de arm. ‘Vooruit,’ zeg ik, ‘daar zal ik wel even naartoe gaan, zeker weer een paar om eieren of zoiets.’ Aan de Hollandse spraak te oordelen schijnen het geen Duitsers, maar Hollanders in uniform te zijn. Maar vreemd: in plaats van om eieren te vragen, vraagt een grote man aan mij: ‘Wie bent u?’ Weer denk ik, moet hij dat eerst weten? ‘De vrouw des huizes’, antwoord ik. Maar meteen word ik opzij geduwd en gaat hij naar binnen. Ik achter hem aan, en toen die andere. In de keuken gekomen vraagt hij aan mijn man: ‘Wie bent u?’ ‘Te Rietstap’, is zijn antwoord. De keukendeur naar de gang gaat plotseling uit de klink. Meteen vraagt die grote man: ‘Wie gaat daarheen?’ Hij gaat direct kijken. Maar de deur was niet goed gesloten en ging door de tocht open. Dan vraagt hij ook aan onze evacués en zij geven hem uitleg. Ten slotte vraagt hij waar Ormel woont. 25


Nadat hij dat ook weet, beveelt hij dat Derk zich moet aankleden en dat ik zijn kleren moet ophalen. Het lijkt me alles even vreemd; Derk mee en waarvoor? Daar had ik al die tijd geen ogenblik aan gedacht. En ik kon het me niet indenken dat mijn lieve, zorgzame man zo bij me weg moest. Aan die grote man vraag ik: ‘Meneer, mag ik ook weten, waar mijn man heen gaat?’ ‘Naar Ommen.’1 En mijn vraag weer: ‘En mag ik ook weten waarvoor hij erheen moet?’ ‘Dat zult ge zelf wel weten.’ ‘Nee meneer, dat weet ik niet.’ ‘Nu, als hij niets heeft gedaan, dan komt hij vanavond wel weer.’ Dan twijfel ik er niet aan. ‘Ja, maar vanavond is het gauw donker, dus dat zal het wel niet meer worden.’ Gerrit begint steeds te huilen: ‘Mama, ze mogen papa niet meenemen’, aldoor vraagt hij dat. Vraag het maar aan die omes’, zeg ik tegen Gerrit, maar hij antwoordt: ‘Dat durf ik niet.’ ‘Ze doen je niets hoor.’ ‘Nee mama, dat durf ik niet, ze mogen papa niet meenemen.’ Dat lieve kindje dat zijn papa niet kan missen, maar papa gaat wel mee. M’n innig geliefde, nog kan ik het haast niet geloven, ook niet als hij mij een kus ten afscheid geeft. Daar meende die grote man dat we ons gingen aanstellen. Z’n laatste woorden waren tegen mij: ‘Pietie, de Heere is bij jou hier even goed als ginds bij mij.’ Hij kust Gerrit en Aly en dan gaat hij heen, zonder weer om te kijken. Zoals hij daar tussen hen in loopt, voel ik mijn liefde naar jou uitgaan. Maar nog dacht ik: hij is er zo weer. Dan gaan ze naar onze buren en na een tijd komen ze daar met Gerrit [Ormel] het huis uitzetten. Ook die nog. Zaterdag 13 januari Ze komen bijna om dezelfde tijd weer aan, juist als [zus] Liny hier is. Zij ziet ze en zegt: ‘Daar zijn ze weer en [mijn man] Gerrit is erbij.’ Even springt de vreugde in mij op: o, dan Derk misschien ook wel weer. De auto gaat hier voor het huis staan, maar er zit geen Derk in. Even later zien we een stuk of vier, vijf mannen naar achteren gaan met schoppen. Ze gaan in een aardappelkuil graven. Even later komen ze terug. Gerrit heeft een zak op z’n schouders. Na nog een poosje daar in 1

In Ommen bevond zich kamp Erika, dat in deze periode fungeerde als strafkamp voor gearresteerde zwarthandelaren, onderduikers en verzetsmensen.

26


huis gezeten te hebben komen ze hierheen. Gerrit gaat in de auto en twee mannen komen hier binnen. Ze vragen mij ’t een en ’t ander. ‘Mevrouw, u kunt de kop van uw man redden, als ge zegt waar de wapens2 zijn.’ ‘Meneer,’ zeg ik, ‘ik hoor veel van mijn man en als ik z’n kop zou kunnen redden, zou ik alles vertellen als ik wat wist. Maar hij heeft ze niet.’ Alsof mijn liefste zich daarmee zou bemoeien. Ze gaan achter in het kippenhok geloof ik, of op de stal, want als ik er even later kom, om de poesjes wat aardappelen te brengen, staan ze daar. Dan zegt hij dat ik morgen – zondag – maar moet komen. Dan kan ik uit de mond van mijn man horen dat hij alles gezegd heeft. Wát hij dan gezegd heeft, zegt hij niet en wat hij bedoelt weet ik ook niet, maar ik zei: ‘Dat is goed meneer.’ Ik was het toch al van plan. ‘Nee,’ zegt hij toen weer, ‘morgen maar niet, maar de andere zondag.’ Dan gaan ze weer weg. De nachten vind ik zo lang duren. Ik kan niet slapen, ’t is zo onwennig. [Evacué] Annie [Lispet] ligt naast mij. De hele dag mis ik mijn lieve jongen in alle dingen. Hij droeg me op handen en nu hij weg is voel je het zoveel te meer. O, m’n jongen, m’n innig geliefde. En wat doen ze nu met je? Jullie zijn zo willoos aan hen overgelaten. En je bent hier op aarde toch m’n liefste bezit. Als ik dan naar onze kindertjes kijk; onze flinke boy en onze lieve meid, waar jij altijd zo dol mee bent en zij met jou. Telkens zegt Aly: ‘Papa, papa’, en dan kijkt ze naar de deur. Ook zij mist jou, jij die haar nooit weerstaan kunt. Dan denk ik weleens: wat toch een kostbaar geschenk. Twee heeft de Heere ons afgenomen en twee lievelingen heeft Hij ons nog willen laten. Dezelfde ochtend ben ik ook nog even naar juffrouw Van Delden3 geweest, om te vragen hoe laat wij daar [in Ommen] op bezoekuur moesten zijn. We moesten er precies om twaalf uur zijn. Zondag 14 januari Liny en ik gingen om tien uur op pad. Ze vertelden ons dat ze allemaal naar Almelo overgebracht waren, maar wij gingen toch maar naar Broer Jan te Rietstap had de afgelopen nacht met hulp van andere Trouw-medewerkers de opgeslagen wapens samen met het archief van de verzetskrant weggehaald. 3 De vader van juffrouw Van Delden, schoolmeester in Bergentheim, zat ook gevangen in kamp Erika. 2

27


Ommen. Want ze hadden toch tegen Liny gezegd dat ze altijd bij haar man mocht komen? Anders zou hij toch wel gezegd hebben dat ze naar Almelo moest komen? Maar we lieten de boodschap achter dat we, als het nodig was, ook nog naar Almelo gingen en dat we ’s nachts dan niet thuis zouden komen. De weg was zo smerig en glad; vaak ’t rad [wiel] vol sneeuw en ijs. Maar wij erheen, over de spoorwegovergang naar ’t eerste wachthuisje. Daar werden we doorgestuurd naar de poort. We dachten dat we er waren, maar wat een eind was dat! En daar was de weg zo slecht met sneeuw en ijs: toen we bij de poort kwamen was m’n voorband door al die scherpe punten ijs op twee plaatsen kapotgegaan. De wind [lucht] bleef er nog wel in. Bij de poort lieten ze ons maar wachten. Anders begon het om half­ een, maar nu was het al over enen. Toen kwam de man eraan die ook beide keren bij ons thuis was geweest. Onder de bedrijven door hadden we al nu en dan een man aangeklampt, om te weten te komen of ze er nu nog zaten of niet. ‘Drie’, zeiden ze, maar ze wisten niet wie. Uiteindelijk wisten we zoveel dat hoogstwaarschijnlijk Ormel en Te Rietstap en nog iemand er zaten. De anderen waren weggebracht. Toen die man uit het kamp er was, ging hij in zo’n in de poort ingebouwd hokje staan. Een voor een gingen we ervoorlangs om onze namen op te geven voor een eventueel bezoekuurtje. Liny voor mij aan, daar twijfelden we niet aan, maar nee, ’t werd haar niet toegestaan. ‘Oh,’ zegt ze, ‘en u heeft het beloofd.’ Hij trok zich er niets van aan. ‘De volgende zondag,’ zegt hij, ‘wie volgt?’ Mij werd het natuurlijk ook niet toegestaan. We bleven maar staan kijken hoe of wat er nu gebeurde. Hij jaagde alles aan de andere kant van de weg. Toen begon hij de namen weer af te lezen en die moesten achter hem gaan staan. Tegen iedereen had hij nog wat in te brengen. Sommigen die hij al had opgeschreven, stuurde hij weer terug met zoiets als: ‘Wat heeft hij gedaan? O, weet je het niet, dan ook geen bezoek’, en ze konden weer terug stappen. Eindelijk had hij het dan zover dat de jongens in ’t kamp opgebeld konden worden. De telefoon zat ook in dat hokje. En dan kwamen ze bij je om je te spreken, een poosje maar. Metéén komen er vliegtuigen aan ronken. Ze vliegen op Ommen af en gaan daar aan ’t schieten en bommen gooien. Boven ons draaiden ze weer en dan ging het er weer op af. Toen opzij van ons en daarna 28


op de spoorlijn aan de andere kant van het kamp. Wij lagen languit in de sneeuw om maar iets dekking te zoeken voor de scherven of het schieten en toen kregen wij onze beurt. We lagen gewoon in het open veld en het golfde aanhoudend over ons heen. ’t Was of de kogels om je oren suisden, je kroop in de kraag van je mantel om dat gierende en fluitende geluid iets te dempen. ’t Was alsof het een hele tijd duurde en plotseling zag ik dat het kamp gebombardeerd werd. De scherven en ’t stof vlogen boven alles uit en nog duurde het maar voort. Ik dacht ieder ogenblik: nu is het misschien met je gedaan. En toen het kamp beschoten werd: wie liggen er misschien onder? Toen het even afgelopen was, gingen we allen naar de poort, waar maar gebeld werd vanuit het kamp. Even tevoren was er al zo’n geschreeuw gekomen vanuit het kamp, maar we werden niets wijzer.4 Misschien dat we om zes uur wat meer konden horen. Het bezoekuur ging over en we maakten allen zo gauw mogelijk dat we weg kwamen onder de bomen. We zijn via de grote weg van Den Ham naar Ommen gegaan en besloten daar te overnachten. Mogelijk dat we iets te weten mochten komen. We zaten wel wat over onze kinderen in, want die waren ’s morgens al zo bang dat ze ons ook zouden houden, die lieve stakkers. Maar gelukkig is het heel goed gegaan met hen. Om zes uur was er nog niets bekend en ’s morgens hoorden we ook niets. Toen we vanuit Ommen reden zagen we de grote ravages, de spoorlijn met op enkele plaatsen diepe trechters erin, de overgang die wij de vorige dag waren overgegaan, vlak bij ’t kamp, was ook totaal één groot gat, verderop zagen we niets meer. Maandag 15 januari Later hoorden we dat Derk en Gerrit samen in de bunker5 zaten. Ik kan me er gewoon geen voorstelling van maken: onze twee innig geliefden daar opgesloten in een bunker. En toch was het geen verrassing meer, dat lag me al steeds bij. De eerste drie nachten heb ik niet geslapen,

4 Bij deze geallieerde aanval op kamp Erika vielen drie doden en 29 gewonden. 5 De bunker was een onderaards cellencomplex dat deels onder water stond. Te Rietstap liep hier ernstige bevriezing van zijn voeten en difterie op.

29


Uitgave WBOOKS, Zwolle info@wbooks.com www.wbooks.com i.s.m. Stichting IJsselacademie info@ijsselacademie.nl www.ijsselacademie.nl en Historisch Centrum Overijssel contacthco@historischcentrumoverijssel.nl www.historischcentrumoverijssel.nl Tekst Pietertje te Rietstap Redactie Ewout van der Horst Kay-Leigh de Weerdt

Illustraties Collectie familie Te Rietstap Nationaal Onderduikmuseum Aalten (p.126) Vormgeving Richard Bos

©2020 WBOOKS/Stichting IJsselacademie & Historisch Centrum Overijssel / Erven Pietertje te Rietstap (origineel dagboek) Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd de rechten met betrekking tot de illustraties volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteurs­recht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © c/o Pictoright Amsterdam 2020. ISBN 978 94 625 8387 0 NUR 689, 402



je lag er nog helemaal gaaf onder. En toen heb ik het uitgeroepen, was ik nu ook maar weg. Al onze liefde als man en vrouw is met jou in het graf gegaan. ‘Vader!’, heb ik uitgeschreeuwd, ‘ik kan hem niet missen, ik kan hem toch niet missen, moest dat nu zo gaan?’ Hartverscheurend beschrijft Pietertje te Rietstap in 1945 in haar dagboek de arrestatie, gevangenschap en executie van haar man Derk. De boerderij van het jonge stel aan de grens bij Hardenberg heeft zich tijdens de oorlog ontwikkeld tot uitvalsbasis van de lokale Trouw-verzetsgroep. Zelfs landelijke kopstukken van de illegale krant vinden hier onderdak. Vlak voor de bevrijding moet Derk te Rietstap hun verzetswerk met de dood bekopen. Na 75 jaar hebben Pietertjes kinderen haar hartenkreten vrijgegeven voor publicatie. De aantekeningen van de verzetsvrouw bieden een aangrijpende indruk van wat oorlog met mensen kan doen. Van pure wanhoop tot de rotsvaste overtuiging voor de goede zaak te vechten, Pietertjes dagboek is een relaas over verdriet en volharding. Het weerspiegelt het onvoorstelbare leed dat de Tweede Wereldoorlog achterliet. Historici Ewout van der Horst en Kay-Leigh de Weerdt hebben Pietertjes verhaal voorzien van context, duiding en moderne spellingswijze. De rauwe emoties van de oorlogsweduwe komen zo nog directer binnen.

Dat jullie weten wat oorlog is

Bij het massagraf ben ik haast inéén gezegen. O Derk, je nog even te zien,

Dat jullie weten wat oorlog is Het dagboek van verzetsweduwe Pietertje te Rietstap


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.