Misdaad en straf inleiding

Page 1

VAN MISDAAD EN STRAF Paul Nieuwbeerta, Paul Brood & Martin Berendse overNederlandersdeschreef

HOOFDSTUKINLEIDING

1 MISDADEN WORDEN IN EIGEN KRING BESTRAFT (TOT 1570) 16

1 De oudste cold cases. Veenlijken 21

2 Gruwelijke straffen bij de Germanen. Criminaliteit als familiezaak 23

3 De wetten van de Barbaren. Fries recht en de Franken 24

4 Proeven en godsoordelen. Omgekeerde bewijslast 27

5 Strafrecht op het platteland. Eigenrichting en hofrechtspraak 28

6 Overheid als passieve rechter. Het accusatoire proces 31

7 Van daad naar schuld. Overheid wordt aanklager 32

8 De kerk als rechter. Geestelijke rechtspraak 34

9 Eigen baas binnen de stadsmuren. Praktisch strafrecht 37

HOOFDSTUK 2 STRAFRECHT WORDT OVERHEIDSTAAK (1570 – 1795) 38

10 Liever ‘olde vrijheden’ dan wetboeken. Politici, juristen en het strafrecht 43

11 Professionele en amateur boevenvangers. Schouten, rakkers en schutters 44

12 Duimschroeven, tangen en toortsen. Recht van de pijnbank 47

13 Zoveel misdadigers, zoveel rechters. Mijne heeren vanden gerechte 48

14 Strafrecht als amusement. Schand- en lijfstraffen 50

15 Galgenvelden als horrortheaters. Strafverzwaring van de doodstraf 55

16 Dokter en beul. De scherprechter, ‘meester van den scherpe swaerde’ 57

17 Tucht- en dolhuizen. De eerste gevangenissen 58 Tot afschrik van alle andere honden. Dieren voor de rechter 61 Hoe kom je van je politieke tegenstanders af? Hoogverraad 63 Omgang met de duivel. Heksenprocessen 64 Misdadige vrouwen. Overlevingsstrategie van alleenstaande vrouwen 67 Zedenmeesters in de pruikentijd. Sodomieprocessen 69 Landlopers, bedelaars en ‘heidens’. Gespuis op het platteland 71 Asiel in de vrijsteden en vrije heerlijkheden. Een binnenlandse vlucht naar het buitenland 73

HOOFDSTUK 3 AFSCHEID VAN EEN BARBAARS VERLEDEN (1795 – 1850) 74

25 Weg met de pijnbank en het galgenveld. Galgenvelden opgeruimd, tortuur afgeschaft 79 Overtredingen, wanbedrijven en misdaden. De Franse strafwet 81 Ons recht op Franse leest geschoeid. Strafrecht op z’n Frans 83 Dienaar van de koning of van het recht? Het Openbaar Ministerie 85

29 De valbijl van de guillotine. Onthoofding door een machine 86 Plattelandspolitie. Koninklijke Marechaussee 88 Armoede en criminaliteit als migratiegrond. Strafkoloniën 91 Zedelijke Verbetering der Gevangenen. Jeugd- en vrouwentuchthuizen 93

4 INHOUD
18
19
20
21
22
23
24
26
27
28
30
31
32

HOOFDSTUK 4 HUMANER STRAFRECHT (1850 – 1940) 94

33 Eenzame opsluiting. Het cellulaire stelsel 98 Bromsnor en andere veldwachters. De gemeentewet en het rijkspolitiebesluit van 1851 100

35 Opsporing verzocht. Het Bertillonagesysteem 103 ‘Tegen geeseling en brandijzers’. Weg met de schand- en lijfstraffen 105 Afschaffing van de doodstraf. Levenslange gevangenisstraf 107 Mensenhandel onder de noemer slavernij. 1863-1873 109

39 Zijn ‘criminelen’ een apart soort mensen? De Hollandse Lombroso 111

40 Eindelijk een nieuw Wetboek van Strafrecht. Koepelgevangenissen 112 ‘Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm het wil’. Stakingsrecht voor ambtenaren 115 Bestraffen en heropvoeden. Jeugdstrafrecht 117 Van liefdadigheid naar toezicht. De veranderende rol van reclassering 119 Nederland al lang een narcostaat. Winstgevende opium 121 Ter beschikking van de regering. Psychopatenwet 123

HOOFDSTUK 5 MODERNE CRIMINALITEIT (1940 – NU) 124

46 Voor de Duitse rechter. Landesgericht en Obergericht 129

47 Afrekenen met de oorlog. Bijzondere rechtspleging 131 Beschaafder dan gedacht. Moord en doodslag 132

49 Pieter Baan en de Utrechtse school. Naoorlogse criminologie 135 Bajes, hotel of inrichting? De moderne gevangenis 136 Vrijheidsstrijder of terrorist? Naoorlogs terrorisme 138

52 Van preuts tot bijna alles mag. Zedenwetgeving 141 Alternatieve straffen. Taakstraffen en HALT 143 Nederland gedoogland. Harddrugs en softdrugs 144 Zelf beslissen over leven en dood. Abortus en euthanasie gedoogd 147 Briefgeheim en cybercrime. Opkomst van computer- en internetcriminaliteit 149 57 Terug naar de Germanen. Meer aandacht voor slachtoffers 151 58 In het hele land één oom agent (m/v). Naar een regionale en nationale politie 153 59 Einde aan klassenjustitie en vriendjespolitiek? Witteboordencriminaliteit aangepakt 155 60 Beeld en werkelijkheid. Een beschaafd land, met georganiseerde misdaad 156

MISDAAD EN STRAF IN CIJFERS EN TRENDS 158

De eerste statistische onderzoeken naar criminaliteit 158 Langetermijntrends in moord en doodslag, 1350 – nu 161 Ontwikkelingen in het aantal gedetineerden, 1837 – nu 163 Trends in moord en doodslag, 1911 – nu 165 Trends in naoorlogse criminaliteit, 1950 – nu 167

Verder lezen 168

Verder kijken 172

Verder zoeken 174

Verantwoording van illustraties 175

5INHOUD
34
36
37
38
41
42
43
44
45
48
50
51
53
54
55
56

Germaniae Inferioris Descriptio, kaart van Neder-Germanië, 1592, van Christian sGroten (1525-1603), één van de eerste cartografen die de Nederlanden gedetailleerd in beeld brachten. We zien de oude namen van de gewesten, zoals Hollandia, Flandria, Brabantia, Geldria, Transisalana (Overijssel) en zo verder. Als we sGroten mogen geloven, stellen de steden in het noorden nog maar weinig voor in vergelijking met mach tige handelscentra als Gendt, Brüghe en Antwerpen.

DeInleiding

Historische Atlas van Misdaad en Straf heeft, anders dan de meeste historische atlassen, geen historisch-geografische, maar een sociaalhistorische invalshoek. Met andere woorden: dit boek gaat niet over het land, maar over de mensen die er wonen. Geen atlas over Nederland, maar over Nederlanders. In deze atlas behandelen we de geschiedenis van misdaad en straf in Nederland. De centrale vraag is: hoe zijn we als Nederlanders in de afgelopen eeuwen omgegaan met landgenoten die over de schreef gingen? We vertellen het verhaal van de lange weg die we in de Lage Landen bij de zee hebben afgelegd om het samen een beetje leefbaar en beschaafd te houden. Een lange weg inderdaad, want we komen van ver. Voordat we nader ingaan op die lange weg, brengen we eerst de belangrijkste inzichten op het gebied van criminaliteit in kaart. We doen dat aan de hand van de vier hoofdvragen van de historische criminologie.

VIER HOOFDVRAGEN

Wat is misdaad?

De eerste vraag die elke criminoloog zich moet stellen is: wat wordt als misdaad gezien en hoe verandert dat na verloop van tijd? Op het eerste gezicht zou je zeggen dat het nogal logisch is wat misdaad is, maar op het tweede gezicht is dat toch echt niet zo. Neem nu ‘het houden van slaven’, ‘verkrachting binnen het huwelijk’ of ‘het gebruik van harddrugs’. We zijn pas redelijk recent tot het inzicht gekomen dat dat crimineel gedrag is. Of nog preciezer: dat we dat crimineel gedrag vinden Daarmee is dat gedrag gecriminaliseerd. Een omgekeerde beweging kan ook. Denk bijvoorbeeld aan homoseksu aliteit (sodomie), overspel, prostitutie of het verkopen van voorbehoedsmiddelen. Die gedragingen zijn juist gedecriminaliseerd. Ze waren lange tijd strafbaar, maar zijn dat tegenwoordig niet meer. In dit boek besteden we uitgebreid aandacht aan dat criminaliseren en decri minaliseren. Zo laten we zien dat ‘de schreef’ lang niet altijd op dezelfde plaats lag en dat je er in de ene eeuw een stuk sneller overheen kon gaan dan in de andere.

Wat als misdaad gezien wordt, verandert dus met de tijd. Om dat wat beter te kunnen analyseren maakt de weten schap een onderscheid tussen ‘vanzelfsprekend slecht gedrag’ en ‘verboden gedrag’. Daar zijn zelfs mooie Latijnse aanduidingen voor: mala in se (slecht gedrag) en mala prohibita (verboden gedrag). Het zal geen verbazing wekken dat we het wereldwijd en in de loop der eeuwen veel vaker eens zijn over ècht slecht gedrag (bijvoorbeeld moord, doodslag en diefstal). Die gedragingen zijn altijd en overal wel als misdaad gezien. Het zijn ook de gedra gingen die vaak zijn opgenomen in universele wetten, bijvoorbeeld nationale grondwetten of de Verklaring van de Rechten van de Mens.

Maar bij ‘verboden gedrag’ – waar nog steeds het motto ’s lands wijs, ’s lands eer geldt – zijn veel meer veran deringen door de tijd te zien. We komen vooral hier processen van criminalisering en decriminalisering tegen. Burgers en overheden zijn er in verschillende landen en tijdsperioden nogal druk mee om de regels aan te passen aan de opvattingen die we hebben over de in sociaal opzicht (on)gewenste omgang met elkaar. Eigenlijk is de opvatting over misdaad voortdurend in

Inbeweging.dehistorische

criminologie wordt daarom een ruime definitie voor ‘misdaad’ gekozen. Misdaad wordt gezien als ‘menselijk gedrag waarbij personen (of dieren of het milieu) worden uitgebuit of schade wordt toegebracht, dat sociale regels schendt en waarvan op enig moment in rechtsnormen (door de overheid vastgestelde regels/ wetten) is aangegeven dat het niet mag, en waarvan de overheid de wetten op enig moment handhaaft’. Een hele mond vol, maar alle elementen van misdaad en straf zitten er wel in en de definitie laat ruimte voor de historische dynamiek.

Het is best ingewikkeld om precies de vinger te leggen op die historische dynamiek en de steeds veranderende opvattingen over criminaliteit. Tegenwoordig kunnen we veranderingen in de ideeën daarover aflezen aan de aanpassingen van de regels in de wet. Maar vroe ger bestonden dat soort wetboeken helemaal niet! De strafwetgeving zoals we die nu kennen is eigenlijk een laat achttiende-eeuwse uitvinding, met wortels in de zestiende en zeventiende eeuw. Voor de eeuwen die daaraan vooraf gingen, is criminologisch onderzoek dan ook bijna een vorm van archeologie.

7INLEIDING

Hoeveel en wat voor misdaad is er? Een tweede centrale vraag in de historische criminolo gie is: hoeveel en wat voor misdaad is er en hoe veran dert dat na verloop van tijd? Ook op die vraag gaan we uitgebreid in. Niet alleen wat we als criminaliteit zien, maar ook de aard en de omvang van de criminaliteit veranderen na verloop van tijd. Zo zien we op de lange termijn de criminaliteit – en zeker de geweldscrimi naliteit – dalen. De kans dat je slachtoffer van moord of doodslag wordt, is tegenwoordig bijvoorbeeld vijftig maal zo klein als in de middeleeuwen. Op de wat kortere termijn kunnen we tijdelijke schommelingen zien: in de tweede helft van de twintigste eeuw is de criminaliteit bijvoorbeeld fors gestegen, maar inmiddels is het niveau weer terug op dat van omstreeks 1970. Deze lange en korte termijn trends komen uitgebreid aan de orde.

Daarnaast bespreken we ook de vele historische veranderingen in de aard van criminaliteit. Zo speel den in de zestiende en zeventiende eeuw vrouwen in Nederland een veel grotere rol in de misdaad dan tegenwoordig. Verder hadden landlopers en bedelaars in die periode een groter aandeel in criminaliteit dan nu. Rondtrekkende benden bepaalden zelfs het crimi

De triomf van de dood, door Pieter Brueghel de Oude (1525/30-1569), circa 1562. Het schilderij stelt een panorama voor waarop een leger van geraamtes door een verwoest landschap trekt. Dit staat voor het einde van de wereld, de Dag des Oordeels is aan gebroken. Op het schilderij zijn menselijke verschrikkingen afgebeeld, zoals moordlust, demonen en angst, maar het toont ook de sociale standen, van boer tot edelman, ko ning en kardinaal, die allemaal hun dood tegemoet gaan, en aspecten van het dagelijkse leven in de zestiende eeuw.

naliteitsbeeld. Je zou kunnen zeggen dat elke periode zijn eigen specifieke vormen van criminaliteit kent. Dat heeft onder andere te maken met de technologische ontwikkelingen. Zo is computer- en internetcriminali teit uiteraard pas een heel recent fenomeen, dat allerlei interessante nieuwe vraagstukken met zich meebrengt.

Waar komt criminaliteit vandaan? Wetenschappers houden zich al een behoorlijke tijd bezig met de derde sleutelvraag van de historische cri minologie: waarom plegen mensen crimineel gedrag?

Het is de centrale vraag voor de verklarende crimino logie, ook wel de ‘etiologie’ genoemd. In de afgelopen eeuwen zijn de ideeën van wetenschappers hierover steeds meer ontwikkeld, maar ook diverser geworden. Waar we in vroeger tijden simpelweg dachten dat God

8 INLEIDING

Tekening uit het boek Laijen Spiegel, in 1509 gepubliceerd door Ulrich Tengler. Te zien zijn de vele wijzen waarop misda digers terechtgesteld kunnen worden.

bepaalde of en hoe mensen zich misdroegen, komen er in de achttiende eeuw verlichte ideeën over criminali teit. Deze rationele ideeën gaan ervan uit dat mensen een vrije wil hebben en er dus voor kunnen kiezen om zich al dan niet crimineel te gedragen.

Vanaf het midden van de negentiende eeuw worden er vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines theorieën ter verklaring van (bepaalde vormen van) criminaliteit opgesteld. Zo beweerden biologisch-an tropologen dat criminelen een andere soort mens zijn. Ze zouden een stap in de evolutie hebben gemist. Niet lang daarna benadrukten sociologen dat criminaliteit juist vooral voortkomt uit de sociale omstandigheden van mensen en uit onderlinge sociale beïnvloeding.

Na de Tweede Wereldoorlog zijn de ideeën van weten schappers over de oorzaken van criminaliteit nog di

verser geworden. Niet alleen vanuit de sociologie, maar ook vanuit de moderne psychiatrie en andere sociale wetenschappen zijn nieuwe inzichten ontwikkeld om criminaliteit te verklaren. En juist die inzichten hebben grote invloed op de manier waarop we in de samenle ving reageren op criminaliteit.

Hoe wordt criminaliteit bestraft? Daarmee komen we als vanzelf bij de vierde en laatste kernvraag van de historische criminologie: hoe wordt criminaliteit door de jaren heen bestraft? En ook hier moeten we vaststellen dat het beantwoorden van die vraag niet zo eenvoudig is. Tegenwoordig kunnen we in ons Wetboek van Strafrecht nalezen hoeveel straf er door een rechter maximaal kan worden opgelegd, terwijl een historische studie van wetboeken van de recente eeuwen ons laat zien hoe die straffen steeds veranderden. Maar ook hier geldt: voor historisch onderzoek is zo’n strikt juridische ‘wettelijke’ definitie van het begrip straf onbruikbaar. De overheid krijgt namelijk pas vanaf de zestiende eeuw een rol bij reac ties op criminaliteit. Daarvoor werd onrecht in eigen kring bestraft. Straffen waren individuele reacties van slachtoffers of hun families. Wie geslagen werd, wilde het liefste terugslaan. Wie een geliefde verloor door moord of doodslag, wilde zich wreken. Deze menselijke reacties om wraak te nemen en te zorgen voor vergel ding, zijn zo oud als de mensheid zelf – en kenden in de vroege tijd vaak nauwelijks grenzen.

Maar een geordende samenleving stelt regels om private straffen niet in oorlog te laten uitmonden. Een belangrijke stap daartoe wordt in Nederland gezet tijdens de periode van de Republiek der Verenigde Nederlanden. Vanaf het einde van de zestiende eeuw krijgt de overheid een steeds grotere rol bij crimi naliteitsbestrijding. De straffen bleven echter zeer gruwelijk en werden vaak publiekelijk en op barbaarse wijze uitgevoerd. Voor misdadigers bestond een enorm arsenaal aan schand-, lijf- en doodstraffen. En of dat nog niet genoeg was werden lijken van veroordeelden als straf op galgenvelden tentoon gesteld. Zo waren misdaad en straf veel meer dan nu een onderdeel van het gewone dagelijkse leven.

Het is nog maar ruim tweehonderd jaar geleden dat deze gruwelijke straffen in Nederland zijn afgeschaft. Dat kwam vooral door het Bataafs-revolutionaire en later Franse bewind dat in hoog tempo de ideeën van de Verlichting en de Franse revolutie in ons land importeerde. Zo kregen we een veel rationeler en ook wel geciviliseerder strafrecht, waarin de schand- en lijfstraffen werden verdrongen door de gevangenis straf. Die ontwikkeling heeft zich in de twintigste eeuw doorgezet met de introductie van strafrechtelijke maatregelen, zoals de TBS-maatregel en de invoering van taakstraffen.

9INLEIDING

Zoals gezegd komen we op het gebied van de omgang met misdaad en straf van ver. We onderscheiden vijf tijdvakken die we beschrijven in vijf hoofdstukken:

Tijdvak 1: Doe het zelf strafrecht (tot 1570)

De eerste aanwijzingen die we hebben over criminali teit en strafprocessen in de delta, laten zien dat het er vroeger hard aan toeging. Zo schrikken we er in onze ‘Germaanse periode’ niet voor terug om (vermeende) misdadigers te verdrinken in het veenmoeras. Mocht een aangeklaagde wetsovertreder er niet in slagen om over gloeiende ploegscharen te lopen, een voorwerp uit het kokende water te halen of een duel te winnen, ziet men daarmee het schuldbewijs geleverd. De Romeinen – en later de Franken – brengen wat ordening en structuur in het strafproces aan, maar veel schieten we er niet mee op. Het blijft nog zo’n duizend jaar vooral een zaak van de families en de dorpsgemeenschappen om de ‘vrede’ onderling te bewaren. Daar komt pas in de latere middeleeuwen verandering in als de lands heren, maar ook de kerk, zich er wat actiever mee gaan bemoeien. Er is dan nog steeds weinig zachtzinnigheid te ontdekken in de strafrechtspleging. En die kerkelijke bemoeienis met het dagelijkse leven maakt het er voor

VIJFINLEIDINGTIJDVAKKEN

de burgers zeker niet prettiger en overzichtelijker op. Naast land- en stadsrecht komt het kerkelijk recht er nog bij: een soort laatmiddeleeuwse sharia. Dat leidt bijvoorbeeld tot de vervolging van ketters, waardoor menig landgenoot het leven laat op de brandstapel. Juist die strenge vervolging heeft bijgedragen aan een klimaat dat de inwoners van de Nederlanden er toe brengt om in opstand te komen tegen hun landsheer Filips II, die tevens koning van Spanje was. Het begin van die opstand markeert het einde van de ‘eerste pe riode’ die we in deze atlas onderscheiden. Die periode van het doe het zelf-strafrecht, waarbij de misdaad in eigen kring wordt bestraft en de overheid (voor zover daar toen al sprake van was) een kleine rol speelt.

Tijdvak 2: De harde republiek (1570-1795) Het tweede hoofdstuk wijden we aan de eerste echte Nederlandse staat: de republiek van regenten en stadhouders. Wie had gedacht dat in die vrijgevochten republiek, waar de stedelijke burgerij het grotendeels voor het zeggen heeft, een mild en humaan strafrecht ontstaat, komt bedrogen uit. De Nederlanders erken nen weliswaar geen paus, keizer of koning boven zich, maar orde en netheid moeten er zijn en als dat niet goedschiks gaat, dan maar kwaadschiks. Er wordt gepijnigd, verminkt, geradbraakt en gebrandmerkt

Ducatus Geldria Tetrachia Arnhemiensis Sive Velavia, Kwartier van Arnhem of Veluwe in het Hertogdom Gelre, uit de ProvintienVereenigdeAtlas,GeographischeNieuweenHistorischevandeZevenNederlandsche (1740) van Hendrik de Leth. Het kaartje geeft een aardige indruk van de gerechtelijke indeling van het gebied. De steden Arnhem, Elburg, Harderwijk, Hattem en Wageningen waren stadsvrij heden met eigen rechtspraak. Daarnaast zien we vele scholtampten, enkele richter ampten, de lage of dagelijkse heerlijkheden Hoevelaken en Scherpenzeel (met bescheiden bevoegdheden) en de hoge heerlijkheden Doorwerth en Rozendaal (met bijna volledige eigen rechtspraak).

10

Nieuwe kaart van het Departement v.d. Delf, verdeeld in VII ringen, 1799, uitgege ven door D. du Mortier en Zoon. Met de komst van het Bataafs-Franse bewind wordt de bestuurlijke indeling van de oude Republiek volledig overhoop gehaald. Nederland (de Bataafse Republiek) wordt ingedeeld in departementen. Het Departement van de Delf bestaat uit het Hollandse gebied tussen de Oude Rijn en de Maas en het zuidwes telijke deel van het voormalige gewest Utrecht. Delft is de hoofd stad. Alle departementen worden ingedeeld in zeven ringen van elk ongeveer 30.000 inwoners. Dit was zowel de bestuurlijke als ook de rechterlijke indeling.

dat het een lieve lust is en in veel steden is een bezoek aan het plaatselijke galgenveld een uitje voor het hele gezin. Met dat pijnigen kon toentertijd trouwens al worden begonnen, als het maar enigszins duidelijk werd dat de bekentenis van de vermeende misdadi ger wat langer op zich zou laten wachten. Er kon – in de meest letterlijke betekenis van het woord – nogal scherp worden verhoord.

Het is overigens wel bijzonder om te zien dat wat omstreeks 1570 op zichzelf genomen een grote verbe tering in de strafrechtspleging had kunnen opleveren, olie op het vuur van de Nederlandse opstand is. Als de hertog van Alva, namens koning Filips, probeert om voor alle Nederlanden een uniform straf(proces)recht (de Crimineele Ordonnantiën) in te voeren, klinkt een luid protest en voor de inkt van de ordonnantiën droog is, wordt een groot deel alweer buiten werking gesteld. Het gevolg is dat de bonte lappendeken van recht- en schepenbanken in de Nederlandse gewesten – een erfenis uit de middeleeuwen – in stand blijft en dat de vele steden en hoge heerlijkheden er hun eigen wetten op na kunnen houden.

De hoge heren in de nieuwe republiek mogen dan via hun schouten en baljuwen de rechtspraak naar zich toe hebben getrokken, toch blijft er in de strafrechtpleging nog genoeg te doen voor de doe-het-zelvende burgerij. Er is immers vrijwel geen politie of ander professioneel opsporingsapparaat, dus de burgers mogen zelf (al dan niet als lid van plaatselijke schutterij) vrijwel geheel

zelfstandig als politieagenten optreden. Die schutterij en zijn van grote betekenis. Het is daarom nauwelijks verbazingwekkend dat een groepsportret van juist dit soort betrokken burgers wereldwijd als het beroemdste Nederlandse schilderij aller tijden wordt beschouwd. De ‘Nachtwacht’ is niet alleen een bijzonder kunstwerk, maar ook een portret van het handhavingsbeleid in het zeventiende-eeuwse Nederland.

Tijdvak 3: Revolutionaire ideeën, een nieuwe overheid en een nieuwe koninkrijk (1795-1850)

Laten we er maar geen doekjes om winden: wij Nederlanders hebben de eerste stappen op weg naar humanisering van het strafrecht niet aan onszelf te danken. Pas nadat de patriotten, met steun van Franse legers, de macht in 1795 van de stadhouder en de oude regenten hebben overgenomen, wordt bijvoorbeeld afscheid genomen van de galgenvelden en de pijnban ken. Het derde hoofdstuk is gewijd aan die FransBataafse periode en aan het Verenigde Koninkrijk der Nederlanden dat het tussen 1815 en 1830 wist vol te houden. Het strafrechtstelsel waar we in Nederland tot de dag van vandaag mee te maken hebben, is tijdens de Franse overheersing in Nederland ingevoerd. Dat mo derne Franse strafrecht leidde niet alleen tot matiging van de verhoorpraktijken en de bestraffing, maar ook tot een nieuwe organisatie van de overheid. Iedereen vindt het nu volstrekt vanzelfsprekend dat rechters onafhankelijk zijn (nou ja, bijna iedereen dan….), maar die onafhankelijkheid is een importproduct. Dat heb ben we te danken aan de Franse denker Montesquieu

11INLEIDING

en de Frans-Bataafse wetten die op zijn ideeën over de scheiding der machten zijn gebaseerd. Net als deze zogenaamde trias politica zijn het Openbaar Ministerie en de Officier van Justitie, de politie en de guillotine Franse uitvindingen. Het verschil zit hem hierin dat we al meer dan twee eeuwen een Openbaar Ministerie hebben, dat we het politiestelsel al verschillende keren intensief hebben verbouwd en dat we van de guillotine al twee jaar na de introductie afscheid hebben geno men. Dit technische hulpmiddel om de doodstraf te voltrekken was aan ons Nederlanders niet besteed. Toch mogen we concluderen dat de Frans-Bataafse tijd ons land een behoorlijk nieuwe kijk op het functio neren van de overheidsorganisatie heeft opgeleverd en ons daarmee in technische zin heeft voorbereid op een wat beschaafdere en professionelere omgang met criminaliteit.

Tijdvak 4: Humaner strafrecht (1850-1940)

Het vierde hoofdstuk is gewijd aan de periode tussen 1850 (toen het Belgische-Nederlandse avontuur ten einde was gekomen en we dankzij Thorbecke een modern land probeerden te worden) en de inval van Duitsers in 1940. We noemen deze periode de eeuw van de ‘humanisering’ van het strafrecht.

In 1854 wordt er eindelijk een einde gemaakt aan de schand- en lijfstraffen in ons land, door intrekking van het vermaledijde Geselbesluit van 1813. Je zou het een definitief afscheid van de middeleeuwse praktijken kunnen noemen. Het is nauwelijks voor te stellen dat dat pas in 1854 was!

Een andere mijlpaal is het officiële besluit uit 1870 tot afschaffing van de doodstraf. In één klap bevinden we ons – internationaal gezien – in de voorhoede als het om humanisering van het strafrecht gaat. Merkwaardig genoeg leidt dit er ook toe dat we ons met betrekking tot ‘levenslange gevangenisstraf’ tegenwoordig in een eenzame achterhoede bevinden. We zijn zo ongeveer het enige Europese land waar je nog echt je hele leven lang in de gevangenis kunt zitten. Een regeling die sinds 1870 vrijwel niet is aangepast.

Het negentiende-eeuwse Nederland is natuurlijk nog nauwelijks te vergelijken met het dichtbevolkte land waarin we ons tegenwoordig bevinden en het grootste deel van de plaatselijke criminaliteit wordt dan afgehandeld door de lokale veldwachter. Het wat karikaturale Bromsnor/Flipsen/Zwart-beeld dat ons via de verhalen van Swiebertje, Dik Trom en de Kameleon is overgeleverd, mag dan een beetje dik aangezet zijn, het bevat een forse kern van waarheid. Er liepen in die tijd nogal wat potsierlijke koddenbeiers en knotsen zwaaiers rond op het platteland. Toch is het ook de eeuw van de industriële en van – laten we het zo maar noemen – de criminele revolutie. Er ontstaat in alle Europese landen ruimte voor een meer wetenschap pelijke benadering van misdaad en straf waarbij, om te beginnen, eens nuchter en zakelijk in kaart wordt gebracht hoe het er eigenlijk voor staat met de misdaad en de bestraffing daarvan. Er worden allerlei verbete ringen doorgevoerd, zoals nette gevangenissen met éénpersoonscellen in plaats van de vieze, ziekmakende slaap- en werkzalen van de ouderwetse tuchthuizen.

De populaire televisieserie Swiebertje uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw speelde zich geheel in de sfeer van een negentiende-eeuws platte landsdorp af. Op de foto zien we zwerver Swiebertje en juffrouw Saartje zich vermaken, de burgemees ter vertwijfeld toekijken en veldwachter Bromsnor van schrik salueren (zoals hij in de meeste afleveringen regelmatig doet).

12 INLEIDING

De wetenschap en politiek deden er vervolgens nog decennia over om er achter te komen dat die eenzame opsluiting ook niet echt humaan was, maar we weten dat inzicht en vooruitgang nu eenmaal langs kronkelige paden voortschrijden.

Niet alleen bij de straftoepassing, maar ook bij de op sporing en zelfs bij het nadenken over preventie en het verklaren van crimineel gedrag, gaat de wetenschap een steeds grotere rol spelen. Zo maken we sinds 1905 in het strafrecht een onderscheid tussen kinderen, jongeren en volwassen, kennen we sinds 1910 een Reclasseringsregeling en sinds 1928 een regeling voor dwangverpleging (TBR en sinds 1988 TBS).

Tijdvak 5: Moderne criminaliteit (na 1940)

In het vijfde hoofdstuk laten we zien dat de criminali teit en de criminaliteitsbestrijding in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog er in allerlei opzichten enorm op vooruit zijn gegaan. Er vinden maatschappelijke hervormingen plaats, waardoor we in internationaal opzicht een soort flower power imago weten te verwer ven. Denk aan de afschaffing van het verbod op homo seksuele contacten (1971), het verbod op pornografie (1986), het bordeelverbod (2002) en het gedogen van softdrugs (vanaf 1976), abortus (1984) en euthanasie (1985). Voor zover wij kunnen nagaan, is er geen land ter wereld waar ‘gedogen’ een officieel instrument van de strafrechtpraktijk is. Nederland-gedoogland.

Vanuit lange termijnperspectief dalen de criminali teitscijfers sinds de Tweede Wereldoorlog meer en meer, waardoor we aanvankelijk in de naoorlogse pe riode ook een verdere humanisering van het strafrecht kunnen waarnemen. Een mooi voorbeeld daarvan is de invoering van de taakstraf in 1971.

Tussen 1975 en 2000 stijgen de criminaliteitscijfers weer. Onder invloed van de georganiseerde drugs handel professionaliseert de misdaad, terwijl ook met betrekking tot opsporing en vervolging een professi onaliteitsslag wordt gemaakt. Zelfs de berichtgeving over misdaad wordt steeds professioneler en zo maken we in het hele land kennis met geruchtmakende zaken als de ontvoering van Freddy Heineken en de moorden op bijvoorbeeld Gerrit Jan Heijn, Pim Fortuyn, Theo van Gogh en Marianne Vaatstra. Ze voeden ons beeld dat het met de criminaliteit in ons land van kwaad tot erger gaat, terwijl zeker sinds de laatste eeuwwisseling juist het omgekeerde het geval is. Dat verklaart misschien dat we, zelfs nu we de criminaliteit gestaag zien afne men, nog steeds vanuit samenleving en politiek een stevige roep om een harde aanpak en strengere straffen kunnen horen.

De meest recente ontwikkelingen hebben te maken met een verdere technologisering (cybercrime), technocratisering (witteboordencriminaliteit) en professionalisering van de georganiseerde misdaad.

Het lijkt wel of wij Nederlanders op dit gebied nog van de ene verbazing in de andere vallen.

CONCLUSIE

Samenvattend zijn er wat ons betreft vier conclusies te trekken over de manier waarop we in de loop der tijd zijn omgegaan met misdaad en straf:

Criminaliteit is een spiegel van de tijd Misdaad, de vervolging en de bestraffing daarvan zijn van alle tijden. Maar aan de manier waarop een land of een samenleving in een bepaalde periode omgaat met criminaliteit kun je heel goed zien met wat voor tijdvak je eigenlijk te maken hebt. Je zou het een spiegel van de tijd kunnen noemen. Waar we in de achttiende-eeuw se pruikentijd ineens serieus werk gaan maken van de vervolging van homoseksuelen, nemen we begin jaren zeventig van de vorige eeuw uiteindelijk afscheid van het verbod op homoseksualiteit. Waar in 1911 confessionele partijen met strengere zedenwetge ving de verkoop van voorbehoedsmiddelen en porno strafbaar stelden, werd dit in diezelfde jaren zeventig weer gedecriminaliseerd. Nog een mooi voorbeeld: het in 1903 plotseling ingestelde verbod op stakingen door spoorwegpersoneel en andere ambtenaren, als reactie op de dreigende socialistische revolutie, wordt nu gezien als schending van mensenrechten. Dit soort bewegingen leren ons niet alleen veel over de zeden en de (al dan niet dubbele) moraal in het betreffende tijdvak, maar vooral ook wie het in het land voor het zeggen heeft. De koopman houdt er nu eenmaal een andere moraal op na dan de dominee en die eeuwen lange tweestrijd tussen das Fressen en die Moral vinden we terug in de golfbewegingen rondom criminaliseren en decriminaliseren.

Hoe groter onze wereld, hoe grootschaliger de criminaliteit

Waar we eerst vooral in stam- en dorpsverband leefden, trokken we naar steden die net zozeer een broedplaats van cultuur en economie waren als van criminaliteit. Misdadigers en hun vervolgers werden stap voor stap professioneler en schaalden op. Eerst op stedelijk en vervolgens op gewestelijk niveau, totdat er zelfs nationale criminaliteit, wetten en rechterlijke instan ties kwamen. Met de groei van de grensoverschrij dende handel, de snelle vervoersmogelijkheden en de internationale verdragen kennen we tegenwoordig Europese regelgeving en zelfs officieel internationaal (wereldwijd) strafrecht. De grenzen zijn nog lang niet bereikt, want juist de technologische ontwikkelingen bieden allerlei nieuwe mogelijkheden voor crimineel gedrag, waar overheden maar met moeite grip op kunnen krijgen. Je kunt concluderen dat steeds als we grotere afstanden weten te overbruggen en nieuwe technieken ontwikkelen, de criminaliteit er gebruik van weet te maken. Dan moeten de wetshandhavers er weer achteraan om de gaten te dichten.

13INLEIDING

Nederland is een gewoon Europees land, maar met eigenaardigheden

Nederland was in de zeventiende en achttiende eeuw dan misschien een republiek te midden van vele abso lute monarchieën, ook wij hadden te maken met poli tieke processen, uitbuiting en slavernij in de overzeese koloniën en een strafrechtspleging met de harde hand. We zien in de twintigste en eenentwintigste eeuw iets vergelijkbaars: geen enkele internationale trend (of het nu terrorisme, drugs- of witteboordencriminaliteit is) gaat aan ons land voorbij en vanuit dat perspectief bezien zijn we een stuk ‘gewoner’ dan we soms zelf Eendenken.ander

misverstand over onszelf is dat we op het gebied van bestrijding en bestraffing van criminaliteit, in vergelijking met ander Europese landen, maar ‘sof ties’ zijn. Dat valt heel erg mee. Nederlandse rechters leggen behoorlijke straffen op en daarvan wordt, net als in andere landen, een groot deel ook daadwerkelijk Maar‘uitgezeten’.insommige opzichten zijn we wel ‘ongewoon’. Omdat de Nederlandse republiek in de zeventiende eeuw een open, snel verstedelijkende samenleving is, nemen vrouwen opvallend vaak deel aan het sociale leven, het economische èn het criminele bedrijf. Zo staan we, als het om criminaliteit onder vrouwen gaat, op eenzame hoogte in de historische statistiek van die periode. Een Nederlandse eigenaardigheid. Van geheel andere orde is natuurlijk ook de slavernij en koloniale wetgeving, die voor Nederlandse onderdanen overzee een wel heel afwijkend antwoord opleverde op de vraag wanneer zij nu wel of niet slachtoffer waren van men senhandel, vrijheidsberoving, dwangarbeid en diefstal.

Op het gebied van levenslange gevangenisstraf heeft Nederland zelfs de twijfelachtige eer Europees kam pioen te zijn. Mensenrechtenorganisaties spreken de Nederlandse overheid hierop aan, maar we voelen er voorlopig nog weinig voor om tot aanpassing van de regels en de aanpak te komen.

Een ander typisch Nederlands fenomeen is het moder ne ‘gedoogbeleid’ op het gebied van onder meer soft drugs. Het is natuurlijk onzin om te denken dat er in de ons omringende buitenlanden niet wordt gedoogd, maar er is maar één land ter wereld waar ‘gedogen’ officieel onderdeel is van de justitiële praktijk en ook nog eens van een eigen beleidskader wordt voorzien. Gedoogbeleid: Nederlandser kan je het niet krijgen…..

Op de lange termijn bekeken worden we steeds beschaafder

Hoe je het ook wendt of keert en welke doembeelden ons bij tijd en wijle worden voorgespiegeld, er is over de lange termijn ontwikkeling met betrekking tot misdaad en straf maar één harde conclusie te trekken: we staan er een stuk beter voor dan in het verleden.

Als je het vergelijkt met voorgaande eeuwen neemt de criminaliteit in relatieve aantallen – dus rekening houdend met de enorme bevolkingsgroei – steeds verder af. Zo blijkt uit recent onderzoek dat de kans om tegenwoordig vermoord te worden bijna vijftig maal zo klein als in de twaalfde eeuw en ruim twintig keer zo klein is als in de zestiende eeuw.

Daarnaast is er een lange termijn trend naar mildere en humanere straffen, een duidelijke ontwikkeling van ‘oog om oog, tand om tand’ in de middeleeuwen, via lijfstraffen en galgenvelden tijdens Republiek, naar een humaner strafbeleid gericht op resocialisatie. We worden dus steeds beschaafder. Dat beeld contrasteert behoorlijk met de vaak gehoorde roep om ‘keihard op te treden’ tegen de ‘steeds verder toenemende crimina liteit’. Hoe ‘keihard’ we moeten optreden is een kwestie van smaak en politieke opvatting, als maar duidelijk is dat dat ‘steeds verder toenemen’ feitelijk onjuist is.

De grote socioloog Norbert Elias heeft er op gewezen dat ons civiliseringsproces er in de afgelopen eeuwen voor heeft gezorgd dat we steeds afkeriger van geweld worden. Niet omdat we er ineens zoveel hoogstaande principes op na zijn gaan houden, maar omdat er in dichtbevolkte moderne samenlevingen nu eenmaal zoveel meer en complexere sociale en economische relaties ontstaan, dat al die persoonlijke vetes en lijf straffen dan een beetje onhandig zijn. Zelfbeheersing uit pragmatisme dus: zowel bij de potentieel vervolg den als bij de vervolgers. En het mooie is dat we er uiteindelijk in zijn gaan geloven en er mooie principes uit hebben gedestilleerd. Zo namen de kooplieden de dominees op sleeptouw.

Alles overziend is er voor Nederlanders die over de schreef (dreigen te) gaan weinig reden om terug te verlangen naar het verleden, want ze zouden een stuk hardhandiger aangepakt zijn dan wij tegenwoordig in ons land verantwoord achten. Tegelijkertijd ziet de wereld er voor de rest van de Nederlanders ook een stuk rooskleuriger uit dan vroeger, want de kans dat ze slachtoffer worden van een serieus misdrijf is veel kleiner dan in het verleden. We kunnen het verhaal van deze Historische Atlas van Misdaad en Straf dan ook kort en krachtig samenvatten: er gaan steeds minder Nederlanders over de schreef. We komen van ver, maar we gaan waarlijk vooruit!

14 INLEIDING
DE RECHTER tekening Jesse van Muylwijck
15INLEIDING
16 MISDADEN WORDEN IN EIGEN KRING BESTRAFT • TOT 1570 Misdaden worden in eigen kring bestraft (tot 1570) HOOFDSTUK 1

Belgium distributum in septemde cem Provincias, de Nederlanden verdeeld in zeventien provincies, 1702, uitgegeven door Gerardus en Leonardus Valck te Amsterdam. Bovenaan de kaart worden elf van de zeventien Nederlanden genoemd: Artesië, Vlaanderen, Henegouwen, Luxemburg, Gelderland, Brabant, Holland, Zeeland, Overijssel, Friesland en Groningen. Om tot zeventien te komen moeten we ook Namen, Zutphen (oorspronkelijk een aparte graafschap), Limburg, Utrecht, Mechelen en het markgraafschap Antwerpen meetellen. Merk op dat Drenthe niet in de lijst voorkomt. Dit ‘landschap’ werd niet als afzon derlijk gebied gezien en in die tijd meestal gerekend tot Overijssel.

Dit hoofdstuk gaat over een periode waarin Nederland nog helemaal niet bestaat. Er zijn hoogstens allerlei verschillende kleine Nederlanden, zoals is te zien op de kaart hiernaast. Over onze oudste geschiedenis hebben we geen schriftelijke bronnen. Die komen er pas met de Romeinen. Volgens de Romeinen zijn we Germanen. Ze noemen het gebied waar we leven Germania Inferior (Neder-Germanië). Vanaf de christelijke jaartelling maakt het zuidelijke gedeelte van wat nu Nederland is deel uit van het Romeinse rijk en het noordelijke gedeelte moet alle zeilen bijzetten om dat te voorkomen.

De Romeinse auteur Tacitus beschrijft in zijn boek Germania - De origine et situ Germanorum (Over de oorsprong en de geografie van de Ger manen), dat in 98 na Christus verscheen, welke stammen er woonden in het gebied ten noor den van de Rijn en welke zeden en gebruiken ze erop na hielden. In het gebied dat nu Neder land is wonen stammen met mooie namen: de Bataven in het rivierengebied, de Friezen langs de kust vanaf Vlaanderen tot ver in Duitsland, Tubanten (Twente), Chamaven (Achterhoek), Kaninefaten (Holland) en Marsaci (Zeeland), Toxandriërs (Brabant) en Tungri (Limburg).

Deze Germaanse stammen, aldus Tacitus, ken nen één of meer koningen zonder dat er sprake is van een sterk centraal bestuur. De stam is een eenheid in politieke en religieuze zin. Bij belangrijke rituele gebeurtenissen worden ook volksvergaderingen gehouden. Daar ontstaan de eerste regels rondom misdaad en straf. De kerngedachte is dat onrecht in eigen kring (in stam- of familieverband) wordt bestraft.

Aan dat straffen in eigen kring verandert vele eeuwen lang heel weinig. Niet als de Romeinen komen, niet als ze gaan en ook niet als vanaf de zevende eeuw een groot deel van West-Europa onder het gezag van Frankische koningen komt te staan. In die periode is de rechter, de lands heer of zijn plaatsvervanger, passief. Hij ziet er op toe dat het proces zich op de juiste wijze voltrekt, maar het is niet zijn taak de schuld vraag te beantwoorden. De actieve rol is voor de partijen die moeten bewijzen wie gelijk heeft: de klager probeert zijn aanklacht te bewijzen, de beklaagde wil zijn onschuld aantonen. Voor al in de dichtbij de natuur levende agrarische gemeenschappen heeft dit strafproces lange tijd goed gefunctioneerd. Bestraffing van een overtreding wordt vooral gezien als een per soonlijke aangelegenheid van de betrokkenen. Het geloof in de helpende hand ‘van boven’ kan daarbij dienen.

Het Frankische rijk raakt steeds verder versnip perd en zo ontstaan allerlei kleine en grote vor stendommen (gouwen, graafschappen, hertogen zelfs bisdommen). De ‘overheid’ is niet meer een abstracte keizer in een verre hoofdstad, maar komt dichterbij. In diezelfde tijd (vanaf de twaalfde eeuw) krijgt de toepassing van het recht een rationeler karakter. Langzaamaan wordt het oude Germaanse recht verdrongen. Procedures worden meer schriftelijk en niet langer mondeling gevoerd. Maar met name is van belang dat die dichterbij komende overheid een steeds grotere rol gaat spelen. Eerst als be middelaar of scheidsrechter, maar vanaf 1200 ook als aanklager. Een gevolg is dat het recht opgeschreven en verzameld wordt, gecodifi ceerd dus.

De rol van de eigen gemeenschap in de toe passing van het strafrecht neemt af. Maar toch blijft de bestraffing van een overtreding van rechtsregels vooral een lokale aangelegenheid en houdt men tijdens de gehele middeleeuwen vast aan eigenrichting. Kenmerkend is verder dat de straffen bruut en meedogenloos zijn. De galg, het zwaard en de brandstapel zijn populai re instrumenten voor de executie van straffen. Als in de vijftiende eeuw de rijkste en grootste Neder-Germaanse vorstendommen (waaronder Vlaanderen, Brabant, Holland, Henegouwen en Luxemburg) in handen komen van de hertogen van Bourgondië, worden de eerste stappen op weg naar een moderne staat gezet. Karel V (1500-1555), die Bourgondisch hertog, Duits keizer en Spaans koning tegelijk is, brengt in 1549 alle ‘zeventien’ Nederlanden voor het eerst samen in één bestuurlijk verband. Een eerste stap op weg naar ‘Nederland’.

17MISDADEN WORDEN IN EIGEN KRING BESTRAFT • TOT 1570
18 Tacitus, Romeins kroniekschrijver, de eerste die over het toenmalige ‘Nederland’ schreef. Karel de Grote (747/748-814), stichter van een groot Frankisch rijk, getekend door Hiëronymus Wierix, eind zestiende eeuwv 0 MISDADEN WORDEN IN EIGEN KRING BESTRAFT • TOT 1570
Hanzeverbond (vanaf 1356) brengt welvaart dankzij de Oostvaart Sint-Elisabethsvloed van 1421, geschilderd door de Meester van de Heilige ElisabethPanelen, circa 1490-1495 Desiderius Erasmus (1469?-1536), Nederlands filosoof, theoloog en humanist, getekend door Andries van Buysen, begin achttiende eeuw Keizer Karel V (1500-1558), eer ste Bourgondische vorst van alle Nederlanden, door Jan Cornelisz Vermeyen, circaWillem1530van Oranje (15331584), leider van de Opstand tegen koning Filips II 1570 19MISDADEN WORDEN IN EIGEN KRING BESTRAFT • TOT 1570

Kaart van de Nederlanden in de Romeinse tijd, getekend door Pieter van der Keere, zeventiende eeuw. In het gebied dat nu Nederland is wonen stammen met mooie namen: de Bataven in het rivierengebied, de Friezen langs de kust vanaf Vlaanderen tot ver in Duitsland, Tubanten (Twente), Chamaven (Achterhoek), Kaninefaten (Holland) en Marsaci (Zeeland), Toxandriërs (Brabant) en Tungri (Limburg).

20 MISDADEN WORDEN IN EIGEN KRING BESTRAFT • TOT 1570

VEENLIJKEN DE OUDSTE COLD CASES

In de negentiende en twintigste eeuw doen inwoners bij turfafgravingen in het Noorden van het huidige Nederland gruwelijke ontdek kingen: verschrompelde mensenkadavers. Wat is er gebeurd? Zijn er mensen verdwaald in het eindeloze veengebied en uiteindelijk in het moe ras verdronken? Of is er opzet in het spel? En wanneer is dit alles gebeurd?

De oudste aanwijzingen voor criminaliteit op het huidige grondgebied van Nederland vormen een aantal prehistorische veenlijken die in Friesland, Groningen en Drenthe zijn gevonden. Deze lijken stammen uit de Germaanse tijd. Sommigen van hen zijn duidelijk een niet-natuurlijk dood gestorven. Zeer waarschijnlijk zijn ze Opvermoord.zichishet

niet verassend dat ook in de prehistorie mensen zijn vermoord. Criminaliteit is van alle tijden. Ook Germanen zullen criminaliteit gepleegd hebben, gedrag vertoond hebben waarbij zij sociale regels schonden en anderen schade toebrachten. Maar we weten daar nauwelijks iets van, omdat de Germanen het schrift nog niet machtig waren. Er zijn echter wel archeologische aanwijzingen voor.

Uit heel Noord-Nederland zijn inmiddels ruim dertig van dergelijke veenlijken bekend, maar meer dan de helft is alleen maar ‘papieren veenlijk’. De vondst van zo’n lijk werd op papier vermeld, maar het lijk zelf is verdwenen. Zo is het verhaal dat het veenlijk dat in 1949 bij Midlaren was gevonden achterop de fiets naar Groningen werd vervoerd, maar daar nooit is Hetaangekomen.beroemdste

veenlijk dat wel bewaard is gebleven en waarbij aanwijzingen zijn dat ze slachtoffer is van geweldscriminaliteit, is het Meisje van Yde. Zij werd in 1897 in een veentje bij het Noord-Drentse plaatsje Yde aangetroffen. Haar bekendheid dankt zij aan de reconstructie van haar gezicht. Deze is in 1994 ge maakt aan de hand van een CT-scan van haar schedel.

Forensisch en archeologisch onderzoek laat zien dat ze ongeveer zestien jaar oud was, toen ze tussen 54 v. Chr en 128 n. Chr. een onnatuurlijke dood stierf. Ze was relatief klein van stuk, leed aan scoliose en de rechterhelft van haar hoofdhaar werd kort voor haar dood gemillimeterd. Ze stierf een onnatuurlijke dood, getuige het wollen sprangbandje met schuifknoop dat zich om haar hals bevindt; verder heeft ze mogelijk nog een messteek in de halsstreek gekregen.

Een theorie is dat zij als pleger van criminaliteit is geofferd aan de goden. Tacitus schreef namelijk al over mensenoffers aan de goden in de Germaanse wereld. En keizer Julius Caesar noteerde: ‘Terechtstellingen van betrapte dieven, rovers of andere misdadigers zijn volgens hen de goden het meest welgevallig.’ Mogelijk is ze dus schuldig bevonden aan een misdrijf en ver volgens geofferd. Wat er precies gebeurd is zullen we waarschijnlijk nooit weten, maar dat criminaliteit al in de prehistorie voorkwam staat vast.

Reconstructie van het meisje van Yde, een veenlijk dat in 1897 bij het Drentse dorpje Yde werd gevonden.

50 VOOR CHR. 200 NA CHR.
21MISDADEN WORDEN IN EIGEN KRING BESTRAFT • TOT 1570
1

Een samenleving kan niet zonder regels. Maar wat te doen met hen die zich daar niet aan houden? Daarover gaat de Historische atlas van misdaad en straf. Tweeduizend jaar geleden, in de tijd van Romeinen en Germanen, worden misdaden in eigen kring bestraft. Pas in de middeleeuwen krijgt de overheid geleidelijk een rol. Strafbare feiten zijn niet meer alleen schendingen van de belangen van privépersonen, maar aanslagen op de rechtsorde waarover de overheid moet waken.

Van een mild en humaan strafrecht is tot ver in de negentiende eeuw geen sprake. Er wordt gepijnigd, verminkt, geradbraakt en gebrandmerkt dat het een lieve lust is en in veel steden is een bezoek aan het plaatselijke galgenveld een uitje voor het gezin. De doodstraf wordt uiteindelijk in 1870 afgeschaft, maar met een cellulair systeem van eenzame opsluiting komt een misdadiger feitelijk van de regen in de drup. Stapje voor stapje gaan we toch vooruit, zij het dat Nederland ongeveer het enige Europese land is waar je nog je levenslang in de gevangenis kunt zitten.

Hoewel de media soms anders doen vermoeden, is het aantal moorden en doodslagen in onze tijd maar een fractie van eeuwen geleden. Wel is er nieuwe criminaliteit: cybercrime, witteboordencriminaliteit en een goed georganiseerde drugsmaffia. Daar konden de Limburgse bokkenrijders alleen maar van dromen. Nederlanders over de schreef biedt een rijk geïllustreerd en helder overzicht van de Nederlandse geschiedenis van misdaad en straf.

Paul Brood is archivaris en rechtshistoricus. Hij werkte bij het Nationaal Archief en was onder meer rijksarchivaris in Drenthe en Groningen en uni versitair docent bij de Universi teit Leiden.

Paul Nieuwbeerta is hoogleraar criminologie bij het Instituut voor Strafrecht en Criminologie van de Universiteit Leiden.

www wbooks com Martin Berendse is directeur van de Openbare Bibliotheek Amsterdam. Eerder was hij Algemeen Rijksarchivaris en directeur van het Nationaal Archief.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.