VinรงotteKroniek
oktober 2007 / nr. 5 / jaargang 6 periodiek tijdschrift uitgegeven door Vinรงotte
Speciaal Dossier
Vinรงotte Safety Engineers Dossier
Veiligheid met een internationaal karakter Extra Dossier
Voedselveiligheid
2
inhoud 3 Edito - Editoriaal door Michel Vandegard
4 Speciaal dossier
Vinçotte Safety Engineers
- Galeria Inno: Lessen uit het verleden - Volvo Cars Gent: Hoe ‘s werelds grootste Volvo-fabriek zich inleeft in de rol van fabrikant - NMBS-Groep lanceert GSM-R
24 Dossier
Veiligheid met een internationaal karakter - Power Climber: Torenhoog vertrouwen in Vinçotte - Group GL International: 1 .000 m2 ‘factory outlet’, gebouwd in maanden tijd
36 Dossier
Voedselveiligheid
- Gecertificeerd met een glimlach! De lancering van de smiley - Interview met Chris Dhondt: Lead Auditor, Vinçotte Certification - Interview met Dr. Piet Vanthemsche: Ondervoorzitter van de Boerenbond
VinçotteKroniek Periodiek tijdschrift uitgegeven door Vinçotte. Verantwoordelijke uitgever: Michel Vandegard, Business Class Kantorenpark Jan Olieslagerslaan , 1 00 Vilvoorde Coördinatie redactie: Veerle Huyge T. 02 2 Foto’s: Getty Images, Image Bank en Vinçotte Concept, realisatie en productie: www.flink.be T. 0 22 0 Dit nummer werd in België op 12. 0 exemplaren gedrukt. Integrale of gedeeltelijke reproductie is enkel toegelaten mits voorafgaand schriftelijk akkoord van de verantwoordelijke uitgever. Version française disponible sur demande English version available on request Uw gegevens worden door Vinçotte verwerkt om u VinçotteKroniek te kunnen toesturen. Zoals voorzien door de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer hebt u het recht uw gegevens in te zien en te verbeteren.
Liever geen papieren versie maar een digitale? Mail dan even naar marketing@vincotte.be, en vanaf het volgende nummer zal de e-Kroniek full color in uw mailbox vallen.
VinçotteKroniek
Edito Veiligheid en risicobeheersing zijn thema’s van deze tijd. Thema’s die bovendien geen grenzen kennen: zowel kleine als grote bedrijven, federaties als overheden, binnen- en buitenland hebben er volop mee te maken. In ons land werken er elke dag duizenden mensen aan veiligheid: van werkgevers, interne en externe preventieadviseurs, comités voor preventie en bescherming tot syndicale afgevaardigden, opleidingscentra en inspectiediensten. Iedereen is op zijn manier bezig met het voldoen aan de juiste wet- en regelgeving, anticiperen op hetgeen gaat komen en het managen van eventuele problemen. Niet alleen door toenemende regelgeving krijgt veiligheid steeds meer voorrang, maar ook omdat personen ook vaker een stukje van de veiligheidsverantwoordelijkheid op zich nemen. Dat blijkt ook uit de verschillende interviews in deze Kroniek, waarin onder meer de veiligheidscoördinatie op bouwplaatsen, machineveiligheid, brandveiligheid en voedselveiligheid aan de orde zijn. De toepassing van een bewuste veiligheidszorg, waarbij mens, techniek en organisatie constant in beweging zijn, verloopt niet altijd even zorgeloos. Vergelijk het misschien met het verkeer: ook al is alles erop ingesteld om ongelukken te voorkomen, toch botsen er soms nog auto’s. Het zal dan ook niet de verbazing wekken dat de rol van Vinçotte, als één van de grote Europese specialisten op het gebied van persoonlijke en materiële veiligheid, alsmaar groeit en belangrijker wordt. Samen met onze klanten zorgen wij voor de beheersing van risico’s.
Michel Vandegard Corporate Sales & Marketing Director
VinรงotteKroniek
Speciaal Dossier
Vinรงotte Safety Engineers
Galeria Inno
Lessen uit het verleden Brand is één van de grootste schadeveroorzakers in ons land. Er gaan jaarlijks voor miljoenen euro’s gebouwen en goederen verloren ten gevolge van brand. Eén op de vijf bedrijven komt een brand nooit helemaal te boven en is binnen de vijf jaar failliet. Maar de grootst mogelijke schade van een brand zijn de eventueel te betreuren slachtoffers. Vreemd genoeg is het geen sinecure om door de bomen van het ARAB, de Codex, de basisnormen, allerhande KB’s en diverse normen het brandbeveiligingsbos op een kwaliteitsvolle wijze te ontwaren. Nicolas Henrioul, Nationaal Preventieadviseur van Galeria Inno, en Carl Beijloos, Projectingenieur ‘Brandveiligheid’ van Vinçotte, zetten daar graag een boompje over op. Artikel 52 Nicolas Henrioul: “In feite is de brand van 1967, in het Inno-warenhuis in de Brusselse Nieuwstraat, de aanleiding geweest voor een strenge wetgeving voor brandveiligheid in gebouwen. Na de brand is er het fameuze artikel 52 van het ARAB (KB van 10 mei 1968) gekomen, waarin een aantal basisvereisten en normen beschreven worden van hoe er brandveilig gebouwd dient te worden.” Carl Beijloos: “Daarvoor was het ARAB ook al van toepassing, maar dan met een eerder beperkte regelgeving, die vooral toegespitst was op interventie en evacuatie. Wat het artikel 52 in ieder geval duidelijk gemaakt heeft, is dat de brandveiligheid niet losgekoppeld
mag worden van het concept van het gebouw.” Nicolas Henrioul: “Afgezien van de regelgeving, is er sinds 1967 ook veel veranderd op het vlak van algemene attitude ten opzicht van brandpreventie en -veiligheid. Dat geldt zelfs heel in het bijzonder voor Inno. Want laten we eerlijk zijn, een bedrijf dat een dergelijke ramp meemaakt, én dat de moed heeft om op diezelfde plaats drie jaar later een nieuwe winkel te openen, moet heel goed weten waarmee het bezig is. Sindsdien heeft Inno altijd de politiek van de strengste en meest rigide normen gevolgd, en zelfs meer dan dat. Wij zijn in de voorbije 40 jaar constant blijven investeren in de brandveiligheid van al onze vestigingen. Kortom, alles hebben we gedaan – en doen we nog altijd – om
nooit meer in een ‘worst-case-scenario’ terecht te komen”.
Vernieuwd vlaggenschip Nicolas Henrioul: “Wat ook is veranderd, is dat wij sinds 2001 deel uitmaken van de Duitse Kaufhof groep. Een schaalvergroting die van Inno zonder twijfel een professioneler bedrijf gemaakt heeft. En belangrijker nog, een schaalvergroting die een vijftal jaren geleden een renovatiegolf op gang gebracht heeft. Zo heeft het kapitaalkrachtige Kaufhof meteen flink geïnvesteerd op het terrein. Het Innovlaggenschip in de Nieuwstraat werd zo’n 4 jaar geleden voor liefst 20 miljoen euro onder handen genomen. De nieuwe gevelbekleding en de driehoekige
VinçotteKroniek
Nicolas Henrioul Nationaal Preventieadviseur van Galeria Inno
Carl Beijloos Projectingenieur ‘Brandveiligheid’ van Vinçotte
beglaasde stalen gevelconstructie aan de Mechelsestraat zijn daar het meest in-het-oog-springende bewijs van. Maar ook de binnenkant onderging een grondige metamorfose, met nieuwe verlichting en plafonds, een vernieuwde winkelaankleding en energiezuinige roltrappen. Samen met studiebureau IFSET en met Vinçotte Safety Engineering hebben we ook sterk gefocust op de technische en procedurele aspecten van een effectief management voor brandpreventie en -veiligheid.”
van Vinçotte Environment (afdeling lucht), die een grote expertise hebben in het meten van luchtdebieten van mechanische rookafvoer.”
Carl Beijloos: “Ik ben blij dat je het zo uitdrukt, want brandveiligheid draait inderdaad om ‘managen’. In die zin is er voor de preventieadviseur in het domein ‘brand’ een belangrijke rol voorzien, in het bijzonder als hij geconfronteerd wordt met verbouwingen of met gebouwen die in de loop van hun bestaan voor andere toepassingen gebruikt worden. Hij is de persoon die initiatieven moet nemen op het vlak van brandpreventie: analyses en evaluaties uitvoeren, en aanvaardbare verbeteringen voorstellen.”
Carl Beijloos: “Het interessante aan de realisatie van de Inno-projecten is dat je er al de evolutie in herkent van de klassieke aanpak – via de
Nicolas Henrioul: “Dat is inderdaad zo, maar ik sta gelukkig niet alleen in die rol. Wij hebben bij Inno een structuur uitgebouwd met lokale veiligheidsadviseurs per vestiging. En uiteraard worden wij sinds 2002 ook begeleid door Vinçotte, zowel voor de berekeningen en debietmetingen als voor de indienstneming van onder meer de RWA-installatie (rook- en warmteafvoer) en de detectiecentrale. Zo voert Vinçotte inmiddels opdrachten uit voor onze vestigingen in Brussel, Luik, Charleroi en Leuven.” Carl Beijloos: “Voor de volledigheid wil ik wel benadrukken dat niet alleen de ‘Safety Engineers’ van Vinçotte betrokken zijn bij de Inno-projecten, maar ook de technische specialisten
Nicolas Henrioul: “En Vinçotte komt ook bij Inno over de vloer, als erkend controleorganisme voor de periodieke keuring van bijvoorbeeld de branddetectie.”
Evolutie naar prestatiegerichte benadering
uitvoering van regelgeving – naar de prestatiegerichte aanpak. Dat wil zeggen dat het draagvermogen van een bouwstructuur voor een bepaalde tijd behouden zal moeten blijven, het ontstaan en de ontwikkeling van vuur en rook beperkt moet blijven, de uitbreiding van een brand naar andere gebouwen vermeden of beperkt blijft, de gebruikers de gebouwen kunnen verlaten of veilig ondergebracht kunnen worden en de veiligheid van de hulpdiensten gerespecteerd wordt. Het is te verwachten dat in de nabije toekomst de regelgeving – de basisnormen en artikel 52 – in die zin herschreven zal worden.”
De Vinçotte ‘Safety Engineering’diensten op het vlak van brandveiligheid omvatten: • Risicoanalyses voor brand en ontploffingen • Risicobeheer (risk management) • Nazicht van lastenboeken en programma’s van eisen • Controle-op-plan van de ontwerpen van architecten en technische studiebureaus • Nazicht van de conformiteit met wetgeving en normen van een project (code compliance check) • Begeleiden van afwijkings- en regularisatieaanvragen
• Indienstneming van de RWAinstallatie, branddetectie, sprinklerinstallatie, detectiecentrale, veiligheidsverlichting, enz. • Opmeten van luchtdebieten van de mechanische rookafvoer en luchttoevoer • Opstellen van concepten voor brandbescherming, zoals compartimentering • Begeleiding van evacuatieoefeningen
Speciaal Dossier Vinçotte Safety Engineers
Nicolas Henrioul: “Er wordt ook meer gebruikgemaakt van ‘Fire Safety Engineering’. Je kan dan op basis van wiskundige modellen inschatten hoe brandveilig een gebouw is en hoe de veiligheid gepromoot kan worden. Deze aanpak laat eveneens een dynamische benadering toe: je kan op ieder ogenblik evalueren wat de ‘brandveiligheidsstaat’ is van een gebouw op een bepaald moment. Normen zullen in de toekomst ook aan belang winnen. Zonder meer een goede zaak, want normen mag je beschouwen als regels van goed vakmanschap, én kunnen dus sterk bijdragen tot de brandveiligheid.”
Carl Beijloos: “Eerste opmerking hierbij is: wil dit zeggen dat er vandaag omwille van brandveiligheid niet met een atrium gebouwd mag worden? Toch wel. Noem maar eens een hedendaags warenhuis of nieuwe shopping center waar geen grote centrale hal is. Tweede opmerking, en dan kom ik op het terrein van de normen, er bestaan vandaag heel wat genormeerde brandresistente en brandvertragende materialen en systemen. Zoals ik eerder al opmerkte, brandveiligheid mag niet losgekoppeld worden van het concept van het gebouw, maar evenmin van de keuze van de materialen.”
Carl Beijloos: “Normen zijn zeer belangrijk, zowel voor de voorschrijvers zoals de overheid, brandweer en verzekeraar, als voor de ontwerper, de installateur en de eindgebruiker, omdat ze de referentiedocumenten zijn waarop partijen zich kunnen baseren om een contract af te sluiten of een vergunning te verlenen. Regelmatig worden nieuwe normen en normontwerpen gepubliceerd, die de evolutie van de techniek – weliswaar met enige vertraging – volgen. Inhoudelijk kan men de beschikbare normen grotendeels indelen in vier groepen: test- en classificatiemethodes, productnormen, ontwerpnormen en gebruiksnormen. Naast de Europese EN-normen en de Belgische NBN-normen (Bureau voor Normalisatie), worden er ook steeds meer andere normen en regels in het domein van de brandveiligheid gebruikt, zoals de CEA-regels van de verzekeringswereld en de Amerikaanse NFPA-normen (National Fire Protection Association).”
Nicolas Henrioul: “Zo hebben wij bij aanpassingen en verbouwingen in de loop van de jaren zoveel mogelijk bouwmaterialen met verhoogde brandweerstand gebruikt. Maar we hebben evengoed het systeem van brandcompartimenten geïntroduceerd, wat wil zeggen dat het gebouw onderverdeeld is in compartimenten met brandresistente wanden. Als er brand uitbreekt in City 2, komt er automatisch
De keuze van de materialen Nicolas Henrioul: “Dat normen hun belang hebben, wordt ook gauw duidelijk als je het heden met het verleden vergelijkt. Neem nu het Innovation gebouw anno 1967. Centraal in een complex van meerdere gebouwen stond het zogenaamde ‘Tits gebouw’, met daarop een glazen koepel. Die glazen koepel liet de klanten toe de stoffen en de kleding in natuurlijk licht te zien. Dat was trouwens het ontwerp van alle grootwarenhuizen van Parijs, Londen of Amsterdam aan het einde van de negentiende eeuw. Dat gigantische lichtpunt zorgde uiteindelijk ook voor een massale uitbreiding van de brand. Bij de ontploffing is de glazen koepel overeind gebleven, maar er sneuvelden wel heel wat ruiten. Door de hitte fungeerde de ruimte in feite als een luchtkoker. De luchtstroom die hierdoor jaagde, zorgde voor een extreem snelle vuurontwikkeling. Gezien er op dat moment nog geen sprinklersysteem was in de Innovation was het een onbegonnen werk om de brand af te stoppen.”
Nicolas Henrioul: “Het is misschien niet onbelangrijk om mee te geven over welke vloeroppervlakte we praten, want zelfs wie de vestiging in de Nieuwstraat kent, zal daar nog niet zo gemakkelijk een cijfer kunnen opplakken, omwille van de winkelindeling, het blok met de roltrappen en de zes verdiepen. In het totaal gaat het over 30.000 m², oftewel 5.000 m² per verdieping.” Carl Beijloos: “Het RWA-gedeelte bij Galeria Inno bestaat uit een mechanisch rookafvoersysteem en een luchtaanvoersysteem. Die systemen worden geactiveerd door een brandmeldingsinstallatie. Afhankelijk van de situatie zijn er één of meerdere afrolbare rookschermen die als het ware vanuit het plafond automatisch naar beneden vallen. Het is uiteraard noodzakelijk dat al deze componenten integraal gedimensioneerd worden en naadloos op elkaar aansluiten.” Nicolas Henrioul: “De rook- en warmteafvoer wordt toegepast om in geval van brand zo snel mogelijk rook en giftige gassen af te voeren. Wij hebben daarvoor 5 ventilatoren op het dak geïnstalleerd, die elk een capaciteit hebben van 20.000 m³ per uur. Het zal misschien verbazen, maar bij een brand is niet het vuur het ergste, maar wel de rook. Vandaar de noodzaak om die rook zo snel mogelijk weg te duwen met koude lucht. Daarbij komt nog dat het overgrote deel van het Inno-assortiment uit kleding en textiel bestaat. De ideale brandstof, als ik het zo mag uitdrukken, voor een enorme en snelle rook- en vuurontwikkeling.”
Normen zijn zeer belangrijk, zowel voor de voorschrijvers zoals de overheid, brandweer en verzekeraar, als voor de ontwerper, de installateur en de eindgebruiker. Carl Beijloos
een gekoelde wand naar beneden in de doorgang tussen het winkelcentrum en de Inno. Branddeuren sluiten automatisch als de detectoren rook waarnemen. Mensen kunnen altijd via de nooduitgangen, die uit gewapend beton gebouwd zijn, vluchten.”
‘Ceiling jet’ en ‘backdraft’ Carl Beijloos: “Sta me toe hier verder op in te gaan en het rookbeheersingssysteem toe te lichten: voor Galeria Inno is dat een rook- en warmteafvoerinstallatie (afgekort tot RWA) in combinatie met flexibele, afrolbare rookschermen van glasvezeldoek en geweven metaaldraad, voorzien van een polymeercoating. Zowel voor de RWA als voor de rookschermen zijn er Europese normen van toepassing (de reeks EN12101 ‘Smoke & Heat Control Systems). Bovendien is ook Vinçotte Safety Engineering RWA-geaccrediteerd volgens de norm NBN S 21-201-1 (ontwerp en berekening van rook- en warmteafvoerinstallaties).”
Carl Beijloos: “Het doel van de RWA-installatie is in een rookvrije vluchtweg voor de klanten te voorzien, de constructie te beschermen tegen bezwijken en de brandweer toe te laten de brandhaard beter te benaderen. De rookschermen zijn ook belangrijk om de rooklaag beheersbaar te houden. Deze tussenschotten verdelen een verdieping in twee rookvakken. In het rookvak met de brandhaard wordt de rook afgevoerd terwijl in het andere deel verse lucht wordt geblazen om de rooklaag te beperken tot een deel van de verdieping. Luchtaanvoer naar de brand, onder het rookscherm door, moet mogelijk blijven om ‘backdraft’ door onverbrande pyrolysegassen te vermijden. In combinatie met een rook- en warmteafvoersysteem kan de evacuatie dus langere tijd gewaarborgd blijven en is ook een snellere en directere aanval op de brandhaard door de interventiediensten mogelijk.”
VinçotteKroniek
Beter te veel dan te weinig Nicolas Henrioul: “Om praktische redenen was het niet haalbaar om de klassieke rooktesten bij ons uit te voeren. Vinçotte kon daar gelukkig een andere oplossing tegenover plaatsen: de mensen van Vinçotte Environment hebben de luchtdebieten van de mechanische rookafvoer en luchtaanvoer opgemeten. Deze meetresultaten werden dan gebruikt om de installatie te verbeteren en te optimaliseren.” Carl Beijloos: “Dat doet me eraan denken dat de maandelijkse evacuatietrainingen van het personeel – eveneens om praktische redenen – enkel ’s avonds na de uren georganiseerd worden. Stel je voor dat je dit tijdens de winkeluren zou doen, dan zou in dit gsmtijdperk binnen enkele seconden tijd heel Brussel in rep en roer staan. Iedereen zou immers beginnen rondbellen dat er brand uitgebroken is bij Inno.” Nicolas Henrioul: “Nu je de organisatorische kant aansnijdt, moet ik zeker ook het interventieteam ter sprake brengen. Dit team, dat bestaat uit vrijwilligers onder het Inno-personeel, heeft een basisbrandweeropleiding achter de rug en heeft de taak om de branduitbreiding zo klein mogelijk te houden. Zij zijn ook degenen die beslissen om in geval van brand te evacueren. Met andere woorden, niet de directie beslist, wel het interventieteam. De snelheid van beslissen is zonder discussie van het grootste belang. Daarom werd die bevoegdheid precies bij het interventieteam gelegd.” Carl Beijloos: “Als je die snelheid van handelen ook nog combineert met een sprinklerinstallatie, dan heb je naar mijn gevoel de juiste voorzieningen om te voorkomen dat een kleine brand een grote ramp wordt. Het is evenwel van belang om de sprinkelinstallatie en de rook- en warmteafvoersystemen precies op elkaar af te stemmen.” Nicolas Henrioul: “Wat alle studies mij tot nu toe geleerd hebben, is dat je beter te veel kan doen dan te weinig. Zeker in het geval van Galeria Inno, waarvan elke vestiging pal in het centrum van de stad ligt. Daarom moet je er ook van uitgaan dat je beter preventief dan palliatief optreedt.” Carl Beijloos: “Absoluut. De basis blijft de bronaanpak – het vermijden van brand – en het substitutiebeginsel – het vervangen van het gevaarlijke door het minder gevaarlijke. Risicoanalyse is en blijft noodzakelijk.”
Een overzicht van de maatregelen die Galeria Inno neemt om de brandveiligheid te verhogen • Compartimenten: Het gebouw wordt in compartimenten opgedeeld om het brandrisico te beperken, de verspreiding van het vuur te verhinderen en rookontwikkeling tegen te gaan. Indien er brand ontstaat in één compartiment wordt de rest van het gebouw langere tijd gespaard. • Nooduitgangen & noodtrappen: De nooduitgangen bestaan uit gewapend beton. Deuren hebben een eenvoudig druksysteem en de trappenkokers van de nooduitgang worden geventileerd. Bij een elektriciteitspanne blijven ventilatie en noodverlichting actief. • Rookdetectie: De zones toegankelijk voor het publiek en de technische ruimtes zijn uitgerust met een systeem dat bij de detectie van rook intern alarm veroorzaakt en tevens extern alarm doorgeeft aan een meldcentrale. • Sprinklers: Het hele gebouw is uitgerust met een speciaal sprinklersysteem dat lokaal brandjes blust. Bij brand treedt niet het hele systeem in werking, maar komt er enkel water vrij waar er vuur is. De installatie staat onder permanente waterdruk. De sprinklerkoppen treden in werking op het ogenblik dat er een temperatuur ontstaat van rond de 70°C. • Rook- en warmteafvoer (RWA): Het RWA-systeem bestaat uit een mechanisch rookafvoersysteem en een luchttoevoersysteem. Deze worden geactiveerd door een brandmeldingsinstallatie. • Rookschermen: De rookschermen zorgen voor een geleiding van de rook vanaf de zone waar de rook/brand ontstaan is naar de dichtstbijzijnde rookevacuatie-uitgang. Dit systeem treedt automatisch in werking. • Brandbestrijding: Naast de sprinklers zijn de nodige haspels en snelblusmiddelen voorzien. • Veiligheidssignalisatie: Signalisatie van de uitgangen, vluchtwegen en nooduitgangen, aangevuld met veiligheidsverlichting. • Interventieteam: Dit getrainde team neemt de beslissing tot evacuatie. De snelheid van optreden en beslissen is primordiaal. • Evacuatie: Het personeel krijgt richtlijnen over hoe te reageren bij brand. Evacuatie staat daarbij centraal.
10
De voornaamste wetgeving inzake brandbeveiliging • Regelgeving op Europees niveau
De voornaamste Europese wetgeving die betrekking heeft op de brandveiligheid van gebouwen is sinds 1989 de Richtlijn 89/106/EC (CPD) die bekend staat als de ‘Bouwproductenrichtlijn’. De bedoeling van deze wet is ervoor te zorgen dat bouwproducten zonder belemmering op de Europese markt gebruikt kunnen worden, voor zover ze aan de essentiële eisen beantwoorden. De tweede van deze zes fundamentele eisen is brandveiligheid – nader gedefinieerd in het interpretatieve document ID2.
• Regelgeving op federaal niveau
Door de staatshervorming is de bevoegdheid voor de regelgeving inzake brandveiligheid verdeeld over meer dan één overheid. Voor de algemene bepalingen, die niet gebonden zijn aan de bestemming van een gebouw, ligt de bevoegdheid bij de federale overheid. De basis van de regelgeving is de Wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffingen. Op basis van deze wet zijn een aantal besluiten genomen die samen de basisreglementering vormen. De belangrijkste worden de ‘Basisnormen Brandveiligheid’ genoemd en werden gepubliceerd bij KB van 7-7-1994, gewijzigd bij KB van 19-12-1997 en KB van 4-4-2003. De basisnormen zijn minimale eisen en zijn niet specifiek aan de bestemming van een gebouw. Ze gelden voor nieuwe gebouwen en verbouwingen aan gebouwen (weliswaar beperkt tot deze verbouwingen). Nieuw voor 2007 zijn de ‘Basisnormen Bijlage VI’, van toepassing op alle nieuwe industriegebouwen.
• Regelgeving op het niveau van gewesten en gemeenschappen
De Gewesten en Gemeenschappen zijn bevoegd om specifieke aspecten van brandveiligheid te reglementeren. Ze vervolledigen de federale reglementering, zonder het veiligheidsniveau te verminderen. De bevoegdheid inzake brandveiligheid ligt echter niet bij één minister of één departement. Daarom is deze regelgeving weinig coherent.
• Regelgeving op gemeentelijk niveau
Op gemeentelijk vlak bestaat nog steeds het decreet van 1790 dat aan de burgemeester belangrijke bevoegdheden toewijst. De lokale brandweer geeft advies bij de toekenning van een bouwvergunning, gebaseerd op de gemeentewetten en politiereglementen die uitgevaardigd zijn door de gemeente. De burgemeester is eindverantwoordelijke voor de toepassing van alle brandveiligheidsvoorschriften.
• Regelgeving op het niveau van de arbeidswetgeving
Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. In alle gebouwen waar personen tewerkgesteld zijn, gelden op het vlak van brandbeveiliging de voorschriften van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming of ARAB artikel 52 (KB van 10 mei 1968, gewijzigd door talrijke KB’s). Het artikel 52 (ARAB Titel II, hoofdstuk I, sectie V) behandelt de voorzorgen tegen brand, ontploffing en toevallige lekken van schadelijke en ontvlambare gassen. Sinds 1993 wordt het ARAB geleidelijk overgezet naar de Codex, waarbij deze opgevat zal worden als een resultatenverbintenis, met risicoanalyse als het belangrijkste instrument. Wet op en Codex over het Welzijn op het Werk De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk is de Belgische basiswet op het vlak van veiligheid en gezondheid op het werk. De meeste uitvoeringsbesluiten van deze wet vormen de Codex over het Welzijn op het Werk. Bepaalde van deze besluiten zijn de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijnen inzake preventie en bescherming van de veiligheid en gezondheid op het werk.
VinçotteKroniek
40 jaar geleden De herinnering die nooit dooft
Brussel, maandag 22 mei 1967 – In de Innovation breekt in de vroege namiddag brand uit, net op het moment dat er veel klanten in de winkel aanwezig zijn. Het vuur verspreidt zich razendsnel en veel klanten en werknemers raken geblokkeerd en zitten in de val. Zo vallen er heel wat slachtoffers die in paniek uit het raam naar beneden springen. Omdat de brand ontstaat op de middag, denken veel mensen dat het brandalarm de etenstijd inluidt. De meeste doden vallen achteraan in het warenhuis, in het selfservice restaurant. Volgens het Brusselse parketdossier verliezen 251 mensen het leven of raken vermist. Vijf jaar na de brand krijgt België een zeer strenge wetgeving op brandveiligheid in winkels. In 1970 opent Innovation op dezelfde plaats een nieuw warenhuis. Chronologie van de feiten 12:40–13:15 - Er wordt rook opgemerkt op de eerste verdieping, in het reservehok voor meisjeskleding. Eén van de vrijwillige brandweermannen van de Innovation tracht het vuur te bestrijden. Helaas op de verkeerde manier: hij richt een blusapparaat op de brandende nylonkleding, waardoor de vlammen weggeblazen worden en de brand zich nog sneller kan verspreiden. Door de specifieke architectuur van het gebouwencomplex – een soort amfitheater rond een centrale ruimte met trappen – is er een snelle vuurontwikkeling. 13:30 - De elektricien van dienst sluit uit veiligheidsoverwegingen de elektriciteit af, waardoor de roltrappen niet meer werken. In de daaropvolgende seconden gaat het licht uit en mensen beginnen te stikken. In het donker zoeken de klanten naar de branduitgangen, waarvan een groot aantal gesloten blijkt te zijn. Het grootste deel van de klanten op de benedenverdieping geraakt quasi probleemloos buiten. 13:34 - De brandweer ontvangt een oproep over rookontwikkeling in de Innovation aan de kant van de Dambordstraat. De rook in het warenhuis verspreidt zich van beneden naar boven. Uiteindelijk dringt de rook binnen in het selfservice restaurant op de 3de verdieping, waar ongeveer 200 mensen vastzitten. 13:38 - De eerste brandweerwagen komt aan in de Dambordstraat. Onderweg, bij het zien van de rookontwikkeling, doen ze onmiddellijk een oproep voor versterking. De voetpaden liggen al bezaaid met lijken.Toch worden er nog veel mensen gered met brandweerladders. 13:50 - Een tiental minuten na de aankomst van de brandweer staat de Innovation, met een oppervlakte van ongeveer één hectare, in lichterlaaie. In
het totaal dagen 175 brandweermannen op. De aanpalende panden worden ontruimd. Intussen is het in de Innovation letterlijk roetzwart geworden. 14:00 - Het meest linkse gebouw van het Innovation complex, het Hortagebouw – met een vrijwel onbeschermd metalen geraamte – stort in. Het grote raam aan de voorgevel springt rond 14 uur kapot, waardoor er wind door het gebouw raast die de rook voor enkele minuten wegblaast. Heel wat mensen kunnen daardoor nog langs de Dambordstraat wegraken. 15:30 - De waterdienst heeft overal pompen afgezet om voldoende provisie te geven aan de brandblussers. 16:00 - Het modernste gebouw, op de hoek van de Dambordstraat en de Koolstraat stort ook in. Alleen het centrale Tits-gebouw blijft overeind. De instorting zorgt ervoor dat de brand naar de andere kant van de Dambordstraat overslaat. Verschillende daken vatten vuur.
De bijna legendarische grootwarenhuizen en supermarkten Innovation, Bon Marché en Grand Bazar zijn onlosmakelijk verbonden met de familienaam Vaxelaire. Onder impuls van de derde generatie Vaxelaire fuseerde Bon Marché in 1969 met Innovation, en later met het Antwerpse Grand Bazar, wat in 1974 de groep GB-Inno-BM opleverde. In 2001 werden de 15 Inno-vestigingen overgenomen door Kaufhof. De vierde generatie Vaxelaire gaf bij deze operatie alle aandelen uit handen. Met de nieuwe investeringen van de Duitse groep verwacht Galeria Inno een jaarlijkse omzetgroei te realiseren van om en bij de 10%.
18:00 - De brandweerlui hebben het vuur min of meer onder controle.
Oorzaak onbekend Over de juiste oorzaak van de brand zijn de experten nooit helemaal zeker geweest. Het rapport werd afgesloten als een accidentele brand, omdat de wetenschap toen niet toeliet iets anders aan te tonen. Wel waren ze er zeker van dat er maar één brandhaard was. Wat de oorzaak ook geweest is, alles wijst erop dat er weinig branduitgangen waren, het brandalarm niet door iedereen werd opgemerkt en geen sprinklerinstallatie aanwezig was. Bovendien was de doorgang van het ene gebouw naar het andere moeilijk omdat de Inno bestond uit verschillende gebouwen die tot één gebouwencomplex omgevormd waren.
Metro Group, met hoofdzetel in Düsseldorf, is de retailgigant achter het Duitse Kaufhof Warenhaus en het Belgische Galeria Inno. Metro Group ontstond in 1996 na de fusie van Kaufhof Holding AG en Asko Deutsche Kaufhaus AG. Bekende bedrijven van de groep zijn onder meer Galeria Kaufhof, Real, Makro (alleen Europese vestigingen), Lukas Klamer en de Media-Saturn Holding (eigenaar van de elektronicadetailhandels Media Markt en Saturn). Met 70.000 medewerkers en 2.500 winkels in 30 landen behaalde de groep in het voorbije jaar een omzet van 60 miljard euro – die voor de helft buiten Duitsland gerealiseerd werd. Het concern heeft een notering aan de beurs in Frankfurt en is opgenomen in de DAX-beursindex.
11
12
Speciaal Dossier Vinçotte Safety Engineers
Volvo Cars Gent Hoe ‘s werelds grootste Volvo-fabriek zich inleeft in de rol van fabrikant Nieuwe machines en productielijnen moeten voldoen aan de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I van de Machinerichtlijn, en behoren voorzien te zijn van de CE-markering. Voor machines in bedrijf gelden daarnaast de eisen van de Arbeidsmiddelenrichtlijn. Veel eindgebruikers komen door zelfbouw en ingrijpende ombouw of samenbouw op de stoel van de fabrikant te zitten. Een bijzonder wankele stoel, want de Arbeidsinspectie stelt dan de werkgever aansprakelijk omdat niet voldaan is aan de wettelijke verplichting van de CE-markering. “Je moet dus als fabrikant vooral positief inspelen op de rol die je hebt”, pikt Walter De Volder daar op in. Als Coach Veiligheidsdienst (arbeidsen brandveiligheid) van Volvo Cars Gent, met 18 jaar engineeringervaring, is hij de juiste man op de juiste stoel om hier inzicht in te verschaffen. Koen Chielens, Product Manager Machinery Directive van Vinçotte, kent als geen ander het machinereilen-en-zeilen van Volvo Cars Gent. Competitieve familie Koen Chielens: “Eigenlijk is het grappig maar in het geval van Volvo ken ik niet alleen de dochter goed, maar ook de moeder, met name de Ford Motor Company. Zo ben ik sinds 1997 bij Ford Genk betrokken – in het kader van de machinerichtlijn – bij de ombouw van de conventionele persstraten. Het is ook op voorzet van Ford Genk dat Volvo Cars bij Vinçotte terechtgekomen is. Als je tot dezelfde constructeursfamilie behoort, zou het spijtig zijn om niet van elkaars kennis en ervaring gebruik te maken. Ook al gaat het om twee verschillende bedrijven, toch hebben
ze gelijklopende belangen. Dat heeft er onder meer toe geleid dat Volvo en Ford hun brandveiligheidsopleidingen samen organiseren.” Walter De Volder: “Maar er is natuurlijk nog meer. Waar we vroeger binnen het kleine Volvo-wereldje met een beperkt aantal fabrieken functioneerden, maken we nu deel uit van een groep met alleen al in Europa tien assemblagefabrieken. Dat leidt enerzijds tot interne concurrentie, maar anderzijds moet je ten opzichte van de externe concurrentie – met inbegrip van die uit de lageloonlanden – de ‘resources’ van de groep zo optimaal mogelijk organiseren.
Hierbij aansluitend is het niet onbelangrijk een goed zicht te geven op de organisatie van de ‘Veiligheidsdienst’ van Volvo Cars Gent. Deze dienst wordt geleid door een directeur ‘Veiligheid en milieu’ – die in het directiecomité zetelt – waaronder de manager ‘Welzijn & Beveiliging’ zit. De afdeling ‘Arbeids- en brandveiligheid’ is ondergebracht bij ‘Welzijn & Beveiliging’. Verder zijn wij zo georganiseerd dat we per ‘plant’ (Koetswerkbouw, Spuitfabriek en Eindassemblage) een preventieadviseur arbeidsveiligheid hebben. Al deze mensen koppelen op hun beurt terug naar mij. In het totaal telt Volvo Cars Gent tien preventieadviseurs, waarvan
VinçotteKroniek
Walter De volder Coach Veiligheidsdienst (arbeids- en brandveiligheid) Volvo Cars Gent
Machineveiligheid De machine- en arbeidsmiddelenrichtlijn zijn Europese richtlijnen die een behoorlijk aantal verplichtingen inhouden, zowel voor fabrikanten, ontwerpers en invoerders van machines, als voor bedrijfsleiders en preventieadviseurs. De CE-markering wordt dan ook steeds belangrijker. In het kader van deze CE-markering begeleiden de Vinçotte Safety Engineers de fabrikanten bij de samenstelling van het technisch constructiedossier, de gebruikershandleiding en andere documenten die van belang zijn voor het welslagen van de certificatieprocedure. Ook de bedrijven die machines aankopen, komen aankloppen voor ondersteuning, onder meer bij de aankoopprocedure en bij het opstellen van de indienststellingsverslagen.
er ook op andere afdelingen werken, zoals de sociale dienst, medische dienst (externe dienst), ESDIC (European Shipping and Distribution Center) en het Engine Center Gent.”
‘QCDISME’ tot op de werkvloer Koen Chielens: “Deze structuur geeft alvast weer dat hoe complexer de processen zijn, hoe beter je organisatie gestructureerd moet zijn. Bij Volvo Cars is men er ook altijd van uitgegaan dat de kwaliteit van het eindproduct het gevolg is van twee factoren: kwaliteitsmensen en een kwaliteitsomgeving. Algemeen
mag je stellen dat je zonder een degelijk ‘veiligheidsbeleid’ geen van beide kunt garanderen.” Walter De Volder: “Daarom hebben wij in de loop van de jaren ook systemen ontwikkeld om ‘veiligheid’ snel en efficiënt op de werkvloer te krijgen: zelfsturende teams, ‘QCDISME’ en TPM zijn daarvoor de ‘tools’. In de praktijk wil dit zeggen dat onze productieteams, doorgaans groepjes van 10 tot 15 mensen, zelf verantwoordelijk zijn voor de productie, de kwaliteit en het onderhoud. Elk team meet zijn prestaties aan de hand van het ‘QCDISME’. Dit Engelse letterwoord
Koen Chielens Product Manager Machinery Directive van Vinçotte
staat voor kwaliteit (Quality), kost (Cost), doorlooptijden (Delivery), verbetering (Improvement), veiligheid (Safety), personeelstevredenheid (Moral) en milieu (Environment). Binnen ieder team is er voor elk van deze aandachtspunten één aanspreekpunt. Deze persoon ‘veiligheid’, bijvoorbeeld, is dan verantwoordelijk om hierover meer kennis te vergaren en zich te verbinden met de netwerken waar die kennis zit, bijvoorbeeld bij andere teams of bij de coaches. Vervolgens is het ook de taak van de aanspreekfiguur om de vergaarde kennis toe te passen en te verspreiden binnen zijn team.” Koen Chielens: “Zo kan het perfect gebeuren dat er themasessies georganiseerd worden op de werkvloer, op teammeetings. De band wordt dan 15 minuten stilgelegd om bijvoorbeeld een sessie in verband met arbeidsongevallen in te lassen. Het is ook ontzettend belangrijk om kort op de bal te spelen, omdat kennis snel en veel verandert.” Walter De Volder: “De belangrijkste pijler van de teamwerking is de TPM-filosofie. TPM staat voor Total Productive Maintenance, vrij vertaald: productiviteit dankzij goed onderhoud. Al haast ik mij om erbij te vertellen dat TPM op heel wat meer slaat
13
14
Speciaal Dossier Vinçotte Safety Engineers
dan alleen onderhoud. Het is vooral ‘kwaliteitsdenken’, uitgaande van de volgende veronderstelling: met goed opgeleide en goed gemotiveerde mensen die het machinepark in prima conditie houden, kom je vanzelf tot goede kwaliteit en hoge efficiëntie.”
De addertjes onder het gras Koen Chielens: “De toenemende complexiteit van hoogtechnologische en kapitaalintensieve uitrustingen vereist een dergelijk proactief onderhoudssysteem. De TPMbenadering betrekt iedereen bij het systeem, maar in het bijzonder de persoon die het best zijn uitrusting kent en die er dagdagelijks mee omgaat, namelijk de machine-operator.” Walter De Volder: “Voilà, zo belanden we via een kleine omweg waar we moeten zijn: machines. Of beter, de samenbouw van machines. Een allesbehalve evidente materie, waar specialisten zoals Vinçotte de nodige klaarheid in kunnen scheppen.” Koen Chielens: “Laat ik misschien eerst even de wetgeving ter zake samenvatten. Eigenlijk heel eenvoudig, vooraleer een machine of een samenbouw van machines op de markt gebracht of in dienst gesteld mag worden in de EER (Europese Economische Ruimte, de EU plus Liechtenstein, Noorwegen en IJsland), moet de machine beantwoorden aan de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I van de Machinerichtlijn (98/37/EG). Dit moet aangetoond worden door middel van de gepaste certificeringsprocedure voorzien in de richtlijn. Dit betekent dat de fabrikant een technisch constructiedossier (TCD) moet opmaken, een gebruikershandleiding dient te voorzien, een conformiteitsverklaring moet opstellen én een CE-markering (Conformité Européenne) aanbrengen.” Walter De Volder: “Met de CEmarkering verklaart de fabrikant dus dat zijn product voldoet aan de veiligheidseisen. Niet meer of niet minder. De CE-markering is dan ook grotendeels zelfcertificering: de fabrikant gaat zelf na aan welke eisen zijn product dient te voldoen en draagt hier vervolgens zelf zorg voor. Enkel voor de machines van de bijlage IV is een verplichte interventie door een aangemelde instantie voorzien, dit kan bijvoorbeeld onder de vorm van een EGtypekeuring.” Koen Chielens: “Pas als er een gegronde reden is, zoals door een arbeidsongeval, kan de fabrikant door de autoriteiten worden aangesproken en kan hij aansprakelijk gesteld
worden voor de schade. De basis voor de aansprakelijkheid is dan de conformiteitsverklaring. Hierin heeft de fabrikant tenslotte zelf gesteld dat zijn product conform de opgelegde eisen is. Het technisch constructiedossier vormt dan het bewijsmateriaal om verweer te bieden in geval van een aansprakelijkheidsclaim.” Walter De Volder: “Ook niet onbelangrijk, vóór elke indienststelling moet de werkgever in het bezit zijn van een verslag dat de naleving van al deze voorschriften vaststelt. Dit indienststellingsverslag wordt opgesteld door de interne preventieadviseur met indien nodig, raadpleging door deskundigen (Art.8.3. van het K.B. van 12/08/1993 – arbeidsmiddelen).” Koen Chielens: “Kortom, een sluitend verhaal – op het eerste gezicht. Waar zitten dan de addertjes onder het gras? Ten eerste, wat is de definitie van ‘een samengebouwde machine’? En ten tweede, wat is de juiste inhoud van ‘op de markt brengen of in dienst nemen’?”
Werkgever in de rol van fabrikant Koen Chielens: “Wat de eerste vraag betreft, is het zo dat in de Machinerichtlijn de volgende definitie opgenomen is: een ‘samenstel van machines die, teneinde tot een zelfde resultaat bij te dragen, zodanig opgesteld zijn en bediend worden dat zij in samenhang functioneren’. Verder wordt gestipuleerd dat een ‘samenstel van machines’ een machine is. Hier zit dus al het eerste addertje: degene die eindverantwoordelijke is voor de samenbouw van een installatie of productielijn – in de vorm van een samenstel van machines – wordt dus gezien als fabrikant van dit geheel. Het tweede addertje schuilt in ‘het op de markt brengen of in dienst nemen’, namelijk dat een bestaande machine ook als nieuw kan beschouwd worden.” Koen Chielens: “Samenvattend wil dit zeggen dat de werkgever (eventueel) verantwoordelijk is om de richtlijn machines toe te passen indien hij onder eigen beheer de integratie van een uitbreiding van een bestaande productielijn uitvoert. Hij is op dat moment verantwoordelijk voor de implementatie van de richtlijn op de samenbouw, ook al is het nieuwe deel voorzien van een CE-markering en conform verklaard door de leverancier. De logica hierachter is dat met de integratie van het nieuw deel ook mogelijk nieuwe risico’s toegevoegd worden. Vóór het inwerkingtreden van de Machinerichtlijn in 1995 had dit voor de gebruiker geen grote juridische consequenties. Inmiddels is de situatie
dusdanig veranderd dat de werkgever zich hiermee op glad ijs begeeft. Het kan er zelfs toe leiden dat de werkgever volgens de Machinerichtlijn wordt gekenmerkt als fabrikant van een compleet ‘nieuwe’ machine, met alle gevolgen van dien... Dit is onder meer het geval wanneer machines (de zogenaamde II B verklaring voor machines) worden geleverd die bedoeld zijn voor inbouw of samenbouw en die niet zelfstandig kunnen werken. De eindgebruiker wordt hier bijna per definitie fabrikant.” Walter De Volder: “En die gevolgen mag je niet onderschatten: je wordt als werkgever immers in de rol van fabrikant geduwd, en in die hoedanigheid word je als eerste aangesproken mocht er een ongeval plaatsvinden met deze machine. De Arbeidsinspectie kan de werkgever aansprakelijk stellen omdat niet voldaan is aan de CE-verplichting.”
Het drama van de machinerichtlijn en de oplossing van Vinçotte Koen Chielens: “Een gekend verhaal uit de praktijk is dat van de interne onderhoudsdiensten die onder druk van de productie de ingebouwde veiligheden in een machine overbruggen om sneller en zogezegd efficiënter te kunnen werken. Je voelt al in je ellebogen waar dit kan op uitdraaien: doordat de fabrikant van de machine in zijn technisch constructiedossier alle veiligheidsfuncties van de machine heeft gedocumenteerd, is de kans groot dat de werkgever in dit geval volledig aansprakelijk wordt gesteld bij een ongeval dat het gevolg is van zo een ‘aanpassing’. Indien er achteraf wijzigingen aan een machine – ook als dit een machine is van vóór 1 januari 1995 – aangebracht worden, dan is een risicoanalyse noodzakelijk om na te gaan wat de impact van de wijziging is op de veiligheid van het geheel. Onthoud hier ook bij dat alle wijzigingen moeten gedocumenteerd worden.” Koen Chielens: “In de praktijk zal het al genoeg gebeurd zijn dat installaties die niet conform zijn toch in gebruik genomen worden. Zo kan ik me levendig voorstellen dat je na een verlofperiode, waarin een nieuwe lijn geïnstalleerd werd, geen 3.000 mensen voor de deur laat staan omdat 2 robotten niet conform zijn. Dat is het drama van de machinerichtlijn. Daarom dien je al vóór de aanvang van een project rekening te houden met de Europese wetgeving. Alleen op die manier kan je probleemsituaties voorkomen. Vandaar ook het belang om vooraf inzicht te geven in de gang van zaken, zeker voor die mensen die met constructeurs te maken hebben.
VinçotteKroniek
In die zin heeft Vinçotte een reeks van speciale opleidingen uitgewerkt voor Volvo Cars, voornamelijk bestemd voor de projectverantwoordelijken, die bij externen machines laten bouwen, en voor de onderhoudsmensen, die soms effectief wijzigingen uitvoeren aan een machine.” Koen Chielens: “In het totaal hebben wij zo’n 70-tal personen van Volvo Cars in opleiding, waarmee we naast de wettelijke aspecten ook tal van praktische zaken bekijken, zoals de aankoopspecificaties of het maken van goede afspraken met subcontractors en leveranciers. Kortom, een echte hands-on opleiding, waarmee wij – om het in ‘QCDISME’-termen uit te drukken: fungeren als aanspreekfiguur voor machineveiligheid.”
VOLVO CAR CORPORATION maakt sinds 1999 deel uit van Ford Motor Company. In de wereldwijde Ford-structuur is Volvo Cars ondergebracht bij de Premier Automotive Group (PAG), die naast Volvo, de luxemerken Jaguar en Land Rover beheert. Aston Martin, dat ook tot PAG behoorde, werd in het voorjaar van 2007 verkocht aan een investeringsconsortium. Volvo Car Corporation telt wereldwijd 28.000 werknemers, en produceerde in het afgelopen jaar 426.535 auto’s. Volvo Cars beschikt vandaag over assemblagefabrieken in Gent, Göteborg en Uddevalla. Daarnaast vindt er nog assemblage plaats in CKD-fabrieken (Completely Knocked Down) in Thailand, Maleisië, Zuid-Afrika en China. De belangrijkste afzetmarkten voor Volvo zijn de Europese landen, de Verenigde Staten en Japan.
VOLVO CARS GENT is één van de twee grote assemblagefabrieken van Volvo Cars. De activiteiten omvatten lassen, spuiten en eindmontage. In 2006 produceerde Volvo Cars Gent met ruim 5.000 werknemers 243.262 wagens, en realiseerde daarmee een omzet van 4 miljard euro. Sinds de oprichting in 1965 werden er al meer dan 3,5 miljoen Volvo’s geproduceerd in Gent. Infrastructuur: Volvo Cars Gent is een hypermoderne autofabriek met hoogtechnologische installaties, op een terrein van bijna 50 hectaren, met een bebouwde oppervlakte van 23 hectaren en met 15,7 kilometer assemblagelijnen. Productie: Volvo Cars Gent nam in 2006 liefst 57% van de totale productie van Volvo Cars voor zijn rekening. De vijf verschillende modellen (de grotere Volvo S60, de compacte S40/V50 en de C30) worden op dezelfde lijnen gebouwd. In 2008 zal aan dit gamma de XC60 toegevoegd worden. De voorbereidingen om dat model in productie te brengen, zijn volop bezig. Afzetgebieden: Volvo Cars Gent exporteert 97% van haar autoproductie. De belangrijkste markten hiervoor zijn Noord-Amerika (23,6%), Zweden (10,5%), Groot-Brittannië (9,9%) en Duitsland (8,6%). Investeringen: Volvo Cars Gent investeerde in 2006 meer dan 38 miljoen euro. Ongeveer de helft van dat bedrag werd gebruikt voor het in productie nemen van de Volvo C30, het nieuwe model dat sinds september 2006 in de Gentse fabriek gebouwd wordt. Voor 2007 is een investeringsportefeuille van 128 miljoen euro voorzien, hoofdzakelijk om de nieuwe Volvo XC60 eind 2008 in productie te nemen.
1
16
Speciaal Dossier Vinçotte Safety Engineers
Alvorens een arbeidsmiddel in gebruik genomen wordt, moet het: • in overeenstemming zijn met de van toepassing zijnde Europese richtlijnen: de richtlijn ‘machines’, ‘elektromagnetische compatibiliteit’ (EMC), ‘laagspanning’, ... en hun omzetting in nationale wetgeving • geïnstalleerd zijn overeenkomstig de voorschriften van de Richtlijn Arbeidsmiddelen (89/655/EEG, gewijzigd door 95/931/EG – KB van 12.08.1993 en KB van 04.05.1999) en de omzetting ervan in Belgische wetgeving • voor de aspecten die (nog) niet door de richtlijnen ‘vrij verkeer van goederen’ behandeld worden, voldoen aan de minimumvoorschriften vastgelegd in de bijlage van het Koninklijk Besluit arbeidsmiddelen van 12/08/93 • de bestaande uitrustingen voor 1 januari 1997 eveneens in overeenstemming hebben met de minimumvoorschriften van het Koninklijk Besluit arbeidsmiddelen.
De nieuwe Machinerichtlijn 2006/42/ec 29 december 2009 is de ultieme deadline om de nieuwe Machinerichtlijn toe te passen. Op dat ogenblik wordt richtlijn 98/37/EG vervangen door 2006/42/EC van juni 2006. De Machinerichtlijn, de hoeksteen van de Europese wetgeving inzake machineveiligheid, dateert van 1989 en was verplicht vanaf 1995. Nu, na 12 jaar toepassing, is de herziening van deze richtlijn klaar. Sommige wijzigingen hebben echter vandaag al invloed op de interpretatie van de huidige richtlijn. De aanpassingen hebben tot doel de goedkeurings- en testprocedures te vereenvoudigen en de technische voorschriften te actualiseren door het toepassingsgebied van de richtlijn uit te breiden tot draagbare slagwerktuigen met explosieve lading en bouwliften. De nieuwe bepalingen zullen ook grote gevolgen hebben voor de fabrikanten van producten met IIB-verklaringen, de zogenaamde inbouwmachines. Voor anticiperende fabrikanten die wel met elementen als risicoanalyse en risicopreventie rekening gehouden hebben, zal er in se niet zo veel veranderen. Het gaat dus om een logische evolutie in de ontwikkeling van de wetgeving rond machineveiligheid. De lidstaten hebben tot 29 juni 2008 de gelegenheid om de richtlijn om te zetten in nationale wet- en regelgeving. De bepalingen van de nieuwe richtlijn zijn bindend vanaf 29 december 2009. Tot deze datum blijven de bepalingen van de huidige Machinerichtlijn 98/37/EG van kracht.
Het Vinçotte ondersteuningsprogramma bestaat uit verschillende modules: • Voorbereidende informatievergaderingen in het kader van de problematiek van de machineveiligheid. Hierbij wordt een inventaris opgemaakt van de situatie en bepaald welke acties er ondernomen moeten worden. • Assistentie bij de uitwerking en uitvoering van een strategie met betrekking tot de nieuwe en/of bestaande arbeidsmiddelen: inventaris, te nemen maatregelen, vastleggen van prioriteiten. • Opleidingen machineveiligheid, aangepast aan de doelgroepen: aankoopdiensten, onderhoudsdiensten, ontwerpers en uitvoerders op algemeen gebied of op het gebied van elektriciteit, bediening van machines, enz. • Technische bijdrage tot de regularisering van het bestaande machinepark: - onderzoek van de machines op basis van de nieuwe referenties - beoordeling van de grootte van de vastgestelde problemen - formuleren en voorstellen van oplossingen. • Certificatie van conformiteit van de nieuwe arbeidsmiddelen (Machinerichtlijn Laagspanningsrichtlijn, EMC-richtlijn, ...).
VinรงotteKroniek
17
18
Speciaal Dossier Vinçotte Safety Engineers
NMBS-Groep lanceert GSM-R Nokia Siemens Networks en Vinçotte: professionals op hetzelfde spoor Afspraak: juni 2007 Plaats: Brussel, NMBS-Holding Praatgasten: Alex Raviart, GSM-R Project Manager NMBS-Holding, Rudi Van Reusel, Project Manager Nokia Siemens Networks en Alex Lambie, Veiligheidscoördinator Vinçotte
Wat vooraf gaat Tot voor kort gebruikten spoorwegmaatschappijen communicatiesystemen op analoge basis, die ad hoc ontwikkeld werden en niet altijd onderling compatibel waren, laat staan dat ze grensoverschrijdend werkten. Zo maakten de Duitse spoorwegen gebruik van 8 verschillende analoge radiosystemen, terwijl een machinist die Europa zou doorkruisen maar liefst 35 verschillende – incompatibele – systemen zou tegenkomen. Buiten de netwerken voor de hogesnelheidsspoorweg werd er weinig gedaan om de spoorwegen interoperationeel te krijgen binnen de Unie. Het lag dan ook voor de hand dat deze problematiek op de agenda van de Europese Commissie zou komen. Via het Directoraat-generaal voor Energie en Transport, publiceerde de Europese Commissie in 2001 een ‘white paper’ waarin onder meer de standaardisatie op het gebied van communicatie besproken werd voor internationaal treinverkeer en dat aangekondigd werd onder ERTMS (European Rail Traffic Management System), een belangrijk Europees industrieel project. Het ERTMS bestaat uit 2 onderdelen: het telecommunicatienetwerk GSM-R (GSM
De ontwikkelingsfase van GSM-R (GSM for Railways) op het Belgisch spoorwegnet heeft op dit moment een belangrijk stadium bereikt, gezien meer dan de helft van de 457 sites waar GSM-R voorzien wordt, uitgerust is met het nodige materieel. De plaatsing in de treinen is volop aan de gang en zal nagenoeg voltooid zijn tegen 2010, het moment waarop de volledige realisatie van GSM-R een feit zal zijn. Infrabel, de beheerder van het spoorwegnetwerk, investeert 90 miljoen euro. De NMBS steekt nog eens 40 miljoen in toestellen voor de personeelsleden en in GSM-R apparatuur voor de locomotieven. Dankzij de installatie van GSM-R langs de sporen en in de treinen zal de veiligheid van het nationaal en internationaal spoorverkeer aanzienlijk verhogen.
for Railways) en het controlesysteem ETCS (European Train Control System). GSM-R werd duidelijk naar voren geschoven als internationale standaard voor een pan-Europees digitaal radionetwerk. Deze standaard beantwoordt aan de specificaties van het project EIRENE (European Integrated Railway Radio Enhanced Network) die uitgegeven zijn door het UIC (Internationale Spoorwegunie), genormaliseerd door het ETSI (European Telecommunication Standard Institute) en gevalideerd door het consortium MORANE (Mobile Radio for Railway Networks in Europe). Het is de bedoeling om met de normalisering van de digitale radio voor de Europese spoorwegen de spoornetten interoperabel te maken, overeenkomstig de Europese richtlijnen 96/48/CE en 2001/16/ CE. Net als 32 andere Europese spoorwegmaatschappijen heeft de NMBS het akkoordprotocol EIRENE van 19 juni 1997 ondertekend, en zich ertoe verbonden een digitaal radionetwerk te ontwikkelen.
Nokia Siemens Networks als voorkeurpartner Alex Raviart: “Dat de UIC voor een variant van de GSM-standaard koos, mag geen verwondering wekken. Het succes van GSM is in grote mate te danken aan het feit dat het een totaal gestandaardiseerde, open technologie is die vrije concurrentie toelaat op het gebied van infrastructuur en eindapparatuur. Zo kunnen de Europese spoorwegmaatschappijen vrij hun leverancier kiezen en zich niettemin inschakelen in één uniek systeem.” Rudi Van Reusel: “Bovendien kunnen ze hun voordeel doen met de constante stroom van vernieuwende toepassingen die voor de reguliere GSM-markt ontwikkeld worden, en die dus ook in een GSM-R netwerk toe te passen zijn. Denk bijvoorbeeld aan cargo tracking, automatische telling van passagiers of de draadloze bewaking van spoorweginfrastructuur.” Alex Raviart: “Dat Nokia Siemens Networks er als voorkeurpartner uitgekomen zijn, is geen verrassing: in 1998 was Siemens de eerste onderneming ter wereld die een speciaal digitaal GSM-R netwerk voor
VinçotteKroniek
Veiligheidscoördinatie op bouwplaatsen Conform het KB van 25 januari 2001 – betreffende tijdelijke of mobiele bouwplaatsen – verzorgen de veiligheidsingenieurs van Vinçotte de veiligheidscoördinatie op bouwplaatsen in ontwerp- en uitvoeringsfase. Met kennis van zaken en ervaring binnen dit domein slagen wij erin om alle partijen op een zodanige manier te laten samenwerken dat de veiligheid op de bouwplaats en de bescherming van de gezondheid gegarandeerd zijn. Deze diensten zijn over het algemeen maatwerk, gezien elke werf anders is en iedereen die tussenkomt in deze materie van de andere verschilt.
spoorwegmaatschappijen presenteerde. GSM-R van Nokia Siemens Networks geldt vandaag zonder twijfel als een belangrijke oplossing voor moderne draadloze spraak- en datatransmissie voor railverkeer.” Rudi Van Reusel: “Ik mag in alle bescheidenheid zeggen dat de naam Siemens in de spoorwegsector synoniem staat voor bewezen toepassingen in de meest uiteenlopende domeinen: van mobiele communicatie op treinstellen over beveiliging en organisatie van het spoorwegverkeer tot informatie- en bewakingssystemen in stations. Vergeet ook niet dat Siemens een aantal gespecialiseerde
spoorwegdivisies heeft. Zo bouwt onze divisie ‘Siemens Energy and Industry Transportation’ complete treinstellen en locomotieven, inbegrepen de oplossingen voor de elektrificaties, de seininrichtingstoepassingen en de elektronische veiligheidsposten langs het net.”
Communiceren tegen 500 km per uur Rudi Van Reusel: “GSM-R biedt niet alleen alle functies van het reguliere GSM systeem, maar bovendien een aantal diensten die voorzien in de specifieke behoeften van de
spoorwegen. Vandaag gebruiken spoorwegmaatschappijen nog verschillende radiosystemen voor de communicatie tussen verkeersleiding en trein, wissel en trein, tekstberichten, ‘Automatic Train Control’ en communicatie in tunnels. Het instandhouden en onderhouden van al die systemen kost handenvol geld. GSM-R biedt al deze functies en meer in één overzichtelijk netwerk, met belangrijke besparingen tot gevolg, want er moet maar één netwerk beheerd en onderhouden worden.” Alex Raviart: “Maar het is vooral de veiligheid op en langs het spoor die wel zal varen bij de introductie van GSM-R. Het systeem laat zowel one-to-one als one-to-group gesprekken toe. Zo kan de machinist met één druk op de knop verbinding maken met de verkeersleider van de zone waarin zijn trein zich bevindt en omgekeerd. Even eenvoudig kan een verkeersleider tegelijk alle treinstellen oproepen die zijn zone doorkruisen. In geval van nood kan elke machinist met één druk op de rode knop de verkeersleiding en alle treinstellen in zijn zone verwittigen. Daarnaast neemt GSM-R ook de communicatie tussen andere actoren voor zijn rekening, zoals
19
20
Speciaal Dossier Vinçotte Safety Engineers
Rudi Van Reusel Project Manager Nokia Siemens Networks
Alex Lambie Veiligheidscoördinator Vinçotte
Alex Raviart GSM-R Project Manager NMBS-Holding
rangeerders en onderhoudspersoneel langs het spoor. Dankzij de ‘Intelligent Network’-technologie is ook dataverkeer mogelijk met GSM-R: sms-berichten en realtimerapporten over de prestaties en onderhoudsstatus van de voertuigen, maar ook zogenaamde ‘location based services’, zoals de directe schakeling met de zone dispatcher en realtimeinformatie voor reizigers in verband met aansluitingen en vertragingen.”
bereikbaar blijven voor alle evoluerende functionaliteiten van het digitale systeem.”
in de uitvoeringsfase wordt door TUC RAIL uitgevoerd.”
Rudi Van Reusel: “In de toekomst wordt automatische treincontrole zeker de belangrijkste datatoepassing van GSM-R. Het wordt het basisplatform voor ETCS, dat zal uitgroeien tot het ‘Integrated European Rail Traffic Management’. In het tijdperk van de hogesnelheidstrein moet dit voor een veilige coördinatie van het toenemende treinverkeer in Europa zorgen.”
De digitale spoorweg vanaf 2010 Alex Raviart: “De ontwikkeling van het digitale radiocommunicatienetwerk wordt gestuurd vanuit het departement H-ICT van de NMBS-Holding. Maar Infrabel is de eigenaar van de GSM-R infrastructuur. Als we de praktische kant van deze operatie bekijken, weet dan dat het GSM-R systeem op verschillende plaatsen geïnstalleerd moet worden om te kunnen functioneren. Allereerst, langs de meer dan 3.000 km hoofdlijnen van ons Belgisch spoorwegnet. In totaal gaat het om 457 sites waar BTS-radiostations (Base Transmission System) en antennes ingepland worden. Tegen eind 2007 zullen er zo’n 300 sites afgewerkt zijn. Verder wordt het systeem ook geplaatst in ‘Traffic Control’, in de nieuwe seinposten en bij de energieverdelers van de elektrische tractie. En tenslotte is er de mobiele uitrusting voor het rollend materieel en voor het personeel: stuurpostradio’s voor de 1.400 krachtvoertuigen en 5.000 gsm’s die zo aangepast zijn dat ze
Rudi Van Reusel: “Tegen midden 2010 zal al het rollend materieel van de NMBS voorzien zijn van de GSM-R technologie. Met zo’n 100-tal locomotieven en 260 sites die vandaag helemaal klaar zijn, is GSM-R nu al operationeel op de Brusselse noord-zuidverbinding, op de spoorlijnen Brussel-AntwepenEssen en op de Antwerpse noordzuidverbinding. De installatie op de nieuwe hogesnelheidslijnen naar Nederland en Duitsland is volop bezig. Het analoge netwerk ‘Radio Grond Trein’ (RGT) zal vanaf 2010 geleidelijk uit dienst genomen worden.”
Ten dienste van de veiligheid Alex Lambie: “Het einde van de realisatie is natuurlijk ook afhankelijk van het tijdig verkrijgen van alle noodzakelijke bouwvergunningen. Die opdracht is in handen van TUC RAIL, het gespecialiseerde ingenieursbureau van Infrabel, dat voor dit project de opstelling en opvolging van de vergunningsaanvragen voor zijn rekening neemt, alsook toezicht op het bouwen van de sites – deels burgerlijke bouwkunde, kabels en glasvezelkabels. TUC RAIL is eveneens verantwoordelijk voor de coördinatieveiligheid voor deze werven voor “ontwerp” en “verwezenlijking”.” Alex Raviart: “Zo komen we via TUC RAIL bij Vinçotte uit, al moet ik er volledigheidshalve aan toevoegen dat Nokia Siemens Networks de eigenlijke opdrachtgever is van Vinçotte voor het GSM-R project. Hoe die vork in de steel zit, is eigenlijk simpel: bij de aanbesteding was er de nadrukkelijke vraag om het luik ‘Veiligheidscoördinatie Ontwerp’ toe te vertrouwen aan een derde partij omwille van ‘tijdsdruk’ en ‘complexiteit’. De veiligheidscoördinatie
Alex Lambie: “De spoorinfrastructuur is een domein waarin een strikte en zorgvuldige aanpak van veiligheid noodzakelijk is. TUC RAIL heeft altijd bijzondere aandacht gehad voor het naleven van de veiligheidsvoorschriften, wat ook een must is als je werkzaamheden uitvoert nabij sporen in exploitatie. Als ik het zo mag samenvatten: TUC RAIL en Vinçotte zitten op het vlak van veiligheidsdenken op dezelfde golflengte. Dat maakt dit soort opdrachten ook meteen een stuk aangenamer, wat niet hetzelfde wil zeggen als gemakkelijk. Want vergis je niet, het grote aantal elementen en de vele uitzonderingsgevallen laten je niet toe om ook maar één moment de aandacht te verliezen.”
Vinçotte op kruissnelheid Alex Lambie: “De opdracht van Vinçotte bestaat erin om per site – waar TUC RAIL en de door haar opgevolgde aannemingen civiele werken en installaties uitvoeren – de noodzakelijke veiligheidsadviezen te leveren voor de aanneming Nokia Siemens Networks, door onder meer een veiligheids- en gezondheidsplan op te stellen (V&Gplan) waarin de regels vastgelegd worden die van toepassing zijn op de werf en op de opvolging van de werken. Sinds het verschijnen van het KB van 25 januari 2001 is de veiligheidscoördinatie op tijdelijke of mobiele werven immers onderworpen aan wettelijke bepalingen voor veiligheid en gezondheid.” Rudi Van Reusel: “Als ik er een tijdlijn mag opkleven, dan is het zo dat de GSM-R aanbesteding dateert van 2002, de studiefase is gespreid over de periode 2003-2004, en de bouw van de eerste sites is opgestart in 2005. Als je weet dat we eind 2007 rond de 300 sites gerealiseerd zullen hebben, dan
VinçotteKroniek
NIEUWE TOEPASSINGEN EN DIENSTEN MET GSM-R • Spraakverkeer tijdens de treinreis tussen controlestations en machinisten, tussen machinisten onderling, tussen wisselwachters en onderhoudspersoneel. • Communicatie op stations, depots en langs de rails. • Ondersteuning van datatoepassingen zoals: wijzigingen in het reisschema, aansluitende verbindingen, extra dienstverlening. • Controle- en signaalfuncties zoals Automatic Train Control (ATC/ETCS) en European Rail Traffic Management System (ERTMS). • Land- en exploitantspecifieke toepassingen zoals communicatie in tunnels, overdracht en analyse van servicegegevens en vrachtcontrolegegevens.
heb je niet veel inbeeldingsvermogen nodig om de hoeveelheid werk en documenten in te schatten: immens!” Alex Lambie: “De veiligheidsaanpak voor pylonen en werven in de nabijheid van sporen, in tunnels of op het dak van een station vraagt niet alleen een uitermate grondige voorbereiding, maar vergt ook een duidelijke visie. Daarmee bedoel ik dat de keuze van de site niet alleen onderhevig is aan de technische bepalingen die betrekking hebben op de kwaliteit van de site – afhankelijk van de stedenbouwkundige omgeving en de integratie van de site in het globale netwerk – maar die keuze is evengoed onderhevig aan een evaluatie van de site op het vlak van veiligheid.” Alex Raviart: “De eerste stap in onze samenwerking met Vinçotte was dan ook het gezamenlijk opstellen van een veiligheidshandboek voor het uitvoeren van werken bij de NMBS. In samenwerking met TUC RAIL is daar in 2003 het Nokia Siemens Networks Veiligheidshandboek uit voortgekomen. Je mag dit boek gerust omschrijven als een totaalconcept voor de technische, fysische, menselijke en omgevingsveiligheid, uitgaande van de veiligheidseisen van TUC RAIL, Nokia Siemens Networks en de wetgever.”
Routine als grootste bedreiging Alex Lambie: “Als je voor dit project de veiligheids- en preventieaspecten afmeet aan de risico’s, dan zie je meteen dat dit geen eenvoudige klus is: hoge GSM-masten, elektromagnetische velden rond GSM-antennes, spoorwegverkeer van gewone en HSTtreinen, hoogspanningsleidingen en ga zo maar door. Vinçotte, TUC RAIL en alle andere betrokken partijen waken erover de veiligheidsregels nauwgezet toe te passen in de bijzondere werkomstandigheden op werven en een al te routineuze werkwijze te vermijden.
Wie dus ‘nultolerantie’ vooropstelt, moet op alles goed voorbereid zijn. Om die reden zijn er bijvoorbeeld verplichte opleidingen en veiligheidspaspoorten voor iedereen die de werf betreedt.”
constant uitvoeren als onderdeel van hun verantwoordelijkheden, maar het blijft toch de opdracht van de veiligheidscoördinatoren om regelmatig de regels aan de praktijk te toetsen.”
Rudi Van Reusel: “Daarom zijn er ook procedures die op de juiste wijze doorlopen moeten worden. Zo wordt een werf pas opgestart als het V&G-plan goedgekeurd is door TUC RAIL. Vervolgens wordt het vóór de toepassing ervan met de onderaannemers besproken, en geldt het eigenlijk als de notulen van de pre-job veiligheidsbespreking, waarin alle risico’s waarbij partijen betrokken kunnen raken of aanleiding toe geven, plus de te nemen voorzorgen, ten gronde vastgelegd worden.”
Alex Lambie: “De volledige eliminatie van risico in de menselijke activiteit zal nooit mogelijk zijn: we kunnen alleen verzekeren dat het risico zo laag mogelijk gehouden wordt. Ik ben altijd een pleitbezorger geweest om risicopreventie in te sluiten als een onderdeel van een samenhangend beleid. Als je dit naar de praktijk vertaalt, dan kan je dat eenvoudig samenvatten als: zorg dat iedereen weet en begrijpt wat hem te doen staat.”
Alex Lambie: “De werfleider is daarna verantwoordelijk voor het opvolgen van de regels. In de praktijk zijn twee specifieke pagina’s van het veiligheidshandboek ontzettend belangrijk: het zogenaamde ‘Transferdocument’, dat door de verantwoordelijke onderaannemer en door iedere ploegbaas getekend dient te worden, en absoluut de belangrijkste pagina, het ‘Opmerkingsblad’. Op deze bladzijde worden alle specifieke veiligheidsopmerkingen vermeld die voor een bepaalde site van toepassing zijn. Bijvoorbeeld er is geen ‘Save to climb’, gebruik een hoogwerker. Of de uren van de buitendienststelling van een tunnel. Of afwijkende veiligheidsafstanden ten opzichte van de sporen. Zelfs de weersomstandigheden kunnen onderwerp zijn van extra risico. Het wordt allemaal vermeld op die eerste pagina: een complete inventaris van specifieke risico’s en hoe ermee om te gaan.” Alex Raviart: “Het is ook duidelijk dat werfinspecties een belangrijk deel uitmaken van de preventiepolitiek. Wij gaan er wel van uit dat de werfleiders en arbeiders dergelijke inspecties
21
22
GSM-R in detail Voordelen
Technische aspecten
• Het is een uniek en internationaal communicatie systeem voor spraak, data en seingeving • Het is genormaliseerd door de Europese instellingen en erkend door de spoorwegen • De functies zijn specifiek voor de behoeften van de spoorwegen • Het biedt een grote beschikbaarheid, betrouwbaarheid en flexibiliteit • Het maakt de integratie mogelijk van de huidige en toekomstige communicatiediensten
• Frequentiebanden: Het digitale radionetwerk GSM-R werkt in frequentiebanden die zijn toegekend door de Europese Gemeenschap en die overal in Europa dezelfde zijn. Het betreft twee keer 4 MHz (876-880 MHz en 921-925 MHz) die 10 MHz onder de GSM-citizensbanden liggen. • De mobiele uitrustingen omvatten twee categorieën: - De stuurpostradio’s in de stuurposten van de treinen, bestemd voor de bestuurders - De draagbare toestellen die toegang geven tot alle functies die het digitale radionetwerk biedt. • Er zijn drie types van draagbare toestellen: - voor algemeen gebruik (GPH) - voor operationeel gebruik (OPH) - voor rangeringen (OPS).
Functies & kenmerken • Ondersteuning voor de transmissie van spraak en data • Ondersteuning voor het Europees seinstelsel ERTMS/ETCS niveaus 2 en 3 • Systeem ontworpen voor snelheden tot 500 km/h • De diensten GPRS, Voicemail en SMS zijn beschikbaar • Geavanceerde functies: - Over radio uitgezonden spraakoproepdienst die het mogelijk maakt berichten te sturen naar bepaalde groepen gebruikers (bijvoorbeeld van de regelaars naar de treinbestuurders in eenzelfde zone). - Spraakoproepdienst voor gesloten groep die het mogelijk maakt oproepen te doen tussen gebruikers van eenzelfde groep (bijvoorbeeld tussen de treinbestuurders die zich in een bepaalde zone bevinden). - Verbeterde multiniveau precedentie en voorkeur die prioritaire oproepen mogelijk maakt tegenover andere lopende oproepen. - De functionele nummering die het mogelijk maakt een persoon te bereiken door de code te vormen die overeenstemt met de functie die hij uitvoert op een bepaald ogenblik, eerder dan zijn abonneenummer. - De van de plaats afhankelijke adressering die het mogelijk maakt de treinoproepen automatisch te sturen naar bepaalde functies op de vaste wal die gebaseerd zijn op de positie van de trein (bijvoorbeeld oproep van een trein naar de regelaar die de zone bedient waarin de trein zich bevindt).
GSM-R band
876 880
890
915
GSM-E band
f(MHz) GSM-P band
921 925
935
960
Deze mobiele uitrustingen omvatten de citizenbands, de GSM-R banden en de verreikende banden, wat overeenstemt met de banden 876-915 MHz (Uplink) en 921-960 MHz (Downlink). Ze maken het dus voor de NMBS-gebruikers mogelijk, door een roamingovereenkomst met de openbare GSM-operatoren, toegang te krijgen tot het openbare GSM-net. Dit zal uitsluitend gebeuren om een grotere veiligheid van het spoorverkeer te waarborgen.
Wettelijke aspecten De Europese richtlijn 96/48 en de implementatie ervan in ons Belgisch recht via het koninklijk besluit van 3 april 2000 hebben betrekking op de interoperabiliteit van het transEuropese hogesnelheidssysteem. De NMBS heeft beslist GSM-R toe te passen voor al haar spoorlijnen, conventioneel verkeer inbegrepen. Het GSM-R netwerk zal niet commercieel door de NMBS geëxploiteerd worden en zal evenmin toegankelijk zijn voor het publiek.
VinçotteKroniek
De NMBS-Holding is de werkgever van het voltallige spoorwegpersoneel van de NMBSGroep. De NMBS-Holding overkoepelt de NMBS-Groep en staat mee garant voor een optimale kwaliteit van de dienstverlening. De NMBS-Holding beheert voor de groep de human resources, het patrimonium, de groepsstrategie, de financiële consolidatie, de informatica en de telecommunicatie.
De NMBS verzekert de exploitatie en commercialisering van het nationale en internationale reizigers- en goederenvervoer per spoor en is belast met het bepalen en uitwerken van het aanbod en haar vervoersplan, de commercialisering van de verschillende diensten en verkoopkanalen en het vastleggen van de tarieven. Daarnaast is ze verantwoordelijk voor het beheer van het rollend materieel, de treinbestuurders en de treinbegeleiders. Tenslotte beheert ze ook de reizigersfilialen (Thalys, Eurostar, …) en de goederenondernemingen (IFB, TRW, …).
Alle taken van Infrabel zijn opdrachten van openbare dienstverlening, die haar toegekend zijn door de wet. Ze zijn tweeledig. Enerzijds moet Infrabel het onderhoud, het beheer en de uitbreiding van de spoorweginfrastructuur en van de regelings- en veiligheidssystemen verzekeren. Anderzijds moet ze erop toezien dat de essentiële functies binnen het Europees recht beheerd worden, namelijk de verdeling van de infrastructuurcapaciteiten en de tariefbepaling van de vergoedingen.
De N.V. TUC RAIL werd opgericht in 1992 met de medewerking van private studiebureaus en is als dochteronderneming van Infrabel verantwoordelijk voor de realisatie van grote spoorwegprojecten. TUC RAIL zorgt niet alleen voor het aanleggen van nieuwe hogesnelheidslijnen maar ook voor het uitvoeren van uitbreidings- en moderniseringwerken en het omvormen van bestaande infrastructuur. Daarbij bestudeert TUC RAIL als engineerings- en projectmanagementbureau alle facetten van het project: van de eerste haalbaarheidsstudies tot en met de indienststelling.
H-ICT is verantwoordelijk voor de projectuitvoering van de GSM-R, maar ook voor tal van andere projecten voor interne klanten van de NMBS groep. De Holding ICT – kortweg, H-ICT – valt onder de directie ‘Strategie & Coördinatie’ van de NMBS-Holding. De eenheid H-ICT staat in voor een breed takenpakket. Daarom zijn er binnen H-ICT diverse onderdelen die zich elk op een specifiek deelgebied concentreren. Zo zijn er verschillende diensten voor de ontwikkeling en het beheer van informaticaoplossingen en telecomprojecten. Via dochtermaatschappij Syntigo worden ook informaticadiensten en het capaciteitsoverschot van het glasvezelnetwerk gecommercialiseerd.
Als wereldleider op het gebied van zowel telecommunicatie als transporttechnologie is de Siemens groep de partner bij uitstek voor spoorwegmaatschappijen die GSM-R willen invoeren. Nokia Siemens Networks heeft een totaalaanbod dat alle aspecten van de materie omvat, van onderzoek en ontwikkeling tot de installatie van de infrastructuur, de training van het personeel, en zelfs het beheer van het volledige netwerk. Verwacht wordt dat GSM-R tegen het eind van dit decennium zal uitgroeien tot de wereldstandaard voor spoorwegcommunicatie. Met tientallen projecten in West- en Oost-Europa, Azië, Afrika en Australië heeft Nokia Siemens Networks een flinke voet tussen de deur van deze opkomende wereldmarkt.
23
24
VinçotteKroniek
Dossier
Veiligheid met een internationaal karakter Als toonaangevend controlebureau voor de technische controle van constructies heeft Vinçotte een solide ervaring opgebouwd in burgerlijke en industriële bouwkunde en woningbouw. Bioscopen, shopping centra, parkings, bruggen, waterzuiveringstations, haveninfrastructuur, kantoorgebouwen, het zijn maar enkele voorbeelden van gebouwen en toepassingen van burgerlijke bouwkunde waarvoor Vinçotte een sluitend kwaliteits- en veiligheidslabel kan afleveren. Daarnaast zijn er nog verschillende controles op staalstructuren, zoals van pylonen, kranen, hangsteigers en loopbruggen. Meer dan 70 multidisciplinaire specialisten ondersteunen wereldwijd de Vinçotte klanten bij het kwaliteitsbeheer van hun (bouw)projecten volgens de universele hoge standaard van Vinçotte.
Internationale projecten Metaalstructuren: Power Climber Design Review van bewegende staalstructuren en EG-typeonderzoek Burgerlijke bouwkunde: Group GL International Kwaliteitscontrole en tienjarige aansprakelijkheid
25
26
Dossier Veiligheid met een internationaal karakter
Power Climber
Torenhoog vertrouwen in Vinçotte
Hangbruginstallaties volgens de Europese norm EN 1808:1999 Praktische vraag: hoe herschilder je de hangkabels van de Pont de St-Nazaire? Uiteraard komt er verf aan te pas, maar in dit geval nog belangrijker, je hebt een veilig werkplatform nodig. André De Meirichy, Engineering Manager bij Power Climber, vertelt er met veel verve over: de unieke ophangconstructies van Power Climber, die op maat ontwikkeld en gebouwd worden volgens de daarop van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften. Raphaël Termote, Diensthoofd Design Review van Vinçotte, was in de voorbije 15 jaar ontelbare keren betrokken bij de speciale constructies van Power Climber. Hangbruggen en mastinstallaties die na 1 januari 1997 in de handel gebracht worden, moeten immers voorzien zijn van een CE-markering en in overeenstemming zijn met de Europese richtlijn voor machines.
Design Review Onze controles van staalstructuren worden gekenmerkt door een pragmatische en procesmatige manier van werken. Deze structuren zijn niet alleen onderworpen aan richtlijnen en normen, maar worden ook steeds ingewikkelder en vragen steeds meer de toepassing van heel specifieke technieken die elk hun eigen logica vergen. Wereldwijd voeren wij design review-opdrachten uit van machines en bewegende staalstructuren zoals kranen, loopbruggen en hangsteigers. Daarnaast verrichten we ook typeonderzoek in het kader van de CE-markering. Wij begeleiden onze klanten bij de uitwerking van de berekeningsnota’s, het nazicht van het design, het maken van schema’s en het onderzoek van technische dossiers, risicoanalyses en expertises.
Topfabrikant in topsegment
André De Meirichy: “Power Climber, dat dit jaar precies 35 jaar bestaat en dat sinds 1997 deel uitmaakt van de Safeworks Company uit Seattle, heeft eigenlijk altijd de filosofie gehuldigd van ‘we hebben een oplossing of we bouwen er één’. Zo krijgen we dan ook
regelmatig ongewone opdrachten binnen van over heel de wereld, van Australië tot Saoedi-Arabië. Of in voornoemd geval vanuit Frankrijk, met de vraag om een praktische oplossing te bedenken voor het efficiënt zandstralen en herschilderen van de hangkabels van de tuikabelbrug van St-Nazaire (in het zuiden van Bretagne).
Daarvoor hebben we vorig jaar een tweepersoonsophangconstructie bedacht, die via klimtakels op een betrouwbare, veilige en snelle wijze over de tuikabels naar boven en naar beneden kan bewegen. Deze installatie was bovendien voorzien van een ingenieus opvangsysteem voor de granulaten van het zandstralen. Stel je daarbij ook nog even de Pont de St-Nazaire voor, die zich op 60 meter hoogte uitstrekt boven de monding van de Loire en een hellingspercentage tot 6% heeft.” Raphaël Termote: “Sterker nog, stel je de twee mensen voor die zich in die ophangconstructie bevinden. Die willen eigenlijk maar twee zaken: één, hun werk goed doen, en twee, dat werk in alle veiligheid kunnen uitvoeren. Op dat vlak heeft Power Climber bij de professionals een reputatie van superveilige installaties. Zij waren trouwens 20 jaar geleden bij de eerste constructeurs van hangsteigers die standaard tal van ingebouwde veiligheden hadden voorzien, zoals
VinçotteKroniek
De eerste Power Climber takel dateert van 1972 en werd ontworpen en geproduceerd in Los Angeles (California). Dit product kende vrij snel succes, en werd eind jaren zeventig al op 4 continenten verdeeld. De eerste overzeese vestiging werd in 1983 opgericht in Antwerpen. Deze vestiging zou aanvankelijk als verkooporganisatie instaan voor alle markten buiten Noord-Amerika. Toch werd na korte tijd ook een afdeling ‘Ontwikkeling en Ontwerp’ toegevoegd, die al in 1985 het succesvolle Astro platformlier introduceerde, op dat moment de eerste en enige takel op de markt met een aantal standaard ingebouwde veiligheden. In de jaren negentig volgde een sterke internationale groei, en werd ook gestart met de productie van complete BMU’s (Building Maintenance Unit): een permanente op, aan of in het gebouw aangebrachte hangbruginstallatie. In 1997 kwam het bedrijf in handen van Safeworks, LLC (Seattle), waarmee Power Climber deel ging uitmaken van een groep met een totaalaanbod van toegangsoplossingen. Door recentere acquisities is Safeworks anno 2007, met meer dan 300 medewerkers, uitgegroeid tot de enige fabrikant ter wereld die zowel hangsteigers als mastinstallaties kan aanbieden.
een oversnelheidsvalbeveiliging, een slappe kabel valbeveiliging- en overbelastingsbeveiliging.” André De Meirichy: “Het verhaal is ook heel simpel: niemand wil nog op een werkplatform dat ooit problemen gehad heeft. Waar wij dus voor moeten zorgen is niet alleen de perfecte toegangsoplossing – voor werken op grote hoogte – maar ook de perfecte veiligheidsoplossing. Op die twee punten mogen we onszelf, zonder enige pretentie, een topfabrikant noemen in het topsegment van de wereldmarkt.”
Werktuigbouwkundige inslag André De Meirichy: “ Niet alleen door toenemende regelgeving krijgt veiligheid een steeds grotere prioriteit, maar vooral vanuit de wens om ongelukken en leed, negatieve publiciteit en financiële risico’s te vermijden. Laat ik het nog anders formuleren, zowel Power Climber – die als fabrikant met de Machinerichtlijn te maken heeft – als de Belgische werkgever – die in het geval van hangsteigers met het artikel 452 (beweegbare hangstellingen) van het ARAB geconfronteerd wordt – voelen zich verantwoordelijk voor de mensen die ermee moeten werken.” Raphaël Termote: “Hoewel er sprake is van twee gescheiden systemen van wet- en regelgeving, is er toch een overlapping van beide systemen. Die overlapping betreft enerzijds de wet- en regelgeving ten aanzien van de
arbeidsmiddelen en heeft anderzijds ook te maken met de verantwoordelijkheden van fabrikant en werkgever als gevolg van de regelgeving. Zo vallen de arbeidsmiddelen weliswaar onder het regime van het ARAB, maar is er een duidelijke koppeling naar de Machinerichtlijn. Beide partijen zijn voor de wet namelijk verantwoordelijk. De fabrikant voor de veiligheid van zijn producten (Machinerichtlijn), de werkgever voor een veilig gebruik tijdens de gebruiksfase (Codex).” André De Meirichy: “Naast een hele reeks van standaardproducten, zoals de modulaire platformen uit onze Modulo reeks of de Power Climber windmolenkooien, zetten wij ook meer complexe installaties op de markt – denk daarbij aan monsterplatformen van 5 ton voor ondergrondse tanksites in Saoedi-Arabië of aan radio gestuurde platformen voor het Nederlandse ESI Eurosilo. Het helpt dan natuurlijk dat je als fabrikant vertrouwd bent met vrijwel alle grote ‘Classification Societies’ waarmee door klanten samengewerkt wordt, maar het belangrijkste is dat wij op het vlak van verkoop, engineering, inkoop, productie en diensten vanuit een werktuigbouwkundige inslag werken. Door deze aanpak realiseren wij voor onze opdrachtgevers maximale zekerheid in het voldoen aan de regelgeving. In het kader van de aansprakelijkheid is dat prioriteit nummer één.”
Worksafe Australia André De Meirichy: “Dat wij regelmatig met Vinçotte rond de tafel zitten, heeft vanzelfsprekend alles te maken met de aard van ons product: risicovol en dus onderhevig aan een hele reeks normen en richtlijnen. Er zit bij wijze van spreken geen enkel onderdeel aan onze installaties dat niet op de één of andere manier moet voldoen aan een norm, een classificatie of een veiligheidsfactor: van de Machinerichtlijn en de EMC-richtlijn (elektromagnetische compatibiliteit) tot de NEN-EN 954-1 (veiligheidsklasse 4) voor het ontwerpen van besturingssystemen met een veiligheidsfunctie of de veiligheidsfactor 8 voor de staalkabels (de breuksterkte van de kabel is 8 maal hoger dan de maximaal toelaatbare belasting) van onze windmolenkooien. Bovendien moeten wij als wereldspeler ook nog rekening houden met de nationale wetgeving ter zake. Zo heb je voor de Amerikaanse markt een UL-goedkeuring nodig (Underwriters Laboratories, de US-organisatie die de elektrische normen opstelt) en voor de Australische markt gelden dan weer de Australian Standards. Raphaël Termote behoort tot de kleine club van specialisten die door de Australische ‘National Occupational Health and Safety Commission’ (NOHSC) erkend is als deskundige om CE-producten te toetsen volgens de Australische normen.” Raphaël Termote: “Wij zijn trouwens op dit moment bezig met de voorbereiding van een technisch dossier voor een
27
28
Dossier Veiligheid met een internationaal karakter
André De Meirichy Engineering Manager bij Power Climber
Raphaël Termote Diensthoofd Design Review van Vinçotte installatie die naar Australië verscheept zal worden. In Australië hanteren ze een regelgeving die op een heel hoog niveau staat, al gelden op het vlak van fundamentele veiligheidseisen vrijwel dezelfde regels als voor de Europese markt. De belangrijkste norm die bij ons toegepast wordt voor hangbruggen is de EN 1808:1999 (‘Veiligheidseisen voor hangsteigers – ontwerpberekeningen, stabiliteitscriteria, constructie – Beproevingen’). Deze norm omvat de technische eisen ter ondersteuning van de Europese Machinerichtlijn en behandelt zowel voor permanente als tijdelijke installaties de significante gevaren die verband houden met hangsteigers, wanneer deze gebruikt worden zoals bedoeld, en onder omstandigheden door de fabrikant voorzien. In de norm worden ook de relevante technische maatregelen gespecificeerd om risico’s weg te nemen of te verminderen die voortkomen uit significante gevaren.”
in de rol van expert aan bod. Aangezien hangsteigers opgenomen zijn in de bijlage IV van de Machinerichtlijn is een EG-typeonderzoek door een Notified Body voorgeschreven. In de praktijk wordt er dan nog een onderscheid gemaakt tussen het al dan niet bouwen volgens geharmoniseerde normen, en daarmee samenhangend, de verschillende te volgen procedures. Om een lang verhaal kort te maken, door het typeonderzoek stellen wij vast en verklaren wij als Notified Body dat een representatief model van de in bijlage IV bedoelde installatie voldoet aan de bepalingen van de richtlijn.” André De Meirichy: “Als effectief aan alle criteria voldaan is, kan Power Climber de naleving ervan claimen, door de CE-markering (Conformité Européenne) aan te brengen op de installaties. Voor alle duidelijkheid, het CE-teken is geen keurmerk, gezien het om een wettelijke verplichting gaat. De handel in producten zonder deze markering is in het gebied van de EER (Europese Economische Ruimte) niet toegestaan. Tussen haakjes, als er een Notified Body tussenbeide gekomen is dan merk je dat aan de viercijferige code achter het CE-teken. Deze code verwijst naar de Aangemelde Instantie die de beoordelingsprocedure uitgevoerd heeft.” Raphaël Termote: “Het behoort ook tot de verantwoordelijkheid van de fabrikant om merk- en waarschuwingstekens aan te leveren, evenals instructies voor de installatie, het onderhoud en de werking van de installatie in de taal van het land waar de installatie in gebruik zal genomen worden. Zodra het product hiervan voorzien is, kan het binnen de gehele Europese Unie vrij verhandeld worden.”
Herziening van SAE-normen
CE-markering
André De Meirichy: “Met onze vestiging in Kontich nemen wij binnen de groep een prominente plaats in op het gebied van ontwikkeling. Dat heeft voor een groot deel te maken met de specialisten die wij aan boord hebben, waarvan er zeker een 5-tal al meer dan 20 jaar meedraaien in dit vakgebied. Zo word je haast per definitie een kennisintensieve organisatie, die door-en-door vertrouwd is met zowat alle engineeringaspecten alsook met het wettelijk kader. Er bestaat dan ook een goede wisselwerking met de Amerikaanse zusterbedrijven, die via ons ook vertrouwen op de kennis van Vinçotte.”
Raphaël Termote: “In onze samenwerking met Power Climber komen wij zowel in de rol van Aangemelde Instantie (Notified Body) als
Raphaël Termote: “In onze rol van expert geven wij vooral ondersteuning bij het uitwerken van de risicoanalyses, met daarnaast ook een belangrijk accent
op het onderzoek van de technische dossiers en de gebruikersinstructies, de zogenaamde ‘Limitations on Use’. Het zal ondertussen ook wel duidelijk zijn dat Power Climber door haar manier van samenwerken met Vinçotte een belangrijke voortrekkersrol speelt. Wij maken overigens samen deel uit van het Technical Committee 98 (werkgroep 7) – Power Climber als constructeur, Vinçotte als Notified Body – dat nu volop bezig is met de herziening van de SAEnormen (Suspended Access Equipment, de gangbare internationale omschrijving voor hangsteigers).” André De Meirichy: “De SAE-normen gaan al bijna 10 jaar mee, het is dan ook logisch dat een herziening zich opdringt. Door de voortdurende introductie van nieuwe technologie lopen de bestaande normen snel achterop. Bijbenen is dus de boodschap. Via het Technical Committee 98/ Workgroup 7, waarin deelnemers vertegenwoordigd zijn van België, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Denemarken en andere Europese landen, dragen alle betrokken partijen bij tot het updaten van de normen op het gebied van veiligheid.”
Windmolenkooien in de lift André De Meirichy: “Een mooi voorbeeld van een vrij recente ‘technologie’ zijn onze windmolenkooien. Je zou zonder meer kunnen zeggen, een kind van deze tijd, want door de exponentiële groei van windparken is ook een even grote vraag ontstaan naar liftkooien, die in de pylonen of aan de buitenzijde van vakwerkmasten gemonteerd worden voor transport van personen en materiaal. In Kontich gaan er jaarlijks meer dan 300-500 van dergelijke liftkooien de deur uit: 1-, 2- of 3-persoons modellen, die een gemiddeld gewicht van 170 kg hebben en een snelheid halen van 17 meter per minuut. Een specifieke richtlijn voor deze toepassing bestaat nog niet, zodat men bepaalde elementen van verschillende richtlijnen zal moeten combineren.” Raphaël Termote: “De waarde van de wereldwijde windturbinemarkt wordt geraamd op 15 miljard euro. De vraag naar windturbines is op dit ogenblik zelfs zo groot dat de productie niet meer kan volgen. Onder druk van de opwarming van de aarde kiezen regeringen wereldwijd steeds meer voor milieuvriendelijke energieproductie.” André De Meirichy: “Voor Power Climber is er nog geen echte ‘bottleneck’ – het duurt nu eenmaal langer om een windturbine te bouwen dan een liftkooi. Al is het wel zo dat wij vandaag de meeste grote windturbinefabrikanten in onze portefeuille hebben. Op kop het Deense Vestas, dat 35% van
VinçotteKroniek
de wereldmarkt in handen heeft, gevolgd door, GE Wind van General Electric en de Indiase constructeur Suzlon, die in het voorbij jaar Hansen Transmissions overnam en dit jaar de Duitse turbinefabrikant REpower. Op de Aziatische markt is Suzlon de grootste producent. Wie dus ooit de lift neemt in een windturbine, maakt heel veel kans om in een liftkooi van Power Climber te stappen.”
De Vinçotte diensten in het kader van de Machinerichtlijn, bijlage IV Als Notified Body en in samenwerking met de afdeling Certest van Vinçotte: • in de bijlage IV van de Machinerichtlijn, onder werkveld A16, zijn de hoogwerksystemen vermeld voor het heffen van personen waarbij een gevaar voor een vrije val van meer dan 3 meter bestaat. Dit betekent dat een Notified Body een EG-typeonderzoek moet uitvoeren. Vinçotte is een Notified Body en kan dus deze onderzoeken en beproevingen uitvoeren. Als experten en bevoegde personen begeleiden wij bij: • het uitwerken van berekeningsnota’s, op basis van bestaande plannen, van nieuwe of bestaande structuren: lastverhoging, installatie van bijkomende hijswerktuigen of hijstoebehoren, onderzoek door berekening van de weerstand tegen vermoeiing van de gelaste constructies en van mechanische elementen. • het maken van schetsen en schema’s (geen plannen), en het voorstellen van verbeteringen. • het onderzoek van, of ondersteuning bij het aanleggen van, technische dossiers. • het onderzoek van, of ondersteuning bij het uitwerken van, de risicoanalyses. • het onderzoek voor indienststelling.
29
30
Dossier Veiligheid met een internationaal karakter
Group GL International
17.000 m² ‘factory outlet’, gebouwd in 9 maanden tijd De moderne economie werkt op een steeds sneller ritme, en de ‘time-to-market’ (snelle realisatietijd) wordt alsmaar belangrijker. Net zoals voor technologieproducenten geldt ook voor de projectontwikkelaar dat de introductie van een nieuw product – in dit geval een ‘factory outlet center’ in Hongarije – snel en ‘first time right’ moet gebeuren. Elke dag eerder operationeel, levert een dag eerder winst op. “Let wel,” reageert Patrick Zandbergen, Contract Manager Civil Works Assessment van Vinçotte, “snelheid rijmt bij Group GL ook op kwaliteit. In deze context kan ik daar over oordelen, want samen met de lokale expert van Vinçotte Hongarije voerde ik de kwaliteitscontroles uit op alle elementen van het project.” “Bovendien fungeerde het Oostenrijkse Strabag als algemeen aannemer voor de bouwwerken”, klinkt het unisono uit de mond van Bertrand Jourde, Verantwoordelijke Projectontwikkeling, en Patrick Stas, Project Manager. Beide heren van Group GL weten uit ervaring dat kwaliteit een ingebouwde zekerheid is als je met een bouwmultinational zoals Strabag samenwerkt. De nieuwe winkelervaring
Patrick Stas: “Het fenomeen ‘factory outlet center’ is zonder twijfel één van de meest succesvolle nieuwe detailhandelsconcepten – net zoals McDonald’s en Coca-Cola met grote ambitie geëxporteerd door de Amerikanen. Zo’n outlet center kan je het
best omschrijven als een merkendorp, waar zonder tussenkomst van grooten detailhandel, directe verkoop aan de consument plaatsvindt. Overtollige eindeseizoensreeksen, doorgaans van (sport)kleding en schoenen, worden op die manier door de merkfabrikant rechtstreeks op de markt gebracht met kortingen van 30 tot 70%.”
Bertrand Jourde: “Voor een projectontwikkelaar zijn dergelijke nieuwe succesformules altijd een interessant uitgangspunt, te meer omdat we uit studies weten dat outlet centers steeds populairder worden, en nog interessanter voor ons, ook de winkelervaring in een outlet center is steeds meer in trek. De outlet centers
VinçotteKroniek
De wortels van Group GL International liggen in het bouwbedrijf ‘Algemene ondernemingen G. Lenaers’, dat Ghislain Lenaers in 1980 oprichtte op de stevige fundamenten van ‘Bouwonderneming Louis Lenaers’. Strategisch inspelend op marktbehoeften en economische tendensen kon de groep onder zijn beheer internationaal uitgroeien in een waaier van sectoren, gaande van projectontwikkeling en bouw tot distributie en diverse andere diensten. Met 650 medewerkers realiseerde Group GL International in 2006 een geconsolideerde omzet van meer dan 100 miljoen euro.
10-jarige aansprakelijkheid Voor burgerlijke bouwkunde kunnen wij de begeleiding op het vlak van wetgeving en reglementering volledig onder onze hoede nemen. Vooral de laatste jaren is er een ware overvloed aan normen en wetten. Zelfs onder de specialisten zijn er nog weinigen die nog alle hoeken en kanten van het geheel kennen. Gelukkig is er altijd nog het controlebureau. Naast het kwalitatieve karakter van onze opdracht biedt de technische controle de mogelijkheid om een 10-jarige verzekering af te sluiten, waarmee de aansprakelijkheid van alle betrokken partijen in één verzekeringspolis gedekt is.
die de laatste jaren gerealiseerd werden in binnen- en buitenland hebben dan ook veelal een uitstraling van sfeervolle kleine winkeldorpen, met een technisch eenvoudige, maar esthetisch aantrekkelijke bebouwing.” Patrick Stas: “Nadat we gedurende meer dan 20 jaar baanwinkels gerealiseerd hadden, zijn we eind jaren negentig de piste van de outlet centers gaan verkennen. In 2003 is daar dan het eerste project uitgekomen: het Messancy Outlet Shopping Center met 41 winkelunits, in onze eigen Belgische Ardennen, op een tiental kilometer van Aarlen. Daarna volgde Bordeaux (Frankrijk), dan Boedapest (Hongarije), en op dit moment zijn de vergunningsaanvragen lopende voor twee nieuwe buitenlandse projecten.”
Aantrekkelijke bruid Bertrand Jourde: “Als je het zo hoort vertellen, dan klinkt het allemaal als gesneden koek, maar toch zijn outlet centers koekjes van heel andere deeg. Dat begint al met een complexe voorbereidingsfase, waarin je onder meer op zoek moet naar de geschikte plek grond, die zowel qua grootte als locatie aan bepaalde basisvereisten moet voldoen. Vervolgens begin je aan het klassieke traject: de juiste mensen rond de tafel verzamelen, vergunningen in orde brengen, financiering rond krijgen en de bouwplannen laten goedkeuren. Aan het einde van de rit kom je dan weer op een ander kritiek punt uit: anders dan bij baanwinkels en shopping centra wordt bij factory
outlet niet met voorverhuur gewerkt. De potentiële klanten pikken in als ze zien dat het loopt. Het begin is dus sowieso altijd even wat moeilijker.” Patrick Stas: “Onder meer om die reden hebben we ook onze eigen vennootschap opgezet, ‘GL Outlet Management’, die instaat voor het dagelijks beheer van de outlet centers. Dat leidt enerzijds tot een grote transparantie voor al die aspecten die te maken hebben met effectief besturen, en het garandeert anderzijds ook een kwalitatieve marketingaanpak.” Patrick Zandbergen: “Het is natuurlijk in het belang van Group GL om de investering zo goed mogelijk te ‘bewaken’, want uiteindelijk is het de bedoeling om de projecten aan een eindinvesteerder aan te bieden. Het komt er dus op aan om de bruid er zo aantrekkelijk mogelijk te laten uitzien, anders krijg je ze niet aan een investeringsfonds verkocht.” Bertrand Jourde: “Dat klopt voor veel gevallen, al is het ook zo dat wij vaak slechts ‘onderdelen’ van projecten verkopen. Zo hebben we bijvoorbeeld het winkelgedeelte en de kantoren van het TT Center in Hasselt aan het Britse Continental European Investments verkocht, terwijl we zelf nog altijd eigenaar zijn van het Radisson SAS hotel. Idem dito voor de Lamot site in Mechelen, waarvan we enkel
31
32
Dossier Veiligheid met een internationaal karakter
Patrick Stas Project Manager. bij group GL
Patrick Zandbergen Contract Manager Civil Works Assessment van Vinçotte
Bertrand Jourde Verantwoordelijke Projectontwikkeling bij Group GL
het commercieel gedeelte aan AXA (E.R.I.V.) verkocht hebben. Het is altijd de betrachting geweest van Group GL om nieuwe projecten zoveel mogelijk met eigen middelen te financieren. Die middelen moeten ergens vandaan komen.”
er mogelijkheden voor buitenlandse investeerders.”
Patrick Stas: “Kwalitatiever in die zin dat we bijvoorbeeld veel metselwerk konden toelaten. Daar waar wij doorgaans als staalbouwers voor een staalbouwconstructie kiezen, hebben wij in Hongarije met beton en gemetselde tussenmuren gewerkt.”
Met Inbev naar Hongarije Patrick Stas: “Volgende ‘issue’: hoe zijn we in Hongarije terechtgekomen? Zoals in veel verhalen gaat het ook in dit geval om een toevallige samenloop van omstandigheden, want het is niet omdat je van Hongaarse goulash houdt, dat je ook in Hongarije gaat investeren. Die samenloop van omstandigheden had te maken met het toenmalige Interbrew, dat al sinds 1991 – met de overname van het Hongaarse Borsodi Sorgyar – actief was in Hongarije. In hun opdracht hebben we daar opslaghallen gebouwd, en zijn we daar naar goede Belgische gewoonte blijven ‘plakken’.” Bertrand Jourde: “Dat wil zeggen, er werd een Hongaarse GL-vestiging opgericht, er werden mensen aangetrokken, er kwamen nieuwe opdrachten, er werd marktkennis opgedaan, en uiteindelijk hadden we een structuur waarmee we een dergelijk outletproject konden uitwerken. Ander feit is ook dat de markt anno 2003 bijzonder gunstig was.” Patrick Stas: “Hongarije is dan misschien wel een kleine markt met 10 miljoen inwoners, toch is het land na Polen en Tsjechië de derde grootste economie in Midden-Europa. De groei in de bouwsector bedroeg in de eerste helft van 2006 iets meer dan 13%. Vooral in de infrastructuur zijn
Bertrand Jourde: “Ook de winkelcentra hebben een enorm groeipotentieel, vooral omdat de jongere generatie winkelen als een favoriete vrijetijdsbesteding ziet. De oppervlakte van de huidige winkelcentra kan nog toenemen met 200.000 tot 300.000 m². Boedapest zal in de komende jaren het middelpunt zijn op het gebied van stadsontwikkeling: een drietal nieuwe bruggen over de Donau, de uitbreiding van het metronetwerk en herinrichting en restauratie van het oude stadscentrum. Goed voor het toerisme dus. Een recente studie spreekt van een jaarlijkse aangroei van 15% van lokale en internationale toeristen.”
Veel beton en metselwerk Patrick Zandbergen: “Een ander pluspunt is ook dat de bouwkost in Hongarije gemiddeld 25% lager ligt dan bij ons. Daaruit afleiden dat er andere kwalitatieve eisen gelden, zou fout zijn. Integendeel, buiten het feit dat Hongarije tot de EU behoort – waar dus ook de EUregelgeving van toepassing is – gelden op een aantal terreinen zelfs ‘meer geavanceerde’ normen dan bij ons. Het kostprijsverschil zit hem voornamelijk in de goedkopere werkuren.” Bertrand Jourde: “Zij kennen ook het fenomeen van wat wij in België ‘de Poolse onderaannemers’ noemen. In Hongarije gaat het dan om Oekraïense firma’s. Slotsom is wel dat wij door het interessante kostenplaatje kwalitatiever kunnen bouwen.”
Patrick Zandbergen: “Vooral op het vlak van brandveiligheid is beton een verstandige keuze. Dankzij hun thermische inertie en hun massiviteit kunnen betonelementen, in tegenstelling tot onbeschermde staalprofielen, zeer lang weerstand bieden aan hoge temperaturen, met een minimum aan vervormingen. Beton is zelfs, samen met metselwerk, het enige dragend materiaal dat in staat is om weerstand te bieden aan een brand zonder bijkomende bescherming van welke aard ook – zoals een bekleding van pleisterwerk of een opzwellende verf. Algemeen kunnen betonconstructies na brand hersteld worden. Constructies op basis van andere materialen zouden meestal onherroepelijk beschadigd zijn, zelfs bij lage brandlasten.”
Snelheid van bouwen Patrick Stas: “De uitvoeringssnelheid van betonbouw is eveneens een bijkomende troef. Wij zijn er in geslaagd om dit project te realiseren in nauwelijks 9 maanden tijd: de grondwerken zijn gestart op 29 maart 2004 en de officiële opening vond plaats op 8 december 2004. Ook al liepen de initiële onderhandelingen met Strabag Hongarije, vóór de aanvang van het project, soms wat moeilijker, toch waren zij op de eerste bouwdag met alles in orde. Ik kan zelfs bevestigen dat er geen dag verlet was, op dag ‘0’ was het project
VinçotteKroniek
Civil Works Assessment & Tienjarige Aansprakelijkheid In het kader van specifieke bouwprojecten voert de afdeling ‘Civil Works Assessment’ van Vinçotte de nodige kwaliteits- en veiligheidscontroles uit op alle elementen van het project (o.a. gesloten ruwbouw, afwerking, speciale technieken en brandbeveiliging).
Doelstellingen van Vinçotte • Algemene kwaliteit van de bouw optimaliseren • Klankbord zijn voor de verschillende partijen die bij het project betrokken zijn • Exploitatieveiligheid van de bouw garanderen na de indienststelling ervan • Aflevering van een attest voor het onderschrijven van een verzekering met 10-jarige aansprakelijkheid.
Gefaseerde aanpak • Vóór de aanvang van de werken: - Analyse van de technische aspecten van het lastenboek en de andere technische documenten - Nazicht en interpretatie van het bodemonderzoek - Algemene controle van de studie van de constructies (berekeningsnota’s en uitvoeringsplannen). • Tijdens de uitvoering van de werken: - Technische controle van de uitvoering, van de stipte naleving van de tekeningen en plannen, evenals van de toepasselijke normen, andere nationale reglementeringen en de regels van goed vakmanschap. Deze controles gebeuren op stalen en volgens het belang van de verschillende uitvoeringsfases - Opstellen van een verslag na elk werfbezoek - Vastleggen van ‘hold points’: de volgende bouwfase kan slechts beginnen na controle door Vinçotte - Kwaliteitscontrole van de materialen, op basis van tests uitgevoerd door een erkend laboratorium - Aanwezigheid bij werfvergaderingen. • Bij de oplevering van de werken: - Aanwezigheid bij de oplevering van de gecontroleerde werken (op verzoek van de klant) - Na de voorlopige oplevering wordt het definitief verslag opgesteld.
Tienjarige aansprakelijkheid • Bouwwerken van enige omvang geven aanleiding tot 10-jarige aansprakelijkheid (art. 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek) van de uitvoerende aannemers, architecten, ontwerpers en ingenieurs. De verzekering die hier dekking kan verlenen is de controleverzekering voor verzekering van de tienjarige aansprakelijkheid van de betrokken partijen, met een technische controle door Vinçotte. • De gebreken die onder de 10-jarige aansprakelijkheid vallen, worden doorgaans aangeduid als grove gebreken aan het opgerichte bouwwerk, gebreken door ongeschikte grond, gebreken die de stabiliteit van het bouwwerk in gedrang brengen en waterdichtheidsproblemen.
33
34
Dossier Veiligheid met een internationaal karakter
Ook al noemt Bertrand Jourde de Houthalense Group GL een eerder bescheiden projectontwikkelaar, toch bouwde de groep in een kwarteeuw tijd een uitgebreide lijst van nationale en internationale referenties op. Alleen al in de voorbije 5 jaar was Group GL in België verantwoordelijk voor de realisatie van een aantal unieke binnenstedelijke projecten, zoals het TT Center in Hasselt, de Sea’rena topsporthal met bijbehorende entertainment- en winkelfuncties in Oostende, de Lamot site in Mechelen en de ontwikkeling ‘Groen Brugge’ aan de voorzijde van het station van Brugge, waarvan de eerste fase opgeleverd wordt in 2008. Op het vlak van ‘retail warehousing’ (beter bekend onder de noemer ‘baanwinkels’) mag Group GL zich zelfs, met een respectabele voorsprong, marktleider noemen. Voor de residentiële ontwikkeling en de hotelbouw zit Group GL eveneens in de kopgroep. De uitwerking van al deze projecten wordt toevertrouwd aan dochteronderneming ‘Algemene Bouwondernemingen G. Lenaers’, die als hoofdaannemer de bouw en het project management coördineert. Samengevat, Group GL is allerminst ‘zand in eigen land’. En evenmin in het buitenland, want ondertussen wordt vlijtig verder gewerkt aan de tweede fase van het outlet center in Hongarije en aan nieuwe outletprojecten in Italië en Roemenië.
effectief klaar. Dat is ook de kracht van zo’n organisatie als Strabag: zij zijn perfect in staat om hun technische expertise en organisatorische competentie tot voordeel te bundelen van hun klanten.” Bertrand Jourde: “Een bouwproject is uiteraard niet alleen het werk van de aannemer, ook de architecten en onze eigen engineering mensen hebben een doorslaggevende rol gespeeld in de uitvoering. Met een goed ‘plan’ ben je al halverwege. Als je daar nog de 25 jaar ervaring van onze groep tegenover plaatst, dan schiet je snel uit de startblokken.” Patrick Stas: “Door standaardisatie kan je natuurlijk een snelle montage en bouwtijd mogelijk maken. Voor de fundering, bijvoorbeeld, hebben wij gewerkt met een betondraagvloer. Voor de sokkel voornamelijk met betonkolommen en gemetselde wanden. Het dak bestaat uit een geperforeerde steeldeck waarvan de cannelures opgevuld werden. De PVC-dakdichting werd mechanisch bevestigd. Eén klein aardigheidje: alle regenafvoersystemen zijn verwarmd. De Hongaarse winters zijn – althans op dit moment nog – gevoelig strenger dan bij ons.”
Het Vinçotte label als geruststelling Patrick Stas: “Als er al sprake was van enkele moeilijkheden, dan situeerden die zich vooral op communicatieniveau. Af en toe woedde er een spreekwoordelijke taalstrijd. Je moet je ook voorstellen dat ik zowat wekelijks overvloog voor de werfopvolging. Gelukkig hadden wij wel onze eigen technische specialist,
Hongaar in hart en nieren, ter plaatse, maar als je elkaar niet goed verstaat, dreigt een klein probleempje wel eens een groot probleem te worden. Wellicht lag de moeilijkheid ook in het feit dat we nog te veel vanuit België meewerkten aan het project.” Patrick Zandbergen: “Dat is nu eenmaal eigen aan buitenlandse opdrachten. Ook Vinçotte had zijn eigen specialist ter plaatse, die wekelijks op de werf aanwezig was, maar de plannen werden uiteindelijk in Vilvoorde gecontroleerd. Perfect mogelijk natuurlijk, maar het creëert ook een soort psychologische afstand. Zelf ben ik, tijdens de totale looptijd van het project, een tiental keer ter plaatse geweest voor kwaliteitscontroles, technische fiches, conformiteit met de Hongaarse normen en dergelijke meer.” Patrick Stas: “Wij zijn nogal gesteld, moet ik zelf toegeven, op het Vinçotte label. Onze grote projecten, waarvoor we onder meer een controleverzekering nodig hebben voor de tienjarige aansprakelijkheid, worden integraal begeleid door Vinçotte, zowel in binnenals buitenland. Als Patrick Zandbergen zijn werk gedaan heeft, hebben wij de absolute geruststelling dat de bouwpraktijken correct uitgevoerd werden. Vinçotte doet ook altijd meer dan verwacht wordt. Ik zie ze dan ook niet in de rol van lijnrechter, maar eerder in de rol van een partner die méédenkt. Het klinkt wellicht ‘cliché’, maar wij weten tenminste wat we daar aan hebben in de praktijk. En dat is: dat we niet alleen snel kunnen bouwen, maar ook met een voortdurende bewaking van de kwaliteit.”
VinรงotteKroniek
35
36
VinçotteKroniek
Dossier Voedselveiligheid Vanaf 1 januari 2008 kunnen horecazaken die dat wensen een ‘smiley’ afficheren – een sticker met een lachend gezichtje en een omhooggestoken duim. Daarmee maken ze duidelijk dat ze beschikken over een gecertificeerd autocontrolesysteem en dus de wetgeving op voedselveiligheid correct naleven. Om het label te verkrijgen, moeten de uitbaters voldoen aan een aantal regels verzameld in de ‘Gids voor Autocontrole’. Vinçotte gaat als onafhankelijke certificeringsinstelling, geaccrediteerd door BELAC en erkend door het Voedselagentschap, na of de kandidaat recht heeft op het label. Ander positief punt is dat horecazaken die aan autocontrole doen, een korting van 15% krijgen op hun bijdrage aan het Voedselagentschap. De lancering van de smiley: Gecertificeerd met een glimlach! Interview met Chris Dhondt Lead Auditor, Vinçotte Certification Interview met Dr. Piet Vanthemsche Ondervoorzitter van de Boerenbond
37
38
Dossier Voedselveiligheid
Gecertificeerd met een glimlach!
De lancering van de smiley
Tot voor enkele jaren bestonden er op het vlak van hygiëne geen lastenboeken voor horecazaken. De restaurateur kon evenmin uitpakken met een gevalideerd en erkend teken dat aangeeft dat hij de hygiëne goed beheerste. De smiley komt hieraan tegemoet en biedt de consument een waarborg in die zin. Het was al in maart 2004, tijdens de bijzondere ministerraad van Oostende, dat Rudy Demotte het idee lanceerde van een duidelijk visueel teken als uithangbord voor voedselveilige verkoop- en distributiepunten. Elke horecazaak en op termijn iedere inrichting die voeding aan de consument verkoopt en die over een gecertificeerd autocontrolesysteem beschikt, krijgt de mogelijkheid om uit te pakken met de smiley. Vanaf januari 2008 zullen de eerste smileys uitgereikt worden in de horecasector. Chris Dhondt, Lead Auditor van Vinçotte Certification, gunt ons graag een blik in zijn ‘auditkeuken’. Een lang verhaal kort maken Sinds 1 januari 2005 moeten alle operatoren in de voedselketen – 270.000 bedrijven in België, onderverdeeld in 60 sectoren, gaande van grondstoffenleveranciers en veevoederbedrijven over landbouwers, slachthuizen en zuivelbedrijven tot restaurants en winkels – voldoen aan de nieuwe Europese verordening over voedselveiligheid. In België steunt de voedselveiligheidscontrole op het KB van 14 november 2003 (BS 12.12.2003, ed. 2) over autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid. Volgens dat KB moeten alle voedingsbedrijven sinds 1 januari 2004 de meldingsplicht respecteren, en sinds 1 januari 2005 een systeem hebben voor de traceerbaarheid en de
autocontrole. Het autocontrolebesluit verplicht alle operatoren in de voedselketen, uitgezonderd die in de primaire productie, een betrouwbaar autocontrolesysteem te implementeren, dat toelaat op een systematische manier voedselrisico’s op te sporen. Het doel is duidelijk: de producenten zijn zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van hun producten en moeten een systeem hebben dat hiervoor garanties biedt. In de voedselketen moet dit autocontrolesysteem gebaseerd zijn op de principes van het Hazard Analysis Central Control Points (HACCP) systeem. Om dit systeem eenvoudig om te zetten naar de praktijk is het aanbevolen dat alle sectoren hun eigen gids opstellen – zoals bijvoorbeeld de autocontrolegids voor de horecasector – die voorafgaandelijk goedgekeurd
moet worden door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV, of kortweg het Voedselagentschap). De toepassing van dergelijk autocontrolesysteem is verplicht en kan gevalideerd worden door het Voedselagentschap of gecertificeerd door een onafhankelijke certificeringsinstelling (OCI) zoals Vinçotte. Als het autocontrolesysteem goed bevonden wordt en gecertificeerd, kan de operator aanspraak maken op een smiley. De horecasector stapt als eerste in dit ‘smiley-concept’. Met 61.000 operatoren is deze sector zelf vragende partij voor het ontwikkelen van een visueel middel dat aanzet tot een snelle invoering van de autocontrole en de erkenning hiervoor. De eerste smileys zullen uitgereikt worden vanaf januari 2008. In een
VinçotteKroniek
Chris Dhondt Lead Auditor van Vinçotte Certification latere fase kunnen andere sectoren aansluiten. Als extra motivatie voor de snelle invoering is ook een ‘financiële incentive’ voorzien: operatoren met een gevalideerd autocontrolesysteem wordt een korting van 15% toegestaan (bonus) op hun jaarlijkse bijdrage aan het Voedselagentschap. Wie niet gevalideerd is, moet rekening houden met een verhoogde bijdrage (malus).
Ontwikkeling van een nieuwe controlecultuur Chris Dhondt: “De basis van ons verhaal is het KB van 14 november 2003 (BS12/12/03), dat de veiligheid van de voedselketen regelt door in te spelen op drie belangrijke principes. Ten eerste moeten in alle voedingsbedrijven de producten van begin tot einde traceerbaar zijn. Zonder het verleden in herinnering te brengen, klinkt het nogal evident dat een efficiënt traceerbaarheidssysteem noodzakelijk is om producten indien nodig terug te roepen en de bron van verontreiniging te detecteren. Ten tweede, er bestaat tegenover het Voedselagentschap een meldingsplicht als er producten geïdentificeerd worden die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van mens, dier of plant. En tenslotte, de implementatie van een autocontrolesysteem, zodat voedselrisico’s op een systematische manier opgespoord kunnen worden. Voor elke participant in de voedselketen zijn deze drie principes een wettelijke verplichting.” Waarom is die autocontrole zo belangrijk? “Daar zijn zonder twijfel verschillende redenen voor te bedenken, maar uiteindelijk komen ze allemaal neer op hetzelfde: elke producent in de voedselketen moet zelf de verantwoordelijkheid dragen voor de veiligheid en de kwaliteit van de voedingsmiddelen en productieprocessen. Autocontrole in de voedingssector is ook niet nieuw. In ons land wordt dit principe al sinds
1996 toegepast door de bedrijven uit de vleessector. Vandaag, elf jaar later, haalt de meerderheid van die bedrijven een quotering van redelijk tot goed. Er is natuurlijk ook nog een andere realiteit, namelijk dat je met 700 ambtenaren geen 270.000 bedrijven en bedrijfjes kan controleren. Ter illustratie: in 2005 werden 8.253 horecazaken – zijnde 13.5% – door het Voedselagentschap geïnspecteerd. Voor de volledigheid kan ik nog een aantal inspectieresultaten meegeven: ruim 60% van die restaurants bleek ‘niet conform’ op het vlak van algemene hygiëne. In veel gevallen betrof het slechts lichte tekortkomingen. De meest voorkomende overtredingen situeerden zich op het vlak van de hygiëne en infrastructuur (57%), de hygiëne van het personeel (12,5%), het reinigen en ontsmetten (13,7%) en de bewaring van de voedingsmiddelen (9,5%). Een goed onderbouwd en efficiënt op te volgen autocontrolesysteem is dus absoluut noodzakelijk. Wie een product maakt en aanbiedt aan de consument zal op één of andere manier zichzelf moeten controleren.” Gaat autocontrole de inspecties van het Voedselagentschap overbodig maken? “Absoluut niet. Het is wel zo dat vroeger de activiteiten van de officiële instanties vooral toegespitst waren op gerichte controles. Dit blijft voor een deel het geval, maar sinds 2005 evolueert het Voedselagentschap meer en meer van klassieke controles naar audits op de autocontrole. Dit betekent concreet dat het agentschap gaat toezien of er autocontroles ingevoerd zijn en of deze betrouwbaar en correct werken. Bedrijven, of in dit geval horecazaken, die dan een gevalideerd autocontrolesysteem toepassen, zijn minder risicovol dan de andere zaken. Bijgevolg vragen ze minder intensieve controles, en hebben ze ook recht op een financiële tegemoetkoming in de vorm van een korting op hun verschuldigde bijdrage aan het Voedselagentschap.
Horecazaken die niet beschikken over een gevalideerd of gecertificeerd autocontrolesysteem moeten rekening houden met een sterk verhoogde heffing, precies omdat ze meer gecontroleerd moeten worden.”
Voedselveiligheid is geen optie maar een must Chris Dhondt: “Om autocontrole naar de werkvloer te vertalen, hebben de verschillende sectorfederaties werk gemaakt van autocontrolegidsen, zoals voorzien in het KB 14 van november 2003. Voor de horeca hebben de horecafederaties van Vlaanderen, Brussel en Wallonië een gids samengesteld met een checklist waarin de geldende richtlijnen van de sector beschreven staan. De gids laat toe de nieuwe verplichtingen op een vereenvoudigde manier in de praktijk te realiseren zonder toegevingen te doen op het vlak van voedselveiligheid.” Elke sector heeft dus zijn eigen autocontrolegids? “Dat klopt, van dierenvoeders en transport rauwe melk tot pluimveeslachthuizen en horeca, allemaal hebben ze hun eigen sectorgids. Deze gidsen zijn geïnspireerd op dezelfde principes, maar de wetgever heeft voor de implementatie ervan een onderscheid gemaakt tussen business-to-business bedrijven en business-to-consumer bedrijven, volgens het ministerieel besluit van 24 oktober 2005 (BS 18/11/2005), betreffende de versoepelingen van de toepassingsmodaliteiten van de autocontrole en de traceerbaarheid. Het is duidelijk dat de B-2-B-spelers in de voedselketen, zoals grote productiebedrijven of warenhuisketens, meestal niet zoveel moeite hebben met de invoering van een op HACCP gebaseerd autocontrolesysteem. Ze hebben de mensen en de middelen om dit in te voeren en te onderhouden, en vaak moeten ze al voldoen aan
Certificatie autocontrolesysteem Als specialist in voedselveiligheid stelt Vinçotte Certification al haar ervaring ter beschikking om de meest betekenisvolle audits uit te voeren in het kader van de autocontrolesystemen. Vinçotte is door BELAC geaccrediteerd en erkend door het Voedselagentschap om autocontrolesystemen te valideren en de smiley toe te kennen (indien van toepassing). Vertrouwen op Vinçotte betekent ook een beroep doen op een zorgvudig opgebouwde kennis van voedselveiligheid in tal van sectoren: de industrie (BRC, IFS, FEDIS), transport & logistiek (BRC Log, IFS Log), verpakkingen (BRC-IOP:FEFCO), distributie (HACCP, volgens ISO 22000) en autocontrole voor de sectoriële gidsen. Met deze achtergrond biedt Vinçotte eveneens de mogelijkheid van gecombineerde certificatie, waardoor een audit voor verschillende systemen in één keer uitgevoerd kan worden.
39
40
Dossier Voedselveiligheid
lastenboeken die een gelijkaardig systeem vereisen. Voor de zeer kleine bedrijven, zoals restaurants of kleine voedingszaken, die de grote meerderheid van de bedrijven in België uitmaken, ligt dat anders. Deze groep beschikt over onvoldoende middelen om een diepgaande risicoanalyse uit te voeren. Voor hen zijn er dus versoepelingen voorzien, die zowel betrekking hebben op de registratie van de uitgevoerde controles als op de traceerbaarheid. Ook de eigenlijke autocontrole wordt voor een klein bedrijf eenvoudiger: het mag de HACCPprocedure overnemen uit de ‘Gids voor Goede Hygiënische Praktijk (GHP)’ van zijn sector en is niet langer verplicht om een eigen procedure uit te schrijven.” Waar past precies de smiley in het verhaal van de autocontrole? “Letterlijk, op het einde van het verhaal, want de smiley is niet meer en niet minder dan het resultaat van een positieve audit van het autocontrolesysteem door een
onafhankelijke certificeringsinstelling (OCI). Elke horecazaak en op termijn iedere inrichting die voeding aan de consument verkoopt en die over een gecertificeerd autocontrolesysteem beschikt, krijgt de keuze om uit te pakken met het smiley-label. De smiley kan dan geafficheerd worden samen met de noodzakelijke erkenning, toelating of registratie die in de toekomst verplicht uitgehangen moet worden in de verkoopen distributiepunten. Op die manier komt de inrichting tegemoet aan de wensen van de consument, die er door de smiley op attent gemaakt wordt dat hij een horecazaak bezoekt die een toelating heeft van het Voedselagentschap en een gecertificeerd autocontrolesysteem toepast. De zelfstandige kan dus zijn vakmanschap en inspanningen op het gebied van voedselveiligheid laten gelden.” Waarom is de horecasector als eerste aan de beurt om de smiley toe te passen? “Het zou onverstandig zijn om de smiley
gelijktijdig in alle potentiële sectoren te lanceren. Om voldoende impact te hebben op de sector en de consument heeft het Voedselagentschap ervoor gekozen om de smiley te introduceren in een sector met grote zichtbaarheid. Minister Demotte gaat er alvast van uit dat er sociale controle zal ontstaan, zodat de zaken zonder smiley moeite zullen doen om het label ook te krijgen. Ik vind het in ieder geval belangrijk dat de smiley een positieve boodschap uitdraagt. In Denemarken, bijvoorbeeld, bestaan er slechte smileys en in Nederland worden de ‘slechte zaken’ verzameld op een website. In België is het een positief systeem dat enerzijds autocontrole stimuleert en anderzijds een korting oplevert op de heffing van het Voedselagentschap.”
HACCP: de motor van de autocontrole Chris Dhondt: “De klant veilig voedsel voorzetten is de belangrijkste
De 7 HACCP-principes in de horecapraktijk De geldende wettelijke eisen (KB van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedingsketen en de EG-verordening nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne) verplichten de verantwoordelijken van de vestigingseenheden ertoe een autocontrolesysteem op te stellen dat gebaseerd is op de 7 HACCPprincipes, vastgelegd in de Codex Alimentarius van de World Health Organisation (WHO). HACCP (Hazard Analysis Critical Control Points – Gevarenanalyse en Beheersing van de Kritieke Controlepunten) is een preventief systeem dat bedoeld is om de gevaren te beheersen met het oog op het verzekeren van de veiligheid van de voedingsmiddelen. 1. Identificeren en analyseren van elk gevaar van biologische, chemische of fysische aard dat kan optreden. Bijvoorbeeld, de aanwezigheid van vreemde voorwerpen zoals glas in het eten. 2. Bepalen van de punten die kritisch zijn voor de veiligheid en hygiëne van voeding (de zogenaamde CCP’s). Bijvoorbeeld, de groei van ziekteverwekkende bacteriën in warm gehouden rollade: te lage temperatuur, te lange tijd. 3. Vastleggen van de kritische limieten die niet overschreden mogen worden voor elk kritisch controlepunt.
Bijvoorbeeld, een tijd van 2 tot 3 dagen, of een temperatuur van maximum 4°C. 4. Omschrijven en toepassen van efficiënte bewakingsprocedures voor de kritische controlepunten. Bijvoorbeeld, tijd: etiketteren met de productie- en houdbaarheidsdatum, of temperatuur: dagelijks registreren van de koelkasttemperatuur. 5. Vastleggen van de nodige corrigerende acties die uitgevoerd moeten worden als een kritisch controlepunt niet meer onder controle is. Bijvoorbeeld, wat gebeurt er wanneer bij een meting blijkt dat de temperatuur 8°C bedraagt? 6. Verificatieprocedures invoeren om te bevestigen dat het HACCP-systeem goed functioneert. Bijvoorbeeld, regelmatig een interne of externe audit uitvoeren, bijkomende metingen doen en registreren van deze controles. 7. Een gedocumenteerd dossier samenstellen waarin alle procedures en registraties betreffende de HACCPprincipes en hun toepassing worden opgenomen. Bijvoorbeeld, bijhouden van de registratieformulieren van de temperatuurcontroles, bederflijsten, enz. maar ook werkvoorschriften (voor o.a. temperatuurmeting en voor goederenontvangst) tot zelfs verslagen van externe controles en bewijs van deelname aan opleiding.
In de ‘GHP + HACCP Light’-versie worden de volgende, versoepelde principes vooropgesteld: 1. De gevaren, de identificatie van kritische punten en de corrigerende acties mogen vooraf vastgelegd worden in het kader van een gids. 2. De kritische grenzen mogen vastgelegd worden op basis van de betreffende reglementaire normen en/of in aanwezigheid van normen, op basis van sensorische waarnemingen en/of van een gids. 3. In verband met de bewakingsprocedure mag de verplichting om registratie van de uitgevoerde controles bij te houden beperkt worden tot de registraties van de nonconformiteiten. Niettemin moet het geheel der analyseresultaten bewaard worden overeenkomstig punt 5. 4. De documentatie met betrekking tot het HACCP-systeem mag worden vervangen door een gids. 5. De registraties van de uitgevoerde controles moet bewaard worden tot 6 maanden na aflloop van de minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum of, bij afwezigheid daarvan, gedurende ten minste 6 maanden.
VinçotteKroniek
doelstelling van het KB van 14 november 2003. Op zich een eenvoudige doelstelling, maar daarom nog niet eenvoudig te realiseren. Je moet immers beseffen dat levensmiddelen vanaf de ontvangst tot aan de afwas en afvalverwijdering constant blootgesteld zijn aan fysische, chemische en biologische gevaren. De horecagids voor de invoering van een autocontrolesysteem past dan ook niet op een simpel A4-tje. Deze gids van bijna 160 pagina’s dik is opgedeeld in twee delen. In het eerste deel wordt een aantal hygiënische punten (HP) uitvoerig beschreven. Denk daarbij aan bereiding en verdeling in de warme en de koude lijn, afvalverwijdering, waterkwaliteitsbeheer, verwerking van overschotten, behandeling van proper en vuil wasgoed, persoonlijke hygiëne van het personeel, etc. In het tweede deel komen de HACCP-principes summier aan bod en worden de belangrijkste kritische controlepunten (CCP’s) en aandachtspunten (AP’s) opgesomd.” Wat moet juist verstaan worden onder HACCP-principes? “HACCP, of in het Nederlands ‘Gevarenanalyse en Beheersing van de Kritieke Controlepunten’, is een methodiek die toelaat om het antwoord te formuleren op twee fundamentele vragen: waar kan het fout gaan en hoe kunnen we dit voorkomen? In de voedingssector zijn alle bedrijven verplicht via de HACCP-methodiek het bewijs te leveren dat ze kwaliteit in hun verwerkingsproces kunnen waarborgen. Door risicovolle stappen in het productieproces te benoemen en preventieve maatregelen te nemen wordt het productieproces beheersbaar.” Hoe zit het dan met de versoepelde HACCP-procedure voor de kleine bedrijven? “Zoals eerder opgemerkt, wordt er in de ‘versoepelingen’ een onderscheid gemaakt tussen bedrijven die rechtstreeks leveren aan de consument en bedrijven die leveren aan andere bedrijven. Maar er is ook nog een tweede onderscheid gemaakt, namelijk of het bedrijf al dan niet transformeert of verwerkt. Bedrijven die dit niet doen, genereren minder risico en moeten zich enkel houden aan de regels van de goede hygiënepraktijken (GHP) die voorafgaan aan de HACCP. Dit zijn vereenvoudigde regels in verband met de infrastructuur, de verpakking, het transport, het afvalbeheer, de reiniging, etc. Bedrijven die wel transformeren of verwerken – zoals restaurants – moeten zich naast de regels van de goede hygiënepraktijk ook houden aan een reeks versoepelde HACCP-principes. Dit is de zogenaamde ‘GHP + HACCP Light’-versie. De bedoeling is dat kleine bedrijven de HACCP-principes makkelijker zouden kunnen toepassen.”
41
42
Dossier Voedselveiligheid
Gelieve de gids te volgen … Chris Dhondt: “Als ik even mag samenvatten tot nu toe, dan is het belangrijkste wat overblijft: wie de aanbevelingen van de gids volgt, voldoet aan de wet. Diezelfde gids is ook voor mij als auditor het uitgangspunt. Binnen de context van de smiley mogen wij als Vinçotte enkel auditeren op basis van de sectorgids. Onze audits voeren wij uit aan de hand van een specifieke checklist en leidraad, die beide goedgekeurd zijn door het Voedselagentschap. De checklist en de leidraad kan iedereen trouwens raadplegen op de site van het Voedselagentschap.” Wat moeten we ons voorstellen bij een ‘audit’? “Een audit kan je in deze context het best omschrijven als een methodisch en onafhankelijk onderzoek met als doel na te gaan of de activiteiten en resultaten inzake de veiligheid van de voedselketen en het naleven van de toepasselijke wetgeving, voldoen aan de vooropgestelde bepalingen, en of deze bepalingen ook op een correcte manier toegepast worden om de doelstellingen te bereiken. De minimale duur van de audit die wij
Bij afloop van de audit zijn alle vragen van de checklist beantwoord, behalve de gearceerde vakjes (‘niet van toepassing’vakjes). Dit lijkt op het eerste gezicht op ‘het eenvoudig afvinken’ van een lijstje, maar dat is het allerminst. Te meer omdat de auditor bij de evaluatie van zijn vaststellingen een quotatiesysteem hanteert, zoals voorzien in de ‘richtlijnen voor non-conformiteiten tijdens een audit’. Ik raad dan ook iedereen aan die met een audit te maken krijgt, vooraf de checklist te raadplegen die wij gebruiken.” Heeft het quotatiesysteem onmiddellijke gevolgen? “Zeker, stel dat ik, in het slechtste voorbeeld, een ‘non-conformiteit A1’ (NC-A1) vaststel, dan moet dit onmiddellijk gerapporteerd worden aan het Voedselagentschap, omdat zo’n NCA1 een direct gevaar betekent voor de gezondheid van de consument. Dat kan dan bijvoorbeeld gaan om het gebruik van verboden stoffen. Een NC-A2 moet niet gemeld worden, maar vereist wel een plan van aanpak om het probleem in kwestie te verhelpen. Naast deze ‘A non-conformiteiten’ (major NC) bestaan er ook nog ‘B non-conformiteiten’ (minor NC) – een gedeeltelijke tekortkoming die op termijn weggewerkt moet worden, en de quoteringen ‘+*’ en ‘+’. Het systeem is ook opgebouwd volgens het accumulatieprincipe: meerdere ‘+*’ geven aanleiding tot een B en meerdere B’s geven een A (systematische tekortkomingen). Een certificaat zal nooit uitgereikt worden met openstaande NC’s A. Maar de uitbater krijgt altijd een tweede kans. De procedure hangt af van de aard en het aantal tekortkomingen maar vaak zal een herbezoek, gericht op de zwakke punten, volstaan.”
Als specialist in voedselveiligheid stelt Vinçotte Certification al haar ervaring ter beschikking om de meest betekenisvolle audits uit te voeren in het kader van de autocontrolesystemen. uitvoeren bedraagt ongeveer 2,5 uur. Voor kleine vestigingen kan de minimale duur 1,5 uur bedragen. Ik spreek expliciet van minimale duur, omdat dit steeds gerekend is exclusief de tijd nodig voor de voorbereiding, de documentbeoordeling, de rapportage, de voorafgaandelijke bezoeken en de administratieve behandeling. Een audit moet minstens eenmaal om de 3 jaar gebeuren, behalve als het Voedselagentschap op basis van de verzamelde informatie van mening is dat de audits volgens een andere frequentie moeten gebeuren.” Hoe gaat het er in de praktijk aan toe? “Om de audit in de beste omstandigheden te doen verlopen, toets ik op de werkvloer de in de checklist vermelde voorschriften af, zowel op het vlak van documentatie en procedures als op het vlak van uitrusting, inrichting, voorraadbeheer, afvalverwijdering en ga zo maar door. Ik overloop die checklist doorgaans volgens de infrastructuur en de werkwijze van het bedrijf waar de audit plaatsvindt.
Tot slot: is het mogelijk om de auditor om de tuin te leiden? “Zeg nooit ‘nooit’, maar nu durf ik dat wel zeggen. Ook al is mijn bezoek op voorhand aangekondigd, dan nog kan je nooit eventjes ‘gauw-gauw’ een methodiek en allerhande procedures gaan installeren. Autocontrole is in de eerste plaats ‘een mentaliteit’, en als ik het zo mag uitdrukken, gèèn ‘banaliteit’. Je kan dan misschien de uitrusting in orde brengen of de inrichting opfrissen, maar dat zijn slechts enkele zichtbare effecten. Als auditor ben je niet alleen getraind, maar ontwikkel je in de loop van de jaren ook een fijne neus voor de onzichtbare zaken. Ik neem als voorbeeld de ‘routing’ in de keuken, zeg maar de onzichtbare organisatie van het productieproces. Deze routing omvat de wegen die grondstoffen, componenten, gerechten, afval en personeel in de
keukens moeten gaan. Bij de routing in een professionele keuken kan je zo drie hoofdprocessen onderscheiden: het grondstoffen- en productencircuit, het afval- of retourcircuit en het personeelscircuit. Een dergelijke manier van organiseren is niet te imiteren, je past het toe of je past het niet toe.”
Meer weten? Surf dan naar www.voedselcontrole.be.
VinçotteKroniek
Voedselveiligheid & de smiley in 10 antwoorden Wat houdt een autocontrolesysteem voor de horeca in? Autocontrole is een ander woord voor controle op het vlak van hygiëne door de uitbater zelf opgesteld en uitgevoerd, op basis van vaste schema’s. Dit wordt heel concreet verduidelijkt in de sectorgids voor de horeca. Met behulp van deze gids is de autocontrole makkelijk toe te passen in de praktijk. Door de publicatie op 12/12/2003 van het Koninklijk Besluit betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen wordt iedereen die voedsel verkoopt, verplicht een autocontrolesysteem te hebben, dus ook de horecazaken. Voor de veiligheid van levensmiddelen moet het autocontrolesysteem gebaseerd zijn op de HACCP-principes. Hoe werkt het bonus-malussysteem dat verbonden is aan de autocontrole? Elke horeca-uitbater is wettelijk verplicht een autocontrolesysteem te hebben, maar is niet verplicht zijn autocontrolesysteem te laten valideren. Horecazaken die een gevalideerd autocontrolesysteem toepassen zijn minder risicovol dan de andere zaken. Bijgevolg vergen ze minder intensieve controles. Deze zaken hebben recht op een financiële tegemoetkoming, in de vorm van een korting van 15% (bonus) op hun verschuldigde heffing. Voor ondernemingen die niet beschikken over een gevalideerd autocontrolesysteem zal de heffing verhoogd worden (malus), en dit omdat ze meer dan andere zaken gecontroleerd moeten worden. Deze verhoging houdt een verdubbeling in van de heffing (voorzien in het KB ‘Heffingen’). Is het toepassen van een sectorgids nodig om een autocontrolesysteem te laten certificeren? Ja, aangezien binnen de context van de smiley de onafhankelijke certificeringsinstellingen (OCI’s) enkel mogen auditeren op basis van de sectorgids. Deze audits gebeuren op grond van een specifieke checklist en leidraad. Beide zijn goedgekeurd door het Voedselagentschap en te raadplegen op de site van het agentschap. De sectorgids kan verkregen worden bij de drie horecafederaties (Vlaanderen, Brussel en Wallonië). Een gids kost 75 euro, maar is gratis voor de federatieleden.
Wat is het smiley-concept? Ook de klanten van een horecazaak hebben er baat bij te weten dat de bezochte zaak werkt met een correct autocontrolesysteem. Om hen te sensibiliseren werd een speciaal logo ontwikkeld, de smiley. Met die smiley op de deur of op documentatie (menukaart, publiciteit, resto sites, …) zien klanten in één oogopslag dat er in de bezochte zaak op een correcte manier met voedsel omgesprongen wordt. De smiley is met andere woorden de veruiterlijking van een gunstige audit. Welke horecazaken kunnen een smiley krijgen? Alle zaken die onder het toepassingsgebied vallen van de sectoriële autocontrolegids voor de horeca komen in aanmerking: restaurants, cafés, tearooms, kantines, hotels en culturele centra met restaurant, broodjeszaken, pizzeria, pitabars, enz. Grootkeukens, frituurhouders en leveranciers van bereide maaltijden zijn opgenomen in een aparte gids, opgesteld door de beroepsfederatie van de collectieve keukens en de federatie van de frituristen. Op basis van de horecagids kunnen uitbaters hun eigen autocontrolesysteem uitwerken. Eens dat systeem geïmplementeerd is, kunnen ze contact opnemen met een OCI (onafhankelijke certificeringsinstelling). Als het autocontrolesysteem goedgekeurd wordt, ontvangt de zaak een smiley en zal ze opgenomen worden in de databank van gecertificeerde horecazaken. Waarom wordt de smiley uitsluitend uitgereikt door de OCI ? De validatie of de goedkeuring van een autocontrolesysteem kan via een audit uitgevoerd worden door het Voedselagentschap, maar het is een bewuste keuze van het agentschap om deze audits ook te laten uitvoeren door OCI’s. Zij zijn immers beter in staat een groot aantal audits uit te voeren en hebben een jarenlange ervaring in deze praktijk. Zelfs indien het agentschap de audit uitvoert, geeft dit geen recht op het gebruik van de smiley – dit is voorbehouden aan de OCI’s.
Hoelang blijft de Smiley geldig? Drie jaar – wat meteen ook wil zeggen dat er om de drie jaar een audit plaatsvindt. Blijkt echter na een controle van het Voedselagentschap of van de OCI dat het autocontrolesysteem niet correct nageleefd wordt, dan kan het Voedselagentschap de validatie en de smiley laten intrekken. Ook de consument kan bij het Voedselagentschap (via Meldpunt of andere kanalen) zijn opmerkingen formuleren over een ‘smiley horecazaak’. Moet ik betalen voor de smiley? Er is geen meerprijs voor de smiley. De audit uitgevoerd door de OCI daarentegen is wel betalend. Een audit zal tussen de 350 en 450 euro kosten, maar voor een horecazaak die van de versoepelingen geniet (en dit geldt voor heel wat horecazaken) ligt de prijs lager (tussen de 250 en 350 euro), omdat hun audit minder tijd in beslag neemt. Is er ook een sensibiliseringscampagne voorzien? In de komende maanden zal het Voedselagentschap het smileyconcept toelichten in gespecialiseerde vakbladen van de horecasector. Een televisiecampagne zal kort voor het verschijnen van de smileys de consument inlichten over het smiley-concept. Het Voedselagentschap zal daarnaast ook gebruikmaken van andere kanalen zoals website, nieuwsbrief en contacten met de pers en consumentenverenigingen om het initiatief nog beter kenbaar te maken. Waar vind ik nog meer informatie? Praktische informatie is niet alleen terug te vinden op de sites van het Voedselagentschap en van de verschillende horecafederaties, maar ook op de gespecialiseerde site www.voedselcontrole.be.
43
44
Interview met Dr. Piet Vanthemsche, ondervoorzitter van de Boerenbond
“Ik ga me bij de Boerenbond volledig inzetten voor de evolutie en ontwikkeling van de landbouwsector”, opent Piet Vanthemsche. Meer wil hij voorlopig niet kwijt over zijn nieuwe functie als ondervoorzitter van de Boerenbond. “Dat paard laat ik liever op stal staan, wegens nog niet voldoende ingereden.” Wel haalt hij met veel plezier, als voormalige baas van het Voedselagentschap, zijn vroegere stokpaardjes van stal: voedselveiligheid en de nieuwe rol van het agentschap.
Van crisis tot Voedselagentschap Belangenvermenging tussen volksgezondheid en landbouweconomie. Wantrouwige ministeries die vitale informatie achterhouden. In dergelijke bewoordingen typeerden de media tijdens de dioxinecrisis (1999) het nationaal beleid inzake voedselveiligheid. Net op het moment dat het absolute dieptepunt van het consumentenvertrouwen bereikt was, werd de idee van een geïntegreerd Voedselagentschap gelanceerd: één enkele administratieve organisatie, waarin alle controle- en inspectiediensten – van het begin tot het einde van de voedselketen – gegroepeerd zouden worden. Piet Vanthemsche: “Een ergere crisis heeft de Belgische voedselketen nooit meegemaakt. Veel plezier heb ik er zelf
niet aan beleefd. Maar het is waar dat een dergelijke crisis lopende processen versnelt, zowel bij de overheid als in de sector. De diverse overheidsdiensten die bevoegd waren voor de voedselveiligheid leefden al meer dan tien jaar in onmin met elkaar, maar van de ene op de andere dag was het Voedselagentschap een feit. Ook in de bedrijven kreeg voedselveiligheid ineens de hoogste prioriteit. Dat heeft uiteindelijk de zaken veel simpeler gemaakt: voorheen moest je rekening houden met het belang van de economie en de gezondheid, sindsdien is gezondheid prioritair.”
Integratieproces op acht maanden afgerond Piet Vanthemsche: “Vroeger waren de inspectie- en controlediensten erg versnipperd. Je had een parastatale: het Instituut voor Veterinaire
Keuring, een vzw: de Centrale Diergezondheidsvereniging, de Algemene Eetwareninspectie die onder het Ministerie van Volksgezondheid ressorteerde en dan nog het merendeel van twee directoraten-generaal van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. Je kan je zo voorstellen dat een dergelijk apparaat een vlotte werking in de weg staat. Te meer omdat de samenwerking tussen ambtenaren van landbouw en volksgezondheid, en tussen landbouwingenieurs en veeartsen ook altijd een pijnpunt geweest is. Iedereen op dezelfde golflengte krijgen en geïntegreerd in één efficiënt werkende administratie was dan ook het uitgangspunt van de toenmalige Belgische regering om het Voedselagentschap op te richten (wet van 4 februari 2000).”
VinçotteKroniek
Piet Vanthemsche: “Wat ook niet moeilijk is om voor te stellen, is dat je deze nieuwe trein niet zomaar ineens op de rails kan zetten. Zo een ingrijpend veranderingsproces, waarbij zo’n 1.150 ambtenaren betrokken waren, vraagt tijd en veel gezond boerenverstand. Toch zijn we erin geslaagd, zelfs tot mijn eigen verbazing, om dit proces op korte termijn rond te krijgen. Vooral omdat we van meet af aan veel energie gestoken hebben in de interne communicatie. Zo ging ikzelf twee keer per jaar op elke buitendienst uitleggen wat de visie en projecten van het agentschap waren. Dat is wellicht iets wat zelden gebeurt in administraties, maar ik heb in ieder geval vastgesteld dat het zeer nuttig is. Je moet immers je ambtenaren meekrijgen, zij moeten erin geloven. Het zijn precies die mensen – de controleurs, inspecteurs en experten – die het werk moeten doen. Niet de managers, die moeten de boel draaiende houden. De dag dat de ambtenarij alleen nog bestaat uit managers, zal ze verdwijnen. De ene manager kan je door de andere vervangen, de experten niet.”
bleken met dioxines. Ook zes Belgische bedrijven hadden toen dioxinevoeder ontvangen. Het Voedselagentschap heeft het voeder sneller kunnen traceren dan de Nederlanders en had als eerste analyseresultaten. Binnen de 24 uur konden de Koreanen en Japanners overtuigd worden dat er geen vlees van die bedrijven zat in de containers die op weg waren naar hen. Daardoor heeft België de export naar Azië kunnen openhouden, Nederland niet.”
Internationale reputatie
Piet Vanthemsche: “De grote principes van de Europese ‘General Food Law’ – meldingsplicht, traceerbaarheid en autocontrole – passen wij in België toe via het KB van 14 november 2003. De meldingsplicht heeft België zelfs als eerste in Europa ingevoerd (sinds 1 januari 2004), ook al was iedereen daar wat bevreesd voor. Je moet weten dat deze plicht eerder al bestond voor de veevoedersector, de landbouw en de dierenartsen. Het betekent gewoon dat een potentieel risico voor de consument verplicht gemeld moet worden aan het Voedselagentschap. De stille ‘recall’ is onherroepelijk voorbij. Een publiekswaarschuwing is voortaan verplicht wanneer verdachte producten bij de consument terechtkomen. Natuurlijk hebben voedingsbedrijven niet graag dat hun merknaam gekoppeld wordt aan contaminatie. De ervaring heeft inmiddels geleerd dat een dergelijk voorval niet per definitie uitgroeit tot een schandaal wanneer correct geïnformeerd wordt. Open communicatie moet een routine zijn. Zodra de consument dit ook zo ervaart, is er niet echt een probleem.”
Piet Vanthemsche: “In vier jaar tijd is toen van de vijf afzonderlijke diensten, die plotseling naast elkaar geplaatst werden, een sterk agentschap gemaakt met procedures en werkmethoden, een controleprogramma gebaseerd op risicoevaluatie, en ga zo maar door. Zonder valse bescheidenheid kan ik zeggen dat het Voedselagentschap vandaag een geloofwaardige onderhandelingspartner is, niet enkel voor de stakeholders van de voedselketen in ons land, maar ook op het internationale forum waar het vaak als referentiemodel genomen wordt. Maar het agentschap is nog niet aan het einde van de weg. Voor mijn opvolger Gil Houins vallen er nog heel wat hervormingen te realiseren voor het strategisch plan 2005-2008.” Piet Vanthemsche: “Die internationale reputatie is overigens geen kleinigheidje: waren wij in 1999 nog ‘die Belgen die iedereen vergiftigen’ dan zijn wij vandaag een land dat een groot vertrouwen geniet in het buitenland. Dat bewees de nog vrij recente Nederlandse dioxinecrisis van 2004, waarbij aardappelschillen voor varkens besmet
Van boer tot bord Naar aanleiding van verscheidene crisissen in de voedingssector publiceerde de Europese Commissie in 2000 het Witboek Voedselveiligheid – een vervolg op het Groenboek Levensmiddelenrecht van mei 1997 – dat in 2002 uitmondde in de Algemene Levensmiddelen Verordening of ‘General Food Law’ (verordening EG 178/2002). Die trad op 1 januari 2005 in werking. Belangrijk uitgangspunt was dat de consument moet kunnen vertrouwen op de veiligheid van het voedsel.
Leren communiceren Piet Vanthemsche: “Open communicatie is ook de belangrijkste reden waarom het Voedselagentschap op korte tijd aan geloofwaardigheid gewonnen heeft. Het traditionele motto klonk zo’n beetje als ‘alles zo goed mogelijk doen, niemand verontrusten als er iets misloopt en het probleem zo snel mogelijk uit de wereld helpen’. Het Voedselagentschap kwam alleen maar in het nieuws als er iets fout ging. Defensieve communicatie, zoals dat mooi heet. Zo ontstaat natuurlijk ook de indruk dat het agentschap niets doet en alleen in actie komt als er iets verkeerd gaat. Leren proactief communiceren was dan ook één van de eerste zaken die in de beginperiode aangepakt werd. Er kwam een nieuwsbrief, een bijzonder complete website en het ‘Meldpunt’ waar de consument zijn vragen en klachten kwijt kon. Dat doet me eraan denken dat ik vorig jaar van iemand de opmerking kreeg dat ik niet meer in de media aanwezig ben. Ik heb geantwoord dat ik betaald word om nièt op televisie te verschijnen.”
‘Tracking & tracing’ Piet Vanthemsche: “Voor de zogenaamde ‘Tracking & Tracing’ (volgen en herleiden) van producten en ingrediënten is sinds 1 januari 2005 de nieuwe Europese verordening voor de traceerbaarheid van toepassing. De wet geldt voor voedingsmiddelen, diervoeding en voedselproducerende dieren en houdt in dat levensmiddelen in alle stadia van de productie traceerbaar moeten zijn. In elke schakel, van boer tot bord, moet bijgehouden worden waar de grondstoffen vandaan komen, waarin ze verwerkt worden en waar het eindproduct zich bevindt. Het doel van de nieuwe regelgeving is enerzijds het sneller traceren van afwijkingen van voedselveiligheid, en anderzijds het efficiënter managen bij incidenten door opwaarts en neerwaarts te kunnen gaan in de keten. Praktisch voorbeeld: had men tijdens de dioxinecrisis geweten welke bedrijven precies veevoeder met dioxine hadden gekregen, dan had men enkel dit vlees uit de rekken moeten laten nemen en niet de totale hoeveelheid.”
45
46
Dossier Voedselveiligheid
Piet Vanthemsche Ondervoorzitter van de Boerenbond
Van veiligheid tot autocontrole Voedselveiligheid en autocontrole zijn noodzakelijke pijlers voor een veilig en kwaliteitsvol eindproduct. Elke voedselproducent is zélf verantwoordelijk voor de veiligheid en de kwaliteit van zijn voedingsmiddelen. Voor zover een autocontrolesysteem beantwoordt aan de criteria die door het Voedselagentschap vastgelegd worden, zou autocontrole gedeeltelijk de overheidscontrole kunnen vervangen. Piet Vanthemsche: “De ‘General Food Law‘ verplicht een vorm van ‘autocontrole’ (art. 17 verordening 178/2002) voor iedere operator in de voedselketen. Om bedrijven te helpen aan deze vereiste te voldoen, voorziet de wet bij ons de mogelijkheid dat de sectoren zelf een autocontrolegids uitwerken die het Voedselagentschap goedkeurt en die voor externe certificatie geaccrediteerd wordt door BELAC. Deze sectorgids is een belangrijk hulpmiddel bij de opmaak en de invoering van een bedrijfseigen autocontrolesysteem. Een correcte invoering en naleving ervan garandeert de productie van veilige en kwalitatieve producten.”
EVA waakt Piet Vanthemsche: “Veel bedrijven hebben zelf al een kwaliteitssysteem ontwikkeld dat instaat voor bewaking en bijsturing van het interne autocontrolesysteem, gebaseerd op het HACCP-principe. Dikwijls is dat kwaliteitssysteem reeds gecertificeerd volgens algemeen erkende normen zoals BRC of IFS. De gids voegt hieraan enkele specifieke punten toe zoals meldingsplicht, traceerbaarheid en analyseplannen. Verder behandelt de gids ook nog het kader waarbinnen de bedrijven zullen moeten samenwerken met het Voedselagentschap en de
certificeringsinstellingen, om een officiële certificatie van conformiteit van hun autocontrolesysteem te verkrijgen.” Piet Vanthemsche: “Uit mijn Latijnse lessen heb ik de zin onthouden ‘Quis custodiet ipsos custodes’– ‘Wie bewaakt de bewakers?’. Wel, door het autocontrolesysteem is iedere producent en verwerker in de voedselketen zijn eigen bewaker, die op zijn beurt ‘bewaakt’ wordt door het Voedselagentschap, dat dan weer verantwoording aflegt aan de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EVA), de nieuwe Europese instelling die het sluitstuk vormt van het Europees voedselveiligheidsbeleid. Samengevat, door de toepassing van autocontrole wordt zowel stroomopals stroomafwaarts stap voor stap, schakel voor schakel, voedselveiligheid opgebouwd. In geval van een incident waarbij de veiligheid van het product in twijfel getrokken wordt, kan men via het autocontrolesysteem aantonen dat het bedrijf er alles aan gedaan heeft om een deugdelijk product af te leveren en kan op zijn niveau in de keten de aansprakelijkheid ingedekt worden.”
Van wantrouwen tot vertrouwen Als het Voedselagentschap een brede maatschappelijke ondersteuning wil hebben, ook door de politiek, moet het zich goed kunnen integreren in de maatschappij. Daarvoor moet het elke dag opnieuw aan zijn ‘klanten’ en aan de consumenten zijn nut en efficiëntie bewijzen. Piet Vanthemsche: “De houding van de consument ten aanzien van voedsel en de manier waarop het geproduceerd wordt is zeer kritisch. Nochtans is voedsel nooit méér gecontroleerd en veiliger geweest dan vandaag. De gedachte dat voedsel 30 jaar
geleden veel veiliger was dan nu is helemaal foutief. De reclame houdt dat nostalgische beeld in leven. De helft van de melk van begin jaren zestig zou vandaag afgekeurd worden. Antibiotica, dioxines, daar werd niet naar gekeken. En ook de kwaliteit van het voedsel zelf was niet altijd om over naar huis te schrijven.”
Veilig voedsel als basisrecht Piet Vanthemsche: “Het Voedselagentschap werkt er hard aan om de consument ervan te overtuigen dat voedsel betrouwbaar is als het Voedselagentschap zegt dat het veilig is. Laat ik ineens ook opmerken dat voedselveiligheid maar een klein onderdeeltje is van de hele problematiek van voeding en gezondheid. Bovendien spelen de problemen met voedselveiligheid zich voor 80% af in de keuken van de consument. De veiligheid in de primaire productie en de verwerking is dus maar een fractie van de gehele problematiek, maar het is wel de basis van alles. Veilig voedsel blijft belangrijk: het is een basisrecht. Je ziet de laatste jaren de discussie ook steeds meer evolueren van veilige naar gezonde voeding. Zeker 95% van de voedselgerelateerde gezondheidsproblemen zijn aan slechte voedingsgewoonten te wijten. Interessant voor de consument is dat hij dus zelf iets aan zijn voedingspatroon kan doen.” Piet Vanthemsche: “Ik heb al dikwijls gezegd dat we in West-Europa het veiligste voedsel ter wereld hebben. Maar ik zeg er tegelijk bij dat een kiemvrije samenleving niet bestaat. Kijk, wat ik absoluut zeker weet, is dat er in België geen gevaar voor lawines bestaat maar we zullen ermee moeten leren leven dat we in die termen nooit over voedselveiligheid kunnen spreken.”
VinçotteKroniek
Van dierenarts tot Boerenbond Sinds zijn grootoom in 1900 afstudeerde als dierenarts in Kuregem, is Piet Vanthemsche (°1955) de vierde in rij die dezelfde weg opgaat. Na zes jaar activiteit als praktijkdierenarts in Tielt , kiest hij in 1986 voor de functie van inspecteur dierenarts bij de veterinaire diensten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw. Vanaf 1992 bekleedt hij verschillende senior managementfuncties bij het ministerie, om vervolgens in 1997 kabinetschef te worden bij toenmalig minister van Landbouw, Karel Pinxten. In 1999 biedt hij tijdens een zitting van de dioxinecommissie zijn ontslag aan als ambtenaar, uit protest tegen de manier waarop zijn collega-ambtenaren in de nasleep van de dioxinecrisis onterecht door het slijk waren gehaald. Na een interludium op het Secretariaat-Generaal, zet hij begin 2000 een zelfstandige adviespraktijk op, gericht op voedselveiligheid en de reorganisatie van administraties. In die hoedanigheid adviseert hij onder meer het kabinet van Vera Dua bij de regionalisering van de landbouw. In 2002 volgt hij Luc Beernaert op als gedelegeerd bestuurder van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Tijdens zijn vijfjarig bestuur bouwt hij het agentschap uit tot een efficiënte overheidsorganisatie, mede op basis van zijn uitgebreide sectorervaring en zijn ervaring als crisismanager. Hij wordt hiervoor genomineerd als ‘Overheidsmanager van het jaar 2004’. In oktober 2005 stellen de Gewesten, de Gemeenschappen en de Federale Overheid hem aan als Interministerieel Commissaris Influenza, voor de coördinatie van de strijd tegen humane en aviaire griep. In juli 2006 wordt hij benoemd als eerste administrateur-generaal van een nieuwe Belgisch agentschapin-wording: het Federaal Agentschap voor de Geneesmiddelen en de Gezondheidsproducten (FAGG). Hij oefent die functie uit tot april 2007, waarna hij ondervoorzitter wordt van de Boerenbond. Piet Vanthemsche is tevens gastprofessor aan de Rijksuniversiteit Gent en bestuurder van de Koning Boudewijn Stichting.
47
48
Contact Vinçotte Business Class Kantorenpark Jan Olieslagerslaan 35 1800 Vilvoorde - BelgiÍ tel. +32 (0)2 674 57 11 fax +32 (0)2 674 59 59 www.vincotte.com