RifRaf Magazine #3

Page 1

KAE TEMPEST ‘GENDER ZIT IN AL MIJN WERK’ STIJN MEURIS INTERVIEWT WHISPERING SONS HET FENOMEEN FROUKJE INTERPOL THE AFGHAN WHIGS BRUTUS editie #2 december ’22 gratis sinds 1989 DE HELDEN VAN 2022

vooraf

JA PARDON, dat is dus niet gelopen zoals we voorzien hadden. Rampspoed, oorlog, ook nog dat kleine beestje, en nu dus in de eindspurt nog even papierschaarste. Alsof de Goden het op ons gemunt hadden. We kunnen enkel op zijn NMBS’ zeggen: onze excuses voor de vertraging, maar deze trein is in elk geval niet afgeschaft.

En nu: vooruit met de geit. Deze keer zullen we het goed doen, en vliegen we vierklauwens 2023 in. Maar niet zonder een laatste keer terug te blikken op dat rare jaar van De Bevrijding, waarin iedereen en zijn moeder opnieuw buiten mocht komen. We presenteren u dan ook met trots een nummer vol Helden Van Het Jaar, te beginnen natuurlijk met Brutus dat dit najaar zijn fel gesmaakte derde plaat uitbracht.

The Afghan Whigs zijn al sinds mensenheugnis habitués van de RifRafpagina’s, met een straf negende album onder de riem konden ook zij niet ontbreken, net als Interpol, dat dit jaar zijn comeback maakte. In een diepgravend interview vertelt Paul Banks hoe het komt dat het trio net uit een pandemie zijn meest optimistische plaat wist te halen.

Verder duiken we terug in de tijd met een terugblik op hoe The Strokes de muziekgeschiedenis een duwtje gaven, maar we denken ook aan de toekomst. Op studiobezoek bij Ramkot zagen we hoe hun debuutplaat langzamerhand vorm krijgt, drummicrofoon per drummicrofoon. En de naam Froukje, die onthoudt u best ook: de Nederlandse is here to stay.

februari verschijnt ons vierde nummer,

in tussentijd zal ook onze website worden gelanceerd. Hey, ho, let’s go! Matthieu Van Steenkiste, hoofdredacteur Hey ho, let’s go! editoriaal 03 Redactioneel 04 In de Studio: Ramkot 06 Throwback: The Strokes 10 Whispering Sons 14 Strand of Oaks 18 Interview: High Hi 22 Interpol 28 Fotoverslag: Slow Crush in The USA 30 Brutus 36 Kae Tempest 40 Ruben Block 44 The Haunted Youth 48 De nineties 51 Kükls onrustige 10 52 Afghan Whigs 56 Ghostproducer 60 King Hannah 64 Froukje 67 Gear Slut: The Guru Guru 68 Naima Joris 72 Ondergronds: 10 jaar Fons Records 74 Art: Tom Herck 77 Platenbakparels 78 Vlaamse Reuzen: De Mens C I 3 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door print-outs, kopieën, of op welke manier dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Tekst Jonas De Vrieze Matan Grouper Stijn Meuris Kurt Overbergh Manuel Remmerie Filip Tyskens Glen van Muylem Matthieu Van Steenkiste Eva Vandormael Roel Vergauwen Dimitri Van Vossel Dimitri Vossen Bram Vermeersch Hoofdredactie Matthieu Van Steenkiste Eindredactie Ken Hendrickx Line Tuymans An Vandesompele Nelle Verbrugghe Foto’s & illustraties Debora Lauwers Glen van Muylem Evy Ottermans Artdirection & vormgeving Daan Linsen Laura Bamps Lies Neyens V.U. vzw RifRaf Bootstraat 9 3500 Hasselt Oplage 25.000 ex. Ecologisch geprint door Coldset Printing Partners N.V. Adverteren advertenties@wearerifraf.be
Voila, we zijn vertrokken. In
en

IN DE STUDIO

in de studio

‘HET MOET RUIG ZIJN, MAAR GEEN METAL’

Een paar songs per keer, telkens in sessies van een paar dagen. Het gaat Ramkot zo voor de wind, dat het zoeken is naar opnametijd tussen de vele optredens door. In de Gentse Number Nine Studios was het trio afgelopen maand toe aan de tweede sessie voor wat een debuutplaat moet worden. Wij mochten langslopen, en hoorden drie klankfetisjisten aan het werk. ‘Maar alles begint met de song, dat spreekt vanzelf.’

Geen vuiltje aan de lucht wanneer we ons aanmelden. Tom Leyman trapt eindeloos het pedaal van zijn kickdrum in, in de controlekamer wordt aan knopjes gedraaid, schuifjes op het computerscherm worden aangeklikt. Tot het geluid juist zit, en er naar een volgend onderdeel van het drumstel kan worden overgegaan. “Dit stuk duurt eindeloos lang”, geeft Tom toe. “Maar het hoort er bij als je drummer bent. Eenmaal dat gebeurd is en de bandtakes opgenomen, kan ik relaxen.”

Dit moét even, vindt ook zanger-bassist Hannes Cuyvers. “Bij een three piece-band als wij is het drumgeluid nu eenmaal superbelangrijk. Als dat niet goed zit, komt het niet goed. Drums bepalen heel hard de sound van een band, dus we zijn daar de laatste jaren enorm op beginnen te geeken.” We staan niet toevallig in de Number Nine Studios, zo blijkt. “Deze plek staat bekend om zijn goeie drumsound”, legt Tom uit. “Daarom komen we hier altijd terug. Sebastian Omerson, de eigenaar, is iemand die ook overtuigd is van het idee dat studio-opnames voorbereiden meer inhoudt dan snel vijf microfoons rond het drumstel zetten. Deze soundcheck zal het grootste deel van de dag innemen, en dat mag. Samen met de nummers inspelen, natuurlijk. Al zal dat eerder vannacht zijn.

Het vraagt wat geduld, maar we weten dat het moment dat we eindelijk mogen spelen altijd wel komt.”

Heb ik hier te maken met klank-geobsedeerden, misschien? Tom knikt. “Je mag ons klankfetisjisten noemen, ja.” Dat krijg je natuurlijk met twee studenten Muziekproductie in de band, dan gaat die derde mee in het verhaal. “Dit is na onze twee EP’s de derde keer dat we als band in deze studio zitten, en we voelden ons klaar om het heft mee in handen te nemen”, aldus Hannes. “We wisten immers heel goed wat we nu wilden doen. Ik heb echt een idee in mijn hoofd van hoe die plaat moet klinken. Dan gaat het vaak om heel specifieke referenties, zoals de snaredrum uit Joe Cockers “Woman To Woman”. Dat is zo’n geluid dat ik graag wil vatten.”

“We zijn geen metalband, maar het moet wel ruig zijn. We oversturen onze pre-amps, het mag allemaal wat distortion hebben, en wat nasty klinken. En ook het ruimtelijk gevoel is belangrijk; het moet leven. Daarom nemen we ook live op en spelen we samen in één kamer. De versterkers staan elk apart in een andere ruimte, zodat we hun geluid wel zuiver kunnen capteren.”

“Het is belangrijk dat we modern klinken”, gaat

Hannes verder, “het mag niet lo-fi zijn. Dan denk ik aan bands als De Staat, Royal Blood, of die plaat van QOTSA die ze met Mark Ronson opnamen. Hoewel we gigantische nineties fans zijn, streven we naar een  ‘moderner’ soort klankbeeld. De nieuwe plaat van Jack White vinden we qua sound ook wel vet.” Tom: “Terwijl dat zeker niet zijn beste is, maar de productie is wel de max!”

Niets voor de radio

Hannes wil even iets rechtzetten: “Dat wil niet zeggen dat we geen belang hechten aan de songs. Daar begint het altijd mee. Sleutelen aan de sound van alles is de laatste stap. De nummers die we vandaag opnemen, spelen we al lang − sommige vier of vijf jaar. En in die tijd werden ze vaak grondig herschreven.”

Vandaag worden er twee nummers opgenomen, werktitels “Fire On” en “Dancing In A Dream”. “Nadrukkelijk geen kandidaat-singles”, zegt Tom. “Ze zijn lang en vrij intens. We zijn er ons van bewust dat we ook singles nodig hebben, maar we proberen toch zo vrij mogelijk te blijven. Deze twee songs liggen qua songwriting heel ver uit elkaar, maar het blijft toch Ramkot. Als we ons alle drie laten gaan, dan schiet het ook alle kanten op, en dat moet je aanvaarden. Het zal waarschijnlijk

4
MET RAMKOT

geen radiomateriaal zijn, maar live werken ze wel erg goed, net omdat ze zo intens zijn.”

“Er gebeurt heel veel in deze songs, ze zijn niet zo rechttoe rechtaan”, vult Hannes aan. “In “Dancing In A Dream” zit een bijna-jazzstukje. Het neigt een beetje naar wat we op onze vorige EP deden op “Eye To Eye”; volledig los gaan in de studio. Dat willen we nu ook doen. We horen zelfs piano en strijkers op een van de tracks.”

Ondertussen gaat het drumchecken door. Microfoon na microfoon wordt getest, instellingen getweakt. Als een rasechte professor Barabas draait Sebastian aan allerhande knoppen. Na anderhalf uur lijken we er bijna te zijn. “Ik ga even overheads doen, jij mag gewoon wat rondspelen”, klinkt het van control room naar de opnamekamer. We horen hoe er even geroffeld wordt op de volledige kit, terwijl Sebastian de microfoons boven de drumkit nog wat afstelt. En dan loopt het fout.

Klank voor alles

Uit de grote opnameroom komen lichte alarmkreten. “Ik heb te weinig laag in mijn kickdrum”, klinkt het bezorgd bij Tom. De hele band buigt zich over de zaak. Dit is duidelijk geen kwestie van wat schuifjes afstellen, hier schort iets aan het fysieke ding. Ampel onderzoek brengt licht in de duisternis. “Dat P4-drumvel moeten we vervangen door een P3. Nu ja, klank boven alles, dus dat is dan maar zo.”

“Je moet altijd rekening houden met miserie”, zegt de drummer. “We hebben ook al eens een versterker opgeblazen; dat was pas gedoe. Nu kijken we er vooral van op dat het net die basdrum is, daar hadden we nog nooit problemen mee. Maar goed, dat lossen we wel op. Een vel vervangen is tien minuten werk. Vroeger zou ik me er meer in opgejaagd hebben, maar nu weet ik: dat is in de studio zitten. En gelukkig is dit een omgeving waar heel veel op te lossen is, al was het maar door even

in ‘het museum’ rond te lopen, en een vervangstuk uit de collectie hier te gebruiken.”

Allemaal goed en wel, maar zonder nieuw vel kan hier niet worden opgenomen. Instrumentenzaken worden afgebeld of ze dat specifieke vel hebben liggen. Neen? Jammer. Tot het Tom te binnen schiet: “Mijn oude drumstel heeft dezelfde afmetingen.” Case closed, er moet gewoon even over en weer gereden worden.

Nijdigheid

Waarmee het hoofdstuk drums even is afgesloten. Hannes laat zijn bas nu weerklinken. Sebastian vraagt aan stagiair Jasper om een bepaald bakje even te gaan tweaken: “Eerst less, dan more. Dat zou een soort venijn of nijdigheid moeten geven.” En dan gitaar. Tim Leyman speelt er lustig op los. “Wedden dat dit riffje een song moet worden?”, grijnst zijn broer. “Zo gaat het altijd.” En dat zijn basdrum al “een stuk meer klinkt in de richting die we willen.” Komt wel goed, dus.

Het resultaat hoort u volgend jaar in februari. 

5

IS THIS IT?

6
throwback
De plaat die Joe Strummer deed glimlachen

THROWBACK

'I just wanted to be one of The Strokes': als zelfs de grootste frontman van zijn generatie het zingt, is het de moeite om nog eens stil te staan bij een van de strafste debuutplaten aller tijden. Want Alex Turner van Arctic Monkeys is verre van de enige op wie The Strokes een blijvende indruk maakten. De aardverschuiving die Is This It in 2001 veroorzaakte, schudde de muziekwereld door elkaar op een manier die tot vandaag nazindert.

Dat The Strokes zoveel invloed zouden hebben, stond niet in de sterren geschreven. In de herfst van 2000 had het vijftal nog moeite om optredens vast te krijgen. Om de huur van hun oefenruimte en studio te bekostigen, waren baantjes in frozen yoghurt-winkels, platenzaken of cafés nodig. Knokken voor hun plekje op de wereld moesten ze, al zullen hun familienamen nu ook niet erg tegengewerkt hebben.

Vader Casablancas richtte immers het befaamde Elite Modeling Agency op, terwijl moeder Jeanette Christiansen zich ooit Miss Denemarken mocht noemen. En voor de muzikale wortels van Albert Hammond Jr. hoef je het niet ver te zoeken: senior was verantwoordelijk voor een handvol hits in de jaren ‘70 en ‘80. Op "I'm A Train' en "It Never Rains In Southern California' hoor je z’n eigen stem, terwijl hij "I Don't Wanna Lose You", "One Moment In Time" en "Nothing's Gonna Stop Us Now" schreef voor respectievelijk Tina Turner, Whitney Houston en Starship. Bovendien moest Radiohead senior credits toekennen aan Hammond als co-auteur van “Creep” omdat het nummer best wat gemeen heeft met "The Air That I Breathe" – in de versie van The Hollies uitgegroeid tot een klassieker. Kassa kassa voor Albert Hammond senior, en dus ook voor de erfenis van junior.

Preppy achtergrond

Om maar te zeggen: de schijnbaar morsige rockers groeiden welgesteld op. Casablancas en Nikolai Fraiture ontmoetten elkaar al op hun zesde, hun deftige broekjes op een Franse school slijtend. Tiener Casablancas hing het uit en werd op kostschool gestuurd naar Zwitserland, waar hij op de charmante Hammond botste. Ondanks die straftijd van zes maanden bleef de ontluikende muzikant toch liever aan zijn gitaarspel werken dan aan zijn schoolprojecten. In zijn beleving kon geen vak tippen aan pakweg Nirvana, The Beach Boys of The Velvet Underground. Eens terug in de States rekruteerde Casablancas de muzikaal sterker onderlegde Nick Valensi en Fabrizio Moretti in Manhattans Upper East Side, waar ze in dezelfde

chique privéschool vertoefden. Op het eerste gezicht dus niet de standaard rock-'n-roll start die je zou verwachten achter de nonchalant-slordige façade. Haters zouden hun preppy achtergrond later dan ook graag gebruiken als argument tegen het coole imago van de nieuwe grote hoop voor de gitaarmuziek.

En toch.

Ze vonden elkaar dan wel dankzij hun welgestelde achtergrond, hun muzikale verhaal hebben ze enkel en alleen aan hun eigen inborst en volharding te danken. The Strokes waren pas voltallig toen Albert Hammond Jr. op z’n achttiende in een opwelling besloot om toch geen carrière op een filmschool in LA na te jagen, maar het bandje van zijn maat Julian te vervoegen. Hun eerste nachtelijke jamsessie – met bijbehorend zuipfestijn – had iets bij de gitarist losgemaakt. Het werkethos van de kersverse groep bleek een stuk indrukwekkender dan wat ze op de schoolbanken lieten zien en werd er na hun afstuderen niet minder op. Repetities konden tot tien uur lang duren en vonden meerdere avonden per week plaats.

Ingedommelde appel

Begin 2000 kon New York wel een heropleving verdragen. Indiemuziek was al lang niet meer cool, verschillende concertzalen moesten de boeken sluiten en er viel geen hol meer te beleven in the city that never sleeps. Gelukkig had het vijftal zin om de ingedommelde Big Apple eens goed wakker te schudden. In een gammel studiootje hartje East Village bricoleerden de jongens een demo die hen enkele gehypete optredens opleverde. Er ontstond een buzz rond de eigenzinnige shows en op het moment dat EP The Modern Age in januari 2001 het daglicht zag, was de belangstelling van verschillende labels al lang en goed gewekt. Volgens de legende had platenbons Geoff Travis maar 30 seconden luistertijd nodig om hen koste wat het kost bij zijn Rough Trade te willen. De eenvoud, ruwe randjes en de pretentieloze ma-

nier van opnemen zorgden ervoor dat The Strokes er meteen uitsprongen. Het contrast met het leger van producers en snufjes die de populaire nu metal bands in de noughties gebruikten, was gigantisch. Julian Casablancas haatte nochtans de manier waarop er distortion op z’n stem gezet was en omschreef het effect aanvankelijk als “The ugliest sound I’ve ever heard, please don’t do that”. De voorzet naar Is This It was gegeven, en of The Strokes ‘m binnenkopten. Het debuut was dé katalysator voor een nieuwe rockrevolutie. Maar een band met ambitie moest rond de eeuwwisseling ook gezíen worden. Wilde je het maken, dan moesten de mensen in de juiste bars je herkennen. Als ze niet aan hun ellenlange oefensessies bezig waren, kon je de heren dus standaard in de coolste hangouts vinden.

Het vijftal maakte er een punt van om elke nacht als groep in het oog te springen. In de studio recht tegenover een van hun favoriete spots, bar 2A, konden ze hun debuut inblikken. En de nachtelijke overuren brachten op. Leren jasjes en versleten Converseschoenen werden de norm. Mensen doorstonden claustrofobische doodsangsten om zich toch maar in die skinny jeans te kunnen wurmen. Alex Turner was zeker niet alleen: iederéén wilde een van The Strokes zijn.

Het voorkomen van die vijf sjofele jongens droeg zeker iets bij aan het succes. Ook al waren de haren ongekamd en zagen ze er altijd dat tikkeltje smerig uit, het had iets moeiteloos cool. Dat zagen de vrouwen ook. Kate Moss en Winona Ryder waren fan. Courtney Love schreef zelfs de song “But Julian, I’m A Little Older Than You”, al heeft ze het daarin eigenlijk over een sexy ontmoeting met een jongere muzikant die zich schuldig maakt aan ripping off van voorgangers. Ach, slechte reclame is ook reclame.

Comeback van de gitaar

Looks terzijde, uiteindelijk deed toch vooral de muziek het. Voor iets een comeback kan maken, moet je het lang genoeg negeren: als het over rock-’n-roll gaat, is het allesbehalve gelogen. Het

7 THE
STROKES
8

fenomeen had gewoon een duwtje nodig van de juiste band op het juiste moment. De gitaarverkoop de eerste weken na de release van Is This It schoot hoger dan de Twin Towers en rockmuziek was weer cool. Groepen als Interpol, Yeah Yeah Yeahs, LCD Soundsystem en zelfs Kings Of Leon en The Killers hadden door dat ze een tandje mochten bijsteken. Maar ook over de oceaan had de plaat de impact van een flinke meteoor. Arctic Monkeys, The Libertines en Kasabian letten alvast goed op. Zij en nog zo veel meer bands haalden gulzig inspiratie bij de New Yorkers, die bewezen dat niet alleen popmuziek zich in de mainstream kon nestelen. Wie kan nog zeggen dat hij festivalkleppers als Reading en Leeds mocht headlinen met een plaatje van nauwelijks 36 minuten onder de arm?

Maar wat een straf halfuur! Wat storing en een simpel drumpartijtje, zo geeft de titeltrack de aftrap. Binnen enkele seconden komt elk element van The Strokes’ signature sound op de voorgrond: de dubbele gitaaraanval van Valensi en Hammond Jr., de vals simpele, maar wel degelijk complexe baslijnen geleverd door Fraiture, de sturende drums van Moretti en natuurlijk de snerende bariton van Casablancas.

Toch is die eerder ingehouden albumopener misschien wel de vreemde eend in de bijt. Gek, voor een titeltrack, en dus volledig in lijn met de tegendraadsheid van de band. We krijgen al de verveelde arrogantie die een rode draad zal vormen, maar met een vals gevoel van veiligheid word je het album ingelokt. In de 33 minuten die erop volgen, worden de echte intenties van The Strokes duidelijk: hongerig en furieus zoeken naar een manier om je compleet uit je dak te laten gaan.

Producer Gordon Raphael doorstond slapeloze nachten om de directheid en opwinding van de optredens te vertalen naar de plaat. Net die rauwe randjes maken Is This It onweerstaanbaar. Er zijn ondertussen al goed een miljoen bands gepasseerd die klinken alsof ze nooit uit de garage geraakt zijn, The Strokes slaagden erin om de ga-

rage te brengen naar je slaapkamer, woonkamer of waar je ook luistert. En dat de vijf kanjers een oor hadden voor catchy melodieën en hooks bewijzen ze evenzeer. “Someday” en “Last Nite” zijn pop songs pur sang, “Soma” en “Hard To Explain” oerkrachten. Ook de zwaardere nummers als “The Modern Age” en “Take It Or Leave It” nestelen zich moeiteloos in je oor.

Zwarte schaap

Een bij uitstek New Yorkse band als deze had uiteraard ook een typisch New Yorks nummer nodig. Het verhaal van “New York City Cops” is al even cliché Amerikaans: voor de vinylrelease in de States werd de song resoluut verbannen en vervangen door “When It Started”. De platenmaatschappij vond het ongepast om het nummer na de aanslagen van 9/11 op de plaat te laten staan. Die sneer “New York City cops, they ain’t too smart” paste niet meer. Toen The Strokes enkele jaren terug op een rally van Bernie Sanders optraden en het publiek prompt het podium bestormde, kreeg de groep ironisch genoeg politiebegeleiding. Dat weerhield de jongens er niet van om het nummer zonder gêne te spelen.

“New York City Cops” is overigens niet het enige zwarte schaap van de plaat. De originele iconische albumcover, met daarop een zijwaarts beeld van een naakte vrouw met een zwarte lederen handschoen op haar bil, was té aanstootgevend voor de Amerikaanse markt. Het beeld werd vervangen door een brave, abstracte afbeelding. Kon The Strokes niet echt veel schelen: beide covers waren min of meer lukraak gekozen.

shoot met The Strokes deed, besloot hij op het nippertje om zijn portfolio mee te nemen, kwestie van het vertrouwen van de band te winnen. Tegelijk waren Casablancas en co, met hun kenmerkende nonchalance, er aan de vooravond van een grote tour door het Verenigd Koninkrijk en Australië nog niet toe gekomen om een beeld te selecteren voor hun debuut.

Tijdens de lunch vroeg Lane de zanger om al eens een blik op zijn werk te werpen. Het befaamde ass shot sprong in het oog, waarop Casablancas prompt toestemming vroeg om het op de cover te gooien. Het alternatieve artwork was volgens de legende al even snel in kannen en kruiken. Toen hij was aangekomen in Australië bladerde Casablancas door een willekeurig boek. Een close-up van botsende atomen leek hem niet mis en voilà, oplossing voor de preutse VS. Dat een Prince-album uit de jaren tachtig exact diezelfde afbeelding op de hoes heeft staan, ontdekte Lane pas jaren later in een tweedehandswinkel.

Hoe vlotjes The Strokes door het hele debuutproces walsten en hoe moeiteloos ze de hype ook mochten inlossen, al vrij snel na de release van Is This It was het leien dakje ver te zoeken. Hammond Jr. ontwikkelde een niet al te bescheiden drugsverslaving – cocktails van ketamine, cocaïne, heroïne en, vooruit, nog meer cocaïne, waren schering en inslag. Ondertussen zouden die drugsperikelen van de baan zijn, maar ze hebben er serieus ingehakt. En dan had je ook nog de conflicten binnen de band. Casablancas had graag alle controle in de studio en dat leidde vaak tot ruzie. Dieptepunt was vierde album Angles, dat klonk alsof niemand stond te springen om de studio in te duiken. Bij de vijfde, Comedown Machine, deden de heren zelfs geen moeite om te touren of de plaat te promoten. Gelukkig lijken de plooien tegenwoordig gladgestreken. Met The New Abnormal spat het plezier alweer een stuk heftiger door de speakers. De daarop volgende collectieve zucht van opluchting bij menig muziekliefhebber deed verdomd deugd.

De man achter de beruchte cover, fotograaf Colin Lane, bestempelde het als puur geluk dat zijn beeld van het achterste van zijn eigen (ondertussen ex-)liefje de trekking won. Toen hij een foto

Of The Strokes nu écht de redders zijn van de rock-‘n-roll, daarover kun je aan de toog van een willekeurig café uren discussiëren. Een ding is zeker: als Joe Strummer zegt dat je de eerste groep in jaren bent die hem kon doen glimlachen, doe je iets goed. En ook een goeie twintig jaar na datum klinkt Is This It nog altijd okselfris. Op hun eigenzinnige manier hebben de New Yorkers een ware revolutie ontketend. Ze inspireerden veel bands door succesvol te worden met gitaarmuziek, iets wat in die vroege noughties even ondenkbaar was. En over ondenkbare dingen gesproken: Julian Casablancas heeft ondertussen een pedaalloze, elektrische plooifiets ontworpen. Is This It? 

9

‘IK HEB ALTIJD AL HET GEVOEL GEHAD DAT WIJ HET BUITENBEENTJE ZIJN. EN ZULLEN BLIJVEN’

De huidige stand van zaken in de Belgische muziekwereld, vroeg u? Koplopers Amenra en Whispering Sons zijn momenteel de brandstof van onze bescheiden natie in het buitenland. Dat vertaalt zich vooralsnog niet in een recordplatenverkoop, maar wel in impact en invloed, en in steeds meer zalen die steeds vlotter gevuld raken. Afgelopen jaar trok Whispering Sons uitgebreid door Europa. Een gesprek met Whispering frontvrouw Fenne Kuppens over klank en beeld.

ten van telkens drie songs aanvatte als was het oorlog. Scherp, aanvallend, zelfzeker (althans, zo leek het toch) en met duidelijk oog voor songs en performance. Inclusief jonge frontdame die zowel gezegend was met een misthoorn van een stem als met een latex lijf. Kijk, dan geraak je ergens. Het goud kon dat jaar maar één kant uit.

Inmiddels staat Whispering Sons een heel stuk verder. Oef. Want voor hetzelfde geld was het gebleven bij dat ene moment de gloire, met nadien een plaat en anderhalve song op StuBru en even mee aan tafel zitten in een talkshow – naast Gert Verhulst.

Toen Whispering Sons in 2016 op tamelijk piepjonge leeftijd HUMO’s Rock Rally won, was de jury –en een groot deel van het publiek – het er unaniem over eens: op de drie podia waar de groep speelde, gebeurde telkens iets. Iets overrompelends en verrassends: geen suffe, doorgaans traag musicerende en zichzelf bijna excuserende groep met aarzelende songs. Of het tegenovergestelde: een nerveuze band die te snel speelt en zich daarin verslikt. Wel een hecht vijftal dat die miniconcer-

Maar het verhaal van Whispering Sons is anders. Er was al een EP voor de Rock Rally en die was al veelbelovend. Endless Party was donker, dreigend en klonk als een kopstoot. Single “Wall” kerfde zichzelf een plek in het collectief geheugen van iedereen die wel eens een postpunk-fuif bezocht. Je zou het ook een klassieker kunnen noemen, toen al. Nadien kwam Image uit, een album dat bevestigde wat velen in de smiezen hadden: dat we hier met een blijvertje te maken hebben, met “Waste” als verslavende track. Bovendien speelde de groep zich steeds manifester in het vizier. Hun concerten (véél concerten) kregen al snel de allure van een gathering, en het buitenland lonkte. Whispering Sons moest je gezien hebben. Van Poperinge tot Polen.

Dat is gelukkig nog steeds het geval. Een pandemie heeft de band niet kunnen tegenhouden om nieuwe songs te schrijven en op te nemen, en het resultaat van die kop-vooruit-mentaliteit, Several Others, dat net voor de zomer van 2021 uitkwam, is niet beter of slechter dan Image of Endless Party, maar vooral anders. Een gedurfde voortzetting ook van wat er al jaren in de groep sluimert, namelijk

goesting en talent. Een gedreven artistieke speurtocht naar nog dieper en nog meer uitgepuurd, en naar stilistische verfijning. Het is een plaat die meerdere luisterbeurten vergt. De vooruitgeschoven singles “Surface” en “Satantango” wezen al op een andere klank (lichtjes anders, laat ons niet overdrijven), en “Heat” zegt helemaal: ‘Hallo!’ Om nog te zwijgen over het artwork, waarmee Whispering Sons duidelijk toont dat ‘groepje spelen’ niet hun betrachting is: de clips, het hoesontwerp en de fotografie stralen klasse en een doorgesproken lijn uit. De video van “Heat” mag je zonder twijfel een filmisch kunstwerkje noemen. Met als bonus een dansende Fenne Kuppens. En goed. “Ja”, lacht ze. “En niet zoals je zou denken in een Marslandschap of ergens op Lanzarote – zo ziet het er wel een beetje uit – maar gewoon in Maasmechelen. Ook mooi, op zo’n roestbruine terril.”

Gevraagd naar de origine van dergelijke beelden en visuele aanpak, vertelt ze over de inspiratie die de groep vond bij fotograaf Sybren Vanoverberghe, die ze al langer in het vizier had. “Die fragmentarische rotspartijen en zijn gedetailleerde opnames van oppervlakten en kleuren; ik vind het schitterend. Dus we wilden met hem werken voor het artwork. Aanvankelijk was het de bedoeling dat hij foto’s voor ons ging maken op locaties, maar door corona kon dat niet. We zijn dan maar rustig door zijn archief gegaan en hebben keuzes gemaakt. We zijn er heel tevreden mee, ja. Die texturen, die interessante structuren die naar boven komen … Je kan er allerlei betekenislagen aan geven, je ontdekt telkens iets nieuws. Het thema is ook cyclisch: altijd hetzelfde, maar telkens vanuit een ander perspectief. Het paste gewoon mooi bij wat we muzikaal aan het doen waren.”

Dat Whispering Sons zulke zaken niet als een detail beschouwt, blijkt ook uit hoe de groep op

11 →
WHISPERING SONS

het podium staat. In kleding die altijd een zeker jene-sais-quoi uitstraalt, en met een zangeres die zich overduidelijk bewust is van hoe ze overkomt tijdens een concert, zonder daarbij over the top of zelfs maar half-arrogant over te komen. Het is een subtiele evenwichtsoefening, maar het werkt. Dat is misschien nog wel het belangrijkste kenmerk van deze groep: zowel muziek, performance, productie als personages zijn in balans. Alsof het zo moest zijn.

Position switch

Zelfs de (tijdelijke?) position switch op bas en drums tijdens shows lijkt daardoor perfect opgevangen. Door een armblessure bij rechtstaande drummer Sander Pelsmaekers speelt bassist Tuur Vandeborne nu drums – weliswaar zittend. Zijn plek werd dan weer ingenomen door coproducer Bert Vliegen, die je stilaan ook zou kunnen kennen van Teen Creeps. Beiden doen dat voortreffelijk, zo hebben we meermaals kunnen vaststellen. Al is er op volstrekt minieme wijze toch een klankverschil hoorbaar met de ‘vorige’ bezetting, waarin Pelsmaekers voor een andere attack in de percussie zorgde, en Vandeborne net iets gebalder en ‘korter’ bas speelde. Hey, je bent een sucker for sound of je bent het niet.

“Sander heeft het er wel moeilijk mee”, zegt de frontvrouw daarover. “Het is goed opgelost zoals het nu is, uiteraard. Eigenlijk bijna ongelooflijk dat Tuur ook een goeie drummer is en dat Bert – die niet eens in de groep zat maar via zijn werk aan het album wel onze nummers en de sound goed kende – een sterke bassist is. Hoeveel geluk kan je hebben? Ook qua timing; Sander viel uit in de studio, en dat is toch goed gekomen. Hij gaat zo vaak als hij kan mee naar concerten en wordt bij alles betrokken. Maar het blijft wel jammer natuurlijk.”

Zoals ik al zei: bij Whispering Sons lijkt alles in evenwicht te zijn. Zelfs wanneer iemand onverwacht uitvalt. Bizar. En nu we toch bezig zijn: ook de backdrop in het decor is doordacht. Een enorm doek in roestbruine tinten dat dezelfde basale, aardse texturen als de hoes van Several Others en de clips oproept. Met ingenaaid reliëf,

waardoor je onder de juiste belichting een knap 3D-effect te zien krijgt. De flank van een vulkaan, als het ware.

“De backdrop vloeit voort uit het artwork van Sybren”, legt Kuppens uit. “Kijk, als je anderen laat doen, dan komt daar gewoon in hele grote letters de groepsnaam te hangen. Maar dat zagen we niet zitten. Het plaatje moest helemaal kloppen, dat is voor ons heel belangrijk. En dus is het na lang nadenken en zoeken dit geworden.”

Gelijk hebben ze. Het ziet er ook behoorlijk indrukwekkend uit, bijna een attractie an sich. En tevens een hels karwei om na de show opnieuw in een flightcase te proppen, zo hebben we backstage ooit geamuseerd kunnen gadeslaan. “Daar hoef ik me gelukkig niet mee bezig te houden”, lacht Fenne.

Waar ze zich wel mee bezighoudt, zijn de interviews – al gebeuren die niet zelden in duo met een van de jongens. En interviews zijn er steeds meer. Of dat stilaan geen barrière vormt, willen we weten. “Veruit de meeste media willen toch altijd dat ik erbij ben. Oké dan. Ik vind het een vervelende gedachte dat men altijd naar mij vraagt, ja. Ik besef ook wel hoe het werkt, en dat het moet. Het lijkt stilaan een vanzelfsprekendheid. Maar leuk is het niet altijd, wanneer je ergens backstage in een club in Hongarije, naast de frigo en de sofa, nog een interview moet doen terwijl de rest van de groep met iets anders bezig is. Op het podium heb ik geen enkel probleem met die aandacht, maar ernaast heb ik er soms moeite mee, inderdaad.”

Fenne als evidente frontvrouw lijkt een idee dat zich op korte tijd gesetteld heeft. Ik wijs haar op een bandfoto die gretig gebruikt wordt in de media; daarop staat zij centraal, als enige groepslid herkenbaar en frontaal naar de lens. De rest van de groep is enkel ruggelings te zien. Ze knikt. “Ja, die foto … Een heel goed beeld, maar jammer dat uitgerekend die foto zo vaak wordt gebruikt. Maar nogmaals, ik snap het dus wel. Ik ben het gezicht. Plus, de jongens staan ook niet bepaald te springen om dat soort verplichtingen in te vullen. Of om een dag lang voor de camera te staan.”

Varen onder eigen vlag

Over de nieuwe songs zegt Fenne Kuppens dat het van meet af aan de bedoeling was om “persoonlijker en directer te klinken”. Dat verschil valt inderdaad op. Niet dat Several Others een regelrechte breuk was met het voorgaande werk; daarvoor is de samenhang en de herkenbaarheid tussen de verschillende releases te groot. Dit is duidelijk een album van Whispering Sons. Het geheim en het verschil zitten hem in de manier waarop de nummers uit de boxen knallen. Uitgepuurd, loepzuiver en luid. Niet luid in de betekenis van volume of decibels, maar qua schrale sound. Heel knap en zeker niet toevallig tot stand gekomen.

“Nee, dat klopt”, geeft Fenne toe. “Het was een hele klus. Image was gedrenkt in sound en soms werd de finesse wat overstemd door die wall of sound. Het was breed, ging soms richting gothic. Dat werkte heel goed, ook live. Maar deze keer wilden we iets anders, en het heeft een tijdje geduurd vooraleer we wisten waar we naar op zoek waren. Het moest persoonlijker, wat ruwer misschien ook. Dijf Sanders (producer) en Bert Vliegen (coproducer, technicus) hebben ons daar enorm in geholpen.”

Ik zeg dat ik een heel uitgepuurde en bijna agressieve productie ervaar. En dat ik amper vergelijkbare referenties voel – helemaal anders dan in de beginperiode van de groep, toen er al snel geroepen werd dat deze of gene klonk als ‘iets van Sisters Of Mercy of Joy Division’ – waar ik het overigens zelden mee eens was. Dat is nu niet langer het geval: Whispering Sons vaart op Several Others geheel onder eigen vlag. Alsof de groep collectief een stempel heeft gedrukt: zo klinken wij. Zo en niet anders.

“Dat lijkt misschien zo, maar nochtans zijn we daar niet mee bezig. Wij zijn wel bezig met proberen om iets beter te doen dan de vorige keer. Maar dan zonder groot masterplan. We gaan ook niet

interview 12 →
‘We zitten niet zo diep in heel die muziekindustrie, denk ik. Maar dat is … aangenaam’

bewust op zoek naar voorbeelden. Vroeger niet en nu ook niet. Kijk, de Canadese band Crack Cloud bijvoorbeeld; dat is iets wat in de groep belandt, en daar zijn we, denk ik toch, allemaal fan van – smerige, scherpe muziek van een activistisch collectief. Maar het is niet zo dat zo’n groep dan ineens als klankvoorbeeld gaat dienen. Nee, je vindt dat gewoon goed, and that’s it.”

Ik zeg dat ik een bepaalde overeenkomst bespeur met het nieuwe Britse fenomeen Dry Cleaning; aantrekkelijke kale ritmes, scherpe gitaarlijnen en baspatronen die blijven hangen. Plus een onderkoelde zang van een duidelijk aanwezige frontvrouw, de enigmatische Florence Shaw – oké, dat van die onderkoelde zang is misschien geen afspiegeling van wat Fenne doet. Maar toch. Helaas; Fenne laat verstaan geen fan te zijn van Dry Cleaning. “Hmmm, die monotone zang van haar, daar hou ik niet zo van.”

Haar eigen stem is op Several Others geëvolueerd naar een timbre dat flirt met wat menselijkerwijs mogelijk is. Onder het motto how low can you go verkent Fenne vocale regionen die kleine huisdieren ondergronds beschutting laten zoeken. Apart en dreigend, met vaak een ondertoon van latente boosheid. Moet geen makkie geweest zijn om tijdens de mix haar tracks precies tussen de muziek te laten meanderen, zo bedenken we ons. Maar het eindresultaat is mooi, indrukwekkend en zonder twijfel uniek. Door haar stem krijgt de muziek kracht en betekenis. En niet enkel op plaat, maar ook live, waar het samenspel van Whispering Sons misschien nog meer tot zijn recht komt. Het vijftal speelt als een gebalde eenheid. Twijfel of technische malheuren lijken hier van geen tel te zijn. Hecht als hel.

Gesloten persoonlijkheden

Afgelopen jaar bracht de groep een schier eindeloze reeks shows in binnen-, maar vooral in buitenland”. Het is bijna surreëel om al die data en steden opgelijst te zien. Fenne Kuppens liet het niet aan haar hart komen. Ze lijkt de concerten te nemen

zoals ze komen, met aanvaarding en met een gretigheid die backstage nog niet zichtbaar is – maar straks, op het podium, des te meer. “We zijn sowieso een groep die anders is dan de meeste anderen”, realiseert ze zich. “Ik heb altijd geweten dat Whispering Sons een buitenbeentje is. Niet enkel op het podium, maar ook backstage. We zijn niet de band die meteen heel joviaal is tegenover mensen die we amper kennen, wat je wel eens ziet op een festival of zo. ‘Hey, lang geleden man, hoe gaat ie?!’ We zitten gewoon niet zo diep in heel die muziekindustrie, denk ik. Maar dat is … aangenaam. We voelen ons goed in zo’n omgeving, maar die manier van uiten en omgaan met anderen is niet altijd aan ons besteed. Het duurt bij ons toch altijd een tijdje. We zijn ook allemaal wat meer gesloten persoonlijkheden. Vrij teruggetrokken, toch altijd een klein beetje op onszelf.”

Zolang die karaktertrek op het podium omslaat in pure energie en drive, is er geen vuiltje aan de lucht. Deze band is op veroveringstocht, en de rest van Europa moet hoe dan ook voor de bijl.

Tot slot vraag ik of Whispering Sons een groep is die tot in de eeuwigheid platen gaat opnemen en vervolgens touren. En zeg ik dat ik ze nog zie evolueren richting theater of film. Of dans, wanneer je Fenne aan het werk ziet in de clip van “Heat”. Ik zou het niet eens zo gek vinden, zij in een voorstelling van pakweg Wim Vandekeybus.

“Goh … (lacht) Laat maar komen hé. Nee, ik weet het niet. Ik sluit niet uit dat er ooit iets komt zoals een soundtrack. Dat zou tof zijn. Maar voorlopig is er dus muziek. We beginnen aan nieuwe nummers voor een derde album, en verder zien we wel wat er op ons pad komt. Dat is het leuke aan deze groep; dat kan vanalles zijn.” 

13
‘Het is niet altijd leuk om ergens backstage in Hongarije nog een interview te moeten doen, terwijl de rest van de groep met iets anders bezig is’

STRAND OF OAKS

‘IK BEN NIET LANGER EEN

CHAOOT. LIEFDE PRIMEERT NU’

Op In Heaven, het achtste album van zijn alias Strand Of Oaks, is het recept van Tim Showalter, meer nog dan op de voortreffelijke voorganger Eraserland (2019), tot volle wasdom gekomen. De songschrijver, die tegenwoordig bloednuchter door het leven gaat en een hernieuwd evenwicht heeft gevonden sinds zijn verhuis naar Austin, Texas, weet gevoelens van pijn en verlies te vertalen naar kosmische americana die bruist van de levenslust. Volgende maand bewijst hij op verschillende plekken in ons land dat zijn melancholie ook solo groots en glorieus kan klinken.

TEKST
DESTRUCTIEVE

“Mijn excuses als ik te veel zou praten, maar de interviews voelen aan als therapiesessies. Ik voel me gezuiverd na afloop. Dank om te luisteren. Ik zit goed in mijn vel. Het nieuwe album heeft een hele positieve impact op mijn gemoed.” Het is met geloofwaardig enthousiasme dat een praatgrage en geestdriftige Tim Showalter RifRaf te woord staat tijdens een videocall. Meteen gooien we een vervolg aan de feeststemming met een lovend citaat van Michiel Libberecht van Mooneye: ‘De muziek van Strand Of Oaks komt heel hard binnen. Tim verbloemt niets. Hij raakt de juiste snaren. Zijn songs zijn zo goed, zo krachtig, zo simpel en op een goede manier ouderwets. Heel verfrissend in deze tijden.’ Showalter lacht.

“Waw, jeezes, wat een mooie woorden. Nice. Mijn gedachten en gevoelens zijn nogal groots. Ik hoop dat andere mensen zich daar in herkennen en dat mijn muziek ook voor hen een uitlaatklep kan zijn. In wezen ben ik eigenlijk een eenzame man. Soms waan ik me een alien die op een verkeerde planeet is terechtgekomen. Ik voel niet altijd een verbinding met anderen. Daarom maak ik wellicht muziek. Ik ben net wél op zoek ben naar connectie.”

“Ik ben een van de eenzaamste mensen ter wereld, maar dat gevoel verdwijnt wanneer ik op een podium sta”, heb je ooit eens gezegd.

“Dat klopt. Optreden is mijn manier om de eenzaamheid tegen te gaan. Ik ben een grote prater tijdens concerten. Ik hou oprecht van het publiek. Ik huil ook wel eens op het podium. Omdat ik het allemaal fucking meen. De energie die ik krijg van

het publiek geef ik ook graag terug. Niet alleen live, maar ook op plaat.”

Je doet me door je overgave en het samenhorigheidsgevoel tijdens je shows aan Bruce Springsteen denken. De artiest én het publiek, samen sterk, die collectieve sfeer en drive.

“Ik wil altijd iets delen. Sinds het succes van Heal (2014) is er op dat gebied veel ten goede veranderd. Nog positiever is dat het nieuwe album tot stand is gekomen zonder een lik alcohol. Dat was nieuw voor me. Ik heb me in het verleden niet altijd van mijn beste kant getoond. In nuchtere toestand begon het me te dagen dat ik een heel egoïstisch en zelfdestructief was toen ik dronk.”

Waarom dronk je graag? “Omdat ik de meest introverte extravert ter wereld ben. Ik zag alcohol als een compensatiemiddel voor het feit dat ik destijds een vreemd kind met een spraakgebrek was. De drank benevelde mijn klare kijk. Mijn eigen emoties waren toen te overheersend. Iemand omschreef het ooit als zelfgecreëerd drama. Die opmerking bracht me van de wijs. Ik besefte dat ik vroeger te veel in de ban was van chaos. Ik schoot mezelf in de voet door te veel te drinken.”

Valt er überhaupt iets positiefs te zeggen over drinken?

“Een comedian zei ooit: ‘Als je wakker wordt nadat je acid hebt genomen, is er altijd wel het gevoel dat je iets hebt bijgeleerd.’ Na een nachtje zwaar doorzakken, is er nog nooit iemand opgestaan met de gedachte dat hij/zij een diepe connectie heeft gevoeld met het centrum van het universum. Nee, als je te veel gezopen hebt, denk je: ‘Ik heb maagpijn en ik had beter die kebab niet gegeten vannacht.’ Er is niets verheffends aan drinken. Op een manier betreur ik niet dat ik het heb gedaan, maar anderzijds had ik heel veel situaties toch liever nuchter beleefd. Ik wil echt oud worden, man. Daarom ben ik recent ook gestopt met roken. Vroeger was ik niet zo gelukkig. Nu omarm ik het leven.”

Je klinkt heel vitalistisch terwijl de voorbije jaren toch niet zo gemakkelijk waren. De moeder van je vrouw kwam om het leven in een verkeersgeval en jullie moesten ook afscheid nemen van jullie lievelingskat Stan.  (met tranen in de ogen) “Verschrikkelijk om mee te maken. Daarom zijn interviews ook zo emotioneel voor me. Er komen veel herinneringen naar boven. Een album is een teletijdmachine. Op In Heaven heb ik het over de pijnlijke zaken die de afgelopen jaren zijn gebeurd. Het was niet langer zelfgecreeerd drama. Het echte leven sloeg in als een bom. De dood is meedogenloos. Nadat zijn zoon was overleden, zei Nick Cave: ‘Rouw is de prijs die je betaalt voor liefde.’”

In Heaven is een omgekeerde reactie op de tristesse. Ondanks de thematiek zijn de nieuwe songs groots en bij momenten triomfantelijk.

“Rouw is iets dat je moet vieren. Er zijn nare dingen gebeurd, maar in plaats van dat nog langer met vrees te beantwoorden, doe ik dat nu met liefde. Het is een andere benadering. De moeder van mijn vrouw moest absoluut geëerd worden. Daar voelde ik me toe verplicht. Het nieuwe album heeft zijn donkere momenten en belicht zware existentiële thema’s, maar de songs zijn gevoelsmatiger veel sterker. In Heaven is een universele liefdesbrief aan iemand anders. Ik kan de moeder van mijn vrouw niet vervangen, maar ik probeer de laatste twee jaar wel de best mogelijke man voor mijn vrouw te zijn. Dat was ook nodig: de dood van mijn schoonmoeder hing altijd in de lucht. Dat was zwaar om te dragen.”

Het verdriet was te overweldigend, waarop jullie besloten te verhuizen.

“We houden nog steeds van Philadelphia, hoor. Om op een gezonde manier afstand te nemen van alle pijn zijn we verhuisd naar Austin, Texas. Ik ging er in eerste instantie van uit dat Galacticana de titel van de plaat zou worden, maar dat was buiten mijn goede vriend en labelbaas Chris Swanson gerekend. Hij zei: je woont nu op een hemelse plaats, In Heaven wordt de titel van je nieuwe album. Ik heb zijn advies niet naast me neergelegd.”

“In Heaven staat los van religie. Ik wou het hebben over een herkenbare zonnige plaats die veilig aanvoelt voor jezelf en je dierbaren. Hoewel ik me nog steeds gebroken en heel erg emotioneel voel, mocht het in geen geval een trieste plaat worden. Het leven zal nooit meer hetzelfde zijn als voorheen en ik besef dat alles ooit verdwijnt. Maar ik ben aan het genezen en ik besef dat ik heel graag leef. Dat gevoel wou ik laten primeren. Het album gaat volledig over liefde.”

interview 16
‘Ik denk dat ik altijd balanceer tussen de Tom Petty en Miles Davis in mezelf’

Hoe belangrijk is je vrouw voor je?

Ken je de HBO-serie Westworld ? Daarin valt vaak het woord ‘hoeksteen’. Wel, dat is wat mijn vrouw is voor mij. Ik ben al de helft van mijn leven samen met haar. Voorheen dacht ik dat ik een verdwaalde alien was. En dan vind je plots die andere eenzame alien. (lacht) ‘Oh, ik wist niet dat jij hier ook rondliep op deze planeet’; zo voelde het aan. Mijn vrouw en ik zijn zo verbonden met elkaar dat het lijkt alsof ons DNA volledig vervlochten is. Heel magisch. Liefde zorgt voor krijtlijnen in het leven. Liefde is een framework, een essentieel fundament waardoor je kan bestaan.”

Geloof je in een hiernamaals?

“Ik geloof in het concreet waarneembare van de dagelijkse realiteit, maar ik hoop dat er een hemel bestaat: een soort oneindige show waarin iedereen die we kennen aanwezig is. Geloof ik in God? Er zijn veel zaken waar geen verklaring voor is. Daarom kan ik het bestaan van God ook zien in het feit dat er wetenschap is. Dat klinkt misschien zweverig, maar dat is hoe ik er naar kijk. Vandaar ook een song als “Galacticana”. Het is een knipoog, maar eigenlijk omschrijf ik mijn muziek. Mijn muziek is geen americana waarbij ik zing over mijn truck.”

De muziek van Strand Of Oaks is cosmic americana?

“Exact. Mijn muziek is een poging tot een dialoog met het universum. We zijn kosmisch stof dat bloed pompt. Als haar dood te overweldigend wordt, kan ik niets anders dan denken: ‘Mijn schoonmoeder is nog ergens in het universum. Ze is opgebouwd uit elementen en schittert nu als een ster aan het firmament.’ Dat kan klinken als krankzinnige bullshit, maar het helpt me om betekenis te geven aan het feit dat een dronken chauffeur een fantastische vrouw heeft doodgereden. Ik moet het wel geloven uit liefde voor haar. Je wil het beste voor de mensen waar je van houdt. Op de plaat duiken veel onsterfelijke engelen op: mijn schoonmoeder, mijn grootouders, Jeff Buckley, John Prine, Jimi Hendrix. En mijn kat Stan. Ik hoop echt dat Stan en Jimi Hendrix het naar hun zin hebben in de hemel.”

Die fantasievolle insteek zorgt voor luchtigheid.

“Als kind heb je heel veel verbeelding. Ik voel me gefortuneerd dat ik nog steeds met die blik naar de wereld kijk. Ik laat nog steeds fantasie toe. Ik ben nog altijd dat kind dat in zijn verbeelding een ninja is die niet wil bedolven worden onder de lava.”

Is je nieuwe album, los van de psychedelische sfeer, ook nostalgisch van aard?

“Absoluut. Ik woon al lang niet meer in Indiana,

maar mijn onbezonnen kindertijd komt vaak aan bod op In Heaven. Ik herinner me bucolische beelden van korenvelden. En ik heb het over al het goede dat ik aan mijn familie te danken heb. Mijn pa was een autoverkoper. We hadden het thuis niet zo breed, maar met de punten die hij verzamelde wanneer hij auto’s verpatste, kocht hij een microgolfoven of een grote tv. Hij was dan altijd apetrots. Die herinneringen geven me een veilig gevoel.”

En het zorgt voor troost. Hoe zou je jouw zelf gecreëerde mythologie omschrijven? “Als ik een geestverruimend middel op heb, zie ik mezelf wel eens als een personage uit een tvshow. (Met jolige stem) Hi, I’m Tim of Strands Of Oaks. I love you. Let’s play a show. Rock ‘n’ roll. Het kan triest overkomen, maar ik kan met verwondering beseffen dat ik een vreemde man ben. Ik heb mijn eigen smaak, maar ik heb geen schrik om dat uit te stralen en te delen. Iedereen schrijft zijn eigen script. En je kan het script altijd aanpassen. Wat ik ook heb gedaan. Ik ben niet langer een destructieve chaoot. Liefde primeert nu. Dat is mijn nieuwe mythologie. Ik ben geobsedeerd door de Duitse schilder Gerhard Richter. Hij is nu eind de tachtig. Ik wil op die leeftijd ook nog zo geestdriftig zijn.”

“Somewhere In Chicago” is een ode aan John Prine. Heb je een speciale band met zijn muziek?

“Bruised Orange is mijn favoriete John Prine album. Als mijn vader songs had geschreven, dan

hadden die geklonken zoals hij. Prine had het over existentiële thema’s en kon ook kosmisch uit de hoek komen, maar hij verkocht nooit bullshit. Ik verkoop zelf ook geen onzin. What you see, is what you get. Mijn ouders zijn ook zo. Prine sprak ook diezelfde duidelijke midwestern-taal die ik ken door op te groeien in Chicago. John Prine was my man, begrijp je. Jason Molina was ook zo iemand.”

“JM”, te vinden op Heal, is jouw magistrale eerbetoon aan Jason Molina. Jij stopte met drinken, hij is in 2013 ten onder gegaan aan een alcoholverslaving.

“Mijn ogen gingen open toen we in 2018 toerden in Europa met Goshen Electric Co., als hommage aan Jason. Ik hoorde de verhalen over hem en ik realiseerde me dat ik een groot drankprobleem had. We voerden een gelijkaardig gevecht. Het had met mij ook slecht kunnen aflopen. Toen ik besefte hoezeer zijn bandleden hem misten, wist ik: ik wil mezelf niet om zeep helpen. Ik hoop dat ik honderd jaar word en nog duizend platen kan maken. Die motivatie inspireert me.”

Ben je tevreden met waar je nu staat als songschrijver?

“Ja. Ik voel me als een chef in de keuken. De voorbije vijftien jaar heb ik zitten broeden op een recept. Op Eraserland stond het bijna volledig op punt en dankzij In Heaven heb ik het recept nu volledig onder de knie. My chili is finally kind of getting to taste good. Wat is dat recept precies? Ik hanteer geen vaste regels. Waarom hoor je plots een viool op mijn nieuw album? En waarom duikt er een vocoder op? Ik laat mijn verbeelding zijn werk doen. Ik heb lang gedacht dat ik een rocker pur sang moest zijn. Tot ik Time (The Revelator) van Gillian Welch hoorde. Je kan ook indruk maken zonder dertig luide elektrische gitaren. Fingerpicking voegt een andere dimensie toe aan muziek en het neemt een machogevoel weg. Het is krachtig op een andere manier.”

Alle lof voor de nieuwe plaat. De meest afwijkende en experimentele release in je discografie blijft evenwel Harder Love “Die plaat klinkt anders dan In Heaven, maar ik denk dat ik altijd balanceer tussen de Tom Petty en Miles Davis in mezelf. Soms weird, dan weer gestructureerd: steeds is er die gelijkaardige dans van uitersten. En dan is de vraag: in hoeverre laat ik Petty of Davis primeren? Ik hou van allebei.” 

→ Strand of Oaks speelt tussen 24 en 28 januari solo in Gent, Leuven, Genk, Roeselare en Turnhout. Info via strandofoaks.net

17 →
‘Mijn muziek is een poging tot een dialoog met het universum’
HIGH HI
interview

‘EÉN MILJOEN STREAMS OP SPOTIFY IS WEL COOL, MAAR

DAAR KOOP JE NIETS MEE’

Het ging het Antwerpse High Hi dit jaar voor de wind. Met “Daggers” kende het trio zijn ultieme doorbraak, en na een drukke festivalzomer, volgde in het najaar een ererondje langs het clubcircuit. Gesprek met een band die het allemaal zelf bijna niet kan geloven.

In welke omgeving komt jullie muziek het best tot zijn recht?

Dieter Beerten (drums/zang): "In een clubomgeving, een kleine zaal zoals de Ancienne Belgique. Daar kan je meer aandacht besteden aan details."

Anne-Sophie Ooghe (zang/gitaar): "Een festivaltent werkt anders ook perfect, denk ik. We hebben deze keer niet enkel aandacht besteed aan onze muziek, maar ook aan de hele ervaring, met belichting en artwork. Die elementen komen het best tot hun recht binnen, in de duisternis."

Weverbergh: "Goh, een hoofdpodium in openlucht gaat uiteraard ook zonder problemen, hoor."

Kruipt er nog veel werk in het vertalen van de muziek zoals die is opgenomen naar een live-setting?

Ooghe: “Wanneer een album klaar is, volgt er voor veel bands een moment van decompressie. Dat was bij ons in dit geval niet zo. We hadden allemaal het gevoel dat het nu pas echt begint. Dat maakt deel uit van ons avontuur. We zijn ondertussen wel beter geworden in loslaten. De vorige plaat wilden we live perfect naspelen, nu durven we veel meer te verkennen wat live het best klinkt. Tijdens de opnames zijn we er helemaal niet mee bezig hoe een livepubliek al dan niet zou reageren. Maar eens een nummer is ingeblikt en we beluisteren de track, kunnen we wel een stap terug nemen en beseffen welke stukken live het leukst zullen zijn om te spelen.”

Koen Weverbergh (bas): “Zoals het nummer

“Return To Dust”. Als iedereen dat einde live meezingt, wordt dat een kippenvelmomentje. Door live te spelen, hebben we de plaat helemaal opnieuw leren kennen en heb ik vaak op mezelf gevloekt: ‘Waarom heb ik dit stuk in godsnaam zo moeilijk gemaakt?!’”

Beerten: “Live klinkt alles in ieder geval wat gebalder en meer gefocust. De vertaalslag die we moeten maken is ook voor ieder nummer anders.

Ik hou er bijvoorbeeld van om live te werken met analoge drumcomputers en samples van percussie. Dat voelt veel natuurlijker en tactie-

ler aan dan Ableton of zo. Ik vind het een van de mooiste complimenten wanneer mensen zeggen dat ze onze muziek live nog beter vinden dan op plaat.”

Billie Eilish vertelde dat in één fragment wel 87 zanglijnen samengevoegd worden. Zijn jullie zelf obsessief met jullie muziek bezig?

Beerten: “Iedereen compt tegenwoordig, en wat de vocals betreft is het zeker belangrijk om heel veel takes te doen en te zien dat alles juist zit. Het is wel heel confronterend om je eigen geïsoleerde stem te horen. Dat kan bij momenten nefast zijn voor je zelfvertrouwen. Na drie platen en ondertussen ontelbaar veel liveoptredens weten we echter beter wat we willen. Tijdens de opnames trek je de resultaten voortdurend in twijfel en ga je op zoek naar wat je kan verbeteren. Maar eens je bij de finale mix aankomt, mag je die vragen niet meer stellen en moet je dat kunnen plaatsen.”

Ooghe: “Wat ik niet kan, is er zelf bij zijn en naar mijn eigen stem luisteren terwijl die wordt gecompt. Ik word me op dat moment veel te bewust van wat ik doe en al snel is niets nog goed. We vullen elkaar daarin wel uitstekend aan. Ik heb in Dieter en Koen klankborden die het me zeggen als iets niet oké is. Ik denk dat het een volledig andere ervaring zou zijn, mocht ik er alleen voor staan. We stellen ook veel van de gitaarstukken samen uit verschillende takes, wat tot gevolg heeft dat ik

‘IK MERK DAT IK GELUKKIGER WORD VAN COLLECTIEVE BESLISSINGEN, DAN WANNEER IK HALSSTARRIG VASTHOUD AAN MIJN EIGEN IDEEËN’

eerst gitaarlijnen inspeel en die vervolgens volledig door elkaar worden gegooid. Daarna moet ik uitvissen hoe ik het resultaat live kan spelen, een hele uitdaging bij momenten.”

Hoe gaan jullie te werk bij het maken van nieuwe muziek?

Beerten: “Het schrijfproces duurt bij ons nooit lang. Op erg korte tijd schrijven we een stuk of tien nummers bij elkaar, waar we dan mee verdergaan. Het merendeel van die nummers komt dan ook op de plaat terecht. Tijdens dat proces experimenteren we heel veel met de volgordes binnen die tracks. Er wordt nog wel serieus gewisseld en aangepast. We maken embryootjes, en die voeden we samen op tot volwassen nummers.”

Is er een rode draad doorheen Return To Dust?

Beerten: “Dit album gaat over het leven en de dood, over verloop, heropleving en escapisme. Het gaat over de flow van het leven, over hoe dingen starten en stoppen en dat dit niet erg hoeft te zijn, dat het leven soms heel zwaar kan zijn en hoe je je doorheen die momenten worstelt.”

Ooghe: “Meestal merken we pas laat in het proces dat er een thema is dat de nummers verbindt. Ook deze keer werden de dingen die ons bezighielden plots door de plaat aan de oppervlakte gebracht en beseften we wat er in elkaars hoofd omging. Dat gold niet alleen voor de teksten, maar ook instrumentaal was er een bepaalde vibe die we hebben aangehouden, zonder er op voorhand

over na te denken. De coronacrisis heeft ontegensprekelijk een rol gespeeld. Je begint jezelf heel wat existentiële vragen te stellen. Dat hoeft niet per se persoonlijk te zijn, maar kan te maken hebben met de manier waarop we als maatschappij belangrijke uitdagingen uit de weg gaan, zoals de milieuproblematiek. Daarom is de plaat interpreteerbaar op zowel micro- als macroniveau. “Due Dates” gaat over uitstelgedrag, van dagelijkse dingen die niet leuk zijn, tot klimaatproblemen.”

Weverbergh: “Ik denk dat we door ongeveer driekwart van het proces heen waren, toen we echt wisten waar we het over hadden en waar we mee bezig waren. Dat laatste kwart wordt daardoor plots veel vanzelfsprekender. Dan kan je alles aan elkaar puzzelen.”

Hoe moeilijk is het om van elkaar feedback te aanvaarden?

Weverbergh: “Dat kan bij momenten best heftig zijn, maar je moet dat een plaats kunnen geven. Je doet het tenslotte allemaal voor de band. Iedereen zegt waar het op staat. Open communicatie is daarbij superbelangrijk. En gelukkig beseffen we alle drie dat we het allemaal doen om High Hi beter te maken.”

Beerten: “Op termijn merk ik dat ik gelukkiger word van collectieve beslissingen, dan wanneer ik halsstarrig vasthoud aan mijn eigen ideeën. Het is misschien minder leuk om bepaalde stukken op

"WE MAKEN EMBRYOOTJES DIE WE SAMEN OPVOEDEN TOT VOLWASSEN NUMMERS"

drums minder heftig in te spelen en niet voortdurend loos te gaan op de crashbekkens, maar het is het eindresultaat dat telt. Soms levert dat wat wrevel op, maar dat duurt meestal niet langer dan een uur.”

Ooghe: “Niet langer dan een kwartier, zelfs.”

Wat met externe kritiek? Volgen jullie wat er over jullie wordt geschreven?

Beerten: “Ik volg dat wel op. Ik vind onze eigen plaat vijf sterren waard en wanneer die dan ergens drieënhalve ster krijgt, wat afhankelijk van het medium vaak nog steeds een goede quotering is, dan word ik defensief en heb ik de neiging om te denken dat ze ons beter gewoon die vijf sterren hadden gegeven.”

Ooghe: “Ik doe dat minder. Ik zou er ook niet goed mee om kunnen, mocht onze plaat slecht ontvangen zijn. Dan zouden er veel liveoptredens moeten volgen om dat te compenseren. Daar halen we telkens zoveel positieve energie uit dat dat het enige is wat ik als mogelijke remedie zou zien.”

interview 20

Hoe ga je om met de verwachtingen die een hit als “Daggers” creëert?

Ooghe: “Ik moet toegeven dat ik nu voor de ABshow wel stress had, omdat ik het gevoel had dat we bepaalde verwachtingen moesten inlossen. Ik denk niet dat mensen beseffen dat we veel van wat we nu doen nooit eerder hebben gedaan.”

Weverbergh: “Mensen zeggen al snel: ‘Maar dat is toch wat jullie doen? Dat is toch je job?’, maar het was een goede zaak dat we voor die show enkele try-outs konden spelen. Uiteraard hoopten we alle drie keihard dat er veel volk in de AB was. Maar we spelen niet alleen gloednieuwe muziek, het was ook nog eens onze eerste keer met een staand publiek in die zaal. Dus dat zijn allemaal dingen die voor wat zenuwen zorgen.”

Wat is het doel? High Hi als fulltime job?

(In koor) “Absoluut!”

Ooghe: “Al vanaf het eerste moment. We hebben sindsdien nog geen pauze genomen.”

Beerten: “Bij anderen voor wie die muziek niet het allerbelangrijkste is, zie ik ook dat het moeilijk vol te houden is. Het is zeker niet altijd makkelijk en om de opofferingen te blijven maken die nodig zijn,

moet je je er wel helemaal op focussen. Als je een week vol optredens in het verschiet hebt, moet je die knop telkens omdraaien om in werkmodus te komen. Het mag dan geen nine-to-five zijn, maar het is daarom niet minder inspannend. Je wilt steeds zo goed mogelijk presteren.”

Weverbergh: “We gaan all-in. Ik ga wel op een andere manier naar mijn werk dan naar een optreden. Dat is niet te vergelijken.”

Wat zou voor jullie de voornaamste validatie zijn van het nieuwe album?

Beerten: “In het najaar doen we een clubtour. Als die zou uitverkopen, zou dat de max zijn. Een miljoen streams op Spotify is wel cool, maar daar koop je niets mee. Dat blijft heel abstract en weinig tastbaar.”

Weverbergh: “Wat Dieter zegt, maar ook de festivaloptredens deze zomer op Werchter en Pukkelpop. Als daar veel volk op af komt en we kunnen tonen waartoe we in staat zijn, dan kan ik me moeilijk een beter gevoel inbeelden.”

Beerten: “We blijven ondertussen met beide voeten op de grond. Ann-Sophie verpakt en verstuurt de platen nog steeds zelf, en op tour staan we vaak persoonlijk aan de merchstand. Een platenlabel als Warner Music pikt zeker een graantje mee van het succes, maar geeft ons alle mogelijkheden en vrijheid om dit alles te kunnen doen.”

Welke momenten zijn jullie bijgebleven van dit album?

Beerten: “Voor mij is dat het moment waarop ik de demo voor “Return To Dust” had gemaakt. Op een halve dag was dat nummer er, en kon ik het doorsturen naar Ann-Sophie en Dieter. Dat was meteen ook het moment om te beseffen dat de bal opnieuw aan het rollen was. Als je de demo naast het afgewerkte product legt, merk je ook dat er uiteindelijk weinig aan is veranderd.”

Weverbergh: “Ik denk dan vooral terug aan onze studiomomenten. Die momenten waarop je net samen iets hebt opgenomen, wanneer je naar elkaar kijkt en gewoon weet dat het goed zit. Voor dit album heb ik mezelf voor een groot stuk moeten heruitvinden, in die zin dat ik op de basgitaar helemaal terug naar de basics ben gegaan. Ik besefte dat ik niet op de juiste manier speelde en dat ik het technisch heel moeilijk had. Het ging zelfs zover dat ik op YouTube video’s bekeek over hoe ik m’n plectrum moet vasthouden of op welke hoogte ik mijn bas het best hang. Achteraf gezien typeert dat ook heel hard de plaat: het concept van herboren worden.”

Ooghe: “Ik zie vooral de momenten bij ons op zolder. Dieter en ik zijn twee jaar geleden hier komen wonen en het was dus een volledig nieuwe omgeving om in te lachen, te vloeken en te creëren. In de voorbije twee jaar waren er voor ons alle drie veel veranderingen en het is interessant om te bedenken op welke manier tijd en ruimte onze plaat hebben beïnvloed.” 

21

INTERPOL

'NIET DE PERFECTIE, ZOEK IK, MAAR HET WERKEN ZONDER NADENKEN'

Zoals zovelen brachten ook de postpunkers van Interpol met The Other Side Of Make-Believe een coronaplaat uit. Wij spraken frontman Paul Banks over het zevende en meest optimistische Interpolalbum tot nog toe. Jawel: optimisme.

PERFECTIE, IK, NADENKEN'

De afgelopen twee jaren hebben er bij veel muzikanten hard ingehakt. De verhalen van bands die noodgedwongen tours moesten annuleren en niet meer mochten repeteren, zijn intussen bekend. Bij de heren van Interpol bleek dat allemaal nogal mee te vallen. Toen de pandemie losbarstte, liep de promotietournee voor Marauder net op zijn einde en vanuit lockdown begon de groep als vanzelf aan de volgende plaat.

Hun nieuwste worp, The Other Side Of MakeBelieve, is dan ook geen duistere coronaplaat geworden – iets wat we wel zouden verwachten van een groep die traditioneel geassocieerd wordt met zwartgallige, moody muziek. Paul Banks en kompanen noemen het een optimistische Interpol-plaat, een beeld dat volledig te rijmen valt met een opgewekte en spraakzame frontman, die meteen toegeeft dat het hem lekker gaat: “We zijn al een tijdje de baan op getrokken met de nieuwe nummers en ze vallen goed bij de concertgangers. Op het album staan enkele pianonummers, wat mensen niet direct verwachten van ons. Het is boeiend om te merken dat ook die omarmd worden door het publiek.”

Wat songs schrijven betreft, omschrijven jullie jezelf als een old school-band. Deze keer moesten jullie die werkwijze aanpassen. “Het startpunt van nieuwe songs ligt nog altijd bij Daniel (Kessler, gitarist – red.), die een strofe en refrein aanbrengt. Bij de andere platen kwamen we dan samen in één ruimte waar we de rest van het nummer vormgaven. Het verschil bij Make-Believe is dat Sam en ik niet samen de groove van de bas en drums maakten. Ik nam baslijnen op, waarna Sam ermee aan de slag kon gaan. Ik liet de keuze aan hem of hij mijn ideeën gebruikte, of dat hij zijn drums creëerde op basis van Daniels idee. Daarnaast moesten mijn zanglijnen ook geen strijd leveren met het volume van de band. Ik nam alles op in mijn slaapkamer, waardoor ik veel stiller ben gaan zingen – wat voor meer intimiteit en andere melodische invalshoeken heeft gezorgd.”

Jij hebt tussendoor samen met muzikanten van The Walkmen en Bonny Light Horseman nog een album gemaakt met Muzz. Heeft dat een invloed gehad op de nieuwe Interpol?

“Dat vind ik wel, vooral wat mijn teksten betreft. Ik ken Josh (Kaufman, multi-instrumentalist bij Muzz – red.) al sinds mijn dertiende, en op mijn teksten gaf hij feedback die ik niet gewoon was. Ik werk vaak samen met mensen voor wie het gewoon goed is zoals ik schrijf, terwijl hij veel meer betrokken was. Je ontwikkelt op den duur patronen en gewoontes in je manier van schrijven en soms is het goed om iemand te hebben die je wakker schudt en je anders naar de dingen doet kijken. Daarnaast moet ik ook wel Dave Fridmann vermelden. Hij pushte me al om zachter te zingen toen hij Marauder producete, wat de cirkel voor mij rond maakte. Weet je, ik ben ooit begonnen als een akoestische muzikant met een folky, Leonard Cohen-achtige stijl. Die kant van mij zit een beetje meer in deze nieuwe plaat.”

Ondanks corona hebben jullie toch enkele sessies samen gedaan om aan het nieuwe materiaal te werken?

“Om aan de songs te werken, zijn we zijn alle drie samengekomen in de Catskill Mountains, waar Dave Fridmann zijn studio heeft. Het was een fijne bevestiging om te merken dat onze schetsen via mail ook werkten als we ze samen in één ruimte speelden. Er zijn daar trouwens ook gewoon songs op een organische manier ontstaan, zoals dat vroeger gebeurde.”

Hoe werkt het nu als drietal om songs te schrijven? Wissel je tussen verschillende instrumenten?

“Op dit album heb ik me meer op de bas toegelegd, waardoor mijn aandeel in gitaar minimaler is geworden. Ik vind dat een interessante evolutie voor ons geluid, om meer ruimte te laten binnen songs. Logistiek gezien nemen we mijn baspartijen op met een clicktrack, om ze daarna terug door de ruimte te sturen via een baskabinet. Dat maakt het comfortabeler om aan mijn gitaar- en zangpartijen te werken.”

Jij hebt de taken op bas overgenomen na het vertrek van Carlos D. Is je benadering van dat instrument veranderd tussen El Pintor en dit album?

“Ik denk dat ik beter geworden ben op bas, hoewel ik mezelf niet zie als bassist. Het is niet mijn eerste

instrument, maar ik hou van de samenwerking met Sam (Fogarino, drummer – red.). Ik maak me niet echt zorgen om mijn onervarenheid omdat het gewoon te fijn is om samen met hem te spelen. We hebben een speciale chemie, en dat is in mijn ogen al veel waard.”

Interpol wordt vaak in de donkere, melancholische hoek geplaatst, hoewel er ook heel wat groove terug te vinden is in de ritmesectie. Is dat laatste iets dat jullie wilden versterken?

“Dat is inderdaad iets instinctiefs bij ons. We denken daar niet op voorhand over na, het is de dans die Sam en ik hebben. Flood (producer – red.) had volgens mij een goed punt toen hij die dimensie van onze band wou versterken, en dat aspect is dan vooral toe te schrijven aan Sam. Hij is een zeer technische muzikant, en ik probeer mijn bijdrage te leveren door hem iets te geven waar hij enthousiast van wordt. Als de drums zo goed klinken als ze doen, dan denk ik dat we ergens wel iets juist doen.”

In single “Toni” zing je ‘the aim now is perfection always’. Is dat je motivatie?

“Nee, en wat ik met die regel wil zeggen, is dat zoiets bij voorbaat onmogelijk is. Als creatief persoon draait het voor mij niet om de zoektocht naar perfectie, maar het moment waarop je zonder nadenken kan werken. Ook dansers spreken vaak van een mentale zone waarin ze zich bevinden. Daar streef ik naar op muzikaal vlak.”

24
'Ik ben begonnen als een akoestische muzikant met een folky, Leonard Cohenachtige stijl. Die kant van mij zit een beetje meer in deze nieuwe plaat'
coverstory

Morrelen aan de basis

Na het mailverkeer en de schrijfsessies in de Catskills trok de band naar Londen om op te nemen met Flood en Alan Moulder, twee legendarische producers met heel wat klassiekers op hun conto. Zij kunnen adelbrieven voorleggen als Mellon Collie And The Infinite Sadness van Smashing Pumpkins of Loveless van My Bloody Valentine, om er maar enkele te noemen. Het is dan ook logisch dat Banks en kompanen genoeg vertrouwen hadden om beide reuzen hun gang te laten gaan met de kenmerkende Interpol-sound.

De nieuwe plaat klinkt ook anders dan Marauder.

“Dat komt vooral door de samenwerking met Flood en Alan Moulder. Ze hebben meer ruimte gelaten in de songs, iets meer stilte ook. Moulder is fucking geweldig. Hij doet zo’n interessante dingen met mijn zang, maar op een subtiele manier. Zowel hij als Flood hebben een groot aandeel gehad in hoe Make-Believe klinkt. Ze hebben ook ongelooflijk veel tijd besteed aan de klank van Daniels gitaar. Ik ben eerder het type dat de studio binnenwandelt en z’n take doet. Maar ik snap Da-

niel daar wel in. Het zijn zìjn riffs, hij is aanwezig op elk moment van een song.”

“Flood was ook niet bang om te beginnen morrelen aan de basis van onze ideeën. Neem een nummer als “Renegade Hearts”, waarvan hij de demo volledig uit mekaar haalde en besloot om iets totaal anders te proberen. Luister daar maar naar het ritme en de percussie, dan hoor je Floods input.”

“Ik begrijp trouwens wel wat je bedoelt met de klank van Marauder. Dave Fridmann wou op die plaat het geluid van ons drie in één ruimte vatten. Dus namen we op op tape, en het was aan ons om gewoon de fucking songs te spelen en bijna een garage rock-plaat te maken. Door het gebruik van tape krijg je automatisch ook een meer gesatureerde klank, het drukt de nummers meer op elkaar.”

“Obstacle 1” en “Obstacle 2”, van op jullie debuut, zouden zo zijn genoemd als allusie op de moeilijkheden tijdens het maken ervan. Bevat The Other Side Of Make-Believe dergelijke ‘moeilijke’ gevallen?

“Ik weet niet meer wat de redenering was achter die titels. Meestal verzin ik een titel bij de songtek-

sten, maar dat waren werktitels van Daniel die we niet wilden veranderen. En “Obstacle 1” en “Obstacle 2” zijn gewoon geweldige titels. Dus voor de vraag of dat moeilijke nummers waren, moet je bij Daniel zijn. Op Make-Believe waren er geen echte obstakels. Ik was enkel ontevreden over de eerste take van afsluiter “Go Easy (Palermo)”. Die song was al gemixt en toch heb ik hem opnieuw ingezongen.”

Hoe beslissen jullie als groep dat een album afgewerkt is?

“We zijn begonnen met een veertiental songs, waarvan we er uiteindelijk tien of elf zouden overhouden. Ditmaal hadden we vrij snel een consensus over welke nummers op de plaat zouden verschijnen. Ieder van ons maakt dan een volgorde die de rest beluistert. Voor Make-Believe hebben we Daniels structuur gebruikt, die voelde het beste aan. De geschrapte nummers zullen ook beluisterd kunnen worden op een bepaald moment; ze voelden gewoon niet noodzakelijk aan voor het geheel van het album. Daarenboven houden we er ook aan om onze platen behapbaar te houden en niet te lang te maken.”

25

Ik kan me voorstellen dat je je na het opnameproces bewust bent van ieder detail. Zijn er elementen die de luisteraars misschien niet direct gaan oppikken, maar waar je wel trots op bent?

“Deze plaat bevat vrouwelijke backing vocals die aanweziger zijn dan je je eerst zou realiseren. Op een bepaald nummer dubbelt een zangeres mijn take, maar het is zo gemixt dat je zou denken dat ik een octaaf haal die niet in mijn bereik ligt. Ik vind het interessant om te zien of luisteraars dergelijke zaken gaan merken. Flood maakte er ook een punt van om onze aandacht voor details te behouden. Het is precies wanneer je die uit het oog verliest dat je persoonlijke nuance als artiest verloren gaat.”

Realiteit versus fictie

Interpol heeft sinds de doorbraak een professioneel imago gecreëerd, niet in het minst door de consequente keuze van de heren om in kostuums naar buiten te treden. The devil is in the details, zo ook in de keuze van de albumtitel, teksten en visuele aspecten die het idee achter de plaat moeten overbrengen. Het is deze keer niet anders, zegt Banks.

The Other Side Of Make-Believe alludeert op de huidige staat van ons menselijk klimaat. Voor mijn teksten was ik ook geïnteresseerd in de dissonantie tussen twee realiteiten. Zeker in de VS merk ik een onderscheid tussen realiteit en fictie. Mensen worden steeds vaker verleid door een verhaal, eerder dan door de waarheid. Daar slaat de Make-Believe in de titel op: betekenis lijkt tegenwoordig achteraf te komen en niet op zichzelf te bestaan. Het is door de kracht van woorden dat betekenis gecreëerd wordt en dat je de perceptie van mensen kan veranderen. Krachtig gebruik van woorden veronderstelt geen krachtig gebruik van waarheid. Ik merk ook hoe ik in mijn teksten soms gestoorde shit zeg omdat ik merk dat je een origami van betekenis kan maken. Plots doet de tekst je aan iets totaal nieuws denken, enkel en alleen door de volgorde van de woorden.”

Jullie kondigden dit album zelf aan als een optimistische Interpol-plaat. Wanneer kwam dat gevoel bovendrijven?

“Ik merkte het op twee vlakken toen de plaat af-

gerond was. Ten eerste is er opnieuw de stillere zangstijl waardoor ik, althans naar mijn gevoel, meer optimistische, meezingbare melodieën ging opzoeken. Ten tweede zijn er teksten zoals in “Fables” of “Greenwich”, met regels als ‘this time we made something stable’ of ‘it’s alright to be, not to be’, die verwijzen naar de vrijheid en autonomie die we hebben als mens. Dat optimisme is volgens mij een natuurlijke reactie op de trieste staat van onze wereld. Het kwam niet in me op om als muzikant nogmaals te benadrukken hoe shitty alles is. In moeilijke tijden leek het me logischer om na te denken over de kracht van de mens.”

In oudere interviews verwees je al naar het feit dat je eens zou willen acteren. Speel je daarom een terugkerend personage in de clips voor “Toni” en “Something Changed”?

“Voor de video’s werkten we samen met Van Alpert. Hij kwam met het idee, waarna we samen nadachten over de aard van mijn personage. We vonden gemeenschappelijke grond in Only God Forgives – een van mijn favoriete films – waarin een Thaise politieagent zijn slachtoffers onhoudbaar opjaagt met een samoeraizwaard. Hetzelfde geldt voor personages als Anton Chigurh in No Country

For Old Men of de biker in Raising Arizona: niet te stoppen, bijna bovennatuurlijke krachten die met je afrekenen. Dat vormde de inspiratie voor de agent die ik speel in de video’s. Ik ben van nature niet erg expressief, dus dat stoïcijnse aspect was op mijn lijf geschreven. Je vraagt je misschien af of het personage goed of slecht is, maar van één ding kan je zeker zijn: hij komt eraan.”

“Ons label had hem voorgesteld, en als pitch voor de video had hij een compilatie gemaakt met TikTok-dansers en beelden die mij aanspraken.

Toen wist ik dat ik hem mocht, omdat maar weinigen, zouden denken om dansers te combineren met Interpol. Maar als je de beat van “Toni” beluistert in combinatie met dans, merk je dat dat gewoon een fucking dansbeat is. Ik raakte met hem aan de praat over zijn werk voor Post Malone, film en de golden age of video. Je weet wel, die vroege periode met Chris Cunningham en Jonathan Glazer die video’s maakten voor Blur, Radiohead en Björk. Van en ik hadden meteen een vibe.”

Tot slot: hoe zijn de recente shows al verlopen?

“Het voelde meteen weer vertrouwd om live te spelen, alsof er de afgelopen jaren gewoon even een pauzeknop was ingeduwd. Tegelijkertijd was het wel raar om met een publiek in één ruimte te staan, alsof iedereen verwachtte om wakker te worden uit een droom. Was dit wel echt? Er was 1% ongemak en 99% het gevoel van ‘fuck yeah, we’re doing this’. Het was prachtig om terug samen te zijn na een periode waarin je je afvroeg of onze business überhaupt nog wel zou bestaan. Het is ook belangrijk om dat huidige gevoel te benoemen, want ik denk dat we het snel weer zullen vergeten.” 

→ The Other Side Of Make-Believe is nu uit via Matador.

27
'Als je de beat van "Toni" beluistert, merk je dat dat gewoon een fucking dansbeat is'
Hoe is die samenwerking met Van Alpert tot stand gekomen?

in het spoor van

IN HET SPOOR VAN SLOW CRUSH IN THE USA

Eigenlijk zou Slow Crush in 2020, kort na de Oostkust, ook de Amerikaanse Westkust touren. Uitstel volgde op uitstel, tot het eindelijk kon, en dus speelden de shoegazers afgelopen voorjaar dan maar het hele Amerikaanse land in één keer. Frontvrouw Isa Holliday geeft tekst en uitleg bij een paar sfeerbeelden.

"Een hotel in North Carolina waar we voor de zoveelste keer de verkeerde kamers hebben gekregen. De receptionist is soms niet zo goed wakker als wij midden in de nacht aankomen, en dan krijg je vergissingen. We hebben al eens mensen gevonden in het bed dat voor ons bestemd was. Als je doodvermoeid bent, is het slopend om dat dan te moeten recht trekken."

“Van life. Het zijn lange ritten. Want zelfs al doe je niets, dat voortdurend on the move zijn, is ook vermoeiend. Onze tourmanager-chauffeur zorgt er gelukkig voor dat we wat kunnen rusten in het busje terwijl hij rijdt. Koen is een held.”

28

"De verplichte foto aan The Golden Gate Bridge. De vierde al. Het is een gewoonte geworden dat we die maken als we in San Francisco zijn."

"Tattoo-check in Orlando, Florida. Plots kwamen we tot de conclusie dat we best wel veel gelijke tattoos hebben. En dus moest Jelle ook even stoefen met zijn been-tatoeages, en moest de broek uit."

“Tijdens een optreden in de Constellation Room in Saint-Anna. We hebben best wel wat fans in California, dus de zaak zat vol. We hebben er zelfs een circle pit gekregen! Amerikanen hebben geen schrik om te laten zien dat ze iets goed vinden.”

29

BRUTUS

‘POEN PAKKEN OP DE ROCKSTERMANIER IS NIET HET DOEL’

Unison Life, de derde langspeler van Brutus, werd een trip vol zelfreflectie waarop de groep zowel wat betreft songwriting, sound als synergie vooruitgang maakte. ‘Ik heb het gevoel dat we tussen onze vorige twee platen tien 10 stappen hebben gezet, nu lijken het er wel zeventig’, klinkt het vol vertrouwen bij drummerzangeres Stefanie Mannaerts. In hun Gentse repetitiehok knikken bassist Peter Mulders en gitarist Stijn Vanhoegaerden goedkeurend.

31
TEKST MANUEL REMMERIE BEELD EVY OTTERMANS
32 coverstory

Mulders: “De titel Unison Life komt uit “Victoria”. Stefanie heeft het over een leven in harmonie: een droomwereld waarin er geen problemen, geen ruzies zijn. Soms heb je de ene zijde, zoals "Liar", dat over de negatieve kant gaat. Anderzijds heb je positievere nummers als "Victoria" en "Dreamlife". De rode draad van de plaat is vooral Stefanie zelf: ik heb niet het gevoel dat we iets moesten uitvinden, dit is gewoon zij. Bij zo goed als ieder nummer zien Stijn en ik een situatie voor ons die Stefanie echt is overkomen. Daar kunnen we ook echt iets mee, want het is uit het leven gegrepen. Ik vind het belangrijk in deze band dat alles écht is. Je kan enkel de juiste grain in een zanglijn krijgen als je het ook effectief meent.”

Mannaerts: “Ik heb niet graag ruzie. Niemand, denk ik, maar ik ga het echt uit de weg. Ik verdring de miserie een beetje, dat hoor je in verschillende nummers. "Chainlife" en "Storm" gaan over het verstikkende gevoel dat dat met zich meebrengt, aan de andere kant heb je – zoals Peter zei – ook de positievere songs. Nest, ons vorige album, ging over je thuis missen; dat was echt een gezamenlijk verhaal, ook over specifieke situaties. Door de lockdown waren er plots geen nieuwe situaties meer; ik ben toen echt op automatische piloot gaan leven.”

“Ik kan niet goed alleen zijn, ik zoek dingen op die me afleiden van mezelf. Tijdens de lockdown kwam plots alles binnen en werd ik geconfronteerd met al mijn gedachten. Muziek is gedachten vertalen in tekst of in noten, in functie van er een beetje afstand van te kunnen nemen. Vandaar dat dit het resultaat is geworden. De zoektocht naar harmonie is de rode draad.”

Vanhoegaerden: “Die confrontatie daarmee kon ook wel heavy zijn soms.”

En toch een zegen

Vanhoegaerden: “Het verschil tussen deze plaat en de vorige is vooral een vooruitgang in de nummers. Bij Nest was er meer een rush. Zo zaten we op tour tijdens een rustdag plots een nummer af te werken in een toren in Budapest. Heel chaotisch.”

Mulders: “We hadden toen net een hele zomer getoerd, en dan in september voor een maand een studio geboekt in Vancouver. We moesten nummers dus wel tussendoor afwerken. Bij Unison Life hebben we er echt alles kunnen uithalen. Op dat vlak was corona voor ons misschien wel een zegen – we konden blijven repeteren en hadden veel tijd. Elke maandag en vrijdag zaten we hier samen: muziek te spelen, te koken, te praten … Dat heeft

mij ook heel hard door die periode heen getrokken. De laatste drie maanden zaten we hier zelfs drie dagen per week.”

Mannaerts: “Ik verwoord het graag zo dat we bij Nest gesprongen hebben, en nu gegraven. Springen is vermoeiender, bij graven kan je even op de schop leunen en rusten. Maar het duurt ook langer en het is intenser. Tussen ons debuut Burst en Nest had ik het gevoel dat we tien stappen hadden gezet, tussen Nest en Unison Life lijken dat er wel zeventig. De tijd die we erin hebben gestoken, was dan ook letterlijk maal zeven. Dat in combinatie met de extra ervaring van een honderdvijftigtal optredens is de reden voor deze progressie.”

“Bij deze plaat had ik het gevoel dat we alle drie wisten wat we gingen doen. Een aantal nummers hadden we al eens live gespeeld, waardoor ze veel meer konden groeien.”

Mulders: “Het feit dat we elkaar zo goed kennen en samen ervaring opbouwen, zorgt ervoor dat we constant leren en evolueren. We vinden nog beter onze sound, terwijl de eerste vier jaar een ontdekkingstocht waren. Als we ons debuut herbeluisteren, merken we dat we toen nog echt aan het zoeken waren, zowel qua nummers als sound. Tijdens het schrijven van muziek doe je ook maar wat je voelt en uiteindelijk blijft er een gevoel over en op basis daarvan maak je nummers.

‘BIJ HET SCHRIJVEN VAN NEST HEBBEN WE GESPRONGEN, BIJ UNISON LIFE HEBBEN WE GEGRAVEN ’ STEFANIE MANAERTS – DRUMS/ZANG
BRUTUS

Pas later besef je echt wat je gedaan hebt.” “De demo’s van de vorige twee platen hebben we op een iPhone opgenomen, terwijl we dat nu op een deftige manier hebben gedaan, zodat we de zang en de basdrum tenminste konden horen. Daardoor konden we makkelijker stappen zetten.”

Mannaerts: “Bij Burst was de zang nog wat geforceerd – we schreven de zanglijnen pas wanneer de muziek af was. Bij Nest ging de zoektocht verder en begonnen we vanuit een zanglijn.”

Vanhoegaerden: “Deze keer deed de zang er meteen toe, en door die nieuwe manier van werken ben ik me ook bewuster geworden van wat Stefanie op dat vlak doet. Nu pas ik mijn gitaarlijnen bijvoorbeeld veel meer aan op een plaats waar de zang meer ruimte moet krijgen.”

Mulders: “We gingen ook echt op zoek naar die ruimte. Andere stukken moeten instrumentaal heel vol klinken en daar hebben we bij deze plaat iets extra op gevonden in mijn Moog-bas synthesizer. Die zorgt dat ik bas kan spelen met mijn voeten terwijl ik andere lijnen speel. Ook live is het een echte meerwaarde om een extra dikke sound te krijgen. Bij “Desert Rain”, het laatste nummer op het album, trek ik op het einde alle registers open. Dan is het even more is more.”

Vanhoegaerden: “Dankzij die Moog kunnen Stefanie en Peter voluit samenspelen en krijg ik de ruimte om aan te vullen. Ik kan op dat moment zelfs even niets doen. Het fundament staat er nog meer en dat is erg dankbaar voor mij.”

Plakkerige seksclub

Vanhoegaerden: “In het verleden hebben we al op geweldige plekken gespeeld. De plaatsen waar je het minst van verwacht, leveren soms de beste shows op – en de beste verhalen. Zo herinner ik mij Praag, waar we speelden in een seksclub die nog niet opgekuist was – de vloer plakte nog van de avond ervoor. Ook Mexico City zit in mijn geheugen gegrift: ik vind het zalig dat we ergens van een podium kunnen stappen waar mensen plots tegen jou beginnen te praten in een taal waar je niets van begrijpt. Toen we daar naar Billie Eilish gingen kijken, namen mensen foto’s van ons omdat ze het vreemd vonden dat wij als artiesten in het publiek naar een andere muzikant stonden te kijken. Van zo’n situaties word je nederig, dan ben ik in mijn hoofd dat boerke uit Leuven dat nu met zijn maten muziek kan maken en zich kan gaan amuseren in de rest van de wereld. En daar nog appreciatie voor krijgt ook.”

Mulders: “Ze vroegen ons in Mexico om te signeren, wat ons enorm verbaasde. Stond daar plots een gigantische rij voor ons. Fantastisch. Wat mij verder opvalt aan verschillende tours is dat we in Duitsland soms in gepimpte kraakpanden spelen, waar een toporganisatie blijkt achter te zitten. We hebben al enkele mooie support tours mogen doen – dat hielp ons enorm vooruit. In het begin met Raketkanon of John Coffey, later met bands als Russian Circles, Cult Of Luna, Chelsea Wolfe en Thrice. Je bereikt heel veel volk op die manier, zelfs als het geen perfecte match is. Er zijn altijd wel mensen die ook naar het voorprogramma komen kijken.”

Mannaerts: “Ik had altijd het gevoel dat die bands heel trouwe fans hadden die ook moeite deden om naar het voorprogramma te komen kijken. Bij Cult Of Luna had Johannes (Persson, zanger en gitarist – red.) de eerste dag van de tour op zijn socials gezet dat de mensen vroeger moesten komen om ons te zien. Chelsea (Wolfe) heeft dat ook gedaan, waardoor er ook echt wel volk kwam kijken.”

Mulders: “De tour met Cult Of Luna was in december en dan krijg je op Spotify een lijst van de artiesten die je het afgelopen jaar het meeste hebt beluisterd. Johannes kwam op een dag uit zijn tourbus naar mij toe met zijn gsm en toonde dat wij bij hem op de tweede plaats stonden. Op Hellfest kwam Randy Blythe van Lamb Of God naar onze kleedkamer om ons te vertellen dat hij ons heel goed vond. Dat zijn dingen die je niet kan forceren, maar die details hebben ons wel geholpen.”

identiteit hebben bepaald, dat we het gevoel hebben dat we nu echt weten wie we zijn als band. Er is binnen de huidige werkwijze nog genoeg ruimte voor experiment. We hebben ook nog genoeg ongebruikt materiaal. Stel dat ik een producer zou mogen kiezen, dan zou ik bijvoorbeeld gerust wel eens met Daniel Lanois willen samenwerken: iemand die een compleet ander genre gewoon is en waarmee we eens iets helemaal anders zouden doen.”

We doen het zelf wel

Vanhoegaerden: “We werken niet met externe producers. We weten met ons drieën op dat vlak goed genoeg wat we willen en ik vertrouw Stefanie en Peter ook volledig. Zij kunnen mij zeggen om andere dingen te proberen op gitaar en ze weten heel goed waarover ze praten. Ik heb ook niet het gevoel dat we met deze plaat al volledig onze

Mannaerts: “Misschien dat we ooit wel eens met een producer samenwerken, maar op dit moment is dat niet aan de orde – we hebben al genoeg om zelf te ontdekken. Ik ben ook al aan een nieuw album aan het denken. Als er toch eens iemand anders aan te pas zou komen, dan zou dat enkel interessant zijn om eens een heel andere weg in te slaan. Zoals Low, dat zijn laatste plaat liet producen door BJ Burton, een popproducer die er een heel andere invloed in stak. In de tussentijd hebben we zelf goed genoeg een idee van hoe een plaat moet klinken.”

Mulders: “Glow On, de laatste langspeler van Turnstile is ook zo’n voorbeeld: die mannen waren al jarenlang iets anders aan het doen, maar dankzij een andere producer werd dat album een absolute voltreffer.”

34 →
‘DIE SHOW IN EEN ONGEKUISTE SEKSCLUB IN PRAAG WAS MEMORABEL. DE VLOER PLAKTE NOG’
STIJN VANHOEGAERDEN GITAAR
coverstory

Mannaerts: “Onbewust zijn we al bezig met een volgende plaat. Ik weet al heel goed wat ik anders wil doen: een maand extra tijd voorzien. De grove selectie van twaalf naar tien nummers moet langer duren. We hebben voor alles veel tijd genomen: maken, reflecteren, opnemen, mixen, masteren … Beslissen welke songs we kozen, was maar een fractie van die tijd en dat is misschien wel jammer. Wat er ook toe deed, was hoeveel minuten er op een album kunnen. Je bent daar uiteraard niet mee bezig wanneer je een plaat schrijft, maar we hebben toch een nummer moeten wisselen omdat het te lang was. Anderzijds: sommige nummers die onnodig lang waren, hebben we wel durven in te korten. Dat is ook iets nieuws sinds Unison Life.”

Refused, ook dat filmpje

Mulders: “Stefanie en ik zijn samen beginnen te spelen in een Refused-hommage waarin Jeroen van Fleddy Melculy zong. Ik wist toen al dat ik enkel nog met een drummer als Stefanie wilde samenspelen. Dat ze ook zou zingen, is maar achteraf gekomen. Toen we met Refused samen mochten spelen in Trix was de cirkel mooi rond.”

Mannaerts: “We wilden de nummers van Refused inoefenen en spelen toen ze gestopt waren. Het plan was om dat een jaar te doen en enkel aftershows te spelen. Het geld dat we kregen, ge-

bruikten we om onze geluidsman te kunnen betalen. Na zes maanden kondigde Refused aan dat ze terug gingen spelen en zijn wij meteen gestopt. We hadden geen interesse om een tributeband te zijn van een actieve groep. Toen moest ik inderdaad nog niet zingen en was ik gewoon drummer. Vroeger had ik wel een band waarin ik drumde en backing vocals moest verzorgen voor de zangeres. Snel had ik een ‘Fuck dees’ -gevoel: ik heb dat één show gedaan en ik weet nog dat ik na één zin zag dat de zangeres niet meer naar mij keek en besefte dat het de stress niet waard was. Het drummen en zingen was natuurlijk heel moeilijk in het begin. Onze tweede show ooit heeft heel lang op YouTube gestaan en dat was echt verschrikkelijk. Het toeval wilde dan nog dat het jeugdhuis waar we toen speelden Wirwar heette, en aangezien “War” ons meest beluisterde nummer was, kwam die show bij de zoekresultaten snel terug. (zucht) Het was letterlijk de tweede show waar ik in een microfoon zong. We hebben uiteindelijk – voor de enige keer ooit – iemand gevraagd om een filmpje te verwijderen.”

Cowboyboots

Mulders: “Ik ambieer geen grotere optredens , ik wil gewoon genoeg verdienen dat ik niet meer moet gaan werken en fulltime met Stijn en Stefanie kan spelen. Dat hoeft niet alleen voor Brutus te zijn, dat kan ook met een zijproject zijn, muziek

maken voor een film … Het maakt allemaal niet uit. Dat zou mij veel rust geven. Ik weet niet of dat realistisch is met de muziek die wij maken, maar liever dat dan bekend worden.”

Vanhoegaerden: “Daar sluit ik me volledig bij aan. Poen pakken op de rockstermanier hoeft helemaal niet. Moesten we gewoon elke week van maandag tot vrijdag hier kunnen zitten en muziek maken, dan zou dat voor mij voldoende zijn. We hebben nu drie platen gemaakt en wat ik zou willen, is er nog minstens vijf maken. Ik zou graag willen weten hoe die er zouden uitzien. Daarnaast zou ik misschien ook graag nog wat meer van de wereld zien. De optredens in het buitenland betekenden tot nu toe al heel veel voor mij en ik zou daar nog verder in willen gaan. Japan, Australië, nog eens deftig naar de States zodat ik genoeg tijd heb om cowboyboots te passen: dat is mijn droom.”

Mannaerts: “Anderhalf jaar toeren, anderhalf jaar schrijven aan een album, en dat zonder druk van een dagjob; dat zou dat geweldig zijn. En verder hoop ik dat er over tien jaar nog iemand onze muziek opzet, dat we dan nog relevant mogen zijn.” 

→ Brutus trekt vanaf eind januari de hort op. Info: www.brutus.be

35
'HET ZOU BEST INTERESSANT ZIJN ALS IN DICHTBUNDELS OOK FEATURINGS BESTONDEN'
KAE TEMPEST

‘GENDER ZIT IN ALLES WAAR

IK OVER GESCHREVEN HEB’

Met The Book Of Traps And Lessons stond Kae Tempest plots op de top van de Olympus, vanbinnen was hen eigenlijk begonnen aan een afdaling naar de Hades. Drie jaar en een dikke pandemie later heeft de dichter de depressie onder de knoet, en stond hun er met een puike nieuwe plaat onder de arm: The Line Is A Curve. Omdat je in het leven altijd alles blijft meedragen. 'Zelfs als ik in mijn vroege werk niet over gender sprak, ging het over gender.'

Kae Tempest is niet meer wie we voor het eerst spraken. In het zoomvenster geen dikke bos krullen, maar een kort ros kopje, een ernstige blik achter de bril. De dichter heeft er woelige jaren opzitten, waarin hen dichter bij zichzelf kwam. Maar daarover zal het later gaan. We pikken de draad op waar we hem in september 2019 lieten liggen. Bijna drie jaar geleden vroeg ik Kae Tempest in welke richting hen hun muziek na The Book Of Traps And Lessons zag evolueren. Antwoord? "Ik mis het rappen wel een beetje, maar die plaat zal toch het vertrekpunt zijn." Wel dan, is het zo gegaan?

“Een beetje wel, maar ook weer niet”, glimlacht Tempest. “”Priority Boredom” was het eerste nummer dat we schreven, dat en de muziek voor “I Saw Light” en “Smoking”. Het begon deze keer dus vooral met de Moog, een synth met een erg typisch geluid. Een prachtig instrument, en Dan (Carey, hun vaste producer – red.) en ik waren ondersteboven van wat voor complexe klanken het in al zijn eenvoud kon maken. Eén synthlijn en één zangstem; dat was het idee dat daaruit voor mijn vierde plaat kwam. Wat gebeurde was dat we een album hebben gemaakt met meer instrumentatie dan eender welk vorig werk van me. Het groeide en groeide gewoon maar, en dat was wel een gevolg, denk ik, van de ervaringen en frustraties bij het werken aan The Book Of Traps And Lessons En misschien was het ook wel door de lock-

downs, dat we zin kregen om een nogal breed uitwaaierend geluid te creëren, als tegendeel van al die restricties.”

Meestal, zo zeg je, weet je wat voor plaat het wordt als je de titel hebt gevonden. Wat had “The Line Is A Curve” dat je besefte: dit is het? “Er zat iets in dat sprak over volharden. Over herhaling, het idee van alles wat je hebt beleefd aanwezig te maken in het heden. Zo wilde ik mijn verleden, alles wat ik ben accepteren, alle mensen die ik ben geweest koesteren, laten resoneren in het nu. Zoals een cirkel elke keer hij rond is je altijd weer meeneemt waar hij is geweest, maar dan anders. Ik weet dat het een beetje gemakkelijk klinkt, maar: het voelde gewoon héél erg juist.”

Toen wij elkaar de vorige keer spraken, terwijl je al die bejubelde concerten gaf, ging je eigenlijk bijna ten onder aan een depressie. “Ik had het héél moeilijk, ja. I was in a lot of pain. Jij zegt dat ook van dat bejubelen, maar ik was me daar niet van bewust. Ik zag die bijval niet, dat was mijn ervaring niet. Ik voelde vooral veel druk, maar goed, het gaat nu veel beter met me. En ik heb veel zin om opnieuw te touren en op te treden.”

“Het is mooi hoe mensen op The Book Of Traps And Lessons en de concerten hebben gereageerd. Die plaat is extreem krachtig. Het heeft me heel veel gekost, ook heel veel tijd, en dat is alle-

maal in die teksten en die muziek gekropen. Daarom heeft het zo’n impact, tot het punt dat er gekke dingen gebeurden in de performances, alsof er iets openging dat ik niet kon tegenhouden. Tegelijk was ik zo hard aan het worstelen, misschien was het gewoon dat. Als ik nu die songs breng, voelen ze niet half zo beangstigend als toen.”

Hoe ben je uit het dal gekropen?

“Muziek heeft me geholpen in die periode. Soms vraagt het leven zo veel van je, dat je niet eens meer weet wat je voelt. Creëren is voor mij dan een manier om in contact te komen met mijn werkelijkheid, te weten wat er echt in me omgaat. Dat is voor iedereen zo, daar ben ik van overtuigd. Misschien is dat voor sommige mensen gewoon de tijd te nemen om eindelijk de muren verven; alles wat je eventjes toegang geeft tot je scheppende geest, en niet dat gesocialiseerd hoofd dat vooral bezig is met hoe anderen naar je kijken, en die al die soorten druk opwekken. En verder heb ik therapie en medicatie gekregen, die mijn depressie heeft behandeld. Ik ben ook begonnen met bidden en mediteren. ‘t Is niet alsof ik een plaat maakte en hop, alles was beter. Ook het feit dat ik als trans uit de kast ben gekomen, was daarbij heel belangrijk.”

Hoe kijk je nu terug op die stap? Heeft het je gebracht wat je verwachtte? “Ik had geen verwachtingen, maar ik voel veel op- →

37 KAE TEMPEST
TEKST MATTHIEU VAN STEENKISTE BEELD WOLFGANG TILMANS

luchting. Weet je, ‘t is heel moeilijk om over de pijn van genderdysforie te praten. Ik kan het iemand die gelukkig is met zijn geslacht niet uitleggen. Wat ik kan zeggen, is dat het een enorme opluchting is om de stap te hebben gezet, en dat is mooi. Ik voel me veel dichter bij mijn gemeenschap nu, dat voedt me.”

Maar je was nog niet klaar om het daar op plaat over te hebben?

“Neen. Het album handelt niet specifiek over mijn transitie, maar tegelijk zit het in al mijn werk. Gender zit in alles waar ik over geschreven heb. Zelfs in mijn vroegste werk was het al aanwezig, in hoe ik niet over gender sprak, omdat ik het zo moeilijk had om liefdesverhalen tussen mannen en vrouwen te schrijven. Want dat was wat ik zo hard wilde, en ik schaamde me. Ik wilde geen queer liefdeshistorie schrijven, want ik wilde niet queer zijn.

En zo kun je nog wel dingetjes vinden als je mijn werk doorkamt. En hoe meer ik dichter bij mezelf kom, hoe meer mijn personages ook uit de kast komen.”

Zoals toen je het personage Harry, op je debuut Everybody Down nog een man, vrouw liet zijn in je eerste roman The Bricks That Built The Houses die daarop gebaseerd was. “Voilà.”

Het is de eerste keer dat je je niet echt achter personages verbergt, maar rechtuit over je eigen leven zingt.

“’Verbergen’ is niet het woord dat ik zou gebruiken. Die songs liggen heel dicht tegen me. Dat ik voor personages koos, had veel te maken met de opwinding die ik toen voelde over het vakmanschap dat ik daar aan het leren was. Verhalen

schrijven was spannend, mijn platen ook zo aanpakken vond ik gewoon cool. Ik was op dat moment theaterstukken aan het maken, ik leerde dialogen schrijven, werkte aan mijn eerste roman, … dat was mijn ding. En nu, na een paar dichtbundels, albums en stukken ben ik op het punt dat ik beter begrijp wat de beperkingen van sommige kunstvormen zijn, en de mogelijkheden van andere. Ik kies nu bewuster wat ik wil van elk soort schrijven dat ik doe. Daarom begrijp ik nu beter wat studiotijd voor mij kan betekenen.”

“Terwijl ik aan deze plaat schreef, was ik ook heel hard aan het werken aan mijn recentste toneelstuk, “Paradise”, waardoor ik daarin alle neiging kwijt kon om dialogen, of een plot, te schrijven. Daardoor is in deze plaat meer het persoonlijke geslopen dat ik vroeger voor mijn poëzie reserveerde. Zo bestuiven de verschillende projecten waar ik aan werk elkaar altijd hoor. Ik ben altijd aan vier-vijf-zes dingen tegelijk bezig, die allemaal in verschillende stadia van afwerking zitten. Op dit moment werk ik aan een roman, een dichtbundel, een nieuwe plaat, en een toneelstuk. En die zijn allemaal ergens anders in hun ontwikkeling. Het stuk is nog nauwelijks een idee, van het boek heb ik een eerste versie van 40.000 woorden, en het album bestaat uit acht nummers die misschien ooit een EP worden, of waarvan misschien maar één de demofase overleeft. De dichtbundel is dan weer bijna klaar. En zo leeft alles samen met elkaar, al duurt het soms vijf jaar voor het één daarvan uitkomt en zes maand voor het ander.”

“Sick and tired of my own advice”, zeg je in “More Pressure”. Is dat hoe je je voelde tijdens die laatste tour?

“Dat kun je op veel manieren interpreteren. De spreker in het gedicht is het beu om wijsheden te spuien, maar ze zelf niet in praktijk te brengen. Maar het idee achter “More Pressure” is het besef dat je je daar aan moet overgeven, loslaten, en inzien dat daar bevrijding in zit. Zoals ik later zeg: “less instruction, more comprehension”. Dus is dat hoe ik me voelde op die tour? Niet echt. ‘t Is meer ik die er genoeg van heb om mezelf beloftes te horen maken die ik niet ga houden. Het gaat om actie willen; daadkracht.”

Voor de opnames bracht je de integrale plaat voor een publiek van tieners, voor een leeftijdsgenoot, en voor een ouder iemand. Waarom werd de definitieve die middelste? “Dat kan verschillende redenen hebben. Misschien was het omdat het de tweede take van de dag was, en ik bij de eerste nog wat meer zenuwen had, en bij de derde al wat moe? Of het kan zijn omdat het voor een vriendin was, en me dus op mijn gemak voelde? Nog simpeler: omdat ik opgewarmd was? We weten het niet of het iets te

38
interview

'IK WILDE MEZELF BLOOTSTELLEN AAN VERSCHILLENDE INVLOEDEN, OM OOK IETS ANDERS

UIT DE TEKSTEN TE KRIJGEN'

maken heeft met haar generatie, of gewoon omdat het nu eenmaal de betere take was. We wisten gewoon: dit is hem, dé take. En waarom ik de opnames zo wilde aanpakken? Het was een experiment. Ik wilde mezelf blootstellen aan verschillende invloeden, om ook iets anders uit de teksten te krijgen.”

Was het belangrijk dat die vriendin ook een dichteres was? In je jonge testpubliek zat ook een dichteres-rapster. “Oh neen, dat was toeval. Bridget was gewoon de juiste persoon, omdat ik haar zo graag heb. Ik ken haar al heel lang, maar onze band bestaat wel door poëzie. Als ik een van mijn jeugdvrienden had gekozen die ik al van kindsbeen af ken, zou ik me waarschijnlijk meer geschaamd hebben. Voor mensen die bijna als broers en zussen voelen is mijn poëzie iets dat ik buiten die vriendschap beoefen. Voor hen ben ik een normaal persoon, die gewoon een wat bizarre job heeft, en dan die rare dingen ga voorlezen die ik geschreven heb, waar dan veel mensen naar komen luisteren. Voor hen is dat surreëel. Ik zou voor een van hen nooit goed hebben kunnen functioneren tijdens een opname. Maar van Bridget weet ik dat ze het begrijpt.”

Dit is je eerste album met gasten. Ik kan me voorstellen dat het niet evident is, als je werk zo hard om tekst draait, om daar een vreemden in te laten inbreken. Of zie ik dat verkeerd?

“Ja! (lacht) Grian (Chatten, frontman van Fontaines DC en te horen in “I Saw Light” – red.) is een vriend, iemand die ik heel erg respecteer en bewonder. Het was net interessant om zijn lens eens op mijn tekst te hebben, alleen al daardoor verandert wat ik zeg. Ik vind dat wonderschoon. Want ik hou van dat soort samenwerkingen. Zo ben ik destijds begonnen, in rapcrews, in rockbandjes, … Het is

net geweldig wat er met lyrics gebeurt als iemand anders er zijn perspectief aan toevoegt. In muziek gebeurt dat constant, maar ik denk dat het interessant zou zijn als dichters dat ook zouden doen, en je midden in een gedicht plots een bijdrage van een tweede stem kreeg.”

“Wat Kevin Abstract betreft, die in “More Pressure” meedoet; ik hou van hen, ik hou van wat hen doet, en ik ben trots om met hen te hebben samengewerkt. Het is niet alsof ik per se de controle moet behouden over de inhoud, ‘t is meer van ‘hé, ik heb dit gemaakt, wat zou jij er op willen doen? Schijn jij er even je licht over.’ En het leuke is: op de vinylversie van The Line Is A Curve krijg je van Kevin een ander, veel langer vers.”

Voor het einde, terug naar het begin: is er iets dat je zou willen zeggen tegen de jonge Kate die in 2013 zo vurig haar “13 Commandments” rapte?

“Dat is een interessante vraag, want die gedichten die ik toen schreef, waren in mijn gedachten afkomstig van mijn oudere zelf. Dat was wat ik deed in mijn teksten: communiceren met mijn oudere en jongere zelven. En nu ben ik de oudste van die zelven, en doe ik dat nog steeds: als ik schrijf, schrijf ik naar mijn toekomst en naar mijn verleden, en probeer ik al die personen die ik was mee te nemen. En verder is de waarheid in mijn antwoord op je vraag dat alles wat ik die persoon – en al mijn andere vorige zelven – zou willen zeggen, privé is. En wat ik in het openbaar te zeggen heb, lees je wel in mijn poëzie.”

Fair enough. Bedankt voor het gesprek. 

39
40
interview

‘SOMS IS HET GOED OM DE DINGEN WAT TIJD TE GEVEN’

Na vier jaar werken aan zijn solodebuut zag Looking To Glide van Ruben Block dit jaar dan toch het levenslicht. Het werd een plaat waarop vlotte overgangen in het leven centraal staan, want 'het past in de menselijke natuur om alles zo makkelijk mogelijk te laten verlopen'.

Looking To Glide, Ruben?

"Die titel kwam aanvankelijk van een song waaraan ik werkte met producer Mitchell Froom (Crowded House en héél veel anderen). Twee delen daarvan moesten in elkaar overgaan, en het duurde even vooraleer dat lekker liep. Op het moment dat de puzzelstukjes in elkaar vielen, zei een van ons twee: ’Now, this section is looking to glide into the next one in a cool way’ Vond ik goed klinken, dus ik heb de zin opgeschreven. Er zit een beetje verlangen in, hoop misschien, vooruitzicht … In LA ging ik regelmatig joggen en dat beeld kwam vaak terug, waardoor het idee voor een nummer vorm kreeg."

"Het past in de menselijke natuur om alles zo makkelijk mogelijk te laten verlopen, we gaan onszelf meestal niet saboteren om het leven erger te maken; we’re all just looking to glide. Als artwork voor de plaat gebruikte ik foto’s van mijn trips naar LA want dat sloot wel mooi aan bij dat idee."

Je schreef het album samen met de gerenommeerde producer Mitchell Froom. "We hebben met Triggerfinger al Colossus opgenomen met hem, en hij heeft me toen laten weten dat ik gerust nog eens bij hem mocht aankloppen. In 2018 zijn we zo aan deze plaat begonnen, voor een deel bij hem in zijn studio in Los Angeles, de

rest in mijn eigen studio thuis. We waren toen nog op tour met Triggerfinger en ook Mitchell was bezig met andere producties, dus we moesten alles goed inplannen. Dat we zo op verschillende momenten werken, was een voordeel voor het schrijfproces: de combinatie tussen samenzitten en dingen uitwerken, en opnieuw naar huis gaan om zelf het vervolg uit te zoeken, vond ik heel goed. Soms is het nodig om de dingen wat meer tijd te geven en om bijvoorbeeld niet opgejaagd te worden in een studiocontext."

"Mitchell heeft een heel grote kennis van hoe muziek in elkaar zit: soms theoretisch, maar hij kan ook als een tiener naar muziek kijken en er iets heel onnozels insteken. Zo had hij de ritmetrack in "Tripping Down" in elkaar gestoken met een cadans die we allebei erg leuk vonden, en dan zegt hij heel serieus: 'I think you have to play a really dumb riff here' Precies op dezelfde manier alsof hij over een complexe vijfstemmige harmonie zou praten. Maar neen: een gitaarriff hadden we nodig, en nog liefst een zo simpel mogelijke. En dat werkte dan ook perfect. Ook lelijkheid kan zo schoon zijn. In de mix hoor je dan ook terug dat er soms heel botte klanken gebruikt worden, terwijl er op andere momenten op subtiele wijze drama wordt toegevoegd."

41 → RUBEN BLOCK
interview

RUBEN BLOCK

Het maken van deze plaat duurde vier jaar. Verlies je op termijn niet de grip op het doel, de songs?

“Die laatste twee jaar hadden zeker iets korter mogen zijn. Er waren periodes waarin ik niets gedaan kreeg omdat de bestemming – het publiek – wegviel. Ik ging wel naar de studio en probeerde, maar dan wou mijn hoofd niet mee. Dan doe je andere dingen, ben je wat meer bij het gezin, wat dan ook perfect oké was.”

“Mitchell is bovenal een krak in het behouden van het overzicht op de nummers, dus op dat vlak was hij een grote hulp. Er kwamen soms veel extra ideeën en dan moesten we daarin een selectie maken. De zanglijn van “Lights” heb ik bijvoorbeeld een keer of 50 ingezongen tot het goed was; ik moest het nummer echt performen vooraleer ik eruit kreeg wat ik wou. Die laatste details, die laatste tien procent, waren uiteindelijk nog heel moeilijk. Mitchell probeerde mij gerust te stellen en zei: ‘You’ve just got to figure out who the guy is who sings the song’ Dat wil niet zeggen dat je een personage moet kunnen tékenen, maar qua gevoel en intensiteit moet er een bepaalde richting zijn. Doorheen het album zijn er zo diverse karakters en verschillende sferen die ik probeer te vertalen door op afwisselende manieren te zingen.”

“Als ik even het bos door de bomen niet meer zag, was Mitchell er heel goed in om te waken over het geheel. Dat we ons doel niet verloren. Maar zelfs hij had ook eens een moment waarop hij het doel verloren was. Ik herinner het mij nog heel goed: hij kwam me vertellen dat hij slecht had geslapen en vroeg wakker was geworden omdat hij ervan was aangedaan dat hij het liedje niet meer hoorde. Als muzikant gebeurt het wel vaker dat je jezelf even verliest in het enthousiasme van een bepaald schrijfproces, maar voor hem was dat best uniek.”

Wie Ruben Block zegt, zegt gitaar. Welke gitaar werd de rode draad van Looking To Glide? “Mitchell heeft er een voor mij gekocht in Los Angeles, in een kleine winkel. ‘Old Style Guitar Store’ denk ik dat het heette. De eigenaar zoekt oude, akoestische gitaartjes, haalt de brug eraf en zet er een houten balkje op met een laagje rubber over. Daardoor verliest de gitaar het meeste van haar sustain en krijgt ze een korte klank. Er zit een mag-

netische pick-up in en ook een contactmicro aan de binnenkant die uitmonden in twee uitgangen. De combinatie van beide klanken – elektrisch en akoestisch – is heel tof en dat instrument is een rode draad doorheen het album geworden. Ik gebruik ze nu ook live. Tchad Blake (Pearl Jam, The Black Keys, Arctic Monkeys – red.), die de mix voor zijn rekening nam, heeft daar ook iets fantastisch mee gedaan: ik kreeg de mix terug en ik stond te dansen van enthousiasme. De plaat klonk exact zoals ik het had gewild.”

“Painting shoes on naked feet / Drawing cobblestones out on the street / Taking pleasure, in sizing up the treasure, for measure”; een sprekend stukje tekst uit “Better Best” dat de luchtigheid en het speelse karakter van deze plaat onderstreept. Herken je dit? “Zeker. Meestal als ik een bepaalde lichtheid kan behouden, komt dat het resultaat ten goede, ook al gaat het over zwaarmoedige dingen. Dat werkt wel echt voor mij. Looking To Glide is best luchtig, maar toch komt ze bij sommige mensen als een donkere plaat binnen. Ik vind dat heel tof, dat het niet een-op-een duidelijke emoties zijn in muziek. Een vrolijk nummer waar je op kan dansen, daar is niets mis mee, maar het is ook tof dat je die dualiteit krijgt.”

Welk ei kon je op Looking To Glide leggen dat je niet kwijt kon in Triggerfinger? “Bij Triggerfinger kom ik automatisch in een bepaald stempatroon door de wall of sound. Ik heb daar ook wel al eens geprobeerd om lager te zingen, maar het is niet te vergelijken omdat je toch met een bepaalde intensiteit van muziek zit waar je over moet geraken. Het was fijn dat ik mij niets moest aantrekken van hoe het live zou zijn. We maakten gewoon een album om mooie, coole dingen te creëren. Bij Triggerfinger had ik soms een heel coole zin, maar paste die dan niet op de muziek. Soms dacht ik bij de opnames voor Looking To Glide: ‘Mocht ik dit op een vette riff zetten, dan zou het perfect werken, maar hier werkt dat voor geen meter’ Bij sommige teksten krijg je iets sneller een ingang, maar er waren ook wel veel cryptischere dingen bij. Dat was bij deze muziek wel tof, dat het qua arrangement iets experimenteler in elkaar zat dan dingen die ik hiervoor al had gedaan. Niet alles is strofe-refrein-strofe-refrein, zoals in

“Doing Love”, een nummer waar ik net zo goed erg tevreden over ben.”

Twee jaar corona, zonder het muzikantenleven: lastig of niet?

“Ja en neen: het was fijn om opnieuw wat meer thuis te zijn, maar het was ook spannend, want ik wist niet wat het ging geven. Eerst dacht ik dat het binnen enkele weken ging gefixt zijn, maar dat bleek dan toch allemaal wat langer te duren. De cultuursector ondervindt daar nog steeds een backlash van. Mensen hebben andere dingen leren doen tijdens de pandemie, andere bezigheden.”

Zijn het muzikantenleven en het gewone leven moeilijk om te scheiden van mekaar?

“Ik probeer dat op een aangename manier in mekaar te laten overlopen. Dat is allebei een deel van mijn leven. Soms lukt dat beter dan op andere momenten, maar ik vind dat wij dat heel goed doen als gezin. Niet altijd evident, maar thuis zijn ze het gewoon dat dit mijn job is. De laatste jaren was ik meer thuis, wat een beetje beangstigend was, maar dat viel eigenlijk allemaal heel goed mee.”

Wat neem je mee uit dit eerste soloproject? “Voor een stuk weet ik dat niet, maar ik heb wel opnieuw vertrouwen gekregen dat het soms ook loont om gewoon lang te werken aan een nummer. Dat je niet altijd een song moet weggooien. Als het niet werkt, dan begin je aan iets anders, maar als ik potentieel voel, dan moet ik het niet meteen wegschuiven als het even niet lukt. Soms raak je er immers door eraan te blijven werken. Dat is ook de invloed van Mitchell: hij is daar heel ontspannen in. Hij blijft motiveren en relativeren, stelt je op je gemak, maar hij is niet te eerbiedig. En dat hoeft echt niet, want ik wil geen tijd verliezen. We konden ook heel duidelijk zeggen dat we iets wel of net niet goed vonden. We begonnen soms met een heleboel samples, waardoor je in het begin niet altijd weet welke richting het zal uitgaan. Dan is het zaak om de song te ontwaren uit het circus. Uiteindelijk moet je proberen om dingen eruit te halen of dingen te versimpelen, zonder het avontuur eruit te moeten filteren, zoals in een song als “Looking To Glide”: dat is een feest, heel fijn om ineen te steken; ik had nog nooit zoiets gedaan.” 

43

‘ALS IK DIT NIET HAD GEHAD, DAN WEET IK NIET WAARTOE HET HAD GELEID’

Wie de Hasseltse villa van Joachim Liebens betreedt, komt meteen in The Haunted Youthland. De combinatie van grandeur met een vleugje verval ademt de wazige popsongs van de frontman, die ons boven ontvangt. Een joint wordt opgestoken, meer als speeltje tijdens een intens gesprek – nu weer aan, dan weer uit – dan als roesmiddel. We beginnen waar hij op de radar kwam: tegelijk lang, en nog zo kort geleden.

interview 44 THE HAUNTED YOUTH

“Het is inderdaad snel gegaan eenmaal we naar buiten zijn gekomen, maar ik had dan ook heel lang gewacht voor ik iets liet horen. Toch: je hebt gelijk dat we daarna wel stappen hebben overgeslagen. Ik had gedacht dat we veel langer in cafés zouden mogen spelen. Ik keek daar zelfs wat naar uit; ik ben nog altijd megablij als we in Frankrijk of waar ook in een klein kot mogen optreden. Dat heeft nog een punk-vibe.”

“Je moet weten dat de plaat eigenlijk was opgenomen nog voor de band z’n eerste show speelde. De songs waren er allemaal, of toch grotendeels. In de maanden na De Nieuwe Lichting zijn we verder aan die demo’s gaan werken, tot we er de beste versies van hadden. Daar zijn we het afgelopen anderhalf jaar mee bezig geweest. Dus ja, het ging ook traag. Want ik was hier altijd al heel ernstig over, ik wilde er mijn leven van kunnen maken. Ik wilde niet zomaar één single maken zonder omkadering en daar dan een naam op plakken en er een band rond creëren; het plaatje moest eerst af zijn, op alle vlakken. Zodat ik niet pas na De Nieuwe Lichting aan een volgende single moest beginnen denken.”

“Ik dacht niet eens aan die wedstrijd, tot laat op de dag van deadline. Belt een maat: ‘Je hebt toch wel ingestuurd?’ Om elf uur ’s avonds heb ik uiteindelijk “Teen Rebel” geüpload. Ik heb nog getwijfeld of het een goed idee was, maar wat kon ik anders in die lockdowns? Het was het enige dat mijn project misschien vooruit zou helpen. Winnen zou ik niet doen, maar misschien leverde het genoeg aandacht op om even verder te kunnen werken.”

we onze eigen versie van een problematische thuissituatie, moeilijkheden, waren we op zoek naar onszelf. In die biotoop van mensen van overal en nergens, die kwamen en gingen, vonden we dat. Daarom is het een anthem voor die groep geworden. Ik zie ze niet vaak meer, maar de kern van die kliek bestaat nog altijd. Stef, mijn bassist, komt er ook uit en woont nog altijd samen met een hoop mensen daarvan.”

“Written, recorded, produced, arranged by” “Ik was in die tijd niet klaar voor een bandje. Ik heb vaak pogingen gedaan om samen met anderen te schrijven, zelfs te jammen in groep, maar dat werkte niet. Niemand in mijn omgeving speelde echt de shit die ik wilde horen. Zo heb ik besloten dat ik vooraf heel duidelijk moest kaderen hoe het zou moeten klinken – net zoals zoals Kevin Parker dat bij Tame Impala doet. Het is een erg efficiënte manier van werken. Duidelijk ook: geen gedoe over wiens idee gebruikt wordt; ik bepaal wat en hoe gespeeld wordt. Nu, door veel samen te spelen en veel te praten over muziek, groeien we naar elkaar toe, maar eigenlijk hebben we heel diverse achtergronden. Hanne, die keys speelt, komt meer uit de discoscene, Stef zit in crustpunk, afrobeat en

cumbia, Nick heeft meer iets met bedroom-indie, chille vibes, en Tom is wie ik muzikaal ben, maar dan zonder het randje black metal. Toen ik de eerste keer met hem samen speelde, zonder dat hij me kende of muziek van me had gehoord, speelde hij exact wat ik zocht bij mijn nummers.”

“Maar eerst moest ik controle hebben, ja. Ik heb op creatief vlak een heel scherp idee van wat ik wil, tot in de details, daar wil ik geen interventie in. Ik was nooit enkel gitarist, ik speelde ook andere instrumenten, maar dan vooral als means to a song: ik hoorde wat ze moesten doen. Enkel op drums krijg ik niet de zin om iets te schrijven, dan is het enkel: spelen, bijna als meditatie.”

“Eigenlijk is dat hele Dawn Of The Freak ik die me een band inbeeldde: als ik een groepje zou hebben, dan zou het zo klinken, zo zouden onze optredens zijn. En daar schreef ik de songs bij die er het beste bij pasten. Daarom noem ik het anti-pop. Het is qua intentie en misschien ook technisch pop, maar het ging me nooit om bekend zijn – fuck bekend zijn. Ik keek op YouTube naar The Verve die op Glastonbury “Bittersweet Symphony” bracht, en dat deed iets met mij: zo wilde ik ook mensen be

“Van al mijn singles wist ik op voorhand wel dat ze een focustrack zouden worden. Als ik iets schrijf, probeer ik er ook steevast singles van te maken, als in: een zo compact mogelijke, transparante en toegankelijke versie van mijn idee. Ik hou niet van muziek die te moeilijk doet, progrockers die zich zelf vervelen op een podium. Ik wil een gevoel overbrengen, eventueel ook nog een boodschap. Zo was ook “Teen Rebel” mijn poging om een universeel gevoel, al duizend keer gebracht, op mijn manier uit te drukken. Want het is niet omdat het warm water is uitgevonden dat niet elke generatie er zijn eigen persoonlijke relevantie aan mag geven. Elke rockband heeft zijn rebel-anthem, ik wilde ook eentje.”

“Ik ben van nature rebels en toen ik zocht naar een manier om mijn verhaal te vertellen, kwam ik onvermijdelijk uit bij die momenten in dat huis waar ik met vrienden ravede en drugs nam. We feestten samen, waren samen fucked up. Allemaal hadden

“Sweet teen rebel / You walk into the dark teen rebel”

roeren. Iets kunnen schrijven dat duizenden mensen voor héél even één maakt, iedereen die voor één moment thuis is: waw. Ik wil dat mensen mijn muziek goed vinden.”

“I feel like shit and I want to die” “Ik heb geaccepteerd dat dit is wie ik ben. Ik was schilderkunst gaan studeren en was er zelfs goed in, maar op mijn twintigste besefte ik dat het me toch niet de rust gaf die ik zocht. Uiteindelijk was ik meer bezig met muziek en had ik nauwelijks nog zin om te schilderen. Een band zien optreden, deed pijn. Dat wilde ik ook, en dus heb ik die intuïtie gevolgd. Het maakte me niet uit of ik er een carrière in zou vinden, ik zocht zo hard naar iets om mezelf mee uit te drukken. Mijn hart en ziel in iets leggen, dat de wereld in sturen waar iedereen op elk moment de energie daarvan kan oproepen: dat vond ik een spannend idee, waar de kunstwereld niet spannend was. Daar overheerste het gelul, elitair gedoe waar ik ziek van werd.”

“Toen ik die keuze maakte voor muziek ben ik beginnen zoeken naar een song die me even hard zou raken als mijn favoriete groepen dat konden. Toen ik “Fist Inside My Pocket” schreef, ben ik daar in de buurt gekomen. Dat was heel emotioneel –elke keer ik verder probeerde te schrijven, huilde ik. Ik kon maar heel kort in dat gevoel duiken, dus het heeft erg lang geduurd voor het af was. Wat je hoort op de plaat is zelfs de enige opname die er van bestaat en het is ook geen song die ik thuis kan repeteren.”

“Dawn Of The Freak is een weergave van wie ik de afgelopen jaren ben geweest, maar daarom niet het afsluiten van die periode. Ik héb er niet per se trauma’s mee overwonnen, maar deze nummers schrijven was wel een verademing, een uitlaatklep voor mijn gevoelens, maar daarom zijn die niet weg. Dat ze goed ontvangen zijn, geeft me minder reden om me erdoor naar beneden te laten halen, maar ik geloof niet dat trauma’s echt kunnen helen. Ze in het licht stellen kan echter wel …”

(zoekt naar woorden) “Kijk, iemand kan een kutleven hebben, maar met de juiste soundtrack kan hij daar toch schoonheid in vinden. Dat effect zoek ik met mijn muziek. De titel “I Feel Like Shit And I Want To Die” romantiseert depressie op een bijna therapeutische manier, maar tegelijk is het natuurlijk ook een directe uiting van hoe het personage zich voelt, maar zich dat nog niet eerder realiseerde. Dat is het magische aan muziek: dat het je iets kan vertellen, je ergens mee kan confronteren waar je zelf de woorden nog niet voor vond.”

“They never told you it would be so lonely” “Het outsidergevoel blijft ook nu, soms anders dan voorheen, maar toch: alsof die rol me was voorbestemd. In dat opzicht is Dawn Of The Freak mijn vroegere ik die zichzelf belooft: dit wordt mijn moment, mijn ontwaken. Natuurlijk is het ook een knipoog naar het soort jaren tachtig-horrorfilms die ik veel heb bekeken. Ik hield heel erg van de esthetiek daarvan: de soundtracks, maar ook de korrel op de film. Ik merkte ook dat ik de neiging had affiniteit te voelen voor de slechteriken. Zelfs in Silence Of The Lambs zie je in het personage van Buffalo Bill de gebroken ziel die via een fucked-up versie van kunst – een vrouwenpak maken uit de huid van zijn slachtoffers – zichzelf probeert te uiten. Ik heb me altijd aangesproken gevoeld door mensen die dat soort moeilijk begrijpbare manieren gebruiken om met hun shit te dealen.” (wijst naar een masker op een rek in de kamer)

“Leatherface uit The Texas Chainsaw Massacre is de reden dat ik dit masker heb gemaakt. Het is onze mascotte, onze Eddie, zoals Iron Maiden die heeft. Ze staat voor het archetype van de freak, het masker dat je kunt op-, maar ook weer afzetten, waar iets achter schuil kan gaan. Met die roze pruik en felle lippenstiften is ze heel aanwezig, maar tegelijk heeft ze toch geen identiteit. Dat is exact wat The Haunted Youth voor mij is. Dat ben ik niet hé, dan had ik het wel The Haunted Joachim genoemd. Het is iedereen die het gevoel heeft er niet bij te horen, die zich niet kan uitdrukken, maar toch een soundtrack daarvoor zoekt.”

“Er is een soort heel erg intieme, persoonlijke relatie die je ontwikkelt met de mensen achter je favoriete muziek. Als je die ontmoet, ben je starstruck, want je weet niet wie die persoon echt is, en toch is er dat gevoel dat je iets heel essentieels hebt leren kennen en dat deelt met elkaar. Als ik dan zie

dat anderen dat met mij hebben, dat is … Het is niet zo dat ik na shows vaak wordt aangesproken door fans die zichzelf herkennen in mijn muziek. Dan is de interactie oppervlakkiger: samen op de foto en zo. Online is het anders, dan delen mensen in alle intimiteit. Op YouTube, bijvoorbeeld, onder “I Feel Like Shit And I Want To Die”, lieten veel mensen weten dat ze zich ook zo voelden.”

“Fok jong, waarom begin ik nu te bleiten?”

(herpakt zich na een lange stilte, nog steeds emotioneel) “Ik ben altijd een fan geweest van muziek. Nu sta ik aan de andere kant. Dat ik zelf iets heb geschreven waar mensen oprecht door geraakt worden, is erg bijzonder. Zeker omdat ik dit album echt alleen voor mij heb gemaakt. Die droom om voor anderen te spelen was fantasie, ver van mijn bed – onbereikbaar en ontastbaar. Ik wilde gewoon iets maken waarmee ik dingen kon kaderen, van me afschrijven. Het feit dat dat gelukt is en de wereld er positief op reageert, is de ultieme beloning. Merken dat wat zo diep in jou zit ook diep in anderen zit, is erg intens, want ik ben al heel mijn leven op zoek. Vroeger had ik geen vrienden.”

“Would you wanna go to a place like home? / Don’t you really think about it?”

“Weten dat er mensen luisteren, heeft sowieso iets veranderd aan wat er in me omgaat als ik in de studio aan een song werk. Ik ben er mij bewust van, maar ik heb nog niet beslist of ik ook echt zal toelaten dat het me beïnvloedt of dat ik vind dat het de intuïtie in de weg staat. Zit de magie hem net niet in dat schrijven vanuit mezelf? Neem nu “Coming Home”, daar zit heel veel pijn in en daarom is die tekst er zo ook uitgerold, bijna als vanzelf. Achteraf pas kon ik kijken naar wat ik gezongen had, naar dat woordenspel ‘me turning away from you / you turning away from me’. Ik vond het wel cool, maar

46
interview

het heeft even geduurd voor ik doorkreeg hoe persoonlijk dat was. Daarom vond ik het universeel; het is niet gewoon mijn verhaal, maar iets algemeens waarmee iedereen iets kan voor zichzelf.”

“Toen “Coming Home” uitkwam, heeft mijn moeder me voor het eerst gemaild, maar daarmee is het contact niet echt hersteld. Het is altijd moeilijk gebleven. Ik begrijp dat je het vraagt, maar ik weet niet hoe ver ik hierover wil uitweiden. Het is natuurlijk een droom, dat je iets schrijft over iemand, en dat die dan reageert – als in een sprookje dat eindigt met ‘ze leefden nog lang en gelukkig’. Soms zijn de dingen echter zo kapot dat ze niet zomaar te herstellen zijn, los van begrip, goeie wil of liefde. Die song laat in elk geval horen hoe ik me er over voel. Daarom is die wisseling van perspectief zo belangrijk. Ik begin met de vinger te wijzen, maar daarna geef ik ook toe dat we met twee zijn. Het is echter moeilijk en soms komt dat gevoel opnieuw opzetten vanuit dat trauma. Tenzij je een goed gesprek hebt met elkaar of in de emotionele toestand bent om dat te hebben, heb je misschien meer aan de song. Daarom alleen al ben ik blij dat die er is: dat is wat ik er echt van denk en vind, in weerwil van

hoe ik soms wel of niet doe of zeg. Het is gekomen uit het soort moment van helderheid waarin alles samenkomt, waar ik naar zoek in mijn schrijfproces.”

“Meestal begint het bij me met een riff, of een instrumental, en pas als dat er staat en ik de sfeer beet heb, kan een scène ontstaan. Vaak heb ik dan al een concept of een zin die ik er in wil. Een werktitel vaak ook al, en als dat een goeie is, blijft die, want als ik niet dé titel heb, lukt het niet. Dat is doorgaans ook een stukje uit de tekst, iets met anthem-uitstraling. Want ik wil niet vier keer “Teen Rebel” op een andere manier maken, het moet elke keer dé “Teen Rebel” zijn; alles erin moet kloppen. En dat maakt dat mijn nummers soms zo simpel, maar ook zo specifiek zijn dat je er niet omheen kunt. Je kunt niet anders dan exact voelen wat de bedoeling was, al was het maar door twee woorden die juist geplaatst zijn. Ik haak af op songs als dat ontbreekt. Wat ik wil zeggen: er zijn gigantisch veel love songs, maar hoeveel zijn écht goeie love songs? Iedereen lacht met Foreigner, maar “I Wanna Know Wat Love Is” is wel een van die iconische nummers die je echt doen voelen wat het is.”

“Ik hou mijn teksten bewust beknopt; ‘dit is het thema, maak er nu maar het jouwe van’. Of dat de schilder in me is? Zo heb ik er nooit over nagedacht, maar het kan wel: eerst maak ik muzikaal de achtergrond,en pas dan schilder ik daarover het effectieve beeld. Dus neen, de beeldende kunsten zijn niet helemaal uit mijn leven verdwenen: ik maak mijn eigen artwork, mijn eigen merchandise. Ik zie mezelf niet per se als muzikant, maar als multi-artiest met muziek als centrale spil. Voor mij functioneren fashion, film, fotografie en architectuur volledig samen met muziek. Zo is het voor mij altijd geweest: ik heb altijd de nood gehad om dingen te maken, ook als reactie op wat me raakt in andere kunsten. Vroeger ging ik fel doen, hing ik de rebel uit om mezelf te uiten, nu heb ik daarvoor de muziek. En dat heeft er voor gezorgd dat ik geen stomme dingen ben gaan doen. Als ik dit niet had gehad, dan weet ik niet waartoe het had geleid.” 

Een verkorte versie van dit gesprek verscheen eerder al in De Zondag.

47

THREE FEET HIGH AND RISING

Met het einde van de Koude Oorlog stonden de jaren ‘90 bekend als ‘het einde van de geschiedenis’. Hierin ontstond een muzikale cultuur die werd gekenmerkt door experimenteerdrift en kruisbestuiving. Een creatieve hoogconjunctuur waarvan de fundamenten werden geslagen in de jaren ‘80. In deze aflevering: vier baanbrekende collages, en dan eindelijk: de geboorte van de nineties!

“Laat in mijn tienerjaren werd ik door punkmuziek geïnspireerd om de grenzen te verleggen. Vooral The Clash, die tijdens de hoogdagen van disco doorsijpelden, leerden me dat je met een multicultureel geluid de grenzen van genres en hun doelpubliek kon doorbreken.” - Chuck D

De prille sampletechnologie is voor veel hiphopproducers het antwoord op al hun verzuchtingen. Eindelijk wordt het mogelijk om het basisprincipe dat de deejays al jaren toepasten op hun vinylcollectie in de studio toe te passen. Met de sampler werd het mogelijk om fragmenten uit bestaande muziek te knippen en plakken tot een opwindend nieuw geheel. Wat volgt is een explosie van creativiteit die op een paar jaar tijd voor enkele bonafide klassiekers zorgt. Samen zullen die het geluid van hiphop bepalen, en bij uitbreiding voor een omwenteling zorgen in de manier waarop muziek wordt gemaakt.

Transmitting Live From Mars

De spits wordt afgebeten door Public Enemy, en meer bepaald hun productieteam The Bomb

Squad. Debuut Yo Bum Rush The Show verscheen al in 1987, maar wanneer rapper Chuck D en producer Hank Shocklee kort daarna op een buurtfeestje Eric B & Rakims nieuwe single “I Know You Got Soul” horen, beseffen ze dat ze een tandje moeten bijsteken. Zowel de raps van Rakim als de productie door Eric B klinken complex en visionair, een schril contrast met de brute kracht van Def Jams succesplaten op dat moment.

Voor de opvolger It Takes A Nation Of Millions To Hold Us Back laten Shocklee en Chuck zich inspireren door het soulvolle geluid van hun rivalen, maar ook door de opruiende branie van punk. Voor hun samples grijpen ze terug naar de periode waarin zwarte muziek expliciet politiek was: de soul en funk van eind jaren ‘60 en begin jaren ‘70, James Brown, Sly Stone, Funkadelic, Isaac Hayes. Door de nieuwe productietechnieken toe te passen, verknippen ze die erfenis tot uiterst korte samples om die vervolgens terug bij elkaar te puzzelen tot een hectische geluidscollage. Baslijnen en andere al te melodische elementen worden geweerd, het mission statement is duidelijk vanaf het eerste

nummer: “Bring The Noise”! De plaat wordt moeiteloos één van de grootste doorbraken van het jaar, en ook de traditionele rockpers is helemaal mee.

Het volgende jaar trekt een stel jonge New Yorkers het geluidspalet nog wijder open. Ze breken met het stoere machismo dat bepalend is geworden voor het genre. Met een zeer bescheiden studiosetup knutselt De La Soul samen met producer Prince Paul 3 Feet High And Rising in elkaar. Tegenover het overweldigende geluidsbombardement van Public Enemy plaatsen zij een geluid dat ademt, en waarin de meest uiteenlopende invloeden harmonieus worden verenigd. Naast funk en soul bevat het debuut ook samples van blanke rock- en popartiesten als Eric Burdon en Steely Dan, die vaak op speelse wijze uit hun context worden gelicht. De titel van de plaat komt uit de mond van Johnny Cash. De tekst van “I Can’t Go For That” van het gladde popduo Hall & Oates wordt verknipt tot een anti-drugs song. Een lome groove van de psychedelische popband The Turtles wordt tot absurd effect opgesmukt met losse fragmenten uit een taalcursus Frans onder de noemer “Trans-

HET
DE
HOOFDSTUK 3:
TEKST
VERBORGEN VERHAAL VAN
NINETIES,
→ 49

mitting Live From Mars”. 3 Feet High And Rising is absurd, speels en klinkt effectief zo vreemd dat de muziek van Mars lijkt te komen. Tot grote verwondering van de band wordt het ook een grote hit, en oogst het album in reviews lof als de Sgt Pepper of Dark Side Of The Moon van de hiphop.

B-Boy Bouillabaise

Ondertussen zitten de Beastie Boys met de handen in het haar. Ze hebben er al een bewogen tijd opzitten: het zwijn uithangen was leuk voor even, maar het trio wil vooruit als artiesten, iets wat hun label Def Jam niet ziet zitten. Daar eist men voor de volgende plaat een herhaling van het succesnummer Licensed To Ill. De bandleden verkassen naar Los Angeles om zich te bezinnen, en daar treffen ze The Dust Brothers, een producersduo dat voor hiphoplabel Delicious Vinyl al enkele hits maakte voor lokale rappers Tone Lōc en Young MC. In de luwte werken ze aan een collectie baanbrekende instrumentale samplecomposities die ze plannen uit te brengen als soloplaat. Wanneer de Beastie Boys de demo horen, zijn ze meteen wild enthousiast: dit is exact wat ze zelf willen doen! Samen beginnen ze te werken aan een opvolger. Zonder enige muzikale vooringenomenheid plukken ze samples uit hun collectieve platenbak: talloze funkbreaks passeren de revue, maar evengoed The Eagles en The Beatles, de folkrocker David Bromberg, de hardrock van Mountain en een fragment uit de bluegrass soundtrack voor de film Deliverance

De teksten die de rappers voor de baanbrekende beats verzinnen, zijn al even eclectisch: Jack Kerouac en Hunter Thompson, The Flintstones en Bugs Bunny, Taxi Driver en Dolemite, de Bijbel, en letterlijk honderden andere bekende dan wel obscure referenties passeren de revue. Voor de Beastie Boys is het duidelijk: dit wordt een plaat zoals de hiphopwereld er nog nooit een heeft gehoord, een plaat die zal bewijzen dat ze veel meer in hun mars hebben dan raps over tieten en bier over een boertige rockdeun. Na enig juridisch getouwtrek met Def Jam vindt de groep onderdak bij Capitol Records, een release wordt gepland voor de zomer van 1989. Wanneer dat voorjaar De La Soul met nieuw materiaal op de proppen komt, voelen de Beasties de bui al hangen: ze zijn gepakt in snelheid. Na de release wordt ook al gauw duidelijk dat het publiek en de pers nauwelijks moeite doen om hun vooroordelen op te bergen en ook daad-

werkelijk naar de plaat te luisteren. Paul’s Boutique wordt in eerste instantie een commerciële flop, al vindt het een aantal jaren later vooralsnog een publiek om uiteindelijk uit te groeien tot een cultklassieker. Maar voorlopig zien de Beastie Boys zich voor de tweede keer op rij genoodzaakt om een periode van bezinning in te lassen.

Jazz Snob Eat Shit

Creativiteit is als stuifmeel, het hangt vrij in de lucht en op sommige plekken in grotere hoeveelheden dan elders. New York in de jaren tachtig is zo’n plek, en zo kan het gebeuren dat gelijkaardige fenomenen naast elkaar opduiken, zonder ogenschijnlijk verband. Terwijl de hiphoppers een onorthodoxe toepassing vinden voor de nieuwbakken sampletechnologie om hun collagemuziek te fabriceren, komt de jonge Newyorkse muzikant John Zorn langs een heel andere weg tot een soortgelijk resultaat. Zorns culturele smaak kent geen grenzen, en zijn experimenten in de lokale underground zijn erop gericht een muzikale taal te ontwikkelen waarin elk genre en elke stijl een evenwaardige plek krijgt. Inspiratie vindt hij in de montagetechnieken die in de film worden gebruikt. Hij bedenkt een systeem voor componeren waarbij hij muzikale fragmenten noteert op fichekaarten. Het bronmateriaal kan in principe afkomstig zijn uit elke hoek van de muziekgeschiedenis: van jazz tot avant-garde, van metalriffs tot soundtracks voor cartoons. Dankzij deze muzikale ‘fichebak’ kan hij muzikale fragmenten naar believen ordenen en dooreen schudden, om zo tot nieuwe en verrassende knip-en-plakcomposities te komen.

In 1989 duikt hij de studio in met Naked City, een rockensemble met jazzmuzikanten, en het resultaat is een plaat die als collagekunst kan wedijveren met het hierboven genoemde trio hiphopalbums. Lounge jazz, grindcore, country, surf of latin, de band schakelt moeiteloos tussen elk genre, vaak binnen één nummer. Het resultaat klinkt alsof verschillende opnames van verschillende muziekgroepen in de studio zijn opgeknipt en terug gemonteerd tot een nieuw geheel, maar in feite wordt er gewerkt vanuit zeer nauwkeurig uitgeschreven composities die door een stel virtuoze muzikanten daadwerkelijk worden uitgevoerd. De plaat bestendigt Zorns reputatie als enfant terrible in de gevestigde jazzwereld, en levert hem ook daarbuiten een reputatie op als beeldenstormer. De jazzpuristen vinden het maar niks, maar Zorn vervat zijn ant-

woord in de titel van een track op zijn volgende plaat: “Jazz Snob Eat Shit”.

Kool Thing

In 1989 werkt Public Enemy aan een opvolger voor It Takes A Nation Of Millions in de Greene Street Recording studio. Op hetzelfde moment legt Sonic Youth in hetzelfde complex de laatste hand aan de opnames voor het album Goo. Ook hun vorige plaat Daydream Nation kwam er tot stand, en de plek is vooral gekozen op basis van het werk dat studiotechnicus Nick Sansano heeft geleverd voor Public Enemy en andere New Yorkse hiphoppers. De band is gefascineerd door het genre, en heeft de voorbije jaren met zijproject Ciccone Youth zelfs zijn eigen experimenten met hiphop gevoerd: op The Whitey Album knutselden ze volop met samplers en drumcomputers. Niet alleen de bandnaam is een schalkse ode aan de New Yorkse popkoningin Madonna, op de plaat staan ook covers van “Burnin’ Up” en “Into The Groove”, gebouwd met bewerkte samples uit de originele nummers.

Net als Public Enemy staat ook Sonic Youth voor een kruispunt in zijn carrière: de band heeft net getekend op major label Geffen, en de verwachtingen zijn hooggespannen. Voor de nieuwe plaat wisselen ze de lange complexe songstructuren van de voorganger in voor compacte songs met een popstructuur. Een van de nummers is gebaseerd op een ontnuchterende confrontatie die bassiste Kim Gordon heeft gehad met LL Cool J, een van haar helden. De tekst van “Kool Thing” bevat verschillende verwijzingen naar zijn muziek, de videoclip wordt een persiflage op zijn hit “Going Back To Cali”. Terwijl Chuck D in de studio zit te wachten op zijn collega Flavor Flav, raakt hij aan de praat met Kim en Thurston Moore. Spontaan wordt hij aan boord gehaald voor een gastbijdrage op “Kool Thing’: underground rock en underground rap worden harmonieus verenigd op één song.

Het nummer verschijnt als eerste single in juni 1990, en samen met het album doet het een frisse wind waaien doorheen het van opgeblazen metal vergeven rocklandschap dat de eighties hebben achtergelaten. Het succes van Goo overtreft alle verwachtingen van het label, en forceert een doorbraak van alternatieve muziek naar het mainstream rockpubliek. “Kool Thing” klinkt als de soundtrack voor een nieuwe wereld. De nineties zijn begonnen. 

reeks
50
‘In de clip van “Walk This Way” wordt letterlijk de muur geslecht tussen rock en rap’

Kükls onrustige 10*

*(of meer)

ONDERSTAANDE

PLATEN HEBBEN KÜKL AFGELOPEN JAAR GEÏNSPIREERD, GEVELD, INGEPAKT OF RONDUIT ONTROERD. ZEGT N O O I T DAT EEN JAAR GEEN GOED MUZIEKJAAR WAS. WIE LUISTERT, DIE VINDT.

afgelopen jaar die de Egyptische vocale grootheden van een eeuw geleden evoceren. Een ronduit prachtige warp back in time met een voet in het nu. Als de metaverse zó zou aanvoelen, zou het een instant succes worden.

THE SMILE A Light For Attracting Attention (XL Recordings)

The Smile equals Thom Yorke, Tom ‘Sons Of Kemet’ Skinner en Jonny Greenwood. A Light For … klinkt traditioneler – soms zelfs vintage Radiohead – dan de aangekondigde off road-opzet, maar dat deert vooral niet. Klasse blijft nu eenmaal klasse.

Trio. Elke track – opbouwend van “GR” over “GRRRR” tot “GRRRRRRRR” – is heerlijk pulserende jazz met een taser-shot electronica.

Colombiaanse die alles heeft om de nieuwe Björk te worden. Koester haar. Het is een Kükl-bevel!

VARIOUS ARTISTS

A Heart In Splinters + The Paths Of Pain (Honest Jon’s)

S U C C U L E N T E (!) verzamelaars met materiaal geplukt uit de archieven van het Ecuadoraanse CAIFE-label uit de jaren ’50-’60. Zowel gevoels- als klankmatig dobberen deze compilaties ergens tussen de superbe soundtracks van The Singing Detective én die van Pedro Almodóvar met – vreemd genoeg – Twin Peaks als setting. Schaamteloze Romantiek? Kükl has no shame.

Guatemalaanse celliste die midscheeps raakt met haar avant-gardecomposities die dobberen tussen slowcore en de geest van free jazz.

TOM SKINNER

Voices Of Bishara (EP, International Anthem)

DIENNE ADDIO

(Other People)

Nicolaas Jaar viel voor haar en bracht Diennes debuut meteen uit op zijn label. Terecht. Schoonheid loont. Minimale orkestratie. Prachtige vocals. Juiste toetsen. Triple genot.

ZOH AMBA Bhakti + O, Sun

(Mahakala Music / Tzadik)

Albert Ayler 2.0. Maar dan met de adem van een 22-jarige die op jonge leeftijd reeds de zegen heeft van John Zorn. Kort door de bocht – en ja, het zijn grote woorden – Zoh Amba equals Albert Ayler. Haar signature sound is furieus, maar gracieus.

NAIMA JORIS

Tribute To Daniel Johnston (PIAS)

Pakkend eerbetoon aan muzikale outsider Daniel Johnston. Luister naar de uitgebeende/verstilde versies van “Story Of An Artist”, “Poor You” of “Cold Hard World” en je adem stokt. De bezwerende stem van Naima Joris gaat door merg en been.

Ja, Kükl leest nog steeds als een mixtapel! Deze debuut-EP is evenveel waard als een 18-karaat jazzplaat. De titel ontleende hij aan een album – By Myself – van cellist Abdul Wadud uit 1978 (op diens eigen label Bisharra) dat hem doorheen de Covid sleepte. Trust Kükl: dit is T O P S H I T !

KODE9 Escapology

(Hyperdub)

Hyperdub poncho Steve Goodman blijft de concurrentie steeds lichtjaren voor. Op Escapology experimenteert hij volop met Chicago footwork, Zuid-Afrikaanse gqom, minimal techno en UK funky.

BENEFITS

Thump + Meat Teeth + Flag Empire (eigen beheer)

Sleaford Mods voor gevorderden. Radicaliteit troef. In de underground wordt 2023 het jaar van Benefits. Wedden?

LUISTERTIP

GRID RAVAGE

Grid Ravage (Dropa Disc)

Belgisch debuut met internationale klasse dat laveert tussen Vladislav Delay Quartet en Moritz Von Oswald

LUCRETIA DALT ¡Ay!

(RVNG Intl.)

Doorbraakalbum van deze

LIEFST TE BELUISTEREN BIJ EEN TRAPPIST ROCHEFORT TRIPLE EXTRA, EEN BLOND TRAPPISTENBIER (8,1%) DAT DEZE CISTERCIËNZERS

REEDS HONDERD JAAR EERDER IN DE MARKT TRACHTEN TE ZETTEN.

onrustige 10*
kükls
Nancy Mounir Nozhet El Nofous (Simsara) Meest onaardse plaat van Mabe Fratti Se Ve Desde Aquí (Unheard Of Hope)

‘IK ZOEK ALTIJD EEN MANIER OM HET SPEL TE WINNEN’

How Do You Burn? is de vraag die The Afghan Whigs dit jaar in de groep gooide, in de vorm van zijn negende plaat – de derde sinds de reünie. Bezieler Greg Dulli, 57 ondertussen, heeft nog brandstof genoeg: de afgelopen zomertournee was voor hem een moment van bevrijding, terwijl hij tegelijk probeerde om te gaan met het wegvallen van compagnon de route Mark Lanegan.

52 coverstory AFGHAN WHIGS
TEKST JORIS VANDEN BROECK BEELD RV/NICK DE BAERDEMAEKER

HET ZO LANG DUURDE VOOR WE THE SMITHS COVERDEN? DAAR

WAS BLIJKBAAR EEN WERELDWIJDE

PANDEMIE VOOR NODIG’

The Afghan Whigs trok in 2022 eindelijk opnieuw de baan op. Dat kan om meer dan een reden heuglijk nieuws genoemd worden. Het is geweldig om opnieuw op te treden. Niemand van ons had de afgelopen vier jaar een concert gespeeld, behalve Patrick (Keeler, drummer – red.), die bij The Raconteurs speelt. We hebben deze zomer een dertigtal concerten gespeeld, nog voor we de plaat uitbrachten en verder tourden.

Tijdens die zomertour waren de songs van How Do You Burn? nog dun gezaaid. Kwestie van het publiek niet te overrompelen met nummers die ze nog niet kennen?

We brachten de drie songs die we al uitgebracht hebben, soms nog een vierde. Er zijn immers veel nummers die we moéten spelen, en dan is het kwestie van een balans te vinden. Er zijn songs van onze vorige twee albums Do The Beast en In Spades die we echt willen brengen. En er zijn er ook van 1965, enkele van Gentlemen, een paar van Congregation, … We hebben gezorgd dat we wat afwisselden.

Zelfs “There Is A Light That Never Goes Out” van The Smiths stond dit jaar vast op de setlist.

Ik hoorde het een tijd geleden op de radio en het deed me aan de pandemie denken: take me out tonight, where there’s music and there’s people and they’re young and alive. Die regels gaan over de vrijheid om bij andere mensen, bij vrienden en geliefden, te zijn. Het is vermoedelijk een heel andere betekenis dan wat Morrissey vijfendertig jaar geleden voor ogen had, maar dat was wat ik er plots in hoorde.

Was de song, en bij uitbreiding de band, ook belangrijk voor je toen The Smiths nog bestonden?

Oh, yeah man! My God, ik hield van The Smiths. Ik heb in mijn leven al veel songs gecoverd, maar tot voor kort nog geen van hen. Waarom het zo lang duurde? Wel, er was blijkbaar een wereldwijde pandemie voor nodig.

Je coverkeuze is soms intrigerend. Zo speelden jullie ooit “Melissa” van The Allman Brothers Band, geen groep die je spontaan met jou zou associëren.

Weet je welke groep je nooit aan mij zou linken, hoewel het een van mijn favoriete bands aller tijden is? Lynyrd Skynyrd. Zij schreven songs over echte mensen en bovendien waren het ongelooflijke muzikanten, die behoorlijk funky waren voor witte gasten. Ze hebben nummers gemaakt waar ik tot vandaag de dag naar luister. Hetzelfde geldt voor Iron Maiden en Judas Priest. Ik luisterde naar heel uiteenlopende muziek toen ik opgroeide. De enige bands die naar mijn deel van het land kwamen, waren hardrockbands en ik ging naar al hun concerten.

Er is een parallel universum waarin je vermoedelijk heel andere muziek maakt? (denkt) Misschien. Maar toen ik ging studeren, ontdekte ik punkrock. En ik luisterde ondertussen ook naar de soulplaten die mijn ma in de kast had staan. Begin jaren 1980 kwam daar nog vroege hiphop bij, waar ik wild van werd. Ik mixte al die invloeden door elkaar.

De meeste recente songs die die aanpak opleverde, is How Do You Burn?, een album dat

niet op de meest voor de hand liggende manier tot stand kwam: de bandleden bevonden zich immers op verschillende locaties. Was dat moeilijk werken?

Niet echt, want toen orkaan Katrina huis hield, hebben we exact hetzelfde gedaan. We zaten toen midden in de opnames van Powder Burns van The Twilight Singers en niemand kon New Orleans in of uit. De drummer zat in New York, de backing vocalisten en bassist in California. Nu was het net zo. Eens de pandemie begon, dacht ik: we doen het zoals bij Katrina. Wie hier is, neemt zijn dingen op en dan sturen we het naar de rest. Is dat mijn favoriete manier van werken? Neen. Maar als we het niet gedaan hadden, zaten we hier nu niet te praten. Op dat moment wisten we immers niet hoe lang corona zou duren, wanneer er een vaccin zou zijn. En ik had een project nodig. Ik moest en zou het doen; ik hou van het maken van platen. Of het nu moeilijk of makkelijk is: ik wil ze maken. Het is een prima manier om je gedachten te verzetten. Je duwt op record en weg is De Plaag.

Wanneer was duidelijk dat het project in kwestie een The Afghan Whigs-plaat zou zijn en niet, bijvoorbeeld, een nieuw soloproject? Het was altijd de bedoeling dat het een Whigs-album zou worden. Ik had enkele livestream-shows gedaan en zodra die achter de rug waren, heb ik Keith, mijn manager, gevraagd om geld van het label te krijgen om een The Afghan Whigs-plaat te maken. Ik wist dat het een jaar, misschien anderhalf jaar zou kosten om alles rond te krijgen: schrijven, opnemen. En met wat geluk zou er tegen dan een wetenschappelijke doorbraak zijn. Ik wilde klaar zijn op als dat zover was.

53 →
‘WAAROM

Optreden was in die beginperiode niet mogelijk. Net wanneer je met je soloplaat Random Desire wilde gaan toeren.

Ik was ontgoocheld, ja. Maar weet je wat? Als het enkel mij was overkomen, zou ik denken: what the fuck? Maar niémand kon live spelen. Dus wat kan je er aan doen? Het was als een sf-film. Wát? Er is een wát? En we gaan wát doen? Eens doordrongen wat er aan de hand is, besef je dat de spelregels veranderd zijn, zoek je naar manieren om het spel alsnog te winnen. Ik zoek altijd naar een manier om het spel te winnen. (grijns)

Is dat waarom het album start met het furieuze “I’ll Make You See God”, als een soort statement: we kunnen dit nog? Je bent even oud als Bob Dylan toen hij Time Out Of Mind maakte – een fantastische plaat, maar zonder de energie van zijn jonge jaren. Inderdaad. (lacht) Fuck: hier komen we. Het was een groot statement. En ik hou trouwens enorm van Dylan zijn meer recente werk, meer dan van zijn middenperiode. Al heb ik zelf nooit probleem gehad met energie. Ik heb er veel van. Ik wist aanvankelijk natuurlijk niet dat ik een song als “I’ll Make You See God” zou schrijven. Of eender welk ander song. Veel nummers ontstaan uit een soort noodzaak.

Zit er een verhaal achter ”Please, Baby, Please”, een van de songs die er bij eerste beluisteringen uitspringt?

Dat nummer is per ongeluk ontstaan. Ik probeerde uit een Wurlitzer het geluid te krijgen voor een ander nummer, zette mijn handen op de verkeerde plaats en realiseerde me dat ze op de juiste plaats stonden voor een nieuwe song. Die ontstond vervolgens heel snel. Het is een van mijn favorieten. Ik wilde altijd al een slow dance soul ballad schrijven en voilà, het is gebeurd.

Wat met “Jyja”? Dat is nog zo’n intrigerend nummer.

Dat heeft wat langer geduurd om te schrijven. Ik had in een tijdschrift een artikel gelezen over een Chinese robotingenieur die een seksrobot in elkaar geknutseld had en er vervolgens mee getrouwd is. De man die de robot gemaakt heeft, heette Jyja. Zijn verhaal fascineerde me en leidde tot de song.

Ik hoef dus niet noodzakelijk over mezelf te schrijven. Observaties volstaan, of zo’n artikel. Dan begin ik te denken: wat zou hij tegen die robot zeggen? Op die manier kan je de lyrics vorm geven. Maar ik vertel je dit enkel omdat je er naar vraagt. Elke keer als ik een nummer van iemand anders hoor, is dat lied wat ik wil dat het is.

Op de dag van ons vorige interview, in december 2019, speelde Mark Lanegan in Turnhout. Je overwoog toen naar dat concert

te gaan. Is dat uiteindelijk gelukt? Neen. Ik ben niet geweest. (stil)

Als fan is het onwerkelijk dat er nooit nog een Mark Lanegan-concert zal zijn. Voor jou moet het verlies oneindig veel groter zijn: jullie waren zeer close.

Het ... (zoekt naar woorden) het is nog steeds vreemd. Er zijn momenten dat ik hem bijna bel of een bericht stuur. En dan realiseer je je ooow, hij is hier niet meer. Zijn lichaam heeft een pandoering gekregen van corona. Dat virus heeft hem stevig te pakken gehad, zoals je in zijn boek kan lezen. Een jaar voor hij gestorven is, was hij er al bijna aan overleden. Als je zo lang in een coma hebt gelegen en aan een niermachine gehangen, dat laat sporen na.

Ik ga Mark altijd missen. Ik ben dankbaar dat ik hem heb gekend, ben dankbaar voor de tijd die we samen hebben doorgebracht. En voor de vriendschap die ik ervaren heb. Hij was een ongelooflijke vriend voor me. We hadden ... (denkt) Soms lees ik tekstberichten opnieuw. We hebben berichten die tien jaar terug gaan. Ik kan op die manier terugkijken en mijn vriend bezoeken. Iets grappig zien dat we ooit wisselden. Alle versies van Mark passeren dan. Hij had veel facetten, was een mooie mens. Ik ga hem eeuwig missen.

In 2019 vertelde je ook dat er ooit opnieuw Gutter Twins-activiteit zou zijn. Dat heeft niet mogen zijn.

Daar waren Mark en ik in december nog over aan het praten. We hadden wat muziek heen en weer gestuurd.

Het mooie is dat Lanegan op “How Do You Burn?” aanwezig is en, vermoedelijk, nog zal opduiken op platen van andere artiesten. Ik denk dat hij een beetje zoals Tupac wordt. Mark maakte constant muziek. Over vijf jaar gaan er nog albums uitkomen waar hij op zingt.

Wanneer iemand wegvalt, zorgt dat uiteindelijk voor een extra drive, wordt de urgentie om te creëren vergroot?

Nah. We zijn allemaal sterfelijke wezens, we hebben allemaal een einddatum. Als tiener heb ik vrienden verloren, mensen die op dat moment ook tiener waren. Gasten die je overdag ziet en diezelfde nacht stierven ze, in een auto-ongeluk. Ik denk dat ik daardoor van heel jongs af een besef heb van die eindigheid. Ik maak muziek sinds ik tiener ben. Eens ik door had hoe je songs moet schrijven, ze opnemen, ze spelen, is dat wat ik doe. Sommige mensen zoeken hun hele leven naar wat ze willen doen, ik heb dat gevonden toen ik veertien was. 

54 coverstory
‘OPNEMEN IS EEN PRIMA MANIER OM JE GEDACHTEN TE VERZETTEN. JE DUWT OP RECORD EN WEG IS DE PLAAG.’

GHOSTPRODUCERS

DE GEESTEN IN DE MUZIEKWERELD

56
achtergrond

Nieuwsflash: de populairste liedjes op de radio zijn maar al te vaak geschreven en geproducet door een heel team waarvan de identiteit voor de gemiddelde luisteraar onbekend is. Soms gaat het zo ver dat de vermeende artiest geen poot heeft uitgestoken bij het creëren van zijn eigen song. We nemen een kijkje achter de schermen, in de wereld van de ghostproducers en ghostwriters. “Het eerste wat je leert, is dat de muziekindustrie soms nogal fake kan zijn.”

Een ghostproducer is iemand die muziek produceert voor andere artiesten, en daar zelf weinig tot geen credits voor krijgt. Giuseppe Tresonie is zo’n muzikant die al op zijn twaalfde in contact kwam met de business: “Ik begon met zelf wat muziek uit te brengen, en na een paar jaar benaderden andere artiesten mij. Ze vroegen mij om tegen betaling muziek voor hen te producen, omdat ze dat zelf niet konden, of er geen tijd in konden steken. Ik heb dat twee à drie jaar gedaan en ben er daarna mee gestopt, omdat ik me wilde focussen op het management van andere artiesten.”

Writer of producer

Nog anoniemer dan de ghostproducers zijn de ghostwriters. Het principe is hetzelfde – en de grens is soms vaag – maar in plaats van een nummer te producen voor een andere artiest, gaat de ghostwriter het nummer volledig schrijven. Niko Westelinck scoorde al hits onder eigen naam (onder andere ‘Als jij het niet meer weet’ met Sabien Tiels) maar is ook een professionele ghostwriter en ghostproducer voor anderen. Hij heeft onder andere meegewerkt aan nummers voor Ketnetmusicals, Junior Eurosong en een hele reeks artiesten die zelf niet schrijven en producen, zelfs tot in China. Westelinck: “Ik ben vooral een songwriter, wat wil zeggen dat ik nummers – akkoorden, zanglijnen en tekst – componeer voor andere muzikanten. Daarna wordt het nummer door de artiest in kwestie ingezongen. Mijn naam wordt meestal wel ergens vermeld in de kleine lettertjes, maar meestal weet bijna niemand dat ik het geschreven heb.”

Beiden componeren anoniem voor artiesten die zelf niet genoeg tijd – of creativiteit – hebben om een album te maken. Tresonie: “Ik studeer momenteel Muziekmanagement aan PXL Music in Hasselt, en het eerste wat je daar leert, is dat de

muziekindustrie soms nogal fake kan zijn. Maar je kan het langs twee kanten bekijken: het is uiteindelijk ook gewoon een industrie die moet draaien. Kijk maar naar topsporters die getraind worden door hun personal trainers, dat is net hetzelfde. Het is gewoon een bedrijf dat gerund wordt.”

Business vol bedrog

Toch is het even slikken wanneer je ontdekt dat het er allemaal niet zo koosjer aan toe gaat als gedacht. Tresonie: “Ik was veertien jaar oud toen ik erachter kwam dat mijn idolen van toen hun muziek niet zelf maakten. Er zijn weinig artiesten van het niveau van bijvoorbeeld David Guetta die hun muziek nog volledig zelf maken. Hoe meer die waarheid begon door te dringen, des te depressiever ik werd; ik kreeg als het ware een afkeer van de muziekindustrie. Maar ik begon gaandeweg in te zien dat het precies dát is, een industrie, waar je eveneens producenten en uitvoerders hebt. Zo werkt het wereldje. Ik heb ondertussen echt wel

respect gekregen voor het team achter de artiest. Het is veel meer dan de muziek alleen. Als je echt bent doorgebroken, en je wil je kwaliteit hoog houden, dan heb je nu eenmaal een team nodig om je te helpen. Al is het ook een kwestie van prioriteiten stellen: je kan altijd wél beslissen om je een tijd terug te trekken in de studio. Maar omdat touren zoveel opbrengt, kunnen veel dj’s een deel van dat geld investeren in ghostproducers, waardoor ze non-stop blijven verdienen. Waarom zouden ze dat niet doen?”

Bovendien bestaan producers al veel langer dan vandaag, en is de definitie van het woord in de loop van de jaren enkel wat veranderd. Westelinck: “Vroeger was een producer iemand die de techniek verzorgde in de studio en die besliste welke instrumenten of arrangementen het nummer nodig had en welke partijen er gespeeld werden. Songwriters bestonden toen ook al, kijk naar iemand als Carole King, die al in de jaren zestig hits schreef voor andere artiesten. Het verschil is dat alles door de technologie veel gemakkelijker geworden is. Waar de producer vroeger vooral een strikje rond het geheel knoopte, kan die nu het hele nummer van nul tot een afgewerkt product maken met de computer. Er zijn geen fysieke instrumenten meer nodig om een lied te schrijven en op te nemen. Eigenlijk is de grens tussen songwriter en producer veel minder afgelijnd dan vroeger. Ik ben zelf zowel songwriter als producer, en word ook vaak voor beide tegelijk gevraagd.”

Schrijfkampen

Een veelgebruikte methode om snel en veel nummers te produceren, zijn schrijfkampen. Westelinck: “Een publisher organiseert dan bijvoorbeeld een writing camp van een week. Het principe is simpel. Je wordt samengezet in teams, meestal →

57
‘Ghostwriters bestonden vroeger ook al. Kijk naar Carole King, die al in de jaren zestig hits schreef voor anderen’

van drie personen – een songwriter, producer en topliner die de zanglijnen en teksten bedenkt – en aan het einde van elke dag moet er een nummer geproduceerd zijn door elk team. Het gaat dan niet om een kladversie, maar om een song die effectief op de radio zou kunnen gedraaid worden, tot in de puntjes afgewerkt dus. Zo’n intensieve week levert dus veel nummers op die door de publisher aangeboden kunnen worden aan artiesten.”

“Soms krijg je geen instructies, en kan je in het wilde weg nummers produceren, maar het kan ook zijn dat er met leads wordt gewerkt: zoekertjes van publishers en labels waarin duidelijke instructies staan over hoe het nummer in kwestie moet klinken, meestal met YouTubelinks van andere hits als referentie. Dan heb je eigenlijk een soort vacature, waarin een publisher of platenlabel op zoek is naar een bepaalde song. Het gebeurt dan weleens dat een hoop verschillende teams zich focussen op eenzelfde lead, en dat is denk ik ook de reden waarom er tegenwoordig zoveel nummers op elkaar lijken. Maar dat is mijn theorie natuurlijk.” (lacht)

Die liedjes worden niet altijd meteen opgenomen door een artiest. Westelinck: “Ik heb het al meegemaakt dat iemand een nummer van mij wou opnemen, terwijl ik zelf al bijna vergeten was dat ik het enkele jaren geleden geschreven had. Het is dus geen verloren werk als je een nummer componeert en het niet meteen opgenomen raakt. Je weet nooit wie er in de toekomst geïnteresseerd kan zijn.”

Netwerken en afwijzen

Wie gevonden wil worden als ghostproducer, moet de juiste contacten leggen in het goede milieu. Tresonie: “De mensen die moeten weten dat jij bepaalde nummers hebt geproducet, die weten het meestal wel. Het is de gewone luisteraar die er meestal geen idee van heeft dat hij luistert naar een nummer dat door iemand anders geproducet is. Een netwerk opbouwen in de juiste sector is dus veruit het belangrijkste.”

Al is het niet altijd zo rooskleurig. Westelinck: “De wereld van ghostproducers en ghostwriters is harder dan velen denken. Wij krijgen ook erg veel te maken met afwijzing. Het is net zoals acteurs die in een film willen meespelen: constant auditie doen, zonder zekerheid van een rol. Zelfs de grootste acteurs krijgen negen op tien keer te maken met afwijzing, en dat is niet omdat ze slecht zijn, maar gewoon omdat ze niet zijn wat er op dat moment gezocht wordt. Bij nummers is dat net hetzelfde.”

Muziekscenes

Niet elke muziekscene maakt evenveel gebruik

van ghostproducers en ghostwriters. Veruit het belangrijkste genre voor dit soort schrijvers is EDM, electronic dance music. Westelinck: “Het gebeurt in alle genres, maar opvallend minder bij rock, omdat bands toch vaker hun eigen nummers schrijven. EDM is constant op de radio, vaak songs van artiesten die los van één bekende hit eigenlijk niet eens bestaan. De radio loopt over van gelegenheidsnummers.”

Tresonie ziet het ook in de popmuziek: “De grote platenfirma’s gaan volgens mij meer dan eens aankloppen bij publishers om daar goede nummers te vinden voor hun artiesten. Ik ben nu heel erg in stereotypen aan het praten, maar ik denk niet dat veel artiesten hetzelfde niveau halen als de songs die aangeboden worden bij publishers. Natuurlijk zijn er nog bands die alles zelf schrijven, maar zeker in de popwereld gaat het er meer dan eens op deze manier aan toe. Niet dat het een probleem is, maar ik geloof niet dat Justin Bieber de nummers op zijn laatste plaat allemaal zelf geschreven heeft. Zo’n album is daarom niet volledig door andere mensen gemaakt: er zijn ook heel wat artiesten die aan co-writing doen, waarbij ze samenzitten met andere songschrijvers.”

Vaste prijs of toch hopen op een hit Het geld dat ontvangen wordt voor het componeren van een nummer, varieert naarmate de auteursrechten al dan niet behouden worden. Tresonie: “Je krijgt voor elk nummer dat je producet een flat fee, wat een soort vaste prijs is voor de bewezen dienst. Dat is dus een bedrag dat eenmalig uitbetaald wordt. Daarnaast krijg je in sommige gevallen ook nog auteursrechtgelden via SABAM, als je als producer ook componist bent van het nummer. Concreet betekent dat dan dat je nog wat extra verdient, bijvoorbeeld wanneer je nummer op de radio gedraaid wordt. Je moet altijd vechten om je rechten te behouden, want als je nummer ooit een wereldhit wordt, dan blijf je er geld aan verdienen.”

Meestal wordt het afgewerkte nummer als een product van co-producing bekeken. Tresonie: “Je naam wordt dan nog wel ergens vermeld, maar de meeste mensen zullen dit nooit zien. Als je op Spotify bijvoorbeeld op je rechtermuisknop klikt, en dan op ‘credits tonen’ drukt, kan je zien wie er allemaal heeft meegewerkt aan een nummer. De gewone luisteraar zal zich hier niet snel mee bezighouden, maar de mensen in de business kijken meestal wel verder. In sommige gevallen staat de naam van de originele producer er niet meer bij, en wordt het hele proces dus in de doofpot gestoken.”

Oneerlijke betaling

Volgens Raf Cyran van 101Collective en Cyranrecords moet er echter nog wat veranderd worden

aan de wetgeving. Cyran: “Als je het mij vraagt, moet er nog een revolutie komen in de Music Business Law. Veel jonge producers hebben weinig of geen weet van hun rechten, en worden op die manier meer dan eens misbruikt. Ze zijn vaak zo gepassioneerd door hun muziek, dat ze amper bezig zijn met het geld dat ze eraan kunnen verdienen, of de rechten die erachter zitten.”

Ook Westelinck spot nog enkele onvolmaaktheden in de industrie: “Spotify heeft de fysieke cd-verkoop grotendeels vervangen. Dat is voor ghostwriters en ghostproducers eerder slecht dan goed nieuws. Als je vroeger een of twee miljoen cd’s verkocht, dan was je binnen voor de rest van je leven. Met een of twee miljoen streams op Spotify kan je vandaag de dag bij wijze van spreken eens goed gaan eten, zeker als het geen radiosingle is, er nog andere mensen hebben meegeschreven en je ook nog eens je rechten met een publisher moet delen. Het is een moeilijke kwestie, want je kan moeilijk weigeren om je song op Spotify te verdelen.”

Een verborgen business dus, met hier en daar nog een werkpunt. Kijk de volgende keer op Spotify dus misschien eens verder dan de titel, naar de namen áchter de song. Als ze ten minste te vinden zijn, want zoals Tresonie opmerkt: “Het is een boeiend onderwerp om over te spreken, maar je moet enorm uitkijken met wat je zegt.”

58 achtergrond
‘Aangezien touren zoveel opbrengt, kunnen veel dj’s een deel van dat geld investeren in ghostproducers, waardoor ze non-stop blijven verdienen’

‘OM EEN OF ANDERE REDEN ZIJN WE NU EENMAAL SENTIMENTELE ZIELEN’

2022 was het jaar waarin King Hannah I Am Not Sorry, I Was Just Being Me de wereld in mikte. Het was een debuut dat raakt aan Portishead, PJ Harvey, Red House Painters, Smog én Mazzy Star; duidelijke referenties waarvoor het duo zich allerminst hoeft te schamen. Op wat binnen enkele jaren geheid een duysterklassieker zal blijken, vertellen Hannah Merrick en Craig Whittle immers een intrigerend verhaal met een geheel eigen combinatie van bezwerende zanglijnen en epische gitaarpartijen.

King Hannah nam de tijd om tot ontbolstering te komen. Het debuutalbum van de band uit Liverpool verschijnt immers pas vijf jaar na oprichting. Eerder wonnen Merrick en Whittle (geen geliefden, trouwens) in najaar 2020 wel al zieltjes met de EP Tell Me Your Mind And I'll Tell You Mine. Een noodzakelijke tussenstap, aldus de groep.

Craig Whittle: “Het succes dat ons nu overkomt, voelt soms surreëel aan, maar we voelen ons ook gelukzakken. Het was een meevaller dat we onze tijd hebben genomen voor een album. Als we meteen een volledige plaat hadden gemaakt, dan hadden we die nu gehaat. De EP duurt slechts een half uur. Dat was een goede zaak; we hebben er veel van opgestoken. Het heeft ons geholpen om te evalueren welke richting we uit wilden met de band en naar welke sound we op zoek waren.”

Hannah Merrick: “ Enkele jaren geleden hadden we het plan opgevat om een EP op te nemen om indruk te maken op platenfirma City Slang– we wilden getekend worden. In eerste instantie bleven ze oorverdovend stil. Verschrikkelijk was dat. (lacht) We hadden pas een deal te pakken nadat we zelf het nummer “Crème brûlée” hadden uitgebracht. Het is een droom om uiteindelijk te belanden bij een label dat bij je muziek past. City Slang blijkt de

geschikte partner te zijn. De samenwerking klopt. Het is belangrijk om een team rond je te hebben.”

Wat opvalt: I Am Not Sorry, I Was Just Being Me ging weg van het bredere geluid van songs als “Bill Tench”, van op jullie EP.

Whittle: “We wilden altijd een band met een grootse, dynamische sound zijn, maar we zijn ook geëvolueerd. We klinken rauwer dan voorheen. Onze muzikale smaak is veranderd de voorbije jaren. Wat niet onlogisch is: vijf jaar is best een lange periode. In onze beginperiode klonken we meer als The War On Drugs, maar die full-on-stadionrock-sound is naar het achterplan verdwenen. We zijn een compleet andere richting ingeslagen. Meer lo-fi nineties. “Bill Tench” staat ook niet meer op onze setlist.” (lacht)

“Pas op, we willen nog steeds luid, groots en episch klinken, maar we hebben het meer gestript en spaarzaam aangepakt op ons album, met minder sporen, instrumenten en synths en meer opbouw. Daar hebben we op doorgeduwd. Dat vertrouwen hadden we ook. Er staan veel stille, ingetogen momenten op onze debuutplaat, maar we klinken ook gesatureerd en groots. Sommige songs starten heel klein en zwellen dan aan.”

interview 60 KING HANNAH
61

Veel bands praten niet graag over vergelijkingen met andere bands. Jullie lijken daar minder moeite mee te hebben en vermelden al eens Smog, Yo La Tengo, Nels Cline of Sharon Van Etten. Goed dat jullie dat niet verbergen. Anderzijds hebben jullie iets unieks gecreëerd met een eigen combinatie van zanglijnen en gitaarpartijen – King Hannah is een merk op zich.

Merrick: “Dank je voor het compliment. Dat klopt ergens wel. Craig en ik houden allebei van dezelfde artiesten en we luisteren daarnaast ook naar andere muziek. Die verschillende invloedsferen komen samen en daaruit ontstaat iets nieuws.”

Whittle: “Hebben we elkaar nodig? Vermoedelijk wel. We zouden waarschijnlijk wel goede soloplaten kunnen maken, maar het zou nooit klinken als King Hannah. In ieder geval toch geheel anders.”

Merrick: “Ik denk graag dat onze muziek een hypnotiserend effect heeft.”

Whittle: “Dat zeggen we vaak, hè. Dynamisch klinken, dat willen we ook.”

Merrick: “En tijdloos.”

Whittle: “We hopen vooral dat het publiek iets voelt bij onze muziek …”

Merrick: “… en er in opgaat.”

Whittle: “Vandaar dat hypnotiserende aspect.”

Wie zijn de voorbeelden op tekstueel vlak?

Whittle: “Mark Kozelek, bijvoorbeeld. Courtney Barnett is ook een uitstekende singer-songwriter.”

Merrick: “We houden allebei van Bill Callahan.”

Whittle: “Knock Knock is onze favoriete Smogplaat. In zijn begindagen was Callahan eerder experimenteel, nu brengt hij vooral mooie folky albums uit; Knock Knock is de perfecte mix van die twee werelden. Het is een album met een sterke nineties sound, maar ook met sterke teksten die aanleunen bij wat hij nu doet – kleine verhalen vertellen en herinneringen ophalen.”

King Hannah heeft ook iets nostalgisch.

Merrick: “Thema’s als opgroeien en de band met je familie zijn belangrijk. Daar valt heel veel over te vertellen. Het is een manier om herinneringen op te halen. Kleine verhalen kunnen goed klinken eens je ze begint te noteren en te verwerken in songs. Het schept een beeld voor de luisteraar. Ik vind het de moeite waard om over te zingen; het voelt heel natuurlijk aan.”

Whittle: “Hannah haar teksten zijn sentimenteel op een goede manier. Er zit veel warmte in.

Mensen kunnen er zich in herkennen. Er is een connectie. Die persoonlijke manier van schrijven zoek ik altijd in muziek, ik hoor dat graag. Ik herken me ook in jeugdherinneringen en specifieke emoties. Hannah en ik hebben weliswaar een andere jeugd gekend, maar de goede tijden en de warmte zijn gemeenschappelijke raakvlakken. For whatever reason we are sentimental people, aren’t we? De muziek en de films waar we van houden, zijn vaak sentimenteel en nostalgisch. Coming age verhalen: daar houden we van. Je opvoeding vormt je ook als persoon. Daarom vind ik het ook zo gemakkelijk om jezelf te zien in de teksten van Hannah.”

Je bent opgegroeid in het noorden van Wales. Hoe heeft dat je gevormd, Hannah? Merrick: “Niet dat ik nu zo’n grote band heb met Wales, maar ik ben er op een manier wel trots op. Ik leefde tussen de velden, dichtbij de zee, op een steenworp van mijn grootouders. Een heel erg aangename omgeving om in op te groeien. Alles voelde veilig en tof. Maar veel meer dan de plaats waar je opgroeit, is de liefde voor je ouders en grootouders het belangrijkste. Ik heb tot mijn negentiende in North-Wales gewoond, een mooie tijd. En daarna ben ik naar Liverpool getrokken om te studeren.”

Nog een geluk, anders had je haar nooit ontmoet, Craig. Was het snel duidelijk dat je met haar een band zou oprichten?

Whittle: “Ik wist dat ze ook muziek maakte en verschrikkelijk goed zong, maar ik koesterde niet

‘HEBBEN WE ELKAAR NODIG?

VERMOEDELIJK WEL’

meteen de ambitie om te gaan samenwerken. Ik speelde toen nog in een andere groep en was vooral een bescheiden slaapkamergitarist. Writing stupid little things that became nothing.”

Maar het kan verkeren. Voor je het weet, heb je samen een band en maak je muziek die zou passen in een film van David Lynch.

Whittle: “Inderdaad. Veel mensen halen zijn naam aan als ze onze muziek horen. Omdat we wat weird en creepy klinken. Zelf hou ik ook wel van de sfeer van bepaalde Amerikaanse films van de jaren zeventig. Badlands en The Last Picture Show: heel erg warm, karaktervol en tijdloos. De filmische sfeer van het gouden uur. We willen dat onze muziek ook zo klinkt.”

Merrick: “Daar ben ik het mee eens, al laat ik me zelf meer inspireren door songs. Portishead was heel erg belangrijk voor me.”

interview 62

En Bruce Springsteen? Jullie hebben een versie van zijn “State Trooper” uitgebracht. Merrick: “Dat nummer heeft een hypnotiserend, repetitief effect. Daarom past het heel erg bij ons eigen repertoire.”

Whittle: “We zijn grote fans van Bruce Springsteen. Omdat we ook eerder Amerikaans klinken dan Brits hebben we geopteerd voor een cover van een Amerikaanse artiest. En als één Springsteen-album het verdient om een nummer uit te plukken dan wel Nebraska: wat een goede plaat! Het is nogal lo-fi, home-made en op een vreemde manier een plaat met een quasi nineties-sound. Springsteen heeft het nagenoeg alleen opgenomen – pure huis-tuin-en-keukenvlijt. Enkel een gitaar en een stem. En het resultaat is best donker, romantisch en spaarzaam. Nadien werd hij bombastischer.”

Jullie maken de omgekeerde beweging. Jullie debuutplaat is intiemer dan de EP die er aan vooraf ging. I Am Not Sorry, I Was Just Being Me gaat eerder richting Mazzy Star. Hun muziek was ook heel erg geënt op stem en gitaar.

Merrick: “Ik heb heel veel geluisterd naar Mazzy Star. They do the rambling thing. Ik heb het voor songs waarin je een tamboerijn hoort. Mazzy Star was daar heel erg bedreven in. Ik hou van hun mysterieuze ninetiesgeluid: shoegazing die me een goed gevoel geeft. Hun songs zijn intimistisch en lo-fi, en ook groots en noisy. Ze vinken eigenlijk alle vakjes af.”

Jullie haalden het daarstraks al even aan: Hoewel jullie uit Liverpool komen, klinken jullie niet typisch Brits. Merrick: “In onze muziek weerklinken vooral Amerikaanse invloeden. Er zijn nu eenmaal zo veel goede Amerikaanse bands en artiesten. Craig en ik voelen ons van nature meer aangetrokken tot die muziek.”

Whittle: “ Sinds ik gitaar speel is dat bij mij altijd al zo geweest. Het vreemde is wel dat het destijds

toch Let It Be van de Beatles was dat een hele grote indruk op me heeft nagelaten. Wellicht omdat het album zo goed als volledig live en snel en spontaan is opgenomen. Als jonge gast vond ik dat een fantastische plaat.”

Merrick: “Naast Portishead hield ik wel van Skunk Anansie, Alanis Morissette en Catatonia. Bands met een frontvrouw, hé. Naar die muziek luisterde ik graag.”

Is het een belangrijk om een female fronted band te zijn? Of mag gender geen rol spelen als het over muziek gaat? Whittle: “We denken er niet op die manier over na. We hebben geen woke boodschap. (lacht) Het is gewoon de dynamiek van de band. Hannah is sinds dag één de zangeres van King Hannah. Het is altijd zo geweest, we stellen er ons geen vragen bij.”

Merrick: “Ik heb altijd willen zingen. Zo simpel is het. Dat ik een vrouw ben, staat daar volledig los van. Ik doe wat ik altijd heb willen doen: zingen.”

Is “A Well-Made Woman” een soort statement? Je zingt: ‘I am a woman. A brave, brave one. I am a woman. A very well-made one. A brave, brave one. A brave, brave one’

Merrick: “Het is niet mijn intentie om wereldwijd te gaan verkondigingen hoe vrouwen zich tegenwoordig moeten voelen of profileren. Ik kan alleen maar zeggen dat ik me het best voel als ik iets geschreven heb waarover ik echt tevreden ben. Als ik vol vertrouwen op een podium sta en merk dat ik alles onder controle heb, voel ik me ongelooflijk sterk en krachtig. Het is iets persoonlijks. “A Well-Made Woman” is mijn eigen visie op hoe ik me wil voelen: goed en sterk en vol vertrouwen.”

Dat is gesproken. Verder juich ik het toe dat het groepen als King Hannah, Dry Cleaning en Wet Leg voor de wind gaat.

Whittle: “Zou het een teken van de tijd zijn? Misschien wel.”

Merrick: “Ik hou er van als vrouwen niet alleen meisjesachtig, maar ook jongensachtig zijn. Leve de nineties vibe. Het moet allemaal niet te proper te zijn.” 

63
‘Ik hou er van als vrouwen niet alleen meisjesachtig, maar ook jongensachtig zijn’

FROUKJE EEN STEM VOOR EEN GENERATIE ZONDER UITLAATKLEP

Met “Ik wil dansen” vertolkte ze de knaldrang van jongeren tijdens de coronacrisis, “Groter dan ik” was het nummer waarin ze de machteloze frustratie van een jonge, milieubewuste generatie perfect capteert. De Nederlandse alt-popster Froukje weet als geen ander hoe ze de stem van haar generatie moet omzetten in dansbare, urgente geluiden. 2022 was háár jaar, en van haar alleen.

“Het gebeurt soms dat ik in een kleedkamer ben met andere mensen en dat ik heel even helemaal in de war kan zijn. Dan denk ik altijd: hoe is dit allemaal in godsnaam gebeurd en hoe ben ik hier plots terechtgekomen?”

Muziek was in haar jonge jaren alomtegenwoordig. Zelf muziek maken werd bij Veenstra met de paplepel meegegeven: “Er bestaan zelfs nog ergens opnames toen ik nog maar een jaar of drie was en de microfoon niet wilde loslaten.” (lacht) Als inspiratiebronnen noemt ze Nederlandse kleinkunstenaars als Maarten van Roozendaal en Theo Nijland, maar ook metal heeft haar muzikaal gevormd. “Toen ik op de middelbare school zat, hield ik onwijs veel van metal, maar ook van The Beatles, Jeff Buckley, Spinvis en Eefje de Visser.”

Haar tweede single “Ik wil dansen” verklankte dan weer perfect de drang naar feestjes onder jongeren. ‘Ik heb de hele dinsdagavond niks om handen / En een tijdje terug lag ik nog te janken / Maar ik verander / Met de klok mee, weer alleen.’ Die tekst zou iets later in 2020 profetisch blijken. Toen alle cafés en nachtclubs tijdens de coronacrisis zonder verpinken op slot gingen, kreeg het nummer extra veel weerklank bij jongeren die snakten naar de club.

Froukje Veenstra maakte al vroeg in 2020 furore als nieuwe belofte toen COVID-19 haar weg naar de top grondig door elkaar schudde. Hoewel de intussen twintigjarige artieste optredens noodgedwongen aan zich moest laten voorbijgaan, maakte ze toch een steile opmars tijdens de pandemie. “Op muzikaal vlak beleefde ik een erg bijzonder jaar”, zegt de zangeres tijdens een Zoomgesprek. “Daarom kan ik niet echt zeggen dat ik tijd heb verloren of dat ik helemaal niks heb gedaan.” Misschien was het zelfs net door de coronacrisis dat haar urgente en herkenbare nummers in de armen gesloten werden door een jeugd die opgroeide zonder uitlaatklep?

Vandaag heeft Froukje eindelijk de live-ervaringen achter de kiezen die ze noodgedwongen moest missen, en is ze klaar voor de komende festivalzomer. En dat is allemaal geen moment te vroeg, vindt ze. “Ik heb soms het gevoel dat ik nu pas leer wat het betekent om een artiest te zijn.” Tijdens corona mocht ze al op het livestream-podium van Noorderslag staan, maar een live optreden blijft wel leuker. “Dan sta je voor het eerst op een van de grootste muziekevents in de Lage Landen en na je set is het plots allemaal afgelopen”, lacht ze. Geen backstage-ervaring, geen nieuwe mensen leren kennen, geen ontmoetingen met fans, geen ervaringen uitwisselen. Zoiets weegt zwaar. “Het is pas als er fans fysiek aanwezig zijn dat je het gevoel krijgt dat je het waard bent om ergens te staan. Het zijn de mensen die naar je komen kijken die je zoveel energie en zelfvertrouwen kunnen geven.”

Met een gitaar in de ene hand en een drumstokje in de andere kon ze op jonge leeftijd al zelfstandig muziek maken. Dat ze bovendien nog een goede pen had, maakte haar een ideale singer-songwriter. “Ik heb altijd al heel fanatiek muziek gemaakt en ik heb ook heel lang drumlessen gevolgd. Toen ik erachter kwam dat je songwriting kon studeren aan het Rotterdams Conservatorium, ben ik een muziekcarrière steeds serieuzer gaan benaderen. In zekere zin was mijn studie een kantelpunt: toen ik besloot om dat te volgen, koos ik volledig voor mijn droom.”

Weerklank

Onder andere door de opkomst van streaming brak Froukjes blik op muziek volledig open. “Ik had vroeger nogal een afkeer van alles wat mainstream pop was, maar op den duur zag ik in hoe dat eigenlijk pure onzin was. Langzaam ben ik naar veel meer genres beginnen te luisteren.” Dat sijpelde uiteindelijk door in de manier waarop ze nu zelf muziek maakt. Zeker toen ze Spotify ontdekte en muziek à la carte kon consumeren, kreeg ze een bredere blik op verschillende stijlen die haar inspireerden. “Mijn muziek heeft vaak een dansachtige vibe, terwijl ik daar vroeger nooit naar luisterde. Dat is gaandeweg geëvolueerd, onder andere door me open te stellen voor allerlei genres en door nieuwe mensen te ontmoeten.”

Neem nu “Groter dan ik”, de eerste single die ze ooit uitbracht onder haar eigen naam. Het nummer, dat ze schreef ten tijde van de Australische bosbranden die het begin van 2020 teisterden, klonk wanhopig en dansbaar tegelijkertijd. Zonder dat ze het verwachtte, sprak ze met haar teksten ook haar internationale leeftijdsgenoten aan die elke vrijdag op straat kwamen om een ambitieuzer klimaatbeleid af te dwingen: ‘Happy New Year / De wereld staat in de fik / En ik zou hem willen blussen maar het vuur is groter dan ik.’

“Toch is het niet zo dat ik elke dag achter mijn computer zit en denk: goed, aan welk soort nummer heeft de wereld nu nood? Ik ben gewoon een jong persoon die om de een of andere reden de noodzaak voelt om iets onder woorden te brengen. Kijk maar naar “Ik wil dansen”. Dat schreef ik omdat ik gewoon graag uitga en ga dansen. Heel veel mensen die ongeveer even oud zijn als ik gaan toevallig ook om met diezelfde kwesties. Als ik iets schrijf, dan doe ik dat altijd voor mezelf. Sommige nummers gaan ook gewoon over mezelf.”

Donker en doordacht Na haar eerste twee singles kwam Froukjes carrière in een stroomversnelling terecht. Toen ze tekende bij het Nederlandse label Top Notch stond de Nederlandse artieste aan de voet van een steile klim. “Toen ik werkte aan de nummers op mijn debuut leek alles wat ik hiervoor al deed op te bouwen naar dat ene moment. Op de EP Licht en donker staan nummers die ik al jaren geleden maakte, maar elk nummer betekent zielsveel voor me en voelt ondertussen als een deel van wie ik ben. Aan elke song kon ik jarenlang werken en ze gaan ook stuk voor stuk over zaken die me aangrijpen.”

Opvallend: de nummers op het album gaan niet meteen over uitbundig plezier waar je vrolijk van wordt. In “Goud” draait het bijvoorbeeld om hebzucht, “Heb ik dat gezegd?” gaat over depressie en “Onbezonnen” is dan weer een mijmering over polarisatie in de samenleving. En ook het titelnummer, een lied over een afbrokkelende relatie, vormt het emotioneel zwaartepunt waarmee Froukje meteen van wal steekt. Net als Billie Eilish maakt Froukje diepgaande, alternatieve popnummers die op het lijf geschreven zijn van Gen Z: dansbaar, donker en doordacht.

Sinds ze haar EP uitbracht, is Froukje bezig aan nummers voor een nieuwe plaat. “Ik heb het gevoel dat mijn EP heel goed werd ontvangen. Maar nu begint het echte werk. Te beginnen met: hoe moet ik in godsnaam die eerste plaat overtreffen?”

Toch probeert ze vast te houden aan haar vuistregel: “Als ik het zelf goed vind, dan is dat het wat het moet zijn. Ik weet dat er nu nog meer mensen uitkijken naar wat ik in de toekomst nog zal maken,

65

dus de verwachtingen liggen automatisch wel veel hoger. Ik kan het moeilijk ontkennen: dat brengt heel wat druk met zich mee.”

Lang vervlogen zijn de tijden toen ze haast elke avond na de middelbare school haar rugzak aan de kant gooide en meteen liedjes in elkaar zat te knutselen – zonder externe druk, zonder verwachtingen. “Begrijp me niet verkeerd: muziek maken is nog steeds een vorm van ontspanning. Dat probeer ik zo goed mogelijk te bewaren, want muziek maken is me zo dierbaar en zo’n groot onderdeel van mijn persoonlijkheid. Op het moment dat ik dat louter als werk zou zien, verlies ik een heel groot deel van mezelf. Ik zou heel treurig zijn mocht me dat ooit overkomen, maar dat is gelukkig niet het geval.”

Solide basis

Ook al was de coronaperiode niet de meest spannende aflevering in Froukjes leven, het heeft wel een solide basis gelegd voor haar ontluikende carrière. De band met de fans is er en de eerste optredens heeft ze succesvol doorstaan. “Nu is het volop toewerken naar de volgende plaat”, vertelt ze. Zal dat album ook anders klinken dan wat ze tot nu toe heeft gemaakt? “Sowieso is mijn werkwijze heel anders dan vroeger. Toen maakte ik alles met mijn producer, Jens van der Meij. Nu heb ik een heel team dat achter de schermen meewerkt aan alle nieuwe geluiden die ik maak. Dat vind ik ook echt heel leuk, om samen te werken met andere mensen die me elke keer iets bijbrengen en iets nieuws toevoegen aan de muziek.”

Haar EP is gemaakt in lockdowntijd, wat je ook hoort in Froukjes muziek. “Het leven was veel vlakker tijdens de verschillende lockdowns. Bovendien ben ik ook plots overgegaan van student naar iemand die aan het werk is met muziek. En ook veel andere mensen zijn zomaar van de ene dag op de andere in een nieuwe levensfase terechtgekomen zonder dat ze de vorige goed en wel konden afsluiten. Het leven gaat door, maar ik had gehoopt dat ik ook echt een bladzijde kon omslaan.” Het is die handicap om aan een nieuwe levensfase te beginnen die pijnlijk goed weerklinkt in Froukjes muziek. En het is misschien ook een reden waarom ze zoveel weerklank krijgt bij jongeren.

Over hoe haar volgende nummers zullen klinken, kan ze nog niet veel vertellen. Wel wil ze haar huidige aanpak niet zomaar aan de kant schuiven. “Het is niet zo dat ik enkel grote, wereldse vraagstukken wil tackelen. Ik heb bijvoorbeeld ook al veel geschreven over liefde: het einde en het begin van een relatie, zulke dingen inspireren me ook. Als iets me op een bepaald moment bezighoudt, dan zal ik daar misschien wat over schrij-

ven, maar ik probeer daarin nooit geforceerd te zoeken naar allerlei onderwerpen. “Niets tussen” is bijvoorbeeld ook een soort liefdesliedje waarin de huidige staat van de wereld wordt meegenomen, omdat me dat toen niet losliet.”

Go with the flow

Waar ze over een jaar zal staan? “Ik heb eerlijk gezegd geen idee”, geeft ze toe. “Mijn leven laat zich niet vatten in een vaste planning en dat zou ik ook niet willen. Ik denk dat er nog heel veel verschillende dingen zijn die ik kan doen. En ik denk ook niet dat artiest zijn het enige is dat ik voor altijd wil doen. Ik wil bijvoorbeeld misschien mijn liefde voor taal en schrijven wat breder trekken. Ooit wil ik misschien zelfs een boek schrijven, ik weet het niet. Ik heb nog een heel leven voor me om dat uit

te zoeken.”

Daarom blijft go with the flow voorlopig Froukjes motto. “Ik heb net een nieuwe EP gemaakt, nu kijk ik uit naar een album. En dan? Nou ja, dan zien we wel. Ik heb een heel breed interesseveld, daarom wil ik mezelf niet enkel een zangeres noemen. Ik maak nu best wel mainstream popmuziek, maar het zou goed kunnen dat ik in de toekomst een andere weg insla, ook al verlies ik daar wat van m’n oorspronkelijke publiek mee. Maar zo gaat dat nu eenmaal: iedereen verandert voortdurend en daarmee verandert ook wat je precies uit het leven wil halen. Ik zie wel waar het me brengt.” 

66
interview

GEARSLUT

HEAVY LIFTING MET PLECTRUMS

Welk instrument zou een artiest uit een brand redden? Hoe belangrijk is het juiste materiaal voor zijn sound? Is het zelfs nog maar mogelijk om een origineel geluid te creëren? Antwoorden krijgen we van Jan Viggria en Emiel Van Den Abbeele, gitaristen en songschrijvers van The Guru Guru.

The Guru Guru is stilaan een vaste waarde in de Belgische rockscene geworden, en heeft niet stil gezeten tijdens de verschillende lockdowns. De band kwam in de mate van het mogelijke samen om te werken aan zijn nieuwe EP It’s A (Doggy Dog) World, volledig opgenomen in de thuisbasis/studio van Farrm in Hasselt.

Kunnen jullie je opstelling kort beschrijven?

Van Den Abbeele: “Mijn pedalen ken ik niet vanbuiten, dan moet ik mijn pedalboard gaan halen. (lacht) Mijn gitaar is een oude Jazzmaster uit ‘62, ik speel al zeven jaar op niets anders. Die gitaar heeft het geluid dat ik in mijn hoofd heb, qua aanslag en klank. Heel belangrijk zijn mijn plectrums: ik speel maar op één soort, heavyweights van Fender. Met andere plectrums kan ik helemaal niet zo goed spelen. (lacht) Dan zit het gevoel in mijn rechterhand anders, en kan ik de noten niet leggen zoals ik wil. Dus als ik mijn plectrums vergeet, heb ik direct stress. Ik bestel ze per honderd, en overal waar ik ga, zorg ik dat ik plectrums heb klaarliggen.”

Viggria: “Ik hoor dat verschil in zijn plectrums niet, maar ik merk het wel aan Emiel zelf.” (lacht)

Van Den Abbeele: “Mijn versterker is een Ampeg VT40, een van de weinige die Ampeg voor gitaar heeft gemaakt. Ook deze heb ik specifiek voor het geluid. Er zit een bepaalde natuurlijke dikte in. Je vóelt het geluid uit die amp komen, en dat is wat ik zoek. Op dit moment denk ik dat ik heel m’n leven met die Ampeg verder ga spelen.”

Viggria: “Ik heb een Fender Telecaster uit de jaren ‘80, uit een Japanse productielijn. Daar hebben ze maar twee of drie jaar gitaren gemaakt, en mijn exemplaar heeft daarna nog een brand overleefd. De lak was compleet gebarsten, dus heb ik hem afgeschuurd. Ik speel altijd op die gitaar, zéker bij The Guru Guru. Ik heb er nog wel andere, maar ik gebruik altijd die Tele. Mijn versterker is een simpele Fender Hot Rod, en mijn pedalen gebruik ik om de klanken te kleuren. Ik heb er relatief weinig, maar ik ben wel nauwgezet in wat op mijn pedalboard staat. Ze moeten vooral functioneel zijn. Zo heb ik een clone van een Klon Centaur, die een bepaalde rand aan m’n sound geeft. Voor de rest zijn vooral mijn fuzzpedalen belangrijk, zoals de Hoof van Earthquaker Devices en de Octafuzz. Daarnaast gebruik ik ook een simpele delay en reverb, maar ik denk dat wij onze gitaarsound ook voor een groot deel maken met onze handen. Daarmee bedoel ik onze aan-

slag, en hoe de twee gitaarlijnen in mekaar verweven worden.”

Denken jullie er aan om nog gear aan te schaffen, of hebben jullie alles wat jullie sound nodig heeft?

Van Den Abbeele: “Voor een volgend album kan dat nog veranderen, maar we zijn al heel tevreden met wat we hebben. Voor deze plaat heb ik wel voor de eerste keer een whammy gebruikt met speciale standen die doorgaans heel lelijk klinken, maar op “Mache” zorgt die voor een seventiesklank. Op “Poverbrigade” gebruik ik hem om met slechts drie noten een heel specifiek geluidje te creëren.” (lacht)

Viggria: “Die maffe sounds vinden we ook meestal door per ongeluk op een verkeerde knop te drukken. (lacht) Het is niet zo dat we daar uren aan zitten te zwoegen, of eindeloos met de instellingen van onze pedalen gaan prutsen. Qua gear zou ik misschien nog een grotere amp willen. Voor de rest hoeft het niet te zot, er komt zo al genoeg energie uit ons materiaal.”

Noem één stuk gear dat je zou redden uit een brand.

Viggria: “M’n gitaar en m’n kat. En mijn vriendin, maar die moet de andere kat redden.” (lacht)

Beschouwen jullie jezelf als fans van bepaalde merken?

Van Den Abbeele: “Ik heb één merk waar ik drie pedalen van heb. Van MXR heb ik de Carbon Copy Delay, de EVH Phase 90 en een Blue Box Octave Fuzz. Die staan ook allemaal op mijn pedalboard om te gebruiken, dus misschien ben ik wel fan van dat merk.”

Viggria: “Ik heb twee Boss-pedalen. Die zijn natuurlijk spotgoedkoop en zo digitaal als de pest, maar het werkt heel goed. Het is gewoon een kwestie van ze goed te gebruiken.”

Van Den Abbeele: “Klopt, een pedaal hoeft niet duur te zijn. Je moet gewoon op zoek gaan naar die ene setting die werkt voor jou.”

Verschilt jullie studio-opstelling van diegene die jullie live gebruiken?

Viggria: “We nemen op zoals we spelen en repeteren, dus we vertrekken vooral vanuit de basisopstelling. Dan zoeken we nog wel extra klanken met andere amps of pedalen, maar over het algemeen gebruiken we gewoon ons vaste materiaal.”

67
TEKST FILIP TYSKENS BEELD TIMMY

‘ZINGEN IS NIET HET DOEL, HET IS HET GEVOLG’

Niemand kende haar naam, op die wijsneus die de kleine lettertjes van een Isbells-plaat uitploos, maar ze bestond wel. Die stem was er immers altijd al, het vroeg alleen een laatste klein duwtje om vader Chris Joris’ aanmoediging in daden om te zetten. De smeerlap genaamd Noodlot zorgde er voor dat Naima Joris de teksten van haar zus op muziek begon te zetten, wat leidde tot een knappe EP in 2021. 2022 was echter het jaar waarin ze definitief debuteerde – drie platen ver in haar carrière.

68 NAIMA JORIS
interview
TEKST MATTHIEU VAN STEENKISTE BEELD EVA VLONCK

Als een komeet, maar dan een met een heerlijk rokerige, jazzy stem, verscheen ze aan het firmament. Eindelijk koos Naima Joris het voorplan, en dat zond een schokgolf door het Belgische muzieklandschap: wat een stem, wat een zangeres! Anderhalf jaar na die debuut-EP volgden dit jaar niet één, maar twee platen, waarvan het meest recente While The Moon als haar echte debuut geldt. Hard gewerkt? Goh, zegt de chanteuse. (wijst naar haar manager) “Het is allemaal zijn schuld. (lacht) Of het vooruit moest gaan, is eerder een vraag voor PIAS, mijn platenlabel, en het management, niet voor mij. Blijkbaar bestaat er een muziekbusinessmekaniekje dat zegt hoe de dingen moeten lopen, en ik ben maar dankbaar voor het gevolg.”

Hoe ging dat schrijven, blijkbaar bijna op commando? Je titelloze doorbraak-EP schreef je als rouwverwerking, in het niemandsland waar je nog onbekend was.

“En dat was zelfs nooit bedoeld als EP. Plots kreeg ik echter de kans dat er van te maken, had ik een band rond me, en toen ben ik het toch maar gaan proberen: met een leeg hoofd op gitaar of piano proberen iets te schrijven. Daar is ontstaan wat je op While The Moon hoort. Twee nummers heb ik opzij gehouden, omdat ze er qua stijl niet bij pasten. Dat is mijn output geweest. Het was plantrekkerij, met de bedoeling om zo eerlijk mogelijk te zijn.”

“Ik had nooit de ambitie om albums te maken. “Soon” was gewoon een ode aan mijn zus, het rauwe doorslikken van haar overlijden. Dus het voelt wel raar om nu plots muzikant te worden genoemd. Maar goed, met zo’n goeie muzikanten rond me, die alles prachtig uitvoeren, en een producer als Koen Gisen moet je al moeite doen om het te doen mislukken.”

Voor twee nummers dook je opnieuw in de nagelaten teksten van je zus Saskia, die in 2018 aan borstkanker overleed. “Suddenly” is samengesteld uit mijn en haar woorden, één is echt van haar: “Hopeful Again”. Dat is haar melodie, maar dan wat aangepast aan mijn stem, zwaar verlaagd en heel jazzy gemaakt. Eigenlijk wilde ik een opname die ik van haar had gevonden op de plaat zetten, maar dat is er niet van gekomen. Daarvoor ging alles te snel. We hebben op vier dagen opgenomen, gevolgd door zes dagen mixing. En het was ook een rare periode, vorige winter. Ik ben toen heel erg depressief geworden. Het voelde alsof ik aan het verdrinken was. Dat zie je ook op de cover van het album, al straalt die tegelijk ook rust uit. Ik ben in die tijd immers ook wekelijks naar de sauna beginnen gaan, en merkte dat water erg helend werkte.” (breekt af, herbegint)

“Ik had vandaag nog een gesprek met mijn moeder. Ze is hervallen in de kanker die ze jaren geleden dacht te hebben overwonnen – het is dus weer begonnen – en het bizarre is dat er thuis nooit triestige muziek werd opgezet. Het moest altijd een chille, positieve of op zijn minst neutrale sfeer oproepen; gewoon gezellig. We zochten de zwaarte niet op. Ik herinner me zelfs hoe mijn moeder het niet voor Jacques Brel had. Vond ze veel te deprimerend. Ik zei haar hoe grappig ik het vond dat ik nu zo’n muziek maak, die vertelt vanuit pijn. Dat was nooit mijn bedoeling, laat staan dat het mijn ding is. Soms zong ik wel triestige covers, maar het is niet dat ik thuis voortdurend bleitnummers loop te zingen. Maar ja, dat was wel de sfeer van die eerste EP, en dat sloop ook in de Tribute To Daniel Johnston die ik afgelopen lente uitbracht. En deze plaat is ook weer … niet super-heavy, maar ook niet licht. Ik moet zeggen dat ik nu wel verlang naar wat lichtheid.”

Je debuut-EP was het eindpunt van een evolutie waarbij je je diepe donkere stem ontdekte. Voel je de nood om vocaal verder te gaan experimenteren, nu je weet dat er een publiek voor je is?

“Dat deed ik al wat in een Portugees fado. Dat is best een luid genre. Normaal kan ik niet zo goed luid zingen, maar in dat nummer lukt het om uit te halen – voor zover ik dat doe. Thuis heb ik ook wat dingen liggen die wat neigen naar Thom Yorke-achtig gezang. Geen idee hoe ik moet omschrijven wat hij doet, maar wat ik wil zeggen: zingen is niet het doel, het is het gevolg. Het is een expressie die er muzikaal uitkomt, omdat ik nu eenmaal uit een muzikantenfamilie kom. Dat is een andere benadering dan bij het soort mensen dat ambitieus met zingen bezig is. Mijn uitgangspunt is anders, waardoor techniek en manier van zingen niet belangrijk zijn. Mijn stem staat in dienst van het gevoel, dat bepaalt hoe iets er uit komt. En eigenlijk vind ik dat ook maar normaal: als je praat, let je ook niet op hoe je articuleert. Je drukt je uit met de focus op intentie, niet op de vorm. Als je dat wel doet, wordt het iets technisch, en dat is moordend voor de muziek.”

Merk je dat je qua songschrijven al beter weet wat je doet? “Neen. (lacht) Want ik weet sowieso niet wat ik doe. Als je leert schrijven, krijg je woordenschat, grammatica, en wordt het vanzelfsprekend dat je zelf een brief kunt schrijven. Als je jezelf dat leert, moet je voortdurend woorden opzoeken, wordt het plantrekkerij. En zo gaat het met mijn songschrijven. Ik weet amper iets van akkoorden of theorie. Dat is beperkend, dus ik probeer wel wat te leren. Ik analyseer songs die ik goed vind, probeer te begrij-

pen hoe ze harmonisch in elkaar zitten, en waarom dat werkt. Tegelijk twijfel ik of dat goed om doen is, want ik ben bang dat als ik te veel weet … (mompelt) Alsof ik op dit punt al te veel kan weten. Neen, wat het is: het lijkt me een grote berg om te beklimmen, alles nu nog moeten leren, op mijn leeftijd. Eigenlijk zoek ik samenwerkingen, maar alle goeie muzikanten zijn zo druk bezig dat het zoeken is hoe ik nu verder moet gaan. (denkt) Eigenlijk zijn de beste popsongs heel erg simpel, dus ik ga zien waar eenvoud mij brengt.”

Ook als je jezelf alles leert, bouw je je eigen taal, je eigen grammatica waarmee je dingen doet. Voel je nu al dat je negentiende of twintigste song gemakkelijker komt dan je eerste, dat je al iets hebt geleerd?

“Het is te vroeg voor die vraag. Misschien kan ik daar over een jaar iets zinnigs over zeggen, maar op dit moment ben ik nog geen twee jaar bezig. Enfin, ik had wel al een manier van songschrijven, maar die is niet veranderd.”

Je teksten zijn vaak beeldend, maar ook vaag, zoals ook “While The Moon” zelf.

“Vind jij dat vaag? Tiens. De meningen zijn verdeeld hoor, het hangt van mens tot mens af. Eigenlijk is het heel duidelijk waar het over gaat. Vind je “What If” dan ook weinig helder?”

Ik heb er toch niet meteen betekenis uit gehaald.

“Ik weet nochtans zeker dat veel mensen zich kunnen herkennen in het gevoel in dat nummer. Veel liedjes hebben hun basis in iets waar ik niet als enige mee zit. Mijn moeder zei me dat het een van de weinige teksten is waar ze op gelet heeft, en dat het eigenlijk haar lijflied is. Klopt misschien wel, want nu zit ze opnieuw op zo’n sickening merrygo-round. Je kunt die tekst van “What If” persoonlijk interpreteren, maar net zo goed kan het op de maatschappij slaan.”

Waarom moest “While The Moon” de titel worden?

“Omdat ik dat een mooie titel vond. “What If” kon het ook halen. Maar als ik “Remember” had gebruikt, dan zou de vraag zijn: ’remember wat?’ En dus werd het “While The Moon”, lekker vertellend: terwijl de maan schijnt, over ons waakt, … schreef ik een plaat of zo? (schiet in de lach) Of aan het verdrinken in mijn tranen. Weet ik veel, je mag het zelf invullen.”

→ 69
70

Wat betekent de maan voor je?

“De maan staat voor emoties, voor water: het heeft invloed op eb en vloed, waarop ook je innerlijke wereld beweegt, het vrouwelijke. Ik voel me als emotionele vrouw verbonden met de maan. Ik heb gehoord dat mensen wat emotioneler worden bij volle maan, of slechter slapen. Dat lijkt me logisch. Alles heeft wel met water te maken. Water is leven, en dus superbelangrijk, maar ze wordt precies wat minder geapprecieerd dan de zon, die iedereen heel graag heeft.”

Sommige songschrijvers komen nooit los van hun gitaar, jij durft al eens – zoals met die harp, maar ook op sax – zonder veel omhaal een onbekend, nieuw instrument beet te pakken.

“Durven? Mja. Maar die andere songschrijvers

waar je ‘t over hebt, hebben dan ook echt iets ontwikkeld met die gitaar, hebben er een sterke band mee.”

Precies. Jij denkt meer: ‘Wat het ook is, ik maak er wel iets mee’ “Ja, misschien wel. Snaarinstrumenten zoals die harp trekken mij sowieso aan. Ik heb nu ook een charango – een dubbelsnarige ukulele uit Zuid-Amerika – waarmee ik dingen uitprobeer. Ik denk dat ik gewoon graag leer.”

Waarom moest aan die ode aan het leven, “This Life”, nog het stuk “Urlicht” van je eufoniumspeler Niels van Heertum geplakt worden?

“Ons eerste idee was om iets in dezelfde lijn te doen met de band, maar dat klonk te vrijblijvend; goed om live te brengen, maar niet op plaat. En er was ook geen tijd om daar binnen onze beperkte opnametijd van vier dagen nog iets van te maken. En toen bedacht ik dat ik misschien wel gewoon Niels zijn ding wilde horen doen. While The Moon draait voor mij rond water, emoties, leven, adem, en zeker met dat laatste kan hij zich heel erg mooi uitdrukken. Ik vind het prachtig hoe je in “Urlicht” de adem hoort.”

“Dat was de tip die mijn klankman me gaf toen ik begin dit jaar depressief werd: ‘blijven ademen’ (lacht) Ok, als dat het enige is … Maar het is zo. Je kunt veel doen met ademen. Deep breathing om te ontspannen, je hoofd leeg te maken, ademen om warm te krijgen, … Kortom; leven is adem, dat is het eerste.”

Denk je dat mensen je muziek zwaarmoedig vinden?

“Ik weet niet of dat gebeurt, maar ik weet wel dat mensen mijn muziek associëren met het uiten van pijnlijke gevoelens als rouw, en dat vinden ze troostend. Dat is me al gezegd, dat mijn muziek niet zwaar voelt, maar net verlichtend. En ik begrijp dat. Er zijn op elk moment mensen verlies aan het ervaren, en toch lopen we rond in een wereld die doet alsof dat niet zo is. Zie je ooit een stervende oma, nicht, tante of zus op instagram? Neen. Daar lijkt het alsof iedereen permanent ok is, en blij. Dat is niet zo. Leven is ook aftakeling, ziekte en dood, maar dat steken we weg. Ik wil dat kunnen uiten zonder schaamte; het mag er ook zijn. Want er zit hoop in het feit dat iemand daarover zingt.”

Er zijn ongetwijfeld mensen die je daardoor opzoeken met hun verhaal. Hoe ga je daar mee om?

“Het gebeurt na concerten, maar ook via Messen-

ger. Ik deel zelf gemakkelijk intieme dingen, omdat ik weet dat dat de deur voor de ander openzet om het ook te doen. Dat is een vorm van connectie die ons niet is aangeleerd, en dat vind ik jammer. Van mij mag het – wees maar eerlijk en doe je verhaal, want daarin zit verbinding. Heel veel liefde, zelfs. Je diepste pijn of angsten, alles waar je je over schaamt, daar zou je je niet voor moeten schamen; het is normaal. En zo ga ik daar ook mee om. Ik ben geïnteresseerd, vertel maar. Maar: ik kan moeilijk met iedereen een diepe vriendschap beginnen, en dat moet ook niet.”

“White Noise” moest een ‘creepy liefdesliedje’ worden. Waarom?

(proest het uit) “Ja! Dat is een moeilijke vraag. Ik heb het gemaakt omdat ik ook mijn pianosong wilde, maar als je dan niet écht goed piano kunt spelen, is dat een probleem. Maar het klopt wel hé: het kan in de liefde heel eng worden. Ik heb al freaky dingen meegemaakt, het gevoel dat ik in psychologische horror was terechtgekomen. Situaties waarvan je denkt ‘dit is geen liefde meer, dit zijn demonen uit je kindertijd’. En dan krijg je spookverhalen. Nu, zelfs zonder griezelige psychologische toestanden vind ik een diepe hechting met iemand al vrij intens. Als dat dan breekt, blijft dat spoken in je hoofd.”

Tot slot: went het ondertussen al om een artiest genoemd te worden?

(koket) “Ja, daarom heb ik nu deze prachtige bril. (toont een dramatisch hartvormige zonnebril – gelach) Neen, een artiest … Ik denk dat ik dat altijd al ben geweest. Zelfs als was het mijn job niet, sommige mensen zijn dat gewoon. Dat doet me denken aan een meisje – ook een Naima trouwens – die bij mij in de lagere school zat, en schrijfster is geworden. Toen ik haar terugzag, merkte zij op dat ik toch altijd artistiek was. Dat ik graag creatief bezig was. Zelf had ik dat niet eens door, maar blijkbaar zagen de andere kinderen dat wel. Genetisch bepaald? Misschien, want naast mijn vader is ook mijn moeder heel erg creatief, zelfs al heeft ze er nooit iets mee gedaan. Soms heb je van die talenten die je niet benut. Ik had ook in de zorgsector kunnen belanden, ik heb ook echt een zorgtalent waar ik niets mee doe. Het knaagt nog wel. Ik heb geprobeerd verpleegkunde te studeren, maar dat is mislukt. Het was ook te heftig voor iemand zoals ik die slecht slaapt, maar ik blijf er stiekem over nadenken om iets in de zorg te doen, desnoods als vrijwilliger. Maar het moet natuurlijk wel passen bij mijn artiestenleven.” 

71

ONDERGRONDS

'ALS JE IETS GEDAAN WILT HEBBEN, DOE HET DAN ZELF'

Met die insteek startte Niels Hendrix exact tien jaar geleden FONS Records als natuurlijk verlengstuk van zijn eigen band, Fence. Bijna 65 releases verder staat het label bekend als een veilige thuishaven voor een waaier aan uiteenlopende muziekgenres en invloeden met als grootste gemene deler: een onverbiddellijke doe-het-zelfmentaliteit.

72 ondergronds
10 JAAR FONS RECORDS

"Wij zijn nooit muzikanten geweest die in die muziekbusiness wilden integreren. We willen tegen schenen stampen en dingen op onze eigen manier doen", vertelt Niels Hendrix. "Zelfs al passen we muzikaal niet in die vakjes, we volgen toch eerder de punk- en hardcore-attitude. We willen niet werken voor een groot, megabedrijf waar iedereen achter bureaus zit en een bedrijfswagen heeft. We hebben de muziekbusiness altijd bekeken als een bende gefrustreerde muzikanten die geld willen verdienen aan echte muzikanten. Wij zijn van die muzikanten die gewoon zelf hun eigen muziek willen maken, zonder voor iemand anders’ kar te worden gespannen."

Het hek van de dam

Het platenlabel legde op tien jaar tijd een mooi parcours af, al was dat bezwaarlijk met voorbedachten rade te noemen. “We wilden gewoon ons eigen gerief kunnen uitbrengen, en als dat nu één plaat om de vijf jaar was, maakte dat niet uit. Maar snel daarna al werden we gevonden door bevriende bands zoals Vandal X, Buffoon en The Shovels. Dat zijn allemaal kameraden die naar ons toekwamen en vroegen of we dat voor hen ook wilden doen. Zo ging de bal aan het rollen.” Hendrix gaat zelf niet actief op zoek naar groepen voor het label, maar aan aanvragen is er geen gebrek. “Ik krijg elke week minstens drie, vier mails van mensen die albums klaar hebben, maar ik heb geen tijd om dat allemaal te doen, dus ik moet selectief zijn. Het liefst ken ik mensen uit de band of de entourage, zodat ik weet wie ze zijn, voordat ik luister naar wat ze hebben opgenomen. Er zijn ook wel albums in het verleden geweest die ik nu niet opnieuw zou uitbrengen. Misschien heb ik soms te snel toegezegd, maar ondertussen let ik wel wat meer op. Ik kan en wil niet meer alles doen.”

Geen eieren onder leggen

Het belangrijkste is en blijft een open en transparante communicatie over wat je van FONS Records mag verwachten. “Ik wil er zeker van zijn dat de groepen ons niet beschouwen als degenen die alles gaan regelen en hen gaan pamperen of financieel over de brug komen. We zijn een label

dat erop rekent dat de band zelf het zware werk verricht, net zoals we voor Fence alles zelf doen. Onze deal is dan ook anders dan bij de meeste labels. Die maken platen om vervolgens een deel terug te verkopen aan de band. Als een groep zelf honderd platen koopt, is het label al bijna uit de kosten. Dat vind ik niet netjes. Wanneer je als band honderd van je eigen albums moet kopen aan tien euro per stuk, ben je meteen heel wat geld kwijt. Bij FONS betaal je misschien € 1.500, maar je hebt wel de hele productie in eigen handen. Wij zorgen er vervolgens voor dat de plaat wordt gedistribueerd. We verdienen zelf wel iets, maar niet in die mate dat wij ons daar een loon van kunnen uitbetalen. Het enige wat wij doen, is advies geven en bijstand verlenen, zorgen dat de platen van een band uit kunnen komen en dat die verdeeld worden in de Benelux via onze kanalen, zodat de groepen zelf de meeste vruchten kunnen plukken van de verkoop.”

‘t Hof zonder commerce

Ondertussen heeft FONS een reputatie opgebouwd en dat geeft voldoening. “Ik denk dat mensen die in Vlaanderen iet of wat met muziek bezig zijn wel weten wat FONS Records is, zonder dat ze per se weten wie ik ben en dat vind ik goed. Ik vind het fijn dat FONS een naam heeft en dat wij met artiesten kunnen werken die de handen zelf uit de mouwen steken en ik hoop dat de muzikanten ons zien als een label waarbij alles kan en alles mag, zolang ze maar artistiek integer zijn en zelf bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen keuzes, ook op het vlak van artwork en zo.”

En zo zijn er toch al een heleboel voorbeelden van succesvolle releases. “We hebben in 2015 een album van The Germans uitgebracht dat in de eindejaarslijst van Humo werd geprezen als plaat van het jaar. Dat was een lijst die was samengesteld door muzikanten en artiesten. Of het succes van een band als Peuk de laatste jaren, waarvoor we in totaal drie persingen hebben moeten doen omdat de plaat maar bleef verkopen. Dat is niet alleen mooi voor ons als label, maar ook voor de groep, die veel albums verkoopt tijdens haar optredens. Ook de label nights die we jaarlijks organiseren en waarop steeds veel volk aanwezig is, geven me het gevoel dat er een hele community is gegroeid rond ons label.”

Echt voor de hand liggend kan je de artiesten op het label niet noemen. “Ik werk heel graag met underground dingen, waarvan je denkt: ‘G’oh, dat is toch raar eigenlijk, die Joeri Chipsvingers.’ Dat soort artiesten koester ik het meest. Bands als The Shovels of Buffoon, die je niet in een commerciële rotatie terugvindt, maar die dan wel lovende reacties krijgen van Mauro Pawlowski. Daar word

ik blij van. Als FONS een label kan zijn waar artiesten en muzikanten respect voor hebben, niet zozeer om wat er commercieel bereikt wordt met die releases, maar puur omwille van de artistieke content die wordt geproduceerd.”

Vele handen maken licht werk

Gelukkig staat Hendrix er niet alleen voor. “Er zijn nog een paar mensen waar ik op kan steunen zoals Dries Hermans van Gazer Tapes, een cassettelabel uit Turnhout. Dat is vlak voor de covid-crisis begonnen en sindsdien werkt Dries feitelijk evenveel als ik. Soms levert hij een band aan die hij goed vindt en dan doet hij heel die productie en soms neem ik alles weer in eigen handen, zoals voor de nieuwe Fence-plaat. Dat is m’n eigen kind, natuurlijk. En dan is er ook Tom Hox, die zorgt voor de online verkoop op ons Discogs-kanaal. Hij regelt de praktische kant, zoals de verzending van de platen, het flyeren en hij doet de merch als we optreden. Op die manier hebben we een klein team dat niet vies is van hard werken.”

FONS kijkt vooruit

Waar moeten we naar uitkijken in de komende maanden en jaren? Intussen verscheen als een soloplaat Niels Hendrix & De Belevenissen, die in het najaar uitkomt. Daarnaast is er nog de release van Kohlbacher Verhelst, het nieuwe werk van de frontman van Birds That Change Colour, die zich samen met Peter Verhelst in een hele speciale niche van folkmuziek heeft genesteld. Ook Erik Debny van The Shovels heeft de afgelopen twee coronajaren drie platen afgewerkt. Veel van die opnames heb ik zelf gedaan, dus daar kijk ik heel hard naar uit. Onlangs hebben we de nieuwe plaat van True Champions Ride On Speed gereleased, een hele interessante band uit Antwerpen. Aan werk is er dus zeker geen gebrek.” 

73
‘We wilden gewoon ons eigen gerief kunnen uitbrengen, en als dat nu één plaat om de vijf jaar was, maakte dat niet uit’

‘ZONDER TOESTEMMING GAAT OOK’

74
ART
ERIK JAMAR
art
©

Wie catacomben wil bezoeken, hoeft in het vervolg niet meer naar Rome of Parijs te gaan. In de industriezone van Sint-Truiden bevindt zich immers het atelier van kunstenaar Tom Herck, en dat draagt niet toevallig de naam ‘Catacombs’. Het is een sacrale ruimte waar de Limburger al zijn projecten en installaties tentoonstelt, van de befaamde “Holy Cow” tot nieuwere werken zoals “XPLR”.

Waarom Sint-Truiden? Herck heeft een simpel antwoord klaar: “Ik hoor wel vaker van mensen dat er niks in Limburg gebeurt en dat iedereen daarom wegtrekt naar Antwerpen en Brussel om er op een eilandje te zitten. Als je daar meer in een ‘scene’ zit, is het makkelijker om aan werk te geraken of in bepaalde kringen terecht te komen. Maar ik ben zelf niet scene-gebonden, en ik ben een Truienaar. Ik ben een lone wolf die zijn eigen ding wil doen met zo min mogelijk beperkingen.”

Illegale jaren

Kunst is Herck met de paplepel ingegeven. Zijn vader is ook beeldend kunstenaar en hoewel die er nooit fulltime zijn beroep van kon maken, had hij wel een enorme invloed. “Hij werkt vooral met installaties en doeken”, vertelt de zoon. “Hij is allround, net zoals ik. Maar hij heeft me nooit kunst opgelegd. Hij heeft nooit gezegd: ‘Tom, je moet kunst maken’ Ik ga wel terug naar mijn kindertijd voor inspiratiebronnen. Als je als kind thuis zit en je vader ziet schilderen, dan laat dat zeker een indruk na.”

Later zou Herck in Hasselt grafische vormgeving gaan studeren. Tijdens zijn opleiding kwam hij in aanraking met de wereld van illegale graffiti: “Ik ben daar intensief mee bezig geweest van mijn achttiende tot mijn negenentwintigste. Ik heb uit die periode veel geleerd. Ook doordat ik veel reisde, iets wat ik daarvoor met mijn familie niet echt had gedaan. Ik ben onder andere met valse tickets door Europa beginnen interrailen, om zo op treinen en metrotoestellen te schilderen. Door graffiti heb ik leren reizen en dingen zien. Na een tijd heb ik echt doelen en kinderdromen gerealiseerd. Zo ben ik in New York terechtgekomen en heb ik er metrotoestellen geverfd. Ik ontmoette er een van de godfathers van de graffiti-scene: Seen, die me bij hem thuis uitnodigde.”

Uit die periode haalt Herck veel inspiratie voor zijn huidige werken. Vooral zijn artistieke ingesteldheid werd door die jaren gevormd. “Als je illegaal graffiti gaat spuiten, kost dat heel veel tijd en geld. Het is daarnaast een groot risico, en je krijgt er financieel niets voor terug. De illegale graffitiscene is gebaseerd op passie en ego, waar op een hoger niveau weinig tot geen excuses zijn om doelen te bereiken. Ik heb momenten meegemaakt dat ik drie dagen op straat ging slapen, om een actie te voltooien ergens in Europa. Ik was meer dan een maand weg van thuis, met zo goed als geen geld op zak. Je moet je eigen weg afdwingen zonder toestemmingen of financiële steun van buitenaf.” “Die mindset zit ook wel ergens in mijn kunst. Dan ga ik naar Burning Man of trek ik met de boot naar

Londen voor mijn project “Eurovision”. Het zijn zelfredzame projecten waar vaak geen toestemming voor is gevraagd. Ik vind mijn kunst dus wel avontuurlijk, en allesbehalve saai. Soms heb ik niet de financiële middelen voor een project, maar vind ik toch een manier om het te kunnen realiseren, zuiver door die passie.”

De Quick wordt kerk

De Tom Herck die we vandaag spreken, kennen we vooral van zijn grootse installaties. De beslissing om van graffiti naar klassiekere vormen van kunst over te stappen, heeft duidelijk vruchten afgeworpen. “Die evolutie was eigenlijk heel organisch. Ik had er nooit bij stilgestaan of ik specifiek met installaties bezig was of niet. Bij het project waar ik een Quick-filiaal tot kerk transformeerde, “15 MIN. OF FAME”, zie je duidelijk de overgang. Daar begon het wel met schilderen op de muren, maar er zijn later nog andere elementen bijgekomen. Ik monteerde een tv-scherm, en het gebouw werd omgetoverd tot hedendaagse kerk, inclusief toren. Ik wou tonen dat televisie mensen omvormt tot sheeple. Op het scherm zag je het oog van God, alsof hij de mensen in het oog hield. De muur achter het tv-scherm werd beschilderd met spuitbussen. Daar zie je duidelijk de invloed van mijn graffiti-verleden, maar ik zou het nu geen graffiti-werk noemen. Vanaf mijn betonnen kaartenhuis “Het verval of The Decline”, maakte ik dus beeldende kunst, als we binnen kunst dan toch in hokjes moeten werken. Vanaf 2017 zie je in mijn werken dat verf gaandeweg verdwijnt.”

75 →
© JELLE STERKMANS

De installaties waarmee Herck het meest de aandacht trok, zijn ongetwijfeld ook zijn meest controversiële. Dat kaartenhuis uit 2016, dus, met daarop historische figuren, waaronder enkele dictators. Het werk werd gecensureerd door de plaatselijke burgemeester die Adolf Hitler met plastiek liet afplakken, maar zou later een prijs winnen in het Europese Parlement. Met “Holy Cow”, een gekruisigde koe opgehangen in een kerk, kreeg Herck zowaar de katholieke kerk over zich heen. Tot driemaal toe probeerden vandalen de installatie te vernielen door in te breken, ze neer te halen en er zuur op te gooien. Op een andere locatie dan waar de tentoonstelling plaats vond, werd er zelfs brand gesticht.

Toch is ruzie zoeken volgens Herck echter niet het primaire doel. “Het doel is meestal dialoog opzoeken. Mijn werk is best satirisch van aard, en er zit ook veel geschiedenis in. Die vraag of ik uit ben op conflict zal eeuwig gesteld worden, net als ‘Is graffiti kunst of vandalisme?’ Je kan ook hetzelfde zeggen over Hans Teeuwen, of hij met zijn humor ook de controverse opzoekt. Maar dat is nu eenmaal zijn beeldtaal. Mijn werk heeft ook te maken met hoe de maatschappij is, is geweest, en waar ze naartoe gaat. Ik probeer de dingen altijd wel langs twee kanten te belichten, dat er een dialoog gevormd kan worden. Ik kan wel een mening hebben

over iets, maar ik wil dat niet per se als propaganda in mijn kunst steken. Een oproep tot dialoog vind ik daarom het beste.”

“Of de controverse me soms irriteert? Ik krijg die vraag wel vaker. Ik lig er ‘s nachts in ieder geval niet wakker van.”

Sint-Truiden: stad van voetbal, fruit én prostitutie

Een van de meest opvallende projecten die in Catacombs te zien is, is een ruimte die omgevormd is tot een bordeel, weliswaar enkel voor decoratieve doeleinden. De inspiratie voor dit project was niet ver te zoeken, want zoals de naam van dit project, “(Op Grootmoeders Wijze)”, al doet vermoeden, baatte Herck’s grootmoeder een bordeel in Sint-Truiden uit. Zelf heeft hij zijn grootmoeder nooit gekend, maar haar tragische zelfmoord en de onbekende identiteit van zijn grootvader vormt wel een mystiek verhaal in de origine van de kunstenaar. “Hierdoor versterkte mijn bewustwording van de impact van roots, en van geschiedenis an sich.”

Decennialang waren bordelen op het platteland de vriendelijke tegenhanger van de rauwe stedelijke prostitutie. Herck brengt deze sfeer op een poëtische manier weer tot leven. De installatie in Catacombs past goed bij de industriële ruimte en

de fight club-achtige setting van de tentoonstellings- en atelierruimte, vaak gescheiden door ijzeren tralies en hekken

“Mijn werk is heel conceptueel, maar ik vind het ook belangrijk om iets esthetisch interessant te maken. Mijn werken probeer ik conceptueel zo veel mogelijk uit te diepen, sommigen iets meer dan anderen. Het lijkt aan de oppervlakte wel leuk, maar mijn werk is nooit oppervlakkig. Ik vind het interessant om onderzoek te doen en ik ben altijd al geïnteresseerd geweest door mythologische verhalen. Naar kunst kijken is een beetje als degelijke wijn leren proeven: de eerste keer smaakt het niet altijd, maar enkele proefbeurten later leer je de smaak appreciëren en ga je je erin verdiepen. Dat geldt ook voor mijn werken: als je ze voor het eerst bekijkt lijken ze al dan niet leuk of niet leuk maar als je de tijd neemt en je je erin verdiept zie je de onderliggende creatieve lagen.”

“Net zoals oppervlakkige wijn snel verveelt, geldt dit tevens voor hedendaagse kunst. Ik heb een hekel aan oppervlakkigheid en mijn persoonlijkheid probeert dit dan ook kost wat kost te vermijden, wat zich reflecteert in mijn werken.” 

76
art
→ instagram.com/tom.herck
© JELLE STERKMANS

BOER ZOEKT SUCCES:

Joe en Donnie zijn twee broers die opgroeien op het platteland van Fruitland, Washington, met een vader die gelooft in het talent van zijn zonen. Dat laatste is een understatement, want voor de opnames van hun debuutalbum bouwt vaderlief – met hulp van de lokale muziekleraar – een studio op het erf ter waarde van 100.000 USD. Daar komt Dreamin’ Wild tot stand.

Donnie is dan vijftien. Hij is de songschrijver en producer, speelt gitaar, bas, piano en synth, maar beschikt vooral over een fenomenale stem. De twee jaar oudere Joe is de drummer, eentje die niet altijd in de maat speelt. Een producer is bij dit album duidelijk niet aanwezig want de songs hebben onorthodoxe structuren of faden op een bizarre manier uit. Het is net die ruwe emotionele oprechtheid die van Dreamin’ Wild een prachtige ode aan de tienerjaren maakt.

aan deur in de lokale gemeenschap, maar de meeste exemplaren vergaren stof in de kelder. Papa Emerson blijft zijn zonen steunen, en bouwt zelfs een heuse concertzaal op het landgoed. Niet echt een geweldig idee gezien de ligging. De tweede hypotheek die hij afsluit om Donnies soloalbum te financieren, leidt bijna tot de ondergang van het bedrijf en het verlies van 1500 hectare land.

Private press albums: thuis opgenomen lp’s, meestal zelf gefinancierd en nauwelijks verdeeld, gemaakt door artiesten die toondoof of bedrogen zijn of allebei. Paul Major van de band Endless Boogie schreef er een fantastisch boek over, en onder vinylverzamelaars is het een gewild genre. Vaak zijn het fetisj objecten die enkel interessant zijn omwille van de cover, maar af en toe bots je op echte pareltjes. Zoals in dit ongelooflijke verhaal van Joe en Donnie Emerson.

Muzikaal putten de Emersons uit pop, soul, funk en classic rock. Dat de wereld op dat moment in de ban is van punk en disco ontgaat de broers, die in isolement leven, volledig. Zij kennen enkel Kris Kristofferson, Elton John en Springsteen van op hun tractorradio. Het levert psychedelische funk jams op die op Check Your Head van de Beastie Boys hadden kunnen staan, maar ook knullig gespeelde powerpop (het fantastische “Don’t Go Lovin’ Nobody Else”), folk (“Love is”) en blue eyed soul (“Baby”, één van de mooiste liefdesliedjes ooit).

Dreamin’ Wild komt uit op het eigen Enterprise & Co label. En dan gebeurt er niets. De familie heeft geen kaas gegeten van de muziekindustrie. Moeder Salina verkoopt het album deur

Drieëndertig jaar later vindt verzamelaar Jack Fleischer een exemplaar van Dreamin’ Wild in een tweedehandszaak voor vijf dollar. Hij begint over het album te bloggen en exemplaren rond te sturen naar andere zelfverklaarde muzieknerds. Zo belandt de plaat op het bureau van Matt Sullivan, die Dreamin’ Wild opnieuw uitbrengt op zijn fantastische Light In The Attic-label. Dreamin’ Wild groeit dankzij Sullivan toch nog uit tot een cultklassieker. Ariel Pink en Dâm-Funk coveren “Baby”, en verschillende nummers worden gebruikt in films als Celeste And Jesse Forever en The Spectacular Now. Nu-disco producer Psychemagik zet “Give Me A Chance” op zijn After The Void-compilatie. En momenteel werkt Bill Pohlad (producer van o.a. Brokeback Mountain en Green Book) aan een verfilming van het verhaal van de broers. Mirakels bestaan.

platenbakparels
OVER DE BESTE PRIVATE PRESS LP’S UIT
In deze rubriek haalt RifRaf verloren gewaande parels uit de muziekgeschiedenis van onder het stof. Deze keer: Dreamin’ Wild van Donnie & Joe Emerson.
Platenlabel Enterprise & Co Producer Donnie Emerson Nationaliteit Amerikaans Duur 40:47 Genre Bedroom pop, yacht rock PLATENBAKPARELS 77
DE JAREN ’70
TEKST ROEL VERGAUWEN DONNIE & JOE EMERSON Dreamin’ Wild (1974)

VLAAMSE REUZEN

‘ACH, LIEDJES ZIJN LIEDJES’

Frank Vander linden, de charismatische frontman van De Mens, is zonder twijfel een van de boeiendste muzikanten die ons klein landje voortbracht. Als journalist rolde hij het muzieklandschap in, maar sinds hij in 1992 met Michel De Coster De Mens oprichtte, werd hij al snel een van de vaandeldragers van de Nederlandstalige rock. Stof genoeg dus voor een gesprek aan de hand van enkele sprekende citaten uit ’s mans oeuvre.

“De

popkwiskampioen”

In het gras, 2005 “”De popkwiskampioen” gaat niet over muziekjournalistiek, maar echt over de ‘popquizzer met de plastieken zak’. Die mannen hebben toch altijd zo’n plastic zak bij met van alles in? Muziekjournalisten dragen eerder een soort weitas, waarvan ik altijd denk dat er een fazant uitsteekt, maar dat blijkt dan een laptop te zijn.”

“Muziekjournalistiek is voor mij belangrijk geweest. Ik wilde altijd alles weten over muziek. Toen ik opgroeide, was de enige muziek die ik kon horen de muziek die ik ook zelf kocht. En daar had ik niet altijd het geld voor. Er is heel veel muziek die ik toen heb ontdekt waar ik alleen maar over las, en dan kon het nog een paar jaar duren voor ik de muziek ook effectief kon beluisteren. Nu vraag ik mij af of muziekjournalistiek nog dezelfde impact kan hebben. Het zijn ook vooral interviews of recensies die je leest, met weinig ruimte voor echte verhalen of analyses. Dat ligt niet aan de journalisten, maar aan de media en de vraag van de lezers. Tegenwoordig is het wél makkelijker om zelf gewoon muziek op te zoeken. En misschien geeft dat in

de toekomst wel ruimte voor meer diepgaande artikelen.”

“Men zegt dat schrijven genezend werkt / Ik weet het niet / Word je zelf niet verslaafd aan dat poëtisch verdriet?”

“Jeroen Brouwers schrijft een boek”, De Mens, 1992

“Eigenlijk is het vreemd om een nummer te schrijven over iemand die je niet kent, maar wel al vaak gelezen hebt. Ik had zelf al té veel Jeroen Brouwers gelezen en ineens ook beseft dat je jezelf kan verlustigen in donkere boeken en donkere muziek. Dat is leuk, maar heeft ook het gevaar dat het je depressiever maakt dan je in werkelijkheid bent. Brouwers schreef altijd al met een terneergeslagen teneur. Toen ik De zondvloed had gelezen, voelde ik dat dat er voor mij net te veel aan was. Het was briljant geschreven, maar ging over iemand die zichzelf steeds dieper naar beneden schrijft. Op den duur word je zo iemand die te veel in zijn eigen woorden gelooft.”

“Genoeg muzikanten hebben zichzelf al naar beneden geschreven. Ik had ooit een gesprek met Adrian Borland van The Sound, waarin

hij mij vertelde over zijn muziek en teksten. Hij had altijd al last van stemmingswisselingen en zei tegen mij dat de laatste plaat die hij toen had geschreven redelijk down was maar dat hij zich nu eigenlijk veel beter voelde. Door opnieuw op tour te gaan en die nummers te spelen, merkte hij ook dat hij dat slechte gevoel terugkreeg. Zo werken kan leiden tot een wanhoopsdaad of vervlakking. Borland koos uiteindelijk voor de wanhoopsdaad. Ian Curtis (Joy Division – red.) ook. Morrissey is voor mij dan weer het voorbeeld van vervlakking: hij blijft een van mijn absolute helden, maar heeft naar mijn mening sinds lang niet veel waardevols gemaakt, omdat hij vastzit in een patroon.”

“Wat mij betreft, zijn teksten uiteraard belangrijk in muziek, maar ik ben niet iemand die met een ganzenveer in een mansarde gaat schrijven. Ik schrijf een tekst liever op hetzelfde moment als de muziek, zodat beide in elkaar verweven zijn. Voor mij zit de expressie en het kwijtraken van het ei toch vooral in het brengen van de liedjes. Ik kan ook niet goed om met dagboekmuziek; teksten mogen zeker herkenbaar zijn, maar door alles toch ook een beetje vaag te houden, kan muziek

interview 78
79 →

‘Mensen horen misschien graag dat ik honderd procent herbeleef wat ik op dat moment zing en mijzelf als een dweil zit uit te wringen, maar als ik perform, is het voor mij gewoon een liedje’

die ik dan uit in mijn soloproject of soms ook in De Mens, maar Michel is mijn richtpost van wat al dan niet kan in de band. Daarom zeg ik ook zo vaak dat het eigenlijk vooral zijn groep is. Ik denk ook dat dat een van de redenen is waarom wij al zo lang kunnen blijven bestaan. Dat is met de Belpop-aflevering over De Mens eigenlijk pas echt doorgedrongen.”

“Wil je beroemd zijn?”

Wil je beroemd zijn, 1996

“Ons derde album voelde niet meteen aan als een doorbraak, maar zeker wel als een nieuw begin, vooral op persoonlijk vlak. Dirk Jans werd na audities onze nieuwe drummer, en werd plots een nieuwe beste vriend. We noemen hem graag onze missing link omdat hij een belangrijke drive toevoegt aan onze muziek.”

sten te schrijven voor andere muzikanten of bands. Ze vragen me dan of ik geen onafgewerkte nummers heb liggen. Maar ik heb helemaal geen lade waaruit ik iets kan trekken: ik schrijf muziek en tekst door elkaar, en ik moet echt iets kunnen visualiseren om goed te kunnen schrijven. Met Jan Leyers schrijf ik wel voor Clouseau, maar dan moet ik mij daar ook effectief aan zetten. Dan stel ik mij voor dat ik Koen Wauters ben, en opkom in het Sportpaleis en dan weet ik wat ik moet zingen. Als ik dat kan, dan lukt het schrijven me wel.”

tijdlozer worden. Meer mensen kunnen daar gewoon zelf iets op projecteren.”

“Ach, liedjes zijn liedjes: ik denk niet altijd na over mijn tekst terwijl ik zing. Mensen horen misschien graag dat ik honderd procent herbeleef wat ik op dat moment zing en mijzelf als een dweil zit uit te wringen, maar wanneer ik als performer het nummer breng, is het voor mij gewoon een lied; het emotionele werk is al geleverd bij het schrijven van een nummer.”

“Engels is een mooie taal” Blond, 2003

“Als 15-/16-jarige luisterde ik heel opzettelijk alleen maar naar Engelstalige muziek. Nederlandstalige muziek was de muziek van mijn vijf jaar oudere zus. Boudewijn de Groot, bijvoorbeeld: ik verafschuwde dat. Eigenlijk haat ik Nederlandstalige muziek zelfs nu nog een beetje. (lacht) Het was nooit mijn bedoeling om Nederlandstalige muziek te maken, maar met een bocht is dat uiteindelijk mijn redding geworden. Ik heb mij daar een tijdje echt tegen af gezet. Op het moment dat ik dan wat volwassener werd – een jaar geleden of zo, haha – kon ik mij daar meer voor openstellen.”

“De zwaardere, ‘Engelse’ muziek zorgde wel voor de muzikale basis van De Mens, in combinatie met Michel De Coster, die zijn punken new wave-invloeden toevoegde. Michel is mijn punkgeweten in heel veel dingen. Ik heb ook wel een kant die hij belachelijk vindt en

“De titel van dat album had niet echt een link met het al dan niet doorbreken van De Mens. Het was een periode waarin iedereen heel fel bezig was met wat het inhield om beroemd te zijn. Madonna brak door, het BV-fenomeen ontstond… Het concept beroemdheid kreeg een nieuwe betekenis. En ook: beroemd kan je niet worden als je in het Nederlands zingt, dus dat limiteerde onze ambities op een redelijk gezonde manier.” (lacht)

“Ik heb altijd heel goed beseft dat in het Nederlands zingen een beperking was. In de tijd van ons tweede album werden er via de platenfirma inspanningen geleverd om ons in Nederland iets te laten betekenen, samen met Gorki en Noordkaap. We deden wel moeite, maar we hadden allemaal snel door dat het weinig zin had. Nederland was ondanks de gemeenschappelijke taal een heel ander land en daar werden we eigenlijk nooit begrepen. Al heel snel zijn we ermee opgehouden om dat te proberen.”

“Dit is de laatste keer dat ik me uitsloof voor een vrouw, ik kan het echt niet meer” “Sheryl Crow”, Wil je beroemd zijn?, 1995

“De liefde als thema is onuitputtelijk. Het is tof om eens een nummer te maken over een schrijver die je goed vindt, maar een tweede nummer over een andere schrijver maken is vreemd. Ik schrijf niet graag en ook niet gemakkelijk. Sommige mensen schijnen dat te denken, want ik word soms gevraagd om tek-

“Op de vorige plaat van Clouseau staan drie liedjes van Jan en mij. Koen Wauters is naar ons gekomen en zei: ‘We hebben eigenlijk al voldoende nummers, maar ik zou er graag nog enkele hebben met nog wat meer diepgang.’ Wat maak je dan? De kunst is om het dan toch nog spontaan aan te pakken, niet te berekend. De muziek te laten spreken. De muziek maakt de tekst en de tekst maakt de muziek. Eigenlijk hoef je nooit vast te zitten: als het goed is, kan je verder werken aan de muziek terwijl de tekst stroever loopt en omgekeerd. En dat vind ik net heel fijn. Al zeker als je met twee werkt.”

“Er zijn ook al nummers geweigerd door Clouseau. “Lukt het met hem” is zo een gekend verhaal: het personage vraagt zich af of het lukt tussen zijn ex-vrouw en haar nieuwe man. Jan zei me meteen: ‘Koen gaat dat nooit willen zingen, want Koen denkt niet na over zijn ex-lieven. Waar zou hij moeten beginnen?’ (lacht) Jan vond het meer iets voor mij, dus dan hebben we het zelf opgenomen voor  Sex verandert alles.”

“Veel meer is het niet / Vier akkoorden”

Vier akkoorden, 24 Uur, 2017

“We hebben met De Mens vooral liedjes die gebouwd zijn op herhaling en met eenvoudige akkoordenschema’s, met hopelijk ook wel genoeg muzikale subtiliteiten. Dat was vooral noodgedwongen (lacht), maar het heeft ons eigenlijk ook altijd goeie diensten bewezen. Dat nummer zelf is ook wel gelinkt aan Michel, onze bassist. Hij is een ongelooflijk getalenteerde muzikant, maar hij weigert bijna militant om noten te leren en te benoemen. Hij cultiveert dat ook wel een beetje. Hij kan gesofisticeerd spelen, maar alles op het gehoor.”

80 80
interview

“Er is ook zoiets als de four chord songs, wat echt wel heel aanwezig is in hedendaagse muziek. De nummers van Ed Sheeran zijn bijvoorbeeld ’van die molentjes’. Je kan daarop neerkijken, maar je zou kunnen zeggen dat de kunst net is om met herhalingen mensen toch te kunnen aangrijpen. Daar streven wij toch ook naar. Eenvoud kan sferen oproepen, maar je moet wel de juiste akkoorden vinden en de juiste invulling. “Sex verandert alles” is bijvoorbeeld zo’n vierakkoordenlied.”

“En de zaken die je naar beneden halen / zullen later niet meer doen wat ze doen”

“Later of de dag daarna”, 2017 “Het is belangrijk om stil te staan bij hoe je een jaar later over de dingen zal denken. In het nummer “Trotse pijn” (van op soloplaat Nachtwerk – red.) zit de zin ‘Niets van wat je nu denkt, denk je volgend jaar’. Dat is een letterlijke uitspraak van mijn vriend Jan Eelen na mijn scheiding, en ik vond het altijd al een simpele, maar heel nuttige richtlijn. In

“Later of de dag daarna” zit behoorlijk veel hoop. Dat nummer is opnieuw volledig uit de muziek gekomen: ik vond dat de melodie erg hoopvol overkwam. Eigenlijk was het eerst een instrumental van Dirk en mij voor de televisieserie De 16. Daarop zijn we beginnen te improviseren en dan kom je bij een bepaalde boodschap.”

“Ik zie mezelf als een levenslustig persoon. Veel komt uit de band: het levenslustige van muziek maken en optreden. Een band die wel veelzijdig genoeg is geworden om ook melancholie te kunnen verklanken, maar tegelijkertijd de focus legt op levenslust. Ik stel het ook karikaturaal voor dat het allemaal van Michel komt: we tillen elkaar op omdat je beseft dat samen mogen spelen en optreden helemaal geen evidentie is. Een goedgemutste attitude ligt bij ons steeds aan de basis. We beseffen dan ook hoeveel geluk we hebben dat we dit kunnen doen.”

“Al heel mijn leven ben ik op zoek naar het geheim van een leeg en rustig leven ver van lust en zonder pijn”

“Zonder verlangen”, 2005

“Er zijn veel Engelstalige liedjes die beginnen met “No”, neem nu “No Action” van Elvis Costello. Energiek zingen over iets wat je net niet wilt of vermijdt: dat is ook echt een kunst. Dat wou ik graag ook eens proberen. Het is een van de weinige nummers die ik zo goed als afgewerkt naar de band heb gebracht, terwijl het klinkt als een echt bandnummer. Als ik wist hoe ik dat toen heb gedaan, schreef ik elke week zo’n song. Maar muziek maken is voor mij zoals eendjes pakken op de kermis: je moet niet mikken, gewoon het haakje laten hangen. Soms is dat een eendje met 2 punten, soms met 10.”

“Inhoudelijk gaat het nummer een beetje over het boeddhistische principe: de zoektocht naar een leven zonder verlangen. Of toch de poging daartoe. Daarbij denk ik ook aan de zenboogschutter: die hoeft niet te mikken maar kan door oefening en een perfecte toestand van rust zijn doel raken. Bij muziek is dat net zo: hoe meer je ermee bezig bent, hoe makkelijker je een eendje zal vangen met 10 punten.” 

81 81
WEARERIFRAF.BE

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.