Dagboek van een verdoofd rabbijn
De Volkskrant, 17 september 2011.
Lody van de Kamp
Dagboek van een verdoofd rabbijn Persoonlijke notities bij een politieke aardverschuiving
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
Van Lody van de Kamp verschenen eerder: Oorlogstranen, roman Alleen, roman Weeskinderen, roman
www.uitgeverijboekencentrum.nl ISBN 978 90 239 2043 4 NUR 716 Ontwerp en foto omslag Marion Rosendahl & Wim van de Hulst Lay-out en dtp binnenwerk Gerard de Groot Š 2012 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden
Inhoudsopgave
Inleiding Een race tegen de klok
9 25
Eerste vergadering van de verdedigers van rituele slacht 10 april 2011
De man op de bok
27
Het religieuze klimaat in het Nederland van de eenentwintigste eeuw 12 april 2011
Vijf minuten
33
De methode van de sjechieta in een notendop 15 april 2011
De Eeuwige zelf aan het woord
42
Dierenwelzijn in de Bijbel 18 april 2011
Geen echt thuis De omgang met de Joodse gemeenschap in de afgelopen eeuw 25 april 2011
47
Politieke buikdansers
52
De Partij van de Arbeid negeert haar Joodse en islamitische achterban 28 april 2011
Een partij op drift
57
Leden van GroenLinks boos over de koers van de Tweede Kamerfractie 24 mei 2011
Opportunistische politiek
61
De Kamerfractie van d66 negeert een motie van het eigen congres 25 mei 2011
Een onderdeel van de procedure
65
Het rondetafelgesprek met de Tweede Kamer 16 juni 2011
Met vallen en opstaan
69
In gesprek met staatssecretaris Henk Bleker 23 juni 2011
Onverschilligheid
73
Een verklaring van het stemgedrag in de Tweede Kamer 29 juni 2011
Verordening 80/40 Het verbod van de Duitse bezetter op ritueel slachten 1 juli 2011
77
De geschiedenis in de doofpot
82
Tweede Wereldoorlog als verboden onderwerp in het debat 4 juli 2011
Joden vogelvrij‌
87
Er is geen juridische bescherming tegen belediging 9 juli 2011
Een bizarre nacht
98
Reactie van de pvdd op de aangifte 23 juli 2011
Het A-woord
101
Antisemitisme in het debat over rituele slacht 16 augustus 2011
Twee werelden
107
Een debat dat aanzet tot zelfreflectie 23 augustus 2011
Regels, regels en nog eens regels
113
Rituele slacht in Londen 8 september 2011
Devotie en precisie
116
Sjocheet zijn is een levensstijl 9 september 2011
Overleven De pijn van niet-koosjer eten
119
12 september 2011
Platform, procesberaad, besnijdenis en meer
121
Twee roerige dagen 13 en 14 september 2011
Reb Nachoem
126
Is bedwelmen wel diervriendelijk? 19 september 2011
Domino-effect
132
Maatregelen die op een slachtverbod kunnen volgen 3 oktober 2011
Andermaal GroenLinks en D66
137
Twijfels bij de partijen over het slachtverbod nemen toe 23 oktober 2011
Twee wooneenheden
142
De verdwijning van het Joodse religieuze leven 31 oktober 2011
Terugblik
147
Een laatste ronde langs de fracties 4 november 2011
EĂŠn maatregel Met de neus van zijn schoen... 13 december 2011
151
Inleiding
De hele dag had vader aan de telefoon gehangen. Nog steeds stonden de volle kratten in de schuur. De sjocheet1 uit Amsterdam kon niet komen. Ook de sjocheet uit Den Haag liet het afweten. Hij kon die dag onmogelijk helemaal afreizen naar het verre Enschede om zijn religieuze taak uit te voeren. Normaal gesproken zouden onze kippen allang geslacht zijn. Kratten met kippen werden wekelijks achter op de aanhangwagen geladen, iedere zaterdagavond na afloop van de sjabbat. Vader bracht ze dan van Enschede naar het dichtbij gelegen Borculo. Sjocheet Barend Noot stond daar klaar met zijn vlijmscherpe mes om ze te slachten. De volgende dag, zondag, zaten vader en moeder dan de hele dag in de schuur om de kippen te plukken. ‘Stoppelen’ noemden we dat. Maandag en dinsdag werden de kippen koosjer gemaakt. Eerst werden de beestjes ontdaan van hun ingewanden en werden de grote bloedaderen uitgesneden. Daarna werden ze een halfuur in een grote bak met water gelegd. Vervolgens werd het vlees aan alle kanten besprenkeld met zout, om dat er na een uur weer af te spoelen. Op deze manier werden volgens de religieuze voorschriften alle bloedresten uit het vlees gehaald. Op woensdag werd er ingepakt en gingen de pakjes kip door het hele land. Zo konden Joodse burgers in heel Nederland op hun sjabbat kippensoep eten. Maar deze week leek dat dus niet te gaan lukken. Barend Noot lag met griep in bed. Een tweede sjocheet was om een andere reden niet beschikbaar. Zo was de kippen deze week een langer 1 Joods ritueel slachter. 9
leven beschoren dan de bedoeling was. En dat baarde vader veel zorgen. Iedere week werden de kratten gevogelte immers gekocht van spaarzame centjes, om daarmee wat extra geld te verdienen. En nu stonden die beestjes daar maar. ‘Pappa, als ik van school af ben, ga ik voor sjocheet leren. Dan ben je van dit probleem af.’ Een halfjaar later, op mijn zestiende, verliet ik het ouderlijk huis. Vader en moeder brachten me tot Maastricht, het uiterste puntje van Nederland. Daar, op het perron, nam ik afscheid. Ik zou op de internationale trein stappen, die mij dwars door de nacht naar Zwitserland zou brengen. Aan de Talmoed Hogeschool in het mooie Montreux, uitkijkend over het meer van Genève, begon ik aan het eerste deel van de opleiding tot sjocheet. De opleiding bracht mij in de loop der jaren langs heel wat abattoirs. Eerst in de Londense wijk East End, pal achter de beroemde Petticoat Lane. Later ontfermde ik mij over koeien, kalveren, schapen en gevogelte in Upminster, West Ham, Waltham Abbey en Bedford. Daarna kwam ik terecht in Den Haag, Rotterdam, Enschede, Gouda, Amsterdam, Oostzaan, Den Ilp en nog meer plaatsen. Het vak bracht mij niet alleen in aanraking met dieren, maar ook met mensen. Bijvoorbeeld met loonslachters, die voor een karig loontje lange dagen voorovergebogen hun zware werk verrichtten. De beesten moesten worden ‘uitgeslacht’: huiden moesten worden verwijderd, zware pensen weggehaald, karkassen doormidden gezaagd. Ik kreeg te maken met boeren die hun beest, dat niet meer voldoende melk gaf, naar het abattoir brachten. Met veehandelaren die rechtstreeks met hun handeltje van de veemarkt kwamen. Soms verkochten die boeren of handelaren een onwillig dier met 10
hun rieten stok een mep. Ze kregen dan ongenadig van de slachter op hun kop. Dieren slachten is één ding. Een dier slaan of schoppen, dat moesten ze uit hun hoofd laten. Ik zag toe hoe de voorman van de ploeg een kreupel paard zwijgend een kopschot toediende, nadat de eigenaar en zijn familie vlak daarvoor huilend afscheid hadden genomen van hun dierbare rijpaard. Ze hadden er de dag ervoor bij een wedstrijd nog een prijs mee proberen te winnen. Koosjer slachten stond vaak op het politieke programma. Zo kwam ik beroepshalve in de Ministeries van Binnenlandse Zaken, Landbouw en Visserij en Justitie. Ik zat de afgelopen dertig jaar aan tafel bij veel politieke partijen, debatteerde met inspecteurs van de Dierenbescherming en was te gast in veel radio- en televisiestudio’s. Ik zat in het torentje tegenover de minister-president. Tot diep in de nacht sprak ik met de staatssecretaris, die het er moeilijk mee had dat de Joodse gemeenschap zo koppig was en ook de Dierenbescherming niet bereid was om ook maar een stap te verzetten. Koosjer slachten kwam ter sprake in het curatorium van de Anne Frank Stichting en aan de bestuurstafel van de Stichting Bestrijding Antisemitisme. Om de ruimte voor koosjer slachten te waarborgen ging ik van gesprek naar debat, van debat naar lezing, van lezing naar radioprogramma. Zo was het toen, zo is het nog steeds en zo zal het ook wel blijven, tenzij de tegenstanders van koosjer slachten ooit nog eens hun zin krijgen. Dit jaar zitten we opnieuw tegenover elkaar. De koosjere consument tegenover de burger die zich zorgen maakt om het dierenwelzijn. Maar nu is de situatie om een aantal redenen ingewikkelder dan ooit. In de jaren tachtig ging het over een 11
studierapport dat de Dierenbescherming had gepubliceerd over halal en koosjer slachten. Dit rapport werd overhandigd aan de toenmalige staatssecretaris van landbouw, Ad Ploeg. Deze ging er meteen mee aan de slag. Een totaal verbod voor ritueel slachten, dat zag hij niet zo zitten, Nederland kent immers ‘godsdienstvrijheid’. Wel zag hij iets, om tegemoet te komen aan de Dierenbescherming, in het aanbrengen van beperkingen door bijvoorbeeld het slachten voor export aan banden te leggen. Daarmee raakte de overheid immers niet de godsdienstige rechten van de Nederlands Joodse gemeenschap. In die jaren werd in Nederland klein- en grootvee, om bedrijfseconomische redenen, voor de IsraĂŤlische markt geslacht. Ook werd dit voor de Joodse gemeenschap van Zwitserland gedaan, maar dan omdat het koosjer slachten van dit soort vee in Zwitserland verboden is. De discussie tussen de Joodse gemeenschap en de overheid die op deze dreigende beperking volgde woedde toen voornamelijk op het Ministerie van Landbouw. De Tweede Kamer en de politieke partijen hielden zich afzijdig. Vandaag speelt de strijd zich niet af op het ministerie. Integendeel. De minister of diens staatssecretaris zijn deze keer de laatsten die aan het woord komen. De Joodse gemeenschap moet in discussie met bijna heel politiek Nederland. Ritueel slachten is onderwerp van gesprek in de lokale politieke afdelingen, in de provincies en op landelijk niveau. Maar er is nog een verschil tussen de discussie in de jaren tachtig en het debat dat nu gaande is. Dertig jaar geleden was religie een wezenlijk onderdeel van onze Nederlandse samenleving. Het woord secularisatie werd nog niet vaak gehoord. De toen gangbare fatsoensnormen beschermden niet alleen het taalgebruik tegenover religieuze burgers, maar ondersteunden ook veel meer 12
dan nu het respect voor geloofsovertuigingen. Religie was toen nog toegestaan in de openbare ruimte. Daardoor kreeg de gelovige ruimte en hoefde hij zichzelf niet zo vaak te verdedigen. Bovendien waren in de jaren tachtig de rechten van allochtone bewoners en hun specifieke normen en waarden beter beschermd dan nu. Het Tweede Kamerlid Hans Janmaat van de Centrumpartij en later van de Centrum Democraten kreeg last van justitie door het gebruik van de leuzen ‘Vol = Vol’ en ‘Eigen Volk Eerst’. Tegenwoordig blijken er geen belemmeringen meer te zijn voor dit soort taalgebruik. Er worden, ook in de Tweede Kamer, termen gebruikt en dingen gezegd die tot een veel krachtiger negatief oordeel leidden over burgers in ons land en hun religieuze gebruiken dan in de tachtiger jaren. Ten slotte het derde onderscheid met de jaren tachtig: toen was de Dierenbescherming onze grote opponent in de discussie over ritueel slachten. Er was geen politieke partij die zich erg bekommerde om dierenrechten. Nu staan wij tegenover een politieke partij die de rechten van dieren heeft verheven tot hetzelfde niveau als mensenrechten. Die partij is erin geslaagd andere fracties in de Tweede Kamer over te halen om een verbod op ritueel slachten te steunen. De grote steun voor dit wetsvoorstel van de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer – van de 150 Kamerleden stemden 116 voor – werd mede verkregen door de manier waarop een deel van de media over het ritueel slachten heeft bericht. Over het algemeen waren de achtergrondartikelen en de redactio nele commentaren niet overwegend negatief over het laten voortbestaan van de rituele slacht. Wel werd ruimte geschapen voor beeldvorming. Dit gebeurde door het keer op keer vertonen van de ‘bloedige taferelen’ die ook door de Partij voor de Dieren 13
werden gehanteerd als strijdmiddel. Slachten, ook het reguliere slachten, is nu eenmaal een fenomeen waarbij bloed vloeit. Bij interviews en discussieprogramma’s op de televisie waren het voortdurend deze beelden die op de achtergrond getoond werden en die een dominante plaats gingen innemen in de meningsvorming. Ook op de internetsites van verschillende media was het een komen en gaan van foto’s van bebloede messen, hangende kadavers en slachters die met hun gelaarsde voeten door het bloed baggeren. Daarnaast werd in de schrijvende pers en op de sites van de verschillende media veel ruimte gegeven aan de tegenstanders van het ritueel slachten. In het kader van een objectieve berichtgeving en de meningsvorming is daar natuurlijk niets mis mee. Maar het ging wel vaak om meningen die gevormd werden op basis van de hierboven beschreven beeldvorming en niet op basis van de feiten (zie de voorbeelden aan het einde van dit hoofdstuk). Uitzonderingen hierop waren in ieder geval artikelen en interviews in het Reformatorisch Dagblad, het Nederlands Dagblad, de Volkskrant en nrc -Handelsblad. Zij hebben een zorgvuldige berichtgeving betracht, daarbij regelmatig begeleid door een gefundeerd redactioneel commentaar. De afgelopen maanden bracht het debat mij bij openbare bijeenkomsten en bij besloten ontmoetingen. Voor- en tegenstemmers maakten hun visies intern kenbaar of zochten de publiciteit. Er werden standpunten ingenomen, visies werden gewijzigd. Hakken werden in het zand gezet of er juist uitgehaald. Op 24 januari zou de Eerste Kamer haar stem hebben uitgebracht. Deze stemming ging niet door. Mevrouw Thieme werd door omstandigheden gedwongen met vervroegd zwangerschaps14
verlof te gaan. Daardoor werd de behandeling van haar wetsvoorstel en de stemming daarover verdaagd tot medio mei. Een vertraging van drie maanden. Hoe het uiteindelijk gaat aflopen weten we nu dus niet. Als het wetsvoorstel door de Eerste Kamer wordt weggestemd, zijn we voorlopig van de problemen af. Voorlopig. Mevrouw Thieme heeft immers aangekondigd met een nieuw wetsvoorstel te komen. Nu al weten wij dat de strijd die daarop volgt mogelijk nog moeilijker zal zijn dan het gevecht dat voor dit moment achter ons ligt. Tenzij de religieuze gemeenschappen erin slagen de beeldvorming en de visie dat het ritueel slachten met betrekking tot de dierenwelzijnsnormen in ons land grensoverschrijdend is, te weerleggen. Maar dat is een lange weg. De grote schade van deze strijd is het negatieve beeld dat over halal en koosjer slachten is geschapen. Met dit beeld is echter ook een uiterst negatief imago gestimuleerd van de bevolkingsgroepen die het ritueel slachten uitvoeren. Zij werden getypeerd als dierenkwellers, beulen, aantasters van dierenwelzijn, middeleeuwse barbaren et cetera. Een behoorlijk deel van deze bevolkingsgroepen, die zich tot nu toe als verantwoordelijke burgers hebben ingespannen om te integreren en te participeren, heeft zich daardoor min of meer afgekeerd van onze samenleving. Zij zijn met de rug naar onze samenleving toe gaan staan: boos, teleurgesteld, aangeslagen. Dit is nog maar ĂŠĂŠn van de kwalijke effecten die de hetze rond slachtmethodes in Nederland teweeg heeft gebracht. De politiek heeft hen beschadigd. Rechtgeaarde volksvertegenwoordigers zullen die schade moeten herstellen. Het zal een uiterste krachtsinspanning vergen om hen, voor wie religie en religieus handelen een levensadem is, opnieuw bij de maatschappij te betrekken. Deze inspanning zal veel tijd kosten, maar ze moet wel worden geleverd 15
Het woord ‘dagboek’ in de titel suggereert wellicht een volledige weergave van alle gebeurtenissen van de afgelopen maanden. Die suggestie gaat echter niet op. In de beslotenheid van gesprekken en ontmoetingen is er veel meer gezegd dan ik aan de openbaarheid prijs zou willen geven. In de afgelopen maanden zijn persoonlijke banden gesmeed met hen die, nogal eens vanuit onbekendheid met de materie, voortijdig een stelling hadden betrokken die zij later toch weer moesten verlaten. Door zich open te stellen voor een vervolgontmoeting, door de uitdaging aan te gaan om nog eens deel te nemen aan een gedachtewisseling, bleek het noodzakelijk om anders te gaan denken over koosjer slachten. Zij waren bereid hun omslag van denken openhartig uit te spreken. Het leek mij niet correct om dit deel van mijn activiteiten van de afgelopen maanden in dit boek met u te delen. Maar de lezer kan gerust zijn. Naast deze dingen blijft er nog voldoende leeswaardig materiaal over om te concluderen dat het debat over het verbod op ritueel slachten mij niet geheel ‘onverdoofd’ heeft achtergelaten. Rabbijn Lody B. van de Kamp Amsterdam, Adar 5772/maart 2012
16