DE RELATIE TUSSEN SYSTEMATISCHE THEOLOGIE EN GEWONE GELOOFSTAAL
H.T. Kroesbergen
DE RELATIE TUSSEN SYSTEMATISCHE THEOLOGIE EN GEWONE GELOOFSTAAL Naar een alternatieve, systematische theologie
Boekencentrum Academic, Zoetermeer
www.uitgeverijboekencentrum.nl Uitgeverij Boekencentrum Academic is een onderdeel van Uitgeverij Boekencentrum
Ontwerp omslag: Oblong, Jet Frenken ISBN 978 90 239 2381 7 NUR 706 Š 2012 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Woord vooraf Vier maanden zijn we nu Zambia. Zoveel is anders, zoveel is toch ook weer niet anders. Het ene moment staan we ervan te kijken hoe echt anders mensen hier zijn, hoe anders ze dingen doen, hoe ze andere dingen belangrijk vinden dan wij gewend zijn. Het andere moment vallen alle verschillen weg en zien we hoe het hier toch ook gewoon mensen zijn. Dit heen en weer, deze zoektocht, het gepuzzel dat het oplevert, dat lijkt op het gepuzzel van de afgelopen jaren aan dit proefschrift. Zo anders, en toch ook gewoon mensen. ‒ Hier in Zambia merken we ook hoe geseculariseerd Nederland is, het hele klimaat, de lucht die je inademt. In Nederland werd ook op de theologische faculteit niet gebeden voor en na elke vergadering of voetbalwedstrijd. Hier wel. Dit proefschrift is geschreven in Nederland, in het seculiere, Nederlandse klimaat; om in dat klimaat iets uit te leggen over gelovigen: zo anders en toch ook gewoon mensen. Veel mensen hebben mij geholpen bij mijn zoektocht. Allereerst wil ik hier mijn promotor bedanken: prof. dr. L.J. van den Brom. Hij gaf mij de ruimte om te puzzelen, stimuleerde het zoeken buiten de gebaande paden en nam de tijd voor regelmatige besprekingen toen na een aantal jaar predikantschap het proefschrift er toch maar echt van moest komen. Bedankt daarvoor! Het HTWI, later PThU, wil ik bedanken voor de aanstelling als assistent-in-opleiding die ik vier jaar mocht genieten. Ook mijn dank aan prof. dr. A.F. Sanders die bij het begin van het project betrokken is geweest, aan Henk van Putten, die het Nederlands controleerde, en aan Charles Cartwright, die keek naar het Engels van de samenvatting. Naast de direct betrokkenen bij dit onderzoek wil ik ook graag de Spiegelkring noemen. De gesprekken over theologie en dominee-zijn hebben mij altijd goed gedaan. Verder natuurlijk het roemrucht dispuut Neoem Benej Nebiim. Misschien nog wel meer dan alle theologische opleiding, hebben de sfeer en gesprekken bij Neoem gevormd hoe ik theologisch naar de wereld kijk. Ik wil mijn familie en schoonfamilie bedanken, die steeds met mij meeleefden en waar ik altijd op terug kon vallen. Tenslotte, Johanneke, mijn lieveling, bedankt voor alles! Bij dit proefschrift voor het lezen van alle manuscripten, de eindeloze gesprekken, de interesse en de stimulans ‒ dankjewel, bedankt voor al je hulp en alles wat ik schrijf, is voor jou.
5
Inhoudsopgave
1. Inleiding .............................................................................................................. 9 1.1 Inleiding ........................................................................................................... 9 1.2 Gewone geloofstaal en systematische theologie ............................................. 10 1.3 Leeswijzer ...................................................................................................... 12
2. Vier valkuilen; twee strategieĂŤn ................................................................. 13 2.1 Inleiding ......................................................................................................... 13 2.2 De rol van gewone geloofstaal in het leven .................................................... 13 2.3 De rol van gewone geloofstaal in de wereld ................................................... 20 2.4 Twee strategiĂŤn............................................................................................... 27
3. De rol van gewone geloofstaal in het leven ............................................ 30 3.1 Inleiding ......................................................................................................... 30 3.2 Het kritisch realistische beeld ......................................................................... 31 3.3 Het meta-narratieve beeld ............................................................................... 38
4. Niet onpersoonlijk .......................................................................................... 46 4.1 Inleiding ......................................................................................................... 46 4.2 De kritisch realistische strategie ..................................................................... 46 4.3 Problemen ....................................................................................................... 51 4.4 De meta-narratieve strategie ........................................................................... 56 4.5 Problemen ....................................................................................................... 64
5. Niet puur persoonlijk..................................................................................... 71 5.1 Inleiding ......................................................................................................... 71 5.2 De kritisch realistische strategie ..................................................................... 72 5.3 De meta-narratieve strategie ........................................................................... 74 5.4 Problemen ....................................................................................................... 76
6. De rol van gewone geloofstaal in de wereld .......................................... 82 6.1 Inleiding ......................................................................................................... 82 6.2 Twee beelden .................................................................................................. 82
7. Niet compleet vertaalbaar ............................................................................ 90 7.1 Inleiding ......................................................................................................... 90 7
7.2 De kritisch realistische strategie ..................................................................... 90 7.3 Problemen ....................................................................................................... 97 7.4 De meta-narratieve strategie ......................................................................... 100 7.5 Problemen ..................................................................................................... 108
8. Niet principieel onvertaalbaar .................................................................. 113 8.1 Inleiding ....................................................................................................... 113 8.2 De kritisch realistische strategie ................................................................... 114 8.3 Problemen ..................................................................................................... 119 8.4 De meta-narratieve strategie ......................................................................... 123 8.5 Problemen ..................................................................................................... 128
9. Een alternatieve systematische theologie .............................................. 133 9.1 Inleiding ....................................................................................................... 133 9.2 De voetstappen in het zand ........................................................................... 133 9.3 Een alternatieve systematische theologie ..................................................... 138 9.4 Het beginvoorbeeld ...................................................................................... 153 9.5 Geen praktische theologie ............................................................................ 159
10. Nogmaals de vier valkuilen .................................................................... 162 10.1 Inleiding ..................................................................................................... 162 10.2 Niet onpersoonlijk ...................................................................................... 163 10.3 Niet puur persoonlijk .................................................................................. 171 10.4 Niet compleet vertaalbaar ........................................................................... 180 10.5 Niet principieel onvertaalbaar .................................................................... 188
Slotbeschouwing ............................................................................................... 195 Bibliografie ......................................................................................................... 206 Summary.............................................................................................................. 211 Index ..................................................................................................................... 218 Curriculum Vitae............................................................................................... 221
8
1. Inleiding 1.1 INLEIDING ‘En toch ben ik niet alleen – ik weet dat er altijd iemand bij mij is,ʼ zegt hij, terwijl hij even naar de hemel kijkt. Het is een geloofsuitspraak uit het leven van alledag. Deze weduwnaar ervaart dat God altijd bij hem is – dat maakt het dragelijk dat hij nu al weer zo lang alleen woont. Theologen spreken ook over God die altijd bij ons is, maar bij theologen klinkt het vaak zo anders. Bij theologen is de nabijheid van God een onderdeel van een theoretisch betoog. Dit is bijvoorbeeld te zien bij wat de Duitse systematische theoloog Wolfhart Pannenberg schrijft over Gods nabijheid. Hij is een van de twee theologen die in dit onderzoek als kroongetuigen zullen optreden. In zijn Systematische Theologie spreekt hij over ervaringen van God en zijn trouw. Wanneer hij ‘de waarheid van de christelijke leer als thema van de systematische theologie’ behandelt, schrijft hij over het idee dat de uiteindelijke toekomst van de wereld Gods werkelijkheid pas kan bewijzen: Das schliesst die Möglichkeit vorläufiger Erfahrungen der Wirklichkeit Gottes und seiner Beständigkeit im Gang der Geschichte nicht aus, aber alle darauf bezogenen Aussagen beruhen in der für alles menschliche Reden von Gott spezifischen Weise auf Vorgriffen auf das Ganze der Welt und also auf die noch nicht eingetretene Zukunft ihrer noch unabgeschlossenen Geschichte.1
Ervaringen van God zijn hier onderdeel van een betoog. De manier waarop Pannenberg ervaringen van Gods aanwezigheid karakteriseert, is typerend voor zijn systematische theologie. Hij spreekt over de mogelijkheid van voorlopige ervaringen van God. Er zijn ook theologen die heel anders over God spreken. Pannenbergs collega, de Amerikaan Robert Jenson, schrijft in zijn Systematic Theology: ‘That God listens to us and responds to us, far from being a condescension, is the very way he is faithful to himself.ʼ2 God laat zichzelf aan ons kennen zoals hij is, zo betoogt Jenson. Aan het eind van hoofdstuk twee zal ik terugkomen op de manier waarop Pannenberg en Jenson elk op hun eigen manier systematisch theologisch omgaan met de gewone geloofstaal. Nu gaat het mij er om het verschil te laten zien tussen gewone geloofstaal en systematische theologie. De weduwnaar en de systematische theologen spreken allebei over ervaringen van Gods aanwezigheid, maar het klinkt heel anders. De weduwnaar doet een existentiële uitspraak die laat zien hoe hij God ervaart in zijn leven. De systematische theologen zijn theoretisch bezig: zij bouwen een beredeneerd betoog op. Er is een groot verschil tussen de doorleefde uitspraak ‘En toch ben ik niet alleenʼ en de abstracte argumenten van de systematische theologen.
1 2
Wolfhart Pannenberg, Systematische Theologie; Band 1, Göttingen 1988, 65. Robert W. Jenson, Systematic Theology; Volume 1; The Triune God, Oxford 1997, 222.
9
Het verschil tussen wat de weduwnaar zegt en wat de systematische theoloog zegt, is zo groot, dat het de vraag is of ze het over hetzelfde hebben. Heeft wat de weduwnaar zegt wel iets te maken met de systematische argumentaties van de theologen? Heeft wat Pannenberg en Jenson schrijven over ervaringen van Gods aanwezigheid, te maken met de troost die de weduwnaar haalt uit Gods aanwezigheid, met wat zijn hele leven kleurt? Met dezelfde woorden wordt iets totaal verschillends gedaan. Is er wel een relatie tussen die twee? Dit is een onderzoek naar de relatie tussen gewone geloofstaal en systematische theologie. We onderzoeken op welke manier systematische theologie in haar spreken recht kan doen aan gewone geloofstaal. Om recht te doen aan gewone geloofstaal moeten verschillende valkuilen vermeden worden. In dit onderzoek worden vier valkuilen voor systematische theologie met betrekking tot gewone geloofstaal, tot uitgangspunt genomen. Twee ideaaltypische strategieën in de systematische theologie om deze valkuilen te vermijden zullen vervolgens aan de hand van literatuurstudie worden geanalyseerd. Op basis van de problemen die in deze analyse naar voren komen, wordt daarna een alternatieve benadering in de systematische theologie geconstrueerd. Deze alternatieve strategie reikt een manier aan voor de systematische theologie om in haar spreken recht te doen aan gewone geloofstaal. De alternatieve systematische theologie wordt tot slot getoetst aan de hand van de vier valkuilen die het uitgangspunt van dit onderzoek vormen.
1.2 GEWONE GELOOFSTAAL EN SYSTEMATISCHE THEOLOGIE Wat gewone geloofstaal is, wat systematische theologie zou moeten zijn, en hoe die twee zich tot elkaar verhouden, zal blijken uit dit onderzoek als geheel. In de volgende alinea’s worden eerst de termen ‘gewone geloofstaal’ en ‘systematische theologie’ gedefinieerd. Onder gewone geloofstaal wordt in dit onderzoek alles verstaan wat gelovigen zeggen met betrekking tot hun geloof. Gewone geloofstaal is een heel breed veld van taalgebruik. Mensen doen van alles met en in gewone geloofstaal. Wanneer een gelovige op zondagochtend bidt voor zijn ontbijt, binnensmonds vloekt wanneer hij zich brandt aan de theepot, of kijkt naar het tegeltje met het gedicht over de voetstappen in het zand wanneer hij zijn jas aandoet: dat is allemaal geloofstaal. Wanneer een gelovige in de kerkdienst ‘Ook met u zij de Heer!’ antwoordt aan de voorganger, zingt ‘De Heer is mijn herder’, tijdens het stil gebed bidt voor zijn zieke moeder, bij het koffiedrinken na de dienst zijn bedenkingen uit over hoe christelijk een bepaalde politicus handelt, of aan een ouderling vertelt dat hij nog niet weet of hij ingaat op het verzoek om in de kerkenraad te komen: al deze uitingen vallen onder gewone geloofstaal. Ik beperk mij in dit onderzoek tot christelijke gewone geloofstaal. Systematische theologie is een reflectie op deze gewone geloofstaal. Gewone geloofstaal en systematische theologie zijn te onderscheiden als respectievelijk eerste-orde en tweede-orde-taal, met dien verstande dat er ook bijvoorbeeld godsdienstfilosofische en godsdienstwetenschappelijke tweede-orde-taal met betrekking tot gewone geloofstaal bestaat. Systematische theologie wordt in dit onderzoek opgevat als een reflectie op de impliciete regels van geloof ten dienste van het geloof. In tegenstelling tot godsdienstfilosofie of godsdienstwetenschap is systematische 10
theologie bedoeld om gewone geloofstaal te ondersteunen. Dit ondersteunen heeft drie aspecten: 1. De systematische theologie helpt de gewone gelovige zijn eigen geloof beter te begrijpen. Door de systematisch theologische reflecties ziet de gelovige beter wat hij doet, wanneer hij gewone geloofstaal spreekt. Hij verstaat zichzelf beter. 2. De systematische theologie helpt de gewone gelovige zijn geloof beter te verdedigen tegen kritische vragen van buiten, of van zichzelf. Door zichzelf beter te verstaan, begrijpt de gewone gelovige ook beter welke kritiek op zijn geloofsuitingen niet ter zake doet en welke wel van waarde is. 3. De systematische theologie helpt de gewone gelovige om zijn geloof te verdiepen. In de systematische theologie worden kritische vragen gesteld en verbanden gelegd, die tot verdieping van het geloof van de gewone gelovige kunnen leiden. Systematisch theologische reflecties zijn goede en nuttige reflecties, wanneer ze de gelovige helpen zijn geloof te verstaan, verdedigen en verdiepen. Systematische theologie zou recht moeten doen aan gewone geloofstaal ten dienste van deze drie doelen. De manier waarop systematische theologie reflecteert op gewone geloofstaal om haar te ondersteunen, kan verhelderd worden door het werk van de systematische theologie in opnieuw drie aspecten onder te verdelen: het analytische, het systematische en het normatieve. 1. Allereerst het analytische aspect: geloofstaal wordt ontleed door de systematische theoloog, waarbij concepten die een rol spelen en verbanden daartussen worden ge誰nventariseerd. 2. Vervolgens is er het systematische aspect: de verschillende concepten worden in een reconstructie weer met elkaar in verband gebracht. 3. Ten slotte is er het normatieve aspect. Het analyseren en systematiseren leidt niet tot een reconstructie van hoe gewone geloofstaal feitelijk gebruikt wordt, maar van hoe het gebruikt zou moeten worden. De systematische theoloog heeft een verantwoordelijkheid ten opzichte van gewone geloofstaal. Op basis van analyse en systematisering doet de systematische theoloog een voorstel voor de manier waarop geloofstaal zou kunnen functioneren. In de theologische praktijk zijn de drie aspecten die hier zijn onderscheiden meestal tegelijkertijd aanwezig. Dit is ook het geval in de twee systematisch theologische citaten hier boven. In het normatieve aspect verschilt de systematische theologie van de meeste godsdienstfilosofie en godsdienstwetenschap. Godsdienstfilosofen en godsdienstwetenschappers willen zich beperken tot het analyseren en systematiseren van de feitelijk gegeven geloofstaal. Systematische theologie daarentegen is betrokken reflectie op gewone geloofstaal. Systematisch theologische reflectie staat ten dienste van gewone geloofstaal, om gewone geloofstaal te helpen verstaan, verdedigen en verdiepen.
11
1.3 LEESWIJZER In dit onderzoek staat de relatie tussen systematische theologie en gewone geloofstaal centraal. Er zijn verschillende valkuilen voor de systematische theologie met betrekking tot die relatie, en verschillende strategieën om die valkuilen te vermijden. In hoofdstuk twee worden vier valkuilen geschetst. In de volgende hoofdstukken komen twee systematisch theologische strategieën aan bod om deze valkuilen te vermijden. Deze twee strategieën zullen worden geïllustreerd aan de hand van het werk van de al genoemde Wolfhart Pannenberg en Robert Jenson. Pannenberg en Jenson zijn twee vooraanstaande hedendaagse systematische theologen. Zij vertegenwoordigen twee heel verschillende benaderingen in de systematische theologie, zoals we zullen zien, en staan model voor brede stromingen in de hedendaagse systematische theologie. Beiden hebben zij een uitgebreide ‘systematische theologie’ geschreven, waardoor hun werk goed met elkaar te vergelijken is. Na deze theoretische analyse van twee hedendaagse stromingen in de theologie wordt in de laatste twee hoofdstukken en de slotbeschouwing een eigen alternatief voor een systematisch theologische strategie gepresenteerd. Deze alternatieve systematische theologie reikt een manier van systematische theologie bedrijven aan, die veel beter in staat is recht te doen aan gewone geloofstaal. De presentatie van de alternatieve systematische theologie is het belangrijkste onderdeel van dit onderzoek. Om tot de alternatieve systematische theologie te komen, zullen eerst echter twee andere stromingen in de systematische theologie behandeld worden en daarvoor vier valkuilen die er in het algemeen zijn bij de manier waarop systematische theologie reflecteert op gewone geloofstaal.
12
2. Vier valkuilen; twee strategieën 2.1 INLEIDING Omdat systematische theologie ten dienste van gewone geloofstaal staat, moet ze recht doen aan de rol die gewone geloofstaal speelt. De rol die gewone geloofstaal speelt in het leven van de gelovige kan aanleiding geven tot overhaaste conclusies. Zo zou de systematische theoloog gewone geloofstaal kunnen voorstellen als iets onpersoonlijks, of juist als iets puur persoonlijks. Beide reconstructies zijn begrijpelijk, wanneer gekeken wordt naar bepaalde voorbeelden van gewone geloofstaal, maar blijken valkuilen te zijn die vermeden moeten worden. Ook de rol die geloofstaal speelt in de bredere wereld, de verhouding van geloofstaal en wetenschappelijke taal of feitelijke taal bijvoorbeeld, kan leiden tot een misverstaan van gewone geloofstaal. Bepaalde praktijken waarin geloofstaal een rol speelt, kunnen aanleiding geven aan de systematische theoloog om gewone geloofstaal op te vatten als compleet vertaalbaar in seculiere termen, of juist als principieel onvertaalbaar in seculiere termen. Ook dit zijn valkuilen die vermeden moeten worden om recht te doen aan gewone geloofstaal. Pannenberg en Jenson staan model voor twee manieren waarop de systematische theoloog de genoemde valkuilen kan vermijden. Echter, voordat Pannenberg en Jenson nader voorgesteld worden, laten we aan de hand van voorbeelden zien waaruit de verschillende valkuilen bestaan en hoe men hier in kan vallen. Allereerst de twee valkuilen met betrekking tot de rol die geloofstaal speelt in het leven van gelovigen: geloofstaal zien als onpersoonlijk of juist als puur persoonlijk.
2.2 DE ROL VAN GEWONE GELOOFSTAAL IN HET LEVEN Valkuil een: gewone geloofstaal als onpersoonlijk Door het grote verschil tussen de existentiële taal van de gelovige en de argumentatieve taal van de systematische theoloog kan het moeilijk zijn te zien hoe systematische theologie van nut kan zijn. Soms wordt er echter uit de geloofspraktijk zelf een vraag aan de systematische theoloog gesteld. Wanneer er bijvoorbeeld meningsverschillen of conflicten zijn, kan de systematische theoloog gevraagd worden om daarin als arbiter op te treden. Op grond van het normatieve aspect van zijn werk kan de systematische theoloog wellicht vaststellen welke partij er gelijk heeft. Toch is dit iets waarmee de systematische theologie moet oppassen, zoals blijkt uit het volgende voorbeeld. In kerkelijke gemeentes is soms verschil van mening over welke liederen er gezongen moeten worden in de kerkdienst. De één gaat speciaal naar de kerk om daar ‘Wat de toekomst brengen moge’ te kunnen zingen, terwijl de ander demonstratief zijn mond houdt bij dat lied. Hij voelt weerzin bij de berusting die uit dat lied spreekt. Sommige kerkgangers zingen het liefst alleen maar liederen van Huub Oosterhuis, omdat ze die zo hedendaags en poëtisch vinden, terwijl anderen die liederen verafschuwen, omdat zij vinden dat ze elitair en onbegrijpelijk zijn. De een ervaart de blijheid van het christelijk geloof pas bij het zingen van Opwekkings13
liederen, terwijl een ander Opwekkings-liederen ‘triomfantelijke kermismuziek’ vindt. Al die verschillende meningen en belevingen kunnen de vraag oproepen naar duidelijkheid: wat is goed en wat niet? Het is aannemelijk te zeggen dat er grenzen zijn aan wat verantwoord is om te zingen, maar waar liggen die? Dergelijke vragen kunnen een systematische theoloog uitnodigen om dàt – los van alle persoonlijke conflicten en gevoeligheden – uit te zoeken. De systematische theoloog wordt dan bij een conflict geroepen als een neutrale buitenstaander en expert, die analyseert, systematiseert en voorschrijft wat toelaatbaar is en wat niet. Het verlangen naar een verhelderende en dienstbare systematische theoloog is begrijpelijk. Wanneer een systematische theoloog echter meent als neutrale arbiter te kunnen optreden, is het gevaar groot dat hij impliciet de gewone geloofstaal uit die liederen ziet als onpersoonlijk. Hij gaat uit van het idee dat liederen adequaat zijn of niet, los van de persoon van de kerkganger en zijn beleving. Gewone geloofstaal wordt dan beschouwd als een bepaalde vaststaande set opvattingen en leefregels met duidelijke grenzen. De systematische theoloog verwoordt die grenzen helder en bepaalt welke gewone geloofstaal wel en niet toelaatbaar is. Op deze manier is de systematische theoloog in de eerste valkuil gelopen: hij vat gewone geloofstaal op als onpersoonlijke taal. Waarom is dit een valkuil? Ten eerste doet het geen recht aan de eeuwenlange geloofstraditie waarin gelovigen hun geloof hebben beleefd, terwijl ze – ook theologisch gezien – een breed repertoire van liederen zongen. Net zoals er in de bijbel veel verschillend klinkende teksten naast elkaar staan en samen de ‘regel van het geloof’ vormen, zo gelooft men in de dagelijkse geloofspraktijk al eeuwenlang, terwijl men liederen zingt die onderling verschillen van theologische kleur. Er is nog een tweede en belangrijker bezwaar tegen systematische theologen die al te gemakkelijk hun oordeel geven over de vraag of liederen theologisch toelaatbaar zijn. Het is namelijk de vraag of de theologische inhoud van een lied zich uit de liederen op zichzelf laat afleiden. De liederen spelen een rol in het leven van mensen. Wat doen mensen met de liederen? De een hoort berusting in ‘Wat de toekomst brengen moge’, de ander put er vertrouwen uit om enthousiast aan de slag te gaan, en weer een ander laat zich vooral dragen door de melodie of de wat archaïsche klank van de woorden. Om te kijken wat de liederen betekenen, werkt het niet om alleen te kijken naar de inhoud van de tekst, maar moet rekening gehouden worden met wat mensen met de liederen doen, en naar wat de liederen met mensen doen. Die context geeft liederen hun betekenis. Het verlangen dat meespeelt, de overgave, het gevoel opgenomen te zijn in een gemeenschap, de manier waarop het de gelovige naar het leven laat kijken – dat zijn allemaal aspecten die betekenis geven aan het zingen van liederen. Die aspecten mist de systematische theoloog, wanneer hij gewone geloofstaal opvat als onpersoonlijke taal, waar hij als expert over kan oordelen. Liederen hebben betekenis in de doorleefde praktijk van gelovigen. Mensen in de kerk zingen uit psalm 18: Met U durf ik mij in de strijd te wagen, de legerbenden op de vlucht te jagen. … Hij is mijn oefenmeester van omhoog, door Hem geschoold span ik de koop’ren boog. … De vijand joeg ik rustloos na, totdat ik hem vernietigend geslagen had. Ik sloeg hen neer, dat zij niet opstaan konden, zij vielen voor mijn voeten wijd in ’t ronde.3
3
Psalm 18: 8, 10, 11, in: Liedboek voor de Kerken, 's Gravenhage 1973.
14
Maar de binnenlandse veiligheidsdienst hoeft niet meteen een onderzoek naar deze mensen in te stellen. Wanneer de veiligheidsdienst kijkt naar wat deze kerkgangers doen, wanneer ze de kerk weer uit zijn, dan blijkt die strijdbaarheid niet van dien aard is, dat het de staatsveiligheid bedreigt. De betekenis van de woorden blijkt uit wat de mensen met die woorden doen in hun leven. Dat geldt voor taal in het algemeen, maar voor gewone geloofstaal in het bijzonder. Als de systematische theoloog bij geloofstaal het persoonlijke, doorleefde aspect van de woorden uit het oog verliest, begrijpt hij niet wat de woorden zeggen. Het persoonlijke aspect van gewone geloofstaal kan gesprekken over liederen moeizaam en uitzichtloos maken, maar toch is het een valkuil om als systematische theoloog het persoonlijke aspect buiten beschouwing te laten. We hebben nu gezien dat persoonlijke discussies zoals die over liederen een systematische theoloog er toe kunnen verleiden in de valkuil te trappen gewone geloofstaal als onpersoonlijk op te vatten, maar ook onpersoonlijke oordelen kunnen een systematische theoloog verleiden om mee te gaan in die valkuil. Daarover gaat het tweede voorbeeld. Het komt voor dat iemand bekritiseerd wordt vanwege iets dat hij in een publiek uitgesproken gebed zegt. Wanneer degene bijvoorbeeld suggereert dat Gods wil te maken heeft met de vraag of we een bepaalde baan nu wel of niet moeten nemen. Een kritische kerkganger kan van mening zijn dat hier een verkeerd godsbeeld achter zit. Als Gods wil met zulke alledaagse zaken als de keuze van een baan te maken heeft, dan maak je van de Vader van Jezus Christus een soort afgod, zo kan de kritiek luiden. De criticaster gaat hier uit van algemene ideeën over welke gebedsteksten bij de Vader van Jezus Christus horen. ‘God, laat mij zien of U wilt dat ik deze baan aanneem of niet’ is volgens hem een bede gericht aan een afgod en niet aan de vader van Jezus Christus. Dit oordeel houdt geen rekening met het persoonlijke aspect van geloofstaal. Het houdt geen rekening met welke rol deze bede speelt in het leven van de bidder, welke beleving erachter zit, en welke consequenties dit gebed heeft in iemands leven. Zonder dat iemand die persoonlijke aspecten kent, weet hij niet wat de gebedstekst betekent. Het is een andere vraag of het verstandig is zo’n gebed namens de hele gemeente uit te spreken, maar aan het gebed zelf – los van de betrokken personen – is niet te zien wat de gebedstekst betekent. Het oordeel van de criticaster is een systematisch theologisch oordeel – het is immers reflectie op de gewone geloofstaal van het gebed. Het oordeel van de criticaster is een systematisch theologisch oordeel van iemand die in de eerste valkuil gevallen is: hij vat gewone geloofstaal op als iets onpersoonlijks. Hij meent, los van het persoonlijke leven van de bidder, een oordeel te kunnen vellen over de vraag bij welke God het gebed hoort. Dit voorbeeld laat zien hoe gemakkelijk je mee kunt gaan in de eerste valkuil. De voorbidder uit dit voorbeeld kan ter verdediging bijbelgedeelten aanhalen, waarin Gods wil verbonden wordt met praktische keuzes als de keuze van een bepaalde baan. Dit is gevaarlijk. Op deze manier ontstaat een discussie over welke gebedstekst bij de God uit de bijbel hoort, terwijl niet meer gekeken wordt naar de rol die gebedsteksten spelen in iemands leven. De gewone geloofstaal van gebeden wordt iets ondoorleefds en onpersoonlijks. Door op zoek te gaan naar bijbelteksten, wordt geen recht gedaan aan de persoonlijke en doorleefde manier waarop gebeden een rol spelen in de levens van gelovigen. 15
Warrige, persoonlijke discussies kunnen de systematische theoloog ertoe verleiden in de valkuil te trappen geloofstaal als onpersoonlijk op te vatten, en ook onpersoonlijke theologische oordelen kunnen een overhaaste systematische theoloog ertoe brengen mee te gaan in die valkuil. Toch is het een valkuil die vermeden moet worden, als je recht wilt doen aan de manier waarop gewone geloofstaal betekenis heeft in het leven van een gelovige. Gewone geloofstaal is echter evenmin puur persoonlijk, dat is de andere valkuil die vermeden moet worden om recht te doen aan die rol die gewone geloofstaal speelt in de geloofspraktijk. Valkuil twee: gewone geloofstaal als puur persoonlijk Systematisch theologische reflectie moet gewone geloofstaal niet opvatten als onpersoonlijk, omdat dat geen recht zou doen aan de rol die geloofstaal speelt in het leven van gelovigen. Wanneer mensen gevraagd wordt naar hun geloofsbeleving, dan wordt duidelijk hoe sterk de gevoelens wat dat betreft verschillen. In de vorige paragraaf hebben we het voorbeeld gezien van de verschillende belevingen bij bepaalde liederen. Geloof is iets persoonlijks. De weduwnaar waarmee we begonnen, zal het misschien jammer vinden als zijn buurman niet op dezelfde manier als hij Gods nabijheid ervaart, maar het zal hem niet verbazen dat er mensen zijn die anders in het leven staan. Wanneer een systematische theoloog echter teveel nadruk legt op het persoonlijke aspect van gewone geloofstaal, loopt hij het risico dat hij de suggestie wekt dat gewone geloofstaal willekeurig is. Ook dat doet geen recht aan de rol die gewone geloofstaal speelt in de geloofspraktijk. Het is eveneens een valkuil om gewone geloofstaal als puur persoonlijk op te vatten. Toch is het niet onbegrijpelijk dat een overhaast systematische theoloog in die valkuil terecht kan komen. Er worden weer twee voorbeelden gegeven om dat risico te schetsen. Het eerste voorbeeld betreft een preek over Mattheüs 22 waar Jezus een gelijkenis vertelt over een koning, die een bruiloftsfeest geeft voor zijn zoon. In de preek zegt de predikant tegen zijn gemeente: ‘Wij zijn dus genodigd voor een koninklijke bruiloft, allen!ʼ4 Er zijn vele preken waarin dergelijke uitspraken voorkomen. De predikant actualiseert het bijbelverhaal door zichzelf en zijn hoorders bij de bruiloft te betrekken: ‘Wij zijn dus genodigd voor een koninklijke bruiloft, allen!ʼ Hier is zichtbaar op welke manier gewone geloofstaal persoonlijk is. De een leest de bijbeltekst uit Mattheüs en gelooft nu uitgenodigd te zijn op een koninklijke bruiloft, waar hij door God zelf ontvangen zal worden. Een ander gelooft niet dat er zo’n bruiloft zal komen, laat staan dat er een God bestaat die de gastheer zou kunnen zijn. Beiden behoren tot dezelfde gemeenschap. De verschillen tussen hen worden binnen die gemeenschap geaccepteerd als verschillen in geloof. Het is aan de mensen zelf wat ze wel of niet geloven. Geloof is persoonlijk, en dus zijn ook de taaluitingen van geloof, de gewone geloofstaal, persoonlijk. Wat er in de aangehaalde preek gebeurt, zou er zeker aanleiding toe moeten geven om als systematische theoloog rekening te houden met het persoonlijke aspect van gewone geloofstaal, maar een systematische theoloog gaat te ver, wanneer hij gewone geloofstaal voorstelt als puur persoonlijk. Wanneer iemand reageert op de uitspraak ‘Wij zijn dus genodigd voor een koninklijke bruiloft, allen!ʼ met ‘We zullen de koning straks eens vragen of hij in4
Rudolf Th. M. van Dijk, “Geroepen tot eeuwige aanschouwing”, in: De preek van het jaar, Kampen 2000, 58 (cursivering in origineel).
16