Als Freyja zich laat zien
opmk.Freyja.indd 1
30-09-13 11:19
Aan onze kinderen
opmk.Freyja.indd 2
30-09-13 11:19
Als Freyja zich laat zien De code van het christendom
Henk Vreekamp
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
opmk.Freyja.indd 3
30-09-13 11:19
Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council (FSC) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt.
www.uitgeverijboekencentrum.nl Ontwerp omslag: Studio Jan de Boer Vormgeving binnenwerk: Gerard de Groot Foto achterplat: Hans Dijkstra De gedichten van Anton Ent en Hans Andreus op p. 5, 284 en 64 zijn met toestemming overgenomen. Bron: Anton Ent, Binnen de wildroosters, Groningen 2011 en Hans Andreus, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1983.
ISBN 978 90 239 2689 4 NUR 694, 708 Š 2013 Henk Vreekamp, www.vreekamp.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
opmk.Freyja.indd 4
30-09-13 11:19
Vrees Een altaar op de boswei een doopvat op een viersprong koor en schepen tussen bomen ik kan ze niet zien zonder te vrezen Ik bang voor zand en licht zoek lieflijke erica en brem en hef me op aan het zilverlicht van de beweeglijke berkenstam Water hijg ik. Ben ik dat hert? Waar stroomt de beek? Waar kan ik op mijn knieĂŤn slurpen? Anton Ent
opmk.Freyja.indd 5
30-09-13 11:19
opmk.Freyja.indd 6
30-09-13 11:19
INHOUD Dit boek 9
DEEL I
DE GOD 11
1 De hagioscoop 13 2 De sacristie 26 3 De doopvont 38 4 De canon 54 5 De groene man 67
DEEL II DE HEILAND 81 6 De sluitsteen 83 7 De theologische hut 96 8 Het Ruwe Veen 109 9 Woesterweg 120 10 Schaveren 133 11 Galgenberg 147 12 De grafheuvel 162 13 Het Hol 174 14 Niersen 188 15 Valkeniersweg 201 16 Putterkoppel 214 17 Vreebosch 227 18 Koningshout 237
DEEL III DE GEEST 251
19 De grenssteen 253
7
opmk.Freyja.indd 7
30-09-13 11:19
DEEL IV DE KERK 269
20 De kathedraal 271 21 Koningskuil 286 22 Ruitergat 299 23 Koningseik 312 24 De rivier 324
VERANTWOORDING 335 1 Het Apostolicum 335 2 Ælfric 343 3 Wandelen 346 4 Edda, Evangelie en Tora 347 5 Ten slotte 349
LITERATUUR 351
8
opmk.Freyja.indd 8
30-09-13 11:19
Dit boek Dit boek is het laatste deel in een trilogie die zich afspeelt op de Veluwe. Evenals in beide vorige boeken – Zwijgen bij volle maan en De tovenaar en de dominee – draait het ook nu om de verhouding die het christendom heeft met heidendom en jodendom. Drievoudig is de christen in beeld. Als partner van de heiden, in een bondgenootschap dat zich keert tegen alles wat Joods is. Als bondgenoot van de Jood, in confrontatie met de heiden die de God van Israël afwijst. Als wandelaar tussen Jood en heiden, die nu en dan een vraag opwerpt. Wie is die christen zelf? Wat is de onvervreemdbare kern van het christelijk geloof? Over deze vragen gaat het in dit boek. We begeven ons naar het dorp Epe. Daar begint de wandeling.
9
opmk.Freyja.indd 9
30-09-13 11:19
opmk.Freyja.indd 10
30-09-13 11:19
DEEL I DE GOD
opmk.Freyja.indd 11
30-09-13 11:19
opmk.Freyja.indd 12
30-09-13 11:19
1 De hagioscoop Ik geloof …
Over het trottoir langs de Hoofdstraat loopt een breed tegelpad. Dwars op het pad zijn banken gepoot, massief beton met daarop geelbruin gelakte planken. Dorpelingen zitten er een ijsje te genieten, een boek te lezen, een sms-bericht te versturen of gewoon loom om zich heen te kijken. Het is een uitbundig zomerse septemberdag, uitzonderlijk warm voor de tijd van het jaar. Vanuit de kerktoren waaien carillonklanken langs de gevels. Dan klinken zeven slagen van de avondklok. Nog een half uur, en de zon gaat onder. Aan het begin van het tegelpad, op de hoek van Hoofdstraat en Pastoor Somstraat, staat Freyja. Zij bestudeert de bronzen sculptuur van de Vrouwen van Oranje, Wilhelmina, Juliana en Beatrix. Haar blik oogt uitgesproken nieuwsgierig. Ravendonkere pupillen verkennen ongedurig de omgeving. In zuiver zwart gaat zij gekleed. Zwarte breedgerande hoed op de helblonde haren. Zwarte sjaal om de zongebruinde hals. Zwarte zomerjurk rond het slank belijnde lichaam, licht ingesnoerd met een gouden gordel. Zwarte naaldgehakte schoenen los in de hand. Een vrouw, gehuld in diepdonker paars, het gezicht verborgen achter een masker, spreekt haar aan. Freyja schrikt. ‘Vrees niet’, zegt de vrouw, die in haar rechterhand een stuk perkament heeft. Woorden staan daarop geschreven, in een vreemde taal. SE LÆSSA CREDA prijkt met grote letters in rode inkt boven de tekst. Op de achterkant van het perkament is een vertaling te vinden. In een glimp vangt Freyja de laatste woorden op: ‘… eeuwig leven’.
13
opmk.Freyja.indd 13
30-09-13 11:19
‘Ja’, hoort zij de vrouw zeggen, ‘eeuwig leven, leven voor altijd. Je zult het vinden als je deze tekst op de voet volgt, de woorden één voor één spelt. Dit perkament bevat een code. De code van het christendom. Als het je lukt die te ontcijferen, zal eeuwig leven je deel zijn.’ ‘Nee, dank u’, hoort Freyja zichzelf zeggen. Zij haat ongevraagde aandacht. ‘Twaalf zinnen zijn het. Met elkaar vormen ze een weg. Over hoogten en door diepten, dwars door brede rivieren en recht over steile bergen. Als je de route volgt zoals hier beschreven, zul je het doel bereiken. Ongetwijfeld.’ ‘Nee, dank u’, herhaalt Freyja, die vermoedt waar de vrouw heen wil. ‘Je moet de woorden grondig lezen’, bezweert de gemaskerde gestalte. ‘Zo vaak lezen dat je ze ten slotte uit het hoofd kent. Van buiten leren dus. Van buiten, ja. Ze komen niet op in jezelf. Wat ze beloven, hebben je ogen niet eerder gezien, is in je hart niet opgekomen …’ ‘Het spijt me, geen belangstelling’, onderbreekt Freyja feller dan haar lief is. ‘De woorden zijn overigens niet eenvoudig te begrijpen. Je hebt uitleg nodig. Twaalf mannen die met elkaar de tekst hebben opgesteld, zullen die uitleg je geven.’ ‘Niet nodig. Ik ben niet christelijk. En dat wilde ik zo houden …’, protesteert Freyja. ‘De twaalf zinnen’, vervolgt de stem onverstoorbaar, ‘zullen je onderweg beschermen. En bescherming zul je nodig hebben. De woorden hebben magische kracht en helende uitstraling. Ze heiligen de plek waar je vertoeft en de tijd waarin je voorttrekt. Ze beschermen je tegen aanvallen van duistere geesten en verleidelijke krachten. Bescherming bieden ze tegen de toverkunst van de duivel zelf. Als je de woorden uitspreekt, zal de tegenstander zich terugtrekken, zal de koorts wijken, zal de opkomende waanzin niet doorzetten, zal de aanval van de zwarte elven worden afgeslagen, zal de verleiding het veld ruimen …’ ‘Magische kracht, deze woorden? Hoezo?’ onderbreekt Freyja, nu toch verrast. 14
opmk.Freyja.indd 14
30-09-13 11:19
‘De geschreven woorden’, fluistert de vrouw, ‘willen tot leven komen, los van het perkament. Ze willen tot vlees en bloed worden, opstaan in levenden lijve. En nu ben jij aan de beurt. Alsjeblieft, hier is de tekst.’ Vlug laat Freyja haar schoenen rond de voeten glijden om het perkament te kunnen aanpakken. ‘En hoe …?’ Voordat zij haar vraag kan stellen, is de vrouw verdwenen. Daar staat zij. Het perkament in de hand. Zij spelt de beginwoorden, letter voor letter: Ic gelyfe … Verder komt zij niet. Dan loopt zij het tegelpad af. Langs de winkels. Over de terrassen van lunchroom en ijssalon. De Beekstraat steekt zij over. Dan houdt het pad op. Een laatste steen markeert het einde. Gelegd door de burgemeester toen een herinrichting van het dorpscentrum was afgerond. Het tegelpad loopt dood tegen het grasveld dat grenst aan de noordkant van de kerk. Even later staat Freyja voor een muur. Het is de muur van de Grote of Sint-Maartenskerk van Epe. De naam Epe komt van het oeroude Apa, water. Epe is een plek aan het water, aan de beek. Het dorp ligt ten westen van de IJssel, aan de rand van Saksenland, maar nog net daarbinnen. Hier moet zendeling Le buïnus vanuit Wilp en Deventer zijn spoor hebben getrokken. Tegen het einde van de achtste eeuw zal op deze plek de eerste kapel zijn gebouwd. Een huis van hout. Jan van Zellem schreef het handboek bij dit Godshuis. Dit huis van hout en steen noemde hij zijn zorgvuldige verslaglegging in woord en beeld. De titel ontleende hij aan een lied van dominee-dichter Sytze de Vries (Liedboek 2013, Gezang 280:2): Dit huis van hout en steen, dat lang de stormen heeft doorstaan, waar nog de wolk gebeden hangt van wie zijn voorgegaan … Wie zijn voorgegaan op deze plek? Generaties christenen. Daarvóór nog meer generaties heidense voorouders. In Epe wonen mensen al vijfdui15
opmk.Freyja.indd 15
30-09-13 11:19
zend jaar lang. Zo gezien is het christendom een betrekkelijke nieuwkomer in het dorp. De kerk staat op de plek die sinds mensenheugenis is afgezonderd. Hier, aan de oever van de beek, moet het begonnen zijn. Hier trof men een plaats waar het goed toeven was. Tussen het hooggelegen massief van de Veluwe en de drassige oevers van de IJssel. De kerk houdt zich gesloten. Het gebouw geeft zijn geheimen aan een buitenstaander niet zomaar prijs. Een millennium lang intussen staat het zwijgend in alle talen op deze plek, dit huis van hout en steen. Met haar ogen tast Freyja de middeleeuwse muur af. Dan ontdekt zij een opvallend patroon in de stenen. Onder het middenraam van het koor van de kerk, laag bij de grond. Een meter breed en ruim een meter hoog, schat zij. Het kan niet missen. Hier was een venster. Ooit werd het dichtgemetseld. Waarvoor zou dit lage raam gediend hebben? Om licht door te laten? Geen stralend zonlicht, maar toch. Een baan van ingetogen noordelijk licht. Of was het een raam om naar binnen te kunnen kijken? Wat viel er dan te zien? ‘Dit’, vertelt een onzichtbare stem achter haar, ‘is een hagioscoop. Zoals je door een telescoop naar heel ver en door een microscoop naar heel dichtbij kijkt, kijk je hier naar iets wat hagios, heilig, is. Ooit was door dit venster de priester te zien, de dienaar van het heilige, wanneer hij stond bij het altaar. Tijdens de heilige communie, wanneer lichaam en bloed van de Christus zichtbaar werden in brood en wijn. En recht boven het altaar, hoog in het koorgewelf, was hij ook te zien, de Christus.’ ‘Blijf kijken’, zegt de stem, ‘zoals ook ik tijdens mijn leven bleef kijken. Ziek was ik, besmettelijk ziek. In de kerk mocht ik niet komen. Buitengesloten bleef ik. Ik liep over de ongewijde grond van het kerkhof dat hier lag. Ik zocht het raam. En ik keek. De contouren van de priester zag ik. Hoe hij de heilige elementen omhoog hief. En ik, buitengesloten, verstoten, voelde me dichterbij dan het kerkvolk binnen, dat op afstand van het hoogkoor moest blijven.’ Het noordelijke kerkhof. Geen begraafplaats waar mensen graag voor 16
opmk.Freyja.indd 16
30-09-13 11:19