Ik wIl zIngen van mIjn HeIland
dr. H. van ’t v el d
Ik wil
zingen van mijn Heiland
De Heidelbergse Catechismus In 52 liederen
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council (FSC) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt.
Deze berijming van de hand van dr. H. van ’t Veld verscheen eerder in de uitgave Wegwijzer naar Christus (2007) www.uitgeverijboekencentrum.nl Vormgeving: Studio Anton Sinke, www.antonsinke.nl © 2013 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer ISBN 978 90 239 2728 0 NUR 700 Alle rechten voorbehouden. Niets in deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
EEn liEd van houvast Naar zondag 1 melodie: Psalm 89
1 Ik heb slechts één houvast in leven en in dood: mijn trouwe Heiland die zijn kostbaar bloed vergoot, heeft heel de prijs betaald voor al mijn schuld en zonden, Hij heeft mij vrijgekocht, uit satans strik ontbonden; ik heb de zeggenschap over mijzelf verloren, met lichaam en met ziel mag ik Hem toebehoren. 2 Nu ik van Hem mag zijn, word ik door Hem bewaard: zonder mijn Vader valt geen haar van mij ter aard en wat mij overkomt, werkt aan mijn redding mede. Zijn Geest doet mij met vreugd Hem dienen in dit heden en Hij getuigt in mij, is mij tot pand gegeven: Hij geeft mij heden reeds het eeuwig, zalig leven. 3 Het houvast dat Hij biedt, de troost van dit bestaan, de zekerheid waarmee ik straks tot Hem mag gaan, ligt voor mij in ’t besef, drievoudig, nauw verbonden: hoe groot is mijn ellend’, hoe vele zijn mijn zonden, maar ook hoe Hij verlost en vrijspraak mij wil geven en hoe ik Hem daarvoor kan danken heel mijn leven.
ZElfkEnnis Naar zondag 2 melodie: Psalm 51
1 De Wet van God toont hoe het met mij staat, hoe heel mijn aard, mijn wezen is verdorven. Ik ben uit-landig, van Hem weggezworven, want ik heb liefde omgeruild voor haat. Christus wijst Zelf de hoofdinhoud mij aan, mijn Eigenaar vermaant mij al mijn dagen, hoe ik tot God en medemens moet staan: door liefde moet mijn leven zijn gedragen. 2 God moet ik minnen met heel mijn bestaan, met hart en ziel, verstand en al mijn krachten. Al wat Hij geeft, mag Hij terugverwachten: liefde tot Hem moet boven alles gaan. Maar eveneens wordt liefde ook gevraagd voor al wie ik ontmoet, mijn medemensen. Hij wil, dat ik mij jegens hen gedraag zoals ik het ook voor mijzelf zou wensen. 3 Die twee geboden zijn het fundament, waarop de wet en de profeten bouwden. Ik kan ze beide niet volledig houden, met heel mijn hart naar haten toegewend. Ik heb God lief, maar keer mij tegen Hem, bemin mijn naaste en belaag zijn leven. Vanuit de diepte roept omhoog mijn stem: zal eens die tweespalt weer zijn opgeheven?

hEt doEl gEmist Naar zondag 3 melodie: Lied 292 Blijf mij nabij, wanneer het duister daalt
1 Zoals ik leef – van liefde niet vervuld, geneigd tot haat – het is, Heer, niet uw schuld: U hebt de mens geschapen naar uw beeld, met goede gaven hebt U hem bedeeld. 2 Heilig was hij en vol gerechtigheid, bestemd om echt te weten wie Gij zijt, U lief te hebben met een hart vol trouw, zodat hij U voor eeuwig loven zou. 3 Mijn boos bestaan, met uw doel in contrast, is van de oorsprong erfelijk belast: Adam en Eva stonden aan de bron, waar ongehoorzaamheid aan U begon. 4 Hun zonde heeft een ieder meegesleurd, heel onze aard verdorven en besmeurd. Hun val is mijn val en hun schuld mijn schuld. Mijn pril begin was reeds van kwaad vervuld. 5 Tot een herstel ben ik zelf niet in staat, met heel mijn hart geneigd tot alle kwaad, tenzij ik word herboren door uw Geest en U al wat er stuk is weer geneest.
vluchtwEgEn afgEsnEdEn Naar zondag 4 melodie: Psalm 32
1 God doet geen onrecht in zijn wet te vragen, wat ik niet op kan brengen al mijn dagen. Hij schiep de mens en heeft hem zo gemaakt, dat hij kon doen al wat aan God behaagt. Maar wat God gaf, dat heeft de mens verloren; met hem heeft elk die uit hem werd geboren, uit eigen wil van God zich afgewend en satans woord als nieuwe wet erkend. 2 God laat niet ongestraft dit overtreden. Hij straft het hier, opdat ik in dit heden mij wend tot Hem en door Hem word bekeerd, eer dat zijn vuur voor eeuwig mij verteert. Zijn heiligheid was al mijn liefde waardig. Mijn diepe val maakt zijn gericht rechtvaardig. Ik wist zijn woord: een ieder treft de vloek die niet vervult de wetten uit mijn Boek. 3 Hoe zeer erbarmen in God wordt gevonden, Hij ziet zijn Naam, zijn eer door mij geschonden. Mijn zonde treft zijn hoogste majesteit, de hoogste straf eist zijn gerechtigheid. Alleen de dood kan die voldoening geven, de kiem ervan ligt nu al in mijn leven. Mij wacht een straf vol wroeging en vol pijn: in eeuwigheid van Hem gescheiden zijn.
ď™„ď™ƒ
uitZicht op vErlossing Naar zondag 5 melodie: Psalm 116
1 Groot is mijn schuld, rechtvaardig Gods besluit om mij te straffen in en na dit leven. Door deze vrees, door deze nood gedreven, gaan mijn gebeden hulploos naar Hem uit. 2 ‘Hoe kan ik, Heer, die straffen nog ontgaan? Is er een middel eraan te ontkomen, weer in gena te worden aangenomen, als aan uw recht volkomen wordt voldaan? 3 Zelf kan ik nimmer voor mijn schuld voldoen, want elke dag vermeerder ik mijn zonden. O, dat er toch een ander werd gevonden, een schepsel dat mij weer met U verzoent!’ 4 U wilt niet dat een schepsel voor mij boet, het kan de last van uwe toorn niet dragen. Hoor mij dan, Heer, vertwijfeld tot U klagen, een moede zoeker roept uit zijn bankroet: 5 ‘Wie redt, o God, mij uit dit doodsgevaar, wie doet opnieuw mij in uw gunsten delen? Wie kan de breuk, de diepe kloof weer helen, is er nog een Verlosser, Middelaar?’ 6 Ik hoor uw stem, Heer, die Hem mij verklaart, door Hem wordt mijn verlossing echt een wonder: waarachtig mens, rechtvaardig, zonder zonden, waarachtig God – zie, mens, uw Middelaar!
gods hEilsgEhEim Naar zondag 6 melodie: Psalm 77
1 Driemaal klinkt het heilig moeten voor Hem die voor mij kan boeten. Wat is, God, uw heilsgeheim, dat hij een echt mens moet zijn? Waarom moet geheel zijn leven zonder zonde zijn gebleven? Waarom eist U nog tot slot, dat Hij is waarachtig God? 2 Daar de mens bedreef de zonde die uw hoogheid heeft geschonden, is ’t rechtvaardig, dat U vraagt, dat een mens de straf ook draagt. Maar wie zondigt vele malen kan voor andren niet betalen, kan nooit een verlosser zijn: een onreine maakt niet rein. 3 Wie kan ooit als mens verlossen, de last van uw toornen torsen, zodat éénmaal, in de tijd, hij verzoent in eeuwigheid, als zijn Godheid niet zou schragen wat zijn mensheid niet kan dragen? Zo slechts neemt mijn lot een keer, krijg ik heil en leven weer.
4 Maar wie is dan, Heer, toch deze die waarachtig God kan wezen en kan zijn terzelfder tijd een echt mens in schuldloosheid? ‘Mens, u kon Hem niet bedenken die Ik u heb willen schenken. Eer u riep, was ’t antwoord klaar: Jezus Christus, Middelaar’. 5 Jezus, ons door God gegeven, nam de dood en schenkt het leven. Hij is voor ons de Profeet, die met wijsheid ons bekleedt. Hij neemt in ons hart zijn woning, heerst erin als onze Koning. Hij, de Priester, maakt ons rein, opdat wij Gods beeld weer zijn. 6 Dit laat ’t Woord van God ons weten, dit mag Evangelie heten, reeds in ’t Paradijs op aard door God Zelf geopenbaard. Hoor de aartsvaders het leren, hoor Gods knechten profeteren, zie de offers voor de schuld, tot Gods Zoon het al vervult.
wondErE vrijspraak Naar zondag 7 melodie: JdH 543 ’k Heb geloofd en daarom zing ik
1 Adam sleepte allen mede in zijn val in duistre nacht, maar niet elk deelt in de vrede van het licht dat Christus bracht. Voor de rank slechts is er leven, in geloof Hem ingeënt, voor wie al wat Hij wil geven, als zijn levensbron erkent. 2 In geloof mag ik het weten, zeker weten: het is waar, al wat God heeft uitgemeten, in zijn Woord geopenbaard. Daarom mag ik vast vertrouwen, Geest van God, U spelt het voor, sterkt mij als ik ga verflauwen, werkt het in mij door Gods Woord. 3 Ik vertrouw, dat is geschonken niet slechts andren maar ook mij de vergeving van de zonden en reeds nu de zaligheid. Wondre vrijspraak van het kwade: God heeft naar mij omgezien! Alles, alles is genade, is door Christus Zelf verdiend!
4 Wat een christen moet geloven, weten en vertrouwen zal, is wat God ons Zelf beloofde, in zijn Woord heeft uitgestald. Met zijn kerk van alle tijden, met zijn volk, dichtbij, ver weg, mag ik in geloof belijden, wat Hij mij heeft toegezegd. 5 Ik geloof in uw genade dat U mij tot God wilt zijn, ik uw kind en U mijn Vader, ik van U en U van mij. Alle macht is U gegeven, U schiep hemel en de aard, onderpand, dat heel mijn leven veilig door U wordt bewaard. 6 Al ben ik in schuld verloren, toch mag ik tot Jezus gaan. Hem, uw Zoon, uw Eengeboren, biedt U mij als Heiland aan. Onbevlekt is Hij ontvangen van de Geest en zo het Lam dat ik prijs in mijn gezangen, dat mijn zonde op Zich nam. 7 Uit Maria, maagd, geboren, werd Hij mens net zoals wij. Hij doet heel mijn leven over, radicaal herstelt Hij mij. Lijden deed Hij heel zijn leven. Pontius Pilatus heeft hem aan ’t kruishout prijsgegeven, straf die mij het leven geeft.
8 Door zijn Vader Zelf verlaten daalde Hij ter helle af, is gestorven, is begraven, neergelegd in ’t stille graf. Uit de dood is Hij verrezen, naar de hemel ging Hij heen liet ons achter, niet als wezen: nooit meer ben ik hier alleen. 9 Eervol mag Hij nu regeren rechts van Vader op de troon, tot Hij eenmaal weer zal keren, Rechter die bestraft, beloont. Graven worden dan verbroken, iedereen zal voor Hem staan, als Hij ’t oordeel heeft gesproken, naar de hel of hemel gaan. 10 Ik geloof: mij is gegeven, in mij woont de Heilge Geest. Hij vernieuwt, verrijkt mijn leven zoals op het pinksterfeest. Ik geloof, dat God de Vader, en de Zoon door Geest en Woord hier op aard één kerk vergaadren en dat ik daartoe behoor. 11 God heeft mensen afgezonderd opdat men hier voor Hem leeft, mensen die nauw zijn verbonden daar men deel aan Christus heeft. Al mijn zonden zijn vergeven. Uit de dood mag ik opstaan. Dan wacht mij het eeuwig leven, een gelukvervuld bestaan.