Onze Vader
Onze Vader Christelijk spreken over God jan muis
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt.
www.uitgeverijboekencentrum.nl Vormgeving: Studio Anton Sinke, www.antonsinke.nl Omslagbeeld: Rembrandt van Rijn (1606-1669), De thuiskomst van de verloren zoon ISBN 978 90 239 2866 9 NUR 700 © 2016 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor Jan, Mirjam en Hanna
God kun je niet met een ander horen praten, dat kan alleen als je de aangesprokene bent. geciteerd in Ludwig Wittgenstein, Knipsels, 717
Inhoud
Woord vooraf
11
Proloog
19
1. De vraag naar God 21 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
God en godsdienst Is de vraag naar God te beantwoorden? Theologische en filosofische reflectie over God Het belang van een godsbegrip De opzet van dit boek
21 23 27 32 36
DEEL I CHRISTELIJK SPREKEN 2. De structuur van het christelijk spreken over God 43 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
God in ons spreken over God God bespreken en God aanspreken Spreken over God als antwoord Christelijk en bijbels spreken over God Het Onze Vader als kern en als leidraad
43 48 51 54 60
3. Gelovig spreken over God 63 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Verlangen en vertrouwen Geloven in en geloven dat Geloof en kennis De waarborg van geloofsovertuigingen De zekerheid van geloofsovertuigingen
63 75 78 81 87
inhoud |
7
4. De grond van het christelijk spreken over God 93 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
Aanspraak en openbaring Openbaring in woorden en daden Trinitarische zelfopenbaring De waarheid van het christelijk spreken over God Openbaring als grens
94 104 107 116 124
DEEL II OVER GOD 5. Spreken over de Verhevene 129 5.1 Letterlijk en metaforisch spreken 131 5.2 Metaforisch en letterlijk spreken over God 136 6. Bijbelse namen voor God 147 6.1
God de Vader 148 De Vader en zijn kinderen 148 De betekenis van ‘Vader’ 156 6.2 De naam van God 164 De rol van de naam van God 164 De strekking van de Naam 167 De Naam en de Vader 172 6.3 God de Koning 175 De Koning en zijn koninkrijk 175 De betekenis van ‘Koning’ 179 6.4 God de schepper 187 De schepper en het aardse leven 189 De betekenis van ‘scheppen’ 190 6.5 Is een begrip van God mogelijk? 196
7. Denken over de Allerhoogste 207 7.1
7.2
8
|
De goddelijkheid en personaliteit van God 209 De wat-vraag naar God 210 Is liefde het wezen van God? 214 Het volmaaktheidsdenken 218 God is Geest 222 De wie-vraag naar God 224 Eigenschappen, relaties, handelingen en emoties van God 227 Gods eigenschappen 231 Gods relaties 234
Gods handelingen 238 Gods emoties 240 De samenhang van Gods eigenschappen 244 8. Kenmerken van God 249 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Gods liefde 253 Liefdedaden van God in de Bijbel 253 Een omschrijving van Gods liefde 262 Gods verlangen 265 Het lijden van God 268 Gods liefde en zijn rechtvaardigheid 273 Gods heiligheid 274 Gods heiligheid in de Bijbel 275 Een omschrijving van Gods heiligheid 280 Is Gods heiligheid een differentiĂŤle eigenschap van God? 281 Gods heiligheid en zijn liefde 282 Gods rechtvaardigheid 283 Rechtvaardige daden van God in de Bijbel 284 Een omschrijving van Gods rechtvaardigheid 289 Gods rechtvaardigheid en gerechtigheid 297 Gods rechtvaardigheid en zijn liefde 298 Gods rechtvaardigheid en zijn heiligheid 301 Gods toorn 301 Gods rechtvaardigheid in het laatste oordeel 303 Gods macht 306 Gods machtige daden in de Bijbel 307 Een omschrijving van Gods macht 311 Gods gezag 318 Gods macht en de macht van mensen 320 Overtuigingsmacht, machtverlenende macht en overwinningsmacht 325 Gods almacht 329 Gods macht en zijn liefde 332 Gods eeuwigheid 333 Daden van de eeuwige God 334 Tijd en eeuwigheid 336 Gods eeuwigheid is geen eindeloze tijd 340 Gods eeuwigheid is geen tijdloosheid 343 De eeuwige God leeft buiten en in de geschapen tijd 344 Een omschrijving van Gods eeuwigheid 347 Is eeuwigheid een differentiĂŤle eigenschap van God? 352
inhoud |
9
9. De werkelijkheid van God 355 9.1 9.2 9.3 9.4
Bestaan 356 Werkelijkheidsopvattingen 356 Het bestaansbegrip 359 Werkelijk bestaan 364 Het werkelijke bestaan van God 365 Het bestaan van God en onze werkelijkheid 368 De dominante werkelijkheidsopvatting 369 Secularisatie 371 De natuurwetenschap 372 Een open werkelijkheid 374 Werkelijkheid is niet beperkt tot het zintuiglijk waarneembare 376 Gods ongeschapen werkelijkheid 377 De levende God 379
Epiloog
383
Afkortingen
386
Literatuur
387
Registers 413 Bijbelteksten 413 Namen 419 Begrippen 424
10
|
Woord vooraf In West-Europa heerst aan het begin van de 21e eeuw culturele godvergetenheid. Het christendom is vervaagd, de kennis van de christelijke traditie verdampt, de deelname aan kerkelijke geloofspraktijken afgenomen. Voor zover het woord nog wordt gebruikt, is ‘God’ een term geworden waar ieder zijn eigen invulling aan kan geven. Voor velen is God een grote onbekende. In de publieke ruimte zijn de verhalen over God verstomd. De meeste mensen die tot God bidden, doen dit privé. In deze situatie, die ondanks tegenbewegingen nog altijd getypeerd kan worden als postmodern, seculier en multicultureel, komt de gemeente van Christus samen om verhalen over God te beluisteren en om gezamenlijk tot God te bidden. Deze gemeente leeft niet buiten het klimaat van onze god-loze cultuur. Of ze nu gelovig zijn of niet, moderne en postmoderne mensen hebben grote moeite om God te plaatsen in hun beleving van de werkelijkheid en van zichzelf. God is een vreemde. Ook gelovigen ondervinden bevreemding over God. Ook voor hen kan God een onbekende worden. Niet alleen onze cultuur, ook onze kerk kan geleidelijk en ongemerkt seculier worden. Maar een geloofsgemeenschap waarin God niet langer genoemd wordt, is geen geloofsgemeenschap meer. Nu het woord ‘God’ zijn vaste betekenis verloren heeft en naar zeer diverse, zelfs tegenstrijdig ervaringen, gebeurtenissen of dingen kan verwijzen, is een nieuw antwoord nodig op de vraag waar dit woord in de christelijke geloofstraditie voor staat. Wat houdt het christelijk spreken over God in en hoe kunnen wij de inhoud van dit spreken begrijpen? In dit boek zoek ik een antwoord op deze twee vragen. Veel mensen, ook in de kerk, menen dat geloof in God een subjectieve beleving is, dat wij God ten diepste niet kunnen kennen, dat wij alleen met metaforen over hem of haar kunnen spreken, en dat ieder de metaforen kan kiezen die het beste bij haar of hem passen. Deze gangbare opvattingen kunnen bij de beantwoording van de vraag naar de betekenis van ‘God’ in het christelijk geloof niet buiten beschouwing worden gelaten; zij bepalen immers mede het antwoord. Zij vormen in dit onderzoek naar de inhoud van het christelijk spreken over God echter niet het uitgangspunt. Ze zijn minder vanzelfsprekend dan ze op het eerste gezicht lijken. Ik meen dat christenen goede redenen hebben om in God te geloven, dat zij in de gelovige omgang met hem God
woord vooraf |
11
leren kennen, dat zij dingen over God kunnen beweren, en dat niet alles wat over God gezegd wordt waar is. Ik ben ervan doordrongen dat deze overtuigingen in onze West-Europese cultuur stuk voor stuk heftig worden betwist en bestreden en ook in de kerk worden betwijfeld. Juist daarom breng ik ze naar voren en probeer ik ze te verdedigen. Het belang van de vraag naar de inhoud van het christelijk Godsgeloof is niet voor iedereen direct duidelijk, ook niet voor gelovigen. Geloven is immers in de eerste plaats omgaan met God en met je medeschepselen. Het is veel meer dan het aanhangen van een aantal overtuigingen; het is een manier van leven in betrokkenheid op God en op zijn wereld. Ook als je geen helder en samenhangend antwoord kunt formuleren op de vraag naar de inhoud van je geloof, kun je omgaan met God en zijn schepselen. Wel vooronderstelt en impliceert het leven in geloof bepaalde overtuigingen, ook al zijn gelovigen zich daar niet altijd van bewust. Het is zinloos om naar God te luisteren als Hij niet kan spreken. Het is ook zinloos om tot God te spreken als Hij niet kan horen. Wie naar God luistert en tot God bidt, gelooft daarmee dat God kan spreken en kan luisteren, of hij deze overtuiging nu expliciet formuleert of niet. Geloofsovertuigingen doen ertoe, juist in de praktijk. Tussen geloofspraktijken en geloofsovertuigingen is er een voortdurende wisselwerking. Geloofspraktijken drukken geloofsovertuigingen uit en roepen ze op. Geloofspraktijken kunnen de vraag naar de inhoud van geloofsovertuigingen opwekken. Geloofsovertuigingen kunnen op hun beurt geloofspraktijken dragen en bezielen. Waar geloofsovertuigingen vervagen en verdampen, verflauwt op den duur ook het leven in geloof en worden geloofspraktijken lege vormen. Het belang van een begrip van het christelijk Godsgeloof is voor veel mensen nog minder duidelijk dan de relevantie van de inhoud van dit geloof. Wij geloven met ons hart. Geloven is iets anders dan het verstandelijk en begripsmatig begrijpen van geloofsovertuigingen. Men kan van harte geloven zonder zijn overtuigingen rationeel te kunnen of te willen verhelderen. Men kan geloofsovertuigingen verstandelijk begrijpen zonder te geloven. Dit neemt niet weg dat redelijke verheldering en verantwoording van geloofsovertuigingen soms geboden is. Wanneer het gelovig leven zinloos dreigt te worden doordat de geloofsovertuigingen die zij uitdrukken en oproepen onbekend, onbegrijpelijk en ongeloofwaardig zijn, is het nodig systematisch te onderzoeken wat deze overtuigingen precies inhouden en wat niet, wat hun eigenlijke strekking en draagwijdte is en welke consequenties zij hebben in ons leven. Een beter begrip van de inhoud van het christelijk Godsgeloof kan gelovigen helpen om hun geloof dieper te beleven en rijker tot expressie te brengen en om het te verantwoorden ten overstaan van niet-gelovigen en ongelovigen. Niet alleen voor gelovigen, ook voor niet-gelovigen is de inhoud en het
12
|
begrip van het christelijk Godsgeloof van belang. Wie iets wil begrijpen van het christendom, dat onze geschiedenis en cultuur heeft gevormd, kan nu eenmaal niet om God heen. Het christendom is een godsdienst. Een christelijke viering is een lofprijzing van God. Christelijk geloven is vertrouwen op God. Christelijk leven is God dienen. Wie geen notie heeft van het christelijk godsbegrip loopt het risico het christelijk geloof en het christelijk leven in de privésfeer en in de publieke ruimte verkeerd te duiden en te beoordelen. In dit boek bied ik een verantwoording en doordenking van de inhoud van het christelijk Godsgeloof voor allen die erin zijn geïnteresseerd. Dat kunnen niet-gelovigen zijn die zich niet tevredenstellen met clichés. Het kunnen ongelovigen zijn die nauwkeuriger willen nagaan wat zij afwijzen of bestrijden. Het kunnen gelovigen zijn die zelf willen begrijpen wat zij geloven of die hun geloof willen uitleggen aan niet-gelovige en ongelovige collega’s, vrienden, familieleden, gezinsleden of levenspartners. Het kunnen mensen zijn met een beroep waarin van tijd tot tijd over God gesproken moet worden, zoals predikanten en geestelijk verzorgers, of studenten die zich op een dergelijk beroep voorbereiden. Ook al maakt het voor je leven een radicaal verschil of je gelooft of niet, voor de systematische reflectie over de geloofsinhoud weegt dit verschil minder zwaar. Veel vragen die het geloof bij niet-gelovigen oproept, leven ook in het hart van gelovigen. Wanneer gelovigen over de inhoud van hun geloof nadenken, stellen zij vaak dezelfde vragen als niet-gelovigen. Daar komt nog een belangrijk punt bij. Gelovigen denken niet anders na dan niet-gelovigen. Zij hebben geen ander verstand, zij gebruiken geen andere begrippen, zij redeneren niet volgens andere regels. Daarom moet het mogelijk zijn om zo over de inhoud van het christelijk Godsgeloof na te denken dat zowel gelovigen als niet-gelovigen de gedachtegang kunnen volgen. Dat heb ik bij het schrijven van dit boek geprobeerd. Als vertrekpunt voor het onderzoek naar het christelijk begrip van God kies ik het christelijk spreken over God. Wat het christelijk spreken over God inhoudt, kan goed worden afgelezen aan het gebed dat Jezus Christus zijn leerlingen heeft geleerd, het Onze Vader. De geloofsovertuigingen over God die door dit gebed worden geïmpliceerd, kunnen als een samenvatting van het bijbels spreken over God worden beschouwd. Het Onze Vader verbindt christenen van alle plaatsen en tijden met elkaar, met Jezus Christus en met de Bijbel. Dit gemeenschappelijke gebed dient in dit boek als leidraad voor de bezinning op Gods namen en kenmerken. De titel van dit boek is ontleend aan de aanroep van God in de aanhef van dit gebed. Elk begrip van God is verbonden met een bepaalde werkelijkheidsopvatting. Daarom kan een begrip van God niet rechtstreeks aan de Bijbel worden ontleend. De schrijvers van het Oude Testament en de kerkvaders in de vroege kerk leefden vanuit verschillende werkelijkheidsopvattingen en daardoor
woord vooraf |
13
spraken zij ook anders over God. Hun werkelijkheidsopvattingen verschillen weer ingrijpend van de huidige dominante werkelijkheidsopvatting, die sterk door de resultaten van de moderne natuurwetenschap is bepaald. Dat wij bij het begrijpen van God onze werkelijkheidsopvatting niet kunnen uitschakelen, betekent niet dat we God alleen maar kunnen invoegen in een heersende werkelijkheidsopvatting. De ontmoeting met God kan een gangbare werkelijkheidsopvatting ook doorbreken en tot een fundamenteel andere werkelijkheidsopvatting leiden. Dit zien we zowel in het Oude Testament als bij de kerkvaders gebeuren: de werkelijkheid waarin mensen leven wordt niet door vele goede en boze goden en machten beheerst, en ook niet door noodlot en noodzaak; zij is het vrije werk van één goede schepper. Maar ook wanneer een heersende werkelijkheidsopvatting door Gods openbaring wordt opengebroken, kan de (gewijzigde) begripsmatigheid van de doorbroken en ontkrachte werkelijkheidsopvatting het denken en spreken over God nog sterk blijven beïnvloeden en voor latere tijden onbegrijpelijk maken. Wanneer wij alleen in oudtestamentische of vroegkerkelijke termen over God spreken en denken, maken wij hem voor onze tijdgenoten en voor onszelf onverstaanbaar. Om in de eigen tijd verstaanbaar over God te kunnen spreken, dient elke generatie zich een nieuw begrip van hem te vormen in gesprek met werkelijkheidsopvattingen die dan gangbaar zijn. Het christelijk geloof in God is niet aan één bepaalde werkelijkheidsopvatting of werkelijkheidstheorie (‘ontologie’) gebonden. Het kan in verschillende werkelijkheidsopvattingen waarheidsgetrouw worden vertolkt. Elke ontologie is relatief ten opzichte van God en zijn openbaring. Onder invloed van gewijzigde werkelijkheidsbelevingen en werkelijkheidsopvattingen is het christelijk denken over God in de loop van de eeuwen sterk veranderd. Naast de grote verscheidenheid valt er in de geschiedenis van het christelijk denken over God ook een blijvende eenheid op te merken, een gemeenschappelijke gedrevenheid en richting. Deze vloeien voort uit de bron waar elk christelijk spreken en denken over God aan ontspringt: de Bijbel. De omgang met deze gemeenschappelijke bron maakt dat christenen die God heel verschillend begrijpen, toch over dezelfde God spreken. De geschiedenis van het christelijk denken over God is niet alleen een geschiedenis van verschillende werkelijkheidsopvattingen, maar ook en vooral de geschiedenis van wisselende interpretaties van het bijbels getuigenis over God. Zo bezien is het christelijk denken over God door de eeuwen heen één voortgaande poging om de God van de Bijbel te verstaan en te vertolken in de eigen tijd, taal en cultuur. Christelijk denken over God is een hermeneutische onderneming waarin het bijbels getuigenis over God en eigentijds werkelijkheids- en zelfverstaan op elkaar betrokken worden om tot een nieuw begrip van God te komen. De Bijbel biedt geen afgerond begrip van God. Wel komen Gods kenmer-
14
|
ken er op diverse manieren ter sprake, bijvoorbeeld in verhalen over bijzondere daden waarin God zich aan mensen bekendmaakt. Ik volg in dit onderzoek de bijbelse aanwijzing dat God in kenmerkende daden toont wie Hij is en probeer zijn kenmerken te verstaan vanuit de bijbelse verhalen over die daden.1 Door de Bijbel zelf als uitgangspunt en voorwerp te nemen voor een reflectie over God onderscheidt dit onderzoek zich methodisch van andere hedendaagse pogingen om God te begrijpen. Ik ga niet uit van een algemeen, ‘theïstisch’ begrip van God als alwetende en almachtige schepper om dat vervolgens wijsgerig te analyseren en op zijn houdbaarheid te testen. Ik probeer geen argumenten aan te dragen die het traditionele christelijke begrip van God aannemelijk maken voor sceptische tijdgenoten of verdedigen tegen aanvallen van atheïstische critici. Ik doe geen poging het christelijk Godsgeloof te verwoorden in termen van een hedendaagse werkelijkheidsopvatting waarin de resultaten van de moderne natuurwetenschap zijn verdisconteerd. Ook ga ik niet in onze huidige cultuur op zoek naar openingen voor een ervaren van en spreken over God dat voor moderne, postmoderne en postseculiere mensen zinvol en verstaanbaar is. Dat ik in dit boek een andere weg volg, betekent niet dat ik deze benaderingen afwijs. Zij hebben elk hun eigen recht. Men kan vanuit verschillende perspectieven over God nadenken. De genoemde benaderingen thematiseren bepaalde aspecten van het hedendaags spreken over God. Alle kunnen bijdragen tot een beter begrip van het christelijk spreken over God – tenzij in deze vraagstellingen ‘het theïsme’, ‘het christelijke godsbeeld’, ‘het natuurwetenschappelijk wereldbeeld’ of ‘de hedendaagse cultuur’ a priori tot een onomstotelijk normatief kader wordt verheven, waaraan vervolgens de centrale inhoud van het bijbels spreken over God moet worden aangepast. Maar een dergelijke verabsolutering van het eigen gezichtspunt lijkt mij niet inherent aan deze benaderingen. De directe aansluiting bij het Onze Vader en bij het bijbels spreken over centrale kenmerkende daden van God bepaalt de opzet van deze studie. Mijn 1
‘Gods daden bepalen onze kennis van Zijn deugden’; K.H. Miskotte, Bijbels abc, Baarn: Ten Have 19713 (19411), 93. Met deze aanpak probeer ik een bijdrage te leveren aan de bijbelse herbronning en herijking van de theologische leer van Gods eigenschappen die Miskotte met zijn Bijbels abc heeft geagendeerd. Miskotte zelf meende dat dit programma grotendeels was gerealiseerd in de eigenschappenleer van Karl Barth in zijn Kirchliche Dogmatik. Dit kan om drie redenen worden betwijfeld. 1. Feitelijk ontwikkelt Barth zijn interpretatie van Gods eigenschappen niet alleen inductief vanuit Gods openbaring in Jezus Christus, maar ook deductief vanuit zijn eigen openbaringsbegrip en de daaruit resulterende wezensbeschrijving van God als de ‘in vrijheid liefhebbende’. 2. Barths uitwerking wordt sterk gestempeld door de anselmiaanse grondgedachte waar hij van uitgaat: ‘God is het volmaakte wezen’. 3. Barth biedt een herinterpretatie van de dogmatische traditie en blijft daarin klassieke ontologische termen als ‘wezen’, ‘natuur’, ‘volkomenheid’, ‘eenvoud’ en ‘noodzaak’ hanteren naast meer moderne begrippen als ‘subject’ en ‘identiteit’.
woord vooraf |
15