Schuld en vrijheid
Schuld en vrijheid Opstellen aangeboden aan prof. dr. G.C. den Hertog Onder redactie van Arnold Huijgen, Eric Peels en Cees-Jan Smits
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt.
ISBN 978 90 239 7134 4 NUR 700 Ontwerp omslag Geert de Koning Layout en dtp Gewoon Geertje © 2017 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden www.uitgeverijboekencentrum.nl
Inhoud Woord vooraf Credo remissionem peccatorum praedicandam: Enkele opmerkingen over schuldbelijdenis en genadeverkondiging in eredienst en prediking Arie Baars
9 13
‘Een mooie wereld, een edel mens, een schone ziel kunnen wij in de preek niet gebruiken’: Thysius en Noordmans over het imago Dei 25 Gijsbert van den Brink ‘Zoals ook wij onze schuldenaars vergeven hebben’: Spreken over kwijtschelding van schulden in de wereld van het kapitalisme als religie Rinse Reeling Brouwer
38
Anticiperen op Gods toekomst: Enkele opmerkingen over de verhouding tussen eschatologie en ethiek Ad de Bruijne
49
Tussen atomisering en samenklontering: Op zoek naar Bijbels-theologische samenhang van beelden voor verzoening 61 Hans Burger Het spel in het christelijk leven Ad van der Dussen
80
Thomas van Aquino over de vrije wil van de zondaar Harm Goris
90
Preekmeditatie: Genesis 25,19-34 Kees den Hertog
101
‘… opdat wij er zijn zullen, als Christus spreekt’: Het spreken van J. Koopmans over de zegen Niels den Hertog
111
‘Tot verzoening’ of ‘tot vergeving van zonden’? Een bezinning op een verschil in liturgische formulering Teus Hofman
125
Een vrouwelijke religie?: Over Michel Houellebecqs Soumission en het christelijk geloof Arnold Huijgen
134
Ontmoeting rond een open midden: G.C. den Hertog in gesprek met tijdgenoten Gerrit van de Kamp
146
Vrijheid in Christus: Een christologische lezing van Bonhoeffers gedicht ‘Stationen auf dem Wege zur Freiheit’ Barend Kamphuis
158
Bevrijdende prediking: De prediking van de Heidelberger Catechismus als preludium en fuga op het thema ‘vrijheid’ Maarten Kater
168
Trauma en genade Akke van der Kooi
178
Dogmatiek als gereedschap bij het pastoraat Kees en Margriet van der Kooi
190
Heiliging en ethiek in het licht van Christus: Spanning tussen heiliging en ethiek Hans Maris Schuld en vrijheid in het werk van Vasili Grossman Gerrit Neven ‘Gaza is kaal geschoren’: Tekst en intentie van de gerichtsprofetie over Filistea (Jer. 47) Eric Peels
202 213
225
Gekerkerd in verlangen: De jonge Karl Barth over het begrip ‘Ursprung’ 239 Edward van ’t Slot Verzoening: Bron en leven van de christelijke gemeente Jan van ’t Spijker ‘As if a sea had parted’: Schuld en vrijheid in Marilynne Robinsons Home, naast Iwand gelezen Cees-Jan Smits Zonde en bevrijding bij de Babyloniërs Marten Stol
249
260 273
‘Verantwoordelijkheid’ als omslagpunt in Bonhoeffers ethiek: Het verschil tussen de eerste en de tweede versie van ‘Die Geschichte und das Gute’ Wilken Veen
284
Van ecclesiologie naar economie: De relevantie van het katholiciteitsbegrip van Cyrillus Wim van Vlastuin
294
Bibliografie prof. dr. G.C. den Hertog
305
Auteurs 343 Felicitatieregister 345
foto: niels den hertog
9
Woord vooraf Het theologische speelveld waarop Gerard den Hertog zich met grote werkkracht begeeft, is breed: van Israël tot Iwand, van ethiek tot theologiegeschiedenis en van dogmatiek tot diaconaat. Toch menen wij met de verbinding van slechts twee begrippen, schuld en vrijheid, de kern in dat alles te benoemen. Al vanaf zijn dissertatie uit 1989 draait het daarom, zijn inaugurele past in deze lijn en zijn meest recente onderzoeksprogram over verzoening belicht deze thematiek opnieuw. Wij bieden hem dan ook graag een bundel over deze aangelegen thematiek aan, ter gelegenheid van zijn emeritaat als hoogleraar aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn. We zijn onze goede God dankbaar voor de inbreng van zijn grote kennis en theologische inzet aan onze instelling. We zullen die node missen, hoewel we gegronde verwachting koesteren dat hij – deo volente – ook in de jaren hierna kerk en theologie nog zal dienen met menige verrijkende studie. Na zijn opleiding theologie in Utrecht, Apeldoorn en Kampen-I in de jaren 1967-1974 diende Gerard den Hertog als dominee de christelijke gereformeerde kerken van Kornhorn (1974-1980) en Leiden (1980-2001). Aan de ene kant ontwikkelde hij zich als een pastor en predikant die zich volop aan het gemeentelijk en breder kerkelijk leven gaf. Zo participeerde hij o.a. in het deputaatschap Buitenlandse zending (1980-1989) en was hij van 1983 tot 1995 verbonden aan het deputaatschap Evangelieverkondiging onder Israël (nu ‘Kerk en Israël’ geheten), eerst als deputaat en later als adviseur (1995-2004). Zijn kennis van de vragen rondom kerk en Israël werd alom gewaardeerd, wat mede leidde tot zijn benoeming als curator van de bijzondere leerstoel ‘Verhouding Jodendom-Christendom’ aan de Protestantse Theologische Universiteit sinds 2007. Diverse malen werd hij afgevaardigd naar de Generale Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken, ook was hij curator van de Theologische Universiteit. Aan de andere kant ontwikkelde hij zich als theoloog, reeds in de pastorie te Kornhorn waar hij aan de voorbereiding van zijn proefschrift begon. In 1989 promoveerde hij cum laude bij prof.dr. J.T. Bakker op de studie Bevrijdende kennis. De ‘leer van de onvrije wil’ in de theologie van Hans Joachim Iwand). In Kampen-I heeft hij van 1988-1993 gedoceerd, later nog volgde daar een periode als postdoc (1995-1996). In 2001 werd Gerard den Hertog benoemd als hoogleraar ethiek en apologetiek aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn. Vanaf begin 2002 heeft hij zich onvermoeibaar ingezet voor de gereformeerde theologie in het algemeen en voor de TUA in het bijzonder, in een tijd van verandering en ontwikkeling. Met veel respect releveren wij zijn grote bijdrage aan onderwijs en onderzoek van de TUA. Naast de beide vakken die hem aanvankelijk waren toevertrouwd,
10 – WOORD VOORAF
heeft hij sinds 2007 ook dogmatiek gedoceerd, en vervolgens een breder spectrum van vakken, zoals diakoniek, inleiding theologie en moderne theologie geschiedenis. Zijn kennis van de theologiegeschiedenis is fameus; onder studenten leeft de overtuiging dat Den Hertog van de levensgeschiedenis en theologie van vrijwel elke Duitse theoloog uit de afgelopen tweehonderd jaar geheel op de hoogte is. Daarbij gaat het nimmer om de theologiegeschiedenis als zodanig, maar toont hij existentiële gedrevenheid en kritische zelfstandigheid die past bij de overtuiging dat theologie wordt bedreven coram deo, voor Gods aangezicht, in een wereld die niet leeg is van God maar die gevormd wordt door Gods oordelen. Daarbij wordt zijn theologische werk gedragen en getoonzet door een heldere reformatorische overtuiging. Vaak citeert collega Den Hertog vraag en antwoord 1 van de Heidelberger Catechismus, en spreekt hij met liefde over de grote waarde van dit leerboek, alsook van de andere belijdenisgeschriften. Maar met name de reformatoren Luther en Calvijn zelf laten hem niet los. Wat hem in hen treft en richting geeft is de betrokkenheid van hun theologie op het leven en de concrete werkelijkheid. Theologie mag zich nooit ‘verzelfstandigen’ (een echt Den Hertog-woord) tot iets van de ‘tekentafel’ maar is een opdracht ten dienste van concrete bevrijding uit schuld en machten die het gezegende leven voor Gods aangezicht blokkeren. Iedere tijd maakt zich op eigen manier schuldig, juist omdat de mens onder al die gestalten dezelfde oude Adam blijft. Maar voor iedere tijd kunnen ook Gods beloften van bevrijding en hoop nieuw tot klinken komen, omdat ook Christus altijd dezelfde blijft en geen tijd, geen heden of toekomst, van zijn liefde kan scheiden (Rom. 8,38v.). Daarom staat theologie nooit stil. Collega Den Hertog weet zich daarbij nauw verbonden met kerk en gemeente en laat zich door die verbondenheid ook graag bemoedigen (een zingende gemeente!). Niet alleen is collega Den Hertog getuige de verbazende lengte van zijn bibliografie (opgenomen achterin deze bundel) een zeer productief theoloog, ook is hij een gedreven organisator. Menig idee voor een studiedag of symposium kwam uit zijn koker, waarbij hij ook zichtbaar genoegen beleefde aan de organisatie daarvan, tot en met de afronding van het geheel in de publicatie van een mooie bundel. Allerlei studies zijn tot stand gekomen onder zijn redactie, zoals hij ook in diverse kerkelijke en theologische periodieken zijn bijdragen heeft geleverd, als auteur en/of als redacteur. Een groot netwerk van theologische relaties over de grenzen heen, vooral in Duitsland, toont hoezeer hij met zijn werk fundamenteel heeft bijgedragen aan de voortzetting en uitbreiding van de Nederlandse protestantse theologie-beoefening in internationaal perspectief. Binnen de TUA-gemeenschap was Gerard den Hertog iemand met hart voor de studenten en met oog voor wat nodig is in een krachtige ontwikkeling van de gereformeerde theologie, zowel in onderwijs als in onderzoek. Een begaafd theoloog en veelzijdig mens, innemend, humorvol, nabij: zo hebben we hem leren kennen en als collega leren waarderen. Niet alleen wij, blijkens het feit dat
WOORD VOORAF – 11
het niet moeilijk was om een brede kring van scribenten bereid te vinden een bijdrage voor deze feestbundel te schrijven.1 Deze kring bleek te breed te zijn voor één bundel, daarom viel al spoedig het besluit om naast deze Nederlandse feestbundel ook een Duits Festschrift voor te bereiden. Het zij collega Den Hertog van harte gegund. Wij wensen hem toe dat hij samen met zijn vrouw Rieke een gezegende nieuwe levensfase mag ingaan, zonder de druk van universitaire verplichtingen, waarin hij zijn talenten in dienst van kerk en Koninkrijk verder mag ontplooien. Arnold Huijgen Eric Peels Cees-Jan Smits
1 Spelling van de Godsnaam en keus voor een Bijbelvertaling zijn aan de vrijheid van de auteurs overgelaten.
13
Arie Baars
Credo remissionem peccatorum praedicandam Enkele opmerkingen over schuldbelijdenis en genadeverkondiging in eredienst en prediking
In 1989 promoveerde Gerard den Hertog bij prof. dr. J.T. Bakker in Kampen op een proefschrift over de ‘leer van de onvrije wil’ in de theologie van Hans Joachim Iwand.1 Zowel voor als na die tijd wist en weet hij zich zeer verbonden met zijn Doktorvater. Nu was Bakker allereerst systematisch theoloog. Op dat vakgebied doceerde hij ook het langst als hoogleraar, namelijk van 1969 tot 1988. Minder bekend is dat hij vóór die tijd 12 jaar lang hoogleraar was geweest in de ambtelijke vakken, waarbij vooral de homiletiek en de liturgiek zijn aandacht hadden.2 In deze jaren werd hij ook lid van de Gereformeerde Werkgroep voor Liturgie en later haar voorzitter.3 Mede onder invloed van de liturgische ontwikkelingen in de Gereformeerde Kerken in Nederland schreef Bakker een belangrijk artikel in het Jaarboek voor de eredienst van de Nederlandse Hervormde Kerk van 1960, getiteld: ‘Vragen rond de genadeverkondiging’.4 Hierin gaat Bakker kritisch in op de genadeverkondiging als aparte liturgische act, zoals die in die tijd in de Hervormde en Gereformeerde Kerken opkomt. Nu beweegt Den Hertog zich – net als zijn leermeester dat deed – op vele deelterreinen van de theologie. Voor zover ik kan nagaan, komt de liturgiek hierbij minder in beeld dan sommige andere theologische vakken. Wel houdt hij zich vanuit de ethiek regelmatig bezig met de vragen van schuld en vergeving.5 Dat alles is voor mij reden om in zijn afscheidsbundel iets te schrijven over schuldbelijdenis en genadeverkondiging in eredienst (§1) en prediking (§2). 1 G.C. den Hertog, Bevrijdende kennis. De ‘leer van de onvrije wil’ in de theologie van Hans Joachim Iwand (’s-Gravenhage: Boekencentrum 1989). 2 Vgl. Akke van der Kooi, Gerard den Hertog, Gerrit Neven (red.), Jan Taeke Bakker (19242012). Leermeester in de theologie (Utrecht: Kok 2015), 13vv.; 23vv. 3 Zie: K.W. de Jong, Ordening van dienst. Achtergronden van en ontwikkelingen in de eredienst van de Gereformeerde Kerken in Nederland (Baarn: Ten Have 1996), 163vv. 4 J.T. Bakker, ‘Vragen rond de genadeverkondiging’, in: Jaarboek voor de eredienst van de Nederlandse Hervormde Kerk 1960. Uitgegeven voor de Raad voor de Eredienst van de Nederlandse Hervormde Kerk (’s-Gravenhage: Boekencentrum 1960), 18-33. 5 Zie o.a. G.C. den Hertog, ‘Schuld en verzoening in onze cultuur’, in: Wim Vermeulen (red.), Jaarverslag GTSV Voetius 2004/2005, 19-27; ‘Vergeving’, in: A. Noordegraaf e.a. (red.), Woordenboek voor bijbellezers (Zoetermeer: Boekencentrum 2005), 581-585; ‘Vergeving en verzoening: vertrekpunt en doel’, in: Kontekstueel: Tijdschrift voor gereformeerd belijden nú 24/6 (2010), 14-17; ‘Wie kan er zonden vergeven dan God alleen?’, in: Ambtelijk contact 10 (2013).
14 – ARIE BAARS
1. De eredienst Wat we weten over de oudste vormen van de christelijke eredienst is nogal fragmentarisch.6 Wel klinken vanaf de vroegste tijd oproepen om persoonlijk schuld te belijden en dat ook gezamenlijk te doen in de zondagse eredienst. Bij dat laatste gaat het dan vooral om een verootmoediging van de gemeente voorafgaande aan de viering van de eucharistie.7 Maar we weten niet welke vorm deze schuldbelijdenis precies had. Zodoende gaat het onderzoek er algemeen van uit dat de openbare schuldbelijdenis en de daarop volgende genadeverkondiging in de eredienst een late ontwikkeling is die zich pas in de loop van de achtste eeuw aftekende.8 Naar alle waarschijnlijkheid hield deze ontwikkeling nauw verband met het ontstaan van het sacrament van de biecht. De wortels daarvan liggen weliswaar verder in het verleden, namelijk in de derde eeuw, maar de biecht ontwikkelde zich als sacrament pas in de loop van de zevende eeuw. Toen kreeg het ritueel van de biecht ook zijn vaste patroon: schuldbelijdenis (confessio), afkondiging van de vergeving (absolutio) en verplichting tot goede werken (satisfactio).9 Deze structuur werd ook bepalend voor de openbare schuldbelijdenis van heel de gemeente ter inleiding op de viering van de mis. Nu komen binnen de liturgie van de mis schuldbelijdenissen op verschillende momenten voor. Allereerst gebeurt dat bij het begin van de dienst. Het gaat hier om een gebed van de geestelijke die de mis bedient. Hierin belijdt hij, plat ter aarde liggend, de zonden van zichzelf en van het volk. Deze belijdenis wordt gevolgd door een bede om vergeving. Toch zijn er tot in de 16e eeuw in plaats van gebeden om vergeving ook formules bekend, waarin de genade wordt verkondigd aan de gemeente.10 Vervolgens komt de gemeente als geheel nog nadrukkelijker in beeld bij de voorbereiding op de eigenlijke altaardienst. Na het gedeelte van de dienst waarin de Schriften worden gelezen en het Woord wordt bediend, vindt een schuldbelijdenis plaats van de gemeente, gevolgd door een bede om vergeving. Ook nu wordt deze bede om vergeving vaak vervangen door een formule waarin de absolutie wordt afgekondigd.11 6 Zie o.a. H.A.J. Wegman, Riten en mythen. Liturgie in de geschiedenis van het christendom (Kampen: Kok 19952), 65-97; J.A. Jungman, The Early Liturgy to the Time of Gregory the Great (Londen: Darton, Longman and Todd 1959); J.C. Salzmann, Lehren und Ermahnen. Zur Geschichte des christlichen Wortgottedienstes in den ersten drei Jahrhunderten (Tübingen: Mohr Siebeck 1994). 7 O.a. in 1 Clemens 51vv.; K. Lake (red.), The Apostolic Fathers I (Cambridge/Londen: Loeb 197713) 96vv.; Didaché 4,14 en 14,1; Wilhelm Geerlings (red.), Didaché – Zwölf Apostel – Lehre (FC 1) (Freiburg etc.: Herder 19922), 115, 133. Zie bij de laatstgenoemde passage ook: H. van de Sandt & D. Flusser, The Didache. Its Jewish Sources and its Place in Early Judaism and Christianity (Assen: Van Gorcum; Minneapolis: Fortress Press 2002), 30v., 34. 8 Vgl. B. Klaus, ‘Die Rüstgebete’, in: Karl Ferdinand Müller & Walter Blankenburg (hrsg.), LEITOURGIA. Handbuch des Evangelischen Gottesdienstes II (Kassel: Stauda 1955), 523567, m.n. 524vv. 9 Zie H. Karpp, Die Busse. Quellen zur Entstehung des altkirchlichen Busswesens (Zürich: EVZ-Verlag 1969), xxvv. 10 Klaus, ‘Die Rüstgebete’, 525-533; J.A. Jungmann, Missarum Sollemnia. Eine genetische Erklärung der römischen Messe I (Wien: Herder 1948), 361vv. 11 Klaus, ‘Die Rüstgebete’, 533vv.; Jungmann, Missarum Sollemnia I, 605vv.
CREDO REMISSIONEM PECCATORUM PRAEDICANDAM – 15
Rond deze schuldbelijdenis en genadeverkondiging na de preek werden sinds de tijd van Karel de Grote ook catechetische stukken gegroepeerd: het Apostolicum, het Onze Vader en de decaloog. Zij werden door de gemeente gezamenlijk uitgesproken en soms van een uitleg voorzien. Aan de gemeenteleden kon ook als bewijs van de oprechtheid van hun berouw de verplichting worden opgelegd om de dagen erna een aantal onzevaders en Ave Maria’s te bidden (satisfactio). De pronausdienst In de loop van de late middeleeuwen ontstond de zogenaamde ‘pronausdienst’. Om het gewone volk – dat het kerklatijn vaak niet machtig was – meer bij de dienst te betrekken, werd de preek in de landstaal uitgesproken. Dit betekent dat tussen de Voormis en de Offermis een gedeelte van de dienst in de volkstaal werd gehouden. De volgorde is hierbij doorgaans: de preek; recitatie van de catechetische stukken; openbare schuldbelijdenis (Offene Schuld); genadeverkondiging en het gebed voor alle nood van de christenheid.12 Omdat de diensten zo erg lang gingen duren, werd het gedeelte in de volkstaal uit de misviering weggehaald en omgevormd tot een aparte preekdienst: de pronausdienst. De schuldbelijdenis en de genadeverkondiging die oorspronkelijk tezamen met het grote voorbedengebed de opmaat vormden voor de viering van de eucharistie, kwamen nu aan het slot van de dienst enigszins in de lucht te hangen. Voor deze preekdiensten stelde Johann Ulrich Surgant (1450–1503) een orde van dienst samen die veel invloed kreeg.13 De formule voor de Offene Schuld wordt hier door de voorganger als volgt ingeleid: En opdat uw gebeden en andere goede werken aan God de Heere des te aangenamer zijn, en opdat u ook deelt in de kwijtschelding van zonden en de genade op grond van het Woord van God, nu u dit huis van God verlaat, spreekt dan uw openlijke schuldbelijdenis uit met berouwvolle harten en onder het teken van het heilige kruis.
Het opmerkelijke hierbij is dat de schuldbelijdenis hier als een soort verdienstelijk werk wordt gezien, waardoor de gebeden (het Onze Vader), het geloof (het Apostolicum) en de goede werken (de Tien Geboden) aangenaam zijn bij God. Bovendien gaat het hier om een ‘drempelritueel’: het vindt plaats kort voordat de gemeente de dienst verlaat en de realiteit van het gewone leven weer ingaat. De genadeverkondiging draagt bij Surgant vooral het karakter van een wens of een bede om vergeving, al ontbreekt een (min of meer) sacramentele afkondiging van de genade van God niet helemaal. Volgens deze liturgie zegt de dienstdoende geestelijke namelijk: 12 Vgl. G. van Rongen, Met al de heiligen. Liturgie in hemel en op aarde I/II (Barneveld: De Vuurbaak 1990), 90-99; Eberhard Weismann, ‘Der Predigtgottesdienst und die verwandten Formen’, in: Müller en Blankenburg, LEITOURGIA III, 1-97, m.n. 19vv. 13 Vgl. W.F. Dankbaar, ‘De liturgie van de laat-middeleeuwse preekdienst bij Johann Ulrich Surgant’, in: idem, Hervormers en Humanisten. Een bundel opstellen (Amsterdam: Bolland 1978), 201-220.