Sporen van afwezigheid
Sporen van afwezigheid.indd 1
27-10-11 16:02:45
Sporen van afwezigheid.indd 2
27-10-11 16:02:47
Erik Borgman Liesbeth Hoeven
Sporen van afwezigheid Gedenken in stemmen, stenen en stilte
Klement
Sporen van afwezigheid.indd 3
27-10-11 16:02:47
Š 2011, Erik Borgman | Liesbeth Hoeven | Uitgeverij Klement, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Omslagontwerp: Prezns, Marco Bolsenbroek Foto omslag: Namen van Shoah-slachtoffers op de binnenwanden van de Pinkassynagoge in Praag. ISBN 978 90 8687 084 4
Sporen van afwezigheid.indd 4
27-10-11 16:02:47
Inhoud
Voorwoord
7
Ter inleiding
11
Stemmen 21 Stenen 53 Stilte 85 Coda 113
Nawoord
117
Verantwoording
Sporen van afwezigheid.indd 5
123
27-10-11 16:02:47
Sporen van afwezigheid.indd 6
27-10-11 16:02:47
Voorwoord
De manier waarop mensen gedenken, de wijze waarop zij catastrofes uit het verleden in hun leven een plaats geven door resten uit dit verleden te bewaren, valt te beschrijven. De betekenis die zij aan deze gedachtenis geven en de invloed die deze gedachtenis heeft op hun identiteit, valt te onderzoeken. De argumenten die in maatschappelijke debatten over de vormgeving van gedachtenis worden uitgewisseld, laten zich reconstrueren. Dergelijke beschrijvingen, onderzoeken en reconstructies zijn er, en zij zijn onmisbaar. Maar wij denken dat ze datgene waar het bij gedenken, met name bij gedenken van de Shoah, om gaat, niet echt treffen. In dit essay zijn we daarnaar juist wel op zoek. Hoewel wat we schrijven op academisch onderzoek is gebaseerd, gebruiken wij een andere schrijfstijl dan binnen de academie gebruikelijk is. Wij proberen in de tekst de lezer op te nemen in onze zoektocht naar de betekenis van gedenken. Niet alleen iedereen die gedenkt, maar ook iedereen die over gedenken schrijft of nadenkt, staat uiteindelijk zelf op het spel. Wat spreekt uit het verleden tot ons en wat betekent dit voor wie wij zijn?
– 7 –
Sporen van afwezigheid.indd 7
27-10-11 16:02:47
Onze aanpak in dit essay kent twee centrale vooronderstellingen, die we bij aanvang graag open op tafel leggen. De eerste veronderstelling is dat er wordt herdacht. Wij gedenken. Gedachtenis is geen opdracht, geen taak waarvan we ons moeten afvragen hoe we die het beste kunnen uitvoeren. Wij gaan er vanuit dat er gedachtenis is, dat gedenken de ruimte waarin wij leven doortrekt en zo ook ons. Wij vragen ons daarom niet af hoe wij kunnen gedenken, maar wat het wil zeggen dat wij gedenken. Of wij dat goed doen en wat goed gedenken eigenlijk is, is een vervolgvraag. Onze tweede vooronderstelling is dat herdenken niet present stelt. Gedachtenis markeert verlies en maakt bewust van afwezigheid. Het gedenken van de Shoah brengt de vermoorden niet terug en stelt ook niet louter de verschrikking aanwezig waarvan zij het slachtoffer werden om ons te mobiliseren voor de strijd ertegen. In onze visie wordt de gedachtenis van de Shoah niet zozeer bedreigd door het verstrijken van de tijd, zoals vaak gedacht wordt, omdat degenen die dankzij hun persoonlijke herinneringen het verleden aanwezig stellen onvermijdelijk zelf ook sterven. Gedachtenis wordt bedreigd door de aandrift om het gemis te laten opvullen door de herinnering. Wat wij gedenken is het verlies, als een wond die onze cultuur en ons leven definitief tekent. Door het verlies te gedenken, vieren wij paradoxaal genoeg tegelijkertijd het leven, dat ondanks deze blijvende wond wel degelijk goed blijkt te kunnen zijn. Dat is verbijsterend: het bestaan is fundamenteel aangetast, maar dat fundamenteel aangetaste bestaan blijkt in een bepaalde zin een vervuld bestaan te kunnen zijn, juist als we de aantasting ervan niet verdringen of proberen te compenseren. Wij beseffen ten volle hoe precair een dergelijke uitspraak is. Toch denken we niet dat we ons ermee ervaringen toe-eigenen die de onze niet zijn, uitspraken doen die ons niet toekomen, – 8 –
Sporen van afwezigheid.indd 8
27-10-11 16:02:47
de pijn en het lijden van anderen negeren teneinde een positief wereldbeeld te construeren. Wij kunnen niet anders dan spreken vanuit onze eigen plaats en op basis van onze eigen ervaringen, maar naar onze visie zijn we daarin met de ervaringen van velen op vele andere plaatsen verbonden. Ook en juist met de ervaringen van de vermoorden. Ondanks het cliché dat het leven verder gaat en dat we ons ‘dus’ op de toekomst moeten richten, blijven we midden in het leven ruimte openhouden voor de gedachtenis aan de verschrikkingen uit het verleden en hun gevolgen. Wij leven blijkbaar niet door vernietiging, pijn en gemis te verdringen, maar vanuit het gedenken ervan. Enkele implicaties hiervan verkennen wij in dit essay nader. Dit boek is gebaseerd op het promotieonderzoek van Liesbeth Hoeven, getiteld Een religie en plein public. Representatie en verbeelding van een herinneringscultuur, waarvan Erik Borgman de hoofdbegeleider is. De eerste aanzetten voor de tekst ontstonden in de voorbereiding van het symposium dat Liesbeth op 16 april 2010 in Tilburg organiseerde onder de titel Een gebroken hemel. Holocaust-getuigenis, beeld en beeldspraak – in herinnering. We hebben ons voordeel gedaan met de reactie van toehoorders, in het bijzonder van onze collega’s in het Departement Cultuur binnen de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Tilburg. Het is in het huidige academisch klimaat helaas niet vanzelfsprekend dat onderzoekers die ‘grote‘ vragen aan de orde stellen daarvoor de ruimte krijgen. Dit stemt ons des te meer dankbaar voor de mogelijkheden die ons departement, onze faculteit en onze universiteit ons bieden. Tilburg, september 2011 Liesbeth Hoeven Erik Borgman – 9 –
Sporen van afwezigheid.indd 9
27-10-11 16:02:47
Sporen van afwezigheid.indd 10
27-10-11 16:02:47
Ter inleiding
1. Maandag 6 april 2009 om 8.05 uur gaat de beeldend kunstenaar Jan Rothuizen het Anne Frank Huis binnen. De ruimten zijn leeg en stil – het Achterhuis is nog een klein uur voor zijn bezoekers gesloten. De observaties van Rothuizen krijgen op deze manier de ruimte en hij kan zijn associaties de vrije loop laten. Hij registreert en noteert. Het speciaal bedrukte en naar het origineel gedupliceerde behang. De doffe ingesleten plekken op de vloer van Annes kamer. De vette randen aan de draaibare boekenkast die de toegang vormt tot het Achterhuis. Een opgepoetste koperen kraan. Wat heeft dit huis te zeggen? Is er een taal die haar objecten doet spreken? De observaties en associaties van Rothuizen vormen samen een geschreven plattegrond of een getekende beschrijving van het Achterhuis die is opgenomen in zijn boek De zachte atlas van Amsterdam. Het Achterhuis staat in het hoofdstuk ‘Ogenschijnlijke stad’ dat plaatsen in beeld brengt die in reclamefolders en op ansichtkaarten van de hoofdstad te zien zijn. Iconen van waar Amsterdam voor staat. – 11 –
Sporen van afwezigheid.indd 11
27-10-11 16:02:47
‘Anne Frank Huis’ uit De Zachte Atlas van Amsterdam 2009. © Jan Rothuizen
Sporen van afwezigheid.indd 12
27-10-11 16:02:47
Sporen van afwezigheid.indd 13
27-10-11 16:02:48
Rothuizens atlas laat zien dat we niet zo maar over een taal beschikken die de werkelijkheid temidden waarvan wij leven, tot spreken brengt. De pijlen in zijn tekening waarmee hij aanwijst wat hij als opmerkelijk ervaart, zijn pogingen de zeggingskracht van objecten terug te vinden. Rothuizen tekent niet alleen op wat hij ziet, maar ook wat het bij hem oproept. Hij noteert dat het tocht tussen de kieren van de afzonderlijke vertrekken, dat het geluid van de Westertoren hem doet denken aan zijn tijd in Amerika, waar hij Annes dagboek las. Hij registreert de paniek die zijn rondslingerende tas op deze vroege morgen teweeg brengt: er zal toch geen bom in zitten?! Rothuizen stelt met zijn getekende beschrijving ook de vraag of het Achterhuis dat hij aantreft wel is wat het voorgeeft te zijn. Herinnert dit huis aan Anne Frank en haar familie die hier ondergedoken zaten tot zij verraden werden en werden weggevoerd om, samen met miljoenen anderen, in de speciaal daarvoor ingerichte kampen vernietigd te worden? Of staan hier andere dingen centraal die ons juist het zicht hierop ontnemen? Om 9.18 uur staat Rothuizen weer buiten. Als laatste registreert hij de rij bezoekers die tot om de hoek doorloopt. Mensen voorzien van ‘fototoestellen, rugzakken en ontspanningsschoenen’.
2. In 2009 was de winnende World Press Photo afkomstig van Roger Cremers. Hij maakt deel uit van een reportage die Preserving Memory heet. Op de foto is te zien hoe twee toeristen in trainingspak een monument in het voormalig vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau fotograferen. De higlights van Europa in vijf dagen, denk je als je de foto ziet. Auschwitz is blijkbaar zo’n highlight geworden. Wat is daar eigenlijk mis mee? De kleding van de mensen op de foto weerspiegelt de hedendaagse vrijetijdsmode en hun bezoek aan het voormalig vernietigingskamp – 14 –
Sporen van afwezigheid.indd 14
27-10-11 16:02:49
laat zien dat de herinnering eraan leeft. Cremers brengt aan het licht hoe bij gedenken onuitgesproken, maar strenge gedragsregels gelden. Het bezoeken van Auschwitz-Birkenau behoort geen ‘dagje uit’ te zijn en de foto’s van de barakken behoren niet te worden ingeplakt als vakantiekiekjes. Maar het gebeurt wel, suggereert Cremers. Cremers en Rothuizen laten ieder op hun eigen manier zien dat het verleden niet vanzelfsprekend verbonden is met het heden. Dat de geschiedenis zich verdicht op plaatsen die we in alle vrijheid kunnen aandoen, om er vervolgens weer te vertrekken. Van de verhalen van degenen die deze plaats ooit bevolkten,
Auschwitz, 3 mei 2008. © Roger Cremers
– 15 –
Sporen van afwezigheid.indd 15
27-10-11 16:02:49
kunnen we beleefd, met respect of met een mengeling van afschuw en ontroering kennis nemen – om ze vervolgens te laten voor wat ze zijn en over te gaan tot de orde van de dag. De Amerikaanse cultuurwetenschapster Astrid Erll suggereert in haar inleiding over collectieve herdenking en herinneringsculturen dat de herinnering aan het verleden daarom een vormeloze massa dreigt te worden van intrigerende, maar uiteindelijk betekenisloze elementen, zonder vitale band met het heden.
3. Dat we tot deze alledaagse orde terug kunnen keren, is goed – en dat is een eufemisme! Voor hedendaagse bezoekers is Auschwitz géén eindbestemming. Anders dan ooit degenen wier ondergang hier herdacht wordt, zullen zij de toegangspoort de dag van hun aankomst nog een tweede maal passeren – om terug te keren naar het leven dat ze tijdelijk onderbraken. Het zou pervers zijn om dit vrijblijvend betreden van herinneringsplaatsen te betreuren. De huidige bezoekers van het Achterhuis zijn niet gedoemd twee jaar lang in deze kleine ruimte te verkeren, maar lopen er binnen een uur in en uit. De bezoekers hebben de vrijheid waar de bewoners naar verlangden. Maar in het uur dat zij door het Achterhuis heen lopen, zien de bezoekers niet hoe de onderduikers met grote inspanning probeerden hun leven in abnormale omstandigheden zo normaal mogelijk vorm te geven. Ze worden geconfronteerd met een ruimte die niet alleen is ontdaan van de wanordelijke sporen die het concrete leven altijd achterlaat – een rondslingerend kledingstuk, een onafgewassen bordje, een haastig beschreven vel papier –, maar ook van de mensen die haar de betekenis gaven die de aanleiding is tot hun bezoek. Hoe is het dan nog mogelijk een verbinding aan te gaan met de geschiedenis van hen die aan deze plaats waren overgeleverd, als elk concreet spoor van hen – 16 –
Sporen van afwezigheid.indd 16
27-10-11 16:02:49
ontbreekt? Hoe kunnen wij het noodgedwongen vertrek van de Achterhuis bewoners ervaren als een appèl hen in onze gedachtenis niet te verlaten? Hierover gaat dit boek.
4. De Duitse cultuurwetenschapster Aleida Assmann spreekt over de herinnering die in een cultuur amorf en latent aanwezig is, als over een ‘cultureel archief ’ dat op onverwachte momenten tot spreken kan komen. Wat door een samenleving wordt afgewezen of verworpen, wordt verdrongen of naar de achtergrond gedrukt omdat andere zaken belangrijker zijn, maar het verdwijnt nooit geheel. Het verzamelt zich en wordt bewaard in materiële sporen. Zo kunnen zij opnieuw ontdekt worden, opnieuw betekenis krijgen en een verbinding aangaan met het heden. Daarom hebben wij niet alleen concrete herinneringen, maar vooral ook plaatsen van herinnering nodig. Plaatsen waar het verleden letterlijk bewaard wordt, ook al weten wij niet zomaar wat zij bewaren en horen wij niet zonder meer wat die plaatsen ons vertellen. Zij concretiseren de onmogelijke, maar onontkoombare opdracht de herinnering aan de Shoah ‘te bewonen’. Dankzij deze plaatsen kunnen we de herinnering betreden en haar tot spreken horen. Maar nooit is alles wat erom vraagt gezegd te worden, ook werkelijk gezegd. En vooral: steeds stuiten wij op de afwezigheid van hen die niet hadden mogen verdwijnen, maar onherroepelijk verdwenen zijn. Op 7 september 1943 ging de toen 29-jarige Etty Hillesum uit het doorgangskamp Westerbork op transport naar Auschwitz, samen met haar vader en moeder, en met haar broer Mischa. Het dagboek dat haar postuum wereldberoemd zou maken, getuigt volop van haar ambitie schrijfster te worden, om wat in haar omging te delen met haar lezers. Etty slaagde erin een briefkaart te schrijven en die uit de goederenwagon te gooien waar– 17 –
Sporen van afwezigheid.indd 17
27-10-11 16:02:49
mee zij werden weggevoerd. De kaart werd door boeren in de omgeving van Westerbork gevonden en enkele dagen later op de bus gedaan: de poststempel is van 15 september. Op de briefkaart heeft Etty gekrabbeld: ‘Wachten jullie op mij?’ Wij wachten. Herinneringsplaatsen herinneren ons eraan dat we wachten en niet anders kunnen dan wachten op wie verdwenen en werden vernietigd.
5. De Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Said (1935-2003) schrijft in zijn autobiografie Ontheemd over de fantasie die hij als twaalfjarige jongen koesterde om een boek te zijn. Hij schreef hierover op school een opstel. Doorgegeven van hand tot hand en wisselend van plaats en tijd zou hij als boek altijd zichzelf kunnen blijven, zo schrijft hij. Zelfs als hij uit het raam van een auto gegooid zou worden, of ergens achter in een la zou worden vergeten, zou wat hij te betekenen heeft bewaard blijven en steeds was er de mogelijkheid dat iemand hem op zou nemen om deze betekenis ter kennis te nemen. Het is misschien de droom van elke schrijver, van iedereen die probeert zich over het eigen leven uit te spreken: een blijvende en door uiterlijke invloeden niet aan te tasten bron van betekenis te zijn. Het is zeker de motor die getuigen van de Shoah een eigen tekst deed schrijven over wat hen overkwam. Zij willen niet samenvallen met hun slachtofferschap, niet worden gereduceerd tot de betekenis die anderen hen bereid zijn te geven – hetgeen in het geval van de Grote Vernietiging betekent: van geen betekenis te zijn. Voorbeeld bij uitstek van een dergelijke getuigenis is het dagboek van Anne Frank. Aan de hand van de tekst die zij naliet, verkennen wij hier de betekenis van gedenken. Wat is in dit verband de rol van de stem die spreekt over wat te herdenken valt? – 18 –
Sporen van afwezigheid.indd 18
27-10-11 16:02:49
Wat is de rol van de plaats waarover gesproken wordt en waar herdacht wordt? En welke plaats heeft de stilte die dit spreken omgeeft en er op paradoxale wijze het hart van uitmaakt? Wat herdacht moet worden, dat weet de getuige alleen in het spreken en degene die gedenkt alleen in het gedenken. Het moet telkens opnieuw tot spreken komen vanuit de stilte die de gedachtenis bewaart. Tenminste, dat is de gedachte die wij in dit boek uitwerken.
– 19 –
Sporen van afwezigheid.indd 19
27-10-11 16:02:49