Europa – de Romeinse weg

Page 1

RĂŠmi Brague

Europa, de Romeinse weg Een essay

Vertaald door J.M.M. de Valk

Klement / Pelckmans


Inhoud

I DE GRONDLEGGENDE SCHEIDINGEN 9 Inhoud en ruimte 10 Een kwestie van bewustzijn 12 Tweedelingen 15 Een gespleten herinnering 22 Een gradueel toebehoren 26 Het oosten van Europa 27 Een Europese identiteit? 30 Opzet 33 II ROMANITEIT ALS MODEL 35 Een dubbele eigenheid 35 De derde term: het Romeinse 37 Wie is er bang voor de grote boze wolvin? 39 Niets uitgevonden? 40 Een volk dat vertrekt 44 De Romeinse houding 47 Het aquaduct 50 Tussen ‘hellenisme’ en ‘barbarij’ 52 III De religieuze romaniteit: Europa en het jodendom 55 De twee betekenissen van ‘jodendom’ 56 Europa in de joodse geschiedenis 57 5


De joodse bijdrage aan Europa 61 De bijdrage van het oude Israël 64 De secundariteit van het christendom 67 De verhouding tot het Oude Testament 69 De islam en de eerdere boeken 72 Het christendom en de teksten van het   Oude Verbond 76 IV DE CULTURELE ROMANITEIT: Europa en het hellenisme 79 De Grieken: overschrijven 80 De moeite van het bewaren 81 Vernietiging? 83 Veroudering 84 De strijd om te overleven 86 De Arabische vertalingen 90 De overgedragen inhoud 93 De Romeinen: aanpassen 98 Erkentelijkheid en ontkenning 100 Een voortgaande geschiedenis 104 V HET ZICH TOE-EIGENEN VAN HET VREEMDE 109 Verschillende manieren van toe-eigening 110 De beste van alle talen? 114 Dwerggroei en nostalgie 117 Tussen historicisme en estheticisme 120 De schil afwerpen 122 Inclusie en verwerking 125 VI EEN EXCENTRISCHE IDENTITEIT 129 De religieuze grondslag van de secundariteit 129 Het idee van een ‘renaissance’ 133 Islamitisch en Europees humanisme 136 Humanisme met en zonder renaissance 141 6


Culturele secundariteit 142 Twee culturen zonder renaissances 144 – Byzantium 144 –  De Islam 146 Speculanten en parvenus 149 Een omgekeerde aanpassing 152

VII OM EEN HYGIËNE VAN HET EIGENE 157 Mijn cultuur als een andere 157 Over het juiste gebruik van de authenticiteit 159 Over tafelmanieren in het culturele kannibalisme 161 Culturele identiteit? 164 Het belang van belangeloosheid 165 Een parabel 168 Europeanisering voor iedereen 170 Beroep op de afwezigen 173 VIII IS HET EUROCENTRISME EUROPEES? 177 Het eurocentrisme 177 Het ‘centrisme’ als universeel fenomeen 178 Het excentrische Europa 180 Ver van alles 181 De interesse 183 De ander als standpunt 185 De Middeleeuwen 189 Honoré Bauvet als typevoorbeeld 191 Zin en beperkingen van een procédé 193 Besluit 195 IX DE ROOMSE KERK 197 ‘Rooms’ katholicisme? 198 Het vraagstuk van de cultuur 199 Paradoxale scheiding en eenheid 202 Pausen en keizers 206 7


Eenheid en verscheidenheid als gevolgen van de  secundariteit 209 Gescheidenheid als gevolg van eenheid 212 De aard van het geopenbaarde object 215 De aanwezigheid van God in de geschiedenis 217 De komst van God in het vlees 219 Het eigene van het katholicisme 221 Het christendom als vorm van de Europese cultuur 224 X SLOTSOM: IS EUROPA NOG ROMEINS? 227 Marcionisme en moderniteit 228 –  Historisch marcionisme 230 –  Technisch marcionisme 232 Zijn wij nog ‘Romeins’? 233 –  Met betrekking tot de geschiedenis 233 –  Met betrekking tot de natuur en het lichaam 235 Het christendom en de toekomst van Europa 238 NAWOORD 241 Register 249

8


I DE GRONDLEGGENDE SCHEIDINGEN

Wanneer we, zoals ik hier doe, ons voornemen over Europa te spreken, dan moeten we allereerst uitleggen wat we daaronder verstaan. Anders zijn we ertoe veroordeeld om met die naam van alles en nog wat aan te duiden. Zo heeft men in Frankrijk ten tijde van het referendum over de ratificatie van het verdrag van Maastricht in 1992 een groot aantal boeken zien verschijnen waarvan de titel was getooid met het woord ‘Europa’ of met het adjectief ‘Europees’. Daarbij ging het er bij weinig gewetensvolle uitgevers vaak om, een willekeurige tekst te voorzien van een etiket dat in die tijd de verkoop bevorderde. Daar waar de titel de lading dekte behandelde het boek meestal zaken die beter de naam ‘industriële samenleving’, of het ‘Westen’ (tegenover een vooral economisch ‘Oosten’), ofwel de moderniteit of welke andere naam ook hadden kunnen krijgen. Maar van een nadenken over wat Europa is, was geen sprake. Nu is het juist een bezinning hierop die ik mij voorstel hier te ondernemen. Van beroep filosoof, behoor ik tot de soort van mensen die wat moeilijk van begrip zijn, ‘aan wie men werkelijk alles moet uitleggen’, zelfs de duidelijkste zaken – het Zijn, het Goede, de samenleving, de Mens en nog enkele andere schijnbare vanzelfsprekendheden. Ik begin dus met mij de domme vraag, de socratische vraag ‘wat is het...?’ te stellen met betrekking tot Europa. 9


Inhoud en ruimte We vragen ons dan vaak in eerste instantie af welk soort zaken we als ‘Europees’ plegen aan te duiden. Dat levert vervolgens een min of meer lange lijst op met gegevens die naar ieders smaak positief of negatief zullen lijken: de markteconomie, de ‘democratie’, de techniek, maar ook het imperialisme, enzovoort. Het valt dan niet moeilijk in te zien dat deze verschijnselen zich ook voordoen in streken die men niet tot Europa rekent, en dat zij zich daar eerder of in hogere mate voordoen dan in Europa. Zo hebben de Verenigde Staten hun revolutie, en de emancipatie van hun joden, eerder tot stand gebracht dan Frankrijk. Ze zijn vandaag misschien ook meer ‘democratisch’. Van zijn kant is Japan technisch verder dan Europa. Meteen zien we hier twee concepten van Europa verschijnen: het ene, dat we ‘cultureel’ zouden kunnen noemen, omvat een bepaald aantal economische en politieke elementen; het andere, het ‘geografische’ concept, duidt een bepaald deel van de aardbol aan, dat we met de vinger op de kaart kunnen aanwijzen. Wat ‘Europa’ is, ook al vinden we het op de gehele aarde of een groot deel daarvan, ontleent zijn naam aan zijn oorsprong op één bepaalde plek erop. Het lijkt dus een goede werkwijze om het ‘geografische concept’ tot uitgangspunt te nemen. Daarover zal ik in dit hoofdstuk dan ook verder spreken. Maar men moet wel beseffen dat de aardrijkskundige benadering waardoor Europa als een ruimte wordt gezien, geen vertrekpunt is. Zelfs in de geografie betekent de naam Euro­ pa in de loop der geschiedenis verschillende dingen. Ik onderscheid hier drie achtereenvolgende interpretaties: a) De eerste betekenis die door de, waarschijnlijk semitische, etymologie wordt gesuggereerd, is die van een richting, die van de ondergaande zon – de betekenis van het Arabische woord Maghreb, dat overigens misschien dezelfde wor10


tel heeft. Dan kunnen we niet aanwijzen waar Europa ligt, en nog minder aangeven wat zijn grenzen zijn. Deze betekenis is even oud als de phoenicische maritieme expansie: voor de zeelieden uit Sidon of Tyrus lag de andere oever van de Middellandse Zee in het Westen. b) De tweede betekenis, die we bij de Griekse aardrijkskundigen aantreffen, is die van een ruimte waaromheen men kan varen, en waarbinnen of waarbuiten men zich kan bevinden. Nauwkeuriger gezegd gaat het om de ruimte die zich uitstrekt van de westelijke oevers van de Egeïsche Zee tot aan de oceaan. Zolang men bij een van deze twee betekenissen blijft, zich bevindend naar Europa toe of in Europa, is dit slechts een manier om de plaats waarover men spreekt aan te duiden, zonder daaraan enig belang, laat staan een bijzondere waarde toe te kennen – niet meer dan wij die hechten aan het feit dat wij op de even of oneven huisnummers van onze straat wonen. Dit blijkt uit het feit dat het adjectief ‘Europees’ in deze tweede betekenis geen blijvende hoedanigheid aanduidt die men met zich meeneemt, maar een simpele plaatsbepaling, die dus variabel is. Zo spreekt Herodotus in een passage die overigens de oudste vermelding in het Grieks – en in alle talen – van het adjectief ‘Europees’ (europèios) bevat, over een volksstam die vroeger op de westelijke oever van de Hellespont woonde en zich in Klein-Azië vestigde. Hij vermeldt dat zij van naam veranderd zijn, en de naam hebben opgegeven die zij droegen toen zij ‘Europees’ waren.1 c) De derde betekenis is die van een geheel waartoe men kan behoren. Europeaan zijn betekent dan niet meer dat we ons simpelweg binnen een ruimte bevinden, maar dat we een van de elementen zijn die een geheel vormen. Pas sedert de droom van de herleving van een westers Keizerrijk begint ‘Europa’ een geheel van deze aard aan te duiden. Dit geheel is 1 Herodotus, VII, 73.

11


zelf van wisselende omvang: wat in het begin het Romeinse Rijk van het Westen was is vergroot tot het Iberisch schier­ eiland, de Britse eilanden, de Scandinavische wereld, Midden-Europa enzovoort, zonder de verschillen tussen deze streken te verdoezelen. Het onderscheiden van deze drie betekenissen maakt het mogelijk om schijnbare tegenstrijdigheden te vermijden. Aristoteles bijvoorbeeld situeert Athene in Europa, dat wil zeggen ten westen van de Egeïsche Zee. Maar wanneer hij op een andere plaats over nationale karakters spreekt, plaatst hij de Grieken niet in Europa, maar tussen hem en Azië: het te koude Europa brengt onversaagde maar onbestuurbare mensen voort; het te warme Azië luiaards die aan de eerste de beste despoot zijn overgeleverd; met zijn gematigd klimaat daarentegen is Griekenland het land van de vrijheid.2

Een kwestie van bewustzijn Op deze wijze verlaat Europa het domein van de aardrijkskunde om binnen te treden in dat van de geschiedenis. Daarom kunnen we ons opnieuw buigen over de vraag ‘wat is het?’ met betrekking tot Europa. Hier doet zich een methodisch probleem voor: hoe kunnen we een historische en aardrijkskundige realiteit definiëren zonder in een zeker ‘essentialisme’ te vervallen, zonder deze op onterechte wijze te hypostaseren? Want, ook al kunnen we ons een begrip vormen van dingen in de natuur die onveranderlijk zijn, hoe moeten we dit doen met realiteiten in de geschiedenis, en die dus per definitie onbestendig en veranderlijk zijn? Men kan een filosofie beproeven van de mens, van de deugd, van de wetenschap enzovoort omdat dit samenhangende en stabiele realiteiten zijn. Maar 2 Aristoteles, Fysica, V.1, 224b, 21 en Politica, VII, 7, 1327b, 20-33, vooral 24v.

12


waarom zou een filosofie van Europa eerder uitvoerbaar zijn dan die van een willekeurig Frans departement? Ik zal hier geenszins uitgaan van een soort platonisch idee van Europa dat in een begrippenhemel zweeft. Maar het andere uiterste wijs ik eveneens af: ik beschouw de term evenmin als een etiket dat op realiteiten geplakt wordt die elkaar volkomen vreemd zijn. En inderdaad zien we dat deze term gedurende tamelijk lange tijd in dezelfde betekenis wordt gebruikt. Om het in overigens enigszins gesimplificeerde filosofische bewoordingen te zeggen: wanneer men noch platonist noch nominalist is, kan men aristotelicus zijn, dat wil zeggen conceptualist. Wat we in de filosofie concept noemen, wordt in de geschiedenis vertaald door de aanwezigheid van het bewustzijn ergens bij te horen. Europeaan is degene die er zich bewust van is deel uit te maken van een geheel. Als dit niet het geval is, en men dus geen Europeaan is, betekent dit nog niet dat men een barbaar zou zijn. Maar men is geen ­Europeaan zonder het te willen. Zoals Renan over de natie zei, is Europa een voortdurend plebisciet. Zelfs alles wat in het historisch bewustzijn aanwezig is, alles wat bron en wortel is, wordt herzien vanuit een bewustzijn, en in zekere zin wordt de geschiedenis daarvan uitgaande herschreven. Deze keuze voor het bewustzijn als criterium voor het behoren tot Europa maakt het mij mogelijk om te antwoorden op een bezwaar dat men gemaakt heeft tegen de eerste uitgave van dit boek. Prehistorici stellen vast dat er bepaalde gemeenschappelijke trekken bestaan die kenmerkend zijn voor bepaalde culturen die min of meer samenvallen met het grondgebied van Europa. Er zou dus een Europese eenheid hebben bestaan vóór Karel de Grote, en zelfs vóór Griekenland, Rome enzovoort. Ik antwoord: zeker, wij weten dat bepaalde materiële overblijfselen (vaatwerk, resten van grafrituelen enz.) hetzelfde zijn van het ene eind tot het andere van deze ruimte. Maar hoe kunnen wij zeker weten dat deze 13


mensen zich ervan bewust waren tot eenzelfde geheel te behoren? Wij delen met de Japanners vele technische producten: onze computers, onze auto’s zijn grotendeels hetzelfde. Maar hebben wij daarom ook het bewustzijn dat wij deel uitmaken van dezelfde beschaving? Om een menselijke groepering een bewustzijn toe te kennen, moeten wij toegang hebben tot hun talige resten. Dat is niet mogelijk bij schriftloze samenlevingen. Dit criterium van het bewustzijn staat ons bovendien toe om het behoren tot Europa op een soepele en revolutionaire wijze op te vatten. We zouden ons bij iedere regio kunnen afvragen op welk moment en in welke zin zij ertoe gekomen is zich als Europees te beschouwen. Op die manier zouden we onterechte aanspraken en speculatieve toeschrijvingen kunnen vermijden, waardoor mensen worden meegerekend die niet bij Europa behoren of daar zelfs geen idee van hebben... Als totaliteit neemt Europa een welomschreven plaats op de aarde in. Maar deze verwijzing naar de concrete werkelijkheid is daarom nog niet vanzelfsprekend. Inderdaad duidt ‘Europa’ een ruimte aan die we zonder moeite met een vaag gebaar kunnen aanwijzen. Maar het probleem begint daar waar we proberen het af te grenzen. In tegenstelling tot Amerika heeft de Europese ruimte geen natuurlijke grenzen. Behalve in het westen, waar zij trouwens niet steeds als zodanig worden gezien. Ofschoon er inderdaad kapen zijn die ‘het einde van de aarde’ worden genoemd, in Bretagne, Galicië en Cornwall, geldt dit niet voor de beleefde ruimte: een land als Portugal beschouwt zichzelf eerder als open naar de Atlantische Oceaan dan door hem begrensd. De grenzen van Europa zijn, zoals wij zullen zien, uitsluitend cultureel van aard. In het nu volgende zal ik trachten de Europese ruimte af te grenzen door een voortschrijdende benadering via een reeks tweedelingen. Dit netwerk zal zich moeten sluiten om een residu dat Europa moet zijn. Op deze wijze komen we niet 14


tot Europa door een unie, een unie die bezig is zich zo goed mogelijk te verwezenlijken op het vlak van de economie en de politiek. We zullen haar echter eerder bereiken op kosten van een scheiding, die haar afzondert van wat zij niet is. Deze paradox blijkt, op de meest elementaire wijze, uit een geografische kaart. Ik zal daarom beginnen met enkele fundamentele gegevens in herinnering te roepen die wij moeten vasthouden, zonder enige pretentie van originaliteit.3

Tweedelingen Men kan Europa, zoals we het vandaag op de wereldkaart kunnen aanwijzen, beschouwen als het resultaat, het residu, van een aantal tweedelingen. Deze hebben langs twee assen plaatsgevonden: een noord-zuidas die een Oosten van een Westen scheidt, en een as daar loodrecht op die een Noorden van een Zuiden scheidt. Ze gaan enkele duizenden jaren terug. Merkwaardig is het, hoewel ik daar geen bijzondere betekenis aan hecht, dat zij zich ongeveer elke vijf eeuwen hebben doen gelden. a) De eerste dichotomie doet zich voor langs een noord-zuid­ as. Zij scheidt een Westen van een Oosten, in grote lijnen het Middellandse-Zeegebied enerzijds (het ‘Westen’), en anderzijds de rest van de wereld (het ‘Oosten’).4 3 Hierbij zie ik af van bibliografische verwijzingen. Men zal al het nodige kunnen vinden in de werken van historici. Ik zal mij ertoe beperken in de noten naar enkele terzake dienende werken te verwijzen. Het belang van een chronologische en geografische afgrenzing van Europa wordt onderstreept door O. Halecki, The Limits and Divisions of European History, Sheed and Ward, New York 1950, XIV-242 p. 4 Aan het belang van het Middellandse-Zeebekken als algemeen kader van de westerse geschiedenis behoeft niet meer herinnerd te worden, in het bijzonder na de verschillende onderzoekingen van F. Braudel.

15


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.