De schaduw van de verlichting

Page 1

De schaduw van de verlichting

Eddy Van Tilt

DE WESTERSE WORSTELING MET WELZIJN

Pelckmans • Klement | Kalmthout


Voor meer info: www.pelckmans.be of www.uitgeverijklement.nl © 2014, Eddy Van Tilt en Pelckmans Uitgeverij nv, Brasschaatsteenweg 308, 2920 Kalmthout Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever, behalve in geval van wettelijke toestemming. Informatie over kopieerrechten en de wetgeving met betrekking tot de reproductie vindt u op www.reprobel.be All rights reserved. No part of this book may be reproduced, stored or made public by any means whatsoever, whether electronic or mechanical, without prior permission in writing from the publisher. d/2014/0055/142 isbn 978 90 289 6906 3 (uitgeverij Pelckmans, België) isbn 978 90 8687 141 4 (uitgeverij Klement, Nederland) nur 736 © foto omslag Corbis Opmaak www.intertext.be


5

I N H O UD

INLEIDING

9

HOOFDSTUK I: DE WOELIGE WEG NAAR WELZIJN EN GELUK

31

Zo veel kracht en zo weinig wijsheid De cultuur van ontevredenheid Buiten westen? Het realisme volgens Gray Toch tijd voor beterschap? Kwaliteitszorgen De therapeutische kracht van de kleine goedheid Falende detectiesystemen Terug naar de redelijkheid

32 34 40 43 48 55 61 67 77

HOOFDSTUK II: DE UTOPISCHE KANTEN VAN DE VERLICHTING

87

René Descartes: wiskunde en zekerheden De aanstekers van de verlichting

91 94

HOOFDSTUK III: VIER PIJNPUNTEN VAN DE WESTERSE CULTUUR

109

Inleiding

109 109 113 117

Fukushima, le choc des idées Valt de pijn wel te bestrijden? It’s the culture, stupid! Het moeilijke aanvaarden

De domesticatie van het noodlot Tragisch lijden in superieure tijden De basale pijn: de ongeborgenheid van het bestaan

Automanie: je zelf in de prak rijden Gedragenheid, het fundament van het leven

118 122 125 130 131 132


6

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

De finale pijn: zinloosheid in overvloed

Moeder, waarom leven wij? Ik heb een steen gelegd De wil tot zingeving

169 173 176 180

De hegemonie van de egonomie Tijd voor de empathie

186 189 201

HOOFDSTUK IV: DE VERSCHRALING VAN DE KENNIS

217

It’s not the economy, stupid!

220

De relativiteit van de rationaliteit

225 226 229

De synthese: de westerse moeite met gemeenschappelijkheid

Ons onberekenbaar verstand Ziende blind blijven

Le corps a ses raisons De traumatiserende therapeut

232 233 241

Verguisde sterkhouders

245

De rationaliteit van emoties

247 251 258

De vergissingen van Descartes

Antonio Damasio: het voelende brein Martha Nussbaum: van emotionele kwetsbaarheid naar moraliteit

De statusval van praktijkkennis en meesterschap Worden wij allemaal instrumensen? De stille kracht van relationele kennis

269 272 278 285

HOOFDSTUK V: ‘DOE DE VERLICHTING EENS UIT’

311

Angst, dat veelzijdige cultuurproduct

316 318 319 321 323

Opnieuw tijd voor doendenken

Angst voor welvaartsverlies Angst voor controleverlies Preventie tot ter dood De obsessie met perfectie Existentiële angst

Op zichzelf geworpen De worsteling met onze natuur De worsteling met god

325 325 327 331


inhoud

7

Paradoxale paradigma’s

334

Zoveel zelfbeschikking, en zoveel afhankelijkheid

340 344 347

De alles-man De verloedering van de vrije meningsuiting

Scientia mirabilis? Scientia miserabilis? De westerse moeite met welzijn en moraliteit Wijsheid op het kruispunt van ratio en relatio

355 355 358 363 376

DE UITDAGING: OP ZOEK NAAR EEN SMAAKBARE SAMENLEVING

385

Zoveel wetenschap, en zo weinig geweten


Ik weet. Maar poëten nog veel meer.

Met dank aan zoveel mensen … voor het geduld, voor de kansen, voor de inspiratie.


9

I N L EI D I NG

‘E

en meer verdraagzame en gelukkige wereld, met meer verdelende recht­ vaardigheid: dat moet toch maakbaar zijn, dat moet toch doenbaar zijn! Een mens moet toch een droom hebben, Eddy. Dat is toch zo!’ Hij wou er duidelijk komaf mee maken en de discussie hiermee sluiten. Ik hoorde ook iets van een zucht in zijn woorden en van een ultieme oproep tot redelijkheid van mijnentwege. En om zijn standpunt helemaal te verankeren, zei hij nog eens kordaat maar hoorbaar ingehouden: ‘Allez Eddy, een mens moet toch een utopie hebben!’ Het was een zonnige zondag en het was bijna winter en wij wandelden met ons hoofd in de wind langs het strand van De Panne richting Frankrijk. Grens­ gebieden zijn meestal heerlijk om in te vertoeven en hier was het niet anders. De vieze rook van de haven van Duinkerken was nog mijlenver weg, en ook de opgefriste camping Le Perroquet, juist voorbij de Franse grens, werd nog aan ons zicht onttrokken. Het natuurgebied van de Westhoek – ons Belgisch duinen­ doekje voor het bloeden – lag daar, op de valreep, te glooien en te gloeien in de zon. Een jogger passeerde ons, een koppeltje met een rugzak, een verdwaalde hond worstelend met een stuk stok, een tros meeuwen die stoeiden rond de branding. En aan de horizon, heel in de verte, de glittering van een minuscuul scheepje, dat niet de indruk wou geven dat het met een zware lading stookolie naar Zeebrugge aan het zeulen was. Voorlopig lieten wij de duinen nog links liggen. Straks, na de fruits de mer in Bray Dunes, zouden wij nog het natuur­ reservaat doorkruisen, om daarna op het terras van het appartement in extre­ mis de zonsondergang mee te pikken, als wij op tijd binnen waren. Het was een dag die nog heel veel beloftes in zich hield, een dag om lief te hebben, met nog drie andere mensen, ook om lief te hebben. Zeker geen dag dus om een goede vriend, die je zelf nog uitgenodigd hebt, tegen de haren in te strijken. Ik realiseerde me even dat Peter toch ook moest weten dat veel van de


10

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

grote utopieën tot blind totalitarisme, tot massaal bloedvergieten en genocides hadden geleid. Ik kon zelfs vermoeden dat ook hij de uitspraak zou kennen van de Duitse geschiedfilosoof Reinhart Koselleck dat ‘de utopie de vorm van so­ ciaalpolitieke planning is die het tegendeel produceert van wat ze beoogt: hoe beter de bedoelingen, hoe kwalijker de gevolgen.’ Ik kende Peter al van toen wij samen in ons geboortedorp bij de nonnekens op de kleuterschool zaten, lang genoeg dus om te weten dat hij een slimme en integere kerel was met een enorme drive en een onvermoeibaar voornemen om mee te bouwen aan een meer rechtvaardige wereld. Maar juist omdat ik dat wist, en misschien ook een beetje omdat ik iemand niet zo maar gelijk kan geven als ik nuances zie, ant­ woordde ik: ‘Een mens moet zeker dromen hebben en een utopie hebben kan geen kwaad, zeker niet als ge er niet te veel in gelooft.’ Ik besefte plots dat dit antwoord een dubbeltje op zijn kant was en ik zocht naar verstrooiing. Ik wees naar camping Le Perroquet, pal op de Frans-Belgische grens, en ik vertelde Peter over het gerucht om van beide gebieden een groot transnationaal natuurreservaat te maken. Peter luisterde en dan werd het een hele tijd stil. Ik weet zeker dat mijn utopisch besluit ook bij hem nog bleef nazinderen en ik denk dat hij er absoluut niet akkoord mee kon gaan. Maar ongetwijfeld wou ook hij onze dag niet verpesten. Ik dacht aan Barack Obama, die enkele weken eerder, op 4 november 2008 de Amerikaanse presidentsverkiezingen had gewonnen met de slogans Change is coming en Yes we can! Wereldwijd waren de reacties euforisch en de ver­ wachtingen gigantisch. Hij incarneerde de belofte dat er dra een nieuwe dage­ raad zou komen voor een Nieuw Amerika en voor een Nieuwe Wereld. Heel even leek het erop alsof ons wereldbeeld teruggeflitst werd naar 28 augustus 1963 toen Martin Luther King van op de trappen van het Lincoln Memorial in Washington D.C. zijn legendarische woorden uitsprak, die de wereld een boost gaven en de kiemen in zich droegen van de grote utopie van 1968: ‘I have a dream that one day this nation will rise up and live out the true meaning of its creed: We hold these truths to be self-evident: that all men are created equal.’ De utopie dat het allemaal zou veranderen, dat het goede uiteindelijk en binnen afzienbare tijd zou overwinnen, dat welvaart en welzijn zich innig zouden gaan verstrengelen en universeel geluk de wereld zou gaan overstromen. Zonder veel woorden trokken wij de Belgisch-Franse grens over. Waren het onbewuste associaties of was het gewoon dat weemoedige, foetale geruis van de golven dat mij verder terugtrok naar de muziek van mijn jeugdjaren, maar


inleiding

11

ik dacht plots aan The Times They are A-Changin’ en herinnerde mij dat Bob Dylan nog gezongen had op die fameuze Mars op Washington in augustus 1963. Als vertegenwoordiger van de burgerrechtenbeweging. Hij moet de historische speech van Martin Luther King ongetwijfeld gehoord hebben. Ik associeerde verder naar Mijnheer de president, welterusten van Boudewijn de Groot en naar de Bloemenkinderen van Armand. De tijd van de protestsongs en van onschul­ dig barricades omverwerpen, van flower power en lief zijn voor elkaar. In 1969 trok John Lennon voor de tweede keer zijn ‘bed-in’ en produceerde er met Yoko Ono nog zijn ultieme opstoot Give Peace a Chance. Maar daarmee was het vet van de soep. ‘We’ll fly you to the promised land’ zongen de veelkleurige, modi­ euze Les Humphries Singers in 1971, en zo zou ook muziek, en alles wat niet te heet of te zwaar was, stilaan big business worden. En dus kon George Harrison nauwelijks een paar jaar later, in 1973, al zijn nieuwe lp presenteren: Living in a Material World. De geest van ’68, buitengewoon naïef maar ook wel schoon toch, zou nog wel een tijd doorwaaien, maar veel van de strijders van 68 zouden zich snel tot ware materialisten en individualisten transformeren. Wat is er uiteindelijk overgeschoten van die Grote Utopie van Liefde en Rijk­ dom, die even de belofte in zich droeg dat ze zich over de ganse planeet zou uitstrooien? Zulke gedachten slopen door mijn hoofd toen ik beukend tegen een stevige bries met nog drie andere tochtgenoten op weg was naar een goede portie zeevruchten. Met een goed glas wijn liefst. En ik moest ook denken aan een lezing die professor Hans Achterhuis nog maar pas enkele dagen tevoren te Leuven gegeven had over de krachten en de geva­ ren van het utopisch denken. Daar liet de Nederlandse filosoof onder andere verstaan waarom hij de utopie van het fascisme nooit onderzocht had: ‘Ik kon het gewoon niet. Het fascisme was mij te afgrijselijk om te onderzoeken’. En hiermee raakte Achterhuis natuurlijk de achilleshiel van het utopisch denken: het gevaar, dat een paradijselijk ideaal snel kan omslaan in een dystopie, in een regelrechte hel. In wat Roger Burggraeve stalinistoïde tendensen noemt. De 20ste eeuw, die ons voor de eerste keer in de mensengeschiedenis uit de diepe armoede en uit the struggle for life had opgetild. Die 20ste eeuw, die ons in honderdduizend gedaanten had getoond hoe geniaal ons verstand wel kan zijn, en die toch bloedrood kleurde door oneindige vreselijkheden, uitvloeisels van oneindig goede bedoelingen. Wat maakt de weg naar welzijn en geluk zo moeilijk en morele vooruitgang zo moeizaam, zelfs in tijden van overvloed?


12

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

Daar dacht ik dus aan, en aan Jozef Stalin en Martin Luther King, toen ik mijn vriend daar langs de duinen het enigszins onderkoelde antwoord gaf, dat het goed is een utopie te hebben, zolang ge er maar niet te veel in gelooft. Bray-Dunes plage kwam in zicht, de maag nam het commando definitief over van het verstand, en zo strandde, in het zand en in volle Obama-mania, het utopisch gesprek tussen twee wereldverbeteraars. Beiden waren ervan over­ tuigd dat dromen nodig zijn om bewogen te geraken en om beweging te maken. Beiden wilden ze beweging maken: de ene door te schrijven over maatschappe­ lijke evoluties, de andere door hoofdredacteur te worden van een maatschappij­ kritisch tijdschrift en zo dissonante geluiden meer stem te geven. Beiden hadden ze een glimp van mei ’68 meegemaakt: Peter als laatstejaarsstudent aan het elitaire Sint-Albertuscollege te Haasrode en Eddy als poësisstudent aan het Sint-Pieterscollege te Leuven, toen ze – tegen de uitdrukkelijke ordonnan­ ties van de directies in – toch mee gingen betogen. Op een druilerige januari­ morgen hadden ze zich om negen uur samen met nog andere leerlingenstrijdmakkers van ‘de Jozefieten’ en van ‘Paridaens’ op de trappen van de Sint-Pieterskerk verzameld, daar hun boekentassen in een hoek bijeengezet om dan aan te sluiten bij het echte studentengeweld. Ze hadden kasseien zien opbreken, ze hadden mee lopen schreeuwen: ‘studenten, arbeiders, één front’, ze hadden mee de rijkswacht zitten treiteren, ze hadden matrakken zien klop­ pen, ze waren nat gespoten door het waterkanon en ze hadden in de namiddag uren vastgezeten in de rijkswachtkazerne. Omdat enkele onnozele flikken al die boekentassen in een jeep hadden gesmeten en hadden laten weten dat ze in de kazerne in de Dagobertstraat konden afgehaald worden. Na de collegetijd gingen onze wegen uit elkaar en wij zouden elkaar bijna 25 jaar niet meer zien. Peter ging geschiedenis studeren en ik psychologie. Totaal andere locaties om les te volgen. Maar misschien waren het vooral toch onze gedachten, die ons van elkaar weghielden. Ik stak mijn tijd in de uitbouw van een jeugdclub in mijn dorp en van Peter hoorde ik via via dat hij bij het extreem-linkse Amada (‘alle macht aan de arbeiders’) was gegaan. Op een dag hoorde ik dat Peter na zijn studie geschiedenis nog politieke wetenschappen had gedaan, en dat hij daarna in de nachtploeg van Volkswagen te Brussel was gaan werken. Ik vroeg me toen af of dat nu echt wel de beste manier was om zijn ideeën aan de man te brengen, maar ik herinner mij ook nog de opstoot van respect die ik toen voor hem voelde, omdat hij – als een van de weinigen – zo consequent bleef met zijn overtuiging. In die tijd heb ik overwogen om hem opnieuw op te zoeken. Maar zoals het dikwijls gaat wanneer een mens zijn impulsen begint te bevragen: hij vindt altijd wel een reden om niet te doen


inleiding

13

wat hij misschien beter gedaan had. Wanneer ik in die dagen met vrienden naar Brussel trok voor een optreden van Lou Reed of Roxy Music, dacht ik nog wel eens aan Peter, maar stilaan wees alles er op dat wij elkaar hoogstens nog eens op een fuif zouden tegenkomen, en dan met een vale glimlach naar elkaar zouden knikken, om daarna verder te doen wat wij aan het doen waren. De tijd heeft ons opnieuw bijeengebracht. Ergens hebben onze levenslijnen elkaar opnieuw gekruist en hebben wij elkaar opnieuw gevonden. Eerst schoor­ voetend en aftastend. Sinds een tiental jaren hebben wij onze waardering voor elkaar in een mal gegoten; Peter woont ondertussen in Amsterdam, maar hij passeert nog regelmatig in Vlaanderen en wij zien elkaar toch minimum drie keren per jaar. *** En zo is het goed, denk ik. Genoeg tijd om in een ontspannen kader ook boei­ ende woordenwisselingen te hebben, en geen tijd genoeg om elkaar moe te worden of elkaar te gaan enerveren. Want dat wij een andere kijk blijven hebben op fundamentele maatschap­ pelijke vraagstukken staat buiten kijf. Wat mij vooral opvalt: Peter heeft heel veel kritiek op de politieke en de socio-economische organisatie van de maatschappij, veel meer nog dan ik, maar tegelijkertijd blijft zijn geloof in de maakbaarheid en de rationele sturing van de wereld ook veel groter, en daaruit heeft hij altijd een onwaarschijnlijke daadkracht gepuurd, verbaal en op honderd concrete terreinen. Onze neo­ liberale demi-cratie (zoals hij smalend pleegt te zeggen) deugt in zijn ogen van geen kanten: ze produceert een berg nutteloze goederen, ze maakt het milieu kapot en – het ergst van al – ze is niet goed voor het volk dat het echt nodig heeft, want ze bestendigt juist de kloof tussen arm en rijk, omdat het systeem alleen kan overleven bij gratie van de onrechtvaardigheid. Jawel, ik merk dat hij met de jaren toch enige nuanceringen begint aan te brengen in zijn sterk geprononceerde linkse discours, maar in essentie blijft hij erbij dat er uit het neoliberalisme en uit de vrijemarktwerking nooit een rechtvaardige en menswaardige wereldorde kan komen. Maar het is ook zijn onwrikbare overtuiging dat dit neokoloniale (ook een woord dat hij graag blijft gebruiken) maatschappijmodel aan zijn zwanenzang bezig is, en dat het ver­ vangen moet worden door een wereldgouvernement, dat de principes van gelijkwaardigheid en van verdelende rechtvaardigheid moet consolideren, zodat de problemen van armoede en uitbuiting eindelijk stoppen, en tegelij­


14

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

kertijd ook de grootste oorzaak van oorlogen, terrorisme en instabiliteit wegvalt. De concrete realisatie van zijn utopie zou hij nog graag willen meemaken, maar dat er grote structurele veranderingen nodig zijn en dat die utopie, die ‘goede plaats’1 er met de juiste planning dan ook zal komen, daar kan hij nog altijd niet aan twijfelen. De geestdrift van de oude Amada-krijger is nooit ver weg in hem. Peter is een doorduwer, wars van eigenbelang en met een gigantisch geloof dat ratio­ nele sturing de wereld ten goede zal veranderen. Ik heb respect voor hem en kan hem op veel punten volgen. Maar regelma­ tig gaat het toch over meer dan een nuanceverschil, onze kijk op de grote en de kleinere problemen van deze wereld. Vooral zijn strategie naar ultieme maakbaarheid zint mij niet. In ons laatste gesprek, bij mij thuis, liet ik mij de vraag ontvallen of die kwetsbare wereld van vandaag zo’n grote transformatie wel aankon, en in het botsen van onze gedachten ontglipte mij iets in de zin van ‘uw wensen voor werkelijkheid nemen’. Dit was een ongelukkige uitspraak, natuurlijk. Toch op zo’n vredig moment, in de zetel naast de verlichte kerstboom, bij de warmte van de houtkachel en met Peter naast mij met een Guinness is good for you in zijn hand. Dit was een brug te ver. ‘Eddy, ge kunt het hebben over naïviteit, maar wat moet er dan gezegd worden van al die lichtzinnigheid en die onverantwoordelijkheid? Gij houdt misschien nog altijd van die rustige vastheid2, maar als wij nu niet snel werk maken van een nieuwe wereldorde, wel dan mogen wij morgen hier de boeken toedoen. Dan mogen wij er hier morgen een kruis over maken.’ En hij sleurde er een boek bij van Benjamin Barber3, Jihad vs McWorld, en tot drie keer toe herhaalde hij de zin die ondertussen geschiedenis heeft gemaakt: ‘Als de rechtvaardigheid niet gelijk kan worden verdeeld, zal de onrechtvaardigheid gelijk worden verdeeld.’ Heel nadrukkelijk voegde hij eraan toe: ‘En dit is een boek uit 1995 hé, lang voor nine eleven, geschreven in to-taal on-ver-dachte tijden! … Waar zijn wij mee bezig? Waar wij het hier over hebben zijn geen pietluttigheden of kleine meningsverschillen hé. Het gaat hier over het verschil

1

2

3

Het woord utopie is eigenlijk een woordspeling. In het Grieks staat topos voor plaats; u verwijst naar een ontkenning, maar eu wil dan weer goed zeggen. Het woord utopie verwijst dus zowel naar een goede plek als naar een plaats die niet bestaat. Toen hij in 2009 Belgisch premier was, had Herman Van Rompuy het dikwijls over ‘rustige vastheid’, een beeld dat hij opgepikt had uit het gedicht Over rustige vastheid die ik vond van Henriette Roland Holst. Benjamin Barber is een Amerikaanse politicoloog, die onder andere adviseur was van Bill Clinton. Zijn boek Jihad vs McWorld uit 1995 werd in 2002 vertaald en uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam.


inleiding

15

tussen Noord en Zuid, het verschil dus tussen leven en sterven, een grotere kloof bestaat er niet! Dit kan niet zonder gevolgen blijven, en ik zeg u: wij hier in het Westen hebben zelf het meeste belang bij de uitbouw van een meer rechtvaardige wereldorde, omdat wij verdomme veel meer te verliezen hebben dan zij’. Hij had gelijk. Wij kunnen niet meer incasseren. En ik realiseerde me dat de werkende klasse hier in een ver verleden het stemrecht had afgedwongen, omdat ook de bazen in die dagen veel meer te verliezen hadden dan de knech­ ten. Peter ging door op nine eleven en hij opperde – een beetje provocerend – dat het met die aanslagen nog veel erger had gekund. Dat er zo waar nog iets van ethiek zat in dat inferno, want dat het ondanks die drieduizend onschuldige doden (hij benadrukte wel het woord onschuldige, en voegde er expliciet aan toe dat ook hij dat gebeuren ‘uiteraard totaal verderfelijk’ vond) nog veel erger had kunnen zijn. Hij betoogde dat nine eleven al bij al vooral een mentaal spektakel was, dat er voornamelijk op uit was geweest om onrust te zaaien in de hoofden van de westerlingen en om zo ook ons economisch systeem te ontwrichten. ‘Maar wat zouden de gevolgen geweest zijn als ze hun vliegtuigen hadden doen crashen op een kerncentrale, of als ze een supertanker hadden opgeblazen in een Amerikaanse haven in de nabijheid van gasopslagtanks bijvoorbeeld? Dan ging het gemakkelijk over honderdduizenden doden, toch?!’ Tja. Ongelijk had hij niet. Ik wou juist ook iets over lichtzinnigheid zeggen, maar ik wou ons gesprek zeker niet polariseren. En dus spaarde ik mijn opmerking op. Het allerlaatste wat ik trouwens wou doen was zijn engagement aanvallen of zijn woorden bagatelliseren. Op ethisch vlak valt de houding van het Westen tegenover grote delen van de wereld gewoon niet goed te praten. Dat het welvarend leven dat ik tot nu toe geleefd heb, nauwelijks mijn verdienste is, maar veeleer het resultaat van een gelukkig toeval dat mij hier op deze plek op de wereld heeft gezet: daarover kan ik mij niet schuldig voelen. Maar ik blijf het een deprimerende gedachte vinden waarmee ik moet leven en waarmee ik ongetwijfeld ook zal moeten sterven: dat mijn welvarend leven er voor een groot deel gekomen is en be­ stendigd wordt omdat het systeem waarvan ik deel uitmaak er al bij al bitter weinig aan heeft gedaan om een meer rechtvaardige en meer menswaardige wereldorde te creëren.


16

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

En dat de wereldorde binnen afzienbare tijd zal veranderen, heeft ook al veel weg van het intrappen van een deur, die al jaren open staat. Op economisch vlak is die wereldorde al enorm veranderd, en dat veranderingsproces zal zich verder doorzetten. De wereld had het Al Qaeda-terrorisme ongetwijfeld niet nodig om de economische dominantie van het Westen aan het wankelen te brengen. Door de ontwikkelingen op gebied van mobiliteit en telecommuni­ catie zijn de voorbije decennia processen van mondialisering en globalisering op gang gekomen – alles wordt verspreid en alles wordt uniform – waarvan vurig kan gehoopt worden dat het ook tot meer politieke en culturele integra­ tie zou kunnen leiden. Maar momenteel hebben die processen vooral een impact op het economisch toneel, waardoor de productielijnen over de ganse wereld worden gespreid en de marktprijzen hun lokaal karakter verloren zijn. ‘Wereldwijde vrijhandel’ is al een tijd een eufemisme voor ‘bikkelharde mon­ diale concurrentiestrijd’. Ver van de vrijpartijen van de sixties die de harten en de geesten over de gehele wereld zouden gaan verstrengelen, heeft de globa­ lisering vooral angst en onzekerheid en onrust gecreëerd. Zeker hier in het Westen waar de zielen steeds meer geobsedeerd raken door wat ze allemaal te verliezen hebben en absoluut niet zitten te wachten op een herschikking van de wereld. In onze gesprekken hadden wij het de voorbije jaren al diverse keren gehad over de impact van die economische globalisering op de gemoederen in het Westen en in de wereld. Ook ik ga er natuurlijk van uit dat de economische situatie een belangrijke impact heeft op het denken en op het handelen van mensen, maar anders dan Peter denk ik dat andere factoren minstens even determinerend zijn voor het mens- en wereldbeeld van de modale westerling van vandaag. In dit boek wil ik juist die andere paden gaan verkennen. Maar hoe dan ook, dat de mondiale economische evoluties van de laatste decennia niet het beste glijmiddel waren om vrede en tevredenheid te creëren en om de broederschapgevoelens tussen mensen en tussen religies en bescha­ vingen aan te wakkeren: daar kan niemand meer om heen. Ook Peter niet. Bij momenten – zoals nu, in dit gesprek – kon hij zich daarover opwinden, maar met de jaren is hij zich toch gematigder gaan opstellen en begon ik mij zelfs af te vragen of zijn drive niet verminderde omdat hij minder zeker werd van zijn geloof in de maakbaarheid van de wereld. Er kwam wat sleet op zijn discours. De ene keer beluisterde ik nog eens een voluntarist, een andere keer een wat droef gestemde cynicus, en soms ook iemand die precies toenadering zocht tot andere gedachten, de laatste tijd zelfs naar ‘het middenveld’, dat hij zo lang verfoeid had omdat hij het moeilijk kon loskoppelen van ‘dat tsjeven-Vlaande-


inleiding

17

ren4, dat mensen en verenigingen nog altijd misbruikt, puur om politieke macht te behouden.’ *** Dat Peter meer en meer begon te twijfelen aan de haalbaarheid van zijn wens­ droom van een snelle, planmatige doorsteek naar een nieuwe, meer rechtvaar­ dige wereldorde (en misschien zelfs aan de fundamenten van zijn geloof dus) was mij een klein half jaar eerder duidelijk geworden, toen wij afgesproken hadden in café de Blauwe Schuit, op de Vismarkt te Leuven. Buiten was het bloedheet die middag, maar onder het verkoelend gebla­ derte van de jungle-achtige binnentuin zouden wij weer eens de staat en de temperatuur van de wereld gaan opmeten. Die dag kreeg ik een Peter voor mij, zoals ik hem nog maar zelden gezien had. Rustige stem, genuanceerd sprekend, aandachtig luisterend naar mijn argumenten. Bloedserieus, maar een enkele keer ook lyrisch. Het gesprek ging onder andere over de teloorgang van het Vlaams Belang – over hoe goed het was geweest dat het cordon sanitaire destijds was ingevoerd – en hoe Nederland nu in de klappen deelde, terwijl de moorden op Pim Fortuyn en Theo Van Gogh toch al lang passé waren. Ik zei dat het Vlaams Belang nu wel op zijn retour was, maar dat zo iets niet zo maar als een grote overwinning mag verkocht worden, want dat het taaltje en de denkbeelden van Filip Dewinter ondertus­ sen toch behoorlijk common sense waren geworden in Vlaanderen. Peter had in geschriften al geregeld gefulmineerd tegen deze extremistische partij, maar ook hij stelde dat het Vlaams Belang al bij al toch een zegen was geweest voor Vlaanderen. ‘Als ik Nederland en Vlaanderen vergelijk, dan denk ik dat het ongenoegen in Vlaanderen door stemmenkanonnen als een Dewinter toch meer gekanaliseerd is geraakt, en daardoor ook binnen de perken is gebleven. Ik krijg de indruk dat de onvrede en de verzuring in Nederland ondertussen breder over de bevolking zijn uitgesmeerd, wellicht juist omdat een hoop ne­ gatieve gevoelens geen uitweg vonden en veel langer onderhuids zijn blijven voortwoekeren.’ Zo werd er gediscussieerd. Zo hobbelde het gesprek verder. Zo zaten wij daar, Statler en Waldorf, in het lommer onder de bomen – karafje witte wijn, slaatje van het huis – te kankeren over het moreel verval van onze laag gevallen landjes. Met als sluitstuk bij het afscheid voor weeral enkele maanden die voor mij zo on-Peteriaanse verzuchting: ‘Wat is er de voorbije

4

De term tsjeven of tsjeverij is in Vlaanderen een scheldwoord voor al wat uit politiek katholieke (christendemocratische) hoek komt.


18

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

twintig jaar gebeurd, Eddy, in de hoofden van de mensen hier, dat vraag ik mij af. Wat is er gebeurd dat de hoofden zo verhard zijn en de harten zo verslapt?’ *** Aan dit thema dacht ik terug, toen wij daar in de living naast de kerstboom langzaam vastreden in onze botsende babbel, en met een andere insteek hoopte ik het gesprek weer vlot te trekken. Wat is er gebeurd dat de hoofden hier in het Westen zo verhard zijn en de harten zo verslapt? Een vraag die mij al vele jaren bezighoudt, zeker ook omdat ik in mijn werk regelmatig geconfronteerd wordt met de pathologische gevolgen van te veel ego, te veel maakbaarheidwaan en te veel rationaliseringen. Ik heb de onze­ kerheidsgevoelens en de tragische worsteling met de zin van het bestaan de voorbije decennia gestaag zien oprukken, in alle lagen van de bevolking trou­ wens. Ik had dus al een geprononceerde mening over een mogelijk antwoord, maar realiseerde me dat daarover verder van gedachten wisselen met iemand als Peter alleen maar verrijkend kon zijn. Maar bovenal wou ik op dat moment af van dat steriel ideologisch getouwtrek over de toekomst van de wereld, over onze verpletterende verantwoordelijkheid, over de mening daarover van Noam Chomsky, over welke weg dan wel moest bewandeld worden en dat ook de Obama-administratie… Daarbij: mijn visie over hoe de wereldproblemen moeten opgelost worden is wellicht te beperkt en de visie van Peter, volgens mij, te utopisch, en ik had vooral geen zin om drie dagen voor Kerstmis, met buiten een dikke laag sneeuw en binnen die oude, zacht knorrende MorsØkachel, elkaar nodeloos in de haren te vliegen. Ik probeerde het gesprek op ‘het existentiële drama van onze westerse cultuur’ te brengen. Ik gokte dat zulke dramatische verwoording Peter op andere gedachten zou kunnen brengen (Peter deed altijd mee als die neoliberale, kapitalistische moloch op de pijnbank werd gelegd), maar in feite ging mijn voorzet daar ook wel over. In elk geval leek dit thema mij het juiste op dit mo­ ment en kon het mij de kans geven om een brug te slaan tussen mijn bezorgd­ heid rond onze westerse cultuur en zijn verlangen naar een betere en meer rechtvaardige wereld voor iedereen. Ik herinnerde hem dus aan zijn laatste woorden van een half jaar eerder in de Blauwe Schuit en legde hem een stelling voor die ik geformuleerd had toen ik jaren geleden een voordracht aan het voorbereiden was voor Welzijnszorg, een


inleiding

19

christelijke organisatie die zich inzet om armoede en uitsluiting te bestrijden in Vlaanderen en Brussel. Mijn punt was dat er met betrekking tot de proble­ matiek van armoede en uitsluiting en, bij uitbreiding, met betrekking tot de vraag hoe wij een goede wereld kunnen uitbouwen, voortdurend een tweespo­ renbeleid zou moeten gevoerd worden. Maatschappelijke problemen moeten ook directief aangepakt worden, en daarbij kan een rationele invalshoek met doelgerichte beleidsmaatregelen een evidente hulpbron zijn. Maar als wij de armoedeproblematiek effectief willen oplossen, dan kan dat alleen wanneer wij ook aandacht geven aan de verzoetende omweg van de relationaliteit5. Dat is wat ik tegen Peter zei, en vandaar mijn stelling dat hard werken aan sociale cohesie en aan de relationele bedding van de samenleving alsnog de beste manier is om armoede en uitsluiting tegen te gaan, en om zo ook meer ver­ draagzaamheid en rechtvaardigheid hier te lande en naar de rest van de wereld te bewerkstelligen. Ik gaf Peter mijn definitie van verdraagzaamheid. ‘Verdraagzaamheid’, zei ik, ‘dat is jouw ‘overschot van geluk’ doorgeven aan andere mensen, zelfs – via giften bijvoorbeeld – aan mensen die ge niet kent of allicht nooit zult leren kennen.’ Maar wat als mensen, ondanks al hun comfort en hun luxe en hun overschot aan materialiteiten toch geen vrede en geen geluk vinden? Onze materiële overvloed vertaalt zich niet langer in geluk en verdraagzaamheid maar ook meer en meer in angst en verzuring en agressies en depressies. Blijkbaar stokt op een bepaald moment de maakbaarheid van ons geluk, en bestaat echte levenskunst er in om de smaakbaarheid ervan te vinden. Maar daarvoor zijn andere contexten en andere gevoeligheden nodig. De kracht van de ratio en de geldbeugel worden schromelijk overschat. Wanneer het over ethiek gaat en over levenskwaliteit, hebben ze veel minder te zeggen dan algemeen gedacht wordt. Zo iets in die trant zei ik tegen Peter: dat wetenschap en technologie en eco­ nomie ons een beeld hebben gegeven van algehele maakbaarheid van mens en wereld, en dat dit niet alleen zeer hovaardig is, maar vooral ook zeer fout. Ik zei hem dat de idee dat wij via ons verstand en alleen via ons verstand de politiek kunnen sturen en de maatschappij herbergzamer, en haar inwoners moreler en gelukkiger kunnen maken, weliswaar diep in onze westerse genen is geslopen, maar dat wij met al die plannenmakerij echt niet ver zullen komen, als het over menselijke kwesties en over menselijke essenties en menselijk geluk gaat. Sterker nog: ik zei hem dat een smaakbare samenleving en een

5

Zoek het woord relationaliteit niet in de van Dale. Het staat er niet in, maar zou er wel dringend moeten in komen.


20

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

smaakbare mensenwereld er alleen kunnen komen vanuit een kruisbestuiving tussen rationaliteit en relationaliteit, en dat zijn droom van een rechtvaardige wereldorde en een veilige planeet voor iedereen er alleen kan komen als wij ook empathie en emotionaliteit en praktische wijsheid opnieuw hun geëi­ gende plaats kunnen geven, en als wij de redelijkheid terugvinden die absoluut nodig zal zijn om al die ingewikkelde operaties door te voeren, die door de escalatie van ons technisch vermogen en door die overdonderende welvaart en de plotse schaalvergroting van het leven in onze global village nog zoveel moeilijker en delicater zijn geworden. Dat was best een mond vol, en ik zei hem dat ik daar nog eens een boekje over zou willen opendoen. *** Raakte Peter er stilaan ook van overtuigd dat een goede wereld niet puur plan­ matig kan gerealiseerd worden, zonder voldoende Bruto Internationaal (over­ schot van) Geluk? Kende hij de fameuze doordenker van de Franse filosoof André Comte-Sponville: ‘Als de liefde wegvalt, hebben we alleen nog de wet over om ons het kwade te verbieden’? Mogelijk wel – hij las veel filosofische literatuur. Of was er echt iets veranderd in hem? Had de knauw die het maak­ baarheidsdenken het voorbije decennium op zoveel terreinen had gekregen, ook bij hem sporen achtergelaten en zijn wereldbeeld aangetast? Ik wist niet goed wat ik ervan moest denken en ik vroeg hem of hij zin had in een Westvleteren6, een bier dat je niet schenkt voor om het even wie! Peter nam een krachtige slok. Niks van appreciatie nadien, hij staarde een tijdlang naar de lichtjes in de kerstboom. Plots zei hij: ‘Ik moet zeggen, ik zit daar de laatste jaren ook serieus mee te worstelen, met dat evolutionaire den­ ken.’ Hij moest gezien hebben, dat ik niet goed snapte wat die uitspraak hier eensklaps kwam doen, want hij verduidelijkte: ‘Ik bedoel: ik zal tot mijn laatste snik blijven zeggen dat een mens een utopie moet hebben om voor te leven, om zo het leven mee op te tillen, maar vroeger kroop een mens daarvoor naar een ver eiland, Utopia, om daar rustig zijn heilstaat te realiseren, en daarmee was het opgelost. Alleen, zo werkt het nu niet meer. Nu hangt alles met alles samen, de hele wereld klit nu aan elkaar. En wat moet een mens dan met al die evolutionaire inzichten, vooral met de toepassingen ervan op sociaal en ethisch 6

Een trappistenbier van 12°, dat enkele jaren geleden nog tot beste bier van de wereld was bekroond en dat alleen bij de paters trappisten in het West-Vlaamse Westvleteren kan aangekocht worden.


inleiding

21

en etnisch vlak? Darwin maakt morele en politieke vooruitgang er niet gemak­ kelijker op, natuurlijk.’ Hij keek bedenkelijk, ik kon vermoeden waar hij het over had. Peter ging door. ‘Ons wereldbeeld is de laatste twintig jaar toch enorm veranderd, hé. Hadden wij het in 1989 al over globalisering? Nauwelijks, toch. Maar zestig jaar geleden woonden mensen nog in hun dorp of in hun stad en daar speelde 99 procent van hun leven zich af, van hun wieg tot aan hun graf. En de drie miljoen jaren tevoren, tot gisteren dus bij wijze van spreken, hebben wij in nog kleinere, gedrongen groepjes geleefd, in stamverband met pakweg vijftig personen rondom ons. En naar dat kleine, simpele, besloten samenle­ vingsmodel zijn onze genen nog steeds geconditioneerd, als ik de evolutiethe­ orie goed begrijp, terwijl wij nu moeten leren leven in een wereld die plots miljoenen keren groter is geworden… Eddy, dan kan ik alleen maar hopen zeker dat er in onze genen ook genoeg empathie zit…’ Hij keek wat sullig, alsof hij zelf verbaasd was dat die opmerking uit zijn mond kwam. Maar dan kwam de oude krijger in hem weer even naar boven. Hij ging zowaar in het verweer tegen zijn eigen deprimerende gedachten. ‘En daarbij, ik denk ook niet dat onze genen het hoofdprobleem zijn. Ik denk nog altijd dat een mens van nature meer sociaal dan egoïstisch is, en dat het vooral een kwestie is van socialisatie, van het maatschappijmodel dat ge­ hanteerd wordt. En dan zou het cruciale probleem wel weer eens kunnen zijn dat wij de laatste veertig jaar zo fucking egoïstisch zijn gemaakt, dat onze na­ tuurlijke sociale reflexen versmacht zijn door dat economistisch neoliberaal wereldbeeld dat eigenlijk alleen in het ik en nu geïnteresseerd is en er alles voor over heeft om onze egoïstische impulsen nog verder op te fokken.’ Zijn woordenvloed stokte even, maar dan kwam hij opnieuw bij zijn favoriete pispaal. ‘Geef toe: George Bush versus Martin Luther King: zoek de zeven ver­ schillen. ’t Zijn er duizend! ’t Is gewoon een wereld van verschil! Dat vooruit­ gangsoptimisme van Martin Luther King, dat de wereld vijftig jaar geleden in vuur en vlam zette en inspireerde, dat had toch weinig met heersen of beheer­ sen te maken, maar toch vooral met delen en verdelen? Dat was toch de utopie van de redelijkheid en van de wijsheid, die er zat aan te komen?!’ Peter zag mij knikken, hij zag mij waarschijnlijk ook aarzelen, misschien was het wel iets tussen de twee. Hij stuurde even bij. ‘Oké, er was die euforie van de welvaart, de Hoorn des Overvloeds die werkelijkheid werd. Gij hebt ze ook zien aankomen, die eerste hypermarkten. Wij wisten niet wat wij zagen! Vakantie, niet om te rusten of om aan uw huis te werken, maar om op reis te gaan! Gij hebt dat toch ook meegemaakt, de overgang van die ronde, zinken


22

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

kuip naar die echte badkuip met stromend water, en van de stoof die iedere morgen moest aangestoken worden naar de centrale verwarming? En ja, er was ook dat geloof in de vooruitgang. Daar was toch niks mis mee! Wij stonden stomverbaasd de landing op de maan te bekijken, wij snapten er niks van maar gij dacht toch ook dat wij binnen enkele jaren ook op Mars zou­ den staan? Maar was dat pretentie? Nee toch! Had dat iets te maken met die superioriteitsgevoelens, waaraan wij vandaag zo ziek zijn? Nee toch! En was dat misplaatst? Neen toch, dat was kinderlijk naïeve verwondering, ver van alle berekening en opportunisme die nu de politiek en het leven zijn binnengeslo­ pen. Zijn wij dat juist niet te vlug kwijt gespeeld, die naïeve verwondering en die opwindende verontwaardiging van de sixties, die nodig zijn om Goedheid en Schoonheid te kunnen zien en om Rechtvaardigheid te kunnen realiseren?’ Zo had ik Peter nog nooit gezien. Het maakbaarheidsdenken bleef zijn grote houvast, maar nu had hij het zowaar in bijna poëtische mallen gegoten. Zijn beeldverhaal bracht ook mij terug bij mijn tienerjaren. Bij de naïviteit van de speaker op het Woodstock-festival van half augustus 1969: ‘Remember, the man next to you is your brother!’ En bij het lijflied van Up with People7, dat boller dan bol stond van simpelheid en van de tijdgeest, en dat ik in die revoltedagen op mijn pick-up grijs had gedraaid en zo hartstochtelijk had meegezongen:

Up, up with people You meet ‘em wherever you go Up, up with people They’re the best kind of folks we know If more people were for people and people everywhere there’d be a lot less people to worry about and a lot more people who care!

Peter kwam nu helemaal op dreef en om zijn stelling kracht bij te zetten, ci­ teerde hij nu mijn woorden. ‘Maar wat ge zojuist gezegd hebt, van de smaakbaarheid van geluk en dat de rationaliteit in toom moet worden gehouden door de relationaliteit, dan denk ik dus dat wij eind van de jaren zestig een historische kans gemist hebben om die evenwichtige wereld uit te bouwen. Ik heb het al dikwijls tegen mijn vader gezegd: ik denk dat zijn generatie globaal genomen 7

Up with People was een organisatie, die vanaf 1965 groepen jonge artiesten met zang- en dansspektakels de wereld rondstuurde. Deze jonge vrijwilligers maakten niet alleen muziek, maar leefden ook samen gedurende de reis, en in ruil voor de opvang die ze in al die landen kregen, deden ze ook vrijwilligerswerk.


inleiding

23

de gelukkigste is geweest die er ooit op deze aardbol heeft rondgelopen. De generatie die nog even zwarte sneeuw heeft gezien en nog even armoede heeft gekend, de generatie die een vreselijke wereldoorlog heeft doorgemaakt, maar daardoor juist de smaak van welvaart kon waarderen zonder er zich in te ver­ liezen. Ge weet dat mijn vader metser was. Wel, ik herinner mij nog levendig die zurige smaak van geuze en hoe ik met een stamper het klontje suiker in zijn glas mocht verbrijzelen, wanneer hij voor de zoveelste keer met een grote fles van 75 cl thuis kwam, een zoveelste traktatie van zijn baas voor de zoveelste building die ze in Brussel hadden opgetrokken. Mijn vader, die heeft verdom­ me half Brussel mee opgetrokken. Voor hem was het aftrekken van die kroon­ kurk letterlijk de kroon op zijn werk, en het was feest thuis, telkens wij zo’n fles samen mochten uitdrinken.’ Ik begreep het. Geluk zat toen nog in een klein hoekje. Die generatie van onze ouders, die had zich opgewerkt en een stuk zelfstandigheid verworven, die mensen wisten zelfs niet dat ze zich aan het emanciperen waren, maar ze ge­ noten er wel van, en misschien vooral omdat ze ook nog zo’n groot familieleven en nog zo’n sterk gemeenschapsleven hadden. Met een aantal achterkanten ongetwijfeld, maar die wogen absoluut niet op tegen de voordelen. En volgens Peter hadden wij in die dagen dus een historische kans gemist, zelfs om een nieuwe wereldorde uit te bouwen. Er zit iets in. De kerk crashte, de hemel daalde neer ter aarde. Een pak ‘overschot van geluk’, een gezond en evenwich­ tig samenlevingsmodel leek voor de meeste mensen even voor het grijpen. Met voldoende welvaart maar ook met aandacht voor eenvoud en soberheid nog, met een groeiende individuele vrijheid maar met nog een pak boeiende ver­ bondenheid. Peter kwam weer terecht bij het kapitalisme en het neoliberalisme, die de tijdgeest van ’68 volgens hem schromelijk hadden misbruikt door het terechte verlangen naar welvaart en vrijheid zo te gaan manipuleren dat een boeiende zoektocht naar verdelende rechtvaardigheid op een mum van tijd gekelderd werd en verzwolgen door een systeem dat volgens hem in wezen alleen de monetaire winst van enkelen voor ogen had, en daartoe het egoïsme en het narcisme moest cultiveren zodat de kloof tussen arm en rijk nog groter werd en de wereld een pak ongelukkiger. ‘Weet ge nog, the end of history? Kan het nog pretentieuzer?’ Peter verwees naar het essay dat de Amerikaanse politiek filosoof Francis Fukuyama in 1989 geschreven had, juist voor de val van de Berlijnse Muur, en voor de vuist weg citeerde hij wat het besluit van het boek zou zijn.


24

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

Iets in de trant van: De gebeurtenissen die we nu meemaken gaan niet enkel over het einde van de Koude Oorlog maar over het einde van de geschiedenis als zodanig: het gaat hier over niks minder dan over het einde van de ideolo­ gische evolutie van de mensheid; het gaat hier over het verspreiden van de westerse liberale democratie als de uiteindelijke vorm van menselijk bestuur, over gans de wereld. En dan: ‘Sjonge, stijf van de hoogmoed stonden ze, die Amerikanen. Maar het liep eventjes anders af. Hoogmoed kwam in dit geval juist voor de val. Op eleven nine 1989 zou inderdaad de Muur vallen, maar het zou ook het begin worden van de grote vrije val.’ Hij gaf mij even de kans om ook zijn tweede woordspeling te verwerken. ‘Maar dan, op nine eleven, twaalf jaar later, viel de theorie van de professor als een kaartenhuisje in duigen en zou de geschiede­ nis opnieuw springlevend worden!’ De manier waarop hij het allemaal zo vlot debiteerde, deed mij vermoeden dat dit ondertussen al een Peteriaanse klassieker was geworden. Maar een punt had hij natuurlijk. Het Westen was in die dagen in de ban van de hybris en als er iets is dat een groot deel van de wereld tegen de vs – en bij uitbreiding tegen het Westen tout court – in het harnas heeft gejaagd en het bedje van terroristi­ sche organisaties à la Al Qaeda mee heeft gespreid, dan zullen het zeker ar­ rogante boodschappen geweest zijn à la ‘the end of history’ of provocerende oprispingen zoals ‘the axis of evil’ van Bush junior. Met de sloop van de Muur was inderdaad een megalomaan proces op gang getrokken dat twaalf jaar later abrupt zou gesmoord worden onder het stof van de Gevallen Torens. Wellicht had Fukuyama in 1989 niet willen zeggen dat de opmars van de libe­ rale democratie heel rechtlijnig zou verlopen. Ongetwijfeld besefte hij minstens dat zulke dramatische omwenteling niet zonder slag of stoot, niet zonder te­ genkanting of tijdelijke terugval gerealiseerd kon worden. Maar hij verkon­ digde wel met kracht dat de liberale ideologie onstuitbaar op weg was om de ultieme wereldideologie te worden. In 1997 stond hij overigens mee aan de wieg van The Project for a New American Century, een neoconservatieve denk­ tank die zich tot doel stelde om het Amerikaans leiderschap over de wereld niet alleen voor de volgende jaren, maar gewoonweg voor de volgende eeuw veilig te stellen8. Een torenhoge ambitie was het, die enkele jaren later door

8

Fukuyama heeft ondertussen een bocht van 180° genomen. In 2003 keerde hij zich resoluut tegen de nieuwe Amerikaanse interventie in Irak en nadien ook tegen het neoconserva­ tisme. De ideologie van de vrije markt werd een religie. Dat creëerde een valse schijn van welvaart, en ik denk dat iedereen onderhand wel erkent dat dit systeem met zijn inherente


inleiding

25

drie vliegtuigen en nog wat later door een diepe beurscrash ongenadig onder­ uit zou gehaald worden. ‘Als een mens zulk een nonsens hoort, dan vraagt hij zich toch af wat de waarde en het soortelijk gewicht is van veel zogezegd wetenschappelijk onder­ zoek en van veel zogezegd wetenschappelijk onderbouwde beleidsadviezen’ – Peter temporiseerde even – ‘waarvan we allemaal toch weten dat ze vooral als dekmantel en als legitimatie moeten dienen van wat men zo graag zelf wil horen en zo graag zelf wil doen…’ Zijn opmerking deed mij denken aan een uitspraak van de befaamde na­ tuurkundige Brian Greene, die in een interview9 poneerde dat wetenschap in wezen een nederige zoektocht is of toch zou moeten zijn, en dat het overgrote deel van de ideeën en de theorieën, die positieve wetenschappers aanbrengen, uiteindelijk – in the long run – toch verkeerd blijken te zijn. Dat geeft te denken natuurlijk. Want hoe dubieus en subjectief, hoe kwets­ baar kunnen dan de uitkomsten zijn van de humane wetenschappen, de menswetenschappen, die nog veel minder kunnen terugvallen op toetsbaar feitenmateriaal en veel contextgevoeliger zijn, en dus gemakkelijker voorwerp van misbruik en mis-leiding? Als vanzelf kwam Peter uit bij de figuur van Alan Greenspan en bij zijn grote inspirator, Ayn Rand. ‘Wist ge dat Greenspan van de Universiteit van New York een doctoraatstitel heeft gekregen zonder dat hij ooit enig proefschrift heeft geschreven?! En zo’n man kan dan 20 jaar lang de Amerikaanse Federal Reserve­ Bank gaan voorzitten en via een monetaire politiek van ‘eigen belang eerst’ zijn tentakels over de ganse wereld gaan uitspreiden en zo letterlijk iedere mens op deze planeet zeer doen.’ Met Alan Greenspan haalde Peter een heel interessant personage aan, ook voor het thema van dit essay overigens. Het klopt dat Greenspan een fervente, bijna obsessieve kruisvaarder geworden was voor de vrijemarkteconomie en dat hij zo hard geloofde in de feilloze kracht ervan naar mondiale welvaart en wereldwijd geluk, dat hij fenomenen als de vrije markt en het zelfregulerend vermogen van de financiële instellingen bijna als wetenschappelijke dogma’s ging bekijken en aan de buitenwacht verkopen. Zijn gedrevenheid en zijn stugge, geprononceerde ideeën had hij geërfd van zijn grote inspiratiebron, de

9

instabiliteit geen toekomst meer heeft’, liet hij in een Knack-interview van 22 september 2010 noteren. Knack, 9 november 2005.


26

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

Amerikaanse filosofe en schrijfster Ayn Rand10, een dame van wie de geschrif­ ten in West-Europa nauwelijks bekend raakten, maar die heel succesvol was in de vs en een enorme stempel heeft gedrukt op het naoorlogse economische en maatschappelijke denken in Amerika. Samen met o.a. Alan Greenspan richtte ze The Objectivistic Mouvement op. Deze beweging promootte de mens resoluut als een rationeel-egoïstisch wezen. ‘Rationeel eigenbelang’ was voor de Objectivisten een kernbegrip op weg naar menselijk geluk, en een laissezfaire kapitalisme was in hun ogen het meest ‘sociale’ maatschappijmodel om dat geluk te genereren. ‘Helping is futile’ zou Ayn Rand meermaals betogen, en hebzucht was in haar visie de gezonde drive van het leven. In haar roman Atlas shrugged uit 1957 krijgt een groep neoliberale utopisten zo’n afkeer van die vermaledijde wereld van onvrijheid en staatsbemoeienissen, dat ze besluiten om de moderne samenleving te vernietigen en te vervangen door een maatschappij waar het ultrakapitalisme de plak zwaait, zodat de wereld weer op haar plooi kan komen en weer perspectief kan krijgen … En zeggen dat dit boek in de voorbije eeuw in de vs als het belangrijkste boek na de Bijbel gold. Wat een cultuurverschil toch nog tussen Amerika en Europa! Ik kwam opnieuw bij de les, en hoorde nog juist hoe Peter de laatste stukjes vlees van Alan Greenspan in professionele mootjes hakte. Eventjes wou ik opwerpen dat Greenspan in 2008 voor een onderzoekscom­ missie van het Amerikaanse Huis van afgevaardigden had toegegeven dat hij zich vergist had tijdens zijn Fed-voorzitterschap. Hij was echt wel aangeslagen toen hij voor het oog van de camera’s toegaf dat hij zich op cruciale punten vergist had en dat een samenleving inderdaad niet zo maar kan overgeleverd worden aan het zo lang bejubelde ‘zelfregulerend vermogen van de markt’, en dat ook voor hem strengere regulering van bovenaf noodzakelijk was geworden. Even bekroop mij dus de gedachte dat deze deemoedige biecht van een oude man Peter op minzamer gedachten zou kunnen brengen omdat zich vergissen toch menselijk is en zijn vergissingen toegeven zelfs een uiting van hoogmen­ selijkheid mag genoemd worden. Maar even snel blies ik deze kamikazepoging af. Peter zou mijn tegenwerpingen met nieuwe torpedo’s wegblazen en we riskeerden weer in een opbodscenario terecht te komen.

10

Ayn Rand (1905-1982) werd geboren in Sint-Petersburg en kwam in 1926 naar de vs. Ze schreef enkele succesvolle boeken, waarin ze het communisme en alles wat naar staatsinterventie rook de mantel uitveegde, en ze een ultiem pleidooi deed voor een vrijemarkteconomie zonder remmen of controle.


inleiding

27

Maar iets wou ik hem toch zeggen. Hoe meer Peter bleef doorzeuren over de utopische dwaasheid en de fundamentele misdadigheid van het neolibera­ lisme (hij had het over misdaden tegen de menselijkheid), des te meer bekroop mij de drang om hem er op te wijzen dat dit nu juist het probleem is met die utopieën, met alle utopieën overigens: dat ze zo overtuigd zijn van hun intrin­ sieke goedheid en van hun groot gelijk en van de genialiteit van al hun plan­ nenmakerij daaromtrent, dat ze blind worden voor de steeds dramatischer wordende neveneffecten, en blind blijven zolang het systeem niet finaal in elkaar is gestort. Ik zweeg weerom. Ik zweeg weerom, omdat ik wist dat ik in de loop van mijn argumentatie onvermijdelijk ook op een stelling zou komen, die weliswaar niet volledig de mijne is maar die er toch mocht zijn, vond ik. Een boude stelling ook die voor Peter evenwel to-taal on-uit-staan-baar zou zijn. De these die mij behoorlijk fascineert, is te vinden in het boek Black Mass van John Gray11, dat ik nog niet zolang geleden gelezen had. Zijn analyse van onze westerse cultuur is zeer intrigerend en slingerde mij tijdens het lezen voortdu­ rend tussen ‘overdreven toch’ en ‘zeer scherp gezien’, tussen ‘hier gaat hij lelijk uit de bocht’ en ‘daar slaat hij de nagel op de kop’. Gray is een denker die doet verontrusten, en dat botst behoorlijk met het beheersingsdenken dat ons voortdurend wil geruststellen, en ons dus onop­ houdelijk pijn doet. Simpelweg omdat het leven niet pijnloos en niet beheers­ baar is. In Black Mass maakt Gray brandhout van de pervers-nobele bedoelin­ gen van het Westen om verlossing te brengen aan de wereld. Met name richt hij zijn pijlen op het waanzinnige nieuw-religieuze streven12 om de liberale democratie over gans de wereld te exporteren. Volgens hem heeft die behept­ heid niet alleen met machtsstreven te maken, maar geeft ze vooral uitdrukking aan die utopische gedachte die gans onze cultuur beheerst en besmet: de mythe van de gestage, onophoudelijke vooruitgang die al in het christelijke verlossingsdenken vervat zat en waarvan de verlichting de seculiere versie is geworden. Volgens Gray hebben we hier met niet meer of niet minder dan een cultu­ rele vergissing te maken. Een schromelijke vergissing, die ons elke dag nog

11

12

John Gray, Black Mass: apocalyptic religion and the death of utopia, London, Lane, 2007. John Gray is politiek filosoof en bezette lange tijd de leerstoel ‘History of European Thought’ aan The London School of Economics. Volgens Gray is de verlichting zelf het nieuwe geloof geworden.


28

DE SCHADUW VAN DE VERLICHTING

zuur opbreekt. Wij, mensen, kunnen wel welvaart genereren, bijna puur door ons verstand te gebruiken. Maar ons verstand kan die krachttoer op politiek, ethisch en welzijnsniveau helaas niet herhalen. Integendeel: vooruitgang op die terreinen is volgens Gray niet meer dan een ideologische mythe, die wij om een aantal redenen hardnekkig willen in stand houden, maar die totaal niet correleert met enige werkelijkheid. In het eerste hoofdstuk ga ik verder in op deze alleszins prikkelende ideeën, maar het mag de lezer duidelijk zijn dat dit wel het laatste was dat ik aan Peter zou kunnen verkopen: dat vooruitgang op politiek en moreel en welzijnsvlak pure utopie en pure waanzin is … Ik moest mij bij zijn vraag houden. Peter was op zoek. Peter had mettertijd begrepen, zo begreep ik, dat het massale gemor en geknor, en de zeurende pijn van deze tijden ook met andere dan louter economische of machtsfactoren te maken hadden. Maar zijn utopie, zijn zielsverlangen afnemen was zondermeer een brug te ver. Hoezeer het in zijn brein ook pruttelde, op het einde van de rit waren en bleven het kapitalisme en het neoliberalisme in zijn beleving alsnog de finale oorzaak van alle leed in de wereld, ook van die onrust en die ontevre­ denheid en die onverdraagzaamheid, die de hoofden van zoveel westerlingen de voorbije decennia gevuld hadden. Niet dat ik mij daar dus niets kon bij voorstellen. Over de negatieve impact van onze consumptiecultuur op de geestelijke gezondheid van de modale westerling is al veel inkt gevloeid. In 1994 heb ik rond dit thema zelf een boek geschreven13, met onder andere een paragraaf met als titel: Verwenning, de moderne armoede. Maar er is meer aan de hand en aan de knikker dan neoliberalisme, durf ik beweren. De winstgevende cohabitatie tussen materialisme en rationalisme, wou ik betogen, heeft zo verstandelijk gemanoeuvreerd dat we er de wijsheid zijn bij ingeschoten, omdat de ratio gauw stuurloos wordt wanneer ze de relatio verliest, ons kostbaarste goed toch, en het enige cement dat mensen en continenten kan bijeenhouden. Naast de wereld van winst en berekenbaarheid en opportuniteit, van snel en efficiënt, is er immers ook de wereld van traag en complex, waar processen en resultaten van een totaal andere orde zijn, en alleen kunnen behaald worden middels aandacht en vertrouwen en respect, middels een geduldige en zoe­

13

Eddy Van Tilt, Is de achterdeur op slot? Pleidooi voor een cultuur van de ontmoeting, Pelckmans, Kapellen, 1994.


inleiding

29

kende dialoog. Er is de wereld van de win-winsituaties, de wereld van scoren en beheersen waar maar kan. Maar evenzo is er de wereld – die vandaag nau­ welijks het daglicht mag zien en mensen daardoor juist extra ongelukkig maakt – van lose-losesituaties, van compromissen of resultaten waar uiteindelijk alleen maar verliezers zijn. Er is de wereld van de grote honger en er is die andere grote wereld van die andere grote honger, de immateriële wereld van zingeving en betekenisvinding, van de begeesterende maar soms ook dramatisch moei­ zame zoektocht naar wat echt belangrijk en waardevol is in het leven, een wereld die in onze cultuur enorm onderbelicht wordt, met alle treurnissen van dien. Deze werelden passen niet in ons westers wereldbeeld van controlisme14, van verstandelijkheid15 en superioriteit. En dus houden we ze ver van ons bed. Wat niet wegneemt dat ze inbeuken op ons lijf en op ons leven. Deze werelden zijn even essentieel, ze zorgen voor de essence die de drift van de geest kan opwekken. Deze werelden zorgen voor onze vitaliteit en voor maatschappe­ lijke beweging. En als wij die realiteit negeren of er niet gepast mee omgaan, zal ze op de deur komen bonken en ons de hoofdpijn en de hartpijn en de hardvochtigheid afleveren, en de verzuring en het racisme, waarop Peter met zijn verzuchting alludeerde. Zo wou ik betogen en daar wou ik ons gesprek toch een beetje naartoe leiden. En zo gebeurde het dat op 22 december 2009 twee wereldverbeteraars tot diep in de winternacht aan een kleine odyssee begonnen, op zoek naar een begin van convergentie en van antwoord op de vraag wat er de laatste decennia gebeurd is met al die Lagelanders, en bij uitbreiding met het gros van de wes­ terlingen, dat morele vooruitgang precies niet zo gemakkelijk lukt als materi­ ële vooruitgang, en dat een florissante uitgangspositie niet de verwachte syn­ these tussen welvaart en welzijn heeft gebracht, maar observatoren zelfs zijn gaan spreken van die bitse, bange, blanke man die blijkbaar een berg bizarre beschavingsziektes met zich meezeult. En dat eminente onderzoekers en filo­ sofen onze wereld en haar ingezetenen meer en meer als een onomkeerbare risicowereld zijn gaan omschrijven, waar mensen – tegen alle schone schijn in en blijkbaar zelfs naarmate hun slimmigheid toeneemt – steeds afhankelijker worden van fenomenen en processen die ze hoegenaamd niet (meer) in han­ den hebben.

Ook een woord, dat een plaatsje zou mogen krijgen in de van Dale, gezien de beheptheid met controle, die onze cultuur zozeer kenmerkt. 15 Met verstandelijk(heid) verwijs ik samen met van Dale naar een persoon ‘in wie het intellect het gevoel overstijgt en domineert’. 14


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.