Worden wij betere mensen?

Page 1

Worden wij betere mensen? Essays over morele vooruitgang Onder redactie van:

Anton van Harskamp Gerben Meynen Bettine Siertsema

Klement


Essays aangeboden aan prof.dr. A.W. (Bert) Musschenga, bij zijn afscheid van de Vrije Universiteit Amsterdam, 25 september 2015

www.uitgeverijklement.nl Š 2015 Uitgeverij Klement, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Ontwerp omslag: Marion Rosendahl Opmaak binnenwerk: Prezns, Marco Bolsenbroek Illustratie omslag: Ma Jing Hu ISBN 978 90 8687 156 8 NUR 730


Inhoudsopgave

Woord vooraf. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Kants tweevoudige perspectief op morele vooruitgang. . . . . . . . . . 10 Pauline Kleingeld Verlichting en vooruitgang. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Reinier Munk Een gastheer richt een feestmaal aan. Over het noodzakelijk mythische en mogelijk the誰stische karakter van spreken over morele vooruitgang. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 Govert Buijs Hoop en desillusie na de Holocaust. Overlevenden over morele vooruitgang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 Bettine Siertsema De schaduw van de vrijheid. Een genealogie van westers jihadisme als een postmoderne hellevaart. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 Ad Verbrugge Morele lof voor de zakenman?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Wim Dubbink en Luc van Liedekerke


6

De economie langs de morele meetlat. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 Ingrid Robeyns Individuele en collectieve morele ontwikkeling en vooruitgang . 139 Anders Schinkel en Doret de Ruyter Ethiek als praktisch leerproces. Morele vooruitgang in medische zorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168 Suzanne Metselaar en Guy Widdershoven De vormende kracht van literatuur en film. Over vooruitgang in ethiek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 189 Edwin Koster Wat nog te doen als filosoof? Empirische filosofie en morele vooruitgang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211 Annemie Halsema Is er morele vooruitgang in de dierethiek?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228 Robert Heeger De mogelijkheid van morele vooruitgang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 242 Martin van Hees Nawoord: Morele vooruitgang en de ethiekbeoefening van Bert Musschenga. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258 Frans Jacobs Over de auteurs. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262


7

Woord vooraf

W

orden we betere mensen? Dat is de centrale vraag in deze bundel met essays en beschouwingen over morele vooruitgang. Wordt, bij alle vooruitgang die er in onze wereld op economisch, wetenschappelijk, technologisch gebied heel duidelijk geboekt is, ons morele leven beter? Gaan we vandaag de dag dus beter met elkaar om dan onze voorouders met elkaar omgingen in premoderne tijden, en hanteren we betere morele principes? Of zijn we in onze verondersteld hoog ontwikkelde cultuur van vooruitgang misschien niet op weg naar een ‘betere’ maar naar een ‘slechtere’ wereld? Of dienen we niet naar onze geschiedenis en naar het moderne leven te kijken in termen van voor- of achteruitgang van moraliteit? Dat dit soort vragen over zin en mogelijkheid of onmogelijkheid van morele vooruitgang actueel zijn, blijkt uit de omstandigheid dat deze vragen spelen in publieke debatten in de Verenigde Staten en West-Europa over de waarde van onze moderniteit. De filosoof en publieke intellectueel John Gray bijvoorbeeld, hamert er in zijn publicaties op dat hoeveel vooruitgang er op de terreinen van wetenschap, techniek, gezondheidszorg, onderwijs ook geboekt moge zijn in onze tijd, de idee van morele vooruitgang onzinnig is, een mythe. Een andere publieke intellectueel, sociaal psycholoog Steven Pinker, beweert juist het omgekeerde: dát de geweldniveaus binnen moderne samenlevingen – niveaus van barbaarse immoraliteit – veel lager zijn dan in voormoderne samenlevingen, maakt duide-


8

Woord vooraf

lijk dat de culturele (en politieke) instituties van de moderniteit ons wel degelijk ‘betere mensen’ hebben gemaakt! Morele vooruitgang is volgens Pinker niet alleen mogelijk in onze tijd, maar ook een cultureel-historische werkelijkheid: het geloof in morele vooruitgang is zeker geen illusionair geloof in een mythe. In deze bundel zetten zestien Nederlandse filosofen dit fascinerende debat voort. De (deel)antwoorden die door hen gegeven worden, laten een grote verscheidenheid zien, van afwijzen van de hele idee van vooruitgang tot het ontkennen dat er van enige morele vooruitgang sprake is, tot het aanwijzen van concrete voorbeelden van vooruitgang en van wegen om vooruitgang op deelgebieden van ons samenleven te bereiken. Om te beginnen komen de historische wortels van de idee van morele vooruitgang aan de orde, niet alleen Kant, de grote verlichtingsdenker, die beschouwd kan worden als een van de grondleggers van het moderne denken over ethiek (Pauline Kleingeld), maar ook andere verlichtingsdenkers als Leibniz en Moses Mendelssohn (Reinier Munk). Vervolgens worden vragen gesteld bij het concept van morele vooruitgang: kun je daar überhaupt wel over spreken in een postmoderne (en godloze) cultuur, wanneer zowel een centrum als een einddoel ontbreken (Govert Buijs)? En hoe kunnen wij na ‘Auschwitz’ nog over morele vooruitgang spreken (Bettine Siertsema)? En hoe reëel is de intuïtieve aanname dat er een enorme morele kloof gaapt tussen de westerse, ‘verlichte’ samenleving en het moslimextremisme waar die zich mee geconfronteerd ziet (Ad Verbrugge)? Ten derde wordt onderzocht op welke terreinen en op welke manieren morele vooruitgang tot stand kan worden gebracht. Eerst komt de economie aan bod, na de bankencrisis toch een onwaarschijnlijk gebied om van morele vooruitgang te spreken. De vraag wordt dan ook gesteld of zakenmensen daar eigenlijk wel aan kunnen bijdragen (Wim Dubbink en Luc van Liedekerke); en, als economische ontwikkeling bijdraagt aan een moreel betere wereld, hoe is die morele bijdrage van de economie te meten? (Ingrid Robeyns).


Woord vooraf

9

Vervolgens gaat het om de mogelijkheid van morele vooruitgang in opvoeding en cultuur (Doret de Ruyter en Anders Schinkel) en in de gezondheidszorg (Suzanne Metselaar en Guy Widdershoven) en de rol die literatuur en film kunnen spelen in de verdieping van moreel besef (Edwin Koster). De laatste hoofdstukken richten zich meer in het bijzonder op de filosofie. Er wordt gepleit voor het betrekken van empirisch materiaal bij de filosofie om morele vooruitgang in de filosofiebeoefening zelf te bewerken (Annemie Halsema). In het ethische denken over de verhouding van mens tot dier wordt enige morele vooruitgang geconstateerd (Robert Heeger). En het laatste hoofdstuk voert weer terug naar de beginvraag, met een fundamentele beschouwing over de vraag of morele vooruitgang 端berhaupt mogelijk is (Martin van Hees). De bundel wordt besloten met een kort Nawoord (Frans Jacobs) over de ethiekbeoefening van Bert Musschenga bij wiens afscheid van de universiteit dit boek verschijnt.


10

Kants tweevoudige perspectief op morele vooruitgang

Pauline Kleingeld Is Kant een optimist?

W

ordt de mensheid in moreel opzicht beter? Het lijkt bijna een onzinnige vraag. Wie dagelijks het nieuws volgt, of dat nu het wereldnieuws is of het lokale lijstje politieberichten, die weet wel beter, zo lijkt het. Van moord en brandstichting tot corruptie en fietsendiefstal, van liegende politici tot stelende werknemers en ouders die hun eigen kinderen mishandelen: de catalogus van wandaden is dik. De wandaden veranderen wel. Vergeleken met vroeger vinden er in Nederland bijvoorbeeld minder moorden plaats en meer fietsendiefstallen. Maar dat is natuurlijk geen reden om aan te nemen dat er morele vooruitgang heeft plaatsgevonden. En zelfs als iedereen zich in de loop der tijd beter zou gaan gedragen, dan nog duidt dat niet zonder meer op morele verbetering. Het zou slechts het resultaat kunnen zijn van het feit dat mensen meer te verliezen hebben en daarom geen risico’s nemen, of dat het gevaar van ontdekking groter is geworden. Dan zou een schijnbare verbetering simpelweg het gevolg zijn van het feit dat het eigenbelang ermee gediend is geen ‘gekke dingen’ te doen. Als Immanuel Kant (1724-1804) stelt dat we redenen hebben om de geschiedenis op te vatten als een proces van vooruitgang in de


Kants tweevoudige perspectief op morele vooruitgang

11

richting van een morele wereld, lijkt het dan ook gemakkelijk om hem af te doen als een naïeve verlichtingsoptimist. Erger nog, Kants positie lijkt op het eerste gezicht paradoxaal of zelfs verward. Enerzijds stelt hij dat we mogen aannemen dat er vooruitgang is en dat daar concrete aanwijzingen voor zijn. Maar anderzijds ontkent hij dat we de richting van de geschiedenis kunnen kennen, en stelt hij dat ieder mens is behept met een aangeboren hang tot het kwaad. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Kants geschiedfilosofie lange tijd een slechte reputatie had. Niettemin is het de moeite waard om Kants theorie nauwkeuriger te onderzoeken. Bij nader inzien vallen bovengenoemde uitspraken namelijk wel degelijk met elkaar te rijmen, en ze bieden een interessante visie op morele vooruitgang. Kants geschiedfilosofie valt op door haar hoge gehalte aan probleembewustzijn en wijsgerige nuance. Zijn visie is noch een naïef vooruitgangsgeloof gebaseerd op een oppervlakkige interpretatie van historische feiten, noch een speculatieve claim tot filosofisch inzicht in de gang der geschiedenis. In plaats daarvan gaat het bij Kant om een tweevoudig beredeneerde ‘aanname’ van vooruitgang. Kant rechtvaardigt deze aanname enerzijds als heuristisch principe in dienst van de geschiedschrijving, anderzijds als veronderstelling ten behoeve van de moreel gefundeerde hoop op een betere wereld. Ik begin, in het eerste deel, met een paar van Kants meest opvallende uitspraken over vooruitgang in de geschiedenis in het algemeen, en morele vooruitgang in het bijzonder.1 In het tweede deel laat ik vervolgens zien tegen welke filosofische achtergrond Kants uitspraken begrepen moeten worden, welke redenen hij noemt om aan te nemen dat er vooruitgang in de geschiedenis is, en of het bij deze ‘aanname’ gaat om kennis of niet.

1 Hier gaat het met name om de ‘Idee voor een algemene geschiedenis in kosmopolitisch perspectief’ (1784), het derde essay in Over de gemeenplaats: Dat kan in theorie wel juist zijn, maar deugt niet voor de praktijk (1793), en het tweede essay in de Strijd tussen de faculteiten (1798), die alle drie aan de vraag naar de vooruitgang gewijd zijn, alsmede enkele gedeelten in Naar de eeuwige vrede (1795).


12

Pauline Kleingeld

Kant over vooruitgang Het stond voor Kant buiten kijf dat er op het gebied van de wetenschap en techniek grote vooruitgang had plaatsgevonden, vooral sinds het begin van de zeventiende eeuw. Tevoren was de wetenschap een losse verzameling van individuen met eigen theorieën en een eigen aanpak geweest. Sinds een eeuw, met name sinds het baanbrekende werk van Newton, stond de natuurwetenschap echter op een stevig fundament en waren haar beoefenaars het over een groot aantal grondbeginselen eens, waardoor zij systematisch op elkaars werk konden voortbouwen. In de wijsbegeerte dacht Kant zelf een soortgelijke ontwikkeling teweeg te brengen. De metafysica verkeerde al lange tijd in een patstelling tussen empiristen en rationalisten, die over de meest fundamentele uitgangspunten met elkaar van mening verschilden. Kant meende dat zijn Kritiek van de zuivere rede (1781) een definitieve doorbraak bewerkstelligde waardoor nu ook de metafysica – zij het in grondig herziene vorm – de weg van een wetenschap kon gaan bewandelen. Kants claim dat er vooruitgang plaatsvond, beperkte zich echter niet tot de wetenschappen. Ook in de politiek zag hij vooruitgang. In 1784 noemde hij Frederik de Grote de eerste monarch die ‘de mensheid heeft bevrijd uit haar onmondigheid’ (Wat is Verlichting?, hieronder aangeduid als V 8, 40). Frederik gaf zijn onderdanen een aanzienlijke vrijheid van meningsuiting en vroeg zelfs om commentaar op zijn wetsvoorstellen. Het is niet verwonderlijk dat Kant, zoals veel van zijn tijdgenoten, het als een grote stap vooruit beschouwde dat dit gebeurde in een land met de omvang van Pruisen. Meer in het algemeen roemde hij de toename aan vrijheid voor burgers (Idee voor een algemene geschiedenis in kosmopolitisch perspectief, hieronder aangeduid als I 8, 27-8) en het ‘regelmatig proces van verbetering in de staatsinrichting in ons werelddeel’ sinds de oude Grieken (I 8, 29). In de jaren tachtig van de achttiende eeuw achtte Kant een volmaakt politiek bestel weliswaar onmogelijk, omdat de hoogste


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.