juan luis
Over de hulp aan de armen vives
Uit het Latijn vertaald door Raf Debaene
klement
Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt.
www.uitgeverijklement.nl © 2015 Uitgeverij Klement, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Oorspronkelijke titel: De subventione pauperum Uit het Latijn vertaald door Raf Debaene Ontwerp omslag: Geert de Koning Opmaak binnenwerk: Prezns, Marco Bolsenbroek Illustratie omslag: Juan Luis Vives, maker onbekend ISBN 978 90 8687 171 1 NUR 730; 740
Inhoudsopgave
Oorspronkelijke tekst en vertaling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
7
Juan Luis Vives: biografische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
Vives: grondlegger van het hedendaags sociaal werk?. . . . . . . . . . . 11
Vives, de progressieve humanist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Vives, pleitbezorger van moralisering en disciplinering. . . . . 19 Vives, de ideoloog van het kapitalisme?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Vives: politiek gericht op de eenheid van de samenleving en herstel van de mens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Vives: een basistekst, maar geen fundament van sociaal werk. 30 Juan Luis Vives, Aan de schepenen en het stadsbestuur van Brugge . . . . . . . . . . 33 Juan Luis Vives Eerste boek over de hulp aan de armen of over de menselijke noden. Over de individuele hulp: wat iedereen moet doen. . . 35
I II III IV V
De oorsprong van de menselijke nood en ellende . . . . . De noden van de mensen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het wezen van het weldoen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoe natuurlijk weldoen wel is . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . De redenen die sommigen van weldoen afschrikken. . .
36 38 44 49 52
5
VI Hoe de armen zich moeten gedragen. . . . . . . . . . . . . . . . . 58 VII Welke gebreken mensen van weldaden afhouden, ook al hebben ze de mogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62 VIII Geen enkele reden mag ons van liefdadigheid afhouden 67 IX Wat God aan iedereen geeft, geeft Hij aan niemand alleen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 79 X Vroomheid en christelijkheid zonder wederzijdse weldaden volstaan niet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83 XI Hoeveel en hoe we moeten weldoen . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 Juan Luis Vives Tweede boek over de hulp aan de armen of over de menselijke noden. Over de openbare hulp: wat de staat moet doen. . . . . . 103
I
Hoezeer het de stadsbestuurder past voor de armen te zorgen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 II De telling en registratie van de armen. . . . . . . . . . . . . . . . 109 III Op welke manier in hun levensonderhoud moet worden voorzien. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 IV De zorg voor de kinderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120 V Inspecteurs en inspectie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 VI Over de financiering van deze kosten. . . . . . . . . . . . . . . . . 124 VII Over hen die door een plots of duister onheil worden getroffen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 132 VIII Over hen die deze nieuwe instellingen zullen afkeuren . 135 IX Niets mag de uitvoering van onze voorstellen dwarsbomen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142 X De gunstige gevolgen hiervan voor mens en godsdienst. 145
Oorspronkelijke tekst en vertaling
I
n 1526 publiceerde de Spaanse humanist Juan Luis Vives een traktaat, gericht aan het Brugse stadsbestuur. Het droeg als titel De subventione pauperum – ‘Over de hulp aan de armen’. Daarin stelt hij voor de armenzorg onder openbare controle te brengen en niet langer over te laten aan de kerkelijke liefdadigheid. Het traktaat bestaat uit twee delen. Het eerste deel handelt over de plicht tot individuele liefdadigheid, het tweede doet voorstellen voor de inrichting van de openbare armenzorg. Voor velen geldt dit als een basiswerk voor de moderne benadering van armoe en sociale zorg. Het Spaanse Juan Luis Vives Centro de estudios sociales noemt Vives zonder meer ‘de voorloper van de hedendaagse organisatie van de sociale diensten in Europa, en dus een van de pioniers van de door de staat georganiseerde interventie bij, en hulp aan de meest kwetsbare mensen’.1 Het werk werd een eerste keer in het Nederlands vertaald in 1533 en de laatste vertaling dateert van 1566. Het is dus heel zeker niet te vroeg voor een nieuwe Nederlandse vertaling.
1 ‘Fue por tanto el precursor de la organización futura de los servicios sociales en Europa, y por ello, uno de los precursores de la intervención del Estado organizada y asistencial a las personas más vulnerables.’ Internet 29.04.2015 www.luisvivesces.org/
Oorspronkelijke tekst en vertaling
7
Voor deze nieuwe vertaling van De subventione pauperum maakte ik dankbaar gebruik van de kritisch wetenschappelijke Latijnse teksteditie met Engelse vertaling, uitgegeven door C. Mattheeusen en C. Fantazzi in de reeks Selected Works of J.L. Vives2. Die teksteditie volgt hoofdzakelijk de Parijse uitgave van 1530, die enkele aanvullingen van de hand van Vives zelf bevat tegenover de oorspronkelijke Brugse uitgave van 1526. Om het onderscheid tussen beide vertalingen te maken staan in de wetenschappelijke teksteditie deze aanvullingen cursief afgedrukt. Omdat de opzet van deze vertaling niet historisch-filologisch was, maar tot doel heeft deze inhoudelijk belangrijke tekst voor een breed publiek in het Nederlands toegankelijk te maken, heb ik van dat onderscheid afgezien. Om dezelfde reden heb ik geen gebruikgemaakt van de talrijke verwijzingen in voetnoten in die editie naar de bijbelse teksten waarvan Vives gebruikmaakt. Slechts enkele keren heb ik in functie van een vlot begrip in een voetnoot enige toelichting gegeven. De wetenschappelijke editie heeft de verschillende hoofdstukken ingedeeld in genummerde paragrafen. Ik heb die nummering overgenomen, omdat ze mij toeliet in mijn inleiding nauwkeurig te verwijzen naar de tekst van Vives.
2 J.L. Vives, De Subventione Pauperum sive De Humanis Necessitatibus, libri II, ed. C. Mattheeusen, C. Fantazzi, J. De Landtsheer, Brill, Leiden – Boston, 2002, XLI – 177 pp.
8
Over de hulp aan de armen
Juan Luis Vives: biografische gegevens
J
uan Luis Vives werd in 1493 geboren in Valencia als zoon van bekeerde Joden. Zijn vader werd in 1522 door de Spaanse inquisitie aangeklaagd op beschuldiging van het heimelijk praktiseren van de joodse godsdienst; hij stierf in 1524 op de brandstapel. Zijn moeder, die al in 1508 overleden was, werd in 1528 weer opgegraven en haar stoffelijk overschot werd om dezelfde reden openbaar verbrand. In die optiek is het zeer begrijpelijk dat Juan Luis Vives, die van 1509 tot 1512 studeerde in Parijs, niet meer naar Spanje terugkwam. In 1512 verhuisde hij naar Brugge, dat zijn vaste standplaats zou worden, maar dat hij vaak verliet voor andere oorden. Zo verbleef hij tussen 1517 en 1521 hoofdzakelijk te Leuven, waar hij lesgaf aan de universiteit. Hier maakte hij kennis met Erasmus en onder diens invloed publiceerde hij een commentaar op De Civitate Dei (‘De stad van God’) van Augustinus. Dit werk droeg hij op aan koning Hendrik VIII van Engeland. Tussen 1523 en 1528 verblijft hij verschillende keren in Engeland. Hij maakt er kennis met Thomas Morus en geeft les in Oxford. Tevens wordt hij leraar van Mary, prinses van Wales, dochter van Hendrik VIII en Katharina van Aragon. Omdat hij zich verzet tegen het huwelijk van Hendrik VIII met Anna Boleyn valt hij in ongenade en moet Engeland verlaten. Hij keert terug naar Brugge, waar hij intussen gehuwd was, en sterft in 1540.
Juan Luis Vives: biografische gegevens
9
Vives was een renaissancehumanist. Wetenschap en filosofie moesten dan ook niet omwille van zichzelf worden bestudeerd, maar moesten bijdragen tot een moreel beter leven. Door de zondeval gaf menselijke kennis geen direct inzicht in de fundamentele principes van de werkelijkheid. Toch had God toegestaan dat menselijke kennis die gebaseerd is op de waarneming voldoende betrouwbaar zou zijn om de natuur te beheersen en de mens in de wereld te oriënteren. Vives was een eclecticus, hij steunde op een veelheid aan klassieke auteurs, zoals Plato, Aristoteles, Cicero, Seneca, Thomas van Aquino, Augustinus. Dat alles combineerde hij in een christelijke visie. Vives publiceerde een omvangrijk oeuvre, vooral in de laatste twaalf jaren van zijn leven. Hij schreef over opvoeding en onderwijs (De institutione feminae Christiana – ‘Over de opvoeding van de christelijke vrouw’; De ratione studii puerilis – ‘Over onderwijs aan de kinderen’), religie (De veritate fidei Christianae – ‘Over de waarheid van het christelijk geloof ’), filosofie, wetenschap, politiek (De concordia et discordia in humano genere – ‘Over eenheid en verdeeldheid van de mensheid’) en psychologie (De anima et vita – ‘Over de ziel en het leven’).
10
Over de hulp aan de armen
Vives: grondlegger van het hedendaags sociaal werk?
Middeleeuwse caritas en Vives’ armenzorg
V
ives’ verhandeling over de hulp aan de armen levert de hedendaagse sociaal werker een bevreemdende ervaring op. Sommige voorstellen en inzichten komen zeker overeen met onze moderne opvattingen over de verantwoordelijkheid van de sociale samenleving. Zo houdt hij een pleidooi voor onderwijsverschaffing als hefboom om armoe te voorkomen of eruit te geraken. Zijn nadruk op de maatschappelijke en politieke verantwoordelijkheid voor de hulp aan de armen en het pleidooi om die armenzorg op een rationele manier aan te pakken en willekeur uit te schakelen, lijken zonder meer de christelijke inspiratie van de middeleeuwse christelijke caritas te realiseren terwijl ze tegelijkertijd de nadelen ervan ver achter zich lijken te laten. Anderzijds schilderen een aantal passages de armen – vooral de bedelaars – af als immorele bedriegers die een gevaar vormen voor de samenleving en de volksgezondheid. Moralisering, tewerkstelling en waar nodig de harde arm der wet moeten daar als krachtig medicijn tegen worden ingebracht. Dat is dan weer het discours dat we in onze tijd eerder toeschrijven aan een doorgeschoten rechtse en populistische benadering, die de fundamenten van de solidaire verzorgingsstaat afwijst en vooral een zondebok wil aanwijzen om de angst te bezweren voor de al dan niet reële bedreiging van zichzelf en de eigen positie – die uiteraard slechts door hard werken, een tomeloze inzet en een
Vives: grondlegger van het hedendaags sociaal werk?
11
verstandig en fatsoenlijk leven is verworven. Het hoeft ons dan ook niet te verwonderen dat de moderne receptie van deze tekst dubbelzinnig is. Over het algemeen geldt deze tekst wel degelijk als een belangrijke mijlpaal voor de positionering van de armenzorg en bij uitbreiding van het sociaal werk in zijn geheel. Zo verschijnt hij als de filosofische, theologische of simpelweg ideologische uitdrukking van een nieuwe en veranderende kijk op de armoedeproblematiek in het spoor van een veranderende praktijk. De middeleeuwse caritas was een christelijke plicht die vooral tot doel had het leven van de individuele weldoener te heiligen. Daarom bleef zij steken in liefdadigheid, zonder het armoedeprobleem daadwerkelijk aan te pakken. De weldoener en de weldaad stonden in het centrum en waren voorwerp van filosofische of theologische beschouwing, maar de belangstelling voor de arme zelf bleef minimaal. Armoe was een ‘natuurlijke’ gegevenheid, als gevolg van een goddelijke wilsbeschikking. Omdat ze een onafwendbaar gegeven was, kon ze ook niet werkelijk worden aangepakt. In die lijn hield Thomas van Aquino (dertiende eeuw) in het hoofdstuk van zijn Summa theologica3 over het geven van aalmoezen zich bezig met vragen als welke soorten weldaden er zijn, of geestelijke beter zijn dan materiële, of de weldoener zichzelf arm moet geven, of materiële weldaden ook geestelijke gevolgen hebben, of je ook uit onrechtmatig verkregen bezit moet geven … Kortom, in deze beschouwingen staat de weldoener centraal. Zelfs als de begunstigde van de weldaad in het vizier komt, namelijk in de vraag aan wie we moeten geven, bekommert het antwoord zich nog steeds om de gever. Er wordt wel een rangorde genoemd van wie we moeten begunstigen, volgens graden van noodlijdendheid, verwantschap, heiligheid en maatschappelijk nut van de ontvangers, maar die rangorde geeft alleen maar aan welke weldaden het hoogste zijn vanuit het standpunt van de weldoener. Hoewel de 3 Thomas van Aquino, Summa theologica, IIa IIae q. 32
12
Over de hulp aan de armen
categorie ‘maatschappelijk nut’ kan suggereren dat Thomas zich hier bekommert om de arme zelf, is dat toch niet het geval. Zijn zorg is dat wij ook in de liefdadigheid de goddelijke en natuurlijke orde zouden respecteren, maar impliceert geen strategie tot een blijvende of gestructureerde aanpak van het armoedeprobleem. Weldaden beperken zich tot concrete daden van hulp in individuele gevallen van hoge nood, die min of meer toevallig in het vizier van de weldoener komen. Van een of andere gestructureerde, laat staan proactieve aanpak is hier geen sprake.
Vives: grondlegger van het hedendaags sociaal werk?
13
Juan Luis Vives Eerste boek over de hulp aan de armen of over de menselijke noden. Over de individuele hulp: wat iedereen moet doen.
I
De oorsprong van de menselijke nood en ellende 1.
God, de vader van alle dingen, is bij de schepping en de toerusting van de mens buitengewoon mild te werk gegaan opdat er onder de hemelen niets voortreffelijker of hoger zou zijn dan zijn onderdaan, zolang hij hier in het ondermaanse leeft. Hij kreeg een gezond en sterk lichaam, gezond en overal aanwezig voedsel, een scherp verstand en een stevig karakter. Zo is hij geschikt voor gezamenlijke deelname aan het leven, zodat hij zich reeds in zijn sterfelijk lichaam begint voor te bereiden op de goddelijke gemeenschap. Hij werd immers geschapen om de val van de hemel te herstellen. Hij werd echter door hoogmoed aangestoken en streefde naar zaken die zijn bestaansconditie overstegen. Hij was niet tevreden met zijn nochtans bijzonder hoogstaande menselijkheid en streefde naar goddelijkheid. Hij was daartoe aangespoord door de beloften van hem die zelf op een gelijkaardige wijze zijn goede bestaan had verkwanseld: ‘Jullie zullen zoals de goden kennis hebben van goed en kwaad.’ Dit is absoluut hoogmoedig: streven naar het toppunt van het heilige, waar niets meer bovenuit gaat. Hij greep echter zozeer naast de realisatie van zijn verlangens, dat hij zelfs heel veel verloor van wat hij ontvangen had. Daarom is geschreven in de psalmen van koning David: ‘Toen de mens in aanzien stond, begreep hij dat niet. Hij is vergeleken met onwetende lastdieren en is aan hen gelijk gemaakt.’ Natuurlijk werd hij zo minder gelijk aan God en
36
Over de hulp aan de armen
viel terug in meer gelijkenis met de dieren. Terwijl hij meer wilde zijn dan een engel, werd hij minder dan een mens, zoals wie al te onachtzaam voortijlt zonder op de treden te letten, naar beneden valt in plaats van de top te bereiken, waar hij naartoe wil. 2.
Zo werd de menselijke bestaansconditie omgekeerd, doordat hij zijn verhouding tot God zo had vernietigd dat zijn hartstochten niet langer aan zijn rede gehoorzaamden, noch zijn lichaam aan zijn geest, noch zijn uiterlijk aan zijn innerlijk, als in een burgeropstand in het land, waarbij elk respect voor de heerser en de wet is verzwonden. Het verlies van menselijke onschuld sleepte alles in zijn ondergang mee. Zijn verstand is afgestompt, zijn rede verduisterd. Hoogmoed, afgunst, haat, razernij, velerlei hartstochten en andere stoornissen zijn aangewakkerd als stormen door de door de zuidenwind opgezweepte golven. Het geloof is verdwenen, de liefde bekoeld. Alle gebreken zijn als in een marscolonne binnengerukt. Het lichaam is geteisterd en de onheilspellende woorden ‘Vervloekt zij de aarde in uw werk’ hebben zich waargemaakt voor alles waarover de mens moest waken. Zo is er niets binnen of buiten ons dat niet lijkt samen te zweren tot verderf van het lichaam: smerige, ziekmakende dampen in de lucht, ongezond water, gevaarlijke scheepvaart, ondraaglijke winters, ondraaglijke zomers, zo vele schadelijke wilde dieren, zo vele ongezonde spijzen. Wie is in staat alle soorten vergif op te noemen of alle tovermiddelen, die samenspannen tot verderf van de mens? Zo veel oorlogsmachines tegen een vesting die zo zwak is dat een druif of zelfs een druivenpit die in de keel blijft steken hem kan verstikken, of zelfs een ingeslikt haartje! En sommigen worden ons plots ontnomen zonder duidelijke oorzaak.
Eerste boek: Over de individuele hulp
37
II
De noden van de mensen
1.
2.
Terecht noemden vele antieken dit leven daarom niet ons leven maar onze dood, en noemden de Grieken ons lichaam (‘soma’ in hun taal) een ‘sèma’, wat ‘graf ’ betekent. Inderdaad heeft God Adam gewaarschuwd dat hij zou sterven als hij van de verboden vrucht zou proeven. Welnu, Adam heeft ervan gegeten en de dood is daar het gevolg van. Wat is dit leven immers anders dan een voortdurend sterven, dat aan zijn einde komt als de geest uit het lichaam wordt bevrijd? ‘Vanaf onze geboorte sterven wij, en het einde hangt ons vanaf het begin boven het hoofd’ zegt een beroemd schrijver7. Als gevolg daarvan worstelt de geest met het lichaam, van zodra een mens het licht ziet. En hij zou het verlaten, als dat zieke lichaam niet telkens opnieuw werd hersteld door voedsel als was het een medicijn. Met dat doel immers heeft God de voedselbronnen geschapen, opdat ze als timmerwerk en steunbalken dat bouwvallige gebouw zouden stutten dat steeds geneigd is om te sterven. De aarde schenkt ons hiervan een deel door bomen, struiken, grassen en wortelen; een ander deel geeft ze te eten en mogen wij gebruiken, zoals het vee; een ander deel vissen we uit het water en nog een ander deel vangen we in de lucht. Zo beschermen we ons tegen de bijtende kou 7 Marcus Manilius, Astronomicon, 4, 16.
38
Over de hulp aan de armen