Als een kerk opnieuw begint:Als een kerk opnieuw begint-2
17-11-2008
15:24
Pagina 1
HANDBOEK VOOR MISSIONAIRE GEMEENSCHAPSVORMING Overal in Nederland ontstaan nieuwe missionaire gemeenschappen. Deze‘kerkplanting’of ‘gemeentestichting’is voor de initiatiefnemers altijd heel erg spannend. Dit boek wil deze initiatiefnemers verder helpen. Wat kan gemeentestichting ons leren over de missionaire kerk van de toekomst? Wie zijn vooral actief in kerkplanting? Waar lopen actieve kerkplanters tegenaan? Hoe kunnen kerkverbanden en organisaties reageren op gemeentestichting en hoe kunnen zij deze praktijk stimuleren? De auteurs komen uit verschillende hoeken van de kerk en zijn allen deskundig op het gebied van missionaire gemeentevorming. Zij staan garant voor een veelzijdige en diepgravende analyse en tegelijk voor een praktische toespitsing.
NOORT PAAS DE ROEST STOPPELS
Aan dit boek werkten mee: Gerrit Noort, docent missiologie; Stefan Paas, lector gemeenteopbouw, docent missiologie, en kerkplanter; Henk de Roest, hoogleraar praktische theologie en Sake Stoppels, universitair docent kerkopbouw en diaconiek. ‘Dit boek bevat een boeiende mix van goed doorgedachte theorie en inspirerende praktijkverhalen.’ Matthijs & Lindsey Vlaardingerbroek - gemeentestichters betrokken bij Urban Expression ‘Door de zorgvuldige balans tussen theologie en praktijk is dit boek een krachtige katalysator in het gesprek tussen kerkplanters en kerkbestuurders.’ Bram Dingemanse, christelijk-gereformeerd gemeentestichter in Rotterdam ‘Een klassieker!’ Peter B. Sleebos, voorzitter Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten (VPE) ‘Iedere predikant en kerkelijk werker zou dit boek ter hand moeten nemen om met andere ogen naar ons vertrouwde kerk-zijn te leren kijken.’ Dr. Bas Plaisier ‘Hoopvol en nuchter boek voor nieuwsgierige mensen die zich wetenschappelijk of praktisch betrokken weten bij missionaire initiatieven.’ Prof. dr. M.M. Jansen, bijzonder hoogleraar missiologie, PThU
NUR 707
Gerrit Noort, Stefan Paas, Henk de Roest en Sake Stoppels
ISBN 978 90 239 2291 9
www.uitgeverijboekencentrum.nl
9 7 8 9 0 2 3 9 22 9 1 9
Boekencentrum
Als een kerk opnieuw begint Handboek voor missionaire gemeenschapsvorming
Gerrit Noort, Stefan Paas Henk de Roest en Sake Stoppels
Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer
www.uitgeverijboekencentrum.nl
Ontwerp omslag: Studio Anton Sinke, Nieuwerkerk a/d IJssel ISBN 978 90 239 2291 9 NUR 707 Š 2008 Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Woord vooraf
Gemeentestichting krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht in Nederland. Was het eerst vooral een aangelegenheid van de evangelische beweging en van migrantengemeenten, recent zijn ook kleinere ‘traditionele’ kerken begonnen met kerkplanting. Bepaalde organisaties binnen de Protestantse Kerk in Nederland raakten vervolgens geïnteresseerd en onlangs zijn binnen de pkn belangrijke stappen genomen in de richting van gemeentestichting. Zo is een verschijnsel dat zich eerst voor veel Nederlandse kerken en christenen ver weg afspeelde en grotendeels onbekend was, ineens dichtbij gekomen. Wat is de reden voor al die aandacht? Gemeentestichting is tenslotte nog altijd een marginale praktijk. Afgezien van de enorme groei van migrantenkerken (zie 6.3), gaat het alles bij elkaar waarschijnlijk om niet meer dan enkele tienduizenden mensen die hierbij betrokken zijn. Dat is minder dan alleen al de pkn jaarlijks verliest, door ontkerkelijking en sterfteoverschot. Ondanks alle aandacht die het verschijnsel krijgt in de (christelijke) pers, is het dus niet moeilijk er schouderophalend aan voorbij te gaan. Dat velen toch benieuwd zijn naar voorbeelden van gemeentestichting heeft te maken met het verlangen naar vernieuwing van de kerk, dat steeds breder begint door te dringen onder christenen in Nederland. Dit verlangen heeft een sterke missionaire inspiratie. Het gaat velen aan het hart dat het christelijk geloof voor de moderne Nederlander vaak niets meer betekent. Ook is duidelijk dat de bestaande kerken meestal moeilijk in staat zijn om interesse te wekken voor de christelijke traditie en dat nieuwe gelovigen vaak moeite hebben om aansluiting te vinden in lang bestaande gemeenten. Het overgrote deel van de gemeentestichtingen in Nederland gaat uit van een sterke missionaire motivatie (in elk geval op papier) en een aantal van hen is doelbewust uit op theologische en liturgische vernieuwing. Dat maakt het de moeite waard om serieuze aandacht te geven aan recente gemeentestichting in Nederland. Voor de aansluiting van de kerk op vragen van nu en voor de vernieuwing van de christelijke traditie in Nederland zouden nieuwe christelijke gemeenschappen immers heel belangrijk kunnen zijn. Het centrum van dit boek wordt gevormd door tien uitgebreide gevalbeschrijvingen van recente gemeentestichtingen uit verschillende kerkelijke tradities. Daaraan voorafgaand beschrijven we in het kort de historie van missionaire gemeenschapsvorming. Het gaat hier namelijk niet om iets nieuws, maar om een eeuwenoud onderdeel van christelijke zending. De gevalbeschrijvingen worden gevolgd door een aantal missiologische en ecclesiologische analyses. Daarin geven we aandacht aan zaken als individualisme en gemeenschapsvorming, leiderschap en missionaire ecclesiologie. We eindigen dit boek met een beschrijving van randvoorwaarden voor gemeentestichting: kerkrecht, beleidsvorming en opleidingen.
8
Woord vooraf
Als een kerk (opnieuw) begint is geschreven met sympathie voor het verschijnsel gemeentestichting in Nederland. Als schrijvers hopen we dat het stimulerend mag werken voor kerken en theologische instellingen. We zouden graag zien dat ze missionaire gemeenschapsvorming serieus nemen en opnemen in hun denken en handelen. Ook actieve kerkplanters of mensen die kerkplanter willen worden, kunnen veel plezier beleven aan dit boek. Het staat vol met ervaringen van actieve kerkplanters en door de uitgebreide analyses nodigt het uit om goed na te denken over motieven, strategieën en doelen van kerkplanting. Er zijn namelijk ook wel kritische vragen te stellen bij wat er gebeurt op dit gebied. Door het stellen van zulke vragen is het mogelijk de bestaande praktijk te verbeteren en dat is nodig om op zoek te gaan naar Gods missie in Nederland en om die missie te dienen. De auteurs komen uit verschillende kerken en hebben verschillende theologische achtergronden. Tijdens het schrijven van dit boek kwam dit soms ook tot uiting. Tegelijk hebben zij hun geraaktheid door Jezus Christus, hun verbondenheid met de christelijke kerk en hun fascinatie voor het onderwerp gemeentestichting met elkaar gemeen. Iedere auteur heeft een aantal hoofdstukken geschreven. Die zijn vervolgens in verschillende sessies door alle schrijvers besproken, herschreven en opnieuw besproken. Het eindresultaat is een gezamenlijk product, zonder dat daarmee de verschillende stijlen en interesses van de auteurs zijn verdoezeld. De onderlinge verdeling van de hoofdstukken is als volgt: • Gerrit Noort: hoofdstukken 3, 4, 15, 23 en 24; • Stefan Paas: hoofdstukken 1, 5, 7, 8, 9, 13, 14, 19 (minus 19.3.6 en 19.3.7), 20, 22 en 25, en paragraaf 18.5; • Henk de Roest: hoofdstukken 2, 16, 18 (minus 18.5) en 21; • Sake Stoppels: hoofdstukken 6, 10, 11, 12 en 17, en paragraaf 19.3.6 en 19.3.7. De schrijvers zijn op verschillende manieren geboeid door het onderwerp. Gerrit Noort raakte tijdens zijn theologiestudie geïnteresseerd in de wijze waarop christelijke gemeenschappen in Noordwest-Europa tot stand kwamen. Het fascineerde hem dat in het proces van gemeente- en kerkvorming een wisselwerking van evangelie en cultuur plaatsvond die leidde tot nieuwe theologische accenten. Tijdens de jaren waarin hij als zendingspredikant in Midden-Sulawesi (Indonesië) woonde en werkte, deed hij uitvoerig onderzoek naar het ontstaan van de christelijke gemeenten die aan het begin van de twintigste eeuw uit het hervormde zendingswerk ontstonden. Hij raakte daarbij onder de indruk van de verhalen over deze eerste christelijke gemeenschappen en de aantrekkingskracht die zij hadden. Interviews met hoogbejaarde ‘eerstegeneratiechristenen’ brachten hem tot de overtuiging dat missionaire gemeenschapsvorming veel meer is dan het overplanten van kerkstructuur en westerse theologie. Er gebeurde namelijk iets nieuws: mensen eigenden zich het evangelie toe en het werd in de betrokkenheid op Christus verstaan en geleefd vanuit de eigen cultuur. Het verraste hem dat de nieuwe christelijke gemeenschappen in staat bleken
Woord vooraf
9
om – in een tijd van grote maatschappelijke omwentelingen en sociale ontwrichting – op nieuwe wijze verbinding van mensen tot stand te brengen en richtinggevend te zijn. Gemeentevorming in Nederland boeit hem vanwege de expliciet missionaire identiteit en inzet van de betrokkenen, en vanwege de zoektocht naar relevante verkondiging en vormen van kerk-zijn. Als docent missiologie aan het Hendrik Kraemer Instituut te Utrecht is hij sterk geïnteresseerd in de vraag hoe de ontwikkelingen rondom gemeentestichting in Nederland, niet in de laatste plaats in migrantenkerken, relevant kunnen zijn voor de breedte van de pluriforme pkn. Stefan Paas werkte onder andere als missionair consulent voor de Christelijke Gereformeerde Kerken. In die hoedanigheid kreeg hij veel te maken met missionaire gemeenschapsvorming. Samen met zijn vrouw en een aantal vrienden stichtte hij in de jaren negentig een kleine gemeenschap van mensen uit de onderkant van de samenleving, die bij elkaar kwamen voor gesprek en ontmoeting rondom de Bijbel. Momenteel maakt hij deel uit van het leidinggevend team van Via Nova, een nieuwe gemeente in Amsterdam. Zending en evangelisatie hebben altijd zijn hart gehad, omdat hij ervan overtuigd is dat het leven, sterven en opstaan van Jezus Christus hoop kunnen geven die nergens anders te vinden is. Zijn interesse in gemeentestichting komt daaruit voort en ook uit een verlangen naar vernieuwing in de Nederlandse kerken. Het ontstaan van allerlei nieuwe en vaak missionaire gemeenschappen in Nederland fascineert hem daarom buitengewoon. Als lector gemeenteopbouw aan de Christelijke Hogeschool in Ede en als docent missiologie aan het Center for Evangelical and Reformation Theology van de Vrije Universiteit in Amsterdam is hij op allerlei manieren betrokken bij gemeentevorming en gemeentevernieuwing. Henk de Roest is geboeid door nieuwe, creatieve vertolkingen van het evangelie en is vanwege het onderzoek van zijn leerstoel praktische theologie (Protestantse Theologische Universiteit) vooral geïnteresseerd in de relatie tussen geloofscommunicatie en gemeenschapsvorming. Hoe vormt zich een groep mensen rondom de Schrift en hoe komt vanuit een individueel ‘aangesproken-zijn’ een verbinding met anderen tot stand die eenzelfde weg willen gaan? Omgekeerd, welke betekenis heeft een christelijke geloofsgemeenschap voor individuen en voor de samenleving (wijk, buurt) om haar heen? Juist nu het christelijk geloof alle vanzelfsprekendheid heeft verloren en velen de kerk als instituut verlaten, is het nodig om toekomstmogelijkheden te verkennen, deze te beproeven op hun mogelijke consequenties en te ontdekken wat begaanbare wegen zijn. Hij is ervan overtuigd dat Jezus’ radicale grensverleggende handelen, zijn scherpe oordeel over het kwade, zijn vergevende optreden en zijn lessen aangaande Gods Koninkrijk heilzaam zijn voor mens en wereld. Inclusieve geloofsgemeenschappen, waarin ruimte is voor experiment en vernieuwing en waarin mensen zich gekend en gewaardeerd weten, vormen een belangrijke bedding voor nieuwe ontdekkingen van de werkzame kracht van het evangelie. Een gemeente is hiertoe volgens hem per definitie missionair. Ook als er reden is tot zorg over de toekomst van de kerken in Nederland, ziet hij niettemin hoopvolle tekenen. Sake Stoppels, universitair docent kerkopbouw en diaconiek aan de Amsterdamse Vrije Universiteit en voormalig predikant, is ervan overtuigd dat juist in onze tijd
10
Woord vooraf
christelijke geloofsgemeenschappen hard nodig zijn. Die overtuiging is de afgelopen jaren alleen maar sterker geworden. Een cynicus zou dat kunnen uitleggen als de behoefte aan lijfsbehoud voor een docent kerkopbouw. Dat zal ongetwijfeld een rol spelen (niets is zonder ruis…), maar belangrijker is zijn geloof en zijn ervaring dat het heilzaam is voor mensen te kiezen voor een leven in het spoor van Jezus Christus en zich te laten raken en vernieuwen door zijn Geest. Tegelijk voelt hij ambivalentie in de betrokkenheid bij dit boek. Nieuwe gemeenschappen ontstaan vooral in theologische kringen waarbinnen hij zich niet altijd thuis voelt. In zijn eigen theologische ‘biotoop’ komt gemeentestichting juist weinig voor en is er ook scepsis. Hij deelt in de verlegenheid binnen zijn eigen kringen om mensen uit te nodigen het met Christus te gaan wagen, terwijl hij weet heeft van de vernieuwende kracht van het evangelie voor mens en samenleving. In dat spanningsveld heeft hij zijn weg gezocht binnen dit boek. Dat geldt misschien wel in het bijzonder voor hoofdstuk 17. Hij hoopt dan ook dat dit boek bruggen zal slaan tussen theologische stromingen en circuits omwille van de voortgang van het evangelie in onze Nederlandse samenleving. Als een kerk (opnieuw) begint is een handboek. Met het oog daarop is het voorzien van een uitgebreide verdeling in hoofdstukken en paragrafen. In de tekst wordt geregeld verwezen naar paragrafen waar meer over het betreffende onderwerp te vinden is. Met behulp van de inhoudsopgave kunnen lezers gemakkelijk hun weg vinden in het boek. Het register van namen en zaken achterin is daarom bewust beperkt gehouden. Alleen namen die in de hoofdtekst voorkomen en begrippen die in meer hoofdstukken te vinden zijn, zijn opgenomen in het register. Hanna Blom-Yoo danken we hartelijk, omdat zij zoveel mogelijk fouten en onzorgvuldigheden uit het boek heeft gehaald. Ook heeft zij gezorgd voor het naam- en zaakregister. Omdat vier mensen meer fouten kunnen maken dan één persoon kan verbeteren, zullen er vast en zeker nog onvolkomenheden in het boek zitten. Die zijn uiteraard geheel voor de rekening van de auteurs. De publicatie van dit boek is mede mogelijk gemaakt door het Locherfonds.
Verkorte inhoud
Zie pagina 385 voor de uitgebreide inhoudsopgave
1. Definitie en verheldering
13
Deel 1 Historische perspectieven
21
2. 3. 4. 5.
Gemeentevorming in de beginjaren van de christelijke beweging: verbinding en conf lict Gemeentestichting in en vanuit Noordwest-Europa: van oudsher aandachtsveld Een drietal kerkplantingen in het verleden nader beschouwd: vasthouden en loslaten Nederland zendingsland: naoorlogse gemeentestichting
23 41 65 84
Deel 2 Gemeentestichting in Nederland
111
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
113
Omvang en aard van gemeentestichting in Nederland ‘In de Praktijk’ in Den Haag: gemeenschapsvorming in een achterstandswijk Via Nova in Amsterdam: gemeentestichting voor hoger opgeleide jonge stedelingen International Christian Fellowship in Rotterdam: een multiculturele kerk De Tronk op IJburg: kerk zijn in de vinex (1) RijnWaarde: kerk-zijn in de vinex (2) Thugz Church: een boevenkerk in Rotterdam Lichtenvoorde: gemeente in oprichting Kerk van de Nazarener in Breda: protestantse gemeentevorming in een katholieke context Rafaëlgemeente Amersfoort: een doelgerichte gemeente. Oase in Soest: een post-evangelicale emerging church
124 136 147 157 167 173 180 187 195 205
Deel 3: Reflectie en analyse
213
17. Waarom eigenlijk? Motieven voor gemeentestichting 18. Kerkplanting in context
215 235
Verkorte inhoud
12 19. 20. 21. 22.
De kerk in de 21e eeuw: lessen uit gemeentestichting Leiderschap bij een kerkplanting De marge als vindplaats van creativiteit: ‘emerging churches’, ‘fresh expressions’ Praktische adviezen voor kerkplanters
254 284 312 326
Deel 4: Beleid en randvoorwaarden
333
23. Kerkordelijke overwegingen bij gemeentevorming 24. Gemeentestichting en beleidsvorming 25. Het opleiden van gemeentestichters
335 360 370
Register van namen en trefwoorden
379
1. Definitie en verheldering
1.1 Termen
De woorden ‘kerkplanting’ en ‘gemeentestichting’ worden in Nederland afwisselend gebruikt, met ongeveer dezelfde betekenis.1 Van die twee woorden heeft ‘kerkplanting’ duidelijk de oudste papieren. In de eerste brief aan de Korintiërs spreekt de apostel Paulus van het ‘planten’ van de kerk in Korinte (3:6-8). Ook in de zendingsgeschiedenis is plantatio ecclesiae (‘kerkplanting’) een veelgebruikte term (zie hoofdstuk 3). Vooral na de kolonisatie van Amerika spreekt men in theologische literatuur van kerkplanting als noodzakelijk onderdeel van het missionaire proces. In de katholieke traditie is dit altijd een belangrijk accent geweest, maar het ontbreekt ook niet in protestantse bezinning. Zo schreef de gereformeerde theoloog Gijsbertus Voetius (15891676) een tractaat, getiteld Over de planting en planters van kerken, waarin hij benadrukte dat bekering van niet-christenen in het toenmalige Indië moest uitlopen op het planten van kerken, tot eer van God (zie 3.4).2 In onze tijd houdt de Rooms-Katholieke Kerk de term plantatio ecclesiae nog altijd in ere in het kader van de missionaire uitbreiding van de kerk.3 De term ‘kerkplanting’ heeft dus een eerbiedwaardige missionaire geschiedenis. Vanouds heeft hij betrekking op het vestigen van de kerk in gebieden waar zij nog niet aanwezig is. Het woord ‘kerkplanting’ draagt bij uitstek een pionierskarakter, met associaties van het in cultuur brengen van ‘woeste gronden’. We kunnen ons daarom afvragen of dit het geschiktste woord is om te gebruiken voor gemeentestichting in Nederland. De kerk is in Nederland immers lang geleden geplant. Aan de andere kant hoeven we hier niet al te precies te zijn. In Engelstalige landen is church planting een algemeen gebruikte term voor elke vorm van gemeentestichting, ongeacht waar dat gebeurt. Verder kunnen we zeggen dat gemeentestichting in Nederland wel degelijk een pionierskarakter kan hebben en vaak gebeurt met sterke missionaire motieven (zie hieronder). Dat zijn redenen om de term ‘kerkplanting’ niet angstvallig te vermijden wanneer we het hebben over gemeentestichting in Nederland. We gebruiken de term in dit boek dan op de Engelse manier, zonder op voorhand een standpunt in te nemen over de toestand van de kerk in Nederland. 1
Vgl. Siebrand J. Wierda, Gezonden met perspectief: Naar een theologisch kader voor gemeentestichting vanuit een missionair motief in Nederland, doctoraalscriptie ThU-Apeldoorn (Chr. Geref. Kerken) 2001, 2. Deze scriptie is te vinden op www.cgk.nl/evangelisatie. 2 Zie J.A.B. Jongeneel, ‘Voetius’ zendingstheologie: De eerste comprehensieve protestantse zendingstheologie’, in: J. van Oort e.a. (red.), De onbekende Voetius, Kampen 1989. 3 Ad Gentes Divinitus (1965), 6; Redemptoris Missio (1990), 5.5.49.
14
1. Definitie en verheldering
De term ‘gemeentestichting’ heeft als voordeel dat hij vrij neutraal klinkt. Uit het woord kunnen we niet afleiden of er sprake is van een missionair initiatief, de scheuring van een bestaande gemeente, het verhuizen van kerkleden of welke reden men ook maar kan hebben om een nieuwe christelijke gemeenschap te beginnen. Een nadeel van de term is echter dat het woord ‘gemeente’ (congregation) niet neutraal is. De gemeente, zoals wij die kennen, is een institutionele vormgeving van de kerk, met een specifieke structuur en ontstaansgeschiedenis.4 In de ogen van sommigen – onder wie heel wat kerkplanters – is de gemeente zelfs een institutionele verstarring van wat oorspronkelijk begon als een beweging.5 Het laatste dat zij zouden willen, is een ‘gemeente’ stichten! Ecclesiologische bezinning en vernieuwing is een belangrijk streven in een aantal kerkplantingsinitiatieven (zie hoofdstuk 19). De term ‘gemeentestichting’ kan dan als nadeel hebben dat de uitkomst van een initiatief bij voorbaat al vaststaat: er moet een gemeente komen. Anderzijds is de term zo ingeburgerd dat het weinig zin heeft hem te vervangen door een andere. Ook het woord ‘gemeentestichting’ zal daarom in dit boek gebruikt worden, zonder dat we daarmee een bepaalde vormgeving van kerk-zijn bij voorbaat veilig willen stellen. Een derde mogelijke term is ecclesiogenese (letterlijk: ‘kerk-wording’).6 Het voordeel van deze term is dat hiermee niet op voorhand vaststaat welke vorm de kerk in deze situatie zal aannemen. Het ontdekkingskarakter en het verrassende van gemeentestichting staan hier centraal. Een nadeel is dat een woord als dit niet snel ingeburgerd zal raken. Bovendien is het de vraag of dit woord van de weeromstuit weer niet te weinig zegt. Op de een of andere manier zal een proces van christelijke gemeenschapsvorming toch ook mogen leiden tot kerk-zijn. Er zal altijd dynamiek en verrassing blijven, maar er zal toch ook eens gezegd mogen worden waarom het hier gaat om kerk-wording en niet om iets anders. De exclusieve nadruk op het proces- en zoekkarakter van gemeentestichting die uit de term ecclesiogenese blijkt, is dan enigszins eenzijdig.7 Andere termen zouden nog genoemd kunnen worden, zoals ‘kerkvorming’ of ‘gemeentevorming’. Elke mogelijke term legt een eigen waardevol accent en er kleven aan elke term ook bezwaren. Het is goed om dat te beseffen, zonder dat dit hoeft te leiden tot het uitvinden van nieuwe termen met weer andere voor- en nadelen. In dit boek zullen we de hierboven genoemde begrippen daarom afwisselend gebruiken. Wanneer het nodig is om het woord toe te lichten of een bepaalde lading ervan te benadrukken, zullen we dat doen. 4
Over het verschil tussen ekklesia en congregation, zie Israel Galindo, The Hidden Lives of Congregations: Discerning Church Dynamics, Herndon 2004, 21-22. 5 Vgl. Eddie Gibbs, Ryan K. Bolger, Emerging Churches: Creating Christian community in postmodern cultures, Grand Rapids 2005, 60-61. 6 Zie hiervoor Gerrit Jan van der Kolm, De verbeelding van de kerk: Op zoek naar een nieuw-missionaire ecclesiologie, Zoetermeer 2001, 215-217. De term is afkomstig van Leonardo Boff en heeft een achtergrond in de bevrijdingstheologie, zoals die o.a. in de Basisbeweging voet aan de grond kreeg. Zie Leonardo Boff, Ecclesiogenesis: The Base Communities Reinvent the Church (vertaling van een in 1977 in het Portugees geschreven boek), Maryknoll 1986. 7 Stefan Paas, ‘Kerken vormen: De gemeenschappelijke structuur van het Evangelie anno nu’, Soteria 23 (2006), 10-18.
1. Definitie en verheldering
15
1.2 Definitie
In dit boek bespreken we niet alle vormen van gemeentestichting. Wij richten ons vooral op kerkplanting die wordt gedreven door missionaire motieven. In het kort gezegd: in dit boek gaat het om missionaire initiatieven die leiden tot kerkelijke gemeenschapsvorming. In de eerste plaats gaat het in deze definitie dus om ‘missionaire initiatieven’. Daarmee bedoelen we initiatieven die in hun bedoeling en wezen gekenmerkt worden door zendingsdenken. Gemeentestichting die voortkomt uit binnenkerkelijke motieven, zoals het vestigen van een nieuwe preekplaats, een scheuring of een afsplitsing, vormt niet het onderwerp van deze studie. In een missionair initiatief is de aandacht primair gericht naar buiten. Een uitdrukking als het ‘winnen van mensen’ is hier niet bij voorbaat verdacht (zie hoofdstuk 2). In deze definitie keert zodoende het oude zendingstheologische verband terug tussen ‘bekering’ en ‘kerkplanting’. Verder houdt de term ‘missionair’ in dat er sprake is van ‘uitgezonden worden’. Wij houden ons daarom vooral bezig met initiatieven waarbij kerkplanters zich verbonden weten met en gesteund door een organisatie, netwerk, kerkverband of plaatselijke gemeente. Daarmee willen we niet allerlei werk diskwalificeren dat gebeurt vanuit persoonlijk initiatief, zonder een opdrachtgever. Toch geloven we dat het begrip ‘missionair’ veronderstelt dat ‘gezondenen’ bereid zijn hun ervaringen te delen met een moedergemeente of zendende instantie en daaraan verantwoording af te leggen. Dit is de geëigende structuur van missionair handelen, zoals die al in het boek Handelingen is te vinden. In de tweede plaats gaat dit boek over missionaire initiatieven die leiden tot ‘kerkelijke gemeenschapsvorming’. In dit boek zijn wij vooral geïnteresseerd in christelijke gemeenschappen die ontstaan zijn uit een missionair initiatief en die functioneren als kerken. We realiseren ons dat dit laatste nieuwe vragen oproept, zoals: wanneer functio neert een gemeenschap als kerk? Wat is minimaal noodzakelijk om een christelijke gemeenschap ‘kerk’ te kunnen noemen? Die vragen behandelen wij verderop in het boek, omdat zij hier te veel ruimte zouden vragen. Kerkplanting leidt namelijk tot interessante, maar vérreikende ecclesiologische discussies, waarin allerlei vanzelfsprekendheden rondom kerk-zijn onder vuur komen te liggen. Vooral in deel 3 van dit boek komen die discussies aan de orde. Bewust spreken we in de bovenstaande definitie niet van gemeenschapsvorming als doel van het missionaire initiatief. Dit zou namelijk kunnen suggereren dat de kerk in plaats van het Koninkrijk het einddoel is van zending. Naar onze mening is dat niet het geval: gemeenschapsvorming is een belangrijk onderdeel van zending, maar niet het doel. Een missionair initiatief dat gemeenschapsvorming als resultaat heeft, heeft zichzelf daarom niet opgebruikt als missionair initiatief. Ook de nieuw ontstane gemeenschap zal zich in dienst moeten stellen van de missio Dei (‘Gods zending’) en zichzelf ondergeschikt maken aan Gods doel met de schepping (zie 19.3.1). Verder is er een praktisch bezwaar bij het spreken over gemeenschapsvorming als ‘doel’ van een missionair initiatief. In dat geval kunnen we alleen initiatieven bespreken waarin gemeenschapsvorming c.q. kerkplanting van meet af aan in de bedoeling lag. Meer
16
1. Definitie en verheldering
dan eens komt het in de praktijk echter voor dat kerkvorming gaandeweg het proces als optie in beeld verschijnt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren in een inloophuis, waar mensen op een gegeven moment gaan vragen om het beleggen van samenkomsten. Of bij een Alpha-cursus, waar de deelnemers zich niet laten inpassen in een bestaande gemeente, maar zelfstandig verder willen. Op zulke momenten komen initiatiefnemers voor de vraag te staan naar kerkplanting. Niet zelden ontstaan nieuwe gemeenten op deze onbedoelde en ongeplande manier.8 Het is daarom belangrijk ook dit soort initiatieven op te nemen in een definitie van kerkplanting. Vandaar dat we kiezen voor een tamelijk neutrale definitie als ‘missionaire initiatieven die (bedoeld of onbedoeld) leiden tot kerkelijke gemeenschapsvorming’. 1.3 Missionaire kerkplanting in Nederland?
In de definitie van gemeentestichting die wij in dit boek hanteren, ligt de nadruk op het pionierskarakter. Dat is inherent aan het missionaire initiatief dat eraan ten grondslag ligt. Nu zullen weinig christenen in Nederland moeite hebben met missionaire initiatieven als zodanig. Wanneer zij leiden tot kerkplanting is het voor sommigen echter een ander verhaal. In deze paragraaf noemen we eerst enkele veelgehoorde bezwaren tegen kerkplanting in Nederland. Vervolgens bespreken we enkele typen van kerkplanting en stellen we de vraag in hoeverre die in Nederland werkelijkheid zijn. 1.3.1 Voors en tegens van gemeentestichting
Missionaire kerkplanting is niet onomstreden. Vier bezwaren worden vaak genoemd tegen gemeentestichting: (1) er is ruimte genoeg in de bestaande kerken voor nieuwe groepen, zoals migranten, of voor eventuele bekeerlingen; (2) het stichten van nieuwe kerken leidt er alleen maar toe dat de toch al krimpende groep kerkbezoekers verder versnipperd wordt; (3) het is beter om energie te steken in de versterking en vernieuwing van bestaande kerken dan in het stichten van nieuwe, en (4) spreken over missionaire kerkplanting roept onaangename visioenen op van fundamentalisme, ‘zieltjes winnen’ en verkerkelijking van de Koninkrijkgerichte boodschap van Jezus. Om met het laatste bezwaar te beginnen: het lijdt geen twijfel dat christelijke kerken, ook in Nederland, verdeeld zijn rondom de invulling van het begrip ‘missio nair’. De tegenstellingen zijn waarschijnlijk minder scherp dan ze ooit waren, maar ze bestaan nog wel degelijk. Ruwweg kunnen we hier spreken van een verschil tussen een meer ‘evangelicale’ en een meer ‘oecumenische’ vleugel van de kerk. Gemeente stichting vindt in Nederland vooral (maar niet uitsluitend – zie bijvoorbeeld hoofdstuk 10) plaats vanuit een meer evangelicale inspiratie.9 Het voert te ver om de ver8
Vgl. bijvoorbeeld Daniël de Wolf, Jezus in de Millinx: Woorden én daden in een Rotterdamse achterstandswijk, Kampen 2006. Zie verder hoofdstuk 12 van dit boek. 9 Zie Martijn Vellekoop, Nieuwe kerken in een nieuwe context: Onderzoek naar gemeentestichting in Nederland en de rol van contextualisatie, VU Masterscriptie, Amsterdam 2008, 78-79: ca. 60% van de na 1990 gestarte initiatieven komt uit evangelische of charismatische richting. Ook de overige initiatieven komen overwegend uit orthodox-protestantse hoek.
1. Definitie en verheldering
17
schillen in deze paragraaf te bespreken. Vooral in de hoofdstukken 17 en 19 komen verschillende theologische aspecten van deze verschillen aan bod. De eerste drie hierboven genoemde bezwaren zijn meer pragmatisch van aard. De presbyteriaanse kerkplanter Timothy J. Keller brengt daartegen het volgende in:10 1. Kerkplanting is een bijbelse opdracht. Hij baseert dit op de ‘zendingsopdracht’ in Matteüs 28:18-20, waar wordt gesproken over ‘dopen’ en ‘tot discipelen maken’. Dopen houdt in dat men wordt ingelijfd in een gemeenschap, aldus Keller, en dit betekent dat de zendingsopdracht kerkplanting impliciet veronderstelt. Verder zien we dat Paulus zich voortdurend bezighield met het stichten van gemeenten. 2. Kerkplanting is enorm effectief in het bereiken van nieuwe groepen mensen. Volgens Keller, die zich baseert op ervaringen in de Verenigde Staten, is het stichten van nieuwe kerken het meest effectieve instrument als het gaat om het bereiken van mensen die nu nog niet bij een kerk betrokken zijn. Mensen die vandaag christen worden, kunnen meestal gemakkelijker aarden in een nieuwe kerk dan in een oudere. Ook nieuwkomers in een land, regio of stad worden het beste bereikt door nieuwe kerken en niet door de al langer bestaande. 3. Kerkplanting heeft een positief effect op bestaande kerken in de omgeving. Het stichten van nieuwe gemeenten zorgt voor experimenteerplaatsen, de opkomst van nieuwe leiders en een toevloed van nieuwe christenen. Daarvan zullen uiteindelijk ook de bestaande kerken profiteren, aldus Keller (zie verder 19.1). Over het genoemde bijbelse argument kan men van mening verschillen. Niemand zal ontkennen dat kerkplanting in het Nieuwe Testament (en in andere zendingssituaties) veel voorkomt, maar wat dit zegt over Nederland in de eenentwintigste eeuw is nog niet direct duidelijk. De opkomst van migrantengemeenten in Nederland lijkt een bevestiging van het tweede argument van Keller, hoewel nog niet duidelijk is of nieuwe gemeenten ook in Nederland naar verhouding meer nieuwe christenen tellen dan langer bestaande gemeenten. Voor het derde door Keller genoemde argument is ook in Nederland iets te zeggen, maar het is nog te vroeg om hier al een definitief oordeel te vellen. Meer onderzoek is nodig en de argumenten van Keller kunnen daarbij de richting aangeven. 1.3.2 Typen van gemeentestichting in Nederland
De Britse auteur Stuart Murray bespreekt vier typen van gemeentestichting. In de eerste plaats noemt hij ‘pioneer planting’.11 In dat geval gaat het om klassieke kerk10
Timothy J. Keller, ‘Why Plant Churches?’, 2002 (bron: http://www.harborpc.org/PDF/ why_plant.pdf). Keller is voorganger van de Redeemer Presbyterian Church in New York. Door Nederlandse gemeentestichters wordt hij, samen met de hieronder genoemde Stuart Murray, genoemd als een van de schrijvers die de grootste invloed op hen uitoefent (Vellekoop, Nieuwe kerken, 78). 11 Stuart Murray, Church Planting: Laying Foundations, Carlisle 1998, 87-95.
18
1. Definitie en verheldering
planting (plantatio ecclesiae), dus het stichten van christelijke gemeenschappen in gebieden die voorheen onbereikt waren door het evangelie. Ook bij de tweede vorm (‘replacement planting’) overheerst de pioniersgeest. Het gaat hier om het stichten van gemeenten in gebieden waar ooit kerken waren. Door vervolging of verval zijn deze kerken verdwenen, waardoor de noodzaak ontstaat om deze gebieden te herevangeliseren. Komen deze vormen van gemeentestichting voor in Nederland? Dat is meer een normatieve dan een feitelijke vraag. Bij ‘pioneer planting’ hangt het ervan af hoe we ‘onbereikt’ definiëren, terwijl ‘replacement planting’ natuurlijk direct een oordeel impliceert over eerder gevestigde kerken in dat gebied. Die zijn blijkbaar zo onbetekenend geworden, dat ze ‘vervangen’ moeten worden. Voor wie ontkent dat dit in Nederland legitieme mogelijkheden zijn, behoren in feite alle vormen van kerkplanting in Nederland tot de twee andere categorieën die Murray noemt, namelijk ‘sectarian planting’ en ‘saturation planting’.12 De term ‘sectarisch’ wordt door Murray gebruikt in de sociologische betekenis van het woord: het gaat om een groep die zich onderscheidt door een duidelijk accent op bepaalde leerstellingen en door een andere levensstijl. Onvrede met de leer en het leven van bestaande kerken is de drijfveer van dit soort gemeentestichting. Veel Nederlandse kerken zijn op deze manier ontstaan. Als men de definitie scherp wil stellen, kan men zelfs zeggen dat alle protestantse kerken een dergelijke voorgeschiedenis hebben. Ook vandaag worden nog heel wat gemeenten gesticht op plaatsen waar al veel kerken zijn.13 We kunnen dan bijvoorbeeld denken aan nieuwe evangelische gemeenten op de bible belt. Wat ‘saturation planting’ (letterlijk: ‘verzadigingsplanting’) betreft: volgens sommigen is het belangrijk om zoveel mogelijk gemeenten te stichten in een bepaald gebied waar al kerken zijn, om zo het missionaire potentieel van de kerken in dat gebied te vergroten. De motivatie is dan niet zozeer kritiek op de al aanwezige kerken. De drijvende gedachte is dat er een stimulans uitgaat van nieuwe gemeenten op bestaande gemeenten en dat het vergroten van de kerkelijke variatie in een bepaald gebied het missionaire bereik van de kerk als geheel vergroot. In dit boek willen we – opnieuw – niet te streng zijn. We realiseren ons dat spreken van kerkelijk pionieren in het Nederlandse kerkelijke klimaat omstreden is. Dat heeft uiteraard te maken met het geografische principe waarmee de meeste kerkgenootschappen werken. Dit principe houdt in dat er juridisch gezien geen ‘onbereikte gebieden’ in Nederland zijn. Elke centimeter Nederlandse grond valt onder de verantwoordelijkheid van een parochie en een kerkenraad. Meer dan één kerkenraad zelfs, want er zijn nu eenmaal meer protestantse kerkgenootschappen, die allemaal werken met het geografische systeem. Op de kerkrechtelijke aspecten daarvan gaan we nog in (zie hoofdstuk 23). Maar het is goed om te benadrukken dat het geogra12 13
Murray, Church Planting, 96-108. Vgl. Vellekoop, Nieuwe kerken, 90: ‘In Amersfoort, Apeldoorn en Barneveld vindt opmerkelijk veel gemeentestichting plaats’. Zie ook ibid., 73-74.
1. Definitie en verheldering
19
fische systeem allereerst een opdracht is en geen exclusief recht.14 Kerkenraden zijn geroepen om missionair actief te zijn in het hun toegewezen gebied en het stichten van een (wijk)gemeente behoort dan zeker tot de mogelijkheden. Daarom moeten we ons niet blindstaren op een juridische werkelijkheid, als de praktijk daar soms sterk van afwijkt. Lang niet elke gemeente is in staat of bereid haar missionaire opdracht op zich te nemen. Dit betekent dat er in de praktijk wel degelijk sprake kan zijn van ‘onbereikte gebieden’ in Nederland. Daarnaast zijn er in de missionaire praktijk situaties aan te wijzen waarin het pio nierskarakter van gemeenschapsvorming op de voorgrond treedt. Kerkvorming in nieuwbouwwijken en ook het bereiken van nieuwe doelgroepen zouden we met enige goede wil vormen van ‘pioneer planting’ kunnen noemen.15 Kerkplanting in gebieden waar kerkelijke aanwezigheid iets van het verleden is of waar kerken sterk verzwakt zijn geraakt, komt in Nederland ook voor. Een voorbeeld zijn de initiatieven van het Evangelisch Werkverband binnen de Protestantse Kerk in Nederland om te komen tot Protestantse Pioniersplekken.16 De begrippen ‘missionair’ en ‘pionieren’ zijn hier zeker van toepassing. Vaak gaat het om pogingen de christelijke traditie te vernieuwen en nieuwe kerkelijke praktijken te vinden, die beter aansluiten bij de veranderde cultuur. Daarin herkennen we een typisch missionaire motivatie. 1.4 Opzet van dit boek
Dit boek heeft vier delen. In het eerste deel (hoofdstuk 2-5) komen zendingshistorische aspecten van gemeentestichting aan de orde. Hoofdstuk 2 bespreekt gemeenschapsvorming in het Nieuwe Testament, vooral in Antiochië. Hoofdstuk 3 gaat in op gemeentestichting als onderdeel van de zendingsbeweging in West-Europa en de visies op missionaire gemeenschapsvorming die zich op dit continent ontwikkelden. In hoofdstuk 4 vinden we een aantal historische gevalstudies van gemeentestichting in een (overzeese) zendingscontext. De lessen die hier zijn geleerd blijken nog altijd relevant voor gemeentestichting in het Nederland van nu. Hoofdstuk 5 sluit de zendingshistorische bespreking af met een overzicht van naoorlogse missionaire kerkplanting in Nederland. Tegelijk wordt hier de weg geopend naar de volgende hoofdstukken. Deel 2 (hoofdstuk 6-16) begint met een zo compleet mogelijk overzicht, gebaseerd op recent onderzoek, van gemeentestichting in Nederland vanaf 1990. In de hoofdstukken 7-16 worden vervolgens tien gevalstudies gepresenteerd van jonge gemeenten in Nederland. Deze gevalstudies zijn geordend volgens een vast stramien, dat ook werd gebruikt in het handboek Levend lichaam – waaraan een aantal auteurs van dit 14
P. van den Heuvel, ‘Het stichten van nieuwe gemeenten: Gemeentestichting als evangelisatiemiddel?’, in: W. Dekker, P.J. Visser (red.), Om de verstaanbaarheid: Over bijbel, geloof en kerk in een postmoderne samenleving, Zoetermeer 2002, 257. 15 Sake Stoppels, ‘Kerkplanting’, in: Rein Brouwer e.a., Levend lichaam: Dynamiek van christelijke geloofsgemeenschappen in Nederland, Kampen 2007, 72-73. 16 Zie Stoppels, ‘Kerkplanting’, 74.
20
1. Definitie en verheldering
boek heeft meegewerkt.17 Elke gemeente wordt beschreven volgens vier perspectieven: ‘context’, ‘identiteit en cultuur’, ‘structuur en middelen’ en ‘leiding’. Deze vier perspectieven zijn in dit boek aangevuld met ‘theologische inspiratiebronnen’ (een uitbreiding van het perspectief ‘identiteit en cultuur’) en ‘praktische lessen’. Elke gevalstudie wordt geïntroduceerd via een kort overzicht van de geschiedenis van de betreffende gemeente tot nu toe. Het derde deel van dit boek (hoofdstuk 17-22) bevat een aantal reflecties op de gevalstudies. In hoofdstuk 17 gaat het over de vragen rondom heil en soteriologie. Vanuit welke motieven begeven deze initiatieven zich op de religieuze ‘markt’? Hoofdstuk 18 beschrijft de maatschappelijke context (o.a. individualisering) waarin christelijke gemeenschapsvorming vandaag plaatsvindt. In hoofdstuk 19 komt de ecclesiologische vraag aan de orde: op welke manier laten kerkplantingsprojecten iets zien van de door velen gewenste vernieuwing van de kerk in de eenentwintigste eeuw? Leiderschap blijkt een uiterst belangrijke factor bij het welslagen van een gemeentestichting. In hoofdstuk 20 wordt dit uitgewerkt. Hoofdstuk 21 is in zekere zin een vervolg op hoofdstuk 19: hier gaat het over de marge van de kerk als de plek waar bij uitstek vernieuwing en creativiteit ruimte kunnen krijgen. In hoofdstuk 22 volgen enkele praktische lessen voor (aanstaande) kerkplanters. Het laatste deel (hoofdstuk 23-25) behandelt randvoorwaarden van kerkplanting. In hoofdstuk 23 komt het kerkrecht aan de orde: hoe kan dit behulpzaam zijn bij de vorming van nieuwe gemeenten? Andere beleidstechnische vragen worden besproken in hoofdstuk 24, terwijl hoofdstuk 25 het belangrijke thema van opleiding en scholing van gemeentestichters aansnijdt.
17
Zie Brouwer, Levend lichaam, 46-67.