Antigone

Page 1

Het verhaal van Antigone angstwekkends doet zich veel voor niets is het meer dan de mens naar gene zijde van de grijze zee reist hij bij winterse winden onder zich over hem welvende golven door de aarde die de hoogste god is niet vergaat en nooit moe is de mens beult haar af zijn ploegen gaan heen en weer jaar na jaar met uit paarden geboren dieren werpt hij kluiten op de zwerm van lichtzinnige vogels vangt hij en kuddes dieren van het veld en in het water wonend zeeleven door het gemaasde weefsel van koorden uit te gooien de behendige mens die weet hoe hij onder de hemel slapende bergbeesten temmen moet en ruwe paardemanen bedwingt met een juk in de nek en de onvermoeibare stier koning der bergen spreken en inzicht snel als de wind en driften die wetten voor de stad zijn heeft hij zichzelf geleerd en hoe aan de open onbeschermde ongastvrije rotsen en ongenadige regenpijlen te ontkomen altijd weet hij het en radeloos treedt hij niets wat komen zal tegemoet voor de dood alleen kent hij de uitweg nog niet


maar een vlucht voor ziekten niet te behandelen is al uitgedacht met handige kunsten als wijsheid die verder reiken dan gedroomd kruipt hij naar goeds naar slechts en als hij de wetten van zijn grond verweeft met de gezworen gerechtigheid der goden leeft hij hoog in de stad maar stadloos is de lichtzinnige die daarvoor ellende kent en ver van mijn huis moet hij blijven die zich zo gedraagt en nooit hetzelfde mag hij denken (v. 332-375)

Dit is het bekendste koor in alle Griekse tragedies, dat voorkomt in misschien de mooiste en in ieder geval een van de meest fascinerende. Het wordt gezongen in de Antigone van Sophocles, het stuk over de dochter die Oedipus verwekt heeft bij zijn echtgenote die ook zijn moeder is – en die ondanks haar talent, haar verlangen naar zuiverheid en de liefde van haar ouders niet aan het ongeluk van haar familie zal ontsnappen. Het is een dubbelzinnige zang over de menselijke vermogens, die behendig de natuur beheersen zonder haar te vernietigen, maar die zich met elkaar verstrikken als ze zich met mensen bezighouden. Wetten worden ingegeven door driften, wie zich niet gedraagt zoals de gemeenschap wil zal verstoten worden. Deze sinistere tonen klinken mee in het verhaal van Antigone.

I. Daarover dadelijk, na een in mijn ogen onvermijdelijke omweg langs Aristoteles, die als eerste die over verhalen nagedacht heeft en die naar alles nieuwsgierig naar was en voor bijna alles een oplossing wist. Hij redt de tragedie uit de aanval van Plato, voor wie tragedies, met hun emotioneel


meeslepende verhalen, een gevaar voor een vreedzame samenleving zijn en daaruit geweerd moeten worden. De dichters worden buiten de poort gezet.

Aristoteles was niet overtuigd en haalde de dichters door een zijingang weer binnen met het argument dat een tragedie uiteindelijk bewerkstelligt wat in het Grieks een katharsis heet – een zuivering – van een bepaalde soort emoties. Dat is een wonderlijk maar ook een aantrekkelijk argument. De “zuivering” waarop Aristoteles doelt is een intellectueel-emotioneel proces waarbij het verwarrende en andere naar de achtergrond verbannen wordt en alleen een bepaalde emotie – of eigenlijk een emotionele structuur – object van aandacht blijft. We leven onder een onoverzichtelijke hemel van verlangens, impulsen, driften, gevoelens van geluk en gemis, we vliegen van het ene naar het andere, maar als we gedwongen worden ons te concentreren, houden we ons aan één ding, één patroon vast, dat we onderzoeken en als leidraad kunnen nemen. Hier begint het verhaal.

Die zuivering is in de ogen van Aristoteles het resultaat van een ontvankelijk vernemen van het verhaal van de tragedie. Een tragedie omvat koren, mooie taal, dans, muziek, soms ook een samenspel van de gebeurtenissen in de scène en het uitzicht in de theaters op de zee en op de lucht. Maar de kern van de tragedie bestaat in het verhaal. Aristoteles nuanceert die term. Ja, we kunnen ons door een verhaal van gebeurtenis naar gebeurtenis laten meesleuren, maar die beweging verdragen we alleen als de bonte veelheid de uitdrukking van een oorspronkelijke eenheid of samenhang is. In de termen van Aristoteles: de zichtbare episodes articuleren het algemene dat de kern van het verhaal is.

Door naar verhalen te luisteren – en te kijken – leren we de structuren van ons eigen gedrag herkennen. En beheersen, zodat we ze niet ten einde hoeven te voeren. We begrijpen waarom Medea jaloers is, waarom ze wraak wil nemen, ook waarom ze haar kinderen wil doden. Maar het begrip creëert afstand, die


we niet kwijt hoeven te raken als we in het leven zelf in de steek gelaten worden. Verhalen, zoals die van de tragedie, leren ons anderen en onszelf te begrijpen, te manipuleren en de goede richting op te leiden. Daarom moet de stad de poorten weer voor haar openen.

De tragische verhalen dienen onderling begrip en verdraagzaamheid. Maar ze geven ook structuur aan ons eigen leven: we proberen of we erin passen, we zien hoe we erop reageren, we krijgen dankzij verhalen overzicht over het onbestemde van ons leven, moeten zelf handelen – want als we niet handelen, zijn we niet in staat een verhaal over onszelf te vertellen –, en doen dat volgens een emotionele, logische structuur die voor ons van belang is. Door de verhalen leren we kennen wie we zijn en worden we wie we willen zijn.

II. Aristoteles wist dat even goed als Sophocles, die van alle tragici het meest in het menselijk verlangen geĂŻnteresseerd was en de anatomie daarvan feilloos doorzag. En die het verhaal van Antigone vertelde, dat, als je het episode voor episode bekijkt, overzichtelijk is, maar niet buitengewoon meeslepend, en waar het dat toch wordt, overdreven dramatisch lijkt. De buitenkant van het verhaal verklaart niet goed de fascinatie die van het stuk en het personage uit blijken te gaan, juist in de moderne tijd. Het lijkt niet makkelijk ons met Antigone te identificeren. Haar gedrag staat ver van ons af. Kort gezegd bestaat de handeling erin dat een meisje per se een dun laagje zand over haar dode broer wil uitstrooien, terwijl dat haar door haar oom verboden is. En dat loopt niet goed af.

Preciezer. De broers van Antigone hebben elkaar gedood in een gevecht om de macht. Omdat de verstotene zich tegen de heersende keerde, besluit de ad interim heerser Creon, hun oom, dat de ene wel begraven mag worden, maar de andere, Polynices, niet. Hij zet er zelfs een zware straf op. Antigone


probeert in de eerste scène haar zusje te overtuigen het verbod te trotseren en samen Polynices te begraven. Maar die aarzelt. Vanaf dat moment hult Antigone zich in ongenaakbare vastbeslotenheid. En zorgt ze voor het lichaam van haar broer door het met een bijna doorzichtig laagje zand te bedekken. Het is de daad die telt, niet de uitvoering. Ze doet het opzichtig, zodat ze betrapt wordt. Haar oom is getergd omdat een meisje, dat ook een beschermelinge is, zijn verbod genegeerd heeft, hij verhardt en laat zich door geen ethisch, religieus, sociaal of psychologisch argument van zijn a propos brengen. De woorden van Antigone schampen af op de fortificatie van zijn ziel, net als die van zijn zoon, die uit liefde voor Antigone haar probeert te beschermen met een beroep op het belang van ontvankelijkheid en openheid. Maar Antigone moet sterven. De voor haar uitgedachte straf is ongehoord en pervers. Ze zal begraven worden in een half ondergrondse kerker uit ondoordringbaar steen, met net genoeg voedsel om niet te hoeven sterven.

Maar Creon begint te aarzelen. De ziener die hem nooit valse raad gegeven heeft, stelt vast dat de rotting van het lijk zich over de stad aan het verbreiden is, en beveelt hem aan Polynices toch te begraven en Antigone te bevrijden. Vooral om zijn eigen hachje te redden, doet Creon dat, maar halfhartig en traag – te traag. Wat er dan gebeurt, laat Sophocles niet op het podium zien – in Griekse tragedies bestaan de handelingen in woorden, niet in daden –, het verhaal legt hij in de mond van een verteller. Die zag dat Antigone zich had opgehangen. En hoe Creon, als hij bij haar kerker aankomt, merkt dat zijn zoon zich al naar binnen gewurmd heeft. Hij is ziedend op zijn vader, valt met zijn zwaard naar hem uit, maar mist, en doorboort dan zichzelf. Als zijn moeder daarvan gerucht krijgt, beëindigt zij met hetzelfde zwaard haar leven. Creon blijft alleen in de wereld achter, nauwelijks meer iets.

Dit is niet echt een verhaal dat ons meesleept, structurele emoties vrij maakt en verheldert en ons leven tot inspiratie en ijking dient. De kans dat we ons ooit in een situatie bevinden waarin we ons moeten afvragen of we onze


dierbaren tegen een verbod in mogen begraven is minimaal. En het slot van het stuk, het door de verteller verwoorde verhaal binnen het verhaal, is bijna onverdraaglijk, in Athene misschien minder dan voor ons, want het was een favoriet gebaar van Sophocles, de ernst van het besef niets meer te zijn van iemand die zijn liefde in het leven verloren was – de liefde voor een ideaal, een persoon, een manier van zijn – in een zelfmoord uit te beelden. Maar de opstapeling van lijken in die kerker is in alle tijden ongemakkelijk geweest. Het staat ver van de toeschouwers af. Identificatie lukt niet.

En toch is er in de moderne tijd die fascinatie geweest, in het theater, maar ook bij lezers: dichters als Hölderlin, Shelley, Goethe, Brecht, Heaney, filosofen als Hegel, Kierkegaard, Heidegger, Irigaray, Zizek en psychologen als Lacan. Het echte verhaal moet dus niet in de gebeurtenissen gezocht worden, maar op een oorspronkelijker niveau, dat van de samenhang.

III. Het echte verhaal dus. Maar daarvan bestaat een onechte versie, waaraan toch de verklaring voor de fascinerende werking van Antigone ontleend wordt. Ze is typerend voor de moderne tijd en gaat terug op de filosoof Hegel, die wel een geniaal lezer was maar af en toe ook blind was. Goethe heeft in dit geval vilein om hem gelachen, in zijn zorgvuldig geregisseerde gesprekken met Eckermann. Alsof een toneelschrijver zou beginnen met een abstract idee en op zoek naar personages daarbij ging, die dan handpoppen van een abstracte dynamiek worden. Zo werkt de verhouding tussen het echte verhaal en de episodische uitwerking niet, zeker niet in gevallen die tot leven moeten komen. We laten onze ziel niet door de scènes van het verhaal boegseren omdat die een abstract idee illustreren, maar omdat zij een goed verhaal vormen, namelijk omdat zij – concreet, zwetend, bloedend, glimmend – zo geordend zijn dat ze een emotionele structuur gaan bezitten.


Het razend populaire maar onechte verhaal van Antigone gaat ongeveer zo. Antigone en Creon staan tegenover elkaar in een conflict waarin ze ieder een bepaalde waarde representeren en dat tragisch is omdat het niet goed op te lossen is. Creon, de strenge heerser die het begrafenisverbod uitvaardigt, is dan een embleem voor zoiets als de wet van de staat, of voor het algemeen belang, of voor een ethiek die de gemeenschap aangaat, of zelfs voor het rationeel mannelijke. Terwijl Antigone, de zachte die het verbod negeert, de ethische drang van het individu uitdrukt, of de waarde van de familie, of de individualiteit hoe dan ook, of het vrouwelijke, gevoelige en ontvankelijke.

Volgens Hegel is dit de situatie van de moderne mens, die in zijn verlangen naar oneindigheid en de verwerkelijking van wat hij zelf is of wil het gewicht van de eindigheid en de wetten die dat gewicht op de rug van de mens vastsnoeren niet verdraagt. We leven ingeklemd tussen vrijheid en dwang, staat en familie, wetten en ethiek, macht en gevoel, rede en ontvankelijkheid, mannelijkheid en vrouwelijkheid. Misschien is dat inderdaad de niet op te heffen spagaat van het moderne bestaan, dat is mogelijk, al ben ik daarvan niet overtuigd. Maar de paradoxe poging daarvoor sterking te zoeken in de oudheid en Sophocles’ tragedie als een bewijs te overleggen dat die spagaat die van de mens hoe dan ook is, die is niet gepast. Retorisch, verleidelijk, maar onecht. Dit is het verhaal niet.

Onder andere niet omdat dit tragische conflict een gelijkwaardigheid tussen Antigone en Creon veronderstelt, die er in feite niet is. Creon wordt in dit stuk – net als in andere stukken – door Sophocles niet als een waardig heerser geportretteerd maar als een laffe, op macht beluste, retorisch gewiekste maar in de kern lege opportunist. Als Creon Antigone weerspreekt met het argument dat in een staat een wet moet gelden, hard als ze als ze zijn mag, misschien soms ook ethisch onrechtvaardig, omdat er gehoorzaamheid vereist wordt en gehoorzaamheid een pijler van een staat is, kun je daarin een schurende, maar zinnige positie herkennen, maar niet meer als je weet wie


hier spreekt. Creon eist geen gehoorzaamheid uit een verlangen de staat te beschermen, maar omdat hij zelf niet ontmaskerd wil worden en daartoe de onwilligen op afstand houdt en van de gewilligen het plezier eet dat ze zijn macht erkennen. Creon verdedigt een armetierige persoonlijkheid, maar niet het belang van de staat, geen algemeen belang, niet eens mannelijkheid of rationaliteit.

IV. Maar wat is het echte verhaal dan wel? Niet dat van Antigone en Creon, maar dat van Antigone alleen, die een houding moet vinden om met haar aanleg en haar geschiedenis en haar liefde de wereld tegemoet te treden die haar daarin niet waardeert. De opmaat van het verhaal kan gemist worden door moderne lezers, maar heeft galmend geklonken voor de Griekse toeschouwers. Als – in de eerste verzen – Antigone haar zusje vraagt samen met haar hun broer te begraven, is zij in het theater geen onbeschreven blad. Ze is opgekomen met een geschiedenis, een pijnlijke geschiedenis.

Ze is bijvoorbeeld geen volwassen vrouw, die, zeg, door Juliette Binoche gespeeld zou kunnen worden, en die overzicht, evenwicht, ervaring en een uitgekristalliseerde identiteit heeft. Een meisje van zestien, zeventien hooguit is ze, en geplaagd, erg geplaagd. Ze is geboren uit het incesthuwelijk van Oedipus met zijn moeder, is dus een dochter van Oedipus, die beseft dat hij een vadermoordenaar is, en van Iocaste, die een einde aan haar leven maakt. Antigone is van het ene op het andere moment niet meer de dochter van een heerser maar van een paria. Ze komt onder de hoede van haar oom die zij niet verdraagt. Als haar vader verbannen wordt, begeleidt zij hem door de wereld die bang voor Oedipus is of hem beschimpt. Ze ziet hem voor haar ogen sterven en alleen moet ze terug naar het huis dat voor haar geen huis is. En waarvan ze weet dat haar broers elkaar daar naar het leven staan.


Alles heeft ze alleen moeten doen, het verlangen naar een mooie wereld dat haar vader ook bezat, het verlangen net als haar vader daaraan bij te dragen, het is op de proef gesteld en als ze het niet verspeeld heeft in het onbarmhartige licht van het lot en de regen van stenen waarmee de wereld haar geen welkom geheten heeft, dan draagt ze dat verlangen in zichzelf, zoekend naar een manier om het toch in gedrag om te zetten.

Dit is de opmaat van het verhaal, dat daardoor anders gaat klinken. Het gaat in Antigone om de manier waarop een gekwetst meisje met een ethisch ideaal zich staande kan houden in een omgeving die daarvoor niet ontvankelijk is. Dat ideaal spreekt Antigone zelf uit in een dovemanstwistgesprek met Creon, die als armzalig schaker achter het bord van de macht de woorden van zijn tegenstander amper hoort en hun belang niet begrijpt: Verbinding door liefde, niet door haat, is mijn aard. Antigone zoekt een menselijk verbond waarvan welwillendheid en liefde – misschien beter: dierbaarheid – de principes zijn.

Ongetwijfeld overdrijft ze, maar dat is niet onbegrijpelijk. Ze is een jong meisje zonder eelt, beland in een omgeving die haar geen gelegenheid geeft om naar haar aard te leven en waarin ze die moet beschermen. Ze verlangt naar meer liefde dan misschien mogelijk is, en ze vlucht met het ideaal van die liefde naar de wereld van de doden, bij wie ze zich meer op haar gemak denkt te voelen dan bij de levenden. Ze zijn allemaal dood: haar vader, haar moeder, haar grootouders, haar broers, iedereen die haar dierbaar was. Maar in de wereld heeft ze te maken met de hatelijke handen van haar oom, met hoon, met het onbegrip van haar zus die haar Polynices alleen laat begraven.

Door haar trouw aan haar ideaal en de manier waarop ze dat omvormt tot haar liefde voor de doden verspeelt ze haar leven, zoals ze beseft in haar perverse kerker tussen de hemel en de aarde. Ze is nergens meer thuis. Maar eerst heeft ze Polynices begraven, niet omdat ze daarvan altijd gedroomd had, niet als een priesteres van de onderwereld, maar omdat zij daardoor kon


laten zien aan wie ze vooral trouw was geworden, misschien ook wie ze het meest kon vertrouwen, degenen voor wie zij met haar liefde nog iets kon betekenen en die haar niet tegenspraken.

In Antigone is Creon de harde, dove werkelijkheid waartoe het meisje geen toegang krijgt, zodat ze in zichzelf vlucht en de symbolische begrafenis uitvoert om in die werkelijkheid een handeling van liefde te kunnen tonen, zelfs als niemand die zou herkennen of ze zelfs afgewezen zou worden. Het is haar integere, maar tegelijk machteloze manier om haar ideaal niet te hoeven prijs geven. Ze doet niet mee met de wereld, mengt zich niet in de hardheid.

Dat is een mooi verhaal, dat van de inkeer met het ideaal, zodat het intact kan blijven. Maar het is nog niet het hele echte verhaal. Antigone maakt een einde aan haar leven, in de kerker na een verzuchting dat ze zonder liefde, zonder bruidsfeest, zonder kinderen zal sterven. Die daad wordt door allerlei motieven ingegeven, waarvan het belangrijkste het besef is dat ze iets over het hoofd gezien heeft en daarvoor geen herstel weet. Ze is te jong om haar ethische ideaal en de herinnering aan haar dierbaren te integreren in een persoonlijkheid die in de wereld kan bestaan, en daar, met dubbelzinnigheid, ontwijking, strategisch handelen toch haar integriteit bewaart. Antigone weet dat ze in zichzelf gevlucht is en daardoor het leven verspeeld heeft.

Ik denk dat het geen toeval is dat Sophocles aan het einde van zijn lange leven in een ander stuk bij Antigone is teruggekeerd, met koestering en liefde, alsof hij op dat moment duidelijk wilde maken dat Antigone voor hem het voorbeeld geweest was toen hij zichzelf als een politicus, generaal, schrijver onbeschadigd moest houden in de slangenkuil die ook de Atheense democratie al was, dat zij voor hem de inspiratie geweest was om het ideaal intact te houden door het binnen te bewaren, maar het tegelijk ademruimte te gunnen – in het leven. Het is een baken van het bestaan, maar de vervulling bestaat in de permanente oriÍntatie en niet in de volledige verwezenlijking.


Als dit het echte verhaal van Antigone zou zijn, is de fascinatie voor haar begrijpelijk. Antigone sleept ons mee in haar poging haar ethische ideaal in een wereld vol onbegrip intact te houden, en laat ons haar leven proberen en zien hoe dat ons past. Net als Sophocles bewaren we het verlangen, maar zoeken naar een leefbare werkelijkheid daarvoor.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.